2 VMBO-BK(G)
DEEL A
geschiedenis voor de onderbouw geschiedenis voor de onderbouw
Memo helpt je met het begrijpen van de belangrijke ontwikkelingen in het verleden. Door de heldere teksten, treffende voorbeelden en goede oefeningen, leer je nadenken over het soms merkwaardige leven van mensen vroeger, maar ook over het herkenbare. Met Memo wordt geschiedenis tastbaar. De duidelijke en gestructureerde teksten van het handboek geven je een overzicht van de verbanden en hoe gebeurtenissen daarin passen. In het werkboek ga je met je klasgenoten aan de slag met gerichte opdrachten om steeds meer inzicht te krijgen. Digitaal kun je verder oefenen of je verdiepen in de stof. Door veel bewegend beeld en prachtige interactieve kijkplaten komt de stof tot leven. Met Memo weet je altijd hoe je ervoor staat en Memo biedt je de helpende hand als je meer uitleg of oefening nodig hebt.
2 VMBO-BK(G) DEEL A
ISBN 978 90 345 8403 8
552589
Inhoudsopgave Introductie
1
3
De tijd van pruiken en revoluties • Opstand tegen onrecht • 1 Oriëntatie
6
Basis • 2 De Franse Revolutie
2
• 3 Nederland • 4 Slaven uit Afrika
8 14 20
• 5 Afsluiting
26
De tijd van burgers en stoommachines • De 19e eeuw • 1 Oriëntatie
30
Basis • 2 Op stoom
3
• 3 Hard werken • 4 Geld, geluk en grondstoffen
32 38 44
• 5 Afsluiting
50
1800-nu • Wie beslist? • 1 Oriëntatie
54
Basis • 2 Het koninkrijk der Nederlanden
• 3 Zo bestuur je een land • 4 Nederlander of Europeaan?
56 62 68
• 5 Afsluiting
74
Register
79
Colofon
80
2
2
De tijd van burgers en stoommachines
De 19e eeuw 1 Oriëntatie
Bron 1
Daar komt ie aan! Daan staat boven op de brug, zijn camera in de aanslag. Nu! Hij maakt een foto op het moment dat de trein onder de brug door rijdt. Met een grote glimlach op zijn gezicht ziet hij dat zijn foto goed gelukt is. Hij heeft een supersnelle trein, die wel 500 kilometer per uur kan rijden, gefotografeerd! Dat is echt hartstikke snel! Daan heeft op school geleerd dat de 19e eeuw de tijd van burgers en stoommachines was. Een stoommachine kon voor veel dingen gebruikt worden. En iemand kwam toen op het idee om een trein op stoomkracht te laten rijden. Die eerste trein reed niet snel: maar 40 kilometer per uur. Treinen werden daarna steeds sneller en krachtiger. Daan kijkt naar zijn foto. Zonder stoommachine geen supersnelle trein? Hij vraagt het zich af.
30
1 Wat is er zo bijzonder aan de foto van
5 Bekijk nog eens bron 2. Vul de
Daan?
ontbrekende woorden in. Kies uit:
A De foto is goed gelukt.
fabrieken • 300 • treinen • goederen •
B De trein rijdt net onder de brug door.
stad • 90 • mensen • rivieren • sneller •
C Er staat een rijdende, supersnelle
korter. De
trein op. D Er staat een stoomtrein op.
in 1868 zullen
van de ene
naar de
andere hebben gebracht. En er zullen
2 Bekijk bron 1. Rechts zie je een trein uit
mee vervoerd zijn van en
de 19e eeuw. Hoe hard rijdt deze trein?
naar de
. De reis van
A 500 kilometer per uur.
Rotterdam naar Nijmegen duurde toen
B 190 kilometer per uur.
minuten. Er waren toen
C 40 kilometer per uur.
nog geen rails over de
D Supersnel.
Nu wel en daarom is de route nu een stuk
3 Vul het juiste getal in. De trein die
.
. Sinds 1868 zijn de
treinen bovendien een stuk geworden. De reis duurt nu nog maar
Daan gefotografeerd heeft, kan
minuten.
kilometer per uur sneller rijden dan de trein uit de 19e eeuw.
6 Streep de foute woorden door. 4 Bekijk bron 2. Hoe ging je in 1868 van
Sinds 1868 • 1968 is er op het gebied
Rotterdam naar Nijmegen? Geef met
van treinen veel • weinig veranderd.
een rode lijn de route aan.
De mensen gingen meer • minder per spoor vervoeren en wilden via de
In 1868 moest je 190 kilometer
snelste • mooiste route van de ene plek
afleggen van Rotterdam naar
naar de andere.
Nijmegen. De eerste trein reed ongeveer 40 kilometer per uur. De trein van nu legt 120 kilometer af en rijdt gemiddeld 100 kilometer per uur.
Bron 2
31
Hoofdstuk 2
Basis
De tijd van burgers en stoommachines • De 19e eeuw
2 Op stoom
Bron 1
Intro Klonk, klonk, klonk ... Edith probeert het eentonige geluid te negeren. Haar weefgetouw maakt uit zichzelf een deken. Edith hoeft alleen maar te controleren of de draad niet breekt. Klonk, klonk, de maat van de machine. Ze kijkt onafgebroken naar de draad die van links naar rechts beweegt. Het weven dat Edith eerder met zoveel plezier deed, is nu een saaie en vermoeiende klus geworden. Edith denkt aan de deken die ze thuis voor haar bed heeft gemaakt. Schapen geschoren, wol gewassen en geverfd om vervolgens een draadje te spinnen dat sterk genoeg is om mee te weven. Klonk, klonk, krrrr ... haar weefgetouw heeft vandaag de tweede deken afgemaakt. Misschien wel sneller dan thuis, maar het werk is veel minder leuk. De vraag van deze paragraaf is: wat veranderde er door de uitvinding van de stoommachine?
32
1 Zet de letters op de goede plek in de
4 Waarom kun je in de fabriek niet je
tekening.
eigen werktempo bepalen?
A Stoommachine.
A Omdat de fabrieksbaas wil dat je altijd
snel werkt.
B Weefgetouw. C Edith.
B Omdat je minstens twee dekens per
dag moet maken.
D Fabriekshal. E Kind.
C Omdat de machine bepaalt hoe snel je
moet werken.
F Steenkool.
D Omdat iedereen even hard moet
werken.
5 Edith maakt thuis een deken. Dat kost veel tijd. Hoeveel tijd? Vul in. Schapen scheren en wol wassen, daar doet Edith wel een dag over. Wol verven en drogen, dat duurt zeker
2 Vul de ontbrekende woorden in. Kies
twee dagen.
uit: kinderen • zelf • tempo • somber
De wol spinnen, een intensief klusje van
• fabriek • machine • controleert •
wel twee dagen.
weefgetouw • saai.
Dan kan ze de deken weven. Dat duurt
Edith werkt aan een
zeker nog eens drie dagen.
in een
Edith is
. Een
voor zichzelf te maken.
laat het weefgetouw bewegen. Vroeger weefde Edith
dekens,
maar nu doet de machine dat voor haar. Edith
dagen bezig om een deken
6 Hoeveel dagen kost het Edith om
alleen maar of alles
een deken te weven? Streep de foute
goed gaat. Het werk is erg
woorden door.
en je moet het
In de fabriek kost het Edith een halve
van de machine
dag • drie dagen • vijf dagen • acht
bijhouden. De fabriek ziet er uit en er werken zelfs
dagen om een deken te weven. Thuis !
doet Edith daar een halve dag • drie dagen • vijf dagen • acht dagen over.
3 Welke zinnen zijn juist? In de fabriek is het de hele dag stil. Een deken is sneller in een fabriek gemaakt dan thuis. Thuis een deken maken is makkelijker. Het werk in een fabriek is saai.
33
1
Het rad draait, een draaiende
Water wordt stoom
beweging kan een ander apparaat
De eerste machines in de fabrieken werden in beweging gebracht door waterkracht. Later werd de stoommachine uitgevonden. In de ketel van deze stoommachine werd water aan de kook gebracht. De druk die in de ketel ontstond, werd naar een ander apparaat geleid en zorgde ervoor dat dat apparaat ging bewegen. De stoommachine kon zo heel veel apparaten laten bewegen. Een pomp, een weefgetouw, een drukpers en zelfs een trein. Die apparaten moesten vroeger door een mens bediend worden. Dag en nacht dreef de stoommachine de andere apparaten aan. Zonder pauze, zonder snelheid te verliezen.
ook laten bewegen. Deze riem wordt op een rad aan bijvoorbeeld een weefgetouw vastgemaakt. Koude lucht wordt weer afgevoerd.
8 Hoe rijdt een stoomtrein? Kleur in onderstaande trein: • oranje: kolen worden verwarmd; • geel: water wordt gekookt; • groen: zet warmte om in druk; • blauw: stoom ontsnapt; • rood: drijft wielen aan.
6 1
5
4 3
2 9 Bekijk bron 1 nog eens. Op welke brandstof loopt een stoommachine?
Bron 2 Een stoommachine.
A Elektriciteit.
7 Bekijk bron 2. Welke zin hoort bij welk
B Diesel.
nummer? Zet de nummers op de juiste
C Steenkool.
plek.
D Gas.
In een ketel wordt water aan de kook gebracht.
10 Wat past bij een sttoommachine? Streep
Stoom verlaat de ketel en verhoogt
de foute woorden door.
de druk.
elektrisch • fabriek • lawaai • duurder
Door de druk komt een arm in
dan mensen • snel • zonder pauze •
beweging.
thuis.
34
2
A Er was geen plaats meer voor mensen,
De industriële revolutie
Overal in Europa waren genoeg grondstoffen te vinden zoals steenkool dat uit mijnen werd opgegraven. Om van die grondstoffen producten te maken, ontstonden er heel snel veel industrieën. Zo veranderde de manier waarop spullen gemaakt werden. Eerst werden ze met de hand gemaakt, nu met een machine. Die verandering noemen we de industriële revolutie. Er werden grote gebouwen neergezet met allerlei apparaten, aangedreven door stoommachines. In minder tijd werd er veel meer gemaakt. Mensen waren daarbij steeds minder nodig. Machines namen hun werk over. De spullen die in deze fabrieken werden gemaakt, waren daardoor veel goedkoper.
want er waren zoveel machines. B Machines namen het werk van de
mensen over. C Mensen zijn te duur. D Er werd minder gemaakt.
14 Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: overbodig • fabrieken • dag en nacht • machines • producten • fabriekseigenaar • sneller • goedkoop • loon. Er kwamen meer met
. Machines
maken mensen
.
Omdat machines konden draaien, werden er veel gemaakt. Omdat een
11 Streep de foute woorden door.
geen
de machines hoefde te
betalen, waren de producten
In grote gebouwen werden machines
. Bovendien
neergezet. Die gebouwen noemen we industrieën • fabrieken. Daar werden
werden ze
machines • grondstoffen verwerkt.
gemaakt.
Fabrieken die machines • grondstoffen verwerken en er een product van maken,
15 Wat is nou precies de industriële
noemen we een industrie • industriële
revolutie? Gebruik in je antwoord de
revolutie.
volgende woorden: verandering • hand • industriële revolutie • machine •
12 Welk begrip past het best bij de
producten. Het maakt niet uit in welke volgorde je de woorden gebruikt.
volgende omschrijving? Het maken van producten uit grondstoffen met een machine. A Industrie. B Fabrieken. C Industriële revolutie.
13 Waarom waren er steeds minder mensen nodig in de fabrieken?
35
3
Stoom, steden, spoor
18 Bekijk bron 3. Op welke vijf plaatsen in de bron zie je een goed voorbeeld van
Door de nieuwe industrie en fabrieken veranderde er veel in het Nederlandse landschap. Zelfs op het land werden steeds meer machines gebruikt om zwaar werk lichter te maken. Kleine stadjes werden grote steden. De mensen woonden vlak bij de fabrieken waar ze werkten. Ook werden er wegen en spoorwegen aangelegd om producten en grondstoffen te vervoeren. En als het mogelijk was, werden er kanalen gegraven tussen grote steden. In Nederland kwam de industriële revolutie pas laat op gang. Rond 1800 stonden er in Engeland al op veel plaatsen fabrieken. Bij ons gebeurde dat pas vijftig jaar later.
de industriële revolutie? Zoek ze zelf op en schrijf er de nummers 1 tot en met 5 bij. Schrijf hieronder op wat je bij elk nummer kunt zien.
16 Waarom veranderde er veel in het Nederlandse landschap? Noem twee redenen.
.
Bron 3 Nederlands landschap in 1890.
17 Kleine stadjes worden grote steden. Hieronder zie je een stukje van een klein stadje. Tijdens de industriële revolutie groeit het stadje uit tot grote stad. Maak de tekening af.
36
Eindopdracht 19 Vul het juiste woord in de puzzel in. 1 Brandstof, gebruikt in een stoommachine. 2 Industriële ... 3 Machine die een weefgetouw kan aandrijven. 4 Fabrieken die van eenzelfde grondstof een eindproduct maken. 5 Middel om mensen en goederen mee te vervoeren. 6 Worden gegraven om grondstoffen te vervoeren. 7 Zijn erg zichtbaar in het landschap. 8 Worden vervangen door machines.
1 2 3 4 5 6 7 8 20 a Welke letters zie je in de blauwe vakjes van de puzzel?
.
b Van deze letters kun je een woord maken dat goed in de volgende zin past. Vul dat woord in. De 19e eeuw is ook de eeuw van de
21 Wat veranderde er door de uitvinding van de stoommachine? Maak goede zinnen. Bij elke letter hoort een cijfer. Machines konden
fabriekshallen met machines gebouwd.
Mensen werden door
deden erg saai en simpel werk.
Producten werden zo sneller en
apparaten uit zichzelf laten bewegen.
De mensen die nog werkten,
de machine vervangen.
Overal werden snel grote
goedkoper gemaakt.
Door de industriële revolutie
ging produceren sneller en goedkoper.
37
Hoofdstuk 2
Basis
De tijd van burgers en stoommachines • De 19e eeuw
3 Hard werken
Bron 1 Kinderen aan het werk in een textielfabriek rond 1900 in de Verenigde Staten.
Intro Het is pas 6 uur, maar Betty, haar moeder en haar zusje zijn al wakker. Om 7 uur moeten ze aan het werk in de fabriek. Betty heeft geen zin. Ze bedient, net als haar moeder en haar zusje, een spinmachine in de grote fabriek aan de overkant van de straat. Het werk is ontzettend saai en ze zou liever lekker spelen op straat. Haar werkdag is lang, pas om 7 uur vanavond mag ze weer naar huis. Ze heeft dan maar een half uurtje pauze gehad. ’s Avonds is ze veel te moe om te spelen. Haar moeder weet ook wel dat Betty liever buiten speelt. Maar het kleine beetje extra geld dat Betty en haar zusje verdienen, is heel erg hard nodig! De vraag van deze paragraaf is: hoe was het leven van arbeiders in de fabrieken?
38
1 Hoe lang duurt de werkdag van Betty?
6 Was het gevaarlijk werk, denk je? Ja • Nee, want:
A Zeven uur. B Acht uur. C Tien uur.
7 Welke zin past het beste bij bron 1?
D Twaalf uur.
A Kinderen mogen in de lunchpauzes op
2 Betty is pas 13 jaar oud. Ze gaat niet
de machines spelen.
naar school. Hoe lang zit jij per dag
B Een fabriekseigenaar maakte zich niet
gemiddeld op school?
druk om de veiligheid van kinderen. C Als de kinderen heel goed hun best
deden, mochten ze gevaarlijk werk
3 Waarom moet Betty werken?
doen.
A Haar moeder kan geen schoolgeld
D Kinderen werden goed betaald om het
betalen.
gevaarlijke werk te doen.
B Haar moeder kan het beetje extra geld
goed gebruiken.
8 Hier zie je bron 1 nog eens. Welk gevaar hoort bij welk nummer?
C Haar moeder wil niet dat Betty op
Snel draaiende machineonderdelen.
straat speelt.
Smalle ruimtes waar je gemakkelijk
D Haar moeder wil dat Betty haar zusje
in kon vallen.
in de gaten kan houden op haar werk.
Op de grond vallen.
4 Sommige klussen aan machines konden
Met je handen vast komen te zitten.
kinderen beter doen dan volwassenen. Waarom? Meer antwoorden zijn goed. Volwassenen kunnen niet overal bij, omdat hun handen en armen te dik
1
zijn.
4
Kinderen vinden het klimmen op de machines leuk.
2
Volwassenen vinden dit werk niet
3
leuk. Kinderen kunnen met hun kleine handjes overal tussendoor.
9 Kinderarbeid kwam in de 19e eeuw veel voor in ons land. Nu niet meer. Maar in
5 Bekijk bron 1. Wat doen de kinderen op
ontwikkelingslanden is kinderarbeid nog heel gewoon. Wat vind jij daarvan?
deze foto?
39
1
Kinderarbeid
Rond 1800 werd geld belangrijker. Je kon er grondstoffen voor producten van kopen en fabrieken van bouwen. Fabriekseigenaren konden zo veel geld verdienen. Het loon dat ze hun arbeiders betaalden, was laag. Kinderen waren het allergoedkoopst en kinderarbeid was daarom gewoon. Met hun kleine armpjes en vingers konden die overal goed bij. Het was wel gevaarlijk werk! Ouders vonden het prima dat hun kind werkte, want dat zorgde voor extra inkomen. En zo konden de kinderen werkervaring opdoen voor later. In 1874 kwam het Kinderwetje, dat verbood dat kinderen onder de 12 jaar in een fabriek werkten.
Het Kinderwetje Na 1850 vonden de mensen dat er een wet moest komen die kinderarbeid verbood. De regering deed dat niet. Kinderarbeid was geen zaak van de
10 Zet de zinnen in de goede volgorde.
regering, maar van de fabriekseigenaar.
A Er bleef winst over.
Samuel van Houten werkte in de
B Er werd geld verdiend.
Tweede Kamer en schreef zelf een wet
C De fabriekseigenaar kocht
over kinderarbeid. Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer in fabrieken
grondstoffen. D Producten werden verhandeld.
werken. De ouders konden daarvoor
E In de fabriek werden producten
straf krijgen en de fabriekseigenaren ook.
gemaakt. De goede volgorde is:
Bron 2 Het Kinderwetje van 1874.
11 Waarom waren ouders en
12 Waarom maakte de regering geen wet
fabriekseigenaren blij met kinderarbeid?
die kinderarbeid verbood?
Vul het schema in.
A De regering had niets te zeggen over
Fabriekseigenaar
de fabriekseigenaren.
Ouders
B Daar had de regering geen tijd voor. C De regering vond kinderen niet
belangrijk. D De regering vond dat een
fabriekseigenaar daar zelf maar voor moest zorgen.
40
2
Lange dagen, lage lonen
In de fabriek werkte je als arbeider 12 uur per dag. Er was weinig daglicht en de machines maakten veel herrie. Het was overal erg vies en er was nauwelijks frisse lucht. Arbeiders kregen te weinig betaald en er waren geen wetten om hen te beschermen. Fabriekseigenaren maakten zelf strenge regels waaraan de arbeider zich moest houden. Als je te laat op je werk kwam, kon je een boete krijgen! En als een arbeider ziek was, werd hij meestal ontslagen. De meeste arbeiders waren daarom erg ontevreden en wilden dat er iets aan hun situatie werd gedaan!
Bron 3
16 Welke titel past het best bij bron 3? A Een stad tijdens de industriële
revolutie. B Regen boven de stad. C Met de trein de stad in.
13 Streep de foute woorden door.
D Fabrieken vóór de industriële
revolutie.
Het werk in de fabriek was makkelijk te doen • zwaar. Je werkplek was schoon • vies. Er was voldoende •
17 Hieronder staan vier arbeiders. Ze zijn
weinig frisse lucht. Er waren weinig
ontevreden. Schrijf op hun borden
• voldoende wetten die een arbeider
waarover ze ontevreden zijn.
• fabriekseigenaar beschermden. De meeste mensen waren tevreden • ontevreden. De arbeiders • fabriekseigenaren maakten de regels.
14 Maak de zin af. Een arbeider is
15 Bekijk bron 3. Welke drie woorden passen het beste bij deze bron? Schrijf ze erboven. Kies uit: kunst • fabrieken • landbouw • gezond • stoomtrein • stad.
41
3
20 Waarom wilden arbeiders kiesrecht?
Samen sterk
Gebruik in je antwoord de volgende
De arbeiders wilden kortere werkdagen, een hoger loon en betere werkomstandigheden. Maar een fabriekseigenaar luisterde niet naar één arbeider die praatjes had. Zoals het nu ging, verdiende hij immers veel geld en dat vond hij het belangrijkste. Dat kon zo niet verdergaan, vonden de arbeiders, en daarom gingen ze samenwerken. Ze wilden ook rechten. En meebeslissen over regels en wetten. Dat kon door het kiesrecht. Maar kiesrecht was in de 19e eeuw alleen iets voor de rijken. Er werden allerlei groepen opgericht door arbeiders die verbeteringen eisten. Er moesten maar eens echte wetten komen, die de arbeiders konden beschermen!
woorden: arbeiders • rechten • kiesrecht • iets te vertellen • meebeslissen • rijken.
21 Naar één arbeider met eisen werd niet geluisterd. Daarom gingen de arbeiders samenwerken. Bekijk bron 4. Deze posters werden in de stad opgehangen. Waarom gebeurde dat?
18 De volgende zinnen zijn in tweeën
A Om mensen te waarschuwen tegen de
geknipt. Welke stukken horen bij elkaar?
arbeiders op 1 mei.
Bij elke letter hoort een cijfer. A Arbeiders
C Rijken
B Fabriekseigenaren
D Armen
B Om arbeiders op 1 mei samen in
opstand te laten komen. C Om 1 mei als nieuwe feestdag aan te
kondigen.
1 hadden weinig te vertellen. 2 hadden kiesrecht. 3 vonden werkomstandigheden niet
belangrijk. 4 wilden betere werkomstandigheden. De goede combinaties zijn:
19 Wat is kiesrecht? A Dat je zelf mag weten wat je zegt. B Dat je mag stemmen bij een
verkiezing. C Dat je zelf mag weten wat je doet. D Dat je je niet aan de regels hoeft te
Bron 4
houden.
42
Eindopdracht 22 Zet het goede woord in de puzzel. 1 Arbeiders moesten met elkaar ... 2 In de fabriek was het door de machines een enorm ... 3 Kinderen werkten aan de ... 4 Wet, gemaakt in 1874. 5 Arbeiders wilden meer ... 6 Arbeiders wilden ook wat te vertellen hebben. Daarom wilden ze ... 7 Er waren geen regels en ... om een arbeider te beschermen. 8 Iemand die in een fabriek werkt, noem je een ... 9 De arbeiders werkten soms wel twaalf uur per dag. Ze wilden een kortere ... 10 De meeste arbeiders werkten in ...
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 23 In de blauwe vakjes van de puzzel lees je een uitdrukking die voor een bepaalde groep mensen heel belangrijk was. Wat staat er?
24 Voor welke groep mensen was dit een hele belangrijke uitspraak? A Voor de arbeiders. B Voor de regering. C Voor de fabriekseigenaren. D Voor de rijke mensen.
43
Hoofdstuk 2
Basis
De tijd van burgers en stoommachines • De 19e eeuw
4 Geld, geluk en grondstoffen
Bron 1
Intro ‘Wat denken die Nederlanders wel! Dat ze zomaar overal en altijd de baas over ons kunnen spelen? Ik weiger nog voor hen te werken! Dit is mijn land. Ze halen hun rubber maar ergens anders!’ Satria is woedend! Hij gooit zijn emmer tegen de grond. ‘Terug naar je plek!’ Satria krijgt een klap met het geweer van de Nederlander. ‘Jij hebt hier niets te willen, ik ben hier de baas! Jij gaat weer aan het werk!’ Dit keer duwt de blanke man de loop van zijn geweer tegen het gezicht van Satria. Boos, geschrokken en verdrietig kijkt Satria om zich heen. Niemand durft iets te zeggen of te doen. Grote tranen rollen over zijn gezicht, als hij zijn emmer opraapt. Die Nederlanders zijn de baas en er is niets wat Satria ertegen kan doen. De vraag van deze paragraaf is: waarom had Nederland kolonies overzee?
44
1 Bekijk bron 1. Satria is een ...
D Er was een tekort aan bouwgrond in
de kolonie.
A Nederlandse werkman. B Indische soldaat.
5 Bekijk bron 2. Nederland was niet het
C Nederlandse soldaat.
enige land dat kolonies had. Welke
D Indische werkman.
andere vijf Europese landen hadden
2 Bekijk bron 1. Wat zie je hier? Gebruik
kolonies?
in je antwoord de volgende woorden: Indische mensen • Nederlanders • rubberplantage • gedwongen • baas • werken.
Antillen Suriname
3 Waarom is Satria zo boos?
Bron 2 Kolonies in de 19e eeuw.
A De emmer is op de grond gevallen. B De andere Indische mensen helpen
6 Bekijk bron 2 nog een keer. Hoe heetten
hem niet. C De Nederlander is de baas op zijn land.
de twee Nederlandse kolonies in
D Het geweer is van Satria.
Amerika? Omcirkel ze op de kaart en zet de namen hieronder.
4 De Nederlanders beslisten wat er
1.
verbouwd werd. Veel grondstoffen
2.
werden naar Nederland gebracht. Daardoor ontstond er ook een probleem
7 Veel West-Europese landen hadden
in de kolonie. Welk probleem zou dat
kolonies in de 19e eeuw. Wat vind je
zijn?
daarvan?
A Er was niemand die nog voor de
Nederlanders wilde werken. B Er kwam een tekort aan grondstoffen
in de kolonie. C In de fabrieken moesten meer
arbeiders komen om de grondstoffen te verwerken.
45
1
overgenomen.
Nederlands-Indië
Nederland dreef al lange tijd handel met Indië. Na 1800 ging Nederland het gebied zelf besturen. Zo werd Indië een Nederlandse kolonie. Geld en aanzien, daar ging het de Nederlanders om! De Indische bevolking was er niet blij mee dat de Nederlanders het bestuur hadden overgenomen. De Indische vorsten en machthebbers hadden opeens niets meer te vertellen. De Nederlanders zeiden wat de bevolking moest verbouwen en hoe ze zich moest gedragen. De Nederlanders keken neer op het Indische volk. Ze voelden zich sterker, beter en belangrijker. Ook andere Europese landen keken neer op de bevolking van hun kolonies.
D Een kolonie is een ander land, waarin
andere mensen wonen.
10 Wat hoort bij elkaar? Bij elke letter hoort een cijfer. A Nederlanders keken neer op het
Indische volk B Door Nederlanders veroverd gebied C Handelswaar uit Indië 1 Kolonie 2 Discriminatie 3 Geld De goede combinaties zijn:
11 Welke zin in de tekst is een duidelijk 8 Bekijk de kaart. Bij welke letter ligt
voorbeeld van discriminatie?
Nederlands-Indië?
A Nederland wilde Indië niet zomaar
Nederlands-Indië ligt bij
opgeven. B Geld en aanzien, daar ging het de
Nederlanders om! C De Indische vorsten en machthebbers
hadden opeens niets meer te vertellen. D De Nederlanders voelden zich sterker,
beter en belangrijker.
12 Streep de foute woorden door. Het ging de Nederlanders om geld • land. Veel Europese • Afrikaanse landen hadden kolonies. Hoe meer • minder
9 Wat is de beste beschrijving van een
kolonies een land • gebied had, des te meer macht het had.
kolonie? A Een kolonie is een stuk land overzee. B Een kolonie is een gebied ver weg dat
bij een ander land hoort. C Een kolonie is een veroverd gebied
waar een ander land het bestuur heeft
46
2
15 Er zijn heel veel grondstoffen. Verzin
Wij zijn de baas hier!
twee producten die je van de grondstof
Sommige Indische leiders kwamen in opstand. Maar de Nederlanders hadden betere wapens en alle opstanden werden direct weer gestopt. De leiders werden gevangengenomen of gedood. Het Indische volk was machteloos. De Nederlanders bepaalden wat er in Nederlands-Indië verbouwd moest worden. Vaak ging het om gewassen die in Nederland niet voorkwamen, zoals de grondstof rubber. De bevolking werd gedwongen aan het werk gezet om die grondstoffen voor de Nederlandse industrie te maken. In Nederland maakte weinig mensen zich druk om de situatie van de mensen in Nederlands-Indië. Nederland verdiende erg veel geld met de kolonie en dat was het belangrijkste!
rubber kunt maken.
16 Waarom kwamen de mensen in Nederland niet in verzet tegen de situatie in Nederlands-Indië? Weinig mensen maakten zich druk om Indië, want het was ver weg. De mensen in Nederland wisten niets over de mensen in Nederlands-Indië. De Indische kolonie was goed voor de Nederlandse economie.
17 Bekijk bron 3. Max Havelaar werd geschreven in 1860. Maak in het kader
13 Wat gebeurde eerst, wat daarna?
een mooie kaft voor dit boek.
Zet de zinnen in de goede volgorde. A De gewassen werden geoogst. B De nieuwe producten werden verkocht
met winst. C Nederlanders bepaalden wat
verbouwd moest worden. D De grondstof ging naar Nederland. E In Nederland werd van de grondstof
Multatuli wist dat de Indische mensen
een nieuw product gemaakt.
gedwongen werden om te werken op
De goede volgorde is:
de plantages. Het leven was er slecht
14 Wat is een grondstof?
en veel mensen hadden honger. Hij schreef een boek, zodat alle mensen in
A Iets waar je een ander product mee
Nederland zouden weten hoe slecht de
kunt maken.
Indische mensen behandeld werden.
B Een tapijt dat is gemaakt in
De mensen in Nederland reageerden
Nederlands-Indië.
geschokt. Het boek heet Max Havelaar.
C Iets wat wordt gebruikt om stof van te
maken.
Bron 3
47
3
Wereldwijde handel
Nederland verdiende veel geld aan Nederlands-Indië. Dat was dan ook de belangrijkste reden om de kolonie te willen houden. De goedkope grondstoffen werden naar Nederland gebracht. Daar werden ze verwerkt tot andere producten. De producten werden daarna weer met flinke winst over de hele wereld verkocht. En dat was natuurlijk heel erg goed voor de Nederlandse economie. Maar Nederland was niet het enige land dat op deze manier geld verdiende. Veel landen met kolonies kregen een bloeiende handel. Alle landen verkochten hun producten aan elkaar. Spullen vanuit de hele wereld werden overal geëxporteerd en geïmporteerd. Zo ontstond een wereldmarkt.
19 Streep de foute woorden door. Van grondstoffen • producten uit Nederlands-Indië • Nederland werden in Nederland producten gemaakt. Die werden in heel Europa • over de hele wereld verkocht. Ook andere landen • producten deden dat en zo ontstond een wereldmarkt.
20 In de tekst staat: ‘En dat was natuurlijk heel erg goed voor de Nederlandse economie.’ Wat was er nou precies zo goed voor de Nederlandse economie? A Dat producten van Indische
grondstoffen met veel winst werden verkocht. B Het kopen van goedkope producten
uit Nederlands-Indië.
18 Hieronder zie je dozen, manden en
C Dat alle landen met elkaar in
grondstoffen gingen handelen.
zakken van een koopman. Spullen van over de hele wereld worden door
D Dat Nederlands-Indië een onderdeel
koopmannen verkocht. Het is 1870.
van de wereldmarkt was.
Vul de dozen, manden en zakken met spullen. Je mag ze tekenen of erbij schrijven.
48
Eindopdracht 21 Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet kruisjes op de juiste plaatsen. Waar Niet waar Nederland was het enige land dat kolonies had.
20
3
Heel veel Amerikaanse landen hadden een kolonie.
30
17
België had geen kolonies.
12
21
Suriname was een kolonie van Nederland.
8
11
De Indische kolonie kostte Nederland erg veel geld.
23
31
Het ging de Nederlanders om geld en macht.
14
10
De mensen in Nederlands-Indië werden gediscrimineerd.
22
16
De Indische bevolking was erg blij met de Nederlandse hulp.
29
26
Rubber, koffie en thee kwamen uit Nederland.
4
7
Een kolonie is een land dat een ander gebied heeft ingepikt.
32
9
De wereldmarkt ontstond in 1602.
13
2
Het boek Max Havelaar ging over het leven in de Indische kolonie.
5
6
In Nederland kon je producten uit Nederlands-Indië en Brazilië kopen.
15
34
Een grondstof is een duur product.
35
27
Nederlands-Indië was een Nederlandse kolonie.
24
33
Multatuli was een Nederlandse schrijver.
18
28
Nederland nam het bestuur in Indië over in de VOC-tijd.
25
19
22 Achter welke getallen heb je een kruisje gezet bij vraag 21? Schrijf ze op, van klein naar groot.
23 Trek in de tekening een lijn van punt naar punt. Begin bij punt 1. Werk in de volgorde van vraag 22. Het laatste stukje is al getekend.
24 Wat heeft de tekening die je hebt gemaakt, te maken met kolonies?
49
Hoofdstuk 2
De tijd van burgers en stoommachines • De 19e eeuw
5 Afsluiting Wat moet je weten? A Door de komst van stoommachines
C Arbeiders wilden regels en wetten die
kwamen er snel veel fabrieken. De industriële
hen konden beschermen. Ze wilden kiesrecht
revolutie begon!
en gingen samenwerken.
B Door de komst van de machines werd het
D Nederland hield na de VOC het
werk van mensen overgenomen. Kinderen
gebied Indië en nam het bestuur daar
en volwassenen werkten in fabrieken. De
over. Nederlands-Indië was goed voor
arbeiders deden saai werk onder slechte
de Nederlandse economie. Grondstoffen
omstandigheden voor weinig inkomen.
kwamen goedkoop naar Nederland, producten werden over de hele wereld verhandeld. Er ontstond een wereldmarkt.
Begrippen arbeider
kinderarbeid
Iemand die in een fabriek werkt (voor een
Werk dat gedaan wordt door kinderen.
laag loon). kolonie grondstof
Gebied dat door een ander land wordt
Een natuurproduct waarvan een ander
bestuurd.
product gemaakt wordt. stoommachine industrie
Een machine die door stoom een ander
Fabrieken die grondstoffen bewerken om er
apparaat kan laten bewegen.
nieuwe producten van te maken. wereldmarkt industriële revolutie
Alle landen kopen van en verkopen aan
Tijd waarin heel snel heel veel fabrieken
elkaar.
werden gebouwd. kiesrecht Het recht om te stemmen bij een verkiezing.
50
1 De 19e eeuw is de tijd van de ... A VOC.
5 Vraag aan je docent het kwartetwerkblad. Op dit werkblad staan vier
C Industriële revolutie.
kaartjes en een voorbeeld met drie
B Kinderarbeid. D Gouden Eeuw.
getallen.
2 Zoek de jaartallen bij de volgende
a Kies eerst een onderdeel. Je kunt
gebeurtenissen. Zet jaartal en
kiezen uit: de industriële revolutie •
gebeurtenis in de tijdbalk.
arbeiders en werk • de stoommachine
a In Engeland stonden al veel fabrieken.
• de kolonie. Vul jouw onderdeel in
b In Nederland kwamen steeds meer
bij 1.
b Bedenk vier onderwerpjes die bij jouw
fabrieken.
c Het Kinderwetje verminderde de
onderdeel passen. Maak in kader nummer 2 bij elk onderwerpje een
kinderarbeid.
klein tekeningetje.
3 Schrijf naast elk plaatje welk woord erbij
c Schrijf de onderwerpjes op de regels
hoort.
in kader 3. Het onderwerpje op het kaartje dat je tekent, schrijf je met een andere kleur pen.
d Knip de kaartjes netjes uit. e Kies drie leerlingen uit met een ander onderdeel en speel een kwartet. Heb jij gewonnen?
6 In het volgende schema staan acht woorden. Welk begrip past het beste bij het woord? Zet het begrip erachter. Kies uit: stoommachine • industrie • kinderarbeid • arbeider • kiesrecht • kolonie • grondstof • wereldmarkt. handelen kleine handen
4 Schrijf de letters bij de juiste tekening in
Nederlands-Indië
vraag 3.
hoge druk
A Elk gezinslid werkte in de fabriek.
eindproduct
B Deze machine kon bijna elk apparaat
meebeslissen
in beweging brengen.
fabrieken
C Mensen worden vervangen door
loon
machines.
51
7 Vier begrippen uit vraag 6 staan in de
9 Naast de kruisjes in vraag 8 staan
puzzel hieronder. Zoek ze alle vier.
coördinaten, bijvoorbeeld h4. Ze verwijzen naar een vak in de puzzel
1
2
3
4
5
6
7
a
H
T
W
R
R
E
T
b
C
R
E
M
M
V
H
c
A
P
I
E
I
D
C
d
R
W
R
S
E
U
E
kruisje gezet? Zoek ze op in de puzzel
e
B
M
T
T
W
L
R
van vraag 7. Zet een cirkel om de
f
E
B
S
O
R
T
S
g
I
S
U
F
B
U
E
h
D
Z
D
E
T
L
I
i
E
I
N
O
L
O
K
j
R
E
I
S
I
B
R
van vraag 7. Je vindt ze zo: als de coördinaat h3 is, ga dan in rij h naar rechts tot je bij kolom 3 komt. In dat vak zie je de letter ‘D’.
a Bij welke coördinaten heb je een
letters die je vindt.
b Als je alles goed hebt gedaan, vormen deze letters een woord. Welk woord?
10 Wat heeft je antwoord bij vraag 9b te maken met de 19e eeuw? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: Nederlands-Indië • Nederlanders •
8 Zijn de zinnen waar of niet waar?
rubber • plantages • kolonie • economie
Zet kruisjes op de juiste plaatsen.
• grondstoffen.
Waar Niet waar In Nederlands-Indië was de Nederlandse regering de baas.
a4
d3
d6
h6
werkten.
d2
f2
Iedereen had kiesrecht.
g2
g5
h4
h5
Arbeiders waren ontevreden over de lange werktijden. Het was ongewoon dat kinderen in fabrieken
Grondstoffen voor producten werden naar Nederland gebracht. Een stoommachine kon een trein laten bewegen. j7
j3
52
Tijdbalk
1700
1800 DE TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES
1800
1900
1900
1950
heden 53