2 bIEkDENIS
H nderbouw C S E G r de o vo o
W
K E O B ERK
i
Van jagers en boeren naar … G
De teksten en kaarten op deze bladzijden horen bij de eerste vijf tijdvakken, net als de afbeeldingen en samenvattingen in het HB.
1
Je gaat een schema invullen op bladzijde 6 van het WB. Daarvoor lees je eerst de samenvattingen van de vijf eerste tijdvakken op bladzijde 6-9 van het HB. Daarna bekijk je de afbeeldingen in het HB en de kaarten in het WB. Ten slotte lees je de schriftelijke bronnen die op deze bladzijde staan. – In het schema vul je in welke bronnen bij welk tijdvak horen. Leg bij elke bron kort uit waarom die bij het tijdvak hoort. – In de laatste kolom vul je in bij welk
bron C Niet werken op zondag In de Bijbel staat dat de zondag een rustdag is. Daarom mogen er op zondag geen herendiensten worden gedaan. Ook mogen de mannen geen boerenarbeid doen, zoals het verzorgen van de wijnstokken, het ploegen van de akkers, het oogsten van het graan en het maaien van hooi. Ook zullen zij niet in de tuin werken. Voor de volgende herendiensten wordt een uitzondering gemaakt: het vervoeren van voedsel en het vervoeren van goederen voor het leger. Ook is het toegestaan het lijk van een heer naar zijn graf te dragen.
onderdeel van de tijdbalk in het HB de schriftelijke bron in het WB hoort. Hier zou je bijvoorbeeld kunnen invullen ‘ontstaan en verspreiding van de islam’.
bron A Paniek in Rome In die tijd was er in Italië een besmettelijke ziekte. De ziekte sloeg vooral in Rome hard toe. Die stad was dichtbevolkt en er kwamen mensen van over de hele wereld. De sterfte was groot, zowel onder de mensen als onder de lastdieren. Daarom verhuisde keizer Commodus op advies van zijn artsen naar Laurentum. Men dacht dat het klimaat daar gezonder was, omdat het er koeler was door de schaduw van de uitgestrekte laurierbossen. Men zei ook dat de besmetting daar geen kans kreeg vanwege de heerlijke geur van de laurierolie.
bron B Een Engelsman in Antwerpen We hebben hier een vreselijke toestand gehad. Alle beelden in kerken, kapellen en kloosters zijn kapotgeslagen en nog veel meer zijn vernield. Het gekke is dat het gebeurde door een klein groepje mensen. Gisterenavond om vijf uur begon het in de grote kerk. De priesters wilden juist met een viering beginnen, toen een troepje jongens psalmen begon te zingen. Om zes uur stonden ze op en begonnen met vernielingen. Eerst een beeld van Maria, dat de vorige week nog was rondgedragen. Daarna vernielden zij ook haar kapel. Ten slotte verwoestten zij de rest van de kerk. 4
bron D Leven in de Sahara Een paar honderd jaar nadat de boeren waren begonnen planten te verbouwen, gingen ze ook beesten temmen. De eerste runderen zijn waarschijnlijk in Noord-Afrika getemd. Ze waren vooral bedoeld voor moeilijke tijden, als er weinig regen viel. De runderen werden gehouden voor hun melk en bloed. Dat bloed tapten herders van tijd tot tijd af. Daardoor konden ze het hele jaar in de steeds droger wordende Sahara blijven.
bron E Wassen en kaarden Wol en laken werden vooral bewerkt door vrouwen: de wasvrouwen (die de wol ontvetten), de kamsters, de spinsters, de nopsters (die oneffenheden uit het laken haalden) en de kaardsters (die de losse draadjes verwijderden). Toch hadden deze vrouwen geen eigen gilde.
1
4
2
5
3
5
i
… ontdekkers en hervormers schema Tijdvak
Tijd van jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van monniken en ridders
Tijd van steden en staten
Tijd van ontdekkers en hervormers
6
Afbeelding uit het HB
Kaartje uit het WB
Schriftelijke bron uit het WB
Bijbehorende onderdeel van de tijdbalk in het HB
2
Je kunt de geschiedenis op verschillende
b Welke drie bestaansmiddelen passen bij dat
manieren indelen. In deel 1 van Memo heb je al
samenlevingstype?
kennisgemaakt met perioden en tijdvakken.
●
nijverheid/ambachten
a Welke twee tijdvakken vallen binnen de
●
jagen
middeleeuwen?
●
handel
●
landbouw
●
verzamelen
b Welke periode begint met de tijd van
4
ontdekkers en hervormers?
a Noteer in het schema hieronder per tijdvak wat volgens jou de belangrijkste gebeurtenis, ontwikkeling of verandering was in dat tijdvak.
3
Je kunt de geschiedenis nog op een andere
Gebruik daarbij weer de samenvattingen en de
manier indelen, namelijk in samenlevingstypen.
tijdbalk in het HB. Vul de antwoorden met
Daarbij let je vooral op het voornaamste middel
potlood in. Maak het eerste deel van deze vraag
van bestaan in een periode.
alleen.
a Welk samenlevingstype ontstaat in de
b
oudheid, verdwijnt weer in Europa en komt
buurman of buurvrouw. Vul nu samen het
terug in de middeleeuwen?
schema opnieuw in met de keuze die jullie
A samenleving van jagers en verzamelaars
samen hebben gemaakt. Je moet het dus eerst
B landbouwsamenleving
eens zijn voordat je het definitieve antwoord
C landbouw-stedelijke samenleving
met pen opschrijft.
G
Vergelijk jouw antwoorden met die van je
D geen enkel samenlevingstype
schema Tijdvak
Belangrijkste ontwikkeling
Tijd van jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van monniken en ridders
Tijd van steden en staten
Tijd van ontdekkers en hervormers
7
1 De tijd van regenten en vorsten Planner Oriëntatie
r
o
en
d Te
m tu
Da
aa kl
e or Sc
Oriëntatie op de tijd van regenten en vorsten
Kern 1
Handelsstad Amsterdam
2
Peper, slaven en tabak
3
Regenten regeren
4
De koning regeert!
Afsluiting e
Samenvatter
e
Adviestoets
Remediërende lesstof e
Computerlessen kern
e
Computerles vaardigheden
Extra lesstof 5 e
Hoe leefden ... Nederlanders in oorlogstijd op zee? Computerlessen onderzoek
Plus lesstof e
Onderzoekslessen
Eindtoets e
Toets hoofdstuk 1
In deze planner kun je het werk voor dit hoofdstuk plannen. Vul de planner in overleg met je docent in. Ga als volgt te werk: 1 Zet een vinkje bij de onderdelen die je van je docent moet doen. De Oriëntatie en Kern zijn verplicht. Met de Computerles kern kun je alle kernstof nog eens oefenen. Met de Computerles vaardigheden kun je de vaardigheid uit het hoofdstuk nog eens oefenen.
2 In de kolom ‘Datum klaar’ kun je invullen wanneer je de paragraaf af hebt of af moet hebben. 3 In de kolom ‘Score’ kun je de score voor de oefentoetsen invullen. 4 Als je een computerles of onderzoeksles hebt gemaakt, kun je ook in de kolom ‘Score’ je score invullen.
oriëntatie
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Oriëntatieopdrachten 1
3
Bekijk de wereldkaart uit 1662 en de
G
In de Gouden Eeuw ging het erg goed met
satellietfoto van de aarde in je handboek. Zet
Nederland. Waaraan merkte je dat? Hieronder
voor de goede zinnen een G. Zet voor de foute
staat een woordweb. Schrijf daarin om de beurt
zinnen een F.
een woord dat past bij de ‘Gouden Eeuw’. Schrijf
Op de foto zie je alle werelddelen.
de woorden die jullie bedacht hebben in de
In 1662 wisten ze al dat de aarde rond was.
vakjes. Hebben jullie nog geen idee? Blader dan
Het blauw op de satellietfoto is water.
door het hoofdstuk in je handboek.
Op de satellietfoto zie je Afrika en Europa.
2
Lees bron 1 in je werkboek. a Wie drukte de Atlas Major? b Waarom waren handelaren blij met die
Gouden Eeuw
uitgebreide atlas?
bron 1
Atlas Major.
Het bedrijf van Joan Blaeu (zeg: Blauw) drukte de Atlas Major. Dat was een atlas met bijna zeshonderd kaarten. Op elke kaart stond extra informatie over het land en de inwoners. Volgens Blaeu stond alle kennis over de hele wereld in zijn atlas. Handelaren gebruikten de kaarten voor hun handelsreizen. Rijke burgers kochten de atlas om meer over de wereld te weten te komen.
4
Wat gebeurde eerst en wat kwam daarna? Schrijf de volgende gebeurtenissen in bron 2 in je werkboek. Gebruik de introductie in je handboek. – Columbus ontdekt Amerika. – Nederlandse gewesten komen in opstand tegen de Spaanse koning. – Joan Blaeu maakt de Atlas Major. – Luther komt in opstand tegen de Kerk.
De tijd van regenten en vorsten Dit hoofdstuk gaat over de zeventiende eeuw. Veel vorsten in Europa wilden hun land anders besturen. Ze kozen een stad die centraal lag in hun rijk. Van daaruit bestuurden zij hun land. Nederland werd bestuurd door regenten. Dat waren meestal rijke kooplieden. Zij verdienden veel geld met de handel over de hele wereld. Voor hen werd de zeventiende
In de tijd plaatsen Bij geschiedenis wil je weten wanneer iets gebeurde. Daarvoor zoek je antwoorden op de volgende vragen: 1 Gebeurde het voor of na Christus? 2 In welke periode gebeurde het? 3 In welk tijdvak gebeurde het? In paragraaf 4 ga je dit uitproberen.
eeuw een ‘Gouden Eeuw’.
1662
1 56 8
1 51 7
Tijdbalk. 1492
1450
bron 2
9
kern
1
Handelsstad Amsterdam
Sjaak kende veel kooplieden in de haven. Hierdoor
3
had hij bijna altijd werk. Sjaak werkte meestal als
Kruis aan waarom de stad Amsterdam moest
sjouwer en pakker. Als één van de kooplieden een
uitbreiden. Er zijn twee antwoorden goed.
nieuw pakhuis aan de gracht liet bouwen, vroegen
●
De kooplieden hadden meer pakhuizen nodig.
ze Sjaak vaak om te komen helpen.
●
Om de sjouwers en pakkers aan het werk te
stap
1
houden. ●
Ontdekken
●
maar eerst maak je vraag 1 t/m 4.
1
Er was te weinig woonruimte voor iedereen die naar Amsterdam trok.
Sjaak was sjouwer en pakker. Bedenk wat er bij
bron 2
dit werk hoort. Kruis dat aan. ●
Goederen uit de zeilschepen aan wal sjouwen.
●
Goederen in de pakhuizen opstapelen.
●
Zeilschepen in de haven repareren.
●
Bouwmaterialen voor een pakhuis naar de bouwplaats brengen.
●
Een koopmanshuis inrichten.
●
Goederen vanuit het pakhuis naar de haven brengen.
●
Voedsel en drinken aan boord brengen van schepen die naar de Oostzee gaan.
●
Een nieuw grachtenpand bouwen.
bron 1
De Hollandse schepen moesten door de zeestraat de Sont naar de Oostzee. In de Sont werd bijgehouden hoeveel kilo de Nederlanders vervoerden. Elk getal moet je nog met 2 miljoen vermenigvuldigen. Oostwaarts zout
Westwaarts
De Gouden Bocht De handel in Amsterdam groeide. Hierdoor trokken steeds meer mensen naar die stad. Amsterdanm werd te klein en moest uitbreiden. Dat gebeurde door nieuwe grachten te graven, waaraan de kooplieden pakhuizen lieten bouwen. Vanuit de haven voeren boten met goederen naar die pakhuizen en omgekeerd. Steeds vaker werden producten eerst bewerkt voordat de handelaar ze doorverkocht. Van boomstammen werden bijvoorbeeld planken gemaakt. Die kon de handelaar met veel winst verkopen. De rijkste kooplieden bouwden op mooie plekjes langs de gracht een huis. De ‘Gouden Bocht’ is zo’n prachtige plek aan de Herengracht.
4
78
61
352
34
1610-19 223
81
126
434
50
1620-29 251
68
295
295
56
1630-39 136
55
314
314
59
1640-49 221
74
318
318
142
om in de landbouw • de handel te gaan werken. – De goederen werden met kleine boten • zeilschepen naar de pakhuizen gebracht. – In de Gouden Bocht stonden de pakhuizen • woonhuizen van de rijkste kooplieden. – Vanuit de haven konden boten wel • niet de
Bekijk bron 1 in je werkboek.
grachten in varen.
a Welke goederen brachten de schepen naar de
– Als de koopman de producten eerst liet
landen aan de Oostzee? ●
haring
●
geweven stoffen
●
rogge
●
tarwe
●
zout
b Met welke goederen kwamen de schepen uit het Oostzeegebied terug?
Streep de foute woorden door. – Steeds meer mensen trokken naar Amsterdam
haring geweven stoffen rogge tarwe
1600-09 178
2
Omdat de boerenbedrijven in de stad steeds groter werden.
Jij beschrijft een dag uit het leven van Sjaak IJszoon,
10
Lees bron 2 in je werkboek.
bewerken, verdiende hij daar meer • evenveel aan dan wanneer hij dit niet deed.
5
Schrijf op een los blaadje een verhaal van 150 woorden over een dag uit het leven van Sjaak IJszoon.
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Gebruik deze woorden: Amsterdam •
bron 4
Oostzeevaart • sjouwer • kooplieden •
Voedsel voor de Amsterdammers Het aantal inwoners van Amsterdam groeide hard. Voor al die mensen was voedsel nodig en daarom was er meer landbouwgrond nodig. Kooplieden bedachten hier wat op. Zij wilden meren in de buurt van Amsterdam met molens laten droogmalen. In 1612 lukte het de Nederlander Leeghwater om het meer de Beemster droog te malen.
pakhuizen • koffie • stapelmarkt. Ga naar stap 2 in je handboek op blz. 12
stap
6
2
Streep de foute woorden door. – Met de Oostzeevaart bedoelen we de handel vanuit Amsterdam met de rest van Europa •
Ga naar stap 3 in je handboek op blz. 13
de landen aan de Oostzee. – Bij de Oostzeevaart werden stoomschepen • zeilschepen gebruikt.
stap
– De schepen uit de Oostzee kwamen terug
10 Amsterdam was een stapelmarkt. Wat betekent
met graan en zout • hout.
7
3
dit? Kruis het goede antwoord aan.
Bekijk bron 3 in je werkboek. Bij de
●
Oostzeevaart werden dit soort schepen gebruikt. Ze heten
Dat de kooplieden alle spullen die werden aangevoerd, meteen weer doorverkochten.
.
●
Dat de kooplieden de spullen in Amsterdam verzamelden en bewaarden, tot ze ze weer
bron 3
Bij de Oostzeevaart werden dit soort fluitschepen gebruikt.
konden doorverkopen.
11 Behalve naar de Oostzee, voeren Nederlandse schepen naar Amerika en Azië. a
Twee producten die uit Amerika kwamen,
waren: b
Twee producten die uit Azië kwamen, waren:
Ga naar stap 4 in je handboek op blz. 13
8
stap
Vul in:
uit: Amsterdam • Herengracht • Oostzeevaart •
het centrum van de de
Antwerpen.
veroverden deze stad.Veel kooplieden
vluchtten daarom naar
9
– Belangrijke stapelmarkt die door de
.
Spanjaarden veroverd werd.
Lees bron 4 in je werkboek en vul in.
– Hier staan in de Gouden Bocht prachtige
a Toen er in Amsterdam meer mensen kwamen wonen, was er ook meer
koopmanshuizen.
nodig.
– De belangrijkste stapelmarkt in de
b Om aan meer voedsel te komen, heb je meer
zeventiende eeuw.
nodig.
– In de zestiende eeuw verdienden
c De Nederlander die de Beemster liet droogmalen, was
Om te leren
12 Schrijf het woord bij de goede omschrijving. Kies
In de zestiende eeuw was de stad wereldhandel. In
4
Amsterdamse kooplieden hiermee veel geld. .
13
e
Je kunt op de site de oefentoets bij deze
paragraaf maken. 11
kern
2
Peper, slaven en tabak
In de zeventiende eeuw werden in Amsterdam spullen uit de hele wereld verhandeld. Amsterdam werd het
naar Amsterdam brachten.
4
Kleur de pijl van Amsterdam naar de landen aan
centrum van de wereldhandel. Jij tekent de routes
de Oostzee en omgekeerd groen. Zet de
waarlangs de schepen van en naar Amsterdam voeren.
nummers erbij van de producten die de schepen
stap
1
1
naar Amsterdam brachten.
Ontdekken
5
a Nederlanders brachten wapens, sterke drank en ijzer naar West-Afrika. Teken de route vanuit
Lees bron 5 in je werkboek.
Amsterdam naar West-Afrika in de kaart. Zet de
a Hoe kwam het dat een schip soms wekenlang
nummers erbij van de producten die de schepen
bijna niet vooruit kwam?
van Amsterdam naar West-Afrika brachten. b Nederlanders brachten slaven vanuit WestAfrika naar Amerika. Bijvoorbeeld naar
b Hoe ontstond de ziekte scheurbuik?
Suriname. Teken de route vanuit West-Afrika naar Amerika met een pijl in de kaart.
c Waaraan kon je zien dat iemand scheurbuik
c Kleur Suriname rood op de kaart.
had?
d Nederlanders brachten rietsuiker, tabak en zilver vanuit Amerika naar Amsterdam. Teken die route op de kaart en zet de nummers van de
bron 5 Scheurbuik Op lange zeereizen lag het zeilschip soms weken stil omdat het niet waaide. Water, groenten en fruit raakten op voordat de bemanning vers water en voedsel in kon slaan. In groenten en fruit zit vitamine C. Wanneer je te weinig vitamine C krijgt, word je ziek. Je tandvlees gaat dan pijn doen en rot weg. Op den duur vallen je tanden uit. Die ziekte noem je scheurbuik. Scheurbuik betekent niet dat je buik scheurt!
producten erbij.
6
groot stuk papier. Zet boven aan het papier: De routes van en naar Amsterdam. Hang de poster op. Bekijk de kaarten van je klasgenoten. Heeft iedereen dezelfde routes getekend? Ga naar stap 2 in je handboek op blz. 14
stap
7 2
2
a Wat betekent de afkorting VOC?
Bekijk bron 6 in je werkboek. Maak opdracht 2 t/m 6 op het knipvel op bladzijde 115.
b In welk tijdvak begon de handel met Oost-
a Schrijf de letter A op de plaats waar
Indië? Kijk ook op bladzijde 10 en 11 in je
Amsterdam ligt.
handboek.
b Met ‘de Kaap’ bedoelde Klaes Jacobszoon
●
de tijd van monniken en ridders
Kaap de Goede Hoop. Dit was Nederlands
●
de tijd van steden en staten
gebied op het zuidelijkste puntje van Afrika.
●
de tijd van ontdekkers en hervormers
Kleur die plek op het knipvel rood. Schrijf het
●
de tijd van regenten en vorsten
woord ‘de Kaap’ op de goede plaats.
3
Knip het ingevulde knipvel uit. Plak het op een
8
Bekijk bron 5 in je handboek.
c Kleur Oost-Indië rood.
a Met welke producten verdiende een VOC-
a Teken met een pijl de route van Amsterdam
koopman veel geld?
via Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië. b Teken de route van Oost-Indië naar
b Waaraan zie je dat het schip uit Nederland
Amsterdam met een pijl in de kaart. Zet de
komt?
nummers erbij van de producten die de schepen 12
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
Ga naar stap 3 in je handboek op blz. 15
stap
9
11 In de zeventiende eeuw ontstond een wereldeconomie. Wat bedoelen we daarmee?
3
●
Dat landen ruzie maakten wie de baas was op zee.
a Wat betekent de afkorting WIC?
●
Dat landen over de hele wereld met elkaar handeldreven.
b Wat bracht de WIC vanuit (West-)Afrika naar Amerika?
Ga naar stap 4 in je handboek op blz. 15
10 Lees bron 7 in je werkboek. a Waar werden de gevangengenomen mannen, vrouwen en kinderen naartoe gebracht?
4
stap
Om te leren
12 Welke producten kwamen er uit welk b Hoeveel slaven gingen er op een schip naar
werelddeel? Zet ze in de goede kolom.
Amerika?
Peper • hout • suiker • graan • tabak • nootmuskaat • slaven • zout • cacao • koffie.
bron 7 Slavenhandel Afrikaanse slavenjagers vingen mannen, vrouwen en kinderen. Ze brachten hen naar de kust, naar fort Elmina om ze daar als slaven aan kooplieden van de WIC te verkopen. Een slaaf had niets meer over zijn eigen leven te zeggen. In het fort hield de WIC de slaven gevangen, totdat er ongeveer vijfhonderd in het fort zaten. Dan bracht een schip de groep naar Amerika. Daar werden de slaven verkocht. Eén op de drie slaven overleefde de tocht naar Amerika niet.
schema bij vraag 12 Europa
13
e
Amerika
Azië
Afrika
Je kunt op de site de oefentoets bij deze
paragraaf maken.
bron 6
Handel in de zeventiende eeuw.
N
Koloniale rijken: Spaans gebied
D IN A VIË
Portugees gebied
SC
A
S P ITS B E R G E N
Engels gebied Nederlands gebied graan
Nieuw-Amsterdam
rietsuiker koffie cacao
S U RINAM E
peper
AFRIKA W E S T- I N D I Ë
Guinee OOST-INDIË
AMERIKA
kruidnagels hout (wal)vis slaven
KA A P D E GOEDE HOOP 0
3000 km
zilver ijzer nootmuskaat textiel thee
13
kern
3
Regenten regeren
Nederland was in de zeventiende eeuw een republiek.
4
Rijke burgers besloten dat ze geen koning meer
In die tijd was dat bijzonder. Wat was daar zo bijzonder
nodig hadden. Wat was het voordeel hiervan
aan en wie bestuurden de Republiek? Jij onderzoekt dit
voor hen?
en gebruikt daarbij het stappenplan voor onderzoek.
stap
1
1
5
bron 9
Wat weet je al over het onderwerp? Welke antwoorden zijn goed. ●
Een land waarvan het bestuur naar huis is gestuurd.
●
Een land waarin het staatshoofd gekozen wordt.
●
Een land waarover een koning of koningin regeert.
●
2
geeft deze bron het antwoord?
Ontdekken
zinnen passen bij het woord ‘republiek’? Twee
Een land waar een president de baas is.
Nederland in onze tijd is … ●
een koninkrijk
●
een republiek
ONDERZOEKSSTAP 1: WAT WIL IK WETEN?
Belangrijke bestuurders De rijke burgers bestuurden hun eigen gewest. Een gewest kun je vergelijken met een provincie. Alleen voor zaken die over het hele land gingen, kwamen de bestuurders bij elkaar. Het belangrijkste gewest in de Republiek was Holland. Dat gewest leverde dan ook de belangrijkste bestuurders van de Republiek. Dat waren: 1 de stadhouder, hij was de baas over het leger en de vloot; 2 de raadpensionaris, een soort minister van Buitenlandse Zaken.
6
1
Waarom had Nederland geen koning?
2
Wat was de taak van de stadhouder?
ONDERZOEKSSTAP 2: WAAR HAAL IK INFORMATIE VANDAAN?
Om onderzoek te doen, heb je informatie nodig.
Bekijk bron 7 in je handboek. Waar vergaderden de zeven besturen van de gewesten?
Jij onderzoekt het bestuur van Nederland in de Gouden Eeuw. Daarvoor zoek je antwoord op deze vragen:
Lees bron 9 in je werkboek. Op welke vraag
7
Lees bron 10 in je werkboek. a Op welke vraag geeft deze bron het antwoord? b De gewesten hadden geen zin in een koning. Wat was de belangrijkste reden?
Gebruik daarvoor stap 1 en bron 7 in je handboek en bron 8, 9 en 10 in je werkboek.
3
Lees bron 8 in je werkboek. Op welke deelvraag geeft deze bron het antwoord?
bron 8 Wie bestuurden Nederland? De Spaanse koning was lange tijd koning van de Nederlanden. Tijdens de Opstand tegen de Spanjaarden werden zeven Nederlandse gewesten (provincies) onafhankelijk. Rijke burgers die al in het bestuur van de gewesten zaten, besloten dat ze voor het bestuur van het land geen koning nodig hadden. De Nederlanden werden een republiek en de rijke burgers werden nog machtiger.
14
bron 10 Geen koning meer! Stadhouders waren mannen die de gewesten bestuurden voor de Spaanse koning. Maar toen de gewesten onafhankelijk waren en dus geen koning meer hadden, was er eigenlijk geen stadhouder meer nodig. Toch had elk gewest nog steeds een stadhouder als aanvoerder van het leger. Sommige stadhouders, zoals Willem II, kregen steeds meer macht. Willem II wilde zelfs koning worden. Maar de bestuurders van de gewesten wilden geen koning, want dan zouden zij minder te zeggen krijgen.
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
ONDERZOEKSSTAP 3: WAT IS HET ANTWOORD?
8
Schrijf nu de onderzoeksvragen met de
bron 11
Een schilderij van Aert van der Neer uit de zeventiende eeuw.
antwoorden die je daarop gevonden hebt op een blaadje. Lever het in bij je docent. Ga naar stap 2 in je handboek op blz. 16
stap
9
2
Wat is een regent? Kijk in de begrippenlijst op blz. 22 en 23 in je handboek.
10 Bekijk bron 8 in je handboek. a Wie was de schilder van dit schilderij? b Welke rijke bestuurder liet zich hier schilderen? Ga naar stap 3 in je handboek op blz. 17
stap
3
bron 12 Rijke regenten Rijke burgers en regenten waren erg gelovig. In 1618 besloten de Staten-Generaal om de vertaling van de Latijnse Bijbel te betalen. Iedereen kon dan voortaan zelf de Bijbel lezen. In 1637 was de Statenbijbel klaar.
Ga naar stap 4 in je handboek op blz. 17
11 Waarom heet de periode van 1588-1670 de Gouden Eeuw?
stap
4
Om te leren
14 Streep in de zinnen steeds de foute antwoorden door.
12 Bekijk bron 9 in je handboek en bron 11 in je
– De Republiek was in 1584 • 1588 ontstaan.
werkboek. Kunstenaars schilderden portretten,
De twaalf • zeven gewesten namen weinig •
landschappen en situaties uit het dagelijks leven.
alle besluiten samen.
Vul het schema in. Bron
– De vergadering waarbij de gewesten samen kwamen, heette de Staten Generaal • Tweede
Wat voor soort schilderij is dit?
Kamer.
Bron 8 in je handboek
– Rijke burgers bestuurden de Republiek. Zij
Bron 9 in je handboek
werden sjouwers • regenten genoemd. Het
Bron 11 in je werkboek
belangrijkste gewest van de Republiek was Noord-Brabant • Holland. De belangrijkste
13 Lees bron 12 in je werkboek.
bestuurders kwamen wel • niet uit dit
a Wie betaalden de vertaling van de Latijnse
gewest.
Bijbel?
– Tussen 1588 en 1670 ging het goed met de
b De Statenbijbel is geschreven in het Grieks •
Republiek. Deze periode heet ook wel de
Hebreeuws • Nederlands • Latijn.
Zeventiende Eeuw • Gouden Eeuw.
15
e
Je kunt op de site de oefentoets bij deze
paragraaf maken.
15
kern
4
De koning regeert! bron 14
Lodewijk XIV was van 1643 tot 1715 koning van Frankrijk. In deze opdracht kruip je in de huid van Lodewijk XIV. Je onderzoekt wie hij was en hoe hij leefde.
stap
1
1
Ontdekken
Lees bron 13 in je werkboek. a Wie waren vaak bij het opstaan van de koning aanwezig? b Hoe heetten de mensen die Lodewijk wakker
Wie regeerde Frankrijk? Lodewijk XIV was op zijn vierde natuurlijk veel te jong om het land te besturen. Zijn moeder deed dat voor hem en zij werd geholpen door kardinaal Mazarin. Een kardinaal is een hoge geestelijke van de katholieke Kerk. In 1661 overleed Mazarin en was Lodewijk XIV oud genoeg om wel te gaan regeren. Dat deed hij vanuit één plaats in zijn rijk: het paleis in Versailles.
3
a Bekijk bron 10 in je handboek. Wat vind jij van het paleis van Lodewijk XIV?
maakten en hem hielpen met aankleden?
b Wat zou Lodewijk XIV van zijn paleis
c Waarom gingen zo veel mensen ’s morgens
gevonden hebben?
vroeg naar de koning? Er zijn twee antwoorden goed. ●
De ministers wilden praten over
Wanneer speelde het zich af?
bestuurszaken. ●
De mensen kwamen vragen of de koning
Voor Christus!
Na Christus!
goed geslapen had. ●
De mensen wilden weten welke kleren de koning aantrok.
●
Het was een hele eer om bij het opstaan
In de prehistorie?
prehistorie
In de oudheid?
oudheid
In de middeleeuwen?
middeleeuwen
In de vroegmoderne tijd?
vroegmoderne tijd
In de moderne tijd?
moderne tijd
aanwezig te zijn.
bron 13 De koning staat op Elke dag maakten lakeien Lodewijk XIV ’s morgens tussen half acht en acht wakker. Het opstaan, aankleden en ontbijten duurde elke dag een paar uur. Dit kwam doordat er ’s morgens vroeg al veel bezoek kwam. Ministers wilden de koning spreken over bestuurszaken. Edelen en familieleden wilden hem om een gunst vragen en vonden het een eer om bij het opstaan van de koning aanwezig te zijn.
bron 15 In welke tijd speelde dit? Bij geschiedenis wil je weten wanneer iets gebeurde. Daarom stel je de volgende vragen: Gebeurde het voor of na Christus? Voor Christus? In de prehistorie of de oudheid? Na Christus? In de middeleeuwen? In de vroegmoderne tijd of in de moderne tijd?
4 2
Bekijk bron 15 in je werkboek. Streep het foute
Lees bron 14 in je werkboek.
antwoord door.
a Lodewijk XIV was vanaf 1643 koning van
a Hoor je de naam ‘Lodewijk XIV’, dan weet je
Frankrijk. Waarom bestuurde hij zijn land toen
dat het gaat over iets dat voor • na Christus
nog niet zelf?
gebeurde.
b Wie bestuurde Frankrijk tot 1661?
b Het leven van Lodewijk XIV speelde zich in • na de middeleeuwen af. c Het leven van Lodewijk XIV speelde zich in • voor de moderne tijd af.
16
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
5
Nu weet je in welke periode Lodewijk XIV leefde
b Hij wilde wel • niet meer afhankelijk zijn van
en kun je het juiste tijdvak erbij zoeken. In welk
de adel.
tijdvak leefde hij?
c In andere Europese landen kwamen ook absolute vorsten • regenten. In Rusland was dat Frederik Willem I • Peter de Grote.
Ga naar stap 2 in je handboek op blz. 18
stap
6
d Peter de Grote maakte van Oostenrijk • Rusland een modern land.
2
e Frederik Willem I was koning van Pruisen • Zweden. Hij gaf veel geld uit aan arme mensen •
Bekijk bron 11 in je handboek. Aan welke twee
het leger.
dingen kun je zien dat Lodewijk XIV een
f
belangrijke koning was? ●
Hij heeft mooie, koninklijke kleding aan.
●
Hij kijkt streng.
●
Alle licht valt op hem en zijn kroon ligt naast hem.
●
7
Hij draagt een mooie pruik.
Waarom vond Lodewijk XIV het heel gewoon
Zijn leger bestond uit huursoldaten •
beroepssoldaten. Ga naar stap 4 in je handboek op blz. 19
stap
4
Om te leren
10 a Schrijf de woorden op de goede plaats in de
dat iedereen hem gehoorzaamde?
puzzel. 1 Een ander woord voor koning. 2 Bijnaam voor Lodewijk XIV. 3 Land waar Frederik Willem I koning van was.
8
Welke zin past bij een absolute vorst?
4 De legers met h… werden afgeschaft.
A Hij bestuurde het land vanuit één plaats.
5 Lodewijk XIV vroeg hen niet meer om advies.
B Onder zijn bestuur had de adel veel macht.
6 Mazarin was een k…
C Iedereen mocht meepraten over het bestuur
7 Hij werd in 1643 koning van Frankrijk.
van het land.
8 Absolute vorsten gaven veel geld uit aan... 9 De voornaam van de absolute vorst van
Ga naar stap 3 in je handboek op blz. 19
stap
Rusland. 10 De hoofdstad van Frankrijk.
3
b In het dikgedrukte vak lees je van boven naar beneden het woord:
bron 16 Een oorlogsmachine De meeste absolute vorsten gaven veel geld uit aan het leger. Vroeger zaten er alleen huursoldaten in een leger. De absolute vorsten wilden goed getrainde legers met beroepssoldaten. Vooral de koning van Pruisen, Frederik Willem I, maakte zijn leger groot en sterk. Zijn bijnaam werd daarom ‘Soldatenkoning’.
bron 17
Puzzel. 1
2 3 4 5 6 7
9
8
Lees bron 16 in je werkboek en bekijk bron 12 in
9
je handboek. Streep het foute antwoord door. a Lodewijk XIV was een absolute vorst. Hij wilde weinig • alle macht in handen krijgen.
10
11
e
Je kunt op de site de oefentoets maken. 17
onderzoek hoe leefden ...
5 G
Nederlanders in oorlogstijd op zee
De Republiek voerde in de zeventiende eeuw veel
3
Bekijk bron 1 in je handboek. Streep de foute
oorlogen op zee. Schepen van de VOC en WIC voeren
antwoorden door.
over alle oceanen. Jij onderzoekt hoe het leven op
– Oorlogsschepen in de zeventiende eeuw waren stoomschepen • zeilschepen.
zee was. Daar maak je een poster over. De
– De kanonnen stonden aan de voorkant •
opdrachten maak je samen.
stap
1
1
zijkant van het oorlogsschip. – De kanonnen op een oorlogsschip konden
Intro
om de minuut • om de zes minuten een schot lossen.
Bekijk bron 1 in je handboek. a Hoe zie je op het schilderij dat de Nederlanders
4
het Engelse schip Royal Charles hebben veroverd?
Voor welk wapen was een zeeman op een oorlogsschip het bangst? Leg uit waarom.
A Het schilderij is gemaakt door een Nederlander. B De Nederlandse vlag wappert op het schip. C Je ziet dat er een schip in brand is gestoken.
Ga naar stap 3 in je handboek op blz. 21
D Er varen matrozen in kleine bootjes bij het schip. b In de Nederlandse haven konden de mensen het Engelse schip bewonderen.
stap
5
ONDERZOEKSSTAP 1: WAT WIL IK WETEN?
b Leg uit wat kielhalen is.
Je onderzoekt in stap 2, 3 en 4 de volgende vragen: Welke wapens werden er op oorlogsschepen gebruikt? 2
c Wat was een lichte straf die de bemanning
Hoe was het leven aan boord van een
kon krijgen?
zeventiende-eeuws schip? 3
Bekijk bron 1 in je werkboek. a Welke straffen zijn op deze bron afgebeeld?
c De bijnaam van Michiel de Ruyter was
1
3
Wie waren de helden op zee in de zeventiende eeuw?
bron 1
Straffen op een oorlogsschip.
ONDERZOEKSSTAP 2: WAAR HAAL IK DE INFORMATIE VANDAAN?
Ga naar stap 2 in je handboek op blz. 20
stap
2
2
Welke twee zinnen passen bij de tekst? ●
Het laden van de kanonnen was zwaar werk.
●
De kanonnen konden allerlei kanten op schieten.
●
Op branders werd het eten klaargemaakt.
●
Er voeren altijd zeilmakers en timmerlui mee.
6
Op een oorlogsschip gingen ongeveer tweehonderd soldaten mee.
18
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
a Hoeveel mannen waren er nodig om het
c Wat werd er ’s avonds steeds gegeten?
schip te laten varen en de bemanning te eten en te drinken te geven? b Welke wapens had een zeventiende-eeuwse
d Is dit een gezond menu?
soldaat?
bron 2
Het menu van de matrozen. Ga naar stap 4 in je handboek op blz. 21
stap
8
4
Kruis de gevaren aan die in je handboek worden genoemd.
9
●
Hevige stormen.
●
Tekort aan voedsel en water.
●
Een botsing met een ander schip.
●
Een aanval van piraten.
●
Een aanval van inktvissen.
Welke twee zeehelden worden in de tekst genoemd?
10 Wie was de beroemdste zeeheld uit de zeventiende eeuw? ONDERZOEKSSTAP 3: WAT IS HET ANTWOORD?
11
G
In onderzoeksstap 2 stonden de volgende
vragen: 1 Welke wapens werden er op oorlogsschepen gebruikt? 2 Hoe was het leven aan boord van een zeventiende-eeuws schip? 3 Wie waren de helden op zee in de zeventiende eeuw? Beantwoord deze vragen. Gebruik daarbij de antwoorden op vraag 1 tot en met 10. Schrijf de antwoorden op een blaadje.
12 7
Bekijk bron 2 in je werkboek. a Op welke dag werd er wat uitgebreider gegeten? b Kruis aan wat er op het menu voorkomt. ●
groene erwten
●
appels en peren
●
aardappelen
●
rijst
●
gort (= graan)
●
bier
●
augurken
●
stokvis (gedroogde vis)
●
genever (= drank)
●
koekjes
G
Stel je voor: het Scheepvaartmuseum in
Amsterdam organiseert de tentoonstelling Nederlanders op zee in de zeventiende eeuw. Een tentoonstelling over oorlogen op zee, over handel, wapens, piraten en kapers en over het leven van matrozen op zee. Voor die tentoonstelling moet een poster gemaakt worden. Jullie gaan dit samen doen. Beslis samen wanneer de tentoonstelling is en hoe je poster eruit komt te zien. Klaar? Lever je poster in bij je docent. 19
afsluiting
Afsluiting 1
2
Wat gebeurde eerst en wat daarna? Zet de
Maak in het schema de samenvatting van dit
volgende gebeurtenissen uit dit hoofdstuk in de
hoofdstuk. Vul in elke zin het juiste woord in.
juiste volgorde.
Kies steeds uit de woorden in de linkerkolom.
3
A Rembrandt schilderde De Nachtwacht.
Gebruik het schema bij vraag 3.
B De VOC werd opgericht.
a In dit hoofdstuk komt een aantal belangrijke
C Lodewijk XIV werd koning.
personen voor. Achter iedere persoon staan drie
D Piet Hein veroverde de Zilvervloot.
woorden. Eén van deze woorden past niet bij
E Antwerpen werd veroverd door de
die persoon. Streep dat woord door.
Spanjaarden.
b Leg in de laatste kolom van het schema uit
F De WIC werd opgericht.
waarom het woord niet in het rijtje past.
De juiste tijdsvolgorde is:
schema bij vraag 2 Dit was belangrijk in de zeventiende eeuw.
De samenvatting
Er komt een wereldeconomie. Kies uit: VOC • slaven • stapelmarkt • WIC • handel • specerijen
Amsterdam was in de zestiende eeuw een belangrijke . Er werd hier veel geld verdiend met de . In de zeventiende eeuw wilden de Nederlanders nog meer handel gaan drijven. In 1602 werd de opgericht. De Nederlanders uit Oost-Indië. De haalden voortaan zelf de voer op West-Indië. Zij verdiende veel geld met de handel in rietsuiker, tabak en . Die laatsten werkten op de plantages.
Gouden Eeuw voor de Republiek. Kies uit: Gouden Eeuw • Rembrandt • regenten • Republiek
In de zeventiende eeuw ging het erg goed met de . Voor schilders als is er dan ook volop werk. Deze periode heet ook wel de . Ons land werd in deze periode bestuurd door . Elk gewest had een eigen bestuur.
Enkele vorsten willen absolute macht. Kies uit: absolute vorsten • vorst • macht
Bijna elk land in de zeventiende eeuw werd bestuurd door een . Sommige vorsten hadden echt alle in handen, zoals in Frankrijk en Rusland. Je noemt deze vorsten .
schema bij vraag 3 Persoon
20
Uitleg
Joan Blaeu
Atlas Major
Beemster
1662
Michiel de Ruyter
zeeheld
Chatham
De Zilvervloot
Rembrandt
regent
De Nachtwacht
schilder
Lodewijk XIV
Zonnekoning
absoluut vorst
Rusland
HOOFDSTUK 1 De tijd van regenten en vorsten
4
Bekijk bron 1 tot en met 4 in je werkboek. Deze
bron 3
Willibrord was de eerste bisschop van Utrecht.
bronnen horen allemaal bij een periode en bij een tijdvak. a Vul in het schema bij vraag 4 nu eerst de periode in. Kies uit: vroegmoderne tijd • middeleeuwen • vroegmoderne tijd • prehistorie. b Vul hierna het tijdvak in. Kies uit: de tijd van monniken en ridders • de tijd van regenten en vorsten • de tijd van ontdekkers en hervormers • de tijd van jagers en boeren.
5
Wat kwam eerst en wat daarna? Zet de bronnen 1 tot en met 4 in je werkboek in de goede volgorde. De juiste volgorde is:
bron 4
Willem van Oranje wordt vermoord in Delft.
bron 1
Groepsportret van de regenten van het SintElizabethshuis in Haarlem. Een schilderij van Frans Hals.
bron 2
Het hunebed bij de Drentse plaats Borger.
6
e
Je kunt op de site de samenvatting bij dit
hoofdstuk maken.
schema bij vraag 4 Bron
Periode
Tijdvak
Bron 1 in je werkboek Bron 2 in je werkboek Bron 3 in je werkboek Bron 4 in je werkboek 21