2 tO/hMIE
Nonderbouw EvCooO r de EK B WERK
O
Economie voor de onderbouw
Werkboek vmbo-t/havo
Auteurs Peter Adriaansen Henk Hofman Piet van Vorstenbosch Adri Zuiderwijk Eindredactie Henk Hofman Piet van Vorstenbosch
www.praktischeeconomie.nl Vierde druk Malmberg, ’s-Hertogenbosch
Inhoud Module 1 Consumeren
Module 2 Produceren
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 3
Consumeren doen we elke dag
Aan het werk
Planner
4
Kern
38
Kern
1 Schaarste en inkomen
5
1 Eerst produceren
39
2 Het kopen van goederen en diensten
8
2 Winst
41
3 Reclame
10
3 De productie van goederen
43
4 De kritische consument
12
4 De productie van diensten
46
14
5 Een eigen bedrijf
Onderzoek 5 Actief met economie
Onderzoek
Afsluiting
48
Afsluiting
6 Economische vaardigheden
16
6 Economische vaardigheden
50
7 Proef op de som
18
7 Proef op de som
52
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 4
Geld en verzekeren
Economische ontwikkeling
Planner
20
Kern
Planner
54
Kern
1 Wat is geld?
21
1 Economische groei
55
2 Sparen en lenen
23
2 Technologie, motor van de economie
58
3 Begroten is vooruitzien
25
3 De nieuwe schaarste
60
4 Inflatie
28
4 De tweede industriële revolutie
62
5 Geen risico
30
Onderzoek 6 Is lenen verstandig?
Onderzoek 5 Zijn biologische producten (te) duur?
32
Afsluiting
2
Planner
7 Economische vaardigheden
34
8 Proef op de som
36
64
Afsluiting 6 Economische vaardigheden
66
7 Proef op de som
68
Module 3 Binnenlandse zaken
Module 4 Buitenlandse zaken
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 7
De overheid
Wereldhandel
Planner
70
Planner
104
Kern
Kern 1 De collectieve sector
71
1 Producten uit de hele wereld
105
2 De overheid bemoeit zich met jou
73
2 Eén Europa
107
3 De belangrijkste dag van het jaar
75
3 Ondernemen in de Europese Unie
109
4 ‘Je wordt hier helemaal uitgekleed!’
77
4 De EU betekent ook wat voor jou
112
5 Wat moet de overheid doen?
80
5 Handelsblokken in de wereld
114
82
6 Turkije wel of geen lid van de EU?
Onderzoek
Onderzoek 6 Wel of geen voedselbanken?
116
Afsluiting
Afsluiting 7 Economische vaardigheden
84
7 Economische vaardigheden
118
8 Proef op de som
86
8 Proef op de som
120
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 8
De arbeidsmarkt
Arme en rijke landen
Planner
88
Kern
Planner
122
Kern
1 Werken in Nederland
89
1 Rijke en arme landen
123
2 Geld op de arbeidsmarkt
91
2 Hoe komt het dat er arme landen zijn?
125
3 Goede tijden, slechte tijden
94
3 Ontwikkelingshulp
128
4 Weg met de werkloosheid
96
4 Geen hulp maar handel
130
Onderzoek 5 Je eerste baantje
Onderzoek 98
Afsluiting
5 De millenniumdoelen
132
Afsluiting
6 Economische vaardigheden
100
6 Economische vaardigheden
134
7 Proef op de som
102
7 Proef op de som
136
3
MODULE 1 Consumeren
1
hoofdstuk
Consumeren doen we elke dag
Planner Oriëntatie e
Computerles Oriëntatie
Kern 1 e
2 e
3 e
4
Schaarste en inkomen Oefentoets Het kopen van goederen en diensten Oefentoets Reclame Oefentoets De kritische consument
e
Oefentoets
e
Adviestoets
e
Computerles Kern
Onderzoek 5
Actief met economie
e
Oefentoets
e
Onderzoek op de computer
Afsluiting 6 e
7
Economische vaardigheden Oefentoets Proef op de som Eindtoets hoofdstuk 1
4
r
d Te
n oe
m tu
Da
aa kl
e or Sc
kern
1
hoofdstuk 1
Schaarste en inkomen
Economie is keuzes maken 1
5
Bekijk HB bron 2.
a In de economie gaat het om de wensen en behoeften die
a In HB bron 2 zie je wat voor bijbaantjes jongeren hebben.
mensen hebben. Op welke manier kunnen jongeren aan geld
Stel dat er in Nederland 368.000 jongeren van 17 en 18 jaar
komen om in hun behoeften te voorzien?
zijn. Bereken hoeveel jongeren er in de horeca werken. b Het percentage jongeren van 17 t/m 18 jaar dat een kranten-
b Behoeften kunnen veranderen. Bijvoorbeeld omdat mensen
wijk heeft, is veel lager dan bij 15 t/m 16 jaar, omdat
ouder worden. Noem nog twee oorzaken van het veranderen van behoeften. bron 1
De heilige koe 2
Voor veel Europeanen is het bezit van een auto belangrijk. Maar niet in elk land heeft men evenveel auto’s. Het autobezit per inwoner is in Nederland veel hoger dan in Griekenland.
a In de introtekst heb je drie korte verhaaltjes gelezen over jongeren. Welke van de drie jongeren kan het beste in zijn behoeften voorzien? Marjolein • Rebecca • Sem 6
b Veel Nederlandse jongeren hebben een bijbaantje. Dat
a Lees WB bron 1. Wat wordt verstaan onder welvaart?
levert inkomen op. Noem nog een voordeel van het hebben van een (bij)baan. b Lees WB bron 1. Betekent dit dat de welvaart in Nederland
c Noem een nadeel van het hebben van een (bij)baan.
hoger is dan in Griekenland? d Heb jij een bijbaantje? Zo ja, wat voor baantje is dat? Zo nee, waarom niet? 7 3
De prijzen in de snackbars.
Bekijk HB bron 2. a In HB bron 2 zie je wat voor bijbaantjes jongeren hebben.
Gewicht per portie patat
Prijs per portie patat (€)
Stel dat er in Nederland 368.000 jongeren van 17 en 18 jaar
’t Hoekje
200 gram
1,66
zijn. Bereken hoeveel jongeren er in de horeca werken.
Patatpaleis
150 gram
0,85
Big Snack
300 gram
1,65
De Halte
100 gram
0,55
Sabine
200 gram
1,05
b Het percentage jongeren van 17 t/m 18 jaar dat een krantenwijk heeft, is veel lager dan bij 15 t/m 16 jaar, omdat
a Bij welke snackbar is de prijs van de patat het hoogst in verhouding tot het gewicht? 4
a Vul in : in de leeftijdscategorie 12 t/m 14 jaar heeft
%
van alle jongeren een bijbaantje. In de categorie 17 t/m 18 jaar heeft
% van alle jongeren een bijbaantje.
b Hoeveel jongeren van 17 t/m 18 werken er meer dan jongeren van 12 t/m 14 jaar? Ga uit van een totaal van 368.000 jongeren.
b In veel dorpen en steden zijn meerdere snackbars. De goedkoopste snackbar is lang niet altijd de snackbar met de meeste klanten. Sommige mensen kopen hun patat toch bij een duurdere snackbar. Geef twee redenen waarom mensen hun patat toch bij een duurdere snackbar kopen.
5
Er bestaat dus een spanning tussen die € 50 aan middelen en de grotere behoefte. Hoe noemen we deze spanning? c Wat bepaalt jouw keuze als jij een patatje gaat kopen?
9
Bekijk HB bron 3. Welke behoeften worden vervuld in de volgende gevallen? a Voordat je ’s ochtends naar school gaat, eet je een boterham met kaas.
8
Je kunt niet alles kopen wat je wilt. Je moet keuzes maken. Michiel heeft € 50 tot zijn beschikking. We gaan er even van
b Je ouders vinden het heel fijn dat je een goed cijfer voor een
uit dat hij dit geld alleen wil uitgeven aan cd’s en broodjes
proefwerk hebt gehaald.
gezond. De broodjes gezond kosten € 2,50 per stuk, de cd’s € 12,50.
c Op zaterdagavond ga je met je vrienden of vriendinnen naar
a Als hij 10 broodjes gezond wil eten, hoeveel cd’s kan hij
de bioscoop.
dan nog kopen? d Je studeert hard op school, want je wilt later een goede baan. b Teken deze combinatie in WB bron 2. Zet op de juiste plaats een punt. Zet de punten elke keer aan de rechterkant van de
10
Leg uit waarom mensen eerst hun primaire behoeften willen vervullen en daarna pas hun andere behoeften.
vakjes. bron 2 broodjes gezond
cd’s 1
2
3
Soorten inkomen
4
11
10
Bekijk HB bron 4. Welke vijf soorten primair inkomen zie je in deze bron?
12
Vul in: loon, rente, primaire, pacht, winst. De heer Hendrix is gemeenteambtenaar. Hij ontvangt voor
20
zijn werk
. Zijn zus, Marij, heeft een eigen
boerenbedrijf. Haar inkomen is 30
. Zij verhuurt ook
een stuk grond aan haar buurman en ontvangt De buurman heeft een spaartegoed en ontvangt Alle hier genoemde inkomens zijn 13
Voorbeelden
drag van € 50 aan cd’s uit zou geven?
Harold heeft spaargeld.
Teken ook dit punt in WB bron 2.
Inkomen
Daniëlle werkt in haar eigen restaurant.
d Hoeveel broodjes gezond zou Michiel kunnen kopen als hij
Leo heeft een aantal huizen die hij aan studenten verhuurt.
het hele bedrag aan broodjes zou uitgeven? Teken ook dit punt in WB bron 2. Verbind
Achmed werkt bij een kwekerij.
nu de drie getekende punten door een rechte lijn. Wat is het
Joris werkt in een muziekwinkel. Hij mag als beloning uit de winkelvoorraad kiezen.
voordeel van het tekenen van zo’n grafiek?
Primair inkomen e Kan Michiel twintig broodjes en twee cd’s kopen? Verklaar je antwoord.
14
Bekijk je antwoorden bij vraag 13. Wie ontvangt: inkomen uit arbeid? inkomen uit bezit?
6
f Het geld dat Michiel tot zijn beschikking heeft is € 50. Hij
primair inkomen?
zou graag 4 cd’s en wel 20 broodjes gezond willen kopen.
inkomen in natura?
. inkomens.
Vul in: loon — winst — rente — huur — cd’s.
c Hoeveel cd’s zou Michiel kunnen kopen als hij het hele be-
.
Secundair inkomen 15
d Bereken hoeveel studiefinanciering Nina krijgt als ze op
Kruis in de onderstaande tabel het juiste antwoord (primair
kamers gaat wonen.
inkomen of overdrachtsinkomen) aan. Overdrachtsinkomen
1
Hanna maakt met haar bedrijf € 20.000 winst.
□
□
2
Tijn verdient € 70 met zijn baan als vakkenvuller in het weekend.
□
□
3
Opa Tilburg krijgt € 900 AOW per maand.
□
□
4
Sosan ontvangt € 1.500 dividend (winstuitkering) op haar aandelen.
□
□
5
Har ontvangt € 170 zorgtoeslag per maand.
□
□
6
Janna ontvangt een studiebeurs van € 4.000 voor een stage in Milaan.
□
□
Boyan werkt bij Defensie en verdient € 2.200 bruto per maand.
□
7
16
Primair inkomen
e Hoeveel moet Nina per maand bijverdienen om haar studie te kunnen betalen als ze thuis blijft wonen? f
Hoeveel moet Nina per maand bijverdienen om haar
studie te kunnen betalen als ze op kamers gaat wonen?
g Voor Nina is het gaan wonen op kamers duurder. Toch besluit ze in Delft een kamer te zoeken voor haar studie. Geef een mogelijk argument voor die keuze.
bron 3 □
Studiekosten en studiefinanciering Thuis wonen
Op kamers wonen
Studieboeken
€ 600
€ 600
a Maaike heeft per maand € 1.750 (bruto)loon. Elke maand
Collegegeld per jaar
€ 1.538
€ 1.538
ontvangt ze € 200 pacht voor een stuk grond dat zij bezit. Zij
Kamerhuur
----
€ 450
betaalt elke maand € 350 aan belasting en € 200 aan sociale
Kosten eten per maand
premies. Zij ontvangt ook elke maand € 160 huurtoeslag. Hoe
Zakgeld per maand
groot is haar primair inkomen?
€ 200 € 150
€ 150
b Hoe groot is haar secundair inkomen? 18 17
Je kunt in het ePack de oefentoets bij deze paragraaf maken.
c Hoe groot is haar besteedbaar inkomen?
Kennis en vaardigheden hoofdstuk 1, §1
Nina zit in 6 vwo. Zij wil gaan studeren aan de TU Delft. Zij
Kennen • De begrippen welvaart, behoeften en schaarste • De behoeftepiramide van Maslow • De begrippen inkomen uit arbeid, inkomen uit bezit, inkomen in natura • De begrippen primair, secundair en overdrachtsinkomen Kunnen • De begrippen toepassen • Eenvoudige berekeningen maken rond inkomens
twijfelt tussen thuis wonen en op kamers wonen. Ondanks het feit dat ze recht heeft op een basisbeurs en een aanvullende beurs, moet ze een deel van de studiekosten betalen uit haar bijverdiensten. a Bereken met de cijfers van WB bron 3 de totale kosten per jaar voor de ouders van Nina als ze thuis blijft wonen.
õ handboek §2 blz. 12 b Bereken de totale kosten per jaar als Nina op kamers gaat wonen. c Bereken hoeveel studiefinanciering Nina krijgt als ze thuis blijft wonen. Gebruik daarbij HB bron 5.
7
kern
2
hoofdstuk 1
Het kopen van goederen en diensten
Soorten goederen 1
d Stel dat er in Nederland 760.000 jongeren zijn van 12 t/m
Hieronder staat een lijstje met goederen en diensten. Geef aan
14 jaar. Hoeveel geld geven deze jongeren uit aan roken?
of er sprake is van een gebruiksgoed, een verbruiksgoed of een dienst.
2
Gebruiksgoed
Verbruiksgoed
Dienst
e Hoeveel geld geven de jongeren van 12 t/m 14 jaar uit aan
Bezoek aan PinkPop Diepvriesmaaltijd
□
□
□
cosmetica e.d.?
□
□
□
Diepvrieskist
□
□
□
f Waar geven zij meer geld aan uit: aan roken of aan cosme-
Mobieltje
□
□
□
tica e.d.?
Bezoek aan het geldmuseum in Utrecht Agenda
□
□
□
□
□
□
Glas cola
□
□
□
g Uit HB bron 1 kun je afleiden dat de jongeren steeds meer gaan consumeren naarmate ze ouder worden. Aan welke twee gegevens kun je dat zien?
Bekijk HB bron 3. Welke goederen in onderstaande tabel zijn schaarse goederen? En welke behoren tot de vrije goederen? Schaars goed
Vrij goed
Zeewater
□
□
Drinkwater
□
□
Een boek
□
□
Zand in de woestijn
□
□
Bouwgrond
□
□
Zonlicht
□
□
Airconditioning
□
□
Prioriteiten 6
a Hier volgt een aantal behoeften: naar muziek luisteren • televisie kijken • naar school gaan • aankleden • eten. Zet de behoeften op volgorde. Begin met de behoefte die je als eerste zou vervullen.
b Vul aan: een ander woord voor het in volgorde plaatsen van 3
Vrije tijd is een schaars goed. Leg dit uit.
behoeften is 7
.
Kruis in onderstaand rijtje aan wat de goede voorbeelden zijn van basisbehoeften.
4
□ dvd-speler
□ winterjas
a Schaarse goederen zijn goederen waar een • geen prijs voor
□ brood
□ vakantiereis
betaald moet worden;
□ huis
□ kapper
b Vrije goederen zijn goederen waar een • geen prijs voor
□ mobiele telefoon
□ schoon water
betaald moet worden. 5
Bekijk HB bron 1.
bron 1
a Hoeveel euro wordt in de groep van 17- t/m 18-jarigen per maand, per persoon méér aan snoep uitgegeven dan in de groep van 12- t/m 14-jarigen? b Hoeveel procent van de groep 12- t/m 14-jarigen geeft geld uit aan kleding en schoenen? c Hoeveel dvd’s koopt een 12- t/m 14-jarige gemiddeld per jaar als een dvd gemiddeld € 12 kost?
8
In een jaar tijd is het aantal gezinnen dat afhankelijk is van gratis voedselpakketten, verviervoudigd. In 2007 klopten 5.000 huishoudens aan bij een voedselbank. In 2008 waren dat er 20.000. Dat blijkt uit een rondgang langs de voedselbanken in Nederland. Deze weggeefpunten voor gratis voedsel schieten als paddenstoelen uit de grond. De komende jaren zal op zijn minst sprake zijn van een verdubbeling, is de verwachting. De voedselbanken verzamelen overtollige voorraden en goederen waarvan de houdbaarheidsdatum bijna is verstreken.
8
Lees WB bron 1. a Dit is een artikel uit een krant. De schrijver is vergeten een
14
Lees WB bron 2.
kop boven het artikel te plaatsen.
a Voedselprijzen zijn sterk gestegen. Er is sprake • geen
Verzin een passende krantenkop en zet deze boven het artikel.
sprake van inflatie. De koopkracht neemt daardoor toe • af.
b Van welke behoeften is sprake in het krantenartikel?
b Geef twee mogelijke oorzaken van de stijging van de voedselprijzen.
c Met hoeveel procent is het aantal huishoudens dat beroep doet op de voedselbank gestegen? 9
Leg uit dat de vraag naar luxebehoeften stijgt, als gezinnen
15
meer gaan verdienen.
Marjolein werkt in een cateringbedrijf. In 2008 bedroeg haar nettosalaris € 1.200. In 2009 wordt een inflatie verwacht van 2,3%. Op 1 januari 2009 heeft haar werkgever haar nettosalaris verhoogd tot € 1.224. Met hoeveel procent zal haar koopkracht door deze loonsverhoging stijgen of dalen?
Koopkracht en inflatie 10
Als prijzen stijgen, merk je dat in je portemonnee. Geef een voorbeeld van een product waar jij nu meer voor moet betalen dan een jaar geleden. 16
11
Lees HB bron 5.
a Als veel winkeliers hun prijzen verhogen, krijg je inflatie.
a Deze bron gaat over een recessie. Wanneer is er sprake van
Het leven wordt dan duurder. Noem twee producten die bijna
een recessie?
elk jaar in prijs omhooggaan. b Welke winkeliers zullen het hardst getroffen worden als er b Noem twee producten die de laatste jaren wel eens
een recessie is: de winkeliers die levensmiddelen verkopen of
goedkoper geworden zijn.
de winkeliers die flatscreen-tvs’s verkopen? Leg je antwoord uit.
12
Inflatie heeft gevolgen voor de koopkracht van mensen. Wat wordt bedoeld met het begrip koopkracht?
13
Lees HB bron 4.
17
Je kunt in het ePack de oefentoets bij deze paragraaf maken.
a De inflatie is in februari 2,2%. Betekent dit dat de
Kennis en vaardigheden hoofdstuk 1, §2
koopkracht van de consument met 2,2% gedaald is?
Kennen • De begrippen vrije en schaarse goederen • De begrippen goederen en diensten en gebruiksgoederen en verbruiksgoederen • De betekenis van het stellen van prioriteiten • De betekenis van de begrippen basisbehoeften en luxebehoeften • De betekenis van de term inflatie en het verband met koopkracht Kunnen • De begrippen toepassen • Eenvoudige berekeningen maken rond het thema koopkracht en inflatie • Aflezen van en conclusies trekken uit tabellen
b Welke groep mensen heeft in februari het meeste last gehad van de inflatie?
bron 2
Hoge voedselprijzen dwingen tot nadenken
õ handboek §3 blz. 14
Voedselprijzen stijgen wereldwijd enorm en daar komt voorlopig geen einde aan. Zetten we de prijs van rijst op 100 in 2004, dan kostte rijst in 2007 132 en in 2008 201. Anders gezegd: de prijs van rijst is tussen 2004 en 2008 verdubbeld. Voor graan en maïs gelden soortgelijke prijsstijgingen. De prijsstijging kent diverse oorzaken. (Vrij naar: de Volkskrant, 19 april 2008)
9
kern
3
hoofdstuk 1
Reclame
Reclame 1
bron 2
Het koopgedrag van de consument wordt onder andere beïnvloed door reclame. Onderstaande winkeliers/fabrikanten willen hun product onder de aandacht brengen van de consument. Welke mogelijkheid is voor hen het beste? Kies uit: 1 tv-reclame 2 folder huis-aan-huis bezorgen 3 iemand met reclameborden op zaterdag door het winkelcentrum laten lopen a Bakker Van Rooij heeft deze week diverse soorten broodjes in de aanbieding. Keuze : b Alleen vandaag bij FTS: G-Star spijkerbroek voor € 50. Keuze: c Een fabrikant van sportschoenen introduceert een nieuw
2
5
Welke van onderstaande reclameslogans is een voorbeeld van
type schoen. Keuze:
ideële reclame?
Bekijk en lees HB bron 1. Misschien herinner je je deze
A Belastingdienst. Gemakkelijker kunnen we het niet maken.
reclameactie uit 2008 nog.
B Drie pakken melk halen, twee betalen!
a Wat is het doel van deze actie van Albert Heijn?
C Stop kindermishandeling! D 25% extra korting op alle afgeprijsde producten. 6
In 2008 werden er 30 Postbus-51-spotjes op tv uitgezonden.
b De actie was een groot succes. De verkoop bij Albert Heijn
Hiervoor werd € 512.000 uitgegeven.
steeg in een korte periode flink. Geef een reden waarom deze
a Bereken de gemiddelde uitgave per spotje. Rond je
actie zo succesvol was.
antwoord af op hele euro’s. b In 2007 waren de uitgaven voor de Postbus-51-spotjes € 482.000. Met hoeveel procent zijn de uitgaven in 2008 gestegen ten opzichte van 2007? Rond je antwoord af op 1
3
decimaal.
In WB bron 1 zie je vijf merken. Welk product hoort bij het merk? Schrijf het product onder het merk.
Doelgroep
bron 1 7
Bekijk HB bron 3. Wat is de doelgroep van deze advertentie?
Reclame voor
Doelgroep
Computergames Make-up Het tijdschrift Voetbal International
4
Luiers
a Bekijk WB bron 2. Deze advertentie is een voorbeeld van ideële • misleidende reclame.
8
Vul in bovenstaande tabel in op welke doelgroep de reclames
9
a Een Koreaans bedrijf wil een compleet nieuw product
zich richten.
b Leg uit waarom je bij a voor deze vorm van reclame gekozen hebt.
in Nederland introduceren. Daartoe wordt eenmalig en op hetzelfde moment een STER-spot uitgezonden van een minuut op Nederland 1, 2 en 3.
10
Een STER-spot kost gemiddeld € 8.000 per 30 seconden per
13
zender. Bereken de kosten van deze reclamecampagne.
Lees WB bron 3. a Welke twee marketinginstrumenten spelen bij aankopen via internet (bijna) geen rol?
b Noem nog vier manieren waarop de Koreaanse onderne-
b Noem twee nadelen van het kopen via internet voor de
ming haar doelgroep had kunnen bereiken.
klant.
c Noem twee voordelen van het kopen via internet voor de
Marketing 10
klant.
a Bekijk HB bron 2. Bereken met hoeveel euro de reclameuitgaven van Albert Heijn zijn gedaald tussen 2006 en 2007. 14 b Geef een mogelijke verklaring voor de daling aan reclame-
Het bedrijf Funtronic verkoopt in een bepaalde maand 800 spelcomputers à € 140 per stuk. Het bedrijf wil meer verkopen
uitgaven voor Albert Heijn.
en verlaagt de verkoopprijs met 10%. Daardoor worden 15% meer spelcomputers verkocht. a Met welk bedrag is de verkoopopbrengst gestegen?
c Kijk naar de reclame-uitgaven van het Kruidvat in 2007. Stel de verkoopopbrengst van het Kruidvat in dat jaar op € 730 miljoen. Bereken hoeveel procent van de verkoopopbrengst wordt uitgegeven aan reclame. 11 Bekijk HB bron 4.
b Van welk marketinginstrument maakt Funtronic gebruik om
Een winkel die huishoudelijke apparaten verkoopt, wil de
het koopgedrag te beïnvloeden?
omzet uitbreiden en overweegt een aantal acties. Geef aan om welk marketinginstrument het gaat. Actie
12
Prijs
Plaats
15 Promotie
Vul aan. De marketingmix is de combinatie van . Een
Product
bedrijf wil met de marketingmix een bepaalde
Installatie door monteurs
□
□
□
□
Kortingsactie
□
□
□
□
Beter servicepakket
□
□
□
□
Kennis en vaardigheden hoofdstuk 1, §3
Huis-aan-huisfolders
□
□
□
□
Uitbreiding showroom
□
□
□
□
Op maandag geen btw
□
□
□
□
Spotje op regionale tv
□
□
□
□
Kennen • De betekenis van reclame voor de consument en voor het bedrijf • De begrippen reclame en ideële reclame • De betekenis van de term doelgroep • De inhoud van het begrip marketing • De vijf marketinginstrumenten en het begrip marketingmix • Waarom jongeren een belangrijke doelgroep vormen Kunnen • De begrippen toepassen • Eenvoudige berekeningen maken rond het thema reclame • De relatie zien tussen doelgroep en de daarbij behorende marketingmix
Bij Douglas (parfumerieën) klopt de marketingformule: er worden dure • goedkope producten verkocht die eenvoudig • luxe zijn, in winkels op goede, dure • goedkope locaties. Het personeel is chic • gewoon en er wordt reclame gemaakt in glossy tijdschriften • eenvoudige folders.
bron 3
bereiken om zo het 16
te beïnvloeden.
Je kunt in het ePack de oefentoets bij deze paragraaf maken.
õ handboek §4 blz. 16
Consument koopt meer op internet Consumenten gaven in 2007 gemiddeld ruim € 530 uit aan inkopen via internet, een stijging van 20% ten opzichte van 2006. In totaal spendeerden Nederlandse consumenten in 2007 € 3,9 miljard op het net, bijna 40% meer dan het jaar ervoor. (Vrij naar: de Volkskrant, 20 mei 2008)
11
kern
4
hoofdstuk 1
De kritische consument
Consumentenorganisaties 1
Bram vindt in de Consumentengids een vergelijkend waren-
• Ontdooien moet minstens ‘redelijk’ scoren.
onderzoek over auto’s. Een vergelijkend warenonderzoek is
• Hij moet een automatisch ontdooiprogramma hebben.
een …(1)… onderzoek, waarin …(2)… merken en typen worden
• Hij moet een automatisch opwarmprogramma hebben.
beoordeeld op een aantal testonderdelen.
• Het totale testoordeel moet minstens ‘redelijk’ zijn.
Wat moet worden ingevuld op plaats (1) en (2)?
Als meerdere magnetrons aan deze eisen
Plaats (1)
2
• Opwarmen moet minstens ‘redelijk’ scoren.
Plaats (2)
voldoen, koopt Jaap de goedkoopste.
A afhankelijk
dezelfde
Welke magnetron koopt Jaap?
B afhankelijk
verschillende
A De’longhi
C onafhankelijk
dezelfde
B Moulinex
D onafhankelijk
verschillende
C Samsung
Noem nog een consumentenorganisatie die vergelijkende
D Sharp
warenonderzoeken uitvoert naar auto’s. bron 2 bron 1
weging1
van € 34,99 misleidend. Waarom?
5
Daewoo
121 50x30x41 abcdfgh o
o
o/+ o
o
De’longhi
115 48x28x37 e
o
o
–
–
o/+ ++
–/o
Moulinex
110 46x29x39 abdfhi
o
o
o
+
+
++
o
Samsung
108 50x28x36 abfg
o
o
o
–
+/++ ++
o
Sharp
118 53x31x44 abcdfg –/o o
–
–
+
+
–/o
+
o
+
++
o/+
Whirlpool 128 53x31x44 fgh
o
o
Bekijk HB bron 1. Heb je zelf wel eens meegemaakt dat je een conflict had met een winkelier? Waar ging dit conflict over? Wat
30% 30% 15% 5% 10% 10% +
Vliegreizen worden tegenwoordig heel vaak goedkoop aangeboden. Dit kun je zien in WB bron 2. Toch is het bedrag
totale testoordeel
gebruiksaanwijzing
gebruiksgemak
energieverbruik
bereiden gehakt
ontdooien
opwarmen
voorzieningen*
afmetingen in cm (bxhxd)
merk
prijs in €
4
heb je toen gedaan?
o
De overheid en de consument 6
Geef bij de producten in de tabel aan welke eisen de overheid stelt. Gebruik bij deze opgave je eigen ervaring, je gezonde verstand en zoek eventueel bepaalde informatie op.
) Dit percentage geeft aan hoe zwaar dit onderdeel meetelt bij het bepalen van het totale testoordeel. 1
Voedingsmiddelen
*Voorzieningen
1
2
a = automatisch ontdooiprogramma b = automatisch opwarmprogramma c = automatisch kookprogramma
Speelgoed
d = instellen van gewicht
1
e = tijdinstelling analoog 2
f = tijdinstelling digitaal g = klok Elektrische apparaten
h = kindbeveiliging i = vastzetten draaiplateau
Auto’s
Oordeel ++ = zeer goed + = goed o = redelijk
– = matig
1
– – = slecht 2
3
Bekijk WB bron 1 Jaap gaat op kamers wonen en wil een magnetron kopen. Hij stelt de volgende eisen aan een magnetron:
12
7
a Bekijk HB bron 3. Bij verpakte etenswaren staan de ingrediënten op de verpakking. In welke wet is dit geregeld?
b Waarom is het voor de consument belangrijk dat de ingredienten op de verpakking staan?
bron 3
Milieuonvriendelijk
Milieuvriendelijk
Grondstoffen
8 kg à € 3
7 kg à € 3,50
Arbeid
0,25 uur à € 5
1,5 uur à € 22
Machine-uren
1,5 uur à € 14
geen
Mileuonvriendelijk
Milieuvriendelijk
Grondstoffen
Grondstoffen
Arbeidskosten
Arbeidskosten
Machinekosten
Machinekosten
Totale kosten
Totale kosten
Waarschuwing Bayer Garden Clear-up spray en HG Onkruidweg Bayer heeft geconstateerd dat een aantal flacons Bayer Garden Clear-up en HG Onkruidweg ongewenste bacteriën bevatten. Personen met een ernstige longziekte lopen risico op infectie. De producten kunnen worden teruggebracht naar de winkel. Klanten krijgen het aankoopbedrag terug. (Vrij naar: www.vwa.nl)
8
Lees HB bron 2 en WB bron 3. Terughaalacties zijn vervelend voor een bedrijf. Waarom? Geef twee redenen.
b Het maken van een milieuvriendelijk • milieuonvriendelijk
1
product is het goedkoopst. c Geef een reden waarom sommige consumenten bereid zijn om een hogere prijs voor een milieuvriendelijk product te
2
betalen. 9
Rob heeft zeven dagen geleden een kalender aan de deur
12
a Recycling draagt op twee manieren bij aan een beter gebruik van het milieu. Leg dat uit.
gekocht van een student van de kunstacademie. Hij betaalde daarvoor € 17,95. Hij krijgt spijt van de aankoop. Kan Rob op grond van de Colportagewet de koop ongedaan maken? Rob kan wel • niet van de koop af, want
b Geef drie voorbeelden van recycling. 10
Bekijk de logo’s in HB bron 2. Deze logo’s zijn van twee internetsites die een consument kunnen helpen als deze een
13
Lees HB bron 4.
product wil kopen. Ga naar de internetsite: www.kieskeurig.nl.
a Verpakkingsbelasting draagt op twee manieren bij aan een
Klik vervolgens op computer. Kies een product, bijvoorbeeld
beter milieu. Leg dat uit.
een laptop. Klik een merk aan, bijvoorbeeld Compaq. Klik vervolgens op prijzen. a Wat valt je op als je naar de prijzen in de verschillende webwinkels kijkt? b HB bron 4 heeft geen titel. Bedenk zelf een kop voor dit krantenartikel.
b Welke informatie, behalve prijsvergelijkingen, biedt deze site consumenten nog meer? 14
Je kunt in het ePack de oefentoets bij deze paragraaf maken.
Kennis en vaardigheden hoofdstuk 1, §4
Consumptie en milieu 11
Een product kan op twee manieren geproduceerd worden: milieuvriendelijk of milieuonvriendelijk. In onderstaande tabel zie je de kosten van beide manieren. a Maak een berekening van de kosten om het product te maken. Vul het schema in.
Kennen • Consumentenorganisaties en hun werkzaamheden • De begrippen vergelijkend warenonderzoek, Warenwet en Colportagewet • De rol van de overheid bij de consumptie van goederen en diensten • De begrippen keurmerk en recycling Kunnen • De begrippen toepassen • Het verband zien tussen consumptie en milieu õ handboek §5 blz. 18
13
onderzoek
5
hoofdstuk 1
Actief met economie
Een economisch woordweb 1
Werk bij deze opdracht samen met je buurleerling. Kijk in HB bron 1. In paragraaf 1 van dit hoofdstuk heb je geleerd wat inkomen is en welke verschillende soorten inkomen er zijn. Maak een woordweb met het woord inkomen. Gebruik de begrippen uit paragraaf 1.
afbeelding 1
2
Maak een woordweb met een door jou gekozen woord. Gebruik de onderwerpen uit hoofdstuk 1.
6
a Bij deze opdracht zoek je zelf vier plaatjes over een onderwerp, bijvoorbeeld: reclame, inflatie, koopkracht. Je mag ook een ander onderwerp kiezen. Zoek vier plaatjes, waarvan
afbeelding 2
er eentje niet bij het onderwerp hoort. De plaatjes moeten te maken hebben met wat je geleerd hebt in hoofdstuk 1. Laat je buurleerling raden welk plaatje er niet bij hoort. b Mijn buurleerling raadde het plaatje wel • niet. c Laat je buurleerling een kruis door het plaatje zetten dat er niet bij hoort. Als hij of zij het goed heeft natuurlijk!
3
Leg aan je buurleerling het woordweb dat je gemaakt hebt uit. Het woordweb is voor hem/haar duidelijk • niet duidelijk omdat
Wat hoort er niet bij? 4
Kijk naar HB bron 2. Je ziet vier foto’s. Eén foto hoort er niet bij. Hier staat een rood kruis doorheen. Waarom hoort deze foto er niet bij?
5
Zoek vier plaatjes over goederen. Drie plaatjes moeten over schaarse goederen gaan. Een plaatje over vrije goederen. Plak de plaatjes in de vierkanten hierna. Zorg ervoor dat de plaatjes in het vierkant passen! Zet een rood kruis door het plaatje dat er niet bij hoort.
14
Kun jij de landmacht aan? 7
11
Een reclamemaker probeert je ervan te overtuigen dat zijn
Bekijk HB bron 3.
product het beste is in zijn soort. Vaak speelt hij in op zakelijke
a Wat is de doelgroep van de advertentie in deze bron?
argumenten zoals: de prijs, duurzaamheid van het product of de vormgeving. De reclamemaker kan ook inspelen op de gevoelens of emoties van mensen. Bijvoorbeeld: mensen
b Spreekt de advertentie je aan? Waarom wel/niet?
houden van gezelligheid, zien er graag verzorgd uit of vinden gezondheid heel belangrijk. Ook willen mensen graag het beste voor hun kinderen. Wat speelt in jouw uitgeknipte advertenties een belangrijke
8
Bekijk HB bron 4.
rol: het zakelijke of de emotie?
a Wat is de doelgroep van de advertentie in deze bron?
Adv. 1
Adv. 2
Adv. 3
Adv. 4
Zakelijk
b Spreekt de advertentie je aan? Waarom wel/niet?
Emotie
12
Je hebt nu het een en ander geleerd over reclameadvertenties. Tijd om zelf een advertentie te maken. Kies een product en een
9
Knip vier advertenties uit een krant of tijdschrift. Elke
doelgroep. Ontwerp in het onderstaande vak een advertentie.
advertentie moet een andere doelgroep aanspreken. Schrijf in
Zorg dat je advertentie opvalt!
onderstaande tabel het product, het merk en de doelgroep. Product
Merk
Doelgroep
Advertentie 1
Advertentie 2
Advertentie 3
Advertentie 4
10
Een advertentie heeft altijd een doel. Het doel is om de consument een product te laten kopen of het gedrag van de consument te beïnvloeden. Bekijk nogmaals de vier advertenties. Bedenk bij elke advertentie welke informatie gegeven wordt, hoe de adverteerder probeert te overtuigen of je probeert over te halen om het product te kopen, en wat humoristisch is. Welke van bovenstaande doelen zie je in jouw uitgeknipte advertenties? Zet een kruisje in onderstaande tabel als een doel niet voorkomt. Adv. 1
Adv. 2
Adv. 3
Adv. 4
Informatie geven Overtuigen Overhalen tot kopen Humor
õ handboek §6 blz. 20
15
afsluiting
6
hoofdstuk 1
Economische vaardigheden
Basisrekenen 1
5
Bereken een deel van een getal.
Bekijk HB bron 1. Bereken uit je hoofd.
a 3/5 deel van de 4.300 aanwezigen op een popconcert was
a De som van 548 en 1.213 =
ouder dan 45 jaar. Hoeveel mensen waren jonger dan 45 jaar?
b De som van –84 en 312 = c Het verschil van 438 en 56 =
b Van de 5.000 ondervraagde mensen vond 4/7 het een goed
d Het quotiënt van 81 en 9 =
idee om ook kunststof (zoals plastic) te recyclen. Hoeveel
e Het product van 12 en 13 =
mensen zijn voor het recyclen van kunststof?
f Het quotiënt van 63 en 7 = 2
In de zomervakantie gaat de familie Jansen uit Amsterdam een dagje naar de Efteling. Vader, moeder en de twee kinderen
6
Bekijk WB bron 1.
van 7 en 16 jaar lopen van huis l naar het Centraal Station in
a Stel: er hebben 14.000 leerlingen de rekentoets gedaan.
Amsterdam. Daar gaan ze met de trein naar Den Bosch en
Hoeveel leerlingen zijn gezakt voor de toets?
vervolgens met de bus naar Kaatsheuvel. De terugreis gaat op dezelfde manier.
b De tekenaar heeft (expres) een fout gemaakt in de cartoon.
De 16-jarige Linda, die met haar vakantiebaantje € 4 per uur
Welke fout is dit?
verdient, was blij dat zij dit dagje Efteling niet voor de familie hoefde te betalen. In onderstaande tabel zie je de kosten voor het dagje uit. Treinretour Amsterdam – Den Bosch per persoon (personen 11 jaar en ouder)
€ 20
Treinretour Amsterdam – Den Bosch per persoon (personen tot 11 jaar)
€2
Enkele busreis Den Bosch – Kaatsheuvel per persoon
€3
Prijs toegangskaartje per persoon
€ 30
Overige uitgaven per persoon
€ 20
bron 1
a Bereken de totale kosten voor het dagje uit voor de familie Jansen. b Stel dat Linda het dagje uit voor de familie had moeten betalen. Hoeveel uur zou zij dan gewerkt moeten hebben om alle kosten te betalen?
7
Joep koopt een plasma-tv voor € 1.500. Hij mag in drie keer betalen. De eerste keer betaalt hij 3/5 deel. De tweede keer betaalt hij 1/4 deel van de rest. Bereken hoeveel Joep de
Rekenen met breuken 3
laatste keer moet betalen.
Bekijk HB bron 2, 3, 4 en 5. Maak de volgende berekeningen met breuken. a 5/8 + 6/8 = b 4/12 + 2/12 = c 1/4 + 1/3 = d 2/3 + 1/5 =
4
Bijverdiensten
f 3/6 : 4/5 =
Je hebt in de zomervakantie hard gewerkt en in totaal € 800 opzijgelegd. Je besluit 2/5 deel van dat bedrag meteen te besteden en de rest te sparen. Van het bedrag dat je besteedt, geef je 1/6 deel uit aan een dagje Efteling en de rest aan nieuwe kleren. Van het ‘kleedgeld’ koop je een jas van € 126,67. Van de rest van het kleedgeld koop je nieuwe broeken. Die kosten € 35 per stuk.
Verander onderstaande breuken in een decimale breuk. Rond af op 2 decimalen. a 1/2 = b 3/4 = c 7/11 =
16
bron 2
e 2/11 : 1/4 =
8
11
Lees WB bron 2.
a Bekijk WB bron 3 en HB bron 6. Bereken de kosten per week voor het voer van Lobke.
a Reken uit hoeveel je besteedt aan een dagje Efteling. Op de juiste manier afronden! b Hoeveel spaar je?
b Bereken de totale kosten per jaar.
c Hoeveel broeken kun je kopen?
c Bereken de kosten per maand. d Op de dag dat je broeken koopt, geldt de actie: 2 voor de prijs van 1. Hoeveel broeken kun je dan kopen? 12 9
Een voetbalclub wil een nieuw stadion laten bouwen. De totale
euro uitgekeerd aan goede doelen. In onderstaande tabel
kosten bedragen € 3.950.000. Het Rijk betaalt 3/10 deel, de
zie je enkele goede doelen en het bedrag dat zij ontvangen
provincie betaalt 1/4 deel en de gemeente betaalt 1/5 deel.
hebben.
Welk bedrag moet de voetbalclub zelf betalen?
Van maanden naar weken en van weken naar maanden 10
De Sponsor Bingo Loterij heeft in 2007 in totaal 40 miljoen
Bekijk HB bron 6 en 7.
Johan Cruijff Foundation
1,6
KWF Kankerbestrijding
0,7
Nationaal Fonds Kinderhulp
1,0
Nationaal Epilepsiefonds
0,25
Stichting Doe een Wens
0,3
2007.
per maand.
b € 35 per maand is
Bedrag (in mln euro’s)
a Bereken hoeveel de vijf goede doelen samen ontvingen in
Reken uit. Antwoorden afronden op 2 decimalen. a € 5 per week is
Goede Doel
b Schrijf het antwoord van vraag a voluit.
per week.
c € 960 per jaar is
per maand.
c Het hoeveelste deel van de totale uitkeringen kreeg de
d € 20 per week is
per maand.
Johan Cruijff Foundation? A 1/4 deel
bron 3
B 1/8 deel
Kosten van een huisdier In het gezin Felix willen de kinderen graag een tweede hond als speelkameraad voor de labrador Lobke. Vader is tegen. Hij zegt dat Lobke al meer dan € 50 per maand kost. De kinderen geloven hem niet en samen slaan ze aan het rekenen met de volgende gegevens: Voer
Lobke eet 2 x per dag 200 gram brokken van ‘Happyfood’.
Voer
4 x per week wordt een brokkenmaaltijd vervangen door 200 gram vlees.
Hondenbelasting gemeente
€ 25 per jaar.
Dierenarts
Jaarlijkse inenting tegen rabiës. Kosten: € 80.
Hondenpension
10 dagen per jaar. Kosten € 8 per dag. (NB: tijdens het verblijf in het pension lopen de voerkosten gewoon door.)
Wormbehandeling
2 x per jaar. Kosten per keer € 20.
Diverse kosten
€ 3 per week.
C 1/16 deel D 1/25 deel 13
Joris Winkans speelt mee in de Sponsor Loterij. Een lot kost € 8,50 per trekking. Er zijn 13 trekkingen per jaar. Hoeveel betaalt Joris gemiddeld per maand voor een lot?
Afronden van getallen 14
Bekijk HB bron 7. Rond de onderstaande getallen af. Bedragen op 2 decimalen en procenten op 1 decimaal. a 5,4534% = b € 11, 54488 = c € 1,3552 = d 88,1611% =
15
Je kunt in het ePack de oefentoets bij deze paragraaf maken.
õ handboek §7 blz. 22
De Happyfood-brokken kosten € 30 voor een zak van 15 kilo. Het vlees kost € 2,50 per kilo.
17
afsluiting
7 1
hoofdstuk 1
Proef op de som
Lees HB bron 1. Waarom is het verstandig om jongeren die nog
5
thuis wonen, mee te laten betalen? Gebruik bij de beantwoor-
Kruis in het schema de juiste stellingen aan. □
Bij welvaart gaat het om de vraag hoeveel inkomen iemand heeft.
□
Recycling is het scheiden van afval.
□
Als de prijs van Pepsi-Cola stijgt, stijgt de vraag naar Coca-Cola.
□
Tot de marketingmix rekenen we plaats, promotie, personeel, prijs en klantvriendelijkheid.
□
Verbruiksgoederen zijn vrije goederen.
□
Ideële reclame wil een goed doel bereiken.
□
Schaarse goederen hebben een prijs.
2 staan? Kies uit: afhankelijke – consumenten – overheid –
□
Loon behoort tot inkomen uit arbeid.
onafhankelijke – producenten
□
Jongeren zijn voor reclamemakers een belangrijke doelgroep, want ze zijn gemakkelijk te beïnvloeden.
ding de begrippen ‘basisbehoeften’ en ‘luxebehoeften’.
2
a De Consumentenbond is een …(1)… vereniging die de belangen van de …(2)… behartigt. Wat moet er op plaats 1 en
1= 2=
6
Maak gebruik van HB bron 3. Ralph en Benita hebben twee
b Leerkracht Petra vraagt aan een groep leerlingen: ‘Wie van
jaar lang elke maand een vast bedrag gereserveerd om een
jullie kan een taak opnoemen van de Consumentenbond?’
parketvloer te kunnen kopen. Ook het vakantiegeld van Ralph,
Ilse: ‘De Consumentenbond onderzoekt wat voor gevolgen de
€ 920, wordt gebruikt voor de aanschaf van de parketvloer.
aanschaf van een product heeft voor het milieu.’
a Geef een argument voor Ralph om ook zijn vakantiegeld
Kavita: ‘De Consumentenbond helpt als je ontslagen wordt.’
te besteden aan de parketvloer. Gebruik in je antwoord de
Stein: ‘De Consumentenbond doet aan vergelijkend waren-
begrippen ‘behoefte’ en ‘prioriteit’.
onderzoek.’ Welke leerlingen(en) heeft(hebben) gelijk? 3
Bekijk HB bron 2. Daan vertelt (in het eerste verhaaltje) wat zijn vader overkomen is. Zal de Consumentenbond de vader
b Ralph en Benita laten voor de parketvloer een offerte
van Daan gelijk geven?
opmaken. Ralph weet nog een eenmalige korting van € 160
A Ja, want volgens de Prijzenwet heeft de vader van Daan met
te bedingen op de legkosten. Het gereserveerde geld plus de
de aanschafprijs van de ladder ook betaald voor dit soort
rente hierover van € 40 en het vakantiegeld van Ralph blijken
risico’s.
samen precies genoeg te zijn om de parketvloer te kunnen
B Ja, want volgens de regels van de consumentenkoop moet
betalen. Hoeveel geld hebben Ralph en Benita twee jaar lang
de fabrikant niet alleen de ladder vergoeden, maar ook de
per maand gereserveerd voor de parketvloer? Laat je bereke-
schade die ontstaat bij het gebruik.
ning zien.
C Nee, want volgens de Prijzenwet moet de vader van Daan zich apart voor dit soort risico’s verzekeren. D Nee, want volgens de regels van de consumentenkoop is de fabrikant alleen verantwoordelijk voor de levering van een goedp roduct. 4
Bekijk HB bron 2. Lees het verhaal van Dave van Schie. Dave kan wel• niet van de koop af, omdat
18
7
a Gerdi heeft € 65 per maand te besteden. Zij geeft al haar
9
De koopkracht van de mensen kan door inflatie veranderen.
geld uit aan zakken muntdrop. Die kosten in 2007 € 2 per zak,
Hieronder staan twee uitspraken.
maar in 2008 is die prijs met € 0,60 gestegen. Hoeveel zakken
1 ‘De koopkracht van het inkomen is de hoeveelheid
muntdrop kan zij kopen in 2008?
goederen en diensten die met dat inkomen gekocht kunnen worden.’
b Gerdi vraagt (en krijgt) verhoging van haar zakgeld. Hoeveel
2 ‘Door inflatie stijgt de koopkracht van het inkomen.’
moet haar zakgeld bedragen zodat ze net zoveel kan kopen als
Welke uitspraak/uitspraken is/zijn juist?
eerst?
c Is de welvaart van Gerdi gestegen? Motiveer je antwoord.
10
Van welk marketinginstrument is sprake in de volgende zinnen? a Opheffingsuitverkoop! Nu alle artikelen 40% goedkoper!
bron 1
b Nieuw in ons assortiment: parfum van het merk ‘Dior’.
Zonnepanelen c Ruime parkeergelegenheid aanwezig.
DEN HAAG – Er komt weer extra subsidie voor zonnepanelen, maar dat is volgens de minister van Economische Zaken dan wel de laatste keer dit jaar. De minister liet eerder weten dat het bij de huidige hoge gasprijzen niet nodig is om het energiezuinig opwekken van stroom te subsidieren. De minister stelt nu dan toch € 28 miljoen ter beschikking. (Vrij naar: www.nu.nl)
d Vandaag een gratis strandbal bij aankoop van een fles zonnebrandolie. 11
We zijn in Nederland steeds meer gaan consumeren. Bram en Joep proberen op een rijtje te zetten waarom de consumptie
8
Lees WBb ron1 .
steeds toeneemt. ‘We zijn meer gaan verdienen en dan ga je
a Hoe beïnvloedt de overheid de consumptie via de subsidie
ook meer consumeren,’ meent Bram.
van zonnepanelen?
Joep is het daar wel mee eens, maar hij denkt dat meer productie ook kan leiden tot meer consumptie. Hieronder staan enkele stappen.
b Welk argument heeft de overheid voor deze subsidie?
1 minder aanbod van producten 2 meer aanbod van producten
c Verklaar de uitspraak van de minister.
3 lagere prijzen 4 hogere prijzen In welk antwoord staan de stappen in een zodanige volgorde,
d Stel dat een investering in zonnepanelen per woning
dat een logische gedachtegang ontstaat?
€ 2.800 vergt en dat de minister de helft van dat bedrag aan
A meer productie – 1 – 3 – meer consumptie
subsidie geeft. Hoeveel woningen kunnen dan door deze
B meer productie – 2 – 3 – meer consumptie
subsidie van panelen worden voorzien?
C meer productie – 1 – 4 – meer consumptie D meer productie – 2 – 4 – meer consumptie
e Het gezin Hermans vraagt en krijgt subsidie en plaatst zonnepanelen. Er wordt per jaar 700 kubieke meter gas bespaard met een prijs van € 0,50 per kubieke meter. Na hoeveel jaar heeft het gezin zijn investering eruit?
19