2 vwo
Memo is zo opgezet dat je precies leert wat je moet leren, ongeacht de manier waarop. Veel vanuit het boek of juist veel online, klassikaal of zelfstandig, de heldere structuur houdt het altijd overzichtelijk. Met het multimedia pakket (ePack) kunnen de leerstof en lessen verlevendigd en uitgediept worden. Online oefeningen en Studiehulp maken zelfstandig leren leuk en makkelijk. En met de Presentator kan audiovisueel materiaal in elke les ingepast worden via een digitaal schoolbord of beamer.
GESCHIEDENIS voor de onderbouw HANDBOEK
Memo maakt je duidelijk waarom de wereldgeschiedenis ook jouw geschiedenis is. Hoe gebeurtenissen in Nederland, Europa en wereldwijd hebben bijgedragen aan wie wij nu zijn en hoe wij nu leven. Door te lezen, te kijken en te doen worden verhalen uit het verleden, tot verhalen waarin je jezelf in kunt leven. Bijvoorbeeld door in de ontdekkingsopdrachten zelf aan de oplossing van een historisch vraagstuk te werken.
ISBN 978 90 345 5251 8
o w v 2
S I N E D CHIE ouw
508282
GESor de onderb vo
508282_OM.indd 1
E O B D HAN
K
17-06-2009 11:11:36
Geschiedenis voor de onderbouw
Handboek 2 vwo
Auteurs Dick Berents Anneke Blankers Pia Fruytier Jessie Jongejans Frank Kerstjens Arthur Starreveld Judith Tadema Redactie Eelco Beukers Wieke Schrover Didactisch advies Prof. dr. Carla van Boxtel
www.memo-malmberg.nl Derde druk Malmberg, ’s-Hertogenbosch
508282_VW.indd 1
19-6-09 12:10:24
Inhoud Aan de slag met Memo
4
Introductie
6
3
De Industriële Revolutie Oriëntatie
1
Kern
De tijd van regenten en vorsten Oriëntatie
50
10
Kern 1
Welvarend Amsterdam
12
2
Naar de Oost en de West
14
3
Uit de kunst!
16
4
Een bestuur zonder vorst
18
5
Vorsten in Europa
20
Onderzoek
1
De eerste fabrieken
52
2
Werken in de fabriek
54
3
Leven in de industriesteden
56
4
De industrialisatie van Nederland
58
5
Arbeiders organiseren zich
60
Onderzoek 6
Charles Dickens en de industriële samenleving
62
7
Thomas Edison
64
8
De eenwording van Duitsland
66
Afsluiting
68
6
Kunst aan het hof van Lodewijk XIV
22
7
Michiel de Ruyter
24
8
Het Ottomaanse Rijk
26
ePack
Afsluiting
28
Computerles kern Computerles onderzoek
ePack
Computerles vaardigheden
Computerles kern
Oefentoetsen
Computerles onderzoek Computerles vaardigheden Oefentoetsen
4
Project Slavernij Oriëntatie
2
De tijd van pruiken en revoluties Oriëntatie
70
Onderzoek 30
Kern 1
Frankrijk voor de Franse Revolutie
32
2
De Verlichting
34
3
Revolutie in Frankrijk
36
4
Gevolgen van de Franse Revolutie
38
5
De Bataafse Revolutie
40
1
Miljoenen Afrikaanse slaven
2
Creolen en Afro-Amerikanen
72 74
3
Het moeizame einde van de slavernij
76
Onderzoek 6
Rousseau over de opvoeding
42
7
Catharina de Grote
44
8
Het Mogolrijk in India
46
Afsluiting
48
ePack Computerles kern Computerles onderzoek Computerles vaardigheden Oefentoetsen
508282_VW.indd 2
19-6-09 12:10:25
5
7
Het Koninkrijk der Nederlanden Oriëntatie
78
Thema Ziekte en genezing door de eeuwen heen Oriëntatie
Kern 1
Nederland krijgt een eigen koning
80
2
Het revolutiejaar 1848
82
3
Arbeiders strijden voor gelijke rechten
84
4
De schoolstrijd
86
5
Strijdbare vrouwen
88
Onderzoek
118
Onderzoek 1
Oudheid en middeleeuwen
120
2
De vroegmoderne tijd
122
3
Op weg naar de moderne geneeskunde
124
Overzicht historische vaardigheden
126
Het stappenplan voor onderzoek
127
6
Pierre Cuypers en de katholieke emancipatie
90
Het stappenplan voor discussie voeren
128
7
Wilhelmina Drucker
92
Register
130
8
Java in de negentiende eeuw
94
Afsluiting
96
ePack Computerles kern Computerles onderzoek Computerles vaardigheden Oefentoetsen
6
Imperialisme Oriëntatie
98
Kern 1
Europa verovert de wereld
100
2
Oorzaken van het imperialisme
102
3
De verovering van Azië
104
4
De verovering van Afrika
106
5
Gevolgen van het imperialisme
108
Onderzoek 6
Giuseppe Verdi, opera en nationalisme
110
7
Koningin Victoria
112
8
Japan
114
Afsluiting
116
ePack Computerles kern Computerles onderzoek Computerles vaardigheden Oefentoetsen
508282_VW.indd 3
19-6-09 12:10:25
Aan de slag met Memo
6 3
De tijd van Romei nen Imperialisme oriëntatie Deze foto van Nederlandse en Indonesische bestuursambtenaren is in 1895 gemaakt op Java. De Nederlanders gaan de Indonesische vorst een onderscheiding in de Orde van de Nederlandse Leeuw uitreiken. Java was al lang in Nederlandse handen. In de loop van de negentiende eeuw waren ook de andere eilanden in de Indonesische archipel onder Nederlands bestuur komen te staan. Er was een groot rijk ontstaan: Nederlands-Indië. Ook andere Europese landen veroverden grote delen van Azië, en later ook van Afrika. We noemen deze periode daarom de tijd van het modern imperialisme. Waarom veroverden de Europeanen zulke grote gebieden? En wat betekende dat voor de overwonnen volken? Dat kom je in dit hoofdstuk te weten.
1900
WB H6 Oriëntatie
1800
Inmiddels weet je al van alles van geschiedenis. Weet je nog hoe Karel de Grote zijn leger bij elkaar moest rapen om oorlog te kunnen voeren? En waarom niet iedereen blij is met Columbus Day in Amerika? Als je het alweer een beetje vergeten bent, kun je in het eerste hoofdstuk van Memo nog eens bekijken wat er ook alweer in de eerste vijf tijdvakken gebeurd is. Ook heb je geleerd om historische bronnen te lezen, te bekijken en erover na te denken. Dat gaan we in dit tweede deel van Memo ook weer doen. In dit deel van Memo komen drie nieuwe tijdvakken aan de orde. Je komt dus elk hoofdstuk weer iets dichter bij onze tijd. Over één van deze tijdvakken is zo veel te leren dat daar drie hoofdstukken aan besteed worden.
De tijd van burgers en stoommachines 1810
1820
1830
1850
1840
1860
1870
1880
1890
MODERNE TIJD I Franse Revolutie
Opkomst politieke po o stromingen
Industriële Revolutie
Arbeiders komen op voor o hun rechten Modern imperialisme
Afschaffing van slavernij Ontstaan Koninkrijk k der Nederlanden
V
erbreding van het kiesrecht c in Nederland
98
99
kern
3
HOOFDSTUK 6 Imperialisme
bron 13
De verovering van Azië
De felle strijd op het eiland Lombok is op deze schoolplaat in beeld gebracht. Op 19 november 1894 viel Lombok in
Ontdekken
Naar Atjeh toe!
Zoals je gewend bent, werk je weer met twee boeken. Een handboek (HB) met de belangrijkste informatie en een werkboek (WB) met opdrachten. Bovendien heb je via de computer weer toegang tot het ePack met computerlessen en oefentoetsen.
Van oost tot west, van zuid tot noord, door heel ons vaderland Wordt thans de mare [het verhaal] weer gehoord, men strijdt aan Atjehs strand. En Toekoe Oemars lage daad kost ons weer heldenbloed, hij tart ons door zijn laf verraad Zodat hij vallen moet! Refrein: En Toekoe Oemar, die zal beven. Naar Atjeh toe! Naar Atjeh toe! En Toekoe Oemar doen wij sneven [sneuvelen]. Naar Atjeh toe! Naar Atjeh toe! Dit soldatenlied uit 1896 gaat over het verraad van Teuku Umar. Umar had eerst Nederland gesteund, maar was – na ontvangst van een grote partij wapens – overgelopen naar de Atjese kant. Nederland was vanaf 1873 in oorlog met het sultanaat Atjeh. Pas in 1903 was het verzet van Atjeh zo goed als voorbij.
bron 14 De Fransen veroverden eind negentiende eeuw Vietnam in Zuidoost-Azië.
Leertekst
Eerste contacten
WB H6 §3 Ontdekken
bron 10 De verovering van Nederlands-Indië in de negentiende eeuw.
Al in de zestiende eeuw waren Portugezen, Engelsen, Fransen en Nederlanders naar Azië gekomen. Zij bouwden handelsposten aan de kust en dreven handel in specerijen, koffie, thee en katoen. De bevolking in de binnenlanden had weinig contact met de Europeanen. Hun leven veranderde nauwelijks door de komst van de blanken.
bron 11 Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandsche
Nederlands-Indië
Handel-Maatschappij.
Sinds 1602 handelde de Verenigde Oost-Indische Compagnie met Azië. De VOC was een particuliere onderneming die vooral winst wilde maken. De VOC had veel rechten gekregen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Compagnie mocht bijvoorbeeld zelf oorlog voeren, zonder dat de staat zich ermee bemoeide, en had het monopolie (alleenrecht) op de handel in specerijen. De VOC bleef voornamelijk aan de kust en trok maar zelden het binnenland in. Alleen het Indonesische eiland Java was grotendeels in handen van de VOC. In 1799 ging de VOC failliet en werd opgeheven. De Nederlandse staat nam de bezittingen van de VOC over. De eilanden in de Indonesische archipel gingen Nederlands-Indië heten en werden deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Een gouverneurgeneraal bestuurde het gebied en werd daarbij geholpen door Nederlandse ambtenaren. Het Nederlandse bestuur
Max Havelaar Eduard Douwes Dekker (1820-1887) was bestuursambtenaar in Nederlands-Indië. Hij zag daar dat de inlanders slecht werden behandeld. De inlandse bestuurder (regent) maakte misbruik van zijn positie, door zijn volk af te persen en uit te buiten. De meerdere van Dekker wilde de regent niet ontslaan. Daarop nam Dekker ontslag. Terug in Nederland schreef hij in 1859 het hele verhaal op om zijn eergevoel te herstellen en om het lot van de inlanders te verbeteren. Hij schreef in 1859 onder de naam Multatuli een boek over de misstanden: Max Havelaar. Het boek is in meer dan 140 talen uitgegeven en werd in 1999 door de Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer in de New York Times betiteld als ‘The Book That Killed Colonialism’.
bron 12 Gevechten tussen Nederlandse soldaten en de bevolking van Atjeh in Indonesië.
bemoeide zich sterk met de economie. Javaanse boeren moesten een deel van hun oogst afstaan. Ze waren verplicht zogenoemde cultures – producten als koffie, tabak en suiker – aan Nederland te leveren. Dit wordt het Cultuurstelsel genoemd. Het Cultuurstelsel was economisch gezien een groot succes: tussen 1850 en 1860 kwam liefst 32 procent van de totale verdiensten van Nederland uit Nederlands-Indië. Een deel van het nieuwe spoorwegennet in Nederland werd met geld uit de kolonie aangelegd. Maar er waren ook minder positieve kanten. Zo leed een deel van de bevolking van Nederlands-Indië honger door de verplichte levering van producten aan Nederland. Ook kregen particuliere ondernemers in NederlandsIndië weinig kans, doordat de staat alle opbrengsten uit Nederlands-Indië opeiste. De liberalen in het Nederlandse parlement veranderden dit door in 1870 de Agrarische Wet aan te nemen. Ondernemers mochten voortaan ongebruikte grond van de regering pachten of rijstvelden van boeren huren. Sommige ondernemers begonnen plantages, anderen werden actief in de mijnbouw of zetten fabrieken op. Nederlandse fabrikanten hadden veel belangstelling voor grondstoffen als rubber, tin en aardolie. De eindproducten van de Nederlandse industrie probeerden zij aan de Indische bevolking te verkopen. Een groot deel
van de bevolking van Java en Sumatra liep rond in textiel uit Twente.
Engelsen in Azië De Britten bouwden in dezelfde tijd een groot imperium in India: Brits-Indië. In 1858 nam de Britse regering India over van de Engelse Oost-Indische Compagnie (te vergelijken met de Nederlandse VOC). India werd een Engelse kolonie. Het gebied omvatte het tegenwoordige India, Pakistan, Bangladesh, Myanmar (Birma) en Sri Lanka (Ceylon). De Britten hadden vooral interesse in katoen, jute, thee en indigo (een blauwe kleurstof). Ook zij verkochten, net als de Nederlanders, hun eindproducten op grote schaal aan de lokale bevolking.
Frans bezit in Azië Net als de Britten bouwden ook de Fransen aan een groot imperium in Azië. In 1887 ontstond Frans Indo-China. Deze kolonie in Zuidoost-Azië bestond uit Laos, Cambodja en Vietnam. Rubber en rijst waren de belangrijkste exportproducten. Tegelijk overstroomden producten uit Franse fabrieken het gebied. Franse ingenieurs legden met geld en arbeidskracht van de inheemse bevolking spoorwegen, wegen, havens en plantages aan en moderniseerden zo het gebied. WB H6 §3 Verwerken
104
105
onderzoek cultuur
HOOFDSTUK 6 Imperialisme
6 Giuseppe Verdi, opera en nationalisme Intro
Het boegbeeld van de Italiaanse opera
Oriëntatie
Giuseppe Verdi werd in 1813 vlak bij de Italiaanse stad Parma geboren. Al vroeg kreeg hij muziekles en begon ook zelf muziekstukken te maken. Hij zou in de loop van de negentiende eeuw uitgroeien tot het boegbeeld van de opera. Opera’s zijn toneelstukken op muziek. De acteurs spreken hun tekst dus niet uit, maar zingen die. Zo’n opera kan heel opwindend of ontroerend zijn. De opera doet immers, net als bijvoorbeeld een popconcert, een beroep op je ogen én je oren. De opera is een Italiaanse uitvinding. Vanaf de zestiende eeuw werd de opera vanuit Florence verspreid over Italië en over de
Je maakt in het handboek kennis met de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld aan de hand van één grote afbeelding en de tijdbalk. Op de tijdbalk staan ook de kenmerkende aspecten. In het werkboek maak je de Oriëntatieopdrachten. Die geven je een beter beeld van de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld.
bron 1
rest van de wereld. Het nieuwe genre was zo populair, dat het in de achttiende en negentiende eeuw uitgroeide tot de belangrijkste vorm van amusement. Het publiek vond de voorstellingen prachtig, ze kwamen soms wel met duizenden tegelijk naar een voorstelling. Voor hen was opera wat musical, film en popmuziek zijn voor de mensen van nu. Tot in de twintigste eeuw zou opera het belangrijkste muziekgenre in de westerse wereld blijven. In deze paragraaf ga je onderzoek doen naar één van de opera’s van Verdi: La battaglia di Legnano. WB H6 §6
bron 2 Aankondiging van Verdi’s opera Nabucco (negentiende eeuw).
Kenmerken van de opera In een opera (letterlijk: werk) is alles erop gericht het publiek te vermaken: de muziek, de decors en de schitterende kostuums. Net als een speelfilm duurt een opera een uur of twee. Maar je hoeft je niet te vervelen, omdat een opera uit verschillende scènes bestaat. Het verhaal gaat bijna altijd over de liefde. Thema’s als romantiek, jaloezie en tragiek komen dan ook vaak voor. Naast deze thema’s is er soms ook plaats voor andere onderwerpen, zoals strijd of een historisch verhaal. In de negentiende eeuw hadden operazangers nog geen microfoon. Zij moesten daarom lang trainen om een zaal met honderden, zelfs duizenden mensen te bereiken. Ze gebruikten daarbij hun lichaam als klankkast. Dit hoor je goed bij de aria’s, de muzikale hoogtepunten van de opera. Aria’s kun je vergelijken met de hits op een cd. De zangers en zangeressen van de aria’s kregen vaak een status die vergelijkbaar is met huidige pop- en filmsterren. De beste zangeressen werden diva’s genoemd. Het bijwonen van een opera was een hele belevenis. In de achttiende eeuw werd er vaak nog tijdens de voorstelling gedronken en gepraat. Maar in de negentiende eeuw veranderde dit. De stoelen werden rechtstreeks op het toneel gericht en de toeschouwers moesten stil zijn. Opera was een serieus uitje geworden.
Kern In de kernparagrafen worden de geschiedenisbegrippen uitgelegd zodat je ze goed kunt leren. Je gaat eerst op ontdekkingstocht. Je leest de tekst onder Ontdekken in het handboek. Dan ga je in het werkboek aan de slag met een concreet historisch probleem: de ontdekkingsopdracht. Na de ontdekkingsopdracht ga je de leertekst leren en maak je de opdrachten onder het kopje Verwerken in het werkboek. Je zult merken dat de leerteksten in dit tweede leerjaar wat langer zijn dan je gewend was. Je gaat in het werkboek daarom leren om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden zodat je ook deze leerteksten je eigen kunt maken. Als je met Verwerken klaar bent staat er onder Extra een leuke opdracht voor je klaar.
Nederlandse handen.
Je gaat onderzoeken hoe Nederland zijn macht over Indonesië steeds verder uitbreidde.
Opbouw van het hoofdstuk In het handboek en werkboek zijn de bronnen erg belangrijk. Over alle bronnen vind je vragen terug in het werkboek. Het is dus belangrijk om alle bronnen goed te bestuderen en de bijschriften te lezen. De meeste hoofdstukken in Memo bestaan weer uit de volgende onderdelen:
bron 3
bron 4
Italië in de negentiende eeuw
-BCBUUBHMJBEJ-FHOBOP
In de negentiende eeuw kwamen op veel plaatsen in Europa nationale staten tot ontwikkeling. Italië is hier een voorbeeld van. In 1815 was Italië nog een lappendeken van kleine staatjes. Een deel van het Italiaanse volk werd onderdrukt door buitenlandse regeringen. Vooral Oostenrijk had veel invloed. Veel Italianen vonden dat al die staatjes zouden moeten opgaan in één groot en onafhankelijk Italië, zodat alle Italianen vrij konden zijn. Dit wordt de risorgimento of wederopstanding van Italië genoemd. Het kwam verschillende keren tot revoluties. In 1848 bijvoorbeeld, toen de Milanese bevolking massaal in opstand kwam en het Oostenrijkse regiment zich terugtrok uit de stad. Na dit succes braken in alle Italiaanse staten opstanden uit. Maar de revolutionairen kregen geen steun van de paus, die grote invloed had op het overwegend katholieke Italiaanse volk. De revolutie mislukte definitief in 1849. Het zou nog tot 1861 duren voordat Italië de Oostenrijkers kon verdrijven en onafhankelijk werd.
Op 27 januari 1849 ging in de stad Rome de opera La battaglia di Legnano (De slag bij Legnano) in première. Deze opera gaat over de strijd tussen een verbond van onafhankelijke Italiaanse steden en de Duitse keizer Barbarossa in 1176. Rolando, de leider van Milaan, komt tijdens de strijd zijn vriend Arrigo tegen. Ze zijn blij dat ze weer bij elkaar zijn. Maar Rolando blijkt getrouwd te zijn met Arrigo’s voormalige liefde Lida. Dit vindt Arrigo heel erg. Hij probeert zijn liefdesverdriet te vergeten door fanatiek tegen de Duitsers te gaan vechten. Uiteindelijk wordt het Duitse leger verslagen, maar Arrigo is ernstig gewond geraakt. Voordat hij sterft verzoent hij zich met Rolando en Lida. In de opera springt de held op een bepaald moment van het balkon in een gracht, om deel te kunnen nemen aan het gevecht voor onafhankelijkheid. Het publiek was hierover razend enthousiast. Het zwaaide met vlaggen, gooide serpentines en zong luidkeels met het koor mee. Tijdens een van de latere opvoeringen zou een al te enthousiaste toeschouwer van de galerij in de orkestbak zijn gesprongen. Verdi werd na deze opera een symbool voor het streven naar Italiaanse eenwording. Zelfs zijn naam werd met dit streven in verband gebracht. Het was de bedoeling dat Victor Emanuel koning van het nieuwe Italië zou worden. Veel Italianen lazen de naam Verdi als: ‘Vittorio Emanuele Re D’Italia’ (Victor Emanuel koning van Italië).
bron 5 Italianen vechten voor hun onafhankelijkheid.
110
111
afsluiting
Afsluiting Wat moet je kennen en kunnen? A Imperialisme: Europese landen stichtten grote overzeese rijken. Nederland bezit Nederlands-Indië. Je moet kunnen uitleggen: æ ZDDURPGHSHULRGHWXVVHQHQGHWLMGYDQKHWPRGHUQ LPSHULDOLVPHKHHW æ ZHONHRRU]DNHQYRRUKHWRQWVWDDQYDQKHWLPSHULDOLVPHDOODQJHU VSHHOGHQ æ ZHONHRRU]DNHQGDDULQGHWZHHGHKHOIWYDQGHQHJHQWLHQGHHHXZELM NZDPHQ Je moet kunnen uitleggen: æ RSZHONHPDQLHUGHYHURYHULQJYDQ$]LYHUOLHS æ ZHONHNRORQLDOHJHELHGHQ)UDQNULMN(QJHODQGHQ1HGHUODQGLQ$]L EH]DWHQ æ RSZHONHZLM]HGHYHURYHULQJYDQ$IULNDYHUOLHS æ ZHONHNRORQLDOHJHELHGHQ)UDQNULMNHQ(QJHODQGLQ$IULNDEH]DWHQ -HPRHWPHWHQNHOHYRRUEHHOGHQNXQQHQXLWOHJJHQ æ ZHONHJHYROJHQKHWLPSHULDOLVPHYRRUGHYHURYHUGHJHELHGHQKDG æ ZHONHJHYROJHQGHYHURYHULQJHQYRRU(XURSDKDGGHQ
HOOFDSTUK 6 Imperialisme
Begrippen beschavingsoffensief GHSRJLQJYDQGHZHVWHUVHZHUHOGRP GHNRORQLQGHZHVWHUVHEHVFKDYLQJ ELMWHEUHQJHQ Boerenoorlogen RRUORJHQYDQ(QJHODQGWHJHQGHDOLQ $IULNDJHYHVWLJGHUHSXEOLHNHQYDQ EODQNH%RHUHQDDQKHWHLQGYDQGH QHJHQWLHQGHHHXZ Brits-Indië %ULWVHNRORQLHLQ=XLG$]LEHVWDDQGH XLWKHWJHELHGYDQKHWKXLGLJH,QGLD 3DNLVWDQ%DQJODGHVK0\DQPDU YRRUKHHQ%LUPD HQ6UL/DQND YRRUKHHQ&H\ORQ Conferentie van Berlijn ELMHHQNRPVWYDQGHEHODQJULMNVWH (XURSHVHODQGHQLQ%HUOLMQ PHWDOVGRHOVSHOUHJHOV RSWHVWHOOHQYRRUGHYHUGHOLQJYDQ $IULND
Cultuurstelsel VWHOVHOZDDUELM-DYDDQVHERHUHQ YHUSOLFKWZHUGHQHHQGHHOYDQKXQ JURQGWHEHERXZHQPHWFXOWXUHV SURGXFWHQDOVNRġHWDEDNHQVXLNHU HQGH]HDIWHVWDDQDDQ1HGHUODQG Frans Indo-China )UDQVHNRORQLHLQ=XLGRRVW$]L EHVWDDQGHXLWGHKXLGLJHODQGHQ 9LHWQDP/DRVHQ&DPERGMD gouverneur-generaal GHKRRJVWHEHVWXXUGHUYDQ 1HGHUODQGV,QGL indirect bestuur HHQPDQLHURPHHQNRORQLHWH EHVWXUHQGRRUGDDUELMLQODQGVH YRUVWHQHQDQGHUHLQODQGVH EHVWXXUGHUVLQWHVFKDNHOHQ
modern imperialisme GHSHULRGHWXVVHQHQ ZDDULQ(XURSHVHODQGHQJURWHGHOHQ YDQ$]LHQ$IULNDYHURYHUGHQ nationalisme JURWHOLHIGHYRRUKHWHLJHQODQGYRON HQFXOWXXU Nederlands-Indië 1HGHUODQGVHNRORQLHLQ=XLGRRVW$]L WHJHQZRRUGLJ,QGRQHVL racisme KHWDQGHUVHQPLQGHUZDDUGLJ EHKDQGHOHQYDQJURHSHQPHQVHQ YDQZHJHKXQUDV technologische voorsprong KHWYHUVFKLMQVHOGDWZHVWHUVHYRONHQ EHWHUHZDSHQVYRHUWXLJHQ FRPPXQLFDWLHPLGGHOHQHQGHUJHOLMNH KDGGHQGDQGHUHVWYDQGHZHUHOG
verdeel-en-heerspolitiek KHWWHJHQHONDDUXLWVSHOHQYDQ ORNDOHEHYRONLQJVJURHSHQLQHHQ ODQGRP]HOIPDNNHOLMNHUWHNXQQHQ KHHUVHQRYHUGDWODQG wedloop om de koloniën KHWZHGLMYHUHQYDQGH(XURSHVH ODQGHQRPKHWEH]LWYDQRYHU]HHV JURQGJHELHG
Vaardigheid historisch denken -HPRHWKLVWRULVFKHEURQQHQRYHUGLWRQGHUZHUSNXQQHQEHRRUGHOHQRS EHWURXZEDDUKHLGJHHIWHHQEURQbetrouwbareLQIRUPDWLH"
116
117
4
508282_VW.indd 4
19-6-09 12:10:26
kern
4
Onderzoek
HOOFDSTUK 6 Imperialisme
Met de begrippen en theorie uit de kern doe je onderzoek naar cultuur, een persoon of een ander land.
De verovering van Afrika Ontdekken
De Koning van de Roze Wangen
bron 18
)'##'
Eind negentiende eeuw schreef een stamhoofd in Kenia over zijn ontmoeting met een blanke Engelse ambtenaar: Op een dag kwam een vreemde man naar onze raad. Hij vertelde ons over de Koning van de Roze Wangen. Het was een grote koning en hij woonde in een land overzee. ‘Deze koning is nu uw koning,’ zei hij. ‘Dit land is nu zijn land, maar u mag er blijven wonen, omdat u zijn volk bent. Hij is uw vader en u bent zijn zoons.’ Dit vonden wij behoorlijk gek. Want dit land was van ons … Wij hadden geen koning, wij kozen onze raden en die maakten onze wetten. Wij probeerden dat uit te leggen, maar Roze Wang zei: ‘Wij weten dit, maar toch is wat ik u heb gezegd een feit. U hebt nu een koning en zijn wetten zijn de uwe …’
$)!"
!)'
!!1
Rond 1900 was Engeland in Zuid-Afrika in
,0
oorlog met de ‘Boeren’. Engeland wilde
/(+
uitbreidden naar het noorden. De Boeren waren afstammelingen van Europeanen die
)&**+)!#
zich in de zeventiende en achttiende eeuw
#)
!)!
in Zuid-Afrika hadden gevestigd. Zij wilden
* '
'*
hun onafhankelijkheid behouden.
'&' )$!&-&)!#
)&*! ')+,*! +$!&*! )!+*! $!* ! ,!+*!+'+ (&*! & $!"#
Vrij naar: D. Killingray, De Europeanenplaag (1977).
Wat moest je doen als Europees land dat zijn invloed wilde uitbreiden? En wat moest je doen als stamhoofd? Onderhandelen of oorlog voeren?
)*$%
'*!
De eerste contacten
'')&%*+)! +!&&-&(&+)+!
)&*& )!++&
' &&*,)
&!-& ,!)!#
(*+
WB H6 §4 Ontdekken
bron 15 De verdeling van Afrika.
bron 17 In 1884 en 1885 werd in Berlijn een conferentie gehouden om de verdeling van Afrika te regelen.
De Conferentie van Berlijn
bron 16 Een Afrikaanse koning onderwerpt zich in 1885 aan de Engelsen.
Afsluiting
Leertekst &'$
,!.*+ )!#
In de tweede helft van de negentiende eeuw was Duitsland een land in opkomst. Duitsland wilde tweedracht zaaien tussen de Europese grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië en daar zelf van profiteren. Bismarck was de leider van Duitsland en hij zei: ‘Mijn kaart van Afrika is de kaart van Europa.’ In 1884 riep hij een conferentie bijeen in Berlijn. Het doel was spelregels op te stellen voor de verdeling van Afrika. De voornaamste afspraak was dat een stuk land alleen kon worden opgeëist als het echt door een leger was bezet . Onmiddellijk na de conferentie begon de race om gebieden in Afrika. Engelse en Franse legers struikelden over elkaar om zo veel mogelijk gebied te veroveren. Over Nigeria, Egypte, Uganda en Sudan braken flinke ruzies uit tussen beide landen. In 1898 rs letterlijk tegenover elkaar bij stonden Franse en Engelse legers de plaats Fashoda in Sudan. Hett liep met een sisser af. Bismarcks opzet om Engeland en n Frankrijk tegen elkaar uit te tussen had Duitsland met succes s spelen was prima gelukt. Ondertussen an gebied in Afrika. meegedaan aan het veroveren van
Blanke ontdekkingsreizigers trokken rond 1800 de Afrikaanse binnenlanden in. De Schotse arts Mungo Park maakte twee avontuurlijke reizen door de binnenlanden van West-Afrika. Hij bereikte het gebied van het tegenwoordige Mali. Park was verbaasd over wat hij aantrof. Onder invloed van de islam was er in West-Afrika een bloeiende cultuur ontstaan met levendige handelssteden. Andere ontdekkingsreizigers, missionarissen en zendelingen volgden het voorbeeld van Park. Ze wilden de christelijke beschaving verspreiden in de gebieden ten zuiden van de Sahara. Die tochten eindigden vaak in bittere teleurstelling. De inwoners van Afrika toonden nauwelijks belangstelling voor het christendom. De regeringen van Europese landen steunden dit soort expedities niet. Maar hierin kwam na 1880 verandering.
Europese belangstelling voor Afrika Duitsland was sinds de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) een eenheid geworden. De Duitse kanselier (minister-
De verdeling van Afrika
Afrika, organiseerde Bismarck tussen november 1884 en februari 1885 in Berlijn een conferentie waar de belangrijkste Europese landen en de Verenigde Staten aanwezig waren. De Conferentie van Berlijn stelde regels op voor de verdeling van Afrika door de Europese grootmachten. Bismarck zag in de conferentie een mooie gelegenheid om Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen. Ruzie tussen beide landen kwam Duitsland goed uit. Dan zouden ze niet zo gemakkelijk samen tegen de groeiende macht van Duitsland optreden.
De opdeling van Afrika had grote gevolgen: æ ,QEHVWRQG$IULNDXLWQRJPDDU veertig landen. Zelfs woestijngebieden die totaal oninteressant waren, werden bezet. Je kon ze maar beter zelf in bezit hebben, anders ging een ander Europees land ermee aan de haal. æ (XURSHDQHQKDDOGHQJURQGVWRĞHQXLW Afrika en exporteerden er goedkope Europese producten naartoe. Er werd vooral goud, ivoor, cacao, koper en rubber uit Afrika gehaald. De export van de goedkope Europese producten naar Afrika zorgde ervoor dat veel Afrikaanse ambachtslieden werkloos werden. æ (XURSHVHEHVWXXUGHUV]DJHQQX voordelen in de ontwikkeling van Afrika. Missionarissen en zendelingen gingen met (wisselend) succes het christelijke geloof en de Europese beschaving verspreiden. Door betere verbindingen en medicijnen bereikten zij de bevolking gemakkelijker en hadden ze een grotere kans om te overleven in de binnenlanden van Afrika.
Boerenoorlogen In amper twintig jaar tijd werd heel Afrika bezet. De Fransen kregen vooral gebieden in Noord- en West-Afrika. België bezette een groot gebied in Midden-Afrika. De Engelse gebieden lagen in het zuiden en het oosten. De bezetters wisten verzet meestel snel te onderdrukken, behalve als het blanken waren die zich verzetten. Toen de Engelsen in 1880 in het zuiden van Afrika gebieden wilden bezetten, stuitten zij op p hevige tegenstand van de (blanke) daar al aanwezige (bl Transvaal en Boerenrepublieken, zoals z Engelsen verloren de Oranje Vrystaat. De En Boerenoorlog. Maar rond 1900 Eerste Boerenoorlog alsnog verslagen en werden de Boeren als binnenlanden van Afrika in. trokken zij zij de binnenl bin nenl
Bismarck rck wilde Duitsland Dit vonden wijpresident) behoorlijk gek. Want dit l groter en sterker maken. Daarvoor waren koloniën noodzakelijk. Toen de hadden geen koning, kozen onze rad Europese landen wij rond 1880 belangstelling kregen voor koloniën in onze wetten. Wij probeerden dat uit te le Wang zei: ‘Wij weten dit, maar toch is w feit. U hebt nu een koning en zijn wetten
106
In de afsluiting staat precies opgesomd welke vragen je moet kunnen beantwoorden als je het hele hoofdstuk goed geleerd hebt. Daar staan ook alle begrippen bij elkaar. Bijzondere hoofdstukken Net als in het eerste deel zijn twee hoofdstukken wat anders. Eén hoofdstuk is het projecthoofdstuk over slavernij. In dit hoofdstuk ben je niet alleen met geschiedenis bezig, maar ook met aardrijkskunde en economie. Het andere hoofdstuk is het themahoofdstuk over geneeskunde. Dit hoofdstuk gaat over alle tijdvakken die je tot dan gehad hebt.
WB H6 §4 Verwerken
107
Vrij naar: D. Killingray, De Europeanenplaag (1977)
Wat moest je doen als Europees land da uitbreiden? En wat moest je doen als sta Onderhandelen of oorlog voeren? O WB H6 §4 Ontdekken
HB H6 §4 Leertekst
Verwerken 7
Vat de leertekst samen in het voorbeeld over ‘De eerste con
8 Lees HB bron 17 en bekijk HB a
kern
Er waren vijftien landen op
HOOFDSTUK 6 Imperialisme
te praten over de toekomstige
4
De verovering van Afrika deelnemers kregen gebieden Ontdekken ntdekken
c
je kijken naar de situatie waarvoor stamhoofden en Europeanen
●
Een oorlog zou te veel Engelse slachtoffers maken.
●
Met een oorlog verspeelden de Engelsen het vertrouwen
werden geplaatst toen Europa zijn invloed wilde uitbreiden. Wat
van de lokale bevolking.
kon je doen? Moest je onderhandelen of juist oorlog voeren?
●
Lees ‘Ontdekken’ in het HB.
b
gevonden. Noem een verschil en een overeenkomst tussen de
l d? voor E Engeland?
van Afrika in om het bestuur over te nemen. In deze opdracht ga
a
tweede helft van de negentiende eeuw diamanten en goud
HB H6 §4 Leertekst
kwijt geweest. Maar waarom was een oorlog ook niet goed
In de negentiende egentiende eeuw trokken Europeanen de binnenlanden
Als ze oorlog voerden, zouden de Engelsen geen zwarten meer kunnen inzetten voor de British South Africa Company.
Wie wordt bedoeld met ‘de Koning van de Roze Wangen’?
●
Een oorlog zou het einde betekenen van de veiligheid in het gebied en van een mogelijke afzetmarkt.
Leg uit waarom het stamhoofd verbaasd reageert.
d
Lobengula tekende het verdrag uiteindelijk zonder zeker te
Boerenoorlogen en de andere Afrikaanse oorlogen.
Verwerken 7
Vat de leertekst samen in het schema. Kijk goed naar het voorbeeld over ‘De eerste contacten’.
8 Lees HB bron 17 en bekijk HB bron 6 uit §2. a
12
Er waren vijftien landen op de Conferentie van Berlijn om
13 a b
Wat bedoelde Bismarck met zijn uitspraak: ‘Mijn kaart van
Afrika is de kaart van Europa’?
Het gebied had grondstoffen.
●
Het gebied sloot aan bij andere Engelse koloniën.
●
Lobengula was een bedreiging voor de Engelsen in Afrika.
●
De Engelse regering wilde het gebied beveiligen tegen
G
Toen dit niet lukte, verzette hij zich, maar de Fransen versloe-
blaadje beiden een contract met je tegenstander op, waarin je jouw belangen zo veel mogelijk verdedigt, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. Gebruik ongeveer tien zinnen.
●
In de oorlog waren door zijn schuld veel Fransen omgekomen.
●
Hij had zich durven te verzetten tegen de Fransen.
●
De Fransen toonden op deze manier hun macht tegenover de rest van de stam.
●
5
Touré zou zich anders misschien opnieuw gaan verzetten.
Door de opstelling van Frankrijk had Touré geen keus, Lobengula wel. Toch zou je kunnen zeggen dat ook Lobengula
Verklaar je antwoord. (Tip: kijk goed naar de legenda.)
10 Bekijk HB bron 16. Welke informatie kun je uit de bron halen over de contacten tussen Europeanen en Afrikanen? A Europeanen kwamen vooral voor handel naar Afrika. B Afrikaanse vorsten waren niet opgewassen tegen Europeanen.
eigenlijk geen keus had. Verklaar deze bewering.
b
G
Discussieer met drie medeleerlingen over deze
stelling. Volg daarbij het ‘Stappenplan voor discussie voeren’ achter in het boek.
schema bij vraag 7
Laat het contract dat je hebt opgesteld aan je buurman
zien. Ben jij bereid het te tekenen? Licht je antwoord toe.
9 Bekijk HB bron 15. Over welke periode gaat deze kaart?
gen hem snel. Waarom namen ze hem gevangen?
Eén van jullie moet denken vanuit het Engelse belang en de
b
Lees WB bron 11. Ook Touré probeerde te onderhandelen.
a Deze opdracht doe je in tweetallen. Lees WB bron 10.
ander vanuit het belang van Lobengula. Stel nu op een apart
Europese grootmacht was Afrika niet gekoloniseerd. stelling.
4
Afrikaanse buurlanden. 3
Lees in de leertekst ‘Europese belangstelling voor Afrika’
nog eens. Stelling: Zonder de komst van Duitsland als nieuwe Bedenk een argument voor en een argument tegen deze
1895 tot 1980 Rhodesië. Waarom had de Engelse regering veel belangstelling voor dit gebied?
Je kunt op de site de oefentoets en samenvatting bij deze
Extra
deelnemers kregen gebieden in Afrika?
2 Lees WB bron 10 en bekijk HB bron 15. Zimbabwe heette van
●
e
paragraaf maken.
te praten over de toekomstige verdeling van Afrika. Welke
weten wat erin stond. Hij kon immers niet lezen. Waarom tekende hij dan toch?
De Afrikanen hadden eind negentiende eeuw de Europese cultuur overgenomen.
D Er waren nauwelijks contacten. 11 Bekijk HB bron 18. In het gebied van de Boeren werden in de
zal dit tot oorlog hebben geleid. Lobengula was dan zijn land
Onderhandelen handelen of oorlog voeren?
1
C
Als één van jullie bij de vorige vraag niet wilde wild tekenen,
Paragraaf Titel deelparagraaf
6 Wat zou jij doen: onderhandelen of oorlog voeren? Beantwoord deze vraag vanuit het gezichtspunt van de Europeaan én vanuit het gezichtspunt van het stamhoofd. Licht je antwoord toe.
H6 §4
De eerste contacten
Kenmerken
Ontdekkingsreizigers naar Afrika. Bekeringen tot het christendom zijn geen succes. Europa is niet geïnteresseerd in Afrika.
Lobengula’s beslissing Lobengula was koning van de Matabele. Toen de Britten aanspraak maakten op zijn gebied, had hij weinig keus. Oorlog zou een invasie van blanke soldaten betekenen. Zijn leger zou worden vernietigd, want dat kon nooit tegen machinegeweren op. Daarom besloot de koning de British South Africa Company toe te staan op zijn land naar goud te delven. De Company had beloofd in het land niet meer dan tien blanken aan het werk te zetten. Misschien kon Lobengula zo andere blanken tegenhouden. De koning kon niet lezen of schrijven. Hij tekende het contract met een kruis.
bron 10
Koning Lobengula tekende in 1888 de Ruddconcessie met de British South Africa Company.
122
We moeten van Touré af In 1882 viel het Franse leger het Wassoulourijk van Samori Touré binnen. Touré had al snel door dat zijn soldaten in een veldslag geen kans hadden tegen het Franse leger. Hij bood aan een vredesverdrag met de Fransen te tekenen. De Fransen wilden het gebied van Touré echter zelf hebben. Het leger van Touré kon niet op tegen de technische overmacht van de Fransen. In 1898 viel Touré in een hinderlaag. Hij werd door de Fransen gevangengenomen en stierf twee jaar later.
bron 11
Samori Touré verzette zich tegen de Fransen.
123
5
508282_VW.indd 5
23-06-2009 10:12:59
introductie
i
Van jagers en boeren naar … In het eerste deel van Memo heb je kennisgemaakt met vijf tijdvakken. In dit tweede deel komen daar drie tijdvakken bij. Voordat je daarmee begint, bekijken we nog eens wat je vorig jaar hebt geleerd. Die kennis heb je nodig bij de nieuwe tijdvakken. Je kunt namelijk pas uitleggen wat er in een bepaalde periode is veranderd, als je weet hoe het daarvoor was.
Op deze bladzijden vind je samenvattingen van de tijdvakken die vorig jaar zijn behandeld. Je ziet ook een aantal afbeeldingen uit de tijdvakken. Ze staan alleen niet bij het goede tijdvak. Maar bij welk tijdvak horen ze wel? Dat is een van de opdrachten die jij in het werkboek gaat maken. WB Introductie
De tijd van jagers en boeren
voor Chr.
13 000
Miljoenen jaren lang leefden de mensen van de jacht en het verzamelen van voedsel. Ze trokken rond en hadden geen vaste woonplaatsen. Zo’n samenleving heet een samenleving van jagers en verzamelaars. Met de komst van de landbouw, rond 9000 voor Christus, veranderde er veel. Er ontstonden landbouwsamenlevingen. De boeren woonden op vaste plaatsen en leerden hun akkers te bevloeien. Doordat er meer voedsel was, hoefde niet iedereen boer te zijn en ontstonden er verschillende beroepen. Om alles goed te regelen, was er een bestuur nodig. Na verloop van tijd ontstonden er steden langs de Eufraat, de Tigris en de Nijl. In deze steden woonden bestuurders, priesters, handwerkslieden en handelaren. Met de uitvinding van het schrift rond 3000 voor Christus eindigt de prehistorie.
bron A
PREHISTORIE J agers en verzamelaars O vergang naar de land bouw De eerste steden ontstaan
6
508282_VW.indd 6
19-6-09 12:10:32
De tijd van Grieken en Romeinen Na 3000 voor Christus ontstonden op verschillende plaatsen bloeiende beschavingen, bijvoorbeeld die van de Grieken en de Romeinen. In die beschavingen speelden steden, nijverheid en handel een grote rol. Het waren landbouw-stedelijke samenlevingen. De Grieken legden de basis voor de wetenschap zoals wij die tegenwoordig beoefenen. De Romeinen namen veel zaken over uit de Griekse cultuur, zoals het bouwen van tempels. Ook vereerden ze, net als de Grieken, een groot aantal goden. Later namen andere volken op hun beurt de gewoontes en kennis van de Grieken en Romeinen over. De Romeinse cultuur verspreidde zich over Europa door veroveringen en handel. Ook de Germanen, bewoners van het gebied dat nu Nederland heet, kregen zo met de Romeinse cultuur te maken. Op dezelfde manier kon het christendom zich verspreiden. In het begin was dat geloof in het Romeinse Rijk verboden en werden christenen vervolgd. Later was het de enig toegestane godsdienst. De periode van 3000 voor Christus tot 500 na Christus wordt ook wel de oudheid genoemd. Het is de tijd van de oude Egyptenaren onder leiding van de farao’s, de oude Grieken en de Romeinen. De periode eindigt met het verdwijnen van het (West-)Romeinse Rijk.
bron B
De tijd van monniken en ridders
na Chr.
500
voor Chr.
3000
In het jaar 500 eindigt de oudheid. In Europa beginnen de middeleeuwen: de periode van 500 tot 1500. De middeleeuwen beginnen met het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk en eindigen met de ontdekkingsreizen en het uiteenvallen van de christelijke Kerk. De tijd van monniken en ridders (500-1000) is het eerste tijdvak van deze periode. De meeste mensen leefden weer alleen van de landbouw. De steden waren in verval geraakt en bijna alle handel over grote afstanden was verdwenen. De meeste boeren verloren hun zelfstandigheid en werden horigen in ruil voor bron C bescherming door een heer. Zo ontstond het hofstelsel. In deze periode was het lastig om een groot gebied te besturen. Koningen gebruikten daarvoor het leenstelsel. In het leenstelsel kregen leenmannen een stuk land in leen in ruil voor een belofte van trouw. Namens de koning bestuurden de leenmannen dat gebied en spraken er recht. In Europa werd het christendom steeds belangrijker. Vooral de kloosters speelden een belangrijke rol bij de verspreiding van dat geloof. In het Midden-Oosten ontstond een ander belangrijk geloof: de islam. Dat geloof verspreidde zich snel over Noord-Afrika en Spanje.
1
OUDHEID
MIDDELEEUWEN
Griekse cultuur
H ofstelsel
Romeinse Ri jk: versp reiding Gri e eks-Romeinse cultuu r
Leenste lsel
Ontstaan en verspreiding christe endom
Verdere verspreiding christendom
Burgerschap in de Grie kse staat
Ontstaan en versp reiding islam
7
508282_VW.indd 7
19-6-09 12:10:33
introductie
i
… ontdekkers en hervormers De tijd van steden en staten In de tweede helft van de middeleeuwen, vanaf 1000, ontstonden er weer veel steden. Dat had te maken met verbeteringen in de landbouw en een sterke toename van de handel over grotere afstand. De inwoners van de steden, de burgers, wilden het leven in hun stad zoveel mogelijk zelf regelen. De problemen in de steden verschilden namelijk van die op het platteland. Daarom wilden burgers eigen wetten kunnen maken en zelf rechtspreken. Zo waren ze minder afhankelijk van de heer in wiens gebied de stad lag. De rechten van een stad werden geregeld in de stadsrechten. De ambachtslieden in de steden organiseerden zich in gilden. Die gilden hielden toezicht op mensen die hetzelfde ambacht uitoefenden. De gilden zorgden voor de opleiding van nieuwe vaklui en waren er ook voor de gezelligheid. Aan het einde van de middeleeuwen probeerden vorsten hun macht te vergroten. Langzaam maar zeker ontstonden er grote landen die ze vanuit één centraal punt bestuurden. Het was het begin van een aantal Europese staten dat nog steeds bestaat. Ook de Bourgondische Nederlanden ontwikkelden zich tot een centraal bestuurde staat.
1000
bron D
MIDDELEEUWEN Opkomst van handel e n steden Strijd tussen Kerk en staat Centraal bestuur en o n tstaan van staten Steden kri jgen meer zelfstandi gheid
8
508282_VW.indd 8
19-6-09 12:10:37
De tijd van ontdekkers en her vormers Met het jaar 1500 eindigen de middeleeuwen en begint de vroegmoderne tijd. Het eerste tijdvak in de vroegmoderne tijd is de tijd van ontdekkers en hervormers. Uit de naam blijkt al dat het een tijd was van grote veranderingen. Die veranderingen waren al een beetje begonnen aan het einde van de middeleeuwen met de renaissance. In Italië bestudeerden geleerden boeken en kunstwerken uit de Grieks-Romeinse tijd. Daardoor veranderde de manier waarop zij naar de mens keken. Voortaan lag er minder nadruk op het geloof en het leven na de dood. De mens en het leven op aarde kwamen meer centraal te staan. Rond 1500 begonnen Europese schepen de grote oceanen te verkennen. Columbus en Vasco da Gama, twee beroemde ontdekkingsreizigers, zeilden naar onbekende gebieden en ontdekten nieuwe vaarroutes. De volken in de andere werelddelen leerden de Europeanen meestal kennen als hardhandige meesters. Maar ook onder elkaar maakten de Europeanen flink ruzie. De christelijke Kerk viel uiteen in een katholiek en een protestants deel. In de Nederlanden viel het rumoer rond dat uiteenvallen samen met een opstand tegen de Spaanse koning Filips II. In een tijd van gevechten en wreedheden kwam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tot stand.
1500
bron E
VROEGMODERNE TIJD Ontdekkingsreizen
O
Renaissance
R
De her vorming De opstand
9
508282_VW.indd 9
19-6-09 14:13:25
1800
3
De Industriële Re v
De tijd van burgers en stoommachines 1810
1820
1830
18
1840
MODERNE TIJD I Fransse Revolutie
Opkomst politieke po stromingen
Indusstriële Revolutie
A
Afsch haffing van slavernij Ontstaan Koninkrijk k der Nederlanden
V
50
508282_H3.indd 50
23-06-2009 11:00:37
erb
e volutie oriëntatie Een soort zwarte rook hangt over de stad. In het halve daglicht zijn 300 000 mensen zonder ophouden aan het werk. Uit dit vieze riool vloeit puur goud. Dat schreef de Franse reiziger Alexis de Tocqueville al omstreeks 1835 over Manchester. Op de tekening zie je hoe de Engelse stad Manchester er rond 1850 uitzag. Zestig jaar eerder was Manchester een handelsstadje met niet meer dan 40 000 inwoners. Wat veroorzaakte deze enorme bevolkingsgroei en welke gevolgen had dat voor de leef- en werkomstandigheden van de bevolking? Vanaf 1760 waren in Engeland de eerste echte fabrieken ontstaan. Die periode noemen we de Industriële Revolutie.
1900
WB H3 Oriëntatie
1850
1860
1870
1880
1890
Arbeiders komen op voor o hun rechten Modern imperialisme V
erbreding van het kiesrecht c in Nederland
51
508282_H3.indd 51
23-06-2009 11:00:50
kern
1 De eerste fabrieken Ontdekken
De strop voor beschadiging? In 1813 werden in de Britse stad York zeventien mannen veroordeeld en opgehangen. Zij werden veroordeeld voor het kapotmaken van machines. Vernielingen waren de laatste jaren zo vaak voorgekomen, dat de regering daarop haastig de doodstraf had gesteld. Al eerder had het Engelse leger veldslagen tegen de arbeiders gevoerd in Middleton en Westhoughton.
Wat was er aan de hand in Engeland? Waarom werden er spinweefmachines vernield en waarom reageerde men daar zo hard op? WB H3 §1 Ontdekken
bron 1 Coalbrookdale was één van de plaatsen waar de eerste fabrieken verschenen. Dit is een schilderij van P.J. de Loutherbourg uit 1801, getiteld: Coalbrookdale by night.
bron 2 Dit schilderij is gemaakt door Vincent van Gogh, in de zomer van 1884 in het Brabantse Nuenen. In die tijd was er nog volop huisnijverheid in Noord-Brabant. Je ziet een wever aan het werk.
Vincent van Gogh 1853-1890 Van Gogh, tegenwoordig gezien als één van de grootste schilders van de negentiende eeuw, kreeg tijdens zijn leven nauwelijks erkenning. Pas enkele maanden voor zijn dood wist hij aan een bevriende kunstenares zijn eerste schilderij te verkopen. Zijn carrière als schilder duurde nauwelijks tien jaar. Pas in 1885 schilderde hij zijn eerste echt bekende werk: De aardappeleters. Drie jaar later, in ZuidFrankrijk, maakte hij schilderijen in duizelingwekkende kleuren, die hem later wereldberoemd zouden maken. Al die tijd kreeg hij (financiële) steun van zijn broer Theo. Twee jaar later pleegde Van Gogh, die leed aan een zenuwziekte, zelfmoord. Onder de schilderijen die hij naliet, waren Zonnebloemen, Caféterras bij nacht en enkele zelfportretten.
52
508282_H3.indd 52
19-6-09 13:07:03
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 De 3 tijd De Industriële van jagers en Revolutie boeren
Britse bezittingen katoen tabak GROOTBRITTANNIË
textiel indigo
VER. STATEN
suiker slaven
to WEST-INDIË
t1
INDIË
80
thee
7
Britse strafkolonie 1788
0
3000 km
bron 4 bron 3
De Rocket van George Stephenson uit 1829,
Britse bezittingen en overzeese handel
een van de allereerste stoomlocomotieven.
in de tweede helft van de achttiende eeuw.
Leertekst Veranderingen in de economie Eeuwenlang was er in Europa een landbouw-stedelijke samenleving geweest. In zo’n samenleving was landbouw het belangrijkste middel van bestaan, maar speelden handel en nijverheid (in de steden) ook een grote rol. In de tweede helft van de achttiende eeuw veranderde de economie. Vanaf 1760 verschenen in Engeland de eerste fabrieken. Dat waren grote gebouwen waar veel mensen tegelijk en met machines werkten. De eerste fabrieken stonden langs rivieren. Met behulp van de waterkracht uit die rivieren werden de machines in de fabriek aangedreven. Met die machines kon je veel meer producten tegelijk produceren. Dat heet massaproductie.
Hoe kon het fabriekssysteem ontstaan? Voor het ontstaan van een industrie zijn vijf dingen vereist. Je hebt kennis en ervaring nodig bij het maken van een product. Er zijn arbeiders nodig die bereid zijn om in de fabriek te werken. Je hebt geld nodig om machines te kopen en fabrieksgebouwen neer te zetten. Verder moet je grondstoffen hebben. En je wilt je product natuurlijk ook verkopen, dus er moeten klanten zijn.
• Kennis en ervaring. Er was in Engeland al nijverheid. Ondernemers handelden vooral in wollen en katoenen stoffen, die zij op het platteland lieten spinnen en weven door boeren. We noemen dat huisnijverheid. • Arbeiders. In de landbouw waren grotere bedrijven ontstaan. Dat noemen we de agrarische revolutie. Veel boeren waren hun boerderij kwijtgeraakt, hadden geen werk meer en zochten dus werk in de fabrieken. • Geld. Door diezelfde agrarische revolutie waren sommige landeigenaren heel rijk geworden. Door de handel met de koloniën waren er ook veel rijke handelaren. • Grondstoffen. De koloniën in Azië en Amerika konden ruwe katoen leveren. Wol kwam van de schapen in Engeland. • Afzetgebied (klanten). In Europa was katoenen kleding de laatste eeuw steeds populairder geworden. Ook de inwoners van de koloniën wilden wel goedkope textiel kopen.
De stoommachine Al snel was er bij de riviertjes geen plaats meer voor nieuwe fabrieken. Er was een nieuwe aandrijfkracht nodig,
die waterkracht overbodig maakte. Dat werd de stoommachine, een uitvinding van James Watt. Na 1790 verdrong deze machine andere aandrijfkrachten. Engeland had grote voorraden steenkool en ijzererts. Steenkool was de brandstof voor de stoommachines. Van ijzer werden machines, spoorwegen en bruggen gemaakt.
Ingrijpende gevolgen De industrialisatie had grote gevolgen. Landbouw was niet langer het voornaamste middel van bestaan. De industriële productie steeg enorm en dorpjes en stadjes groeiden uit tot grote steden. De werkomstandigheden in de fabrieken en de woonsituatie in de steden waren heel anders dan op het platteland. Om grondstoffen en producten te vervoeren, waren er betere verbindingen nodig. Na 1750 werd 7000 kilometer kanaal gegraven. In 1825 reed een stoomtrein over de eerste spoorweg. Engeland was een industriële samenleving geworden. De veranderingen tussen 1760 en 1850 waren zo ingrijpend, dat we die periode de tijd van de Industriële Revolutie noemen. WB H3 §1 Verwerken
53
508282_H3.indd 53
19-6-09 13:07:05
kern
2 Werken in de fabriek Ontdekken
Kinderen en vrouwen In 1832 was de Industriële Revolutie in Engeland vol op gang gekomen. In een fabriek in Leeds waar vlas werd gesponnen (vlas is een vezel waar je linnen van kunt maken), werkten in dat jaar 1200 mensen. Van die groep arbeiders waren er 829 onder de achttien. Van de overgebleven volwassenen bestond twee derde uit vrouwen. In de eerste jaren van het fabriekssysteem was het percentage kinderen en vrouwen nog groter, maar betrouwbare cijfers over die jaren ontbreken. Waar veel mannen het eeuwenoude ambachtswerk bleven doen, bevolkten vrouwen en kinderen de fabrieken. Onder welke omstandigheden moesten zij hun werk doen? En waarom was het zo moeilijk daar iets aan te doen?
bron 5 Een textielfabriek in Engeland rond 1835.
WB H3 §2 Ontdekken
bron 6 Kinderen aan het werk in een textielfabriek aan het begin van de twintigste eeuw in de Verenigde Staten. De kinderen moesten op en tussen de machines kruipen om gebroken draden weer aan elkaar te knopen en spoelen te vervangen.
54
508282_H3.indd 54
19-6-09 13:07:08
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 De 3 tijd De Industriële van jagers en Revolutie boeren
bron 7 Dit soort schepen voer met post op en neer over de oceaan.
Leertekst Vooruitgang? De Industriële Revolutie zorgde voor modernisering. In plaats van wind en water deden nu machines het grootste deel van het werk. Het fabriekssysteem zorgde voor grote hoeveelheden producten van dezelfde kwaliteit. Steden en landen die voorheen moeilijk waren te bereiken, waren nu door spoorwegen en kanalen met elkaar verbonden. Stoomschepen zorgden voor regelmatige verbindingen tussen de continenten. De industrialisatie viel samen met de opkomst van het kapitalisme. In dit economische systeem draait alles om het bezit van kapitaal, dat wil zeggen geld en machines. In een landbouwsamenleving ligt de macht bij mensen met grond. In een landbouw-stedelijke samenleving is het bezit van kapitaal al belangrijker, vanwege de handel. In een industriële, kapitalistische samenleving is nóg meer kapitaal nodig. Dat kapitaal is vooral nodig om dure machines aan te schaffen. Het kapitaal is in handen van particuliere ondernemers (fabrikanten, bankiers), die proberen zo veel mogelijk winst te maken. Prijzen en lonen komen tot stand via vraag en aanbod. Veel vraag betekent hoge prijzen en andersom geldt ook: weinig vraag betekent lage prijzen.
Arbeidsomstandigheden in de fabrieken Het kapitalisme was gunstig voor de eigenaren van de fabrieken. In eerste
instantie ondervonden de arbeiders alleen maar nadelen. De arbeidsomstandigheden in de eerste fabrieken waren beroerd: • De werkdagen waren lang: veertien tot zestien uur. Een werkweek duurde zes dagen en vakanties bestonden niet. • Het werk was saai en eentonig. Vóór de komst van machines maakten handwerkers een compleet product als een stoel, een tafel of een hek. Nu deden de arbeiders alleen nog maar simpele handelingen aan de machine. • Er gebeurden veel ongelukken en het werk was ongezond. Fabriekseigenaren besteedden nauwelijks aandacht aan veiligheidsmaatregelen; die kostten maar geld. Regelmatig zaten mensen met hun armen of benen vast in de machines. De lucht in de fabriekshallen was smerig en er klonk een oorverdovend lawaai. De gemiddelde levensverwachting van een arbeider in de negentiende eeuw was 35 jaar! • De lonen waren laag. De bevolking groeide en de hoeveelheid werk in de landbouw werd minder. Werkgevers profiteerden hiervan door weinig te betalen. Protesteren had geen zin; daarop volgde onmiddellijk ontslag. Er waren genoeg anderen die wilden werken. • Kinderarbeid kwam veel voor. Kinderen gehoorzaamden beter dan
volwassenen en ze kregen lagere lonen. Omdat machines het zwaarste deel van het werk deden, kon het resterende werk prima door kinderen en vaak ook vrouwen gedaan worden. Het geld dat ze verdienden, was hard nodig om het gezin draaiende te houden.
Klassen vervangen standen Sinds de middeleeuwen had afkomst je plaats in de samenleving bepaald (standensamenleving). In plaats daarvan kwam er nu een klassensamenleving. Voortaan bepaalden bezit en inkomen tot welke sociale laag iemand hoorde. De hoogste laag bestond uit rijke fabrikanten en bankiers. Daarna kwamen de hogere en lagere middenklasse en onderaan stonden de arbeiders. De arbeiders hadden geen of weinig bezit en kregen lage lonen. De Romeinen hadden een klasse van mensen zonder bezit gehad, die ze proletariërs noemden. Dat betekende eigenlijk ‘mensen die alleen maar kinderen hebben.’ De arbeidersklasse wordt ook het proletariaat genoemd, omdat deze klasse nauwelijks genoeg had om van te leven. Pas aan het einde van de negentiende eeuw profiteerden ook de arbeiders van de welvaartsstijging. WB H3 §2 Verwerken
55
508282_H3.indd 55
19-6-09 13:07:18
kern
3 Leven in de industriesteden Ontdekken
Overal drek en afval De arbeidersgezinnen wilden graag vlak bij de fabrieken wonen, maar er was geen geld voor goede huizen. Sommige fabrikanten kochten zelfs de tuinen van bestaande huizen op om ze vol te bouwen met goedkope huisjes. In Liverpool bestond de totale bevolking omstreeks 1842 uit 280 000 mensen van wie er 160 000 tot de arbeidersklasse behoorden. Er woonden ongeveer 85 000 arbeiders in dit soort achterhuisjes. Nog eens 40 000 mensen woonden in 8000 kelders. De straten in dit soort buurten waren hobbelig en zonder afwatering. Het resultaat: overal drek en afval en modderplassen.
Glasgow Edinburgh
Newcastle
Hoe groot de problemen in Londen waren, ga je in deze paragraaf zelf onderzoeken. WB H3 §3 Ontdekken Aantal inwoners van steden: meer dan 500 000
Bradford Leeds
Manchester
Sheffield
Liverpool
250 000 - 500 000 100 000 - 250 000 Birmingham
bron 8
eerste industriegebieden
De opkomst van industriesteden en
steenkoolvelden
-gebieden in Engeland, Schotland en Wales.
Londen Bristol
0
200 km
bron 9 Een zicht op Londen en de Theems rond 1850. De woningen van de arbeiders lagen zo dicht mogelijk bij de fabrieken.
56
508282_H3.indd 56
19-6-09 13:07:19
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 De 3 tijd De Industriële van jagers en Revolutie boeren
bron 11 Een kijkje in High Street in de deftige wijk Notting Hill
bron 10
rond 1890. Links zie je een dubbeldekker met een
Een tekening van een wijk in Londen rond 1860.
open bovenkant.
Leertekst De steden groeien
Armoede en ziekte
Verbeteringen
De komst van industrie zorgde ervoor dat honderdduizenden mensen van het platteland naar de stad verhuisden. De hoeveelheid werk in de landbouw liep terug en de fabrieken zochten juist werknemers. Dorpen en kleine steden groeiden uit tot enorme industriesteden als Manchester, Leeds en Liverpool. Het verschijnsel dat steeds meer mensen in de stad gaan wonen, heet urbanisatie. De nieuwkomers gingen in nieuwe arbeiderswijken wonen, dicht bij de fabrieken. Dat was noodzakelijk, omdat er in het begin nog nauwelijks openbaar vervoer was. De huizen in de nieuwe wijken waren klein en van slechte kwaliteit. Arbeiders die in het centrum van een stad een woning vonden, moesten die delen met andere gezinnen. Ze hadden vaak niet meer dan twee kamertjes en geen eigen toilet. Er werden zo veel mogelijk huizen op zo weinig mogelijk grond gebouwd. De arbeiders verdienden immers weinig en konden niet veel huur betalen.
De leefomstandigheden in de binnensteden en arbeiderswijken waren beroerd. Schoon drinkwater was er nauwelijks. Uitwerpselen kwamen terecht in beerputten, die meestal overvol waren. Ander afval werd op straat gegooid of in de grachten. Dag en nacht bliezen de fabrieksschoorstenen vuile rook uit. Die smerige lucht ademden de mensen in. Door de slechte hygiëne braken er veelvuldig besmettelijke ziekten uit die veel slachtoffers maakten. We noemen zulke uitbraken epidemieën. Een besmettelijke ziekte als cholera maakte in korte tijd veel slachtoffers. De gemiddelde leeftijd in de steden lag dan ook laag. Dat kwam overigens vooral door de zuigelingensterfte. In tegenstelling tot dorpsbewoners letten de mensen in de steden nauwelijks op elkaar. Daardoor gingen ze makkelijker naar de kroeg en minder naar de kerk. Drankmisbruik en prostitutie kwamen veel voor. Kinderen kregen geen onderwijs en groeiden op in een beroerde omgeving.
De hogere klassen hadden het beter voor elkaar. Zij woonden in buitenwijken, in ruime huizen met fraaie tuinen. De echte elite ging in landhuizen ver buiten de stad wonen. Sommige rijken sloten hun ogen niet voor de armoede van de arbeiders. Zij staken een helpende hand toe door gratis voedsel uit te delen en weduwen te helpen. We noemen dit liefdadigheid. Ook de Kerk probeerde de ergste nood te bestrijden. Pas aan het eind van de negentiende eeuw begon de overheid maatregelen te nemen om de leefomstandigheden te verbeteren. Zo kwamen er waterleiding en riolering, waardoor de uitbraak van besmettelijke ziekten aanzienlijk verminderde. De rijken, die het bestuur in handen hadden, begrepen wel dat dit ook in hun eigen belang was. Er werden scholen gesticht en er kwam meer geld vrij voor politieagenten. Ook dit was allebei in het belang van de rijken. Er kwam beter openbaar vervoer met trams, bussen en treinen. Een arbeider kon voortaan ook verder weg van zijn werk wonen. WB H3 §3 Verwerken
57
508282_H3.indd 57
19-6-09 13:07:24
kern
4 De industrialisatie van Nederland Ontdekken
50 000 lampen In 1891 hadden vader en zoon Frederik en Gerard Philips in een leegstaande loods in Eindhoven de eerste gloeilampenfabriek van Nederland geopend. Toen de inkoper van de laatste tsaar in 1898 de Philipsfabriek in Eindhoven bezocht, was hij diep onder de indruk van de mooie kaarsvormige gloeilampen. Hij bestelde er meteen maar 50 000 voor het Winterpaleis van de tsaar in Sint-Petersburg. Het was een enorme order voor een bedrijf dat nog niet zo lang bestond. Gerard Philips en zijn broer Anton, die een paar jaar later in de zaak kwam, waren voorbeelden van de ondernemers die aan het einde van de negentiende eeuw in Nederland allerlei nieuwe bedrijven opzetten. Daarmee hobbelde ons land wel achter de andere Europese landen aan.
Groningen
Haarlem Amsterdam Leiden
Deventer
‘s-Gravenhage
Enschede
Rotterdam
Middelburg
Dordrecht ‘s-Hertogenbosch BredaTilburg
Jij gaat beslissen hoe je de industrialisatie van een land zou kunnen stimuleren.
Eindhoven
WB H3 §4 Ontdekken
Roermond Maastricht 0
50 km
De eerste spoorwegen, 1839-1856
bron 12 Industrie en verbindingen in Nederland in de negentiende eeuw.
Nieuw gegraven kanalen, 1800-1900 Metaalnijverheid en scheepsbouw rond 1860 Textielnijverheid rond 1860
bron 13 De Maasbruggen in Rotterdam. De spoorbrug kwam in 1877 gereed. De verkeersbrug een jaar later.
58
508282_H3.indd 58
19-6-09 13:07:27
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 De 3 tijd De Industriële van jagers en Revolutie boeren
bron 14 Een moderne meelfabriek in Middelburg in 1889.
bron 15 Amsterdam aan het einde van de negentiende eeuw.
Leertekst Nederland loopt achter Groot-Brittannië was het eerste land dat op grote schaal industrialiseerde. België en Frankrijk waren er ook vroeg bij. Door de afscheiding van België in 1839 verloor Nederland zijn industrie en liep het opeens achter ten opzichte van andere landen. Met de Nederlandse handel en de landbouw ging het al langer niet goed. Koning Willem I probeerde de economie te verbeteren door het oprichten van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM). Deze organisatie haalde grondstoffen uit Nederlands-Indië en verkocht daar textielproducten uit Nederland. De handel kreeg meer kansen, maar het maakte Nederland nog geen industrieland. Dat kwam pas rond 1860. Deze traagheid had onder meer te maken met de twijfels die veel Nederlandse ondernemers hadden. Zij waren niet bereid forse investeringen te doen in de aanschaf van machines en de bouw van fabrieken. Verder was de bestaande nijverheid niet erg ontwikkeld. En Nederland had nu eenmaal weinig steenkool. Maar langzaam verschenen er toch meer stoommachines: in textielfabrieken in
Noord-Brabant en Twente, in de scheepsbouw in Noord- en Zuid-Holland en zelfs bij het verwerken van landbouwproducten in Groningen. Op die plaatsen waren de benodigde grondstoffen aanwezig en er woonden veel arme mensen die bereid waren te werken voor een laag loon.
Een betere infrastructuur De industrialisatie van Nederland kon onder meer plaatsvinden door de verbetering van de infrastructuur. In 1839 was de eerste spoorlijn tussen Haarlem en Amsterdam klaar. Hij was aangelegd met particulier geld. Daarna ging het snel: zes jaar later was er al een verbinding tussen Amsterdam, Rotterdam en de Duitse grens. Ook het stelsel van waterwegen werd uitgebreid. Voortaan konden grondstoffen en eindproducten goedkoper worden vervoerd.
Er komt vaart in de industrialisatie Tegen het einde van de negentiende eeuw werden in Zuid-Limburg steenkolenmijnen geopend. Dat was hoog nodig, omdat steenkool een belangrijke voorwaarde voor industrialisatie was. Toch kwam er niet
veel zware industrie zoals machine- en scheepsbouw. Als zulke bedrijven al werden opgericht, gebeurde dat vooral in het westen van het land. Wel ontstonden er veel bedrijven die agrarische producten verwerkten tot nieuwe producten. Zo kwamen er bierbrouwerijen en jenever-, suiker- en margarinefabrieken. De export van boter, kaas en varkensvlees naar Groot-Brittannië en Duitsland nam sterk toe. Sommige bedrijven zijn blijven bestaan en zijn zelfs enorm gegroeid. De kleine gloeilampenfabriek in Eindhoven is nu een enorm bedrijf voor elektronische apparatuur: Philips. Door een fusie (het samengaan met een andere onderneming) of door het opkopen van andere bedrijven kan een groter concern ontstaan en zelfs een multinational. Een multinational is een bedrijf dat in meer landen produceert. Zo groeide uit de Bataafsche Petroleum Maatschappij die olie uit Nederlands-Indië verwerkte, een Brits-Nederlandse onderneming: de Royal Dutch Shell. WB H3 §4 Verwerken
59
508282_H3.indd 59
19-6-09 13:07:29
kern
5
Arbeiders organiseren zich Afschaffen van kinderarbeid? Ondenkbaar!
bron 16
Zou het niet wreed zijn tegen weduwen te zeggen: gij moogt uw kinderen niet naar de fabrieken sturen en niet verlangen dat zij u met hun arbeid ondersteunen? Indien de staat het recht heeft [kinderarbeid te verbieden], dan moet zij aan de andere kant ook de plicht op zich nemen de werklozen werk en de invaliden levensonderhoud te verschaffen. Maar dat kan de staat niet. Op deze manier verzette een Duits parlementslid zich in 1863 tegen de beperking van kinderarbeid. Veel mensen in de negentiende eeuw dachten zo. Maar soms waren de werken leefomstandigheden van de arbeiders zo onvoorstelbaar hopeloos, dat zelfs de meest hardvochtige werkgever aan het denken werd gezet.
in Engelse mijnen uit 1842 en 1844.
Je gaat enkele onderzoeken naar (wan)toestanden in Engelse mijnen en een Nederlandse fabriek eens beter bekijken. WB H3 §5 Ontdekken
Enkele getuigenissen uit onderzoeken naar arbeidsomstandigheden
Het is zeer hard werk Mary Barret, 14 jaar: ‘Ik werk al vijf jaar op de bodem van de mijn. Vader werkt in de mijn hiernaast. Ik heb twaalf broers en zusters. Eén kan rekenen, een andere kan lezen, geen enkele andere kan schrijven. Ik daal af om zeven uur en kom naar boven om zes, soms zeven uur. Ik werk steeds zonder kousen, schoenen en broek; ik draag alleen een hemd. Ik moet naar boven gaan in de schachten met de mannen.’ Isabelle Read, 12 jaar, kolendraagster: ‘Het is zeer hard werk. Ik weet niet hoeveel keren ik heen en weer loop van de bodem van de put tot de muur. Ik draag bijna 65 kilo op mijn rug. Ik moet veel bukken en door water lopen dat tot mijn enkels reikt. Ik houd niet van dat werk; de andere meisjes ook niet, maar ik moet het wel doen.’ Betty Harris, mijnwerkster, 37 jaar: ‘Ik trek steenkoolwagentjes vooruit en werk van zes uur ’s morgens tot zes uur ’s avonds. ’s Middags hebben we ongeveer een uur etenstijd: dan geeft men mij boter en brood, maar ik krijg niets te drinken. (…) Ik heb wagentjes voortgetrokken tijdens mijn zwangerschappen. Ik ken een vrouw die naar huis is gegaan, zich heeft gewassen, te bed is gegaan en is bevallen, en na minder dan een week haar werk heeft hernomen. (…) Mijn kleren zijn haast de hele dag kliedernat. Ik ben doodmoe als ik ’s avonds thuiskom. Meestal val ik in slaap voor ik me heb opgefrist.’
bron 17 Meisjes aan het werk in de glasslijperij van de Regoutfabrieken in Maastricht.
60
508282_H3.indd 60
19-6-09 13:07:32
HOOFDSTUK HOOFDSTUK 1 De 3 tijd De Industriële van jagers en Revolutie boeren
bron 18 Affiche bij de viering van 1 mei 1892, de dag van de arbeid.
bron 19 Een affiche van een politieke partij die opkomt voor de arbeiders.
Leertekst Hulp van de rijken? Tijdens de Industriële Revolutie ging het aanvankelijk niet zo goed met de arbeiders. Hun leef- en werkomstandigheden waren slecht. Wie zou daar iets aan kunnen doen? De rijke klasse, de staat of de arbeiders zelf? Er waren ondernemers die het probeerden. Een voorbeeld daarvan was Robert Owen, die voor de 1800 arbeiders in zijn katoenfabriek huizen en scholen bouwde en die weigerde, kinderen jonger dan tien jaar aan te nemen. Deze ondernemers waren echter zeldzaam. Daarnaast waren er rijke mensen die aan liefdadigheid deden, maar dat was niet genoeg. Moest de politiek dan maatregelen nemen? Soms lieten politici wel een onderzoek doen, maar vaak haalde dat weinig uit. De macht in de staat lag bij de leden van de bezittende klasse en alleen zij mochten stemmen. Maar zij vonden dat het niet de taak van de staat was om in te grijpen in de economie.
Eendracht maakt macht Dan moesten de arbeiders maar zelf iets aan hun situatie doen. De arbeidersbeweging had als doel het organiseren van de werknemers om de
werk- en leefomstandigheden te verbeteren. Daarvoor waren er twee soorten verenigingen: vakbonden en politieke partijen. Arbeiders richtten verenigingen op voor onderlinge hulp en later ook vakbonden. Dat waren verenigingen die opkwamen voor de werknemers in een bepaalde sector. Ze eisten hogere lonen, kortere werkdagen en betere werkomstandigheden. Sommige bonden deinsden niet terug voor stakingen; andere bonden zagen meer in overleg met de werkgevers, maar die wilden vaak niet onderhandelen. In het begin verboden regeringen de vakbonden, maar later kregen de burgers het stakingsrecht: het wettelijk erkende recht om te staken. De ondernemers konden op een staking reageren met uitsluiting: ze gaven aan stakers geen werk meer en betaalden geen geld meer uit. Werkgevers konden zich dat veroorloven zolang er maar voldoende werklozen waren die wel wilden werken. In het laatste kwart van de negentiende eeuw behaalden de vakbonden toch resultaten. De bonden van geschoolde en gespecialiseerde arbeiders hadden als eerste succes.
Verder vechten in het parlement De arbeiders wilden graag dat in het hele land dezelfde regels zouden gelden voor lonen en werktijden. Dat kon alleen met wetgeving. Om invloed te krijgen in de politiek, richtten arbeiders dus ook politieke partijen op. In GrootBrittannië kwam in 1874 de eerste arbeidersafgevaardigde in het parlement. In Nederland werd in 1894 een arbeiderspartij opgericht: de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Om invloed te krijgen, moesten er wel meer arbeidersafgevaardigden in het parlement komen. Behalve voor betere leef- en werkomstandigheden streed de SDAP daarom ook voor uitbreiding van het kiesrecht. In de negentiende eeuw mochten namelijk alleen mannen stemmen die belasting betaalden. Dat was natuurlijk ongunstig voor arbeiders, die niet veel verdienden en dus geen belasting betaalden. Toen steeds meer arbeiders stemrecht kregen, kreeg de SDAP ook meer invloed. WB H3 §5 Verwerken
61
508282_H3.indd 61
19-6-09 13:07:34
onderzoek cultuur
6 CharlesD ickens en de industriële samenleving Intro
bron 1
De populairste schrijver van Engeland In de negentiende eeuw was Charles Dickens de populairste schrijver van Engeland. Hij werd vooral beroemd door zijn romans: verzonnen verhalen van enkele honderden pagina’s lang, met veel aandacht voor de gevoelens van de hoofdpersonen. In de negentiende eeuw waren romans bij de burgerij erg populair geworden. Vaak waren ze alleen bedoeld om de lezer te vermaken, maar de schrijver kon er ook zijn ideeën in kwijt. Dickens deed dat: als geen ander wist hij aandacht te vragen voor de problemen van de industriële samenleving. Zijn boeken worden nog altijd gelezen en verfilmd. Hoe keek Dickens aan tegen de maatschappij van zijn tijd? Je gaat het uitzoeken aan de hand van zijn roman Moeilijke tijden. WB H3 §6
bron 2
Moeilijke tijden In geen enkel boek heeft Dickens zo duidelijk kritiek op de industriële samenleving als in Moeilijke tijden (Hard Times, 1854). Hij schrijft over rijke mensen die niet naar hun geweten luisteren en hun arbeiders uitbuiten, en hij klaagt over de manier waarop er onderwijs wordt gegeven. In de industriestad Coketown spelen de verhalen van verschillende mensen door elkaar. Zo is er de hardvochtige fabrikant en bankier Josiah Bounderby, die zijn arbeiders voor weinig loon hard laat werken onder slechte omstandigheden. Eén van zijn arbeiders is de brave en eerlijke Stephen Blackpool. Na een ruzie met Bounderby wordt hij ontslagen. Als hij op zoek gaat naar een andere baan, valt hij in een verlaten mijn. Hoewel hij wordt gevonden, sterft hij aan zijn verwondingen. Sissy Jupe is de dochter van een acrobaat in het circus. Zij is geen succes op school, maar ze heeft de ‘wijsheid van het hart’ en ze helpt andere mensen in het verhaal.
Wie was Charles Dickens? Charles Dickens (1812-1870) had als jongen geen gemakkelijk leven. Als zoon van een kantoorbediende hoorde hij bij de lagere middenklasse. Maar zijn vader gaf te veel geld uit en moest met het hele gezin naar de schuldgevangenis. Alleen de twaalfjarige Charles verdween niet achter de tralies: hij werd van school gehaald en moest in het magazijn van een fabriek tien uur per dag etiketten op potten schoensmeer plakken. Met het kleine beetje geld dat hij verdiende, betaalde hij zijn kamer en ondersteunde hij zijn familie. Later werd hij journalist. Voor een tijdschrift schreef hij in 1836 zijn eerste roman, The Pickwick Papers. Hij had al snel veel succes als schrijver, verdiende veel geld en kocht een groot huis. Omdat zijn boeken eerst in afleveringen in tijdschriften werden gepubliceerd, wachtten de lezers in spanning op het volgende deel van het verhaal. Men vertelt dat in Amerika de mensen op de kade stonden als er een schip met verse tijdschriften aankwam. ‘Is Little Nell nu dood?’ riepen ze dan bijvoorbeeld. Dickens liet in zijn boeken veel zien van de samenleving. Hij beschreef de situatie van de arbeidersklasse, maar ook van mensen uit de middenklassen. In Oliver Twist vertelde hij hoe een jongen in een weeshuis slecht werd behandeld en hoe hij werd gedwongen om mee te doen met een bende jonge zakkenrollers. In David Copperfield verwerkte Dickens veel ervaringen uit zijn eigen, niet erg gelukkige jeugd. Door Dickens’ boeken kregen zijn tijdgenoten aandacht voor de slechte toestanden in krottenwijken, fabrieken, scholen en gevangenissen. In 1870 stierf Charles Dickens terwijl hij bezig was met zijn laatste boek, Het geheim van Edwin Drood. De afloop van dat verhaal zal altijd een geheim blijven.
62
508282_H3.indd 62
19-6-09 13:07:36
HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie
bron 3
bron 4
Een passage uit Moeilijke tijden van
Stephen Blackpool op zijn
Charles Dickens.
sterfbed. Illustratie uit Moeilijke tijden.
Sissy vertelt over haar dag op school Vandaag legde meneer M’Choakumchild ons bijvoorbeeld uit wat ‘nationale welvaart’ betekent. En hij zei: ‘Dit schoollokaal stelt een volk voor. En dat volk bezit vijftig miljoen pond. Is dat niet een welvarend volk?’ Ik zei dat ik het niet wist. Ik zei dat ik niet kon weten of het een welvarend volk was vóórdat ik wist wie al dat geld in zijn bezit had en of ik er ook iets van had. Maar dat scheen er niets mee te maken te hebben en het bleek niet uit de cijfers. Toen zei meneer M’Choakumchild dat hij het nog eens met me wilde proberen. ‘Dit lokaal stelt een geweldig grote stad voor,’ zei hij, ‘met een miljoen inwoners, en in een jaar tijd komen er maar vijfentwintig inwoners van de honger om. Wat is je antwoord hierop?’ Ik zei, want ik kon niets beters bedenken, dat het nog altijd even akelig was voor de mensen die verhongerden, zelfs als er een miljoen maal miljoen mensen in leven bleven. En ook dat was een verkeerd antwoord.
bron 5 Oliver Twist vraagt om meer eten. Een scène uit een twintigste-eeuwse verfilming van Oliver Twist.
63
508282_H3.indd 63
19-6-09 13:07:38
onderzoek historische personen
7 Thomas Edison Intro
Een Amerikaans genie? In dit hoofdstuk ging het vooral over Engeland en Nederland, maar ook de Verenigde Staten speelden een belangrijke rol in de Industriële Revolutie. Een van de bekendste Amerikanen uit de negentiende eeuw is Thomas Edison (1847-1931). De meeste mensen kennen hem als uitvinder van de gloeilamp en van de voorloper van de grammofoon (een apparaat waarop je muziek kon afspelen). In deze paragraaf maak je kennis met Edison. Staat hij terecht bekend als een van de belangrijkste uitvinders in de geschiedenis? WB H3 §7
bron 1 Een portretje van de jonge Edison. Zijn verre voorouders waren Nederlandse immigranten.
Van krantenjongen tot miljonair Thomas Alva Edison deed het slecht op school en kreeg na drie maanden vooral onderwijs van zijn moeder. Al jong werkte hij als krantenverkoper op een trein, maar hij had een grote belangstelling voor techniek en was daar ook veel mee bezig. Toen hij de zoon van een spoorwegbeambte uit een losgeslagen trein had gered, kreeg hij een baan als telegrafist. Hij werkte vooral in de nachtdienst en daardoor kon hij stiekem proeven doen en uitvindingen bedenken. In de trein deed hij scheikundige experimenten. Later vertelde hij graag het verhaal dat een treinwagon door zijn proeven in brand was gevlogen en dat een conducteur hem daarom een draai om zijn oren had gegeven. Daardoor zou hij zijn hele leven last van gehoorproblemen hebben gehad. In 1869 wist Edison een apparaat te verbeteren waarmee de koersen van aandelen snel konden worden doorgezonden. Het bedrijf waar hij werkte, zag zo veel mogelijkheden in het apparaat, dat het Edison 40 000 dollar betaalde voor de eigendomsrechten. Edison was zo overrompeld door dit succes, dat hij dagenlang met de cheque rondliep zonder te weten wat ermee te doen. Een vriend wist hem ten slotte over te halen de cheque naar een bank te brengen en even rustig na te denken. Dat was een nuttige tip, want na enige tijd besloot de jonge Edison het geld te gebruiken voor het opstarten van een laboratorium. Later richtte hij verschillende bedrijven op, waaronder General Electric, nog steeds een van de grootste fabrikanten van elektrische apparaten ter wereld. Door deze succesvolle bedrijven was hij vele malen miljonair.
64
508282_H3.indd 64
19-6-09 13:07:41
HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie
bron 2 Het laboratorium van Edison in Menlo Park, New Jersey (in de buurt van New York).
bron 3 Een belangrijke uitvinding van
bron 4
Edison: de fonograaf. Met dit apparaat
Edison op latere leeftijd (1914) telefonerend aan zijn bureau.
kon je geluid opnemen en weer afspelen.
Links van hem een van zijn uitvindingen: een dicteermachine.
65
508282_H3.indd 65
19-6-09 13:07:46
onderzoek wereldwijd
8 De eenwording van Duitsland Intro
8.1 Duitsland aan het begin van de negentiende eeuw
In 1812 publiceerden de gebroeders Grimm een boek dat al snel het meest gelezen boek van Duitsland was: Kinder- und Hausmärchen (kinder- en huissprookjes). Jarenlang hadden ze sprookjes verzameld die alleen maar bekend waren door mondelinge overlevering. Het waren echte volksverhalen, zoals Hans en Grietje en Roodkapje. Ze zouden wereldberoemd worden. De populariteit van het boek had te maken met een sterk opkomend gevoel voor de Duitse cultuur. Wat was er aan de hand in Duitsland?
Duitsland was sinds de middeleeuwen een lappendeken van allerlei losse staatjes en steden die allemaal zichzelf bestuurden. Er was in naam wel zoiets als het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, maar zoals de Franse filosoof Voltaire zei: het rijk was niet Romeins, niet heilig en (vanwege de versnippering) geen rijk. Het is dus niet vreemd dat Napoleon het Duitse gebied in 1806 zonder al te veel moeite kon binnenvallen. Veel Duitsers schaamden zich omdat het land geen macht had. Na Napoleons nederlaag in 1813 hoopten zij dan ook dat er één groot Duits Rijk zou ontstaan, onder een machtige keizer. De nieuwe grenzen van Europa werden vastgesteld tijdens het Congres van Wenen, en daar
WB H3 §8
bron 1
besloot men toch anders. Er kwam een Duitse Bond. De bond was niet meer dan een soort bondgenootschap tegen eventuele nieuwe Franse aanvallen. In plaats van eenheid bleef de verdeeldheid bestaan, zodat de twee grootste staten Oostenrijk en Pruisen binnen de bond de dienst konden uitmaken.
8.2 Enthousiasme en teleurstelling Aan het einde van de achttiende eeuw kwamen enkele jonge schrijvers, kunstenaars en geleerden op voor de Duitse cultuur. Zij keerden zich vooral tegen de invloed van de Franse cultuur in de Duitse gebieden. De elite sprak Frans en kleedde zich volgens de Franse mode. Duits was voor het ‘gewone volk’. Vooral de schrijver Johann Herder kwam op voor de Duitse cultuur. Hij wilde dat
Midden-Europa na het Congres van Wenen (herindeling van Europa na de nederlaag van Napoleon). Grens Duitse Bond ZWEDEN EN NOORWEGEN DENEMARKEN
KONINKRIJK
HANNOVER
DER
Berlijn
NEDER-
PRUISEN
PRUISEN LANDEN SS EN
POLEN N SE
K
HE
SA
BA W DE †R NT.
REN
BEIE
FRANKRIJK
Wenen
ZWITSERLAND
OOSTENRIJK
bron 2 HONGARIJE
Tussen 1830 en 1842 liet Ludwig I, vorst van Beieren, langs de Donau
SAVOYE
bij Regensburg het zogenoemde Walhalla bouwen. In het bouwwerk KONINKRIJK PIÈMONTE SARDINIË
LOMB.
VENETIË
eerde hij belangrijke ‘Germanen’ (Duitsers en hun verwanten) met een buste (borstbeeld).
P WA
M BOSNIË TOSCANE CORSICA
KERKELIJKE STAAT
SERVIË
OTTOMAANS RIJK MONT.
66
508282_H3.indd 66
23-06-2009 11:08:00
HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie
iedereen de Duitse taal sprak en trots was op roemrijke gebeurtenissen en personen uit het Duitse verleden. De beweging die hij startte, was nationalistisch: de liefde voor eigen volk en vaderland moest voorop staan. Overigens was deze beweging niet typisch Duits; overal in Europa stak het nationalisme de kop op. Na de nederlaag van Napoleon kreeg het Duitse nationalisme ook een politiek tintje. Veel nationalisten gingen streven naar één verenigd Duitsland. De uitkomst van het Congres van Wenen was dan ook een teleurstelling, maar ze gaven de moed niet op. In 1848, toen het in heel Europa onrustig was, probeerden de nationalisten het opnieuw. Ze riepen een congres bijeen in Frankfurt. Maar ook toen lukte het niet om van Duitsland een eenheidsstaat te maken.
8.3 Dan maar op een andere manier Uiteindelijk zouden de Duitse nationalisten hun zin krijgen, maar het resultaat was niet helemaal wat ze bedoelden. De nationalisten wilden niet alleen eenheid, maar ook een gekozen regering en een staat waarin de rechten van de burgers waren vastgelegd in een grondwet. In 1862 kreeg Otto von Bismarck de leiding over de regering van Pruisen. Pruisen was een koninkrijk. Bismarck was een kleurrijk man en hij ging direct aan het werk om zijn ideaal te verwezenlijken: één Duitse staat. Maar dan wel een staat waar het leger en de koning de baas waren; van democratie moest hij weinig hebben. Bismarck lokte een oorlog uit met Oostenrijk, het andere machtige lid van de Bond. Het Pruisische leger stond
bekend om zijn kracht en discipline en versloeg de Oostenrijkers in zeven weken verpletterend. Overigens bezette Bismarck Oostenrijk niet. Het enthousiasme in de andere Duitse staatjes was groot en steeds meer Duitse staten sloten zich bij Pruisen aan. Toen Bismarck in 1870-1871 ook het eens zo machtige Frankrijk versloeg, was er geen houden meer aan. In de spiegelzaal van Versailles werd het Tweede Duitse Keizerrijk uitgeroepen. De eenheid was een feit. WB H3 §8 Stap 2
bron 3 De afkondiging van het Duitse keizerrijk in de spiegelzaal van Versailles. Op het podium links Wilhelm I, de koning van Pruisen, die de nieuwe keizer werd. Tegenover hem in wit uniform Otto von Bismarck.
67
508282_H3.indd 67
19-6-09 13:08:02
afsluiting
Afsluiting Wat moet je kennen en kunnen? A Er komt een nieuw middel van bestaan: industrie. Arbeiders komen op voor hun rechten. Je moet kunnen uitleggen: • wat de oorzaken van de Industriële Revolutie in Groot-Brittannië waren en hoe deze bijdroegen aan de industrialisatie; • wat industrialisatie inhoudt; • wat op de korte en de lange termijn de gevolgen van de industrialisatie waren; • hoe en wanneer Nederland industrialiseerde. Je moet met enkele voorbeelden kunnen uitleggen: • hoe de arbeidsomstandigheden van de eerste arbeiders waren; • hoe de leefomstandigheden in de eerste industriesteden waren; • op welke manieren de arbeiders zich organiseerden om hun omstandigheden te verbeteren; • op welke wijze de arbeids- en leefomstandigheden van arbeiders geleidelijk verbeterden. Vaardigheid historisch denken Je moet bij het geven van verklaringen een onderscheid kunnen maken tussen belangrijke en minder belangrijke oorzaken. Als je gevolgen beschrijft, moet je een onderscheid kunnen maken tussen gevolgen op de korte termijn en de lange termijn.
Begrippen afscheiding van België het zelfstandig worden van België in 1839; België was in 1815 deel geworden van het Koninkrijk der Nederlanden en in 1830 tegen het noorden in opstand gekomen agrarische revolutie een snelle verandering van de landbouw in de achttiende en negentiende eeuw; door efficiëntere technieken leverde de grond steeds meer op, maar werden de bedrijven ook steeds groter en raakten veel kleine boertjes hun land en inkomsten kwijt arbeidersbeweging beweging waarin arbeiders zich organiseren om te strijden voor betere leef- en werkomstandigheden arbeidsomstandigheden de omstandigheden waaronder mensen hun werk doen, zoals hun werkruimte en werktijden epidemie snelle verspreiding van een besmettelijke ziekte onder een groot deel van de bevolking fabriek bedrijf waar op grote schaal met machines producten worden gemaakt
68
508282_H3.indd 68
19-6-09 13:08:11
HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie
huisnijverheid het op een ambachtelijke manier thuis maken of bewerken van producten industrialisatie de verdringing van landbouw en huisnijverheid door de industrie als voornaamste middel van bestaan Industriële Revolutie de grote verandering in de samenleving waarbij in industrie en verkeer steeds meer machines werden gebruikt; in Engeland gebeurde dit tussen 1760 en 1850, in andere delen van Europa en de Verenigde Staten later in de negentiende eeuw industriële samenleving samenleving waarin industrie het voornaamste middel van bestaan is infrastructuur het geheel van wegen, spoorlijnen, rivieren, kanalen en overige verbindingen in een gebied kapitalisme een economisch systeem waarbij alles draait om het bezit van geld (kapitaal) in handen van particuliere ondernemers (fabrikanten, bankiers), die proberen zo veel mogelijk winst te maken kinderarbeid het werken van jonge kinderen in bijvoorbeeld landbouw of industrie
klassensamenleving een samenleving die niet uit standen, maar uit klassen bestaat; klassen zijn groepen mensen met ongeveer hetzelfde inkomen en bezit; in een klassensamenleving kun je van sociale laag veranderen, in een standensamenleving niet leefomstandigheden de omstandigheden waaronder mensen wonen en werken liefdadigheid het vrijwillig helpen van mensen in nood met geld of goederen massaproductie systeem waarbij je met behulp van machines grote hoeveelheden goederen van dezelfde kwaliteit produceert middenklasse het deel van de bevolking dat tussen de arbeidersklasse en de hogere klasse in zit; de middenklasse bestaat onder meer uit hoger geschoold kantoorpersoneel, ambtenaren en kleine zelfstandigen modernisering een verandering in de economie waardoor producten niet langer worden gemaakt met behulp van mens-, dier-, wind- of waterkracht, maar met behulp van machines en in fabrieken
Nederlandsche Handel-Maatschappij een door koning Willem I in 1824 gestichte organisatie die tot doel had de Nederlandse handel te stimuleren politieke partij een organisatie die zo veel mogelijk zetels in het parlement wil hebben om daar te strijden voor het verwezenlijken van haar idealen proletariaat klasse van arbeiders die nauwelijks genoeg hadden om van te leven stakingsrecht het recht om zonder belemmering door de overheid het werk neer te leggen, met het doel betere leef- of werkomstandigheden te krijgen uitsluiting tijdelijk of blijvend ontslag voor stakende werknemers urbanisatie verstedelijking; toename van het percentage mensen dat in steden woont vakbond een vereniging die opkomt voor de rechten van werknemers in een bepaalde sector en strijdt voor betere arbeidsomstandigheden
69
508282_H3.indd 69
19-6-09 13:08:17