o w v 1
S I N E D CHIE ouw
derb G ES n o e or d vo
H
K E O B AND
Aan de slag met Memo In dit eerste deel van Memo ga je heel ver terug in de tijd. Je begint in de oertijd en je komt dan elk hoofdstuk iets dichter bij onze tijd. Je maakt kennis met de mensen van vroeger. Hoe leefden ze en hoe dachten ze? Leken ze op ons of niet? Je blijft ook niet altijd dicht bij huis, soms neem je een kijkje in een ander land. Hoe was het toen in Afrika of Zuid-Amerika? Er valt veel te zien en te lezen in Memo, maar je gaat vooral ook veel zelf ontdekken en uitzoeken. Soms alleen en soms in groepjes. Om je te helpen bij het ontdekken van de geschiedenis heb je van Memo twee boeken gekregen. Een handboek (HB) met de belangrijkste informatie en een werkboek (WB) met opdrachten. Bovendien heb je via de computer toegang tot het ePack. In het ePack vind je computerlessen en de oefentoetsen. In de inhoudsopgave kun je zien welke computerlessen er bij elk hoofdstuk zijn. Opbouw van een hoofdstuk De meeste hoofdstukken in Memo bestaan uit verschillende onderdelen. Deze onderdelen vind je zowel in het handboek als het werkboek.
Oriëntatie Je maakt hier kennis met de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld aan de hand van één grote afbeelding en de tijdbalk. Op deze tijdbalk staan ook de kenmerkende aspecten.
onderzoek cultuur
6
Intro
De Griekse komedie In januari 426 voor Christus ging in Athene de komedie De Acharniërs in première. Dit was de derde komedie die Aristóphanes (ongeveer 455-385 voor Christus) schreef, en de tweede die een prijs won. Athene was toen al vijf jaar lang in oorlog met Sparta. De Grieken waren verzot op toneel. Ze genoten met duizenden in openluchttheaters van tragedies (toneelstukken met een somber maar leerzaam slot) en komedies (toneelstukken waar om gelachen kon worden). Het was wel een hele zit, want op één dag werden verschillende tragedies of komedies achter elkaar opgevoerd. Een jury bepaalde welk stuk het beste was. In januari 426 won De Acharniërs de eerste prijs.
Kern
WB H2 §6 De kern van de komedie De Acharniërs van Aristophanes.
De Acharniërs Dicaeopolis is een oude Athener met grond in Acharnae, een dorpje in de streek rond Athene. Als de volksvergadering niet wil praten over vrede met Sparta, sluit Dicaeopolis voor zichzelf en zijn familie een aparte vrede met Sparta. Op zijn eigen grond, waar hij een hek omheen zet, mag vrij gehandeld worden met iedereen, dus ook met Sparta en zijn bondgenoten. De oude mannen van Acharnae, de Acharniërs (die in de komedie als een groep optreden), zijn boos over de verwoestingen van de landbouwgronden door de Spartaanse legers. Zij zien Dicaeopolis als een verrader. Hij moet zelfs even vrezen voor zijn leven. Lamachus, de leider van de oorlogspartij, is het met de Acharniërs eens. Maar Dicaeopolis legt uit dat vrede sluiten voordelen heeft. Er zijn maar weinig Atheners die voordeel hebben bij de oorlog, de meeste Atheners hebben er alleen maar last van. Dan wordt Lamachus opgeroepen om een Spartaanse aanval af te slaan. Tegelijkertijd begint Dicaeopolis met de voorbereidingen van een feestje op zijn land voor de Acharniërs. Terwijl Lamachus zijn speer en speerpunt laat controleren, laat Dicaeopolis het spit voor de barbecue aanpunten. Aan het eind keert Lamachus gewond van het slagveld terug, Dicaeopolis is dan al stomdronken aan het zingen. De Acharniërs besluiten zingend in koor dat Dicaeopolis hun kampioen is.
Onderzoek
Afsluiting In de afsluiting staat wat je moet kennen en kunnen en staan alle begrippen bij elkaar.
4
Van de Griekse tragedies en komedies zijn enkele tientallen bewaard gebleven. Ze zijn allemaal afkomstig uit Athene, toen de machtigste stad van Griekenland. Veel van die toneelstukken worden tegenwoordig nog steeds opgevoerd. Aristophanes was de beroemdste komedieschrijver uit de Griekse oudheid. Elf van zijn komedies zijn bewaard gebleven. Zijn komedies zaten vol merkwaardige fantasieën en hij maakte harde grappen over alles en iedereen. Maar hij had ook een serieuze boodschap. Wat die boodschap is, gaan jullie onderzoeken aan de hand van zijn komedie De Acharniërs.
bron 1
Hier worden de geschiedenisbegrippen uitgelegd zodat je ze goed kunt leren.
Met de begrippen en theorie uit de kern doe je onderzoek naar cultuur, een persoon, een stukje Nederland of een ander land.
HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken
De komedie van Aristophanes en de polis
42
bron 3 Moderne voorstelling van een klassiek toneelstuk in het eeuwenoude theater van Epidaurus. Net als in Athene is hier plaats voor 14 000 toeschouwers.
bron 4 Achtergrondinformatie over Athene.
Athene in 426 voor Christus
bron 2 Kleifiguren van acteurs van een komedie (Attica – het gebied rond Athene – vierde eeuw voor Christus). Beide acteurs dragen maskers. Het beeldje links draagt een kort jasje, met daaraan vastgemaakt een penis. Deze acteur speelde dus een mannenrol. Alle acteurs waren mannen, zij speelden ook de
De Atheners die naar De Acharniërs gingen kijken, hadden zware tijden achter de rug. Athene was al vijf jaar lang in oorlog met Sparta. Deze Peloponnesische Oorlog duurde van 431 tot 404 voor Christus. Spartaanse legers hadden het omringende land verwoest en lagen voor de muren van de stad. De mensen waren naar Athene gevlucht waar de Lange Muren tussen Athene en zijn havenstad Piraeus bescherming boden. Zo bleef het mogelijk voedsel van overzee aan te voeren. Maar tussen 430 en 426 voor Christus heerste een hevige tyfusepidemie binnen de muren, die voor meer doden zorgde dan de vijandigheden. Bijna een derde van de bevolking stierf. Onder hen was ook de strateeg Pericles, die de stad dertig jaar had geleid.
vrouwenrollen.
43
Hoe werk je in een hoofdstuk? Het handboek en het werkboek horen bij elkaar. Je begint met de Oriëntatie in het handboek en je volgt dan de verwijzing naar het werkboek. Die ziet er bijvoorbeeld zo uit: WB H3 §1
Dat wil zeggen ga naar het werkboek, hoofdstuk 3, paragraaf 1. In het werkboek maak je dan de Oriëntatieopdrachten. Die geven je een beter beeld van de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld. Na de oriëntatie begin je met de kernparagrafen. Bronnen De bronnen zijn heel belangrijk in Memo. Over alle bronnen vind je vragen terug in het werkboek. Je hebt bronnen in het handboek en in het werkboek. Zo betekent WB bron 17 dat je in het werkboek op zoek moet naar bron 17. Maar HB bron 17 bestaat ook, die zoek je op in het handboek. Vergeet niet om ook het bijschrift goed te lezen. Hoe werk je in een kernparagraaf? In de kernparagrafen ga je eerst op ontdekkingstocht. Je leest de tekst onder het kopje Ontdekken in je handboek. Dan ga je aan de slag met een concreet historisch probleem. Na de ontdekkingsopdracht zie je bijvoorbeeld de verwijzing: HB H2 §3 leertekst
Dan ga je de oranje leertekst leren en de opdrachten onder het kopje Verwerken in het werkboek maken. Ben je klaar? Kijk dan eens onder Extra! Daar staat een leuke opdracht voor je klaar.
5
Aan de slag met Memo Planner Voordat je aan een hoofdstuk begint, ga je naar de planner in het werkboek. In de planner staan alle onderdelen van het hoofdstuk op een rijtje. Ook als je iets op de computer gaat doen.
afsluiting
Afsluiting
Beg beroep leger d vechte Bijbel het hei dat bes en het Testam schepp de ges en de T Testam leven e en doc christe burge het geh sommi Rijk ha een ee christe geloof Jezus C consu hoogst republ jaar we Germa natuur Wodan Germa de nat
Wat moet je kennen en kunnen? A Verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en confrontatie met de Germaanse cultuur. Je moet kunnen uitleggen: • wat het verschil is tussen Kelten en Germanen; • hoe de Germanen in Noordwest-Europa leefden; • hoe en wanneer de Romeinen hun enorme rijk veroverden; • hoe ze dat rijk bestuurden; • hoe de Grieks-Romeinse cultuur zich verspreidde over West-Europa; • welke confrontatie er was met de Germaanse cultuur. Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen: • wat bij de Romeinse cultuur past; • wat in de veroverde gebieden door de komst van de Romeinen veranderde; • wat je nu nog terugziet van de Romeinse cultuur.
Wat moet je leren? Als je moet leren voor je proefwerk is het slim om naar Wat moet je kennen en kunnen? in de Afsluiting te kijken. Daar staat precies opgesomd welke vragen je moet kunnen beantwoorden als je het hele hoofdstuk goed geleerd hebt.
B Het christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst. Je moet kunnen uitleggen: • wat het verschil is tussen mono- en polytheïsme; • hoe het christendom ontstond en zich de eerste drie eeuwen verspreidde; • waarom de christenen in het Romeinse Rijk aanvankelijk werden vervolgd; • hoe en wanneer het christendom de belangrijkste godsdienst van het Romeinse Rijk werd. Vaardigheden Je moet veranderingen kunnen herkennen en kunnen aangeven of deze veranderingen groot of klein waren, en of ze plotseling of geleidelijk kwamen. Ook moet je kunnen aangeven of dit veranderingen waren op politiek, economisch, sociaal of godsdienstig gebied.
Bijzondere hoofdstukken Eén hoofdstuk is anders. Dit is een projecthoofdstuk over Wonen in Nederland tot het jaar 1000. In dit hoofdstuk ben je niet alleen met geschiedenis bezig, maar ook met aardrijkskunde en geschiedenis.
5
Wonen in Nederla nd tot het jaar 1000 oriëntatie
Project
We weten dat Nederland al ver voor het begin van
508263_03.indd 68
de jaartelling werd bewoond. Maar over hoe de mensen woonden en leefden, weten we niet zo veel.
6
Tot het jaar 1000 na Christus konden ‘Nederlanders’ namelijk niet of nauwelijks schrijven. Bovendien is wat ze schreven vaak verloren gegaan. Om erachter te komen hoe de mensen woonden en leefden, moeten we gebruikmaken van de resultaten van archeologische opgravingen. Ook het landschap geeft veel informatie. Deze luchtfoto van Naarden bijvoorbeeld vertelt heel veel over hoe de mensen hier wonen, werken en recreëren. Je kunt zelfs een beetje zien wat ze geloven. In dit project ga je, aan de hand van tekstbronnen, archeologie en landschap, uitzoeken hoe mensen tot het jaar 1000
1000
voor Chr.
WB H5 Oriëntatie
Project | Wonen in Nederland tot het jaar 1000 9000 v. Chr.
8000 v. Chr.
7000 v. Chr.
6000 v. Chr.
5000 v. C hr.
4000 v. Chr.
3000 v. Chr.
2000 v. Chr.
1 0 0 0 v. Chr.
1
T I J D VA N J A G E R S E N B O E R E N
MIDDELEEUWEN Trechterbekercultuur
90
na Chr.
in Nederland hebben gewoond.
10 0000
ePack Op je ePack vind je nog veel extra materiaal. Zo kun je uitgebreid oefenen voor je toets met de oefentoetsen per paragraaf en een oefentoets over het hele hoofdstuk. Onder het kopje Vaardig in Geschiedenis zijn er computerlessen die je helpen om historische vaardigheden beter te begrijpen. Maar op je ePack staan nog veel meer opdrachten die je helpen om de leerstof beter te snappen.
Romeinen in onze streken
91
Het stappenplan voor onderzoek 1
2
3
4
5
6
7
8
Stappen
Activiteiten
ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP
•
Bepaal je onderwerp
•
Wat weet je al over het onderwerp?
•
Onderzoek wat wel en wat niet bij het onderwerp hoort
•
Formuleer de onderzoeksvraag
•
Formuleer de deelvragen
•
Formuleer de hypothese
•
Maak een activiteitenoverzicht of een werkplan
•
Maak een taakverdeling
•
Maak een planning
•
Inventariseer welke informatie je nodig hebt
•
Selecteer je bronnen en informatie
•
Bepaal welke bronnen je kunt gebruiken
•
Voer het onderzoek uit en verzamel gegevens
•
Orden de informatie
•
Bewerk de informatie
•
Analyseer en interpreteer de informatie
•
Beantwoord de deelvragen
•
Beantwoord de onderzoeksvraag
•
Controleer de hypothese
•
Stel het doel en de doelgroep vast
•
Bepaal de inhoud
•
Bepaal de vorm
•
Maak een planning
•
Voer de presentatie uit
•
Bespreek en beoordeel het onderzoeksresultaat
VRAAG FORMULEREN
PLANNEN
INFORMATIE VERZAMELEN
INFORMATIE VERWERKEN
VRAAG BEANTWOORDEN
PRESENTEREN
NABESPREKEN
139
Het stappenplan voor discussie voeren Stappen
1
Alle deelnemers aan de discussie zorgen ervoor dat ze genoeg van het onderwerp weten.
2
De voorzitter vat het probleem samen.
3
Rondvraag: Alle gesprekspartners geven op het rijtje af hun mening. De anderen gaan niet in op wat er wordt gezegd of gevraagd. Ze maken wel aantekeningen om dat later te kunnen doen.
4
De voorzitter geeft een samenvatting en een overzicht van de verschillende standpunten in de groep.
5
Open discussie: Iedereen kan ingaan op wat een ander heeft gezegd volgens de samenvatting van voorzitter. De gesprekspartners proberen tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Als een leerling praat, luisteren de anderen.
6
De voorzitter vat de discussie samen. Iemand noteert de uitkomst van de discussie op papier.
140
voor Chr.
13 000
1
De tijd van jagers
De tijd van jagers en boeren 12 000 v.Chr.
11 000 v.Chr.
10 000 v.Chr.
9000 v.Chr.
P R E H I STO R I E J agers en verzamelaars Overgang naar de landb
10
en boeren oriëntatie
Mensen aan het werk op het platteland in het oude Egypte. Op de afbeelding zie je verschillende landbouwwerkzaamheden. Deze muurschildering is ongeveer 3500 jaar geleden gemaakt.
3000 8000 v.Chr.
7000 v.Chr.
6000 v.Chr.
5000 v.Chr.
voor Chr.
WB H1 Oriëntatie
4000 v.Chr.
ouw
11
kern
1 Jagers en verzamelaars Ontdekken
Een verrassende ontdekking Op donderdag 12 september 1940 liepen Marcel, Jacques, Georges en Simon door de bossen in de omgeving van de Franse plaats Lascaux. Plotseling zagen ze een gat in een rotswand. Ze besloten erdoorheen te kruipen. Tot hun verbazing kwamen ze terecht in een grot die grotendeels was beschilderd. De afbeeldingen van jagers, bizons, paarden en andere dieren zagen er erg oud uit. De jongens vertelden hun ontdekking in het dorp. Al snel kwamen archeologen op de ontdekking af en zij stelden vast dat de tekeningen op de rotswanden ongeveer 17 000 jaar oud waren! Zonder het te weten hadden de kinderen een unieke prehistorische vondst gedaan. De grotschilderingen vertellen ons van alles over de mensen die hier duizenden jaren geleden leefden. Ook op andere plekken in Europa zijn dergelijke schilderingen ontdekt.
bron 2 Voedsel uit de natuur.
Natuurlijk maken ook andere archeologische vondsten duidelijk hoe het leven in de prehistorie eruit heeft gezien. Als een echte archeoloog ga jij enkele van dat soort vondsten onderzoeken. WB H1 §1 Ontdekken
bron 1 Een van de grotschilderingen van Lascaux. De tekeningen laten zien hoe de mensen meer dan 17 000 jaar geleden hebben geleefd. Op de tekeningen zie je onder andere bizons afgebeeld.
bron 3 Een rotstekening van een jager uit de Sahara. De tekening is ongeveer 10 000 jaar oud.
12
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 4 Het leven van de eerste mensen in de prehistorie.
Leertekst De eerste mensen Miljoenen jaren geleden leefden de eerste mensachtige wezens op aarde. Overblijfselen van deze wezens zijn in Afrika gevonden. Langzaam hebben deze mensachtigen, zo denken wetenschappers, zich ontwikkeld tot de huidige mens: de homo sapiens, ofwel de denkende mens. Deze langzame ontwikkeling wordt evolutie genoemd. De homo sapiens kwam als eerste in Afrika voor. Uit opgravingen blijkt dat de homo sapiens daar ongeveer 200 000 jaar geleden rondliep. Hij verschilde niet alleen in uiterlijk van zijn voorgangers. Hij begon ook voor het eerst te praten! Verder gebruikte hij gereedschappen en wapens, zoals stenen vuistbijlen en lange houten stokken, die in vuur waren gehard. Omdat veel werktuigen van steen waren gemaakt, noemen we de tijd waarin deze eerste mensen leefden, de steentijd. Mensensoorten De homo sapiens was niet de enige mensensoort die toen leefde. In de steentijd waren er meer mensensoorten, zoals de neanderthaler, die zo’n 150 000 jaar geleden ontstond. De neanderthalers hebben vooral in
Europa en Azië geleefd. Net als de homo sapiens maakten ze kleding van dierenhuiden. Ze waren groter en sterker dan de homo sapiens, maar zijn ongeveer 30 000 jaar geleden uitgestorven. Wetenschappers zijn nog steeds op zoek naar de oorzaak hiervan. Jagen en verzamelen De eerste mensen leefden van de jacht en het verzamelen van voedsel. Daarom worden ze jagers en verzamelaars genoemd. Ze gebruikten niet alleen het vlees van de gedode dieren, maar ze maakten ook gereedschap van de botten en gebruikten huiden als kleding. Verzamelen bestond uit het zoeken naar (voornamelijk) plantaardig voedsel. Jagen en verzamelen was voor deze mensen de enige manier om aan voedsel te komen. Anders gezegd: het was hun enige middel van bestaan. Daarbij trokken ze van plek naar plek. Dat kwam onder andere door het klimaat. Zo’n 12 000 jaar geleden was het in Europa veel kouder, waardoor er veel minder bomen en planten waren. Dieren moesten lange tochten maken om voedsel te vinden. De jagers volgden de dieren en moesten daarom voortdurend rondtrekken. Ze leefden als
nomaden, waarschijnlijk in tenten die makkelijk waren mee te nemen. Vermoedelijk leefden jagers en verzamelaars in groepen van ongeveer twintig personen. Een grotere groep was lastig. Hoe groter de groep, hoe meer voedsel er nodig was. Je moest dan grotere afstanden afleggen om voor iedereen voedsel te vinden. Mannen en vrouwen hadden een taakverdeling. De mannen jaagden meestal en de vrouwen verzamelden voedsel en verzorgden de kinderen. Nog geen schrift Jagers en verzamelaars hadden geen schrift. Er zijn dus geen geschreven bronnen die iets vertellen over hun leven. Door het werk van archeologen kunnen we toch iets over hen te weten te komen. Archeologen onderzoeken hoe mensen vroeger hebben geleefd en gebruiken hiervoor ongeschreven bronnen. Dat zijn bijvoorbeeld tekeningen en voorwerpen die in de bodem zijn gevonden, zoals botten, bijlen en schrapers. WB H1 §1 Verwerken
13
kern
2 Een nieuwe manier van leven Ontdekken
Leven van het land Rond 2500 voor Christus at de gewone Egyptenaar drie tot vier kleine broden per dag met als beleg uien, een visje of wat vlees. Soms at hij een bord pap. Bij het eten dronk hij bier. De vrouwen waren een groot deel van de dag bezig om deze maaltijden te bereiden. De mannen verzorgden ondertussen het vee en bewerkten het land. De dieren werden met zorg behandeld, want ze leverden voedsel op. Ook werden ze soms gebruikt om het land te bewerken. Zo trokken runderen vaak een ploeg en trapten ze het zaaigoed in de grond. Honden werden gebruikt voor de jacht en zelfs apen werden in Egypte gebruikt om fruit te plukken. Deze manier van leven was niet alleen in Egypte te zien. Ook op andere plekken in Afrika en het Midden-Oosten leefden de mensen van het land. Hoe is de overgang van jagen naar landbouw verlopen? Wat zou jij gedaan hebben als je in die tijd had geleefd? Zou je jager zijn gebleven of boer zijn geworden? WB H1 §2 Ontdekken
uitbreiding van het ijs in de laatste ijstijd vermoedelijk verloop van de kustlijn
bron 6 bron 5
Europa en Noord-Afrika tussen 120 000 en
Een Egyptische boer aan het werk.
10 000 voor Christus.
Hij is aan het ploegen met een os.
14
0
500 km
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 8 De huizen van de eerste boeren waren gemaakt van gedroogde klei. Ze werden niet alleen gebruikt als woning, maar ook als opslagplaats voor graan en ander voedsel en als stalplaats voor het vee. De huizen hadden ook ovens.
bron 7 Een van de oudste landbouwnederzettingen is Abu Hureyra in Syrië. Deze huizen zijn rond 8000 voor Christus gebouwd. De boeren bouwden hun huizen op dezelfde plaats als waar eerst jagers en verzamelaars leefden.
Leertekst Een vaste woonplaats In het Midden-Oosten en Noord-Afrika leefden groepen mensen voor het eerst op een vaste woonplaats. Ze trokken niet meer de kuddes dieren achterna. Dat weten we doordat archeologen opslagkuilen hebben gevonden met resten van graan, fruit en gereedschappen. Ook vonden zij aardewerk waar de mensen hun voorraden in bewaarden. Dit zijn aanwijzingen dat deze mensen aan landbouw deden. De mensen gingen bij elkaar wonen, waardoor dorpen ontstonden. Langzame overgang De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw is geleidelijk gegaan. Na 9000 voor Christus gingen groepen mensen planten verbouwen op akkers. Dit wordt akkerbouw genoemd. Deze mensen bleven langer op dezelfde plaats wonen en kregen meer kennis van hun omgeving. Voor vlees waren ze nog afhankelijk van de jacht. Rond 7500 voor Christus veranderden de eetgewoonten. Behalve vlees van wilde dieren gingen mensen ook schapen en geiten eten. Uit onderzoek blijkt
dat het om gefokte beesten ging: de mens had de veeteelt ontdekt. Later kwam hij erachter dat vee niet alleen vlees leverde, maar ook producten als melk en wol. Bovendien kon hij dieren gebruiken bij de akkerbouw. Een os kon bijvoorbeeld een ploeg trekken. Een ander klimaat Waarom verruilden mensen hun leven als jager en verzamelaar langzaam voor een boerenbestaan? Een oorzaak is misschien klimaatverandering geweest. Lange tijd maakte Europa een ijstijd door: het land lag grotendeels onder ijs. Ondertussen waren de omstandigheden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika veel aangenamer. Maar toen het klimaat 12 000 jaar geleden warmer werd, verdroogden deze gebieden langzaam. De mensen merkten dat er minder regen viel. Er viel wel regen, maar in korte perioden. Ze moesten zich aanpassen. Als je op het juiste moment zaaide, kreeg je een goede oogst. Die kon je bewaren voor slechte tijden. Door landbouw was de kans op overleven groter.
Landbouw uit overvloed? Klimaatverandering kan een oorzaak zijn geweest voor de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw. We weten het echter niet zeker. Sommige geleerden zeggen dat landbouw juist is ontstaan uit overvloed. De jagers ontdekten dat in de buurt van water meer plantaardig voedsel groeide. Er was zelfs zoveel voedsel, dat ze een deel overhielden. Dat voedsel begroeven ze voor later. Tot hun verbazing groeiden er na een paar maanden plantjes uit en zo ontdekten ze akkerbouw. De jagers konden langer op dezelfde plaats blijven wonen en bouwden betere hutten. De noodzaak om te verhuizen werd langzaam minder. Zeker toen de jagers ook aan veeteelt gingen doen. Toch zijn dit alleen maar mogelijke antwoorden op de vraag waarom mensen overschakelden op landbouw. Misschien vinden onderzoekers ooit het definitieve antwoord. WB H1 §2 Verwerken
15
kern
3 Een geschenk van de Nijl Ontdekken
Leven in de woestijn Gegroet, O Nijl, die uit deze grond opborrelt en aan Egypte het leven schenkt, die uw oorsprong in het duister verbergt, voortbrenger van het graan en de gerst. Als hij lijdt, dan lijden talloze wezens ellende, de dieren schrikken en alle mensen hebben het slecht. Maar als het Nijlwater stijgt, dan wordt de aarde blij! Mensen zijn afhankelijk van water. Zonder water groeit er immers niets en is er geen voedsel. Ook hebben mensen zonder water niets te drinken. Ruim 5000 jaar geleden dachten de Egyptenaren daar precies hetzelfde over. Zij zaten met het probleem dat slechts vier procent van hun land bewoonbaar was en geschikt voor landbouw. De rest van het land was woestijn. Bovendien was het bewoonbare gebied op sommige plaatsen maar 100 meter breed. Gelukkig hadden de Egyptenaren de rivier de Nijl. De Nijl zorgde voor water en daarmee voor voedsel. Uit het gedicht hierboven blijkt duidelijk hoe blij de Egyptenaren met hun rivier waren. De Egyptenaren zaten natuurlijk wel met een probleem: hoe krijg je dat kostbare water op de akkers en velden? Jij gaat bekijken hoe ze dat hebben opgelost. WB H1 §3 Ontdekken
bron 9 Dwarsdoorsneden van de Nijl tijdens en na de overstromingen.
16
bron 10 Een Egyptische schrijver aan het werk. Hij schreef in hiërogliefenschrift op papyrus. Papyrus was een soort papier, gemaakt van platgeslagen riet.
bron 11 Een Egyptische boer aan het werk met een sjadoef.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 12 De eerste farao die over Boven- en Beneden-Egypte heerste, was Narmer. Op deze gedenkplaat zie je hem twee keer. Aan de ene kant van de gedenkplaat draagt hij de kroon van Boven-Egypte. Aan de andere kant kijkt hij naar zijn onthoofde vijanden.
bron 13
Ambtenaren houden bij hoe groot de oogst is.
Leertekst De Nijl Elke zomer stijgt het waterpeil van de Nijl en overstroomt de rivier. Dat is het gevolg van hevige regenval bij het begin van de rivier. De Nijl voert dan vruchtbaar slib mee uit het gebied waar de Nijl ontspringt. Als het water zakt, blijft het slib achter. Daardoor is langs de rivieroevers landbouw mogelijk. De oude Egyptenaren profiteerden van deze overstromingen. Ze wisten alleen niet dat die werden veroorzaakt door de regen in het zuiden. Zij dachten dat de goden voor het slib zorgden. Om het hele jaar door voldoende water te hebben, moesten de mensen de natuur helpen. Ze groeven kanaaltjes om het land te bevloeien dat verder van de Nijl aflag. Ook legden ze dijkjes aan om het water beter vast te houden. Deze manier van landbouw heet irrigatielandbouw. De Nijl was niet alleen belangrijk voor de landbouw. De rivier leverde ook veel vis. Bovendien leefden er in de buurt van het water allerlei dieren waarop kon worden gejaagd, en werd de rivier
gebruikt voor transport. Langs de Nijl ontstonden dorpen. Farao Om ervoor te zorgen dat de dijkjes en kanalen goed werden onderhouden, was een bestuur nodig. Sommige mensen kregen daardoor meer macht dan anderen. In het begin waren dorpshoofden de belangrijkste bestuurders. Later ontstonden er grotere gebieden onder één bestuurder: BovenEgypte en Beneden-Egypte. Vanaf 3100 voor Christus regeerde één bestuurder over heel Egypte: de farao. Hij hield de irrigatiewerken in de gaten, voerde het leger aan en was de hoogste rechter. De Egyptenaren vereerden hem als een god. Een helpende hand De farao werd bij het bestuur geholpen door ambtenaren. Die waren bij de farao in dienst en zorgden ervoor dat zijn besluiten werden uitgevoerd. Alle ambtenaren samen vormden het bestuursapparaat. Een goed bestuursapparaat maakt regels en
controleert of iedereen zich aan de afspraken houdt. In Egypte waren er bijvoorbeeld regels over het betalen van belasting. Deze belasting was nodig om ambtenaren te betalen en om mooie tempels en paleizen te bouwen. Ook het leger werd ermee betaald. Hiërogliefenschrift Maar hoe wisten de ambtenaren hoeveel belasting iedere boer moest betalen en hoe hielden ze bij wie wel en wie niet had betaald? Dat moesten ze op een of andere manier optekenen. De oplossing die de Egyptenaren vonden, noemen we het hiërogliefenschrift. Het bestond uit een groot aantal tekeningen, die elk een woord of klank uitbeeldden. De kennis van het hiërogliefenschrift is verloren gegaan toen de Romeinen in 30 voor Christus Egypte veroverden en een ander schrift introduceerden. Aan het einde van de achttiende eeuw slaagde de Franse onderzoeker Champollion erin het hiërogliefenschrift te ontcijferen. WB H1 §3 Verwerken
17
kern
4
De samenleving verandert Ontdekken
bron 15
Een proteststaking
Restanten van de wijk Deir el-Medina.
We hebben honger en dorst. We hebben geen kleren, geen olie, geen vis en geen groente. Laat het de farao, onze goede heer, weten, opdat hij ervoor zorgt dat we voedsel krijgen! Deze woorden spraken ongeveer zestig steenhouwers, timmerlieden en tekenaars op 14 november 1152 voor Christus bij het Ramesseum. Dit was de dodentempel van farao Ramses II. De arbeiders waren aan het werk in het Dal der Koningen. Daar hakten ze de graven van de farao’s uit in de rotsen en verfraaiden ze de bouwwerken. Vaak werden hierbij dure materialen gebruikt, zoals goud. Zelf woonden de werklieden in het arbeidersdorp Deir el-Medina. De arbeiders eisten hun loon, dat al een maand niet was uitbetaald. Ze gingen in staking. In eerste instantie kregen ze niets. De volgende dag kwamen ze terug en riepen ze weer dat ze honger en dorst hadden. Ook zeiden ze dat oneerlijke ambtenaren het loon van de arbeiders in eigen zak stopten. De graanschuren waren immers goed gevuld.
Hier woonden de werklieden die aan de koningsgraven werkten. Elk huis bestond uit twee slaapkamers, een leefruimte en een magazijn. De wijk was verborgen achter een hoge muur en werd goed bewaakt.
Stel je voor dat je een van de arbeiders bent. Jij gaat een brief schrijven waarin staat waarom je staakt en wat je eisen zijn. WB H1 §4 Ontdekken
Farao
Hoge ambtenaren, priesters, legeraanvoerders
Soldaten, lage ambtenaren
Boeren Kooplieden, handwerkslieden
bron 14
Slaven
Een muurschildering van farao
18
Ramses III in zijn rotsgraf in het
bron 16
Dal der Koningen.
De gelaagde samenleving in Egypte.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 18 Handelaren met Afrikaanse producten op weg naar Egypte. Op deze afbeelding uit ongeveer 1450 voor Christus zie je ivoor, blokken ebbenhout, struisvogeleieren en allerlei exotische dieren.
bron 17 Egyptische werklieden.
Leertekst Ieder zijn vak Door de opkomst van de landbouw veranderde het leven van de mensen ingrijpend. Irrigatielandbouw was ingewikkeld. Daarom kwamen er meer bestuurders om dit goed te organiseren. Uiteindelijk kwam het bestuur over een groot gebied in handen van de machtigste Egyptenaar, de farao. Zo ontstond het rijk Egypte langs de Nijl. Een andere verandering was dat het land meer opbracht en niet iedereen meer voor zijn eigen voedsel hoefde te zorgen. Zo konden er andere beroepen ontstaan. Mensen die goed konden timmeren, steenhouwen of hout bewerken, specialiseerden zich in een vak. Zij ruilden hun arbeid of producten tegen voedsel of andere benodigdheden. Sociale lagen Door deze veranderingen ontstonden er grotere verschillen in rijkdom en macht. Egypte kende een samenleving met verschillende sociale lagen, Van hoog naar laag waren dit: • de farao: hij was de hoogste bestuurder en bezat veel land; • hoge ambtenaren en priesters; • schrijvers, geleerden, kunstenaars en bouwmeesters;
• boeren en handwerkslieden, die verreweg de grootste bevolkingsgroep vormden; • slaven: zij moesten verplicht allerlei soorten zwaar werk doen, waarvoor ze niet of nauwelijks betaald kregen. Vrouwen Het is niet helemaal duidelijk welke rol vrouwen in het oude Egypte hadden. Vrouwen konden meestal geen ambtenaar of schrijver worden. Bijna alles wat we over hen weten, is opgeschreven door mannen. Eén ding is wel zeker: in vergelijking met andere samenlevingen uit die tijd hadden vrouwen in Egypte meer rechten. Ze mochten eigendom hebben en bij de rechtbank hadden ze ongeveer dezelfde rechten als mannen. Het dagelijkse leven van de vrouw speelde zich vooral af in en rond het huis. Het familieleven was in Egypte belangrijk. De vrouwen zorgden voor de huishouding en de kinderen, terwijl de mannen buitenshuis namens de familie optraden.
gesteenten. Door de landbouw en de handel ontstonden er in het MiddenOosten steden. Voorbeelden hiervan zijn Oer en Oeroek aan de rivier de Eufraat in Mesopotamië, en Memphis en Thebe aan de Nijl in Egypte. In de eerste steden woonden boeren, die elke dag de stad verlieten om op het land te gaan werken. Maar er woonden ook veel ambtenaren, priesters en handelaren. Er was ook een groep stedelingen die zich bezighield met de nijverheid. Zij maakten van een grondstof een bepaald product. Er waren bijvoorbeeld goudsmeden, timmerlieden, steenhouwers, tekenaars en schilders. In Egypte waren deze ambachtslieden meestal in dienst van de farao en andere machtige Egyptenaren. Ze hadden eens in de tien dagen een vrije dag. Op feestdagen van de goden waren ze ook vrij. Omdat de Egyptenaren geen geld kenden, werden de ambachtslieden beloond met graan, vis, groenten, brandhout, aardewerk en soms met vlees, wijn en bier. WB H1 §4 Verwerken
De eerste steden De Egyptenaren dreven ook handel met andere gebieden. Ze kochten vooral ivoor, hout, vee en kostbare 19
kern
5 Geloven in goden Ontdekken
Aankomst in het dodenrijk Gegroet, machtige god. Ik ben gekomen om u en de andere goden te aanschouwen. Ik ben nooit slecht geweest voor andere mensen. Ik heb mijn bedienden niet mishandeld. Ik heb niemand harder laten werken dan hij kon. Ik heb de goden niet beledigd. Ik heb niemand laten verhongeren. Ik heb niemand gedood. Deze woorden sprak een overleden Egyptenaar bij aankomst in het dodenrijk. Daar moest hij zich verantwoorden voor Osiris, de god van het dodenrijk. Zonder zijn toestemming was het niet mogelijk na de dood verder te leven. De Egyptenaren zagen de dood als een soort slaap, waaruit je gewekt werd. Na je dood ging je op weg naar het dodenrijk. Daar aangekomen vertelde de dode aan Osiris wat hij tijdens zijn leven gedaan had. Vervolgens legde de god Anubis het hart van de overledene op een weegschaal, met als tegenwicht een beeldje van de godin van de waarheid. Als de weegschaal doorsloeg naar de kant van het beeldje, dan werd de dode toegelaten in het dodenrijk. Maar als het hart zwaarder was, had de dode een slecht leven geleid en was het afgelopen
met hem. Het lichaam werd dan verslonden door een monster dat een mengeling was van een krokodil, een leeuw en een nijlpaard. Om zich voor te bereiden op de dood maakten Egyptenaren dodenboeken. Je gaat zelf zo’n dodenboek maken. Daarvoor ga je eerst onderzoeken hoe de Egyptenaren dachten over het leven na de dood. WB H1 §5 Ontdekken
bron 19 Een fragment uit een beroemd dodenboek. Het dodenboek was een soort reisgids, waarin werd uitgelegd hoe je in het dodenrijk terechtkwam. In het dodenboek stonden gebeden, toverspreuken en reis-
bron 21
aanwijzingen. De reis was zwaar en onderweg moest de overledene aan allerlei gevaren het hoofd bieden. Hier zie je hoe
bron 20
Het Egyptische Rijk.
Drie belangrijke Egyptische goden. Van links naar rechts zijn de goden Horus,
Oude Rijk
± 2686-2125 voor Christus
het dodenrijk. De jakhalsgod Anubis weegt
Middenrijk
± 2125-1650 voor Christus
de zoon van Osiris en werd door de
het hart, en de schrijversgod Toth schrijft
Nieuwe Rijk
± 1550-1069 voor Christus
Egyptenaren gezien als de beschermer
alles op. Bij de weegschaal zit het monster
Late Rijk
± 747-332 voor Christus
van de farao of als de farao zelf. Osiris
de dode (in het lange kleed) aankomt in
Osiris en Isis afgebeeld. Horus was
klaar om het hart te verslinden als de dode
was de god van het dodenrijk en Isis was
slecht heeft geleefd.
zijn vrouw.
20
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 23 Een mummie uit Egypte naast een houten doodskist. De houten doodskist beschermde het gebalsemde lichaam. Houten doodskisten werden beschilderd.
bron 24
bron 22
Tussen de linnen doeken en in de kist
Farao Ramses II op zijn strijdwagen tijdens
Twee jubelende bavianen begroeten
werden voorwerpen gestopt die de
de slag bij Kadesj in 1274. Kadesj lag in het
de opgaande zon, de god Re met de
overledene nodig zou kunnen hebben
huidige Syrië. Ramses vocht daar tegen
valkenkop, in zijn boot. De Egyptenaren
in het leven na de dood. De dode kreeg
het volk van de Hittieten, dat zijn rijk in het
geloofden dat de zon elke avond stierf en
zelfs voedsel mee voor de reis naar het
noorden bedreigde. De Hittieten woonden
elke ochtend weer opnieuw werd geboren.
dodenrijk.
in Oost-Turkije.
Leertekst Verering van natuurkrachten Godsdienst was erg belangrijk in Egypte. De Egyptenaren geloofden dat de goden het hele leven beheersten en stuurden. Priesters brachten dagelijks offers in de tempels om de goden tevreden te houden. Zonder hulp van de goden zou de zon niet opkomen en zou de Nijl zijn kostbare water verliezen. De priesters hielden door de offers ook de macht van de farao in stand; die heerste immers over de Nijl en moest dus als god vereerd worden. De hoogste god was de zonnegod Re. De Egyptenaren beeldden hem op allerlei manieren af: als mens, maar ook als mestkever, valk of kat. Ook natuurkrachten als de Nijl en allerlei beesten werden vereerd. Een godsdienst waarin de verering van de natuur een grote rol speelt, heet een natuurgodsdienst. Leven na de dood De Egyptenaren geloofden in een hiernamaals, een leven na de dood. In het dodenrijk, dat werd geleid door de god Osiris, zouden de Egyptenaren eeuwig kunnen voortleven. Je moest alleen wel eerst worden toegelaten
tot dit dodenrijk. De dingen die je had gedaan tijdens je leven op aarde, werden op het moment van je dood beoordeeld. Alleen als je een goed leven had geleid, mocht je het dodenrijk binnengaan. Daarbij moest je lichaam wel volledig bewaard zijn. Zonder lichaam kon je de reis naar het dodenrijk niet maken. De nabestaanden moesten het lijk dus zo behandelen, dat het niet verging. Rijke Egyptenaren lieten zich daarom mummificeren. Het maken van een mummie was een kostbaar proces en duurde zeventig dagen. Piramides De farao’s hadden veel macht in Egypte. Ze werden door de Egyptenaren zelfs als goden vereerd. De mensen geloofden dat farao’s na hun dood opstegen naar de sterren. Om die reden werden sommige farao’s begraven in piramides. Deze grafmonumenten waren een soort trap naar de hemel. Bovendien moesten de piramides het lichaam en de kostbare grafgiften beschermen tegen rovers. Vaak werden piramides echter toch leeggeroofd. Daarom lieten later veel farao’s zich
begraven in het Dal der Koningen: een vallei omgeven door rotsen en met maar één (bewaakte) ingang. Egyptische Rijk De farao’s probeerden hun macht steeds verder uit te breiden. Ze voerden daarom veel oorlogen, waardoor het Egyptische Rijk groter werd. Meestal brak er daarna een periode van voorspoed aan. In de geschiedenis van Egypte zijn er vier belangrijke bloeiperiodes geweest. Als eerste was er het Oude Rijk. Vervolgens kwam het Middenrijk, daarna het Nieuwe Rijk en ten slotte het Late Rijk. De tussenliggende periodes worden Tussentijd genoemd. Dit waren periodes van achteruitgang of overheersing door andere volkeren. Van 1500 tot 1069 voor Christus bereikte de Egyptische macht zijn hoogtepunt. De farao’s heersten in het noorden over een groot deel van het Midden-Oosten en in het zuiden tot in het huidige Sudan. Dat was mogelijk dankzij de rijkdommen uit irrigatielandbouw, enorme hoeveelheden goud en grote militaire macht. WB H1 §5 Verwerken
21
onderzoek cultuur
6 Gilgamesj en de moraal in Mesopotamië Intro
Een heldendicht op kleitabletten Behalve in Egypte ontwikkelden zich ook op andere plaatsen in de wereld cultuurcentra (centra met een hoge beschaving). Bijvoorbeeld Mesopotamië, gelegen in het tegenwoordige Irak. In het vruchtbare gebied tussen de rivieren de Eufraat en de Tigris heersten daar lange tijd machtige vorsten in grote paleizen. Archeologen hebben in de paleisbibliotheken van deze koningen kleitabletten gevonden met daarop het verhalende gedicht of epos van Gilgamesj. Dit was een legendarische koning uit Oeroek, die rond 2700 voor Christus vele avonturen zou hebben beleefd. In deze paragraaf gaan jullie kennismaken met Gilgamesj en met de vragen die hem bezighielden. WB H1 §6
bron 1
Gilgamesj en Enkidoe Gilgamesj was koning van Oeroek. Zijn vader was ook een koning, maar zijn moeder was een godin. Daarom was Gilgamesj ongelooflijk sterk en zo groot als een reus. Hij wist dat niemand hem kon verslaan en hij deed wat hij wilde. Hij regeerde streng en eigende zich van alles toe, zelfs de vrouwen van zijn onderdanen. Deze wendden zich toen tot de goden om hulp. Daarop maakte de godin van de schepping Enkidoe, een wezen dat even sterk was als Gilgamesj. Enkidoe zou met Gilgamesj moeten vechten, zodat hij het volk met rust zou laten. Het werd een gevecht zoals de mensen nog nooit hadden gezien. Na uren van uitputtende strijd had nog steeds niemand gewonnen. Toen besloot Gilgamesj Enkidoe te omhelzen en staakten ze de strijd. In plaats van te vechten sloten ze een hechte vriendschap. Samen zouden ze vele avonturen gaan beleven. Naar het Gilgamesjepos.
bron 2 Gilgamesj, afgebeeld met leeuw. Reliëf uit de achtste eeuw voor Christus, gevonden in het paleis van de Assyrische koning Sargon II in Khorsabad, Irak.
22
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 3 Grote cultuurcentra tussen 3000 en 2000 voor Christus.
bron 4
bron 5
Gilgamesj en de liefde
Gilgamesj en het eeuwige leven
Isjtar, de godin van liefde en oorlog, was verliefd op Gilgamesj en wilde dat hij haar man werd. Toen ze dit aan Gilgamesj opbiechtte, antwoordde Gilgamesj dat hij Isjtar niet als zijn vrouw wilde hebben, omdat zij nog nooit iemand voor altijd had liefgehad. En hij wilde niet eindigen als haar eerdere liefdes. Zo had ze een van hen, een schaapherder, veranderd in een wolf die daarna door zijn eigen honden werd weggejaagd. Een ander, de tuinman van Gilgamesj’ vader, was veranderd in een kikker. Isjtar reageerde woedend op de weigering van Gilgamesj. Ze eiste dat de oppergod Anoe de hemelstier naar Oeroek zou sturen om Gilgamesj te vernietigen. De stier kwam en richtte een enorme ravage aan, tot Enkidoe en Gilgamesj hem samen doodden. Enkidoe beledigde hierbij Isjtar door de rechterdij van de stier in haar gezicht te gooien. Daarop bezorgden de goden Enkidoe een vreselijke droom, waardoor hij ziek werd en twaalf dagen later stierf.
De dood van Enkidoe schokte Gilgamesj diep. Hij besefte voor het eerst dat, hoe sterk en dapper hij ook was, ook hij ooit zou sterven. Hij besloot Oeroek te verlaten en op zoek te gaan naar het land Dilmoen. Daarvan werd verteld dat je er het eeuwige leven kon vinden. Het werd een moeilijke tocht over dor land en over de wateren van de dood. De tocht putte hem bijna helemaal uit. Tijdens zijn reis ontmoette hij Sidoeri, de schenkster van de goden. Zij vertelde hem dat hij het eeuwige leven nooit zou kunnen vinden. Tijdens de schepping hadden de goden de dood aan de mensen geschonken. Ze hadden de onsterfelijkheid voor zichzelf gehouden. Sidoeri gaf Gilgamesj de tip daarom vooral van het leven te genieten. Dat was het lot van de mens… Gilgamesj nam haar raad echter nog niet aan. Hij ging verder op zijn zoektocht naar het eeuwige leven. Na nog vele avonturen te hebben beleefd, besloot Gilgamesj zich ten slotte met zijn lot te verzoenen en keerde terug naar huis. Jaren later stierf hij, maar door het Gilgamesjepos werd hij toch vereeuwigd.
Naar het Gilgamesjepos.
Naar het Gilgamesjepos.
23
onderzoek historische personen
7 Cheops en Toetanchamon Intro
Twee toeristische hoogtepunten Als mensen op vakantie in Egypte zijn, brengen ze vaak een bezoek aan de piramides. De piramide van Cheops bij Gizeh wordt dan bijna nooit overgeslagen. Met zijn 146 meter is het de hoogste piramide van allemaal. Hij weegt 6 miljard kilo en het kolossale bouwwerk bestaat uit 2,3 miljoen stenen van minstens 2300 kilo per stuk. Toeristen in Cairo brengen meestal een bezoek aan het Egyptisch museum. Daar liggen de kostbare voorwerpen die gevonden zijn in het graf van Toetanchamon. Dit graf werd in 1922 ontdekt in het Dal der Koningen, vlak bij de stad Thebe. In Cairo zijn prachtige stukken uit de grafkamer te bezichtigen, van houten doodskisten tot aan het vergulde dodenmasker. Cheops en Toetanchamon waren allebei farao van Egypte. In deze paragraaf ga je het leven van deze twee mensen met elkaar vergelijken. Wat hebben ze in hun leven gedaan en wie van hen heeft het meest gepresteerd?
bron 2 De legeraanvoerder van Toetanchamon kreeg gouden kettingen omgehangen.
WB H1 §7
24
bron 1
bron 3
Cheops
Toetanchamon
De Egyptische farao Cheops regeerde van 2589 tot 2566 voor Christus over Egypte. Hij deed dat vanuit de stad Memphis. Er is niet veel over hem bekend, maar hij lijkt een verstandige en goede farao te zijn geweest. In zijn tijd kende Egypte een periode van bloei. Kunstenaars maakten prachtige werken en ook met de handel ging het erg goed. Cheops is echter vooral bekend geworden doordat hij bij Gizeh een enorme piramide liet bouwen. In die piramide is hij na zijn dood begraven. Volgens de verhalen ging Cheops vrijwel elke dag kijken naar de bouw. Die duurde bijna dertig jaar. Naar schatting werkten in totaal 200 000 mensen mee aan de bouw. Al die mensen moesten te eten en te drinken hebben. Bovendien moesten er genoeg gereedschappen en bouwmaterialen zijn. Alleen al de organisatie van dit alles maakt de bouw van een piramide tot een ongelooflijke prestatie. Helaas is de grafkamer van Cheops in de middeleeuwen leeggeroofd. Eeuwen later schreef een Arabische schrijver daarover: Toen de arbeiders in de grafkamer binnendrongen en de kist openden, ontdekte men binnenin het lichaam van een mens die een gouden pantser droeg, dat met allerlei edelstenen was versierd. Op zijn borst lag een zwaardkling zonder greep en naast zijn hoofd een rode hyacintsteen ter grootte van een kippenei, die oplichtte als vuurvlammen.
Toetanchamon was een farao die maar kort leefde. Zijn regeerperiode was nog korter: van 1336 tot 1327 voor Christus. Hij was pas elf toen hij vanuit Thebe over Egypte regeerde. Waarschijnlijk heeft hij nauwelijks zelf bestuurd, maar namen zijn hoogste ambtenaren de beslissingen. Tijdens zijn regering werd geen oorlog gevoerd. Er waren geen grote schandalen. Er was ook geen grote welvaart en hij liet maar één tempel bouwen. Toch is hij een van de bekendste farao’s. Gek genoeg heeft hij dat te danken aan zijn onbelangrijkheid en zijn vroege dood. Daardoor kreeg hij maar een klein noodgraf, dat door grafrovers is vergeten. Andere, grotere graven in de buurt zijn allemaal leeggeroofd. Dat er veel graven lagen, blijkt wel uit de naam van de plaats: Dal der Koningen. Meer dan vierhonderd jaar werden op die plaats de farao’s begraven. Niet in piramiden, maar in enorme grafkamers, uitgehakt in de rotsen.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 4 Het gouden dodenmasker van Toetanchamon. De mummie van de farao lag in een gouden kist, met dit gouden masker op. Deze kist zat in twee andere kisten, die weer in een stenen sarcofaag lagen. Deze was ondergebracht in een grafkamer, ‘het huis van goud’.
bron 5 Beeldje van een dienaar die voedsel klaarmaakt voor de werkers aan de piramide.
bron 6
bron 7
De piramide van Cheops.
Rond 1500 voor Christus stopte de bouw van piramides. Er ontstond een nieuw type graf, uitgehakt in de rotsen. De koninklijke begraafplaats bij Thebe kreeg de naam Dal der Koningen.
25
onderzoek Nederland
8 De eerste landbouwers in onze streken
bron 1 Voorraadpotten uit de prehistorie. Van links naar rechts: een trechterbeker (ongeveer 3400 voor Christus), een
bron 2
standvoetbeker (ongeveer 3000 voor Christus) en een
Het nagemaakte gezicht van de ‘Krabbeplasman’
klokbeker (ongeveer 2200 voor Christus).
die 3300 jaar geleden in Nederland leefde.
Intro
Een gezicht van 3300 jaar geleden In juni 2007 stond er een foto in de krant van een man die ongeveer 3300 jaar geleden in de buurt van Vlaardingen heeft geleefd. Zijn skelet was in 1990 gevonden door drie jongens, toen ze speelden in het recreatiegebied de Krabbeplas. Wetenschappers deden uitvoerig onderzoek naar het skelet. Ze ontdekten dat de man vermoedelijk 43 jaar oud was toen hij stierf. Met behulp van moderne technieken hebben ze een beeld van zijn gezicht gemaakt zoals dat eruit moet hebben gezien. Het gezicht lijkt oud voor iemand van 43 jaar. Volgens de onderzoekers komt 26
dat doordat de mensen toen een zwaar boerenleven leidden en veel buiten waren. In deze paragraaf ga je kijken naar het leven van de eerste boeren in ons land. WB H1 §8
8.1 Een koud klimaat In de prehistorie leefden de mensen in Nederland lange tijd alleen van jagen en verzamelen. Nederland zag er toen heel anders uit dan nu. Het landschap was een grote grasvlakte, waar mammoeten en andere dieren op graasden. Ook was het vroeger veel kouder. Omstreeks 9000 voor Christus was de gemiddelde temperatuur in juli ongeveer tien
graden! Vanaf 8000 voor Christus werd het warmer in Nederland, waardoor het landschap veranderde. De steppen en toendra’s verdwenen. Ze maakten plaats voor een bosrijke omgeving. De zeespiegel steeg en in het westen van het land ontstonden uitgestrekte moerassen. 8.2 Boeren in Zuid-Limburg Rond 5300 voor Christus trokken vanuit Duitsland mensen het uiterste zuiden van Nederland binnen. Dit waren de eerste boeren in Nederland. In ZuidLimburg vonden ze vruchtbare grond, waarop ze aan landbouw gingen
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 3 Het hunebed bij de Drentse plaats Borger. Het is het grootste hunebed van Nederland met een lengte van 22,5 meter.
bron 4
doen. Met behulp van een eenvoudige handploeg, die ook wel eergetouw wordt genoemd, werd de grond losgewoeld. Het werd hierdoor gemakkelijker om gewassen te verbouwen. De boeren woonden in kleine boerderijen. Vaak was de boerderij niet groter dan één kamer. Een dorp bestond uit vijf tot twintig boerderijen. In zo’n dorp woonden dertig tot honderdvijftig mensen. Uit opgravingen blijkt dat de eerste boeren ook voorraadpotten en sieraden hadden. Op de voorraadpotten die van klei waren gemaakt, hebben de boeren versieringen aangebracht. Archeologen noemen dit aardewerk bandkeramiek. De eerste boeren in Limburg zijn naar hun aardewerk vernoemd. We spreken daarom van de bandkeramiekcultuur. 8.3 Hunebedbouwers Langzamerhand gingen steeds meer mensen in Nederland van de landbouw leven. Dat gebeurde op plaatsen waar de grond van goede kwaliteit was. Veel mensen waren er toen nog niet: er woonden slechts enkele duizenden boeren in ons land. De bekendste boeren uit de Nederlandse prehistorie leefden in het noorden van het land, tussen 3400 en 2900 voor Christus. Op de plaatsen waar zij woorden, hebben archeologen veel trechtervormige potten gevonden. Daarom worden deze mensen ook wel gerekend tot de trechterbekercultuur. Deze cultuur is vooral beroemd geworden vanwege de hunebedden, die werden gebouwd om de doden van een familie, dorp of stam in te begraven. In deze graven kregen de doden vaak iets mee voor hun reis naar het hiernamaals, zoals kralen of stukjes koper. Hunebedden zijn gemaakt van grote stenen die in de ijstijd in Nederland terecht zijn gekomen. Sommige stenen wegen meer dan 40 000 kilo! Tegenwoordig zijn er nog 53 hunebedden in Nederland.
Vlaardingengroep Trechterbekercultuur Bandkeramiekcultuur
De hunebedbouwers.
bron 5 De eerste boeren in Nederland.
0
50 km
WB H1 §8
27
afsluiting
Afsluiting Wat moet je kennen en kunnen? A De eerste mensen leefden van jagen en verzamelen. Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen: • welk middel van bestaan de eerste mensen hadden; • hoe jagers en verzamelaars woonden; • hoe Europa er rond 10 000 voor Christus uitzag en hoe de mensen zich aan deze omgeving aanpasten. B Mensen gaan aan landbouw doen. Er ontstaan landbouwsamenlevingen. Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen: • welk nieuw middel van bestaan rond 9000 voor Christus ontstond; • in welke gebieden dat als eerste gebeurde; • door welke twee oorzaken dat gebeurde; • welke vier gevolgen dat had. C De eerste steden ontstaan. Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen: • wanneer de eerste steden ontstonden; • in welke gebieden de eerste steden ontstonden; • waarom juist daar steden ontstonden; • welke groepen mensen in de steden leefden. D In Egypte ontstaat een machtig en welvarend rijk. Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen dat: • het oude Egypte welvarend was; • er een bestuur nodig was; • de mensen een natuurgodsdienst hadden. Vaardigheid historisch denken Bij geschiedenis moet je vaak uitleggen waarom iets gebeurde. Je moet weten wat we verstaan onder oorzaak en gevolg.
28
Begrippen ambtenaar iemand die in dienst is van het bestuur en zorgt voor het uitvoeren van besluiten, het innen van belastingen en het handhaven van de orde akkerbouw het verbouwen van landbouwgewassen (granen, groenten) belasting een betaling aan het bestuur in geld of goederen beroep een vak waarin iemand zich heeft gespecialiseerd, bijvoorbeeld timmerman of smid bestuur mensen die regels en wetten maken en ook controleren of iedereen zich daaraan houdt Egyptische Rijk een machtig Egypte dat bestuurd werd door de farao evolutie een langzame verandering van een soort door de eeuwen heen farao hoogste bestuurder (koning) in Egypte tussen 3000 en 1000 voor Christus handel
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
het kopen en verkopen van allerlei producten hiernamaals plaats waar mensen na de dood verder leven hiërogliefenschrift schrift dat de Egyptenaren vanaf ongeveer 3000 voor Christus gebruikten; het schrift bestaat uit een groot aantal tekeningen die elk een woord of klank uitbeelden homo sapiens de wetende of denkende mens, de enige mensensoort die tegenwoordig op aarde leeft ijstijd een periode van tientallen eeuwen waarin het klimaat veel kouder was dan nu irrigatielandbouw landbouw waarbij je met kanalen en dijken water naar de akkers brengt jagers en verzamelaars mensen die leven van jacht, visserij en het verzamelen van eetbare plantendelen klimaatverandering een ingrijpende verandering in het weer over een lange periode
landbouw een middel van bestaan, waarbij je leeft van de gewassen die je op de akkers verbouwt, en van de dieren die je houdt en fokt middel van bestaan manier waarop mensen aan voedsel komen, bijvoorbeeld door te jagen en te verzamelen of door aan landbouw te doen mummie een dood lichaam dat op een speciale manier is behandeld, zodat het niet vergaat natuurgodsdienst godsdienst waarin natuurkrachten als zon en water aanbeden worden neanderthaler een mensensoort die in de prehistorie naast de homo sapiens voorkwam nijverheid het maken van (een deel van een) product met behulp van grondstoffen piramide grafmonument uit het oude Egypte priester een dienaar in een tempel of kerk die zorgt voor contact tussen mensen en god(en)
rijk groot gebied dat door een heerser vanuit één plaats wordt bestuurd sociale laag een groep mensen die van een andere groep mensen verschilt in rijkdom, macht en aanzien stad plaats waar veel mensen bij elkaar wonen steentijd de tijd waarin gebruiksvoorwerpen voornamelijk van steen werden gemaakt taakverdeling de manier waarop werkzaamheden zijn verdeeld, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen of tussen verschillende groepen mensen vaste woonplaats een groep huizen waar mensen blijven wonen, in tegenstelling tot een tijdelijk kamp met tenten of hutjes veeteelt het houden van vee om vlees en andere dierlijke producten te verkrijgen
29