t g k 2
S I N E D CHIE ouw
GESor de onderb vo
E O B D HAN
K
introductie
i
Van jagers en boeren naar … In het eerste deel van Memo heb je kennisgemaakt met vijf tijdvakken. In dit tweede deel komen daar nog eens vijf tijdvakken bij. Voordat je daarmee begint, bekijken we nog eens wat je vorig jaar hebt geleerd. Die kennis heb je nodig bij de nieuwe tijdvakken. Want je kunt pas uitleggen wat er in een bepaalde periode is veranderd, als je weet hoe het daarvoor was.
Op deze bladzijden vind je samenvattingen van de tijdvakken die vorig jaar zijn behandeld. Je ziet ook een aantal afbeeldingen uit de tijdvakken. Ze staan alleen niet bij het goede tijdvak. Maar bij welk tijdvak horen ze wel? Dat is een van de opdrachten die jij in het werkboek gaat maken. WB Introductie
De tijd van jagers en boeren Miljoenen jaren lang leefden de mensen van de jacht en het verzamelen van voedsel. Ze trokken rond en hadden geen vaste woonplaatsen. Zo’n samenleving heet een samenleving van jagers en verzamelaars.
voor Chr.
13 000
Met de komst van de landbouw, rond 9000 voor Christus, veranderde er veel. Er ontstonden landbouwsamenlevingen. De boeren woonden op vaste plaatsen en leerden hun akkers te bevloeien. Doordat er meer voedsel was, hoefde niet iedereen boer te zijn. Zo ontstonden er verschillende beroepen en werden er allerlei uitvindingen gedaan. Om alles goed te regelen was er een bestuur nodig. Met de uitvinding van het schrift rond 3000 voor Christus eindigt de prehistorie.
bron A PREHISTORIE J agers en verzamelaars O vergang naar de land b ouw De eerste steden ontstaa n
6
De tijd van Grieken en Romeinen Na 3000 voor Christus ontstonden op verschillende plaatsen bloeiende beschavingen, bijvoorbeeld die van de Grieken en de Romeinen. In die beschavingen speelden steden, nijverheid en handel een grote rol. Het waren landbouw-stedelijke samenlevingen. De Romeinen namen veel zaken over uit de Griekse cultuur, zoals het bouwen van tempels. Ook vereerden ze net als de Grieken een groot aantal goden. Later namen andere volken op hun beurt de gewoontes en kennis van de Grieken en Romeinen over. De Romeinse cultuur verspreidde zich over Europa door veroveringen en handel. Ook de Germanen, bewoners van het gebied dat nu Nederland heet, kregen zo met de Romeinse cultuur te maken. Op dezelfde manier kon het christendom zich verspreiden. In het begin was dat geloof in het Romeinse Rijk verboden en werden christenen vervolgd. Later was het christelijke geloof het enige geloof dat toegestaan was.
bron B De periode van 3000 voor Christus tot 500 na Christus wordt ook wel de oudheid genoemd. Het is de tijd van de oude Egyptenaren onder leiding van de farao’s, de oude Grieken en de ) j Romeinen. De periode eindigt met het verdwijnen van het ((West-)Romeinse Rijk.
De tijd van monniken en ridders In het jaar 500 eindigt de oudheid. In Europa beginnen de middeleeuwen: de periode van 500 tot 1500. De middeleeuwen beginnen met het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk en eindigen met de ontdekkingsreizen en het uiteenvallen van de christelijke Kerk. De tijd van monniken en ridders (500-1000) is het eerste tijdvak van deze bron C periode. De meeste mensen leefden weer alleen van de landbouw. De steden raakten in verval en handel over grote afstanden werd steeds moeilijker. De meeste boeren verloren hun zelfstandigheid en werden horigen in ruil voor bescherming door een heer. Zo ontstond het hofstelsel. Er waren in deze periode drie standen: geestelijken, adel en boeren.
na Chr.
500
voor Chr.
3000
In Europa werd het christendom steeds belangrijker. Vooral de kloosters speelden een grotere rol bij de verspreiding van dat geloof. In het Midden-Oosten ontstond een ander belangrijk geloof: de islam. Dat geloof verspreidde zich snel over Noord-Afrika en Spanje.
1
OUDHEID
MIDDELEEUWEN
G rieks e cultuur
H o fstels e l
Romeinse Ri j k: verspreiding Gri e ks-Romeinse cultuu r
Verdere versp reiding ch ristendom
O ntstaan en verspreiding christe endom
Ontstaan en verspreiding islam
7
introductie
i
… ontdekkers en hervormers De tijd van steden en staten In de tweede helft van de middeleeuwen, vanaf 1000, ontstonden er weer veel steden. Dat had te maken met verbeteringen in de landbouw en een grote toename van handel over grotere afstand. De burgers waren de inwoners van de steden. Zij wilden het leven in hun stad zo veel mogelijk zelf regelen. De mensen in de steden hadden namelijk andere problemen dan de plattelanders. Daarom wilden burgers eigen wetten kunnen maken en zelf rechtspreken. Zo hadden ze minder te maken met de heer in wiens gebied de stad lag. De rechten van een stad werden opgeschreven in de stadsrechten. De ambachtslieden in de steden organiseerden zich in gilden. Die gilden hielden toezicht op mensen die hetzelfde ambacht uitoefenden. De gilden zorgden voor de opleiding van nieuwe vaklui en waren er ook voor de gezelligheid. Aan het einde van de middeleeuwen probeerden vorsten hun macht te vergroten. Langzaam maar zeker ontstonden er grote landen die de vorsten vanuit één centraal punt bestuurden. Het was het begin van een aantal Europese staten dat nog steeds bestaat.
1000
bron D
MIDDELEEUWEN Opkomst van handel e n steden Centraal b estuur en o n tstaan van staten Steden krijgen meer zelfstandigheid
8
De tijd van ontdekkers en hervormers Met het jaar 1500 eindigen de middeleeuwen en begint de vroegmoderne tijd. Het eerste tijdvak in de vroegmoderne tijd is de tijd van ontdekkers en hervormers. Uit de naam blijkt al dat het een tijd was van grote veranderingen. Rond 1500 begonnen Europese schepen de grote oceanen te verkennen. Columbus en Vasco da Gama waren twee beroemde ontdekkingsreizigers. Zij zeilden naar onbekende gebieden en ontdekten nieuwe vaarroutes. De volken in de andere werelddelen maakten meestal hardhandig kennis met de Europeanen. Maar ook onder elkaar maakten de Europeanen flink ruzie. De christelijke Kerk viel uiteen in een katholiek deel en een protestants deel. In de Nederlanden viel het uiteenvallen van de Kerk samen met een opstand tegen de Spaanse koning Filips II. In een tijd van gevechten en wreedheden ontstond zo de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
1500
bron E
VROEGMODERNE TIJD Ontde kkingsreize n De h er vorming De Opstand
9
1600
1
De tijd van regent
De tijd van regenten en vorsten 1610
1620
1630
1640
V R O EG M O D E R N E T I J D Ontstaan handelskapitalisme l en wereldeconomie Gouden Eeuw voor de Republiek ep Vorsten willen absolute
10
en en vorsten oriëntatie Op de foto zie je de wereld vanuit de ruimte, gefotografeerd vanuit een satelliet. In de zeventiende eeuw waren er nog geen satellieten. Om de aarde te zien moest je in een atlas kijken. Door ontdekkingsreizen en wereldhandel waren atlassen steeds beter geworden. De wereldkaart op de linkerbladzijde komt uit de Atlas Major. Hij is in 1662 gemaakt door een Nederlander. Nederland verdiende toen veel geld met de internationale handel. Het ging erg goed met ons land. Daarom wordt deze eeuw ook wel de Gouden Eeuw genoemd.
1 700
WB H1 Oriëntatie
1650
1660
1670
1680
1690
macht
11
kern
1 Handelsstad Amsterdam Ontdekken
Aan de Amsterdamse grachten Veel toeristen maken bij een bezoek aan Amsterdam een rondvaart door de grachten. Ze bewonderen dan de mooie huizen langs de kant. Veel huizen aan deze grachtengordel zijn vanaf 1613 gebouwd voor kooplieden. Zij wilden daarmee laten zien hoe rijk ze waren. Het geld hadden ze verdiend met handeldrijven. Vanuit de hele wereld brachten ze producten naar Amsterdam om ze te verkopen. Er ontstond een wereldhandel. Daarvan was Amsterdam het centrum. Hoe zag deze wereldhandel eruit? Jij gaat een kaart tekenen met daarop de verschillende handelsroutes. WB H1 §1 Ontdekken
bron 1 Een plattegrond van Amsterdam uit de zeventiende eeuw met de grachtengordel.
bron 2 Fluitschepen werden gebruikt bij de Oostzeevaart.
Leertekst 1.1 Handeldrijven Vanaf de middeleeuwen nam de handel toe. De Hanzesteden vormden een groot handelsnetwerk. Maar ook in andere steden verdienden mensen veel geld met de handel. In de zestiende eeuw was Amsterdam een belangrijke handelsstad. Hout en graan werden vanuit het Oostzeegebied naar de stad gebracht. In Amsterdam verkochten handelaren deze producten aan de rest van Europa. In ruil kreeg het Oostzeegebied zout uit Amsterdam. Deze handel werd de Oostzeevaart genoemd.
12
De belangrijkste handelsstad in de Nederlanden in de zestiende eeuw was Antwerpen. Hier hielden handelaren zich bezig met het doorverkopen van producten. Maar toen in 1585 de Spanjaarden Antwerpen veroverden, stopte hier de bloeiende handel. Veel kooplieden vluchtten naar Amsterdam. Ze wilden daar hun bedrijf voortzetten. De bevolking van Amsterdam groeide daardoor enorm!
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Leertekst 1.2 Stapelmarkt Amsterdam was sinds de zestiende eeuw een stapelmarkt. Dat betekende dat alle handelswaar in pakhuizen aan de grachten werd ‘opgestapeld’. Later werden deze producten dan weer doorverkocht. Langzamerhand veranderde dit. Grondstoffen als laken en suiker werden eerst bewerkt tot producten. Daarna werden ze pas doorverkocht. Door de handel kwamen er steeds meer grondstoffen naar Amsterdam. Allerlei bedrijven gingen deze grondstoffen verwerken tot nieuwe producten. Zo werd er hout verzaagd voor de scheepswerven. Amsterdam werd door deze handel in de zeventiende eeuw erg rijk. In de economie zorgde handel voor de meeste winst. We noemen deze vorm van economie handelskapitalisme. Kooplieden probeerden zo veel mogelijk winst te maken. Ze verhandelden hun goederen op de Amsterdamse beurs.
bron 3 De Amsterdamse koopmansbeurs sinds 1611. Hier kwamen handelaren bij elkaar om zaken te doen.
Leertekst 1.3 Wereldeconomie De handelsproducten in Amsterdam kwamen overal vandaan. Zo werd er suiker, cacao, koffie en tabak uit Amerika gehaald. Peper, nootmuskaat, foelie en kruidnagelen kwamen uit Azië. Dit was het gevolg van de ontdekkingsreizen.
Nieuw-Amster dam
SURIN A M E
AFRIKA
Guinee
De wereldeconomie in de zeventiende eeuw.
WB H1 §1 Verwerken
OOST-INDIË
AMERIKA
KA A P D E GOEDE HOOP 0
3000 km
Koloniale rijken: Spaans gebied Portugees gebied Engels gebied
bron 4
D IN A VIË
POLEN
W E S T- I N D I Ë
Al deze spullen werden met schepen vervoerd. Omdat de handel plaatsvond over de hele wereld, zeggen we dat er een wereldeconomie ontstond. Mensen uit de hele wereld kregen met elkaar te maken, omdat ze producten aan elkaar verkochten. Als er in het ene deel van de wereld behoefte was aan iets, werd het aangevoerd vanuit een ander deel van de wereld. Op deze manier werden producten wereldwijd met elkaar uitgewisseld.
N
SC
A
S P I T S BE R G E N
Nederlands gebied
graan
(wal)vis
rietsuiker
slaven
koffie
zilver
cacao
ijzer
peper
nootmuskaat
kruidnagels
textiel
hout
thee
13
kern
2 Naar de Oost en de West Ontdekken
Scheurbuik aan boord! Pas na weken varen kwamen we langs de evenaar. De bemanning begon steeds meer te klagen. Veel matrozen hadden scheurbuik. Hierdoor vielen de tanden uit hun mond en was hun tandvlees zwart en verrot. Deze tekst is van een Nederlandse arts aan boord van een schip. Het schip voer voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC. Hoe leefde de bemanning op een VOC-schip? En wat zou jij hebben gedaan als je in die tijd had geleefd? Zou jij ook zijn meegegaan op een VOC-schip? WB H1 §2 Ontdekken
bron 5 Een tekening van het VOC-schip ‘De Batavia’.
Leertekst 2.1 VOC De Nederlanders wilden aan het eind van de zestiende eeuw meer handel gaan drijven. Ze zagen dat andere landen veel geld verdienden met de handel in specerijen. Dat wilden zij ook. Ze gingen daarom de specerijen zelf uit Azië halen. Daarvoor richtten ze speciale bedrijven op. Deze bedrijven werden compagnieën genoemd.
bron 6 Een VOC-koopman met zijn vrouw. De Nederlandse schilder Albert Cuyp maakte dit schilderij in 1666.
14
In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Hierbij werden eerdere compagnieën samengevoegd tot één groot bedrijf. Zo wilden de Nederlanders beter kunnen concurreren met andere landen. De VOC wilde winst maken met de handel op Oost-Indië. Dat lukte, omdat alleen de VOC het recht had om handel met Oost-Indië te drijven. Verder mocht de VOC in Azië verdragen sluiten, oorlog voeren en forten bouwen. De VOC stichtte in OostIndië handelsposten om producten te kopen van de plaatselijke bevolking. Dat gebeurde niet altijd vrijwillig. Soms gebruikte de VOC hierbij geweld.
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Leertekst 2.2 WIC Ons land wilde ook handeldrijven met Amerika en (West-)Afrika. In 1621 werd daarom de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. De WIC verdiende veel geld met de handel in rietsuiker en tabak. Deze producten werden door slaven verbouwd op plantages. De slaven werden van West-Afrika naar Amerika gebracht. Veel slaven kwamen in Suriname en op de Antillen terecht. De WIC verdiende veel geld met deze slavenhandel.
bron 7 Fort Elmina in Ghana. Hier sloten de Nederlandse slavenhandelaren hun slaven op. Daarna werden deze slaven met schepen naar Suriname gebracht.
De schepen van de WIC deden ook aan kaapvaart. Hierbij werden schepen van andere landen overvallen en werd de vracht buitgemaakt. In 1628 veroverde Piet Hein de Spaanse Zilvervloot. Hij is er erg beroemd mee geworden. Toch was de WIC niet zo succesvol als de VOC. Er waren veel ruzies met de Engelsen, Spanjaarden en Portugezen.
Leertekst 2.3 De vrije zee De VOC en WIC wilden zo veel mogelijk winst maken met hun handel. Daarom was het belangrijk dat ze de snelste routes naar de handelsgebieden konden gebruiken. Dat was niet altijd mogelijk. Sommige landen lieten schepen van andere landen niet door. Ze vonden dat de zee van hen was. De Nederlandse geleerde Hugo de Groot verzette zich hiertegen. Hij vond dat iedereen vrij toegang moest hebben tot de zee, alleen dan werkte de wereldeconomie goed. In 1609 schreef hij dit op zijn boek Mare Liberum (‘De vrije zee’).
bron 8 De Nederlandse geleerde Hugo de Groot (1583-1645). Hij was in heel Europa beroemd om zijn belangrijke boeken.
WB H1 §2 Verwerken
15
kern
3 Een bijzondere eeuw Ontdekken
Kunstschilders gevraagd! In de zeventiende eeuw woonden er veel kunstenaars in Nederland. Zo waren er alleen al in Amsterdam 175 kunstschilders aan het werk. Rembrandt van Rijn was een van hen. Hij maakte veel beroemde schilderijen, zoals De Nachtwacht. Samen met nog vele andere kunstwerken hangt dit tegenwoordig in het Rijksmuseum in Amsterdam. Maar waarom waren er zo veel beroemde Nederlandse schilders in de zeventiende eeuw? Dat ga jij onderzoeken. WB H1 §3 Ontdekken
bron 9 De Nachtwacht. Een schilderij van Rembrandt van Rijn uit 1642.
Leertekst 3.1 Een bijzonder land Nederland was in de zeventiende eeuw een bijzonder land. In 1568 waren zeven Nederlandse gewesten in opstand gekomen tegen de Spaanse koning Filips II. In 1588 verklaarden ze zichzelf onafhankelijk. Daarmee ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het was het een van de eerste landen in Europa zonder koning. Toch was de Republiek geen echte eenheid, want de gewesten hadden allemaal een eigen bestuur. Alleen over de verdediging van het land en de buitenlandse politiek namen ze samen besluiten. Dat deden ze in de Staten-Generaal in Den Haag.
bron 10 Een vergadering van de Staten-Generaal in Den Haag.
16
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Leertekst 3.2 Een bijzonder bestuur De Republiek werd bestuurd door rijke burgers. Zij werden regenten genoemd. Ze verdeelden de belangrijke banen in het bestuur onder elkaar. Hierdoor konden ze lange tijd aan de macht blijven. De belangrijkste bestuurders in de Republiek waren de stadhouder en de raadpensionaris. Ze kwamen allebei uit het gewest Holland. De stadhouder was de opperbevelhebber van het leger en de vloot. De raadpensionaris was een soort minister van Buitenlandse Zaken. Gewone burgers hadden niets te zeggen in de Republiek. Soms konden ze nog wel redelijk wat geld verdienen. Maar vaak hadden ze het slecht. Als je geen werk had, had je ook geen inkomen. Rijke burgers en de Kerk hielpen dan. Ze deelden brood en soms geld uit.
bron 11 Een burgemeester van Delft. Een schilderij van Jan Steen uit 1655.
Leertekst 3.3 Een Gouden Eeuw Tussen 1588 en 1670 ging het erg goed met de Republiek. Er werd veel geld verdiend met de handel. De welvaart steeg. Ook was het een bloeiperiode voor de kunst en de wetenschap. Deze tijd wordt daarom wel de Gouden Eeuw genoemd.
Er woonden en werkten veel schilders in de Republiek. Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer en Jan Steen zijn hier enkele voorbeelden van. Deze schilders maakten vaak schilderijen over het dagelijks leven in de zeventiende eeuw. Dat deden ze in opdracht van rijke burgers en steden. Daar verdienden de schilders veel geld mee. Er waren ook veel beroemde wetenschappers in de Republiek. Zo bedacht Christiaan Huygens ingewikkelde formules voor wis- en natuurkunde. Een andere wetenschapper was Spinoza. Hij was een filosoof en geloofde niet meer in een God die wonderen kon verrichten. Huygens en Spinoza hebben een belangrijke rol in de wetenschap gespeeld.
bron 12 Gezicht op Delft. Een schilderij van Johannes Vermeer uit 1661.
WB H1 §3 Verwerken
17
kern
4 Vorsten krijgen steeds meer macht Ontdekken
Een paleis voor de koning Koninklijke paleizen zijn altijd groot geweest. Maar het paleis dat de Franse koning Lodewijk XIV tussen 1661 en 1690 voor zichzelf liet bouwen, overtrof alles. Het stond in Versailles, vlak bij Parijs. Het paleis telde meer dan 700 kamers. Dagelijks werkten er duizenden mensen voor hem. Lodewijk XIV wilde aan iedereen laten zien hoe belangrijk hij was. Maar wie was Lodewijk XIV eigenlijk? Hoe bestuurde hij Frankrijk? Stel dat jij Lodewijk XIV was geweest. Hoe zou jij dan hebben geregeerd? WB H1 §4 Ontdekken
bron 13 Het paleis van Lodewijk XIV in Versailles. Vanuit dit paleis bestuurde hij Frankrijk.
Leertekst 4.1 Alle macht aan de koning! Veel Europese landen werden in de zeventiende eeuw bestuurd door een koning of vorst. Deze vorsten hadden sinds de middeleeuwen een groot probleem. Ze waren voor hun geld en soldaten afhankelijk van de adel. Als de adel niet wilde meewerken, konden de vorsten niets beginnen. Dat probeerden de vorsten te veranderen. In Frankrijk probeerde koning Lodewijk XIV als eerste zijn rijk op een andere manier te besturen. Hij wilde alle macht in handen krijgen. We noemen dit absolute macht. En hij kreeg zijn zin! Lodewijk XIV was het middelpunt van alles en iedereen. Daarom werd hij ‘Zonnekoning’ genoemd. Hij vond dat hij zijn macht van God had gekregen. Dit goddelijke recht gaf hem nóg meer aanzien.
bron 14 De Franse koning Lodewijk XIV. Hij had alle macht in Frankrijk.
18
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Leertekst 4.2 Absolute vorsten Andere vorsten in Europa wilden ook veel macht, net als Lodewijk XIV. In Zweden, Oostenrijk, Rusland en Pruisen kwamen er daarom ook absolute vorsten met absolute macht. In Rusland was Peter de Grote de absolute vorst. Hij maakte van Rusland een machtig en modern land. Dat deed hij onder andere door goede soldaten op te leiden. Ook liet hij veel oorlogsschepen bouwen. De kennis hiervoor had hij uit West-Europa gehaald. In de Republiek had hij bijvoorbeeld zelf voor scheepsbouwer geleerd. In 1703 stichtte hij de stad Sint-Petersburg. De stad werd ook meteen de hoofdstad van Rusland.
bron 15 Tsaar Peter de Grote maakte van Rusland een machtig en modern land.
Leertekst 4.3 Regeren als een absoluut vorst Absolute vorsten regeerden vanuit één centraal punt. Daardoor waren er in het hele land dezelfde wetten en regels. Ook de rechtspraak was voor het hele land gelijk. Iedereen moest de absolute vorsten gehoorzamen. Adel en geestelijkheid mochten alleen nog advies geven. Hun toestemming was niet meer nodig. De meeste absolute vorsten gaven veel geld uit aan het leger. Er kwamen goed getrainde legers met professionele soldaten. De legers met huursoldaten werden afgeschaft. Vooral de Pruisische koning Frederik Willem I maakte van zijn leger een succesvolle oorlogsmachine. Hij kreeg dan ook de bijnaam ‘Soldatenkoning’.
bron 16 Een soldaat uit het leger van de Pruisische koning Frederik Willem I.
WB H1 §4 Verwerken
19
onderzoek hoe leefden ...
5 Nederlanders in oorlogstijd op zee Intro Duizenden mensen kwamen op 6 juli 1667 naar de haven van Hellevoetsluis. Ze kwamen daar het grootste en belangrijkste Engelse oorlogsschip Royal Charles bewonderen. Het schip was buitgemaakt door Michiel de Ruyter tijdens een zeeslag bij de Engelse stad Chatham. De Republiek was op dat moment in oorlog met Engeland. Het was een van de vele oorlogen die de Republiek op zee uitvocht. Maar hoe werden deze oorlogen gevoerd?
5.1 Kanonnen, kogels en branders De oorlogsschepen waren bewapend met kanonnen. Hiermee werden kogels van soms wel 16 kilo afgeschoten. De kanonnen konden deze kogels tussen de 400 en 800 meter ver weg schieten. Er werden niet alleen kogels afgeschoten op de vijand. Ook probeerden de Nederlanders bij de vijandelijke schepen aan boord te komen. Daarvoor hadden ze pistolen, messen en sabels als wapen.
WB H1 §5
Maar het wapen waar iedere zeeman echt bang voor was, waren de ‘branders’. Dit waren een soort drijvende bommen: kleine bootjes vol brandbare spullen die brandend naar een vijandelijk schip werden gestuurd. Het doel was het andere schip in brand te steken.
bron 1 Het verbranden van de Engelse vloot voor Chatham op 20 juni 1667. Een schilderij van Peter van de Velde.
bron 2 Een kanon van een Nederlands oorlogsschip.
20
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
5.2 Het leven aan boord Op een Nederlands oorlogsschip werkten tussen de 200 en 450 mannen. Er was veel werk te doen. Een van de werkzaamheden was het klaarmaken van de kanonnen. Dit was zwaar werk. Tien tot twaalf mannen waren nodig om één kanon te laden. Als ze dat snel deden, konden ze elke zes minuten één schot lossen. Een matroos verdiende weinig geld. Ook maakte hij grote kans om te sneuvelen of gewond te raken. Om alles aan boord goed te laten verlopen, moest er orde zijn. Dat betekende dat er streng werd gestraft op het schip. De zwaarste straf was kielhalen. Hierbij werd je onder het schip doorgetrokken. Meestal overleefde je dat niet.
5.3 Zeehelden Bevelhebbers die de vijand op zee wisten te verslaan, konden erg beroemd worden. Sommige werden zelfs als helden vereerd. Een van de helden was Piet Hein. Als zoon van een visser was hij in dienst van de WIC. Tijdens de Opstand veroverde hij de Spaanse Zilvervloot. Er werden heel veel kostbaarheden en geld buitgemaakt. Michiel de Ruyter was de bekendste zeeheld. Ook hij was de zoon van een eenvoudige zeeman. Al op jonge leeftijd wilde hij een leven als zeeman. Dat gebeurde ook. Michiel de Ruyter werd zelfs een tijd de leider van alle Nederlandse oorlogsschepen. Bij zijn bemanning was hij geliefd, want hij zorgde goed voor ze. Niet voor niets kreeg hij de bijnaam ‘Bestevaer’, wat ‘grootvadertje’ betekent.
bron 4 Michiel de Ruyter (1607-1676).
bron 3 Een tekening van een Nederlands oorlogsschip uit de zeventiende eeuw.
21
afsluiting
Afsluiting Begrippen
Wat moet je weten? A B C
Er komt een wereldeconomie. Gouden Eeuw voor de Republiek. In enkele landen willen vorsten absolute macht.
absolute macht alle macht in handen van één persoon absolute vorst vorst met absolute macht; hij regeert vanuit één punt en voor het hele land gelden dezelfde regels Gouden Eeuw de periode van welvaart en bloei in de Republiek in de zeventiende eeuw (1588-1670) handelskapitalisme een vorm van economie waarin ondernemers proberen zo veel mogelijk winst te maken met handel Oostzeevaart handel tussen Nederland en het Oostzeegebied regent bestuurder van de Republiek, vaak afkomstig uit een rijke koopmansfamilie
Overzicht van 1600-1700 1602
De VOC wordt opgericht.
1621
De WIC wordt opgericht.
1628
Piet Hein verovert de Zilvervloot.
1643
Lodewijk XIV wordt koning van Frankrijk met absolute macht.
1648
De Opstand is afgelopen. De Republiek is nu officieel een onafhankelijk land.
1670
De Gouden Eeuw voor de Republiek is voorbij.
1600
1602
De VOC wordt opgericht
1621
1643
Piet H Hein verovert de Zilvervloot De WIC wordt opgericht
22
1628
1648
De
Lodewijk XIV wordt koning van
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
stapelmarkt een plaats waar ingekochte goederen worden bijeengebracht en opgeslagen om van daaruit weer te worden verhandeld Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) handelsmaatschappij die in 1602 werd opgericht; de VOC had als enige het recht om handel te drijven met gebieden in Azië wereldeconomie een economie waarin landen van over de hele wereld producten aan elkaar verkopen West-Indische Compagnie (WIC) handelsmaatschappij die in 1621 werd opgericht; de WIC had als enige het recht om handel te drijven met gebieden in Amerika en Afrika
1670
1700
Opstand is afgelopen Frankrijk
De Gouden Eeuw voor de Republiek is voorbij
23