Het Woord van de Gerechtigheid Nr. 63 maart 2009
pagina 1
“Want ieder die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog een kind” (Hebr. 5:13). Het “woord van de gerechtigheid” staat in contrast tot “de eerste beginselen van de uitspraken van God” (Hebr. 5:12). Het “woord van de gerechtigheid” duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op basis van Zijn gerechtigheid met ons. Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de “vaste spijs” (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om “het einddoel van het geloof” (1 Petr. 1:9) te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn. Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema e-mail:
[email protected] website: http://roel.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx
Genesis en de Evolutietheorie “In het begin schiep God de hemel and de aarde” (Gen. 1:1). “Het geloof nu is de zekerheid van de dingen, die men hoopt, en het bewijs van de dingen, die men niet ziet ... Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord van God tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebr. 11:1,3). “Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping van de wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben.” (Rom. 1:20). “Ziet toe, dat niemand u meesleept door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus” (Col. 2:8). Het jaar 2009 is uitgeroepen tot het Darwin jaar, omdat 12 februari 2009 de 200ste geboortedag is van Charles Darwin (1809-1882). Het is in 2009 bovendien 150 jaar geleden dat zijn boek Over het Ontstaan van Soorten is verschenen. Vanwege deze feiten heeft de vereniging Bijbel & Onderwijs 6,6 miljoen brochures gedrukt. Nederlanders ontvangen eind februari de brochure in de brievenbus waarin de evolutietheorie ter discussie wordt gesteld. De evolutieleer zou een geloof zijn dat net zo min te bewijzen is als de scheppingsleer. In zijn boek ontvouwde Darwin de evolutietheorie. De impact van het boek was enorm. De evolutietheorie wordt tegenwoordig door velen algemeen aanvaard, maar de discussie is gebleven over de vraag of het leven op deze aarde is ontstaan door schepping van God of door evolutie.
De discussie is gebleven over de vraag of het leven op deze aarde is ontstaan door schepping van God of door evolutie.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 2
Charles Darwin was de grondlegger van de evolutietheorie, maar dat betekent niet dat de huidige inzichten in de evolutietheorie gelijk zijn gebleven. Er zijn veel nieuwe ontwikkelingen gekomen in deze theorie, waarbij zaken verder werden verklaard of verworpen. De algemene definitie van evolutie is echter ongewijzigd gebleven en we kunnen zeggen dat evolutie het geleidelijke proces is, waarin iets verandert in een andere, gewoonlijk complexere vorm en die beter aan de omgeving is aangepast. In de evolutietheorie betekent dit een verandering naar een meer verfijnde levensvorm door een biologisch mechanisme dat wordt gedreven door natuurlijke selectie. Voor veel mensen is de evolutietheorie een vaststaand feit voor de verklaring van het leven op deze aarde. Het gevolg is dat voor velen de Bijbel heeft afgedaan als een achterhaald en middeleeuws boek. Ook veel christenen vinden het moeilijk om stand te houden in hun geloof in het scheppingsverhaal door het gewicht dat aan de evolutietheorie wordt toegekend. Darwin zelf groeide op in de Anglicaanse kerk en heeft zich later van het christelijke geloof afgekeerd, maar niet vanwege de evolutietheorie. Toen zijn dochter Annie op 10-jarige leeftijd stierf, gaf hij God hiervan de schuld en begon God te haten. Dat was in 1851, acht jaar voordat Hij zijn boek Over het Ontstaan van Soorten publiceerde. Aan het eind van zijn leven was Darwin niet een uitgesproken atheïst, maar meer een agnosticus (iemand die niet weet of God bestaat). Hij had wel de overtuiging dat het de nekslag voor de evolutietheorie was wanneer er in deze theorie ruimte voor God werd gegeven. Darwin pochte niet over zijn ongeloof, maar ging voorzichtig om hoe zijn theorie door gelovigen zou worden ontvangen. Hoewel er pogingen zijn gedaan om het scheppingsverhaal in Genesis 1 in harmonie te brengen met de evolutietheorie, gaan deze niet samen. Het woord ‘dag’ in Genesis 1 heeft niet dezelfde betekenis als de ‘dag des heils’ of ‘dag des Heren’. Het gebruik van de uitdrukking “toen was het avond geweest en het was morgen geweest”, maakt de dag in Genesis 1 ontegenzeggelijk tot een dag van 24 uur. Om de tegenstelling nog groter te maken, spreekt de Bijbel over hoe goed het was tussen God en de mens en hoe dramatisch zijn geestelijke situatie en fysieke omgeving is geworden. De evolutietheorie zegt dat de natuurlijke selectie ervoor zorgt, dat de menselijke vorm zich steeds positief aanpast aan zijn omgeving. Dit zijn maar twee voorbeelden die laten zien dat Gods schepping en de evolutietheorie niet samen gaan. Bovendien vormt Genesis 1:1-2:3 een kapstok voor het geheel van de Bijbel. Wanneer Genesis 1:1-2:3 op onwaarheid berust, kan zondermeer heel de Bijbel als gezaghebbend boek terzijde worden geschoven. Darwin begreep deze controverse en hield de theorie dan ook geruime tijd voor zichzelf. Een christen moet goed weten hoe met deze controverse om te gaan en ervoor te waken dat zijn geloof geen schipbreuk lijdt door deze theorie. Het doel van dit korte en beperkte artikel is dan ook om hiervoor enige handvaten aan te reiken. Om de evolutietheorie goed met de schepping in Genesis 1 te kunnen vergelijken, is het van belang te weten dat evolutietheorie drie componenten kent: 1) natuurlijke selectie, 2) micro-evolutie, en 3) macro-evolutie. Natuurlijke selectie is de motor van de evolutie. Deze motor zorgt ervoor dat een soort zich aanpast aan een veranderende omgeving en tot een totaal andere levensvorm kan veranderen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat een soort zich kan aanpassen, is er geen bewijs voor een genetische mutatie of transmutatie, die nodig is om de ene soort in een andere te veranderen.
Een christen moet ervoor waken dat zijn geloof geen schipbreuk lijdt door de evolutietheorie.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 3
Zeker bij snelle veranderingen in het ecosysteem leidt natuurlijke selectie gewoonlijk tot verminking of tot de dood. Micro-evolutie kan omschreven worden als variatie binnen een soort. Micro-evolutie strijdt niet met de Bijbel. Wolven, vossen, dingo’s, etc., behoren allemaal tot de soort ‘honden’. Met honden kan gefokt worden om hen aan omstandigheden aan te passen (herdershonden, waakhonden, windhonden, etc.), door te manipuleren met de genetische informatie van het soort ‘honden’. Micro-evolutie leidt niet tot nieuwe genetische informatie (een hond zal nooit als een kat worden), en dat is ook nooit aangetoond. Macro-evolutie is de overgang van de ene soort plant of dier naar een andere. Het is deze vorm van evolutie die de evolutietheorie controversieel maakt, omdat hiervoor een lange reeks van genetische mutaties nodig zijn. Het zijn deze mutaties - als vertakkingen van een gemeenschap-pelijke boom - die voor evolutionisten de verklaring zijn voor het ontstaan van leven op de aarde en de veelheid van levensvormen. Het is belangrijk te weten dat de evolutietheorie is begonnen als een werkhypothese. De theorie is nooit fundamenteel bewezen en een groot deel van de wetenschappers geeft dit ook toe. Volgens de evolutietheorie kregen insecten zonder vleugels stapje voor stapje vleugels, maar dit is nooit bewezen, want er zijn nooit fossielen gevonden in het tussenstadium. Een belangrijk probleem is dat genetische mutaties in laboratoria niet leidden tot een verbeterde of rijkere vorm. Het resultaat was verzwakking, verminking of afsterving. Macro-evolutie strijdt met het getuigenis van de Bijbel dat een duidelijke scheiding maakt tussen de schepping van de verschillende soorten. Deze inleidende opmerkingen over de evolutietheorie maken duidelijk dat velen een spanningsveld ervaren tussen wetenschap en geloof. Het is hierbij een onomstotelijk feit dat er in de moderne wetenschap geen plaats is voor God. Hoe gaat een christen daarom om met wetenschap of een theorie die algemeen ingang heeft gevonden en gepresenteerd wordt als wetenschappelijk bewijs om de Bijbel geheel of gedeeltelijk te verwijzen naar het rijk van de fabelen? Laten we eens kijken naar een aantal principes die hierbij voor een christen van belang zijn en op welke wijze dit tot onze geestelijke opbouw kan dienen. 1.
Wetenschap en geestelijke openbaring
Het eerste wat een christen moet beseffen, is dat de reikwijdte van de wetenschap beperkt is. Wat is wetenschap eigenlijk? Het Van Dale woordenboek zegt dat wetenschap het systematisch geordende geheel is van het weten en van de regels waarmee verdere kennis kan worden verkregen. We kennen zuivere wetenschap en toegepaste wetenschap. Zuivere wetenschap heeft als doel om diepgaander en nieuwe kennis te verschaffen. Toegepaste wetenschap heeft als doel een probleem op te lossen, wat vaak een compleet onderzoek vereist. Wetenschap is gebaseerd op het natuurlijke waarnemingsvermogen van de mens. Zijn waarnemingen vormen de basis om door logische conclusies bepaalde wetmatigheden te ontdekken. Goede wetenschap is niet in strijd met de Bijbel. Toch zien we vaak een tegenstrijdigheid. Deze tegenstrijdigheid kan ontstaan wanneer verkeerde conclusies worden getrokken uit het bestuderen van de Bijbel en/of verkeerde wetenschappelijke conclusies.
De reikwijdte van de wetenschap is beperkt.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 4
Wetenschap heeft zijn beperking door het waarnemingsvermogen van de mens. Zaken die buiten zijn waarnemingsvermogen vallen, zijn voor hem geen wetenschap. Een wetenschapper kan het universum bestuderen en ook diep onder de indruk zijn van de grootheid van God: “De hemelen vertellen God eer, en het uitspansel verkondigt het werk van Zijn handen” (Psalm 19:2), maar wetenschap kan niets zeggen over de plannen en doelstellingen die God met dit universum heeft. Iemand zei eens: “Wanneer je een wetenschappelijke bril opzet, ontgaan de zinvragen je”. Dat is begrijpelijk, want Gods plan met de mens moet tot ons komen door openbaring. Daarom kan de evolutietheorie ons niets zeggen over het doel van ons bestaan, want dat doel moet gegeven worden buiten de gangbare wetenschap. Het wordt gegeven door de openbaring van de God van Israël. Een ongelovige heeft aan de openbaring van God geen boodschap, maar voor een christen is deze openbaring een vastere grond dan alle wetenschappelijke conclusies. Deze openbaring kan niet wetenschappelijk worden verdedigd, omdat zij op morele gronden wordt verkregen. Zodra deze morele grond door de dood en opstanding van Christus is verworven, wordt door de wedergeboorte een geestelijke realiteit ons deel die ons een vastere grond verschaft dan alle wetenschappelijke conclusies. Het blikveld van een christen is dan ook immens breder dan van de ongelovige, omdat hij “door het geloof verstaat, dat de wereld door het woord van God tot stand is gebracht, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebr. 11:3). De wetenschap zou alleen een verklaring kunnen geven voor het ontstaan van de wereld, wanneer de wereld uit het waarneembare zou zijn ontstaan. Maar dat is nu juist niet het geval, want Gods openbaring zegt dat het door Zijn woord is ontstaan; Hij sprak en het was er. Door het geloof verstaan we dat de wereld door het woord van God tot stand is gebracht. Door de wetenschap kunnen wij bepaalde zaken begrijpen en door het geloof kunnen wij bepaalde zaken begrijpen. Het gebeurt daarom dat een hoogst intelligent wetenschapper niet begrijpt dat de wereld door Gods woord tot stand is gebracht, eenvoudigweg omdat het Hem ontbreekt aan geloof in de betrouwbaarheid van Gods uitspraken. Er is verschil tussen logische en morele waarheid. De wetenschap levert een bewijs van dingen die men kan waarnemen, maar “het geloof is de zekerheid van de dingen, die men hoopt, en het bewijs van de dingen die men niet ziet” (Hebr. 11:1). Zowel de wetenschap als het geloof levert zekerheid, maar binnen de sfeer waarin ze thuishoren. Wetenschap richt zich op het waarneembare, maar geloof is de zekerheid van de dingen die men niet ziet en die men niet kan waarnemen met onze zintuigen. Geloof is gebaseerd op het getuigenis van God en is daarom een morele zaak. Het is niet nodig om een keuze te maken tussen de Bijbel of wetenschap. Een juiste verklaring van de Bijbel en goede wetenschap zullen nooit in strijd met elkaar zijn. Het is dan ook een grote misvatting te beweren dat de Bijbel geen wetenschappelijk boek is, maar alleen een boek van verlossing. God staat aan de basis van alle juiste wetenschappelijke conclusies die wij trekken, en daarom is de Bijbel een boek dat consistent is met het bewijs van de dingen die men ziet en die men niet ziet. Het is dus van belang te beseffen dat de wetenschap niet alles is. Er is niets mis met de wetenschap, maar zij kan geen waardeoordeel geven over het bewijs dat door het geloof tot ons is gekomen. Het is niet nodig om geloof en wetenschap te scheiden, want zij kunnen elkaar ten dienste staan.
Het blikveld van een christen is immens breder dan van een ongelovige.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 5
2. Het belang van geloof Geloof is voor zowel de wetenschap als voor het geestelijk leven van centraal belang. Maar wat is geloof eigenlijk? In het dagelijks leven is geloof het uitspreken van een vermoeden (“Ik geloof dat het gaat regenen”), of iets redelijkerwijs aannemen (“Ik geloof je”). De wetenschap heeft ook haar geloofsysteem. Alle wetenschap heeft het uitgangspunt dat de dingen zijn terug te brengen tot een rationeel en geordend systeem. Zonder dit uitgangspunt is het onmogelijk wetenschap te bedrijven. Dit is een heikel punt voor de wetenschap, want zij kan geen antwoord geven op de vraag waarom de natuurwetten zijn wat ze zijn. Het gangbare antwoord is: ‘Dat weten we niet, het is gewoon zo’. In feite is dit een niet-rationeel antwoord en vormt dit antwoord het geloofsysteem van de wetenschap. Het christelijke geloof is echter geen vermoeden of redelijke aanname, maar een zekerheid. Wanneer de God van Israël iets zegt, is dat de waarheid, want Hij is de Waarheid: “God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen?” (Num. 23:19). Ongeloof is daarom een morele kwestie en doet God af als leugenaar wanneer we Hem niet geloven en niet handelen op basis van dat geloof. Geloof en gehoorzaamheid hebben alles met elkaar te maken, want wie in Hem gelooft, zal tot Hem komen en de zegen van onze gehoorzaamheid aan Hem ervaren. 3. Christus, de verklaring van alle dingen God heeft de mens twee gebieden gegeven om het ‘bewijs der dingen’ te leren kennen: de wetenschap en het getuigenis van God. De wetenschap richt zich op het waarneembare en het geloof in God richt zich op het onzichtbare. Voor een gelovige is het geloof in God zelfs van meer waarde dan alle wetenschappelijke conclusies, omdat “hij door de Geest van God weet wat hem door God in genade geschonken is” (1 Cor. 2:12). Een ongelovige zal dit niet begrijpen en het zelfs als mentale zelfmoord kunnen beschouwen, omdat hij of zij het bewijs van de dingen die men niet ziet, toch vanuit de wetenschap zal willen blijven beoordelen. Het probleem van de ongelovige is echter dat wat van de Geest is, hem of haar tot dwaasheid is, omdat het alleen maar geestelijk te beoordelen is (1 Cor. 2:14). De Bijbel heeft één centrale proclamatie: Christus, de Zoon van God, die het centrum en de verklaring van alle dingen is. De Bijbel zegt: “Hij is het beeld van de onzichtbare God, want in Hem zijn alle dingen geschapen ... alle dingen hebben hun bestaan in Hem” (Col. 1:15-17). Zolang we dit niet zien en erkennen, zullen we geen antwoord krijgen op de diepste zin van het leven. Het ergste wat een mens kan overkomen, is aan het eind van zijn leven zich af te vragen: ‘Wat was het doel van het leven en wat was de zin van dit alles? Was ik alleen het product van toeval, tijd en materie? Was het leven op aarde alleen maar een nachtmerrie tussen twee eeuwigheden?’ De enige verklaring voor dit leven is Christus Zelf. Elke oplossing die de mens heeft bedacht buiten Christus om het bestaan te verklaren, heeft nieuwe problemen opgeleverd. De atoomtheorie werd gezien als een verklaring van de kleinste delen van de materie, maar een elektron bleek ook een universum op zich te zijn. Alles wat een mens bedenkt buiten een persoonlijke relatie met God om het bestaan te verklaren, blijkt ons steeds weer voor gesloten deuren te zetten. Daarom zei Christus: “Ik ben de deur”. Christus is de deur naar behoud in de breedste zin van het woord. Dit universum staat volledig onder Zijn heerschappij en Hij is de verklaring ervan.
De enige verklaring voor dit leven is Christus Zelf.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 6
4. Natuurlijke en geestelijke vermogens Wetenschap wordt bedreven op basis van onze vijf lichamelijk zintuigen (ruiken, voelen, zien, proeven en horen), en de drie vermogens van onze ziel (denken, voelen en willen). De Bijbel leert dat deze acht vermogens niet voldoende zijn om een compleet beeld te kunnen krijgen van de verklaring van de dingen. De wetenschap poogt dit wel en beoordeelt of veroordeelt vaak geestelijke zaken op basis van natuurlijke vermogens. De waarheid is echter dat natuurlijke waarheid geen beoordelingsvermogen heeft over geestelijke waarheid. Het natuurlijke kan het geestelijke niet begrijpen, want voor de ongeestelijke mens is het geestelijke een dwaasheid, “omdat het slechts geestelijk te beoordelen is” (1 Cor. 2:14b). Wie het geestelijke daarom wil beoordelen, moet geestelijke zintuigen hebben en die geestelijke zintuigen hebben wij niet van nature. Om geestelijke zintuigen te ontvangen, moeten wij van ongeestelijke mensen tot geestelijke mensen worden. Veel mensen zien echter niet dat zij geest, ziel en lichaam zijn. Er zijn mensen die denken dat wij alleen materie zijn en het product zijn van chemische processen. Deze visie, het materialisme (de leer dat de materie of stof het enige begin- en eindoorzaak is van al wat bestaat), staat in nauwe relatie tot het nihilisme (het geloof in niets en dat met de dood het hele bestaan van de mens voorbij is). Het materialisme heeft echter geen antwoord op de vraag wat de oorsprong is van de materie en hoe door toeval, tijd en materie uit het onpersoonlijke het persoonlijke materie kan voortkomen. In zijn boek Eindeloos bewustzijn doet cardioloog Dr. Pim van Lommel verslag van zo’n twintig jaar onderzoek over bijna-dood ervaringen. Hij constateerde dat patiënten, waarbij hun hersendood zonder twijfel was vastgesteld, ervaringen hadden die ze later konden navertellen. Zo werd bij één patiënt het kunstgebit verwijderd na de hersendood. Later sprak de patiënt een verpleegster aan en vroeg waar zij het kunstgebit had gelegd, want hij had buiten het lichaam gezien dat zij het kunstgebit had uitgenomen. Andere patiënten maakten gesprekken mee na hun hersendood. Wat Dr. Van Lommel constateerde, weten we al vanuit de Bijbel. Materie staat onder een hogere macht; behalve ons lichaam hebben we ook een geest en een ziel. De mens is veel en veel meer dan alleen het onvermijdelijke product van elektrochemische processen in de hersenen. Ons bewustzijn valt niet altijd samen met het functioneren van onze hersenen, maar kan ook los van ons lichaam worden ervaren. Een bijna-dood ervaring (BDE) is daarom niet meer te herleiden tot alleen fantasie, psychose of zuurstoftekort. Nihilisme leidt tot wanhoop en filosofen hebben toegegeven dat een mens het beste functioneert wanneer hij een godsdienst heeft, want hoop doet leven. Maar hoop die uit een leugen voortkomt, is geen hoop, en het getuigt van gebrek aan kennis om te zeggen dat alle godsdiensten hetzelfde zeggen. Bovendien kan het christelijk geloof niet als een godsdienst worden aangemerkt, omdat de Schepper Zelf het initiatief heeft genomen om de mens met Zich te verzoenen, in plaats van godsdiensten waar de mens probeert tot hun god te komen. De eindige mens in het eindige universum heeft geen referentiepunt waar hij moet beginnen en daarom kan wetenschap, inclusief het filosofisch denken van de mens, hem niet helpen de zin van zijn bestaan te verklaren. Het zal tot nihilisme leiden of hoogstens tot het besef “dat er iets is”. Dit laatste vinden we ook verwoord in het begrip “Intelligent Design” (“Intelligent Ontwerp”), dat is de opvatting dat sommige kenmerken van het heelal en van organismen het beste verklaard kunnen worden als het werk van een intelligente ‘ontwerper’. Materie staat onder een hogere macht; behalve ons lichaam hebben we ook een geest en een ziel.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 7
Tot zover is de huidige mens gekomen met zijn natuurlijke vermogens: “Er is iets en ik kan de zin der dingen niet verklaren”. Het is in deze geestelijke duisternis dat God Zich over ons heeft ontfermd en tot ons heeft gesproken door de Bijbel. De Bijbel is geen fabel. Wanneer God de mens naar Zijn beeld heeft geschapen, kan Hij ook op verbale wijze tot ons spreken; daar is geen fantasie voor nodig. Hij heeft tot ons gesproken en ons Zijn plannen en doelen bekend gemaakt. Hij heeft geopenbaard dat de zin van de dingen hun bestaan vinden in Zijn Zoon. Gods onomstotelijke doel is dat het hele universum een afspiegeling zal worden van de natuur van Jezus Christus. Hij heeft ons ook geopenbaard dat we van nature gescheiden zijn van God en er verzoening moet plaatsvinden om in dat plan te worden opgenomen. Wanneer wij worden verzoend, ontvangen wij ook de geestelijke ogen om te zien wat we tot dusver niet konden zien: de waarheid van het evangelie. Zodra we worden wedergeboren, wordt de Bijbel voor ons een universum van geopenbaarde geestelijke feiten, zoals ook de natuurlijke geboorte voor ons een universum opent van wetenschappelijke feiten. We ontvangen die verzoening op basis van het geloof, maar de basis van dat geloof is niet het geloof zelf, maar het volbrachte werk van Christus aan het kruis. Aan het kruis heeft Hij ons meegenomen in Zijn dood en begrafenis. Zo heeft God het oordeel over ons geveld dat Hij met deze wereld niets kan beginnen dan die te kruisigen en te begraven. En dan, in Zijn grote goedheid, wekt God ons met Christus op uit de dood en Hij begint opnieuw met ons, en kunnen we met de gezindheid van Christus die nu in ons woont, in relatie tot Hem komen met een hoop die niet op de leugen is gebaseerd, maar op Christus die de Waarheid is. 5. Geest, Ziel en Lichaam Het nihilisme komt niet verder dan de mens als materie te zien. Gods openbaring echter, laat ons zien dat we niet alleen een lichaam hebben, maar ook een geest en een ziel. De Heilige Geest
geest zielziel
ziel
lichaam
Godgericht
“ik”-gericht materiegericht
Christus heeft aan het kruis ons meegenomen in zijn dood en begrafenis.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 8
De ziel heeft alles te maken met wat we verwoord zien in de psychologie, sociologie, criminologie, etc. Een christen ziet dat een mens ook een geest heeft en hem of haar heeft verbonden tot een persoonlijke relatie met God. Die persoonlijke relatie is ontstaan, omdat Christus is aangenomen en de Heilige Geest onze geest tot nieuw leven heeft gewekt (vgl. Joh. 1:12; 1 Joh. 5:11-13). Wat is het verschil tussen onze geest en onze ziel? De geest is dat deel van de mens dat zich met God verbindt. Onze geest is daarom Godgericht. Johannes 4:24 zegt: “God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.” De dood van Adams geest scheidde hem van God en deze geestelijke dood is tot alle mensen doorgegaan (Rom. 5:12). Daarom is een ongelovige “dood door overtredingen en zonden” (Ef. 2:1). De Bijbel verbindt onze geest met drie zaken: 1) gemeenschap met God (Joh. 4:23; 1 Cor. 6:17), 2) geestelijke onderscheidingsvermogen (Marc. 2:8; 1 Cor. 2:11), en 3) geweten (Deut. 2:30; Hand. 17:16). Onze geest wordt verlost bij onze wedergeboorte: “… en wat uit de Geest geboren is, is geest” (Joh. 3:6b). Wij zijn dan “overgegaan uit de dood in het leven” (Joh. 5:24), en eenmaal verkregen, blijft dit behoud onaangetast. De ziel van de mens is zijn individuele persoonlijkheid, zijn ego. Onze ziel is daarom egocentrisch,“ik”-gericht. Uit de ziel kunnen voorkomen: angst, woede, drift, lust, vrees, smart, blijdschap, onafhankelijkheid, wilskracht, extase, etc. De Bijbel verbindt onze ziel met drie zaken: 1) verstand (Klaagl. 3:20; Spr. 2:10), 2) gevoel (Matt. 26:38; Ps. 8:4), en 3) wil (1 Kron. 22:19; Luc. 10:27). Een christen is een persoon wiens geest tot nieuw leven is gewekt. We kunnen dus geen christen worden door lid te worden van een kerkgenootschap en ons dan een christen noemen, omdat we de leer van het kerkgenootschap of zelfs van de Bijbel onderschrijven. Een mens wordt een christen door een gebed tot God te richten, Hem aan te roepen en de dood en opstanding van Christus voor hem of haar persoonlijk te aanvaarden. Dit is het gebed dat leidt naar nieuw leven in onze geest en naar het deelhebben aan de goddelijke natuur. Zodra wij nieuw leven hebben ontvangen in onze geest, zijn we in staat om geestelijke zaken te beoordelen, omdat we dan de ‘zin’ van Christus hebben ontvangen (1 Cor. 2:16). 1 Corinthiërs 2:16 zegt: “De geestelijke mens beoordeelt alle dingen”. De wedergeboorte is daarom een omkeer van 180 graden. Eerst probeerde de ongeestelijke mens vanuit het natuurlijke alle dingen te beoordelen, maar nu beoordeelt de geestelijke mens vanuit het geestelijke alle dingen, eenvoudigweg omdat hij de zin of gezindheid of denken van Christus heeft ontvangen. De Bijbel spreekt dus niet over een evolutie van de mens, maar van een revolutie, een totale ommekeer. We moeten opnieuw worden geboren, dat wil zeggen, een geestelijke geboorte waarbij onze geest tot nieuwe leven wordt gewekt. Christus was niet het product van evolutie. Hij brak bij Zijn eerste komst in in de geschiedenis van de mens en op deze menswording, die reeds uitgebreid door de profeten was voorzegd, bouwen wij ons geloof. Maar de mensheid zal ook niet verder evolueren, want de tweede komst van Christus zal als een crisis over deze aarde komen en zal Zijn heerschappij een aanvang krijgen.
De Bijbel spreekt niet over een evolutie van de mens, maar over een revolutie, een totale ommekeer.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 9
6. De betrouwbaarheid van de Bijbel De wetenschap laat van nature geen ruimte voor het geloof in God, omdat de wetenschap het geloof in God niet kan bewijzen. Het probleem van heel de wetenschap is echter tweeërlei. Zij zou moeten erkennen dat er een verschil kan zijn tussen de zekerheid van de dingen die men wel en die men niet ziet, en zij zou zich moeten beperken tot de sfeer van haar waarnemingsvermogen. Beide zekerheden hebben een grote realiteit, maar zijn van een andere orde. Dit verschil zien we bijvoorbeeld toen Jezus aan Zijn discipelen vroeg: “Wie zegen de mensen, dat de Zoon des mensen is?” (Matt. 16:13). En zij zeiden: “Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of een van de profeten”. Jezus vroeg daarop aan Zijn discipelen wie zij dachten dat Hij was. “Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zei: Zalig ben je, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft je dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is” (Matt. 16:16-17). De Heer zei niet ronduit in Zijn omgeving wie Hij was, omdat dit alleen gezien kon worden door morele gehoorzaamheid: “Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, opdat zijn werken niet aan het licht komen; maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijken, dat zij in God verricht zijn” (Joh. 3:20-21). Het is mogelijk dat iemand intellectuele problemen heeft met Christus, maar tot zo iemand zegt Jezus: “Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek” (Joh. 7:17). Het kennen van Christus en het verkrijgen van geestelijke onderscheidingsvermogen ontvangen wij op basis van morele gehoorzaamheid. Elk toekomstig oordeel van God over de mens zal dan ook op basis van morele gehoorzaamheid plaatsvinden. Ongeloof in christelijke zin is dan ook een uiting van morele ongehoorzaamheid. God haat ongeloof omdat het ongehoorzaamheid aan Hem is. Het Bijbelboek Prediker sluit af met de woorden: “Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad” (Pred. 12:13-14). Het kennen van Christus kan alleen op morele gronden – en de mens zoekt vele bedenkselen, zegt Prediker (7:29)! – en daarom kan ook de Bijbel alleen begrepen worden op morele gronden, want de betrouwbaarheid van de Bijbel is niet te scheiden van de betrouwbaarheid van Christus. 7. Het heilswerk van Christus Wanneer de evolutieleer waar is, is de schepping in zes dagen een leugen. De evolutieleer en het scheppingsverhaal gaan niet samen. We hebben daarvan al twee voorbeelden gezien. Wanneer het scheppingsverhaal niet waar is, is ook de rest van de Bijbel op een leugen gebaseerd, omdat Genesis 1:1-2:3 de geestelijk kapstok is waarop het geheel van de Bijbel is gebaseerd. Dan is ook Christus en het evangelie niet langer de waarheid, want Christus is niet te scheiden van Zijn woord, de Bijbel. De Heer Zelf verwees expliciet naar Genesis 1 als de waarheid toen Hij zei: “Want die dagen zullen zulk een verdrukking brengen als er niet geweest is van het begin der schepping, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook nooit meer wezen zal” (Marc. 13:19). Om de waarheid van de Bijbel te kunnen begrijpen, moeten we onderscheid maken tussen de historische en de geestelijke waarheid van de Bijbel.
Christus is niet te scheiden van de Bijbel.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 10
In zijn wereldberoemde boek En de Bijbel heeft toch gelijk wijst Werner Keller op de historische juistheid van de Bijbel door de bijbelse archeologie. We kunnen de Bijbel als historisch boek bestuderen; we kunnen de historische Jezus bestuderen en alle leerstellingen van de historische Jezus onderzoeken en toch de betekenis van Jezus als Persoon volledig missen vanwege de grote rijkdom die in Hem aanwezig is. Alleen wanneer de Heer aan ons verschijnt op een geestelijke wijze, door de kracht van Zijn opstanding, zullen wij Hem leren kennen. We moeten de opgestane Heer leren kennen, en de wetenschap kan niet werkzaam zijn in de sfeer van de opstanding van Christus. Maar voor een christen is het kennen van Christus een immense realiteit, hoe de wetenschap zich daarover ook uitspreekt. Wanneer we eenmaal de Heer hebben leren kennen als de levende God, hebben we een bewijs van de dingen die we niet zien en die we door de zekerheid van het geloof verstaan, omdat God die zekerheid verschaft. De historische Jezus bestuderen is één ding, maar om de levende God te dienen en leven in Zijn woord te kennen, is totaal iets anders. Het is één ding om de waarheden en leerstellingen te bestuderen en allerlei Bijbelse thema’s, maar als het daarbij blijft, brengt het ons niet verder in het plan dat God met ons heeft. Het woord van God moet leven brengen, leven in de Geest. Er is een groot gevaar dat we blijven steken in het bestuderen van de Bijbel en alleen informatie tot ons nemen. We moeten leren leven door het woord van God en God als de levende God leren kennen. Het woord van God en de Heilige Geest gaan samen als de twee staven van een spoorrails. Paulus kwam dan ook bij de Thessalonisenzen niet alleen in woorden, maar ook in kracht en in de Heilige Geest en in volheid ( 1Thess. 1:5). Dit is dan ook de basis van alle woordverkondiging: 1) het woord brengen, 2) in de kracht van de Heilige Geest, en 3) in de volheid en met het oog op volheid van de Heer (Ef. 4:13). Het einde van een controverse De evolutietheorie en het heilswerk van Christus gaan niet samen. Elke controverse die we op dit gebied ervaren, moet dan ook zo adequate mogelijk in ons christelijk leven worden opgelost. Hiervoor zijn in ieder geval twee beslissingen nodig. 1. De keuze over Gods woord De eerste beslissing die een christen moet nemen, is een beslissing over de waarheid van Gods woord. Zo’n beslissing nam Billy Graham in 1948 toen op een conferentie hem vragen over de betrouwbaarheid van de Bijbel werden gesteld die hij niet kon beantwoorden. Hij ging een heuvel op en zei tot de Heer: “Heer, wat wilt U dat ik doe? Wat moet de richting van mijn leven zijn?” Hij ervoer deze situatie als een crisis. Hij zag dat zijn verstand niet het probleem van het gezag van de Bijbel kon oplossen. Hij zag dat het iets was dat verder dan het natuurlijke verstand lag. Hij nam toen zijn bijbel, legde het op een boomstronk en zei tegen God: “Heer, ik kan bepaalde dingen niet bewijzen. Ik heb het antwoord niet op sommige vragen, maar in geloof neem ik dit boek aan als het Woord van God”. We weten allemaal wat het gevolg was toen de bediening van Billy Graham niet lang daarna volop begon. God is een God die Zijn woord bevestigt voor wie Hem geloven (vgl. Marc. 16:20). Maar Hij verlangt dat wij heel Zijn woord als de waarheid aannemen (vgl. Ps. 119:160), en niet alleen dat wat ons aanspreekt of ons aanvaardbaar maken voor de wereld. Daarom moet elk christen een beslissing nemen om heel de Bijbel als de autoriteit voor zijn of haar leven aan te nemen.
We moeten allereerst een beslissing nemen over de waarheid van Gods woord.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 11
2. De keuze over Gods expliciete oordeel over de evolutietheorie De tweede beslissing die we moeten nemen, is gebaseerd op de eerste beslissing en is het oordeel aanvaarden die God over de evolutietheorie velt. Gods gedachten over deze theorie vinden we expliciet in Romeinen 1:18-23: “Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren”. Volgorde in Romeinen 1:23 God Vergankelijke mens Vogels Viervoetige of lopende dieren Kruipende dieren
Omgekeerde volgorde Kruipende dieren Viervoetige of lopende dieren Vogels Vergankelijke mens God
In Romeinen 1:23 begint alles bij God en vandaar naar mens en dier. Keren we deze volgorde om, dan herkennen we evolutietheorie hierin. In de evolutietheorie is de mens uiteindelijk zijn eigen god, want in die theorie is geen plaats voor de God van Israël. Het is de omgekeerde wereld, waarin dan ook geen plaats is voor de verlossing in Christus. Wie daarom de Bijbel en de evolutietheorie wil aannemen, komt in een complete tegenstelling terecht. Om geestelijk te kunnen groeien en niet gehinderd te worden door deze theorie, zijn in ieder geval deze twee basiskeuzes nodig om in geloof de evolutietheorie als onwaar af te leggen en ons te richten op de waarheid van het getuigenis van God. Samenvatting De wetenschap richt zich op het bewijs van de dingen die we kunnen zien. Daarnaast richt het christelijk geloof zich op het bewijs van de dingen die we niet zien. De wetenschap heeft daarom haar beperkingen, omdat geloof in God nodig is om de zin te begrijpen van de dingen om ons heen. De wetenschap negeert de werkelijkheid van God, omdat God niet waarneembaar is. Dit is een vorm van arrogantie, ook omdat alle theorieën over het ontstaan van leven op deze aarde berusten op beperkte, menselijke inzichten. Daarom zegt God: “Waar was jij, toen ik de aarde grondvestte?” (Job 38:4).
In de evolutietheorie is geen plaats voor verlossing.
Nr. 63 maart 2009
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 12
Schepping is geen optie voor de wetenschap, omdat men alles via natuurwetten wil verklaren. De wetenschap heeft al haar kaarten gezet op de evolutietheorie en vormt de basis van de tegenwoordige wetenschap. De wetenschap leert dat alles door toeval is ontstaan, maar de realiteit is dat de wereld zó complex is, dat het niet uit toeval kan zijn ontstaan. Toeval heeft nooit iets opgebouwd. Ook evolutionisten erkennen dit feit en geven toe dat de tweede wet van de thermodynamica een onoverkoombaar obstakel vormt voor de evolutietheorie. De tweede wet van de thermodynamica leert dat alle systemen die aan zichzelf zijn overgelaten door de tijd in verwarring raken en verstrooid en vernield worden. Alles, levend of niet-levend, verslijt, vergaat, breekt zich af en wordt vernietigd. Volgens deze wet is dit een onvermijdbare en onomkeerbaar proces. Dit is één voorbeeld dat de evolutietheorie vol hiaten zit en niet zomaar klakkeloos kan worden aangenomen. Omdat zowel de wetenschap als het christelijke leven is gebaseerd op geloof, is de uiteindelijke vraag: “Waar geloof ik in?” Dit brengt de controverse uiteindelijke terug tot een morele keuze. Omdat wetenschappers morele mensen zijn, is het onvermijdelijk dat veel obstakels gewoonweg worden genegeerd en voor zich uit worden geschoven, want het alternatief van schepping is voor de meesten geen optie. De onmogelijkheid dat alles door toeval is ontstaan en dat het persoonlijke niet kan voortkomen uit onpersoonlijke materie, maakt de evolutietheorie tot een fabel, waarvan Paulus zei: “Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen ... dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels (fabels) keren” (2 Tim. 4:4). We leven in de tijd, waarvan Paulus spreek in 2 Timothéüs 4:4. Het is de tijd waar wij een krachtig getuigenis moeten laten horen, dat er een alternatief is voor deze fabel. God heeft het leven op deze aarde in zes dagen heeft geschapen (vgl. Ex. 20:8-11). De aarde kan heel oud zijn (omdat er een onbekende tijdspanne is tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2), maar het leven zoals wij dat nu kennen, en dus ook van de mens, is niet ouder dan zo’n 6000 jaar. Dit is echter een getuigenis dat ingaat tegen de tijdgeest en helaas buigen veel christenen voor die tijdgeest. Maar het is de geest die niet belijdt dat Jezus de Christus is en niet als mens in deze wereld gekomen is; het is de geest van de antichrist (vgl. 1 Joh. 2:22; 4:2). De evolutietheorie is daarom ernstiger dan alleen een verkeerde wetenschappelijke conclusie. Het is geworden tot de uiting van een wereldse tijdgeest en het houdt mensen af van de waarheid van het evangelie. Het verschaft ongelovigen een schijnbaar alibi om zich niet met God bezig te houden. Maar soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde ervan leidt naar de dood (vgl. Spr. 14:12). Het is van het grootste belang dat christenen een krachtig getuigenis geven dat God door Zijn scheppende kracht alles heeft geschapen en door Zijn herscheppende kracht ons heeft verlost van de dood die de schepping is binnengekomen door de zonde. Wanneer we eenmaal de morele grond hebben teruggekregen door het volbrachte werk van Christus persoonlijke te aanvaarden, zijn we voor deze wereld met haar evolutietheorie gekruisigd en kunnen we een krachtig getuigenis geven van de opstanding van Christus: “Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft ...” (Titus 3:7). Deze tijd eist meer dan ooit dat we leven als overwinnaars en ons niet in de verdediging laten drukken om door de wereld te worden geaccepteerd. Alleen een krachtig getuigenis van de dood, opstanding en verhoging van onze Heer zal licht geven in deze duistere en gefrustreerde wereld.
De evolutietheorie is ernstiger dan alleen een verkeerde wetenschappelijke conclusie.