Het Woord van de Gerechtigheid Nr. 69 oktober 2009
pagina 1
“Want ieder die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog een kind” (Hebr. 5:13). Het “woord van de gerechtigheid” staat in contrast tot “de eerste beginselen van de uitspraken van God” (Hebr. 5:12). Het “woord van de gerechtigheid” duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op basis van Zijn gerechtigheid met ons. Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de “vaste spijs” (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om “het einddoel van het geloof” (1 Petr. 1:9) te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn. Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema e-mail:
[email protected] website: http://roel.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx
De Heilige Geest van de Belofte “In Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld net de Heilige Geest van de belofte” (Ef. 5:17). In de voorgaande studies hebben we gekeken naar de belofte van de Vader, de gave van de Heilige Geest en de doop in de Heilige Geest. Deze uitdrukkingen verwijzen allemaal naar hetzelfde werk van de Heilige Geest, namelijk naar de kracht om een getuige van Christus te zijn (Hand. 1:8). Dit getuigenis omvat veel meer dan een getuige te zijn in evangelisatie. Het is een voortdurend getuigenis van de overwinning van het leven van de Heer over de dood en de machten van de duisternis en hiervan is evangelisatie één aspect. Het omvat de hele bediening van de Heilige Geest die past bij een leven aan de overzijde van de Jordaan, waar de volheid van Christus is en waar we te strijden hebben met de bewoners van het land van onze erfenis. De doop in de Heilige Geest is daarom de praktische vereenzelviging met Christus in Zijn verhoging door de bediening van de Heilige Geest te ontvangen die bij die verhoging past. In het algemeen wordt onder evangelische christenen de theologie aangehangen dat ieder christen is gedoopt in de Heilige Geest vanaf het moment van de wedergeboorte. De doop in de Heilige Geest is dan de doop in het lichaam van Christus (1 Cor. 12:13), waarbij God ieder lid “hun plaats in het lichaam heeft aangewezen, zoals Hij heeft gewild” (1 Cor. 12:18). Het is dan niet meer nodig zich afzonderlijk uit te strekken naar de gave van de Geest, omdat die Geest al in Christus is verkregen. De kracht van Handelingen 1:8, die wij zo hard nodig hebben, bezitten we al en daar kunnen we, in afhankelijkheid van de Heer, onze hand op leggen.
De doop in de Heilige geest is de praktische vereenzelviging met Christus in Zijn verhoging door bediening van de Heilige Geest te ontvangen die bij die verhoging past.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 2
Een tweede argument dat hierbij een rol speelt, is de gedachte dat uit het boek Handelingen geen leerstellige conclusies mogen worden getrokken, omdat geen doctrine mag worden afgeleid uit een beschrijvend boek als Handelingen. Willen wij tot een leer over de doop in de Heilige Geest komen, dan moeten wij die herleiden uit de brieven van Paulus, die de theologische basis legt van het christelijke leven. Aangezien Paulus de doop in de Heilige Geest verbindt met 1 Corinthiërs 12:13, hebben wij de doop in de Heilige Geest al verkregen. Er zijn grote bezwaren tegen deze benadering van het boek Handelingen en de doop in de Heilige Geest in het bijzonder. In de eerste plaats heeft 1 Corinthiërs 12:13 niets te maken met de kracht van de Heilige Geest in Handelingen 1:5,8. 1 Corinthiërs 12:13 verwijst naar de doop door de Heilige Geest in het lichaam van Christus. Een eenvoudige vergelijking met de typologie van de Bijbel laat ons zien dat er een verschil is tussen de doop door de Heilige Geest in het lichaam van Christus en de doop in de Heilige Geest voor kracht in getuigenis. Het eerste is typologisch verbonden met wetgeving op de Sinaï, waar de Israëlieten tot één volk werden samengesmeed, terwijl het tweede typologisch verbonden is met de Jordaan. In de tweede plaats is het onjuist dat we uit het boek Handelingen geen leerstellingen mogen afleiden. “Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven” (2 Tim. 3:16, NBV), en daar hoort het boek Handelingen bij. “Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven …” (Rom. 15:4), en dat geldt ook voor het boek Handelingen. Bovendien vinden we in het boek Handelingen leerstellige gedeelten, zoals Handelingen 15, en vinden we in de brieven van Paulus beschrijvende gedeelten, zoals Galaten 1-2. Er is nog een reden waarom we uit het boek Handelingen niet alleen leerstellige conclusies mogen trekken, maar ook moeten trekken. Het boek Handelingen is het enige boek dat op locatie laat zien hoe een christen tot geloof moet komen en hoe wij de doop in de Heilige Geest moeten ontvangen. In de evangeliën is het hier nog te vroeg voor en kan er alleen een vooruitblik op deze dingen zijn. In de brieven van Paulus, maar ook in de andere nieuwtestamentische brieven, zijn we te laat, want die zijn geschreven aan mensen die al tot geloof zijn gekomen. De brieven geven daarom een terugblik op deze dingen. Het boek Handelingen neemt een unieke plaats in de Bijbel in en wij moeten naar dit boek gaan om na te gaan hoe het leven van een christen begint. Het kan een enorme bevrijding zijn, wanneer we verlost worden van de theologie dat het boek Handelingen geen norm is voor de christen van nu. Wanneer we zien dat er geen ander Bijbelboek is dat praktisch weergeeft wat er bij komt kijken om een christen te worden, dan moeten we volle aandacht geven aan het boek Handelingen. Bovendien moeten we in gedachten houden dat bijna heel de Bijbel verhalend is en geen systematische theologie. Ook Paulus had nooit de directe bedoeling om theologische uiteenzettingen te geven. Al zijn brieven waren het gevolg van praktische noden in de gemeenten, waarbij hij zowel praktische adviezen gaf als de theologische onderbouwing ervan. Nergens heerst de gedachte dat het boek Handelingen moet worden bevestigd. Het boek Handelingen kan namelijk voor zichzelf zorgen en met gezag spreken dat “deze gebeurtenissen tot ons voorbeeld zijn geschied” (1 Cor. 10:6).
Het boek Handelingen neemt een unieke plaats in de Bijbel in.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 3
De theorie dat de periode van Handelingen slechts een interim is of semi-Joods, en de werkelijke christelijke periode pas vanaf Paulus’ gevangenschap in Rome begon, berooft Pinksteren van haar kracht en van de noodzaak om de Jordaan over te steken. De christelijke bevalling Wanneer we willen bepalen hoe een christen tot geloof moet komen en wat hierbij komt kijken, is er geen betere Schriftplaats dan Handelingen 2:38-40: “En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht”. We kunnen Handelingen 2:38-40 de christelijke bevalling noemen. Bij die bevalling zijn van belang bekering, geloof (vgl. Hand. 2:38; 10:43), de waterdoop en de gave van de Heilige Geest. Veel christenen zijn tevreden met hun wedergeboorte en laten zich niet of pas veel later dopen. Maar een goede bevalling is meer dan dat de baby levend ter wereld komt. Wat zou een bevalling zijn als de navelstreng niet wordt doorgeknipt en het kind niet schoon en fris in de wieg wordt gelegd? Dit is echter wel het geval bij veel geestelijke bevallingen; er is sprake van bekering en geloof die tot geestelijk leven leidde, maar dan stopt het. De waterdoop wordt vergeten en over de gave van de Geest met haar kracht uit de hoge wordt al helemaal niet nagedacht. De beroemde opwekkingsprediker Charles Finney schreef bijna twee eeuwen geleden: “Het is verbazingwekkend om te getuigen van de mate dat de kerk haar zicht heeft verloren op de noodzaak van deze bekleding met kracht”. De waterdoop is niet nodig om eeuwig heil te ontvangen, maar een goede geestelijke bevalling omvat veel meer dan het ontvangen van nieuw leven. Op onze bekering moet een waterdoop volgen, die een uiterlijk getuigenis is van onze dood en opstanding met Christus. Het is duidelijk dat de kinderdoop hiervoor niet in aanmerking komt, want die doop gaat vooraf aan onze wedergeboorte en heeft een ander uitgangspunt dan de waterdoop door bekering in de naam van Jezus. Bovendien is de waterdoop een voorwaarde om de gave van de Heilige Geest te ontvangen, dat is de gave van Handelingen 1:8. Ieder christen heeft de ‘essentiële Geest voor leven’ ontvangen bij de wedergeboorte (Joh. 20:22), maar de gave van de Geest is de bediening van de Geest om een getuige te zijn in deze wereld (Luc. 24:49). Handelingen 2:38-40 en de brieven van Paulus Handelingen 2:38-40 vormt een centraal Bijbelgedeelte waar de evangeliën naar vooruitwijzen en de brieven van het Nieuwe Testament naar terugverwijzen. Paulus hoeft de theologische basis van Handelingen 2:38-40 niet te verdedigen door zelf de theologische basis te leggen. Petrus legt in Handelingen 2:38-40 de theologische basis en het boek Handelingen is daarvan een voortdurende illustratie. Paulus kijkt op Handelingen 2:38-40 terug en verwijst van tijd tot tijd naar het geheel of naar een deel van onze geestelijke bevalling. Allereerst was het leven van Paulus een getuigenis van een goede geestelijke bevalling. In Handelingen 9:1-9 lezen we van de bekering van Paulus.
De waterdoop is een voorwaarde om de gave van de Heilige Geest te ontvangen, dat is de gave van Handelingen 1:8.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 4
Deze verzen beschrijven niet alleen zijn confrontatie met de verhoogde Heer, maar het is ook het moment van zijn wedergeboorte. Dit zien we bevestigd wanneer Ananias hem ‘broeder’ noemt (Hand. 9:17a), nadat de Heer Paulus een ‘uitverkoren werktuig’ noemde. Deze dienst voor de Heer kwam pas in beeld, nadat hij was wedergeboren. Om die dienst te verrichten had hij de gave of de doop in de Heilige Geest nodig. Hiervan spreekt Handelingen 9:17b. Paulus werd gedoopt en daarna met de Heilige Geest vervuld. Het gevolg was dat hij een paar dagen later in de synagogen verkondigde dat Jezus de Zoon van God was. De tweevoudige werking van Gods Geest zien we daarom onmiskenbaar in het leven van de apostel. Deze vervulling was zo essentieel, dat hij ook aan andere discipelen vroeg: “Hebt u de Heilige Geest ontvangen toen u gelovig werd?” (Hand. 19:2 WV). Onze Heer was gezalfd met de Heilige Geest en met kracht. “… van Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem” (Hand. 10:38). Deze kracht die de Heer speciaal noemt in Handelingen 1:8, vinden we ook bij Paulus: “… mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van Geest en kracht” (1 Cor. 2:4). “… omdat onze evangelieprediking niet slechts in woorden tot u gekomen is, maar ook in kracht en in de Heilige Geest en in grote volheid; gij weet trouwens, hoedanigen wij bij u geweest zijn om uwentwil” (1 Thess. 1:5). Hieruit zien we dat Paulus een levend voorbeeld was van hoe hij de belofte van de Vader had ontvangen en in die kracht van die belofte het evangelie verkondigde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de essentie van Handelingen 2:38-40 overal doorklinkt in de brieven van Paulus. Zo lezen we in Titus 3:5-6: “heeft Hij, niet om werken van de gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, maar naar zijn ontferming ons gered door het bad van de wedergeboorte en van de vernieuwing door de Heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus”. Paulus noemt onze wedergeboorte die we op basis van bekering en geloof hebben ontvangen. Wij zijn geboren uit water en Geest (Joh. 3:3) en we zijn vernieuwd door de Heilige Geest. De Heilige Geest wordt ook uitgestort, maar deze uitstorting is niet de vernieuwing door de Heilige Geest. Deze uitstorting vinden in het Nieuwe Testament alleen nog vermeld in Handelingen 2:27,33; 10:45 en verwijst naar de Geest van Pinksteren en niet naar de Geest tot vernieuwing in Johannes 20:22. Een tweede voorbeeld vinden we Efeziërs 4:4-6: “één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop van uw roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen”. Paulus schrijft Efeziërs 4:4-6 in analogie op Handelingen 2:38-40. Hij noemt het geloof, de ene doop, dat is de waterdoop en de Heilige Geest. Het is een terugblik op Handelingen 2:38-40, niet een poging om het een theologische basis te geven, want dat had Petrus al gedaan. Een derde voorbeeld vinden we in Hebreeën 6:1-6, een brief die al of niet door Paulus is geschreven. In deze verzen spreekt de schrijver over het eerste onderwijs, waarbij dezelfde zaken aan de orde komen als in Handelingen 2:38-40;10:43: bekering, geloof, de doop en de kracht van de Heilige Geest.
De essentie van Handelingen klinkt overal door in de brieven van Paulus.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 5
De geestelijke bevalling in Handelingen 2:38 is een eerste onderwijs, waarbij de schrijver ook andere dopen betrekt in het leven van een christen, want het woord ‘dopen’ in Hebreeën 6:2 is een meervoudsvorm in de Griekse tekst. Het is opmerkelijk dat in de vijf hoofdwaarschuwingen in het boek Hebreeën een progressie is te zien. De eerste waarschuwing (Hebr. 2:1-4) is een algemene waarschuwing om ernst te maken met ons toekomstig beërfd heil. De tweede waarschuwing (Hebr. 3:1-4:13) spreekt over de Israëlieten die vielen in de woestijn en daardoor hun erfenis misten. De derde waarschuwing (Hebr. 5:11-6:20) brengt ons over de Jordaan, waar de Geest van Pinksteren is ontvangen. We kunnen maar één keer de Jordaan oversteken en daarom moeten we waakzaam zijn in de strijd in het beloofde land. Steeds moeten we gehoorzaam blijven aan het licht en de openbaring die we hebben gekregen. De vierde waarschuwing (Hebr. 10:26-39) is een verdere aansporing, om in het beloofde land onze vrijmoedigheid niet prijs te geven en te volharden en niet nalatig te worden. De vijfde waarschuwing (Hebr. 12:14-29) brengt ons in het beloofde land bij de berg Sion. De burcht Sion was het laatste bolwerk dat uiteindelijk door David werd veroverd (2 Sam. 5:6-10). De grootste beloften zijn voor hen die geestelijk tot de berg Sion kunnen komen en de volheid van Christus hebben leren kennen. Deze drie voorbeelden in Titus, Efeziërs en Hebreeën, laten zien dat de brieven terugzien op de geestelijke bevalling in Handelingen 2:38-40. Deze verzen zijn niet alleen leerstellig, maar vormen een patroon voor heel het eerste onderwijs aangaande Christus. Wanneer Paulus dan ook schrijft dat wij vervuld moeten worden met de Heilige Geest, moeten wij kijken in het boek Handelingen wat de vervulling met de Heilige Geest betekent. Paulus gaat uit van de basis van de doop in de Geest in Handelingen, maar voegt daar een diepgang aan toe die onnavolgbaar is en zijn basis vindt in het boek Genesis. Voor Paulus is de belofte van de Geest namelijk de Geest van de belofte. De belofte van de Geest “Zo is de belofte van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte van de Geest ontvangen zouden door het geloof” (Gal. 3:14). Paulus legt, als grootste theoloog en vertolker van het christelijke leven, het fundament heel diep. De Heer sprak over de belofte van de Vader, maar Paulus had het voorrecht om er op te wijzen dat de belofte van de Vader, dat is de belofte van de Geest, haar basis had in Gods verbond met Abraham. De belofte van de Vader (Luc. 24:49; Hand. 1:4), is de belofte van de Heilige Geest (Hand. 2:33; Gal . 3:14; Ef. 1:13). Hieruit zien we dat de belofte van de Geest in Galaten 3:14, de belofte van de Vader is en verwijst naar de Geest die met Pinksteren is gegeven, en niet verwijst naar de Geest die in Johannes 20:22 werd gegeven. Om dit te begrijpen, moeten we eerst kijken naar de betekenis van de belofte. In Galaten 3 komen we het woord ‘belofte’ verschillende keren tegen (Gal. 3:14,16,17,18,21,22,29). De belofte is de belofte van God aan Abraham dat hij een erfgenaam van de wereld zou zijn (Rom. 5:13). Dit is een verwijzing naar Genesis 17:4-6 waar God zei dat Abram ‘een vader van een menigte van volken’ zou worden en alle geslachten van de aarde door hem gezegend zouden worden (Gen. 12:2-3). Hoe gaat God die belofte vervullen? In Christus! En hoe werkt God die belofte in Christus uit? Door de Heilige Geest!
Voor Paulus is de belofte van de Geest namelijk de Geest van de belofte.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 6
In Christus en door de Heilige Geest worden wij erfgenamen. Door de Heilige Geest komt ons zoonschap in beeld, dat moet leiden naar onze erfenis. Hoe zijn wij dan erfgenamen geworden? Paulus zegt dat de beloften niet werden gedaan aan zijn zaden, maar aan zijn zaad, dat is Christus (Gal. 3:16). Zijn wij dan in Christus, dan hebben wij ook deel aan de belofte om een mede-erfgenaam te worden. In Christus zijn deze beloften zelfs groter dan een erfgenaam van de wereld te zijn. Christus is de erfgenaam van alle dingen – zowel aards en hemels – en in die immense belofte mogen wij delen (Hebr. 1:2). Wij zijn mede-erfgenamen van Christus, maar wat betekent die erfenis eigenlijk? Het is bijna onmogelijk om een definitie van onze erfenis te geven, omdat het zoveel omvat. Onze erfenis brengt ons direct bij het doel van ons bestaan. Zo kunnen we zeggen dat de erfenis van Christus de heerlijkheid van God is, die tot uitdrukking wordt gebracht door Zijn volheid, door al de rijkdommen in Christus. In deze erfenis mogen wij deel krijgen aan die heerlijkheid en met Hem meeregeren. De erfenis is het grote doel van onze verlossing. Verlossing is veel meer dan ons eeuwig behoud, het is het proces waardoor heel de schepping onder de heerschappij van Christus wordt gebracht. Aangezien Gods koninkrijk de voorrang en heerschappij van God is, kunnen we ook zeggen dat de erfenis deel uitmaakt van het koninkrijk van God. Er bestaat Gods eeuwig koninkrijk en binnen dat koninkrijk kennen we het Messiaanse koninkrijk, de heerschappij van Christus gedurende de komende duizend jaar van vrede. Dit is een periode van beloning, van positieve of negatieve compensatie, afhankelijk hoe wij onze geestelijke wedloop hebben gelopen. Elke christen is voor God een eerstgeboren zoon die in aanmerking komt voor een dubbel deel van de erfenis (Hebr. 12:23; Deut. 21:15-17). Dit extra deel is echter voorwaardelijk en daarom kunnen we het voorrecht verliezen om met Christus te heersen in het Messiaanse tijdperk. Er is een dubbel deel van onze erfenis en er is een parallel waar Elisa vroeg om een dubbel deel van de Heilige Geest (2 Kon. 2:9). Pinksteren is de gave van het dubbele deel van de Heilige Geest en dat is de Geest van de belofte, de belofte van de Vader, die een onderpand is van onze erfenis. De belofte van de Heilige Geest is daarom de Heilige Geest van de belofte die God aan Abraham heeft gegeven (Gal. 3:14; Ef. 1:13). De Heilige Geest van de belofte is de bediening van de Heilige Geest die wij nodig hebben wanneer wij geestelijk de Jordaan overtrekken. De discipelen moesten wachten op het Pinksterfeest om geestelijk de Jordaan over te trekken, zoals ook de Israëlieten op het punt stonden het beloofde land binnen te gaan: “Want gij staat op het punt de Jordaan over te trekken om het land in bezit te gaan nemen, dat de Here, uw God, u geven zal, en gij zult het in bezit nemen en daarin wonen” (Deut. 11:31). De bediening van de Geest van de belofte begint met de doop in de Heilige Geest en is zoveel omvattend dat Paulus drie aspecten nodig heeft om de doop in de Geest toe te lichten: 1. De verzegeling met de Heilige Geest (Ef. 1:13). 2. De vervulling met de Heilige Geest (Ef. 5:18). 3. De zalving met de Heilige Geest (2 Cor. 1:21-22). In deze studie zullen we zien dat de verzegeling betrekking heeft op de zekerheid die God ons wil geven met het oog op onze erfenis en Zich aan ons wil verbinden: “…en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden” (Hand. 2:47).
Pinksteren is de gave van het dubbele deel van de Heilige Geest.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 7
De vervulling met de Heilige Geest heeft in het bijzonder met kracht te maken en het is dit aspect van de Geest van de belofte dat op de voorgrond staat in het boek Handelingen. Voordurend werden de gelovigen vervuld met de kracht van de Geest om in die kracht te getuigen. Tenslotte, de zalving met de Heilige Geest heeft met kennis en wijsheid te maken, met diep geopenbaarde kennis om getuigen te zijn: “Doch er stonden sommigen op van hen, die waren van de zogenaamde synagoge der Libertijnen, der Cyreneeërs en der Alexandrijnen en van de Joden uit Cilicië en Asia en redetwistten met Stefanus, en zij waren niet bij machte de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan” (Hand. 6:9-10). De Geest van de belofte, de belofte aan Abram, is daarom de Geest van kracht, wijsheid, openbaring en kennis (Ef. 1:17; 2 Tim. 1:7). De Geest van de belofte van onze erfenis Paulus legt alle nadruk op de belofte van de Vader die met Pinksteren werd gegeven, want het is deze bediening van de Geest waardoor wij onze erfenis kunnen verwezenlijken. Zodra een christen de Jordaan is overgestoken en zijn of haar positie met Christus in de hemelse gewesten uitoefent (Ef. 2:20-23;2:6), komen twee zaken in beeld die we goed moeten onderscheiden. Ten eerste is er de strijd met de inwoners van het land, de geestelijke strijd. Ten tweede zijn er de rijkdommen van het beloofde land: landbouw, visserij, veeteelt, bodemschatten, die in het Oude Testament een beeld zijn van de rijkdom van Christus: “Een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en honig; een land waarin gij niet in armoede uw brood zult eten, waarin gij aan niets gebrek zult hebben” (Deut. 8:8,9a). Paulus legt veel nadruk op de rijkdommen van dat land: “… en zij het geheimenis van God mogen kennen, Christus, in wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn” (Col. 2:23). In Efeziërs 3:4-6 lezen we over het geheimenis van onze erfenis. Christus Zelf is het geheimenis van God. “Christus in u, de hoop der heerlijkheid” (Col. 1:27), is het geheimenis van God en ons erfdeel. Asaf schreef dat de Heer zijn erfdeel was (Ps. 73:26). Hier ligt het geheim voor een ieder die zijn erfenis wil ontvangen. Wie in de komende eeuw met Christus wil heersen en een Messiaans erfdeel wil verkrijgen, moet in dit leven leren dat de genade heerst, dat wil zeggen, hij of zij moet “in het leven heersen door die Ene, namelijk Jezus Christus” (Rom. 5:17). Dan, wanneer in de toekomst Pinksteren tot zijn volle vervulling komt en de belofte van Joël wereldwijd wordt gemanifesteerd, kunnen zij die in dit leven in genade hebben geheerst en de wereld, de duivel en het vlees hebben overwonnen, met Hem in heerlijkheid heersen. Ieder christen is een eerstgeboren zoon met een dubbel deel van de erfenis in het vooruitzicht. Om die erfenis te verwezenlijken, hebben wij een aspect van de Heilige Geest tot onze beschikking die God ons geeft als wij gehoorzaam zijn (Hand. 5:32). Kortom, wij hebben de Geest van de belofte nodig, dat wil zeggen, dat aspect van de Heilige Geest dat ons in staat stelt om de belofte van onze erfenis te verwezenlijken. De levendmaking in Johannes 20:22 is daarvoor niet voldoende, want bij onze erfenis gaat het om de erfenis van eerstgeboren zonen. Deze zonen hebben de belofte van de Geest in Christus ontvangen. Deze Geest is de Geest van de belofte die God aan Abraham gaf en ons verbindt met onze erfenis. Johannes 20:22 verbindt ons met kindschap, terwijl de belofte van de Geest ons verbindt met Pinksteren en met zoonschap die tot volle ontwikkeling moet komen.
Ieder christen is een eerstgeboren zoon met een dubbel deel van de erfenis in het vooruitzicht.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 8
1. De verzegeling met de Heilige Geest “In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis …” (Ef. 1:13-14). In dit vers onderscheidt Paulus twee stappen: 1) het evangelie van onze behoudenis, en 2) de verzegeling van de Heilige Geest van de belofte, nadat wij voor eeuwig zijn behouden. De uitdrukking “de Heilige Geest der belofte” kan betekenen dat de Heilige Geest Zelf de belofte inhoudt, of dat het bezit van de Heilige Geest is verbonden met onze beloofde erfenis in Christus (vers 14). Beide aspecten komen samen wanneer we zien dat de Heilige Geest als belofte van de Vader wordt gegeven als dubbel deel voor eerstgeboren zonen met het oog op een dubbel deel van de erfenis. Wie dit deel ontvangt als zegen van Pinksteren, is in een positie om vrucht te dragen voor het koninkrijk. Wat is de betekenis van een zegel? Ten eerste is een zegel iets uitwendigs. Wanneer we een brief verzegelen, drukken we het zegel aan de buitenkant, zodat iedereen die zegel kan zien. Er zijn twee werkingen van Gods Geest, een inwendige en een uitwendige werking, een werking ‘in’ en een werking ‘op’. De Geest van God moet ‘in’ ons wonen en verbonden zijn met onze geest, want anders kunnen we geen christen zijn. De tweede werking is de Geest ‘op’ ons en heeft te maken met onze ziel die op het altaar moet worden gelegd. Het is een werking van Gods Geest die we niet automatisch hebben, maar die we wel moeten hebben. De verzegeling met de Heilige Geest der belofte betekent dat we de kracht van Gods Geest ‘op’ ons hebben en voor Hem afgezonderd zijn voor dienstbetoon om te komen tot de volheid van Christus. Een zegel dient om te laten zien dat wat verzegeld is, ons toebehoort of inhoudelijk volledig onze goedkeuring en instemming heeft en dat het garant staat als onze beslissing. Een testament kan verzegeld worden, maar God kan ook mensen verzegelen, zoals in Openbaring 7:2-3. Deze 144.000 verzegelden worden door God afgezonderd voor een werk waar God Zich volledig aan verbond en waarin zij verzekerd zijn van Gods bescherming en bekwaamheid om het werk uit te voeren. Deze verzegeling zien we ook bij de Here Jezus. In Johannes 6:27 lezen we: “Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt”. Wanneer heeft de Vader Zijn zegel op de Zoon gedrukt? Deze verzegeling brengt ons terug naar de Jordaan, waar de Heer de Heilige Geest ontving: “En een stem kwam uit de hemelen: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik Mijn welbehagen. En terstond dreef de Geest Hem uit naar de woestijn” (Marc. 1:11-12). De Vader had behagen in de Zoon – het Lam van God - en kon Zich geheel en al aan Hem verbinden. In de tempeldienst werden schapen ook verzegeld, nadat ze onderzocht waren op enig gebrek, opdat de eigenaar het mocht laten offeren en God zich zou verbinden aan dat offer. De verzegeling van Christus was voor Hem de gave van de Heilige Geest die Hem in staat stelde de bediening die voor Hem lag, uit te voeren. Zodra wij komen bij beloften die zich typologisch afspelen rond de Jordaan, zijn de toe-eigening van die beloften voorwaardelijk. Ons eeuwig heil is niet verbonden met de Jordaan, maar met de verlossing uit Egypte. Ons eeuwig heil is onvoorwaardelijk en dat kunnen we nooit meer verliezen door de dood en het bloed van Christus. Kijken wij echter naar de toepassing van het bloed in de wandel van een christen, dan is de toe-eigening ervan afhankelijk van de gelovige die op het bloed pleit (vgl. 1 Joh. 1:9).
De uitdrukking “de Heilige Geest der belofte” kan betekenen dat de Heilige Geest Zelf de belofte inhoudt, of dat het bezit van de Heilige Geest is verbonden met onze beloofde erfenis.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 9
De Geest van de belofte als onderpand “… en de Geest als onderpand in onze harten gegeven heeft” (2 Cor. 1:22). “… de Heilige Geest der belofte, die een onderpand is van onze erfenis” (Ef. 1:13). Wat betekent het dat de Geest van de belofte een onderpand is? Een onderpand is een bewijs dat een belofte wordt ingelost, een zekerheidstelling dat een zaak wordt nagekomen. In 2 Corinthiërs 5:1-5 lezen we ook over het onderpand van de Heilige Geest: “God is het, die ons juist dáártoe bereid heeft en die ons de Geest tot onderpand heeft gegeven” (2 Cor. 5:5). In de voorgaande verzen is het argument van Paulus dat hij ‘zucht’ (vers 2) naar de verlossing van zijn sterfelijk lichaam en in de zekerheid daarvan de Geest ons tot onderpand heeft gegeven. Dezelfde gedachte van zuchten om de verlossing van het lichaam vinden we in Rom. 8:23: “En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam”. De uitdrukking “de Geest als eerste gave” staat letterlijk in de Griekse tekst als `de eerstelingsvruchten van de Geest”. Ook hier is de gedachte aanwezig van de Heilige Geest als onderpand: “die als voorschot de Geest hebben ontvangen” (NBV). De verwijzing is naar de gave die bestaat in de uitstorting van de Heilige Geest. Er is zijn twee werkingen van de Heilige Geest, de Geest ‘in’ ons en de Geest ‘op ‘ons’. Het eerste aspect verwijst naar onze wedergeboorte en zien we in Johannes 20:22. Op dezelfde dag, op de dag van Zijn opstanding, beloofde de Heer de discipelen het tweede aspect (Luc. 24:49). Het eerste aspect vinden we bij Paulus in Romeinen 6:4. De “nieuwheid des levens” verwijst naar Johannes 20:22. Romeinen 6 heeft te maken met de dood en opstanding van de Heer en er is geen enkele verwijzing naar onze erfenis in Christus. Onze erfenis ligt aan de overkant van de Jordaan. Romeinen 8 brengt ons aan de oever van de Jordaan. In dit hoofdstuk komt erfenis en zoonschap in beeld (Rom. 8:14-15,17-19,23). De verzegeling met de Heilige Geest is daarom een gave van God die volgt op de wedergeboorte. Die gave moet daarom van de wedergeboorte worden onderscheiden. Moeten wij de Vader dan niet vragen om deze grote gave? “… hoeveel te meer zal uw vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden” (Luc. 11:13). En deze woorden werden lang na Pinksteren opgeschreven door Lucas. Wij hebben de Heilige Geest van de belofte als onderpand. De belofte van de Geest hebben alle eerstgeboren zonen in Christus om toegeëigend te worden in geloof. De werking van deze Geest brengt ons naar het einddoel van ons geloof (1 Petr. 1:9). Paulus’ theologie is doordrenkt met de Geest van de belofte aan Abraham en stelt de gave van de Geest in Handelingen in een veel groter perspectief, zonder aan de norm van Pinksteren af te doen.
Paulus’ theologie is doordrenkt met de Geest van de belofte aan Abraham.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 10
2. De vervulling met de Heilige Geest “En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest” (Ef. 5:17). De belofte van de Heilige Geest is de belofte om ons te vervullen met de Heilige Geest. Wanneer we willen begrijpen wat deze vervulling praktisch inhoudt, moeten we kijken wat de vervulling betekent in het boek Handelingen. Een aantal zaken vallen daarbij op: een leven vervuld met Gods Geest is een leven van kracht, een leven dat overvloeide en zich uitte door de mond, waardoor zij het woord van God met vrijmoedigheid spraken (Hand. 13:9). Een ieder die vervuld was met Gods Geest, wist dat ook. Er is één doop in de Geest, maar er zijn vele vervullingen. In Handelingen 2:4 werden de discipelen vervuld met de Geest. Petrus werd op de Pinksterdag vervuld met de Heilige Geest, maar later ook in Handelingen 4:8 en Handelingen 4:31. Dezelfde gedachte vinden we in Efeziërs 3:18: “… maar wordt vervuld met de Geest”. De tegenwoordige tijd die in het Grieks wordt gebruikt, geeft een voortdurend proces aan, namelijk de gewoonte om altijd vervuld te zijn met de Heilige Geest. De vervulling met de Geest heeft nooit betrekking op onze wedergeboorte, maar wat op die geboorte van boven volgt. Zonder wedergeboorte kan er geen vervulling zijn met de Heilige Geest, maar niet een ieder die is wedergeboren, is vervuld met de Heilige Geest. In het boek Handelingen was de doop in de Heilige Geest een vervulling met de Heilige Geest. Voor hen was de ontvangst ervan een crisis, een ervaring die niets te wensen overliet; zij wisten dat zij de Heilige Geest hadden ontvangen. De vervulling met de Geest betekent niets anders dan dat wij vol moeten zijn van de Geest. Het is niet hoeveel wij van de Geest hebben, maar hoeveel de Geest van ons heeft. De vervulling met de Geest betekent volheid. Die volheid is Christus Zelf, die in ons woont door de Heilige Geest die meer en meer ruimte in ons moet krijgen om gevormd te worden. Wij zijn daarom zo vol van de Geest in de mate dat we ons er naar uitstrekken en het aankunnen. De vervulling met de Geest is daarom een voortdurende zaak en moet bij gelegenheden specifiek gezocht worden. Zo zien we in Handelingen 13:2-3 dat Paulus en Barnabas voor een werk werden afgezonderd. Er werd voor hen gevast, gebeden en de handen opgelegd, opdat zij, vervuld met de Geest, hun werk zouden verrichten (vgl. Handelingen 13:9). Vervulling heeft alles te maken met volheid, en Gods volheid heeft te maken met de erfenis van Christus om Hem tot het centrum van alle dingen te stellen: “… opdat gij vervuld wordt tot alle volheid van God” (Ef. 3:19). De woorden ‘vervulling’ en ‘volheid’ gaan samen. In Christus woont al de volheid van God en die volheid wordt tot uitdrukking gebracht in de rijkdommen van het beloofde land (Col. 2:9). Dit land kan alleen worden binnengegaan door de Jordaan over te steken. Efeziërs 1:18 omvat de eerste vervulling met de Geest, dat is de doop in de Heilige Geest, maar ook alle volgende vervullingen. Wij zijn in Christus verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, maar hebben wij, op basis van die verzegeling, ons ook al uitgestrekt naar de vervulling van de Heilige Geest? Werken wij in de Geest uit wat wij in Christus hebben ontvangen? De eerste vervulling, de doop in de Heilige Geest, de kracht tot dienstbetoon, moeten we zoeken. Het is een crisis die gevolgd moet worden door een proces met veel nieuwe vervullingen.
Er is één doop, maar er zijn vele vervullingen.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 11
De intensiteit van deze crisis kan sterk verschillen en hangt af van de mate waarin wij onszelf op het altaar hebben gelegd. Dit altaar is de Jordaan, die wij moeten oversteken. Een ieder die de Jordaan oversteekt, wordt vervuld met de Heilige Geest en daarom moeten wij duidelijk weten wanneer wij het beloofde land zijn binnengetrokken. Het kan een korte of langere tijd duren, voordat we tot het volle besef komen dat wij de Jordaan zijn overgestoken. Daarom moeten wij de Heer er dagelijks aan herinneren wanneer die geestelijke zegen zich nog niet heeft gemanifesteerd in een grotere bruikbaarheid in onze bediening. Wanneer we zo in geloof onze plaats innemen met de verhoogde Heer en bereid zijn alles op het altaar te leggen, zullen we vroeg of laat de verandering merken. We zullen dan een zegen zien in ons persoonlijk kennen van de Heer en in de toerusting in dienstbetoon door de kracht van de Geest. Wanneer wij aan het werk van de Heilige Geest denken, moeten we drie zaken onderscheiden. Allereerst is er de inwoning van de Heilige Geest. Door dit werk zijn wij wedergeboren, maar dat is nog niet de vervulling met de Heilige Geest. Er is een volheid die groter is dan het nieuwe leven dat wij hebben ontvangen. Om die volheid te ontvangen, moeten wij geestelijk de Jordaan oversteken op basis van een absolute, onvoorwaardelijke overgave aan de Heer. De tweede stap, de stap om de volheid van het beloofde land in te gaan, is het verschil te zien tussen de inwoning van de Geest en de belofte van de Geest. Zolang we dit onderscheid niet zien, kunnen we niet staan op de belofte van Lucas 11:13. De heerschappij over onszelf moeten wij uit handen geven en dit opent de deur naar de vervulling met de Heilige Geest. De beperking van onze volheid, c.q. vervulling, is daarbij de beperking van onze overgave. De mate van crisis die we bij deze tweede stap kennen, staat in verhouding tot strijd die we hebben om ons zelfleven over te geven. Veel christenen kennen nauwelijks een crisis op dit punt, omdat zij zich onvoorwaardelijk hebben overgegeven, terwijl anderen een diepe strijd hebben ervaren. De vervulling met de Geest ligt in onze handen, omdat de Heer ons altijd zal vervullen wanneer we aan Zijn voorwaarden voldoen. Wanneer we niet zijn vervuld van de Geest, zijn we blijkbaar vervuld met iets anders. In de natuur bestaat niet zoiets als een vacuüm en bij God is dat niet anders. De oplossing is dat we geleegd moeten worden van alles dat in de weg van de ziel staat. Gods Geest die verbonden is met onze geest, zoekt een kanaal door onze ziel en daarom heeft de vervulling met de Geest alles met onze ziel te maken. Om het einddoel van onze ziel te bereiken, dat is de zaligheid van onze ziel (1 Petr. 1:9), moet Gods Geest een kanaal hebben door onze ziel. Onze bereidheid om alles op de offeren is daarbij de sleutel. Het derde aspect is dat we vervuld moeten blijven met Gods Geest. Wij moeten in Hem blijven. De Geest brengt onze geest tot nieuw leven. Vervolgens moeten we tot een beslissende overgave komen in onze ziel om de doop in de Heilige Geest te ontvangen. Daarna moeten we vervuld blijven met de Geest, om zo de rijkdommen van het beloofde land in ontvangst te nemen en in kracht aan anderen toe te bedelen in evangelisatie en opbouw. De ziel die zich zó overgeeft, zal een veranderd en overvloedig leven zien boven alle verwachting.
Wanneer we niet zijn vervuld van de Geest, zijn we blijkbaar vervuld met iets anders.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 12
3. De zalving met de Heilige Geest “Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons. Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God, die ook zijn zegel op ons gedrukt en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft” (2 Cor. 1:20-22). De zalving met de Heilige Geest is het derde aspect van de doop in de Heilige Geest. In het Oude Testament werden koningen, profeten (1 Kon. 19:16) en priesters, zoals Aäron (Ex. 40:13), voor hun taak gezalfd. In Exodus 40:14 werd olie gebruikt bij de zalving van de zonen van Aäron. Aäron is een type van Christus en zijn zonen zijn een type van gelovigen. Door de zalving met olie werden zij apart gezet voor de dienst van God. Wij moeten ook door God gezalfd worden om als een koninklijk priesterschap Hem te dienen ( 1 Petr. 2:5), en ons lichaam als een leven offer voor Hem stellen (Rom. 12:1). Alleen op deze wijze kunnen wij wandelen te midden van een ontaard en verkeerd geslacht (Fil. 2:15). Onze Heer werd bij de Jordaan gedoopt in de Heilige Geest en die doop was een verzegeling, een vervulling en een zalving (vgl. Jes. 41:1). We hebben de verzegeling nodig, waardoor God Zich aan ons verbindt (vgl. Openb. 7:3), de vervulling voor kracht in de bediening en de zalving voor kennis en wijsheid in de bediening. De noodzaak van de zalving zien we in 1 Johannes 2:27: “En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk Zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft”. In dit vers zien we dat de gelovigen aan wie Johannes schrijft, de doop in de Heilige Geest hadden ontvangen. Het vers zegt niet dat alle christenen zondermeer de doop in de Geest hebben ontvangen en in alles onderscheid hebben. In Efeziërs 1:15-20 bidt Paulus speciaal voor gelovigen dat zij deze Geest van wijsheid en openbaring zullen ontvangen. De gelovigen in 1 Johannes 2:27 hadden deze Geest van kennis en wijsheid om het probleem van het gnosticisme in 1 Johannes 2:18:27 te onderscheiden en tegemoet te treden. Het gnosticisme of gnostiek is in de breedste zin een godsdienstig dogma dat gebaseerd is op speciale ingewijde kennis. Door de tijd heen is het een verzamelbegrip geworden voor alles wat ingaat tegen het orthodoxe Christendom. De gnostiek wist tegen het einde van de eerste eeuw het christendom te beïnvloeden. Bijvoorbeeld, in 1 Johannes 4:2-3 lezen we: “Hieraan kent gij de Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld.” Deze tekst, geschreven door Johannes rond 80-90 na Christus, ontkent gnostische claims dat de Jezus geen mens (“vlees”) kon zijn geweest. Gnostici argumenteerden dat al het vlees, ofwel de gehele fysieke wereld, slecht is. Voor heel deze problematiek was de zalving van de Heilige Geest nodig en de discipelen in 1 Johannes 2:27 hadden deze voor hun dienstbetoon ontvangen. Wanneer we Efeziërs 1:13-14 vergelijken met 2 Corinthiërs 1:20-22, zien we verschillende parallellen. In beide schiftgedeelten wordt gesproken van de Heilige Geest als zegel en als onderpand voor onze erfenis.
Aäron is een type van Christus en zijn zonen een type van gelovigen.
Nr. 69 oktober 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 13
Efeziërs 1:13 spreekt van de belofte van de Heilige Geest en 2 Corinthiërs 1:20 spreekt over alle beloften van God: “In Hem” gelden alle beloften. Wij kunnen voorwaardelijke beloften die in Christus gelden, toch missen: “Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven” (Hebr. 4:1). De zalving van de Heer en de verzegeling van de Heer zijn nauw met elkaar verbonden. Ze hebben beiden betrekking op de gebeurtenissen rond de Jordaan. In de synagoge in Nazareth zei onze Heer over Zichzelf: “De Geest des Heren, is op Mij, daarom dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen” (Luc. 4:18). De Heer ontving deze zalving toen de Geest na Zijn doop in de Jordaan op Hem neerdaalde. De Geest zalfde Hem en verzegelde Hem. Wie daarom verzegeld is, is gezalfd, en wie gezalfd is, is ook verzegeld, klaar om het beloofde land in te trekken, het land van onze erfenis. Wie zo deze fase van het christelijke leven binnentreedt, moet weten dat de belofte van de Vader, die nu is toegeëigend, een onderpand is van de erfenis. Conclusie De doop in de Heilige Geest is de belofte van de Vader. Het is de belofte van de Geest, die de Geest van de belofte is, de belofte die God aan Abram heeft gegeven. Die belofte vinden we in de evangeliën, in Handelingen en in de brieven van het Nieuwe Testament. De doop in de Heilige Geest wordt nergens expliciet uitgelegd, maar de Heer heeft de typologie gegeven om te laten zien dat de doop in de Geest de toegang tot het beloofde land van onze erfenis markeert. Ieder christen heeft zijn eigen Pinksteren nodig om praktisch in de volheid van Christus te komen. Paulus gebruikt drie illustraties om de doop in de Heilige Geest uit te leggen: de verzegeling, de vervulling en de zalving met de Heilige Geest. Hieruit zien we dat de belofte van de Geest is de Geest van Gods doel met ons, waarin hij Zich verbindt aan de bediening die Hij met ons heeft. Het is de Geest van kracht, van wijsheid en geestelijke kennis, die nodig is om Hem te dienen in een ontaard en verkeerd geslacht. De verzegeling verwijst naar verzekering en toewijding. De vervulling verwijst naar kracht en de zalving verwijst naar geestelijke kennis door Gods Geest. Ieder christen is een eerstgeboren zoon die in Christus zijn of haar erfenis verwezenlijkt door de Geest van de belofte. Een dubbel deel van de erfenis vereist een dubbel deel van de Heilige Geest. Dit dubbele deel wordt ons in Christus gegeven om toegeëigend te worden. De uitdrukking ‘de Geest van de belofte’ in Handelingen vindt haar theologische diepgang uitgewerkt in de brieven van Paulus, waar hij een onderverdeling maakt tussen de verzegeling, de vervulling en de zalving van de Heilige Geest. Alles wat de Heer leerde over de belofte van de Geest wees vooruit naar Pinksteren en alles wat Paulus leerde over de belofte van de Geest, wees terug naar Pinksteren. Aan Titus schreef hij: “… doch naar zijn ontferming ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort … opdat wij .., erfgenamen zouden worden … Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft…” (Titus 3:5-8). Wij zijn vernieuwd door de Heilige Geest door de dood en opstanding van Christus. Dit is de Geest die ‘in’ ons woont (Rom. 6:4). Zijn wij nu ook de Jordaan overgestoken om de Geest ‘over’ ons te ontvangen? Zo niet, laten wij die belofte zoeken en op dit punt een krachtig getuigenis geven.
Een dubbel deel van de erfenis vereist een dubbel deel van de Heilige Geest.