1 VMBO-KGT
geschiedenis voor de onderbouw
Memo helpt je met het begrijpen van de belangrijke ontwikkelingen in het verleden. Door de heldere teksten, treffende voorbeelden en goede oefeningen, leer je nadenken over het soms merkwaardige leven van mensen vroeger, maar ook over het herkenbare. Met Memo wordt geschiedenis tastbaar. De duidelijke en gestructureerde teksten van het handboek geven je een overzicht van de verbanden en hoe gebeurtenissen daarin passen. In het werkboek ga je met je klasgenoten aan de slag met gerichte opdrachten om steeds meer inzicht te krijgen.
1 VMBO-KGT
Digitaal kun je verder oefenen met of je verdiepen in de stof. Door veel bewegend beeld en prachtige interactieve kijkplaten komt de stof tot leven. Met Memo weet je altijd hoe je ervoor staat en Memo biedt je de helpende hand als je meer uitleg of oefening nodig hebt.
564316
HANDBOEK
ISBN 978 94 020 0734 3
HANDBOEK
geschiedenis geschiedenis voor voorde deonderbouw onderbouw
Inhoudsopgave Introductie
1
4
De tijd van jagers en boeren • Het ontstaan van beschavingen • 1
Oriëntatie
8
Basis • 2
Jagen en verzamelen in de steentijd • 3 De landbouw komt op • 4 Egypte en de Nijl • 5 De Egyptische samenleving
Verdieping • 6 Piramides en hunebedden
• 7
2
22
Afsluiting
25
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen • 1
Oriëntatie
28
Basis • 2
Het leven in een Griekse stadstaat 3 Het Romeinse Rijk • • 4 Romanisering • 5 Het christendom in het Romeinse Rijk
Verdieping • 6 Volksvermaak in Rome
• 7
3
10 13 16 19
30 33 36 39 42
Afsluiting
45
De tijd van monniken en ridders • Vorsten, monniken en boeren • 1 Oriëntatie
48
Basis • 2
De Franken komen • 3 Leven op het platteland • 4 De verspreiding van het christendom • 5 De islam in Europa
Verdieping • 6 De Vikingen
• 7
50 53 56 59 62
Afsluiting
65
2
4
De tijd van steden en staten • Stedelingen, vorsten en de paus • 1
Oriëntatie
68
Basis • 2
Oorlog in naam van God • 3 Nieuwe steden gaan handeldrijven • 4 De middeleeuwse stedeling • 5 Kerk en staat
Verdieping • 6 Graaf Floris V van Holland
• 7
5
82
Afsluiting
85
De tijd van ontdekkers en hervormers • Een eeuw van grote veranderingen • 1
Oriëntatie
88
Basis • 2
De ontdekkingsreizen 3 Problemen in de kerk • • 4 Problemen in de lage landen • 5 Een langdurige strijd
90 93 96 99
Verdieping • 6 Filips II en Willem van Oranje
• 7
6
70 73 76 79
102
Afsluiting
105
De tijd van regenten en vorsten • De Gouden Eeuw • 1 Oriëntatie
108
Basis • 2
Handel over de hele wereld • 3 Reizen naar de Oost en de West • 4 De Gouden Eeuw • 5 Vorsten met macht
Verdieping • 6 Michiel de Ruyter
• 7
110 113 116 119 122
Afsluiting
125
Overzicht historische vaardigheden Het stappenplan voor onderzoek Register Colofon
3
128 129 130 132
2
De tijd van Grieken en Romeinen
De Grieken en Romeinen 1
Oriëntatie
Bron 1 Diana: de Romeinse godin van de jacht.
De godin van de jacht, Diana, grijpt rennend een hertje bij het gewei. Met haar andere hand pakt ze een pijl uit de koker op haar rug. Het beeld is levensgroot en ziet er best ‘echt’ uit. De Romeinse beeldhouwer die dit beeld heeft gemaakt, moet ook onder de indruk zijn geweest. Niet van zijn eigen beeld, maar van het Griekse voorbeeld. Hij heeft het beeld namelijk nagemaakt. Het is een kopie van een Grieks beeld. De Grieken zijn beroemd geworden door hun (bouw)kunst, hun denken en hun manier van besturen. Vanaf 200 v.C. namen de Romeinen veel van de Grieken over. Daarom spreken we van de Grieks-Romeinse cultuur. Dit beeld is daar een goed voorbeeld van. Dit hoofdstuk gaat over de tijd van Grieken en Romeinen, die loopt van 3000 v.C. tot 500 n.C. Die tijd noemen we ook wel de oudheid.
28
Bron 2 Griekenland rond 500 v. C.: de belangrijkste poleis.
Bron 3 De groei van het Romeinse Rijk.
29
Hoofdstuk 2
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen
2
Basis
Het leven in een Griekse stadstaat
Op de Akropolis staat de grote tempel voor Athene.
Gebouw met zuilen.
Op de agora komen Atheners bijeen om te handelen en te roddelen. rechtbank
Bron 1 Het plein van de stadstaat Athene in de 5e eeuw v.C.
‘Ik ben een trotse burger van Athene. Onze stad is de mooiste en rijkste van alle steden. Kijk maar eens. Van ver zie je de rotsige Akropolis, wat “hoge stad” betekent, al liggen. Daarop staat een prachtige tempel voor de godin Athene, die onze stad beschermt. Tijdens oorlogen zoeken de Atheners vaak bescherming bij haar, achter de veilige muren van de Akropolis. Onderaan ligt het plein: de agora. Daar wordt het ’s zomers ontzettend warm. Aan het plein liggen gebouwen met zuilen. In de ruimte achter die zuilen blijft het lekker koel. Daar komen mannen bijeen om te kletsen en te handelen. Ook de rechtbank ligt aan het plein.’ De vraag is: hoe leefden de Grieken?
30
Bron 3 De tempel Parthenon. Hier vereerden de Atheners hun beschermgodin Athene door samen offers te brengen.
Bron 2 Op deze vaas zie je hoe slaven olijven
plukken. De olijfboom groeit goed op de onvruchtbare Griekse grond, de meeste andere bomen niet.
Bron 4 Griekse sporters tijdens de Olympische Spelen.
2.1 Dagelijks leven
verkochten aardewerk, wijn en olijfolie en kochten graan. In de Griekse samenleving waren mannen belangrijker dan vrouwen. De mannen namen alle belangrijke beslissingen in en buiten het gezin. In veel families werkten alleen de mannen. De vrouwen bleven thuis. Ze deden het huishouden en hielden toezicht op de slaven. Slaven waren bezit van hun meester. Ze werkten op het land, in de mijnen of de huishouding.
De meeste Grieken leefden van de landbouw. Ze verbouwden graan, druiven en olijven en hielden geiten en varkens. In Griekenland is weinig vruchtbare grond. Alleen in de bergdalen en langs de kust is de grond goed genoeg om gewassen te verbouwen. De Grieken woonden daarom in steden, die rond 750 ontstonden en verspreid over Griekenland lagen. Een stad met het land eromheen heette een polis (stadstaat). Verspreid over Griekenland en de Turkse kust lagen er tientallen poleis. Omdat er zo weinig goede landbouwgrond was, was handel voor de Grieken belangrijk. Met schepen voeren ze langs de kust van de Middellandse Zee. De Grieken
2.2 Griekse goden De Grieken geloofden, net als de Egyptenaren, in meerdere goden. Zeus was de oppergod en de god van hemel en aarde. Hij had twee broers: 31
Bron 5 Grieks onderwijs, afgebeeld op een vaas uit de 4e eeuw v.C.
2.3 Griekse cultuur
Poseidon en Hades. Poseidon was de baas over de zeeën en Hades over de onderwereld. De Grieken geloofden dat ze na hun dood naar de onderwereld van Hades gingen. Zeus was getrouwd met Hera, de godin van het huwelijk. De Griekse goden hadden ook kinderen. Athene was een dochter van Zeus. Zij was de godin van de krijgskunst en de wijsheid. De goden leefden voor eeuwig en konden beslissen over het leven van de mensen. Om hun goden te vereren bouwden de Grieken altaren, hoge tafels. Hierop legden ze wijn, fruit, dieren en soms ook goud en zilver. Veel altaren stonden in tempels. In deze gebouwen vereerden de burgers samen de beschermgod(in) van de stad. Ook organiseerden de Grieken feesten en sportwedstrijden voor de goden. De bekendste sportwedstrijd waren ‘de spelen’ voor Zeus in het stadje Olympia. Griekse atleten deden daar wedstrijden in hardlopen, verspringen, discuswerpen, speerwerpen, worstelen, boksen en paardenrennen. De winnaar kreeg een olijftak. Wij kennen deze wedstrijd als de Olympische Spelen.
De Grieken waren nieuwsgierig en zochten voor alles een verklaring. In het begin dachten ze dat de goden overal achter zaten. Maar veroorzaakten de goden echt ziekten en rampen? Sommige Grieken gingen hieraan twijfelen. De arts Hippocrates (ca. 460-377 v.C.) bijvoorbeeld ontdekte dat mensen ziek werden, als ze ongezond leefden en zichzelf slecht verzorgden. Kijk heel precies naar het lichaam en naar het gedrag van mensen, leerde hij zijn studenten. Dit was het begin van de wetenschap: het verzamelen van kennis en deze kennis heel nauwkeurig bestuderen. Sommige geleerden onderzochten de natuur of de mens. Anderen stelden vragen over wat mensen doen en denken. Bijvoorbeeld: wat is goed gedrag en wat is slecht? Mensen die zoeken naar dit soort wijsheid, noemen we filosofen. De beelden en gebouwen van de Grieken, de verhalen over de Griekse godenwereld en de Griekse wetenschap bij elkaar noemen we de Griekse cultuur.
32
Hoofdstuk 2
Basis
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen
3
Het Romeinse Rijk
Een metalen helm. Een harnas dat bestond uit metalen ringetjes: de maliënkolder.
Een werpspeer.
Een dolk. Een zwaard.
Een houten schild van een meter lang en 70 centimeter breed.
Onder het harnas droegen de soldaten een wollen tuniek.
De zolen van de sandalen waren gemaakt van leer.
Bron 1 Een Romeinse soldaat uit de 1e eeuw v.C
‘Ik ben soldaat in het Romeinse leger en ik ben een supervechtmachine. Ik wil in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk vijanden uitschakelen. Ik heb werpsperen, dolken en zwaarden. Ik train iedere dag, samen met de andere soldaten. We zwemmen, rijden paard, volgen bevelen op en gooien met speren. We hebben een ijzersterke conditie. Ook als het vrede is, lopen we lange afstanden met zware bepakking. Zo blijven we in vorm. In oorlogstijd moeten we op één dag 40 kilometer kunnen lopen met een bepakking van 40 kilo op onze rug! We hebben ook potten en pannen bij ons, want onderweg moeten we natuurlijk ook koken en eten.’ De vraag is: hoe konden de Romeinen een groot rijk veroveren en besturen?
33
Bron 3 De triomftocht. Won een Romeins leger een veldslag en doodde het daarbij meer dan 5.000 vijanden? Dan werd in Rome een triomftocht georganiseerd voor dat leger. Dat was een hele eer. Duizenden mensen kwamen zo’n optocht bekijken en de soldaten toejuichen. Vooraan in de optocht liepen krijgsgevangenen en reden wagens met de oorlogsbuit. Daarachter kwam de legerleider in een wagen met vier paarden ervoor. Hij hield een staf en een lauriertak vast. Achter zijn wagen liepen zijn familie en zijn soldaten.
Bron 2 De Romeinen belegeren Carthago in 146 v.C. (Tekening uit 1930.)
3.1 Het Romeinse Rijk
rivier de Rijn. Later werd ook een groot deel van Engeland bezet. Het Romeinse Rijk was op zijn grootst in de 2e eeuw n.C. Toen waren de Romeinen de baas over bijna heel West-Europa, delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Rome is rond 750 v.C. ontstaan. Het was toen nog een klein dorpje aan de rivier de Tiber. Al snel groeide dit dorp uit tot een stad. Rome ligt gunstig, namelijk vlak bij zee en in het midden van Italië. Eerst werd Rome bestuurd door koningen, later door een kleine groep rijke families. Vanaf de 4e eeuw v.C. veroverden de Romeinen andere gebieden. Ze wilden zo hun macht en rijkdom vergroten. Eerst werd heel Italië onderworpen. Daarna wilden de Romeinen Carthago, een stad in Noord-Afrika, veroveren. Carthago had een groot deel van de handel op de Middellandse Zee in handen. De Romeinen wilden die handel zelf overnemen. Tussen 264 en 146 v.C. vochten Rome en Carthago drie grote oorlogen uit. Uiteindelijk wisten de Romeinen de Carthagers te verslaan. Tegelijkertijd voerden de Romeinen andere oorlogen. Rond 200 v.C. begon de verovering van Griekenland en Spanje. De Romeinse legerleider Julius Caesar veroverde gebieden tot aan de
3.2 Het Romeinse leger Het Romeinse Rijk kon zo groot worden, doordat het Romeinse leger heel sterk was. De Romeinen hadden een beroepsleger. Dat is een leger dat bestaat uit soldaten die van vechten hun beroep hebben gemaakt. De Romeinse soldaten werden perfect getraind en hadden een hele goede uitrusting. Ze werden door Rome betaald. Bovendien vonden veel soldaten het een eer om voor de stad Rome te vechten. Als een soldaat 25 jaar in het leger had gevochten, kreeg hij een stuk grond waar hij van kon leven. De overwonnen volken mochten zichzelf blijven besturen. In ruil daarvoor betaalden ze belasting aan de Romeinen. Bovendien leverden ze soldaten. Zo werd het Romeinse leger steeds 34
Bron 5 Een standbeeld van keizer Augustus uit de 1e eeuw v.C.
Bron 4 Munt uit 44 v.C. Op de munt staat Julius Caesar. Hij was de eerste Romein die een portret van zichzelf op een munt liet slaan. Op de achterkant van de munt staat de godin Venus. Caesar beweerde dat zijn familie van deze godin afstamde.
Augustus. Die versloeg de vijanden van zijn vader één voor één. In 27 v.C. had Augustus alle macht. Hij noemde zichzelf ‘caesar’. In het Nederlands betekent dat keizer. Vanaf dat moment was het Romeinse Rijk een keizerrijk. Keizer Augustus bestuurde vanuit Rome het hele rijk. Hij was ook opperbevelhebber van het leger. Augustus zorgde ervoor dat de Romeinen niet meer tegen elkaar vochten, zoals in de tijd van Caesar. Ook liet hij de grenzen goed bewaken. Er begon een periode van rust en vrede, die uiteindelijk 200 jaar duurde. In die twee eeuwen legden de Romeinen overal in hun rijk wegen en bruggen aan. Ook stichtten ze steden. De handel bloeide op en de welvaart nam toe. In de stad Rome woonden toen een miljoen mensen. Al die mensen hadden veel graan, wijn en olijfolie nodig. Vanuit het hele rijk brachten handelaren voedsel naar Rome. Na Augustus heersten er nog 400 jaar lang keizers over het Romeinse Rijk. In 476 werd de laatste keizer afgezet.
groter. Ook waren er weinig opstanden. Om het rijk te beschermen bouwden de Romeinen langs de grenzen sterke forten. Wegen of rivieren verbonden de forten. Daarover konden de Romeinse soldaten zich snel verplaatsen, als de grens werd aangevallen.
3.3 Een keizerrijk De rijke families die Rome bestuurden, werden steeds rijker. De families van de soldaten werden juist steeds armer. Soldaten kregen een deel van de buit van hun legerleider. Daarom gehoorzaamden ze die leider eerder dan andere bestuurders. Daar maakte de populaire legerleider Julius Caesar gebruik van. Met hulp van zijn soldaten greep hij de macht in Rome. Hij benoemde zichzelf tot dictator (alleenheerser) voor het leven. Zo verloren de rijke families in Rome hun macht. Daarom vermoordden zij Caesar in 44 v.C. Maar de moordenaars kregen de macht niet terug. Caesar had een geadopteerde zoon, 35
Hoofdstuk 2
Basis
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen
4
Romanisering atrium: op de binnenplaats stond ook een altaar voor de huisgoden
woning van de rijke Romein; het huis was gemaakt van steen
boomgaard
stallen
woning van de opzichter opslagruimte
voorraadkamer
opslaghuis
ruimte om olijven te persen
woning van de slaven
Bron 1 Een huis van een rijke Romein op het platteland.
Dit prachtige landgoed lag op het platteland van Italië. Het was van een rijke Romein. Hij woonde hier in de zomer met zijn gezin in een groot huis. De vele kamers waren versierd met schitterende muurschilderingen en mozaïeken. Koude voeten hoefde je niet te krijgen, want het hele huis had vloerverwarming. Soms was er zelfs een badhuis, waarin je je heerlijk kon ontspannen. Hoewel de bewoners rijk waren, stonden er weinig meubels in het huis. Wél waren er bedbanken, waar de bewoners op sliepen. Ze gebruikten deze bedbanken ook om gasten te ontvangen en tijdens het eten. Nadat de Romeinen het midden en zuiden van Nederland hadden veroverd, kwamen er ook in ons land van dit soort prachtige huizen. De vraag is: hoe verspreidde de Romeinse cultuur zich over het hele rijk?
36
Bron 3 Een beeldje van de god Hercules Magusanus.
Bron 2 In het Engelse plaatsje Bath kun je de Romeinse baden nog steeds zien. Romeinen, maar ook bewoners van de overwonnen gebieden, gingen naar het badhuis. Niet alleen om zich te wassen, maar ook om zich lekker te ontspannen. Of om mensen te ontmoeten.
Bron 4 Deze ‘gouden helm’ is gevonden op de grens van NoordBrabant en Limburg. Het is een ijzeren kap die met leer is gevoerd. Op de kap zitten vergulde platen zilver, die zijn vastgezet met zilveren spijkertjes.
4.1 De Romeinse cultuur
cijfers. Ze hielden erg van paardenrennen en gladiatorenspelen. Ook vereerden de Romeinen hun keizers als goden. Door de verovering van Griekenland raakten de Romeinse en de Griekse cultuur dus met elkaar vermengd.
Vanaf 200 v.C. veroverden de Romeinen Griekenland. De Romeinen waren erg onder de indruk van de Griekse cultuur. Daarom namen ze veel over van de Griekse beeldhouwkunst en bouwkunst (bijvoorbeeld gebouwen met zuilen). De Romeinen vereerden voortaan dezelfde goden als de Grieken. Ze kregen wel andere namen. Zo werd de Griekse oppergod Zeus door de Romeinen Jupiter genoemd. Verder namen de Romeinen Griekse gewoontes over, zoals het gebruik van olijfolie. De Romeinen hadden natuurlijk ook eigen gebruiken. Zo droegen Romeinse mannen een witte toga. Dit was een grote, wollen lap stof die op een sierlijke manier om het lichaam werd gewikkeld. De Romeinen spraken Latijn en rekenden met Romeinse
4.2 Romaniseren Overal in het grote Romeinse Rijk waren legerkampen en steden. De soldaten en bestuurders die buiten Italië woonden, gingen door met hun Romeinse manier van leven. Daardoor kwamen er veranderingen in de veroverde gebieden. Zo brachten handelaren Romeins aardewerk, glaswerk, olijfolie en wijn mee. Ook werd er voortaan minder geruild en meer met Romeinse munten betaald. Verder 37
Bron 5 Een aantal afbeeldingen uit de strip Asterix, de kampioen.
Bron 6 De tempel van Empel. Bij het Brabantse dorp Empel zijn de resten van een grote tempel gevonden. Deze tempel is in 75 n.C. gebouwd. Niet door de Romeinen, maar door rijke Bataven. Zij vereerden in deze tempel de god Hercules Magusanus. Deze god was half Romeins en half Bataafs. Hercules is namelijk een Romeinse god en Magusanus is de oorlogsgod van de Bataven. De Bataven offerden sieraden, munten en wapens aan Hercules Magusanus. De Bataven hebben de tempel drie eeuwen lang gebruikt. Daarna is hij verwoest door een brand en nooit meer herbouwd.
bouwden de Romeinen overal Romeinse tempels, badhuizen en theaters. Vooral de rijkere mensen in de veroverde gebieden probeerden als Romein te leven. Ze namen de Romeinse cultuur over. Dat noemen we romanisering. Die mensen gingen bijvoorbeeld een toga dragen en leerden Latijn. Het was niet verplicht om de Romeinse cultuur over te nemen. De overwonnen volken mochten hun eigen gewoontes en geloof houden. Wel moesten ze offers brengen aan Jupiter, Roma (de beschermgodin van het Romeinse Rijk) en de keizer.
kleine dorpen tussen de grote rivieren en leefden vooral van de landbouw. De Germanen hadden hun eigen goden. Ook vereerden ze vuur, water en aarde door offers te brengen. Bovendien aanbaden ze heilige bomen. Romeinse soldaten in Nederland trouwden regelmatig met een Bataafse vrouw. Na zijn diensttijd bleef zo’n soldaat dan hier wonen. Zijn vrouw en kinderen werden Romeinse burgers. De Bataven moesten meevechten in het Romeinse leger. Als ze dat lang genoeg hadden gedaan, werden ook zij Romeins burger. Dat had verschillende voordelen. Je betaalde bijvoorbeeld minder belasting en je kon bestuurder worden. Ook mocht je niet zonder rechtszaak gestraft worden.
4.3 Romeins burger In Nederland leefde in de tijd van de Romeinen een Germaans volk: de Bataven. Ze woonden in 38
Hoofdstuk 2
Basis
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen
5
Het christendom in het Romeinse Rijk
Bron 1 Een van de vele gangen in de catacomben van Rome. Op de kleine afbeelding zie je een muurschildering in de catacomben.
‘Wij spreken met elkaar af in catacomben. Dat zijn geheime gangen onder de grond in Rome. Daar bidden we stiekem tot onze god en begraven we onze doden. Het is een belangrijke plek voor ons. We hebben de gangen versierd met schilderingen van onze heiligen. Hier zie je Maria en haar zoon Jezus. Waarom zo geheimzinnig? Wij zijn christenen en geloven in maar één god. De meeste Romeinen begrijpen daar niets van. De christenen hebben inmiddels 42 van dit soort ondergrondse gangenstelsels gebouwd.’ De vraag is: hoe reageerden de Romeinen op de komst van het christendom?
39
Bron 2 Het leven van Jezus, afgebeeld op een grafkist.
Bron 3 De Romeinse keizer Nero liet de christenen op een gruwelijke manier doden. (Mozaïek uit de 2e eeuw.)
5.1 Joden en christenen
Jezus dat voor God ieder mens gelijk is. De aanhangers van Jezus geloofden dat hij de zoon van God was. Jezus kreeg de naam Christus. Dat betekent: de door God aangewezen koning. De volgelingen van Jezus noemden zich christenen. Sommige Joodse godsdienstige leiders vonden Jezus een onruststoker. Jezus vond dat Joodse priesters niet genoeg opkwamen voor de armen en zieken. De priesters klaagden over Jezus bij de Romeinse bestuurder van Judea. De Romeinen waren bang voor een opstand in hun provincie. In het jaar 33 werd Jezus gearresteerd en gedood aan het kruis.
Alle volken in het Romeinse Rijk geloofden in meerdere goden. Dit noemen we polytheïsme. In de Romeinse provincie Judea (nu een deel van Israël) woonde het Joodse volk. Dat geloofde in maar één god (monotheïsme). Dat was heel bijzonder in die tijd. In heilige boeken lazen de Joden hoe ze moesten leven. In Judea leefde in de tijd van keizer Augustus (63 v.C.-14 n.C.) een man die Jezus van Nazareth heette. Hij trok rond en vertelde verhalen over God en het leven na de dood. Als je in de hemel wilde komen, dan moest je goed zijn voor je medemens én in God geloven. Ook vertelde
40
Bron 4 De droom van Constantijn. (Wandtapijt uit de 17e eeuw.) Constantijn kreeg tijdens een veldtocht in 312 een teken van God. Hij had de dag voor de slag een kruis van licht gezien. ’s Nachts droomde Constantijn over Jezus. Jezus zei in zijn droom: ‘Als je op alle schilden en vaandels van je soldaten een kruis schildert, dan win je de slag.’ Constantijn deed wat Jezus zei en won. Constantijn geloofde dat de god van de christenen hem had geholpen om te winnen. Na de overwinning werd Constantijn keizer van het Romeinse Rijk. Hij zorgde ervoor dat de christenen niet langer werden vervolgd.
5.2 Het christendom
5.3 De Romeinen en het christendom
Aanhangers van Jezus schreven na zijn dood over zijn leven en zijn ideeën. Deze verhalen staan in het heilige boek van de christenen: de Bijbel. In de Bijbel staan ook de tien geboden. Dit zijn tien regels waar iedereen zich aan moet houden, bijvoorbeeld niet stelen en niet liegen. Deze regels hebben de christenen overgenomen van de Joden. De nieuwe godsdienst, het christendom, verspreidde zich snel over het Romeinse Rijk. Aanhangers van Jezus reisden rond en vertelden verhalen over het leven van hun ‘Christus’. Vooral arme mensen en slaven in de steden waren onder de indruk. Het uitzicht op een beter leven na de dood gaf hun hoop. Ook het idee dat iedereen voor God gelijk was, sprak hen aan. De christenen bouwden kerken om bijeen te komen en te bidden.
Romeinse bestuurders zagen de christenen in het begin als een ongevaarlijk Joods groepje. Dat veranderde toen steeds meer mensen zich bekeerden tot het christendom. Bovendien weigerden de christenen om de Romeinse keizer als een god te vereren. Daarom werd het christendom verboden en werden de christenen gestraft. Keizer Nero, die regeerde tussen 54 en 68, liet christenen aan het kruis slaan, verbranden of voor de leeuwen gooien. Het hielp allemaal weinig. Steeds meer Romeinen werden christen. Keizer Constantijn stond daarom in 313 het christendom toe. Hij liet kerken bouwen. Zelf ging de keizer ook als christen leven. Aan het einde van de 4e eeuw werden andere godsdiensten zelfs verboden. Voortaan was het Romeinse Rijk een christelijk rijk.
41
Hoofdstuk 2
Verdieping
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen
6
Volksvermaak in Rome
De meeste Romeinen waren niet bang voor een beetje bloed. Ze keken graag naar gladiatorengevechten of gevechten met wilde dieren. Dat deden ze in het Colosseum in Rome. In dat stadion pasten ongeveer 50.000 mensen; dat is net iets minder dan in het voetbalstadion van Ajax. Zo’n vijftig keer per jaar keken 150.000 Romeinen naar de wagenrennen in het Circus Maximus. Ook daar ging het er hard aan toe. De keizer betaalde voor al dit spektakel. Zelfs arme mensen mochten gratis naar binnen. De vraag is: waarom gaven de keizers zoveel geld uit aan dit vermaak?
Bron 1 Het Circus Maximus was gebouwd voor de wagenrennen. Aan een race met wagens deden maximaal vier teams mee: de Roden, de Witten, de Groenen en de Blauwen. Dat waren de kleuren van hun wagens. Ieder team mocht met drie wagens meedoen. Voor iedere wagen liepen vier paarden. Bij een wedstrijd werden zeven rondes van 700 meter gereden. De wagens gingen bijna 70 kilometer per uur. De eerste 160 meter moest je in je eigen baan blijven. Daarna mocht je bijna alles. Je kon expres tegen je tegenstander aanrijden of zijn wagen afsnijden. Je kon zelfs proberen hem uit zijn wagen te laten vallen. Het is dan ook niet gek dat er vaak gewonden waren en soms doden. De wagen die als eerste over de finish kwam, won.
De winnaar reed onder een triomfboog het stadion uit.
De keizersloge. De keizer en zijn gevolg konden op deze plek de eindsprint van de wedstrijd goed zien. Finish
Vanaf dit punt ‘vrij rondrijden’
42
Bron 2 Een paardenmenner van de Groenen. De meeste menners waren slaven en verdienden weinig. Alleen de echte topmenners waren beroemd en rijk.
Bron 3 De wagens rijden vlak langs de keizer. Die zat in het Circus Maximus op een speciale plek en
kwam vaak kijken. Sommige keizers waren fan van een bepaald team; meestal van de Blauwen of de Groenen. Soms zorgde de keizer ervoor dat zijn favoriete team won. (Beeldhouwwerk uit de 3e eeuw.)
43
Bron 4 Het Colosseum in Rome (1e eeuw). Het Colosseum betekende voor veel Romeinen een gezellig dagje uit. Het programma begon met een gevecht tussen mensen en wilde dieren. In een pauze werden ‘misdadigers’ gedood. Het laatste en belangrijkste onderdeel was een gladiatorengevecht. De meeste gladiatoren stierven binnen tien gevechten en werden niet ouder dan 30 jaar. Bij gelijkspel konden de keizer en het publiek bepalen of er iemand moest sterven. De gladiator die gewonnen had, werd arme burgers, vrijgelatenen, vreemdelingen toegejuicht. Na de voorstelling werd de arena snel schoongemaakt. De dode wilde dieren, lijken van misdadigers en het vele bloed werden weggehaald. De volgende dag kon de show opnieuw beginnen!
keizer en senatoren
gewone burgers
vrouwen
soldaten en bestuurders van provincies
Bron 5 Gladiatoren vechten op leven en dood. Gladiatoren vochten met wilde dieren of andere gladiatoren. Dat deden ze niet omdat ze dat zo leuk vonden. Vaak waren ze door de Romeinen gevangengenomen tijdens een oorlog. Deze mannen werden opgeleid in speciale scholen. Daar volgden ze gevechtstrainingen en kregen ze eten en onderdak.
44
Hoofdstuk 2
De tijd van Grieken en Romeinen • De Grieken en Romeinen
7
Afsluiting
Wat moet je kennen en kunnen? C Christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst • hoe het christendom ontstond; • hoe het christendom zich de eerste 300 jaar verspreidde; • waarom de christenen in het Romeinse Rijk in het begin werden vervolgd; • dat het christendom de belangrijkste godsdienst van het Romeinse Rijk werd.
Je moet kunnen uitleggen: A Het leven in een Griekse stadstaat • hoe het dagelijks leven in een stadstaat eruitzag; • dat goden voor de Grieken erg belangrijk waren; • hoe de Grieken op een bijzondere manier over verschijnselen in de wereld na gingen denken.
Vaardigheden Je weet wat de begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ betekenen. Historici willen graag weten waarom iets gebeurde (een oorzaak) en welke gebeurtenissen volgen na een gebeurtenis (gevolg).
B Verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en de confrontatie met de Germaanse cultuur • hoe en wanneer de Romeinen hun rijk veroverden; • wat de Grieks-Romeinse cultuur is (met twee voorbeelden); • hoe de Grieks-Romeinse cultuur zich over het Romeinse Rijk verspreidde; • wat er in de veroverde gebieden veranderde door de komst van de Romeinen.
Begrippen Griekse goden De Grieken geloofden in meer goden, die familie van elkaar waren. De goden konden beslissen over het leven van de mensen. Joden Een volk dat in één god gelooft en dat in de tijd van de Romeinen leefde in de provincie Judea (het huidige Israël). keizer Hoogste bestuurder in het Romeinse keizerrijk. kerk Een gebouw waar christenen bijeenkomen om te bidden. Olympische Spelen Sportwedstrijd in Olympia die werd georganiseerd voor de oppergod Zeus. polis (meervoud: poleis) Griekse stadstaat; een stad met het omringend gebied.
beroepsleger Soldaten die van vechten hun beroep hebben gemaakt en betaald worden van belastinggeld. Bijbel Het heilige boek van de christenen. christendom Het geloof in één god volgens de leer van Jezus Christus. christenen De volgelingen van Jezus Christus. Germanen Verzameling volken en stammen die in het gebied van Duitsland en Nederland leefden, zoals de Friezen en de Bataven. Griekse cultuur De gewoontes en gebruiken van de Grieken, bijvoorbeeld hun beelden en gebouwen, hun verhalen over de goden en hun wetenschap.
45
slaaf Iemand die het eigendom is van iemand anders. Een slaaf is dus onvrij en heeft geen rechten. tempel Een gebouw waar een of meer goden worden vereerd.
romaniseren Het overnemen van de Romeinse cultuur door volken die bij het Romeinse Rijk hoorden. Romeinse cultuur De gebruiken en gewoontes van de Romeinen, bijvoorbeeld het dragen van een toga, de Latijnse taal, Romeinse cijfers, de voorliefde voor paardenrennen en gladiatorenspelen en het vereren van de keizer als god. Romeinse Rijk Een groot gebied dat tussen 300 v.C. en ongeveer 500 n.C. werd bestuurd vanuit Rome. In de 2e eeuw n.C. hoorden bijna heel West-Europa en delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten bij het rijk.
Bron 2 De Olympische vlag (sinds 1914). Net als in de tijd van de Grieken organiseert het Olympisch Comité iedere vier jaar spelen.
Bron 1 In 1888 werd in Amsterdam het Concertgebouw geopend. De zuilen en de
klassieke Griekse beelden moesten laten zien dat het een belangrijk gebouw was.
46
Tijdbalk
Ca. 750 v.C. Ontstaan Griekse poleis
Bron 3 De Arc de Triomphe in Parijs. Napoleon liet deze triomfboog in 1806 bouwen, omdat hij Oostenrijk en Rusland had verslagen. Ook de Romeinen bouwden al triomfbogen.
Bron 4 De tv-serie Rome (2005-2007) gaat
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN 3000 v.C.–500 n.C.
3000 v.C.
over de tijd waarin Julius Caesar in Rome aan de macht was.
ROMEINEN
200 v.C.
27 v.C. Het Romeinse Rijk wordt een keizerrijk GRIEKSE POLEIS
750 v.C.
Ca. 200 v.C. De Romeinen veroveren Griekenland
1 Geboorte van Jezus
1
500
1000
47
heden ↓
313 Keizer Constantijn staat het christelijke geloof toe
476 De laatste keizer in Rome wordt afgezet