Het Woord van de Gerechtigheid Nr. 72 februari 2010
pagina 1
“Want ieder die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog een kind” (Hebr. 5:13). Het “woord van de gerechtigheid” staat in contrast tot “de eerste beginselen van de uitspraken van God” (Hebr. 5:12). Het “woord van de gerechtigheid” duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op basis van Zijn gerechtigheid met ons. Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de “vaste spijs” (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om “het einddoel van het geloof” (1 Petr. 1:9) te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn. Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema e-mail:
[email protected] website: http://roel.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx
Vrijgemaakt! Romeinen 6: Vrijgemaakt van de zonde “Dit weten wij immers, dat onze oude mens meegekruisigd is, opdat aan het lichaam van de zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven van de zonde zouden zijn” (Rom. 6:6). “Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wèl dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus” (Rom. 6:6). In de vorige studie hebben we gezien dat de verlossing van Christus een overgang inhoudt van een menselijk geslacht onder het federale hoofd van de eerste Adam naar de laatste Adam, de Here Jezus Christus (vgl. 1 Cor. 15:45). God heeft geen toekomst voor een ieder die niet wordt verlost en in de eerste Adam blijft. In onze verlossing wordt onze dood en opstanding met Christus een realiteit met een glorieuze eeuwigheid in het vooruitzicht. De nadruk in Romeinen 5 ligt de nadruk op onze rechtvaardiging door het geloof en in Romeinen 6 gaat het over de bevrijding van (de macht van) de zonde. Romeinen 7 gaat over de bevrijding van de wet en Romeinen 8 gaat over onze wandel in de Geest. Paulus begint in Romeinen 6 met de vraag: “Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?” (Rom. 6:1). De Russische monnik Raspoetin, die grote invloed heeft gehad aan het Russische hof, heeft eens gezegd: “Hoe meer ik zondig, hoe meer ik de genade van God ervaar”. Paulus rekent met deze onzin af door te zeggen: “Hoe zullen wij, die voor de zonde gestorven zijn, daarin nog leven” (Rom. 6:2). Het is belangrijk dat wij Romeinen 6:2 goed begrijpen, want dit vers zegt niet dat de zonde is gestorven, maar dat wij zijn gestorven voor de zonde. Dit is een essentieel verschil.
Romeinen 6 gaat over de bevrrijding van de macht van de zonde.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 2
Het is van groot belang dat wij begrippen als zonde, zonden, de oude mens, de nieuwe mens en het vlees goed onderscheiden om de essentie van Paulus’ betoog te begrijpen. Dit laat ook zien dat de Bijbelse psychologie van groot belang is voor ons geestelijk leven, omdat deze begrippen daar worden verklaard. Wanneer de Bijbel zegt: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand” (Matt. 22:37), moeten we vertrouwd zijn met de begrippen van hart, ziel en verstand. Er een belangrijk verschil tussen de zonde (Rom. 6:2), de oude mens (Rom. 6:6) en het vlees (Rom. 8:13-14). De zonde Er is verschil tussen zonde en zonden. Zonde is de macht die tot zondigen drijft en kan leiden tot vele zonden, namelijk ongerechtigheden die uit de zonde voortkomen. De zonde is de bron, terwijl zonden uit de bron voortkomen: “Doet soms een bron uit dezelfde ader zoet en bitter water opwellen?” (Jac. 3:11). Van nature zijn wij onder de macht van de zonde zijn en zondigen wij ook van nature. Van nature zijn wij slaven van de zonde en kunnen wij de zonde ook omschrijven als de slavendrijver. De oude mens De oude mens is de niet-wedergeboren mens (Rom. 6:6). Bijbelspsychologisch kunnen we ook zeggen dat de oude mens de dode, niet-wedergeboren geest is die ons van nature in het kamp van de boze houdt. De nieuwe mens is dan de wedergeboren mens en is bijbelpsychologisch de vernieuwde geest. Een christen is een wedergeboren mens en kan nooit meer in een niet-wedergeboren toestand komen, zoals ook de Israëlieten de Egyptenaren nooit meer zouden zien (vgl. Ex. 14:13b). De oude mens niet meer in het leven van een kind van God, want de niet-wedergeboren geest bestaat niet meer. Een christen kan nog zondigen, maar niet door de oude mens, want de oude mens is met Christus in het graf gegaan. In alle realiteit bestaat de oude mens niet meer in het leven van een gelovige. De oude mens is met Christus gekruisigd en wat met Christus is gekruisigd, en is ook met Christus gestorven en begraven. Romeinen 6:11 (NBG) zegt: “Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus”. Wanneer we de uitdrukking “Zo moet het ook voor u vaststaan” vergelijken met andere Nederlandse vertalingen, dan zien we een verschil in nuance: “Houdt het daarvoor” (Staten vert.). “Zo moet u ook uzelf zien” (NBV). “Zo ook gíj: rekent ermee” (Naardense vert.). Het Griekse werkwoord dat in deze uitdrukkingen wordt gebruikt, is het werkwoord logizomai. Van dit werkwoord is ons woord ‘logisch’ afgeleid. De Naardense vertaling is heel toepasselijk, want logica en rekenen hebben alles met elkaar te maken. Paulus zegt in feite in Romeinen 6:11: ‘je kunt nu op je vingers narekenen dat je dood bent voor de zonde’. Op basis van de voorgaande verzen (Rom. 6:1-10), zegt Paulus dat de logische conclusie van zijn betoog moet zijn, dat je weet dat je dood bent voor de zonde. De slavendrijver leeft wel, maar woont niet meer in je. Een christen kan nog zondigen, maar niet door de oude mens, want de oude mens is met Christus in het graf gegaan.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 3
Het vlees Het woord ‘vlees’ komt niet voor in Romeinen 6, maar wel in Romeinen 7 en 8. Het is daarom belangrijk dat we ook het verschil zien tussen zonde, de oude mens en het vlees. Het begrip ‘vlees’ is niet altijd negatief in de Bijbel. Bijvoorbeeld, het woord ‘vlees’ wordt gebruikt voor de zachte delen van het lichaam, of voor het lichaam als geheel, of voor de totale mensheid (vgl. 1 Cor. 8:13; Col. 2:5; Hand. 2:17). In het algemeen kunnen we zeggen dat ‘het vlees’ Paulus’ standaarduitdrukking is voor onze mensheid. In Galaten 2:20 lezen we “… En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof …”, waar het woord ‘vlees’ verwijst naar ons uiterlijke leven van ziel en lichaam in positieve zin. We lezen ook dat wie gelooft dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, uit God is (1 Joh. 4:2). Al deze verwijzingen naar het vlees zijn positief. We kunnen ook niet zeggen dat onze ziel (ons natuurlijke leven) zondig vlees is, want God heeft ons niet alleen een nieuwe geest gegeven, maar ook een nieuw hart (Ezech. 36:26). Ons hart is geheel onze ziel (gevoel, verstand, wil) plus het geweten van onze geest (vgl. 1 Joh. 3:21). Het Nieuwe Verbond bestaat eruit dat God ons een “hart van vlees” geeft en niet een “hart van steen”. Het “hart van vlees” is daarbij een positieve uitdrukking. Maar waar komt dan het ‘vlees’ in negatieve zin in beeld? Een sleutel hiervan vinden we in Johannes 3:6: “Wat geboren is uit vlees, is vlees”. Onze natuurlijke geboorte – en dit geldt voor de hele mensheid, is een geboorte in het kamp van de boze, met een geest die dood is voor God en levend voor de zonde. Die geest van de boze is een leven voor onszelf, een zelf-voor-zelf leven, zoals ook de duivel alles in zichzelf wilde hebben zonder afhankelijk te zijn van God. Van nature leven we dan ook in de illusie dat we een onafhankelijke ego hebben. Geen enkel mens heeft een onafhankelijk zelfleven, want wij zijn in Adam of wij zijn in Christus. Onze bron is uit de boze of uit God en het is onmogelijk om een andere (neutrale) positie in te nemen. “Wat geboren is uit vlees, is vlees”, en geeft aan dat het vlees alles is wat wij van de eerste Adam hebben geërfd en waaruit we leven. Onze geest, ziel en lichaam hebben de gevolgen van de zondeval ondergaan en daarom zijn wij van nature helemaal vlees (Gen. 6:3). Onze geest is van nature ‘geestelijk’ dood en kunnen wij van nature niet in gemeenschap met God zijn. Zodra wij tot geloof komen, wordt onze geest tot nieuw leven gewekt en is onze geest verlost. Wij zijn dan niet langer helemaal vlees. Onze ziel en lichaam zijn nog niet verlost en daarom hebben wij nog wel vlees (vgl. 1 Petr. 1:9; Rom. 8:23b). Onze ziel en lichaam zijn kwetsbaar voor de zonde, vanwege hun onverloste toestand. Anderzijds is het lichaam van een christen een tempel van de Heilige Geest geworden (1 Cor. 6:19). In die tempel huist geen zonde meer, maar de zonde ligt wel aan de poort van deze geheiligde tempel (vgl. Gen. 4:7). Zodra de zonde een mogelijkheid vindt om de poort binnen te gaan en de ziel en het lichaam vanuit een zelfvoor-zelf leven te laten handelen, spreken we van het vlees in negatieve zin. Het is een geweldige waarheid dat, wanneer wij in de Geest wandelen, de zonde buiten aan de poort ligt en het vlees pas in beeld komt wanneer wij de poort openen.
Een christen is geen vlees, maar heeft nog wel vlees.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 4
Elke strijd van de christen met de zonde is daarom een strijd die begint vanuit een geheiligde tempel, waar de Heilige Geest de heerschappij heeft en wij slechts de nederlaag lijden als wij de poort openen en niet in de Geest wandelen. Het openen van de poort zal er altijd toe leiden dat het bloed van Christus de toegang en de weg van de zonde moet reinigen, om zo weer een gereinigde en geheiligde tempel te zijn en wij kunnen overwinnen. In feite kan zonde maar op twee manieren in ons leven komen: 1) door het toegeven aan verzoeking die tot zonde leidt, of 2) door ongeloof, want “al wat niet uit geloof is, is zonde” (Rom. 14:23). In positieve zin verwijst ons vlees naar ons natuurlijke leven. Ons natuurlijke leven kan heel kwetsbaar zijn en gecompliceerd en zelfs psychisch beschadigd, maar toch zegt Gods woord dat wij nieuwe wijn hebben in nieuwe zakken en dat wij, behalve een nieuwe geest, ook een nieuw hart hebben. Dit onvolmaakte vat vindt God belangrijk om de tegenstelling met de volmaakte schat in ons te benadrukken (vgl. 2 Cor. 4:7), want anders zouden we nooit uit geloof kunnen leven. We leven uit de schat en daarom betekent geestelijke groei niet dat het vat veranderd of opgeknapt moet worden. Door onze verlossing is er buiten Christus niets om geestelijk te worden of om onder Gods wet te vallen, eenvoudigweg omdat we zijn gestorven. Geestelijke groei betekent dat we ons steeds meer bewust worden van Christus en Hij een ongestoord kanaal heeft door ons natuurlijke leven. Het is belangrijk dat we zien dat de zonde, de oude mens en het vlees geen synonieme uitdrukkingen zijn. De oude mens is gekruisigd met Christus en daarom zijn wij gestorven voor de zonde. Dit betekent dat de zonde nog steeds springlevend is, maar dat wij zijn gestorven en opgestaan. We zijn daarom dood voor de zonde. De zonde is levend, maar de oude mens is gestorven. De zonde is daarom niet synoniem met de oude mens. Galaten 5:24 spreekt van het vlees: “Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd”. Dit vers zegt duidelijk dat een christen zijn of haar vlees heeft gekruisigd. Wat betekent dat? Het is duidelijk dat hier het vlees in negatieve zin wordt gebruikt vanuit het zelf-voor zelf leven, het leven uit eigen kracht in plaats van een leven door geloof. In eigen kracht kunnen wij het vlees niet kruisigen, “want zonder mij kunt gij niets doen” (Joh. 15:5). Galaten 5:24 moet worden gezien in het licht van Romeinen 8:13: “… maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zult gij leven”. Wanneer we dood zijn voor de wereld, de zonde en het vlees, betekent dat niet dat ze niet meer bestaan of geen invloed op ons kunnen uitoefenen. We zijn weliswaar helemaal verlost uit het rijk van de duisternis, maar niet buiten de reikwijdte van hun aantrekkingskracht. In feite zijn we van geestelijke nationaliteit veranderd. We hebben niets meer met ons oude vaderland te maken en we kunnen besluiten het nooit meer te bezoeken, maar de mogelijkheid bestaat nog steeds. Het is in dit opzicht dat wij het vlees kruisigen en God legt de verantwoordelijkheid bij ons om dat door de Geest te doen. De oude mens is met Christus gekruisigd, maar het vlees wordt door de gelovige gekruisigd door de werkingen van het vlees voortdurend door de Geest te laten doden (Rom. 8:13). Een christen heeft geen aandeel in de kruisiging van de oude mens, maar wel in de kruisiging van het vlees. De oude mens is dus niet synoniem met het vlees.
De oude mens is niet synoniem met het vlees.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 5
De zonde is ook niet synoniem met het vlees, want de zonde wordt niet gekruisigd, maar het vlees wel voortdurend. Er is dus een onderscheid tussen de zonde, de oude mens en het vlees, en dat onderscheid moet duidelijk worden gezien. De zonde in het leven van een niet-wedergeboren persoon is verbonden met zijn ‘dode’ geest. Onze ziel, ons natuurlijke leven, kan niets anders dan putten uit het ‘dode’ leven in de geest, waardoor wij, als krijgsgevangenen, moreel gebonden zijn met het rijk van de duivel. Wij zijn verkocht onder de zonde (Rom. 7:14). Wanneer wij zijn verlost, wordt onze geest wedergeboren, en is de zonde niet langer verbonden zijn met onze geest. De zonde wordt dan verbannen naar de periferie, naar de buitenkant van ons leven, waar het zich nog steeds wil doen gelden en onze onverloste ziel en lichaam daarvoor wil gebruiken. De slavendrijver heeft echter geen recht meer op ons. Hij had destijds alle zeggenschap over zijn slaaf, die de oude mens was. De oude mens is er echter niet meer en satan heeft niet langer eigendomsrecht over de nieuwe mens. De zonde heeft geen heerschappij meer over een kind van God. Dit betekent niet, dat de zonde geen invloed meer kan uitoefenen over ons. Aan de buitenkant ligt de zonde “als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen” (Gen. 4:7). De zonde heerst over de ongelovige, maar de gelovige moet over de zonde heersen en hem geen voet geven (vgl. Ef. 4:27). In bijgaande foto zien we hoe een tak is geënt op een boom. Wanneer we een christen worden, is dat vergelijkbaar met het enten van de tak. Voordat we christenen waren, maakte de tak (onze ziel) deel uit van een andere boom (onze ‘dode’ geest). Omdat deze oude boom een slechte boom was, kon de tak geen goede vrucht dragen. De ent op de nieuwe boom is vergelijkbaar met onze ziel die nu nieuw leven put uit de wedergeboren geest, zodat wij nu vrucht kunnen voortbrengen. De oude boom heeft geen relatie meer met de geënte tak, en op dezelfde wijze is ook de heerschappij van de zonde gebroken. De oude boom, de zonde, bestaat nog steeds, maar de tak is afgesneden en is daarom in zichzelf, ten dode opgeschreven. Onze Heer zei, dat we onze ziel moeten verloochenen, dat wil zeggen, de tak moet zich volledig overgeven aan het entproces. De tak moet zich meer en meer beseffen dat hij leeft uit een andere bron. Petrus zegt dat het einddoel van ons leven de zaligheid van onze ziel is (1 Petr. 1:9). Dit wil zeggen dat het doel van het christelijke leven is dat wij ons volledig overgeven aan het entproces. Het entproces is vergelijkbaar met een gekruisigd leven waarin we niet langer leven door ons eigen leven, maar door de Heer. Het leven van de tak aan de oude boom was ons leven als de ‘oude mens’ en ons leven aan de nieuwe boom is ons leven als de ‘nieuwe mens’. Vaak wordt het voorbeeld gegeven dat het christelijke leven een strijd is tussen twee naturen, tussen een slechte zwarte hond en een goede witte hond. We moeten dan de witte hond voeden en de zwarte hond laten verhongeren om geestelijk te kunnen groeien. Dit voorbeeld is niet bijbels, want een christen heeft alleen de nieuwe mens; de oude mens ligt in het graf en God identificeert het vlees niet met onze natuur.
God identificeert ons het vlees niet met onze natuur.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 6
Door de dood van de oude mens kan de gelovige geen twee naturen hebben. God identificeert de mens door zijn oude of door zijn nieuwe natuur. Efeziërs 2:3 zegt: “en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen van de toorn”. Onze natuur wordt bepaald door kindschap, van Adam of van Christus. Wij zijn niet langer kinderen van de toorn. “Wij zijn uit God” (1 Joh. 4:6). Een natuur brengt vrucht voort, zoals de vrucht van de Geest (Gal. 5:22). Het vlees echter is geen natuur en daarom spreken we van de werken van het vlees (Gal. 5:19), niet van de vrucht van het vlees. Wanneer we dit alles begrijpen, is het niet moeilijk om de hele lijn van Romeinen 6 te volgen en staat het vast dat wij dood zijn voor de zonde (Rom. 6:11). Wij zijn vrijgekocht van de zonde, van de slavendrijver. Wij behoren nu toe aan een Ander, aan de Here Jezus. “Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zou gehoorzamen” (Rom. 6:12). Hoewel wij niet langer onder heerschappij van de zonde zijn, zal de zonde, nu hij verbannen is naar de buitenkant van ons leven, toch blijven aankloppen om ons tot zonden te verleiden. Nu is er echter een verschil. De tak is afgesneden van de oude boom, maar heeft nog een natuurlijk element waaruit het zou kunnen putten of weerstand bieden. Zo kan een christen ook kiezen om vanuit zijn natuurlijke leven te reageren in plaats van vanuit de Geest. Daarom moeten wij in Hem blijven, zoals Christus in ons is (Joh. 15:5). Christus is in ons, want de ent is een feit. Zoals Hij aan ons verbonden blijft, moeten wij in onze dagelijkse wandel ons overgeven aan het entproces. Laten we eens kijken wat die dagelijkse wandel betekent. In het diepst van ons wezen is er geen oude mens meer. Er is de nieuwe mens die wordt beschreven in termen van een rank die aan de Wijnstok is verbonden (Joh. 15:5). Niets kan deze verbondenheid verbreken, want de geestelijke verbinding met Adam is verbroken door het kruis. Wanneer wij worden verzocht, zijn wij verbonden met de Wijnstok en kunnen we vanuit die positie het vlees weerstaan. Omdat de oude mens dood is, zijn we nooit in een positie om toe te moeten geven aan het vlees. Wij moeten het vlees weerstaan in de kracht van Gods Geest die één is met onze geest. Maar zelfs wanneer wij toegeven aan het vlees, kan het bloed van Christus onze ziel weer reinigen. Dit staat echter los van de oude mens die is gestorven. Dit is iets wat de beroemde zendeling Hudson Taylor moet hebben gezien, toen hij zo streed tegen de zonde in zijn leven en uiteindelijk ontdekte dat zijn eenheid in Christus de oplossing was. Hij schreef: “Het heerlijkste deel is de rust die de volle vereenzelviging met Christus brengt”. Die rust komt voort uit onze positie in Colossenzen 3:3, om vandaar de strijd te leveren met de zonde die in de periferie van ons wezen aanwezig is. Alleen door dit verschil te zien tussen de oude mens en het vlees, kunnen we begrijpen hoe Hudson Taylor tot zijn grote geestelijke ontdekking is gekomen. We zijn niet onder de heerschappij van de zonde, maar de strijd aan de poort met de zonde kan zo hevig zijn, dat we soms zelf tot bloedens toe weerstand moeten bieden tegen de zonde (Hebr. 12:4). Romeinen 6 zegt ons hoe we verlost worden van de zonde, die oude slavendrijver. We worden van de zonde verlost door de kruisiging van de oude mens. Zo verliest de zonde, de slavendrijver, zijn heerschappij over zijn voormalige slaaf, de oude mens, omdat de slaaf sterft.
Door de dood van de oude mens kan de christen geen twee naturen hebben.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 7
Zo verlost het kruis ons van de oude mens, maar worden onze zonden, onze ongerechtigheden, vergeven door het bloed van Christus. Daarom hebben we het bloed zo hard nodig, ook nadat we christen zijn geworden. Wanneer we het entproces begrijpen, is Romeinen 6 een gemakkelijk hoofdstuk in de Bijbel om te begrijpen. Wanneer we het entproces niet zien, dan is Romeinen 6 een buitengewoon moeilijk hoofdstuk om te vatten. Veel christenen worden op het verkeerde been gezet door een verkeerde uitleg van de uitdrukking “houdt het ervoor” in Romeinen 6:11, bijvoorbeeld in de Statenvertaling: “houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt”. De gedachte is dan dat we de oude mens alleen als een realiteit kunnen ervaren wanneer we hem in geloof voor dood houden. Door deze benadering hangen we echter een mistgordijn op, die het hoofdstuk volledig onverklaarbaar maakt. Deze theologie kan echter eenvoudig worden weerlegd door te kijken naar de nieuwe mens. Is de nieuwe mens alleen een positioneel of juridisch feit en alleen een realiteit als we dat in geloof ervoor houden? Nee, het nieuwe leven is er, zo zeker als al de alledaagse zaken om ons heen. Het nieuwe leven is er of we zondigen of niet. Het nieuwe leven is een realiteit in ons christelijk leven die we hebben verkregen in de opstanding van Christus. Gaan we daarom één stap terug, naar de dood van de oude mens in onze kruisiging en begrafenis met Christus, dan is de dood van de oude mens een even grote realiteit als de nieuwe mens in ons. De uitdrukking “oude mens” komt drie keer in het Nieuwe Testament voor, in Romeinen 6:6, Efeziërs 4:22 en Colossenzen 3:9. Laten we deze twee laatste verzen eens nader bekijken: “dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten” (Ef. 4:22). “Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt …” (Col. 3:9-10). Deze verzen moeten overeenstemmen met Romeinen 6:6, waar Paulus zegt dat God onze oude mens eens en voor altijd heeft gekruisigd zonder onze inbreng. In Efeziërs 4:22 en Colossenzen 3:910 wordt de oude mens afgelegd of hebben wij de oude mens afgelegd. We moeten deze verzen begrijpen in het licht van Romeinen 6:6. Met name Efeziërs 4:22 kan de indruk wekken dat de oude mens nog steeds aanwezig is en wij deze in onze wandel met de Heer moeten afleggen. Efeziërs 4:22 en Colossenzen 3:9 zijn parallelverzen en moeten daarom dezelfde gedachte weergeven. In Efeziërs 4:22 staat in het Grieks letterlijk: “af (te) leggen u naar de vroegere levenswandel de oude mens”. Het werkwoord ‘afleggen’ is in dit vers in het Grieks een zogenaamde aoristus infinitivus. De aoristus infinitivus vermeldt het plaatsvinden van de handeling zondermeer. Het wil de handeling als handeling voorstellen of de eindhandeling aangeven. Kenneth Wuest, in zijn bekende vertaling van het Griekse Nieuwe Testament, omschrijft wat de feitelijke gedachte is: “But as for you, not in this manner did you learn the Christ, since, indeed, as is the case, you heard and in Him were taught just as truth is in Jesus, that you have put off once for all with reference to your former manner of life the old self who is being corrupted according to the passionate desires of deceit; moreover, that you are being constantly renewed with reference to the
De dood van de oude mens is een even grote realiteit als de nieuwe mens in ons.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 8
spirit of your mind; and that you have put on once for all the new self who after God was created in righteousness and holiness of truth” (Ef. 4:20-24). Wuest noemt de oude mens hier de ‘oude ik’ die eens en voor altijd is afgelegd. De nieuwe mens, de ‘nieuwe ik’, hebben we dan eens en voor altijd aangedaan. God is het die de oude mens heeft gekruisigd, maar Paulus beschrijft het vanuit onze ervaring, als een oude jas die wij ‘eens en voor altijd’ hebben uitgetrokken. In onze opstanding met Christus werden wij een nieuw mens, die Paulus vanuit onze ervaring beschrijft als een nieuwe jas, die we ‘eens en voor altijd’ hebben aangetrokken. Diezelfde gedachte moeten we vinden in Colossenzen 3:9-10, die Wuest als volgt heeft omschreven: “Stop lying to one another, having stripped off and away from yourselves and for your own advantage the old, antiquated, outworn, decrepit, useless man with his evil practices, and having clothed yourselves with the new man who is constantly being renewed, with a resulting advanced and perfect experiential knowledge which is according to the image of the One who created him” (Col. 3:9-10). Wuest zegt hier hetzelfde als in Efeziërs 4:20-24. We hebben de oude mens afgelegd, de hopeloze, onbruikbare mens, de mens die geen doel meer dient. Om die reden moeten we alle zonden, die nog uit het vlees voortkomen, ook afleggen, om voortdurend vernieuwd te worden in ons denken. Ook hier zien we dat de oude mens is weggedaan, omdat hij met Christus is gekruisigd en door ons voorgoed is uitgedaan als een oude jas. Omdat we deze jas hebben weggedaan, zegt Paulus dat wij nu niet meer moeten liegen tegen elkaar, en ook de leden doden die nog op de aarde zijn (Col. 3:5). We moeten nu de vrucht van de Geest voorbrengen (Col. 3:12-14). De gedachte dat wij in Efeziërs 4:22 en Colossenzen 3:9 deze leden voortdurend moeten doden, omdat de oude mens nog in beeld zou zijn, is een veelvoorkomende misvatting en brengt ons op een verkeerd spoor. De dood van de oude mens is één ding en het doden van de leden op aarde een ander ding. Wanneer we Romeinen 6 begrijpen, begrijpen we ook Galaten 2:20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven”. Onze oude mens is met Christus gekruisigd. In ons natuurlijke leven als niet-wedergeboren persoon, stond ons ‘oude ik’ centraal. Maar nu is het niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. Het is niet meer mijn oude mens, mijn ‘oude ik’, maar de nieuwe mens, mijn nieuwe ‘ik’. Christus leeft nu in ons en Hij is de Bron van ons leven. Hij is ons leven. En voor zover we nu nog op deze aarde in het vlees leven, leven wij door het geloof in de Zoon van God. De zonde is zijn heerschappij kwijt, maar God wil dat we in het proces terechtkomen dat Hij ons leven is en er niet langer aan ons leven valt te sleutelen.
Efeziërs 4:22 en Colossenzen 3:9-10 moeten we begrijpen in het licht van Romeinen 6:6.
Nr. 72 februari 2010
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 9
Onze vrijmaking van de zonde is niet een verandering van doen en laten, maar een verandering van de persoon die in ons woont, van de satan naar Christus. Dit wordt vaak niet begrepen en daarom proberen we ons gedrag aan te passen om God te behagen. Wanneer we echter zien dat de ‘ik’ die God behaagt nu Christus is (“niet meer mijn ik, maar Christus”), dan komt Christus helemaal in beeld en dat noemen we geestelijke groei. In het algemeen willen we een verandering in onszelf bewerkstelligen door meer Gods wil te dooien, meer Bijbelstudie, gebed en voornemens om niet meer ins geduld te verliezen of uit te varen geïrriteerd te zijn tegen de kinderen. Gods oplossing is dat hij onze oude mens heeft gekruisigd en hij ons natuurlijke leven heeft als nieuwe wijnzak heeft aangenomen. Van onze kant valt er niets meer te doen dan te rusten in Christus en in het geloof te weigeren ons uit die rust te laten halen. Er is maar één leven dat geestelijk is en dat is het leven van Christus en daar leven wij uit. Paulus gaat in het volgende hoofdstuk, Romeinen 7, verder in op de verleiding om te leven uit het vat in plaats vanuit de schat die in ons woont. Kortom. Het evangelie is niet het streven om betere christenen te worden, maar Zijn leven te leven door te rusten in Hem.
Studievragen 1. Waar gaat kort gezegd Romeinen 6 over? 2. Wat spreekt je aan uit dat hoofdstuk? 3. Leg het verschil uit tussen zonde, zonden, de oude mens en het vlees? 4. Sommige mensen vinden het moeilijk te geloven dat de zonde niet meer in hen woont. Vind jij dat ook? 5. Wanneer vind jij dat je geestelijk bent gegroeid? 6. Vind jij dat het verliezen van je geduld zonde is? 7. Hoe kijkt God daar tegen aan?
Er is maar één leven dat geestelijk is en dat is het leven van Christus en daar leven wij uit.