Voorbeeld leerplan geschiedenis voor de onderbouw van het vmbo Leerwegondersteunend en basisberoepsgericht Albert van der Kaap
Voorbeeld leerplan geschiedenis voor de onderbouw van het vmbo Leerwegondersteunend en basisberoepsgericht
Albert van der Kaap Enschede, juli 2008
Verantwoording
© 2008 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen.
Auteur: Albert van der Kaap Informatie SLO, Stichting Leerplanontwikkeling Postbus 2041, 7500 CA Enschede Secretariaat VO Onderbouw Telefoon secretariaat (053) 4840 660 Internet: http://www.slo.nl/themas/geschiedenis E-mail:
[email protected]
AN: 4.4033.106
Inhoud
1. 2. 3. 4.
Historische vaardigheden Leerinhouden geschiedenis Leerinhouden staatsinrichting Leerplan geschiedenis
5 7 11 13
1. Historische vaardigheden
1. De leerlingen kunnen gebeurtenissen uit hun eigen leven en verschijnselen, gebeurtenissen en personen uit de geschiedenis met behulp van een tijdbalk ordenen en daarbij de volgende aanduidingen van tijd en tijdsindelingen gebruiken: dagen, weken, maanden, jaargetijden, jaren, eeuwen, tijdvakken, perioden en jaartelling. 2. De leerlingen kunnen • situaties uit verschillende tijdvakken met elkaar en met het heden vergelijken en onderscheiden wat veranderd is of hetzelfde is gebleven; • De betekenis van historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen voor het heden herkennen. 3. De leerlingen kunnen uit bronnen passende informatie selecteren met het oog op bruikbaarheid voor een historische vraagstelling. 4. De leerlingen kunnen naar aanleiding van een eenvoudige historische vraagstelling verklaringen geven voor historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen. 5. De leerlingen houden bij het betekenis geven aan heden en verleden rekening met een voor historisch besef belangrijk uitgangspunt: • zij maken onderscheid tussen feiten en meningen.
⏐5
2. Leerinhouden geschiedenis
De vetgedrukte kenmerkende aspecten zijn aanvullingen op de kenmerkende aspecten van het primair onderwijs.
Kenmerkend aspect
Mogelijke leerinhouden
Tijdvak 1: Tijd van jagers en boeren 1.
2.
De levenswijze van jagers en verzamelaars Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
• • • •
ontbreken van geschreven bronnen = prehistorie jagers in leven van de natuur, boeren zetten de natuur naar hun hand jagers zijn nomaden, boeren hebben vaste woonplaatsen boeren hebben meer persoonlijk bezit; groter verschil tussen arm en rijk
Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen 3.
4.
De verspreiding van de GrieksRomeinse cultuur en de confrontatie met de Germaanse cultuur. Christendom in Het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst.
• • • • •
Romanisering Germanen (boeren gebleven) en Romeinen (verstedelijkt) voor Christenen geldt slechts één god voor alles. optreden van Jezus, ontstaan van christendom als ‘missionaire’ godsdienst christenen in het Romeinse rijk: van vervolgde minderheid tot heersende meerderheid
Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders 5.
6.
7.
Verspreiding van het christendom in Lage Landen Ontstaan en verspreiding van de islam. Hofstelsel en horigheid
•
• • • • •
•
⏐7
verspreiding van christendom onder Germanen (Willibrord en Bonifatius); invloed Germaanse tradities (kerst, Pasen, e.d.) rol van monniken en kloosters gevolgen van verdwijnen van het rijk: veiligheid, geld, handel horigheid (afhankelijkheid van heren) autarkische landgoederen: schaarste, mensen op elkaar aangewezen Meeste boeren waren afhankelijk van grootgrondbezitters (adel of kerk) en aan hen onderhorig. (horigheid, vrije boeren) het feodale bestuurssysteem met heren en
• •
vazallen in verband met de ontstane (m.n. economische) achteruitgang Vooral plaatselijke machthebbers in burchten: ‘ridders’. (leenstelsel, Karel de Grote) ontstaan van islam als derde monotheïstische godsdienst
Tijdvak 4: Tijd van steden en staten 8.
Opkomst van handel en ontstaan van steden. 9. Opkomst van de stedelijke burgerij en toenemende zelfstandigheid van steden. 10. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
• • • •
• • • • •
overschotten in landbouw: ontstaan handel handel en ambacht in steden lokale markt, gildenregels lokale regelgeving via stadsbesturen: geld, veiligheid, regels voor handel en ambacht (markten, gilden) handel op Europese schaal middeleeuwse stad: een soort ministaat met eigen recht en bestuur edelen als lokale heersers edelen als lokale heersers opkomst van grotere staten met geschreven wetten, belastingen, een (huur)leger: strijdig met rechten van steden en adel
Tijdvak 5: Tijd van ontdekkers en hervormers 11. Het begin van de Europese overzeese expansie. 12. Reformatie en splitsing in de christelijke kerk 13. De Opstand en het ontstaan van een onafhankelijke Nederlandse staat
• • • • • • • •
• • •
uitvindingen (techniek schepen, kompas) maken zeereizen buiten kust mogelijk ontdekkingsreizen langs Afrika naar Azië en naar Amerika gevolgen voor handel (producten en stromen) bezwaren tegen rol van geestelijkheid en rijkdom/macht kerk optreden van Luther verschillen tussen katholicisme en protestantisme de Nederlanden als een verzameling gebieden met ‘middeleeuwse’ steden en edelen het streven van de landsheer Filips II om meer eenheid tot stand te brengen: strijdig met rechten van steden en adel de godsdienstig intolerante politiek van Filips II de opstand onder leiding van Oranje en de geuzen de splitsing in de Nederlanden
Tijdvak 6: Tijd van regenten en vorsten 14. Het streven van vorsten naar absolute macht 15. Burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in Nederland 16. Ontstaan van
⏐8
• • •
lange reizen: veel risico, veel geld nodig, lange duur tussen investering en opbrengst samenwerken, geld bij elkaar leggen: aandeelhouders (bijvoorbeeld VOC en WIC) toenemende macht van koningen (zoals Filips II) leidt tot absolutisme, als hun centralisatiestreven slaagt (bijvoorbeeld
handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
•
•
Frankrijk) als centralisatiestreven niet slaagt, zoals in Nederland: andere vormen van bestuur, bijv. regenten en een stadhouder schilderkunst in de Republiek
Tijdvak 7: Tijd van pruiken en revoluties 17. Slavenarbeid op plantages en de opkomst van het abolitionisme. 18. Het streven naar grondrechten en politieke invloed van de burgerij in de Franse en Bataafse revolutie.
• • •
•
de economische rol van de plantages in de wereldhandel en het handelskapitalisme de transatlantische slavenhandel voor 1800: macht bij vorsten, regenten, edelen en stadhouders, allemaal machthebbers ‘van bovenaf’ (door God aangesteld); geen invloed van of controle door het volk gedachten over volkssoevereiniteit en scheiding van machten, burger- en mensenrechten
Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines 19. Het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed. 20. De industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen. 21. modern imperialisme
• • • • • •
• •
•
spinnen en weven: een reeks uitvindingen uitvinding van stoomkracht: energiebron voor uitgevonden machines gevolgen van industriële productie voor arbeidsomstandigheden snelle verstedelijking en gevolgen daarvan modern imperialisme de macht van vorsten wordt via grondwetten beperkt en verschuift naar volksvertegenwoordigingen; garanties van rechten via grondwetten ministeriële verantwoordelijkheid ontstaan van (socialistische en feministische) emancipatiebewegingen als uitvloeisel van rationele beginselen en geseculariseerde wereldbeschouwing uitbreiding van het kiesrecht tot algemeen kiesrecht (mannen en vrouwen)
Tijdvak 9: Tijd van wereldoorlogen en crisis 22. De economische wereldcrisis 23. Racistisch en totalitair karakter van het nationaalsocialisme 24. De Duitse bezetting van Nederland en de Jodenvervolging.
⏐9
• • • • • •
Werkloosheid gevolg van de economische crisis behoefte aan sterke leiders; fascisme, intolerantie en racisme Jodenvervolging (Holocaust) tweede wereldoorlog als botsing tussen fascisme en democratie het ontstaan van een totalitaire systeem in Duitsland bezetting van Nederland (collaboratie en verzet)
Tijdvak 10: Tijd van televisie en computer 25. Nationalistische bewegingen in koloniën, streven naar onafhankelijkheid 26. Blokvorming tussen Oost en West in de Koude Oorlog. 27. Sociaal-culturele veranderingen en toenemende pluriformiteit vanaf de jaren zestig. 28. Europese eenwording
⏐ 10
• • •
• •
• •
de verzorgingsstaat om negatieve gevolgen van vrije markt tegen te gaan dekolonisatie; rijke en arme landen koude oorlog als voortzetting van de strijd tussen totalitarisme en democratie; beëindigd omstreeks 1990 toenemende welvaart en individualisering binnen democratieën zoektocht naar uitbreiding van volksinvloed, ook buiten parlement, met name in jaren ’60 (invloed media, pressiegroepen, ‘inspraak’, etc.) verzwakking van de positie van godsdienst en kerk de Europese eenwording
3. Leerinhouden staatsinrichting De leerlingen kennen: • De belangrijkste klassieke en sociale grondrechten: recht op gelijke behandeling, kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van vereniging, vergadering en betoging, vrijheid van onderwijs, recht op onderwijs, recht op gezondheidszorg, recht op woongelegenheid. • De begrippen: parlement, volksvertegenwoordiging, Staten Generaal, Eerste en Tweede Kamer. • De leerlingen kennen het begrip democratie en weten hoe de Tweede Kamer wordt gekozen. • Het begrip monarchie. De leerlingen kennen: • De belangrijkste politieke organen in Europa: het Europees Parlement, de Europese Commissie. • De lidstaten van de EU. De leerlingen weten: • Hoe burgers invloed kunnen uitoefenen op de politiek in Nederland.
⏐ 11
4. Leerplan geschiedenis Een leerplan zou er als volgt uit kunnen zien:
Leerjaar 1 Sociaaleconomische ronde Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
⏐ 13
De overgang van jagerscultuur naar landbouwcultuur - jagers leven van de natuur, boeren zetten de natuur naar hun hand - jagers zijn nomaden, boeren hebben vaste woonplaatsen - boeren hebben meer persoonlijk bezit; groter verschil tussen arm en rijk De Romeinse agrarisch-stedelijke cultuur versus de Germaanse landbouwcultuur - van boerennederzetting naar stad - ambachten en handel - het Romeinse wereldrijk; belang van de infrastructuur van het rijk (wegen, geld, veiligheid) voor ambacht en handel - Germanen (boeren gebleven) en Romeinen (verstedelijkt) Het verdwijnen van de agrarisch-stedelijke cultuur met als gevolg schaarste, onveiligheid en afhankelijkheid - gevolgen van verdwijnen van het rijk: veiligheid, geld, handel - horigheid (afhankelijkheid van heren) - autarkische landgoederen: schaarste, mensen op elkaar aangewezen Heropleving van Europese handel en stedelijke cultuur als gevolg van ontwikkelingen in de landbouw - overschotten in landbouw: ontstaan handel - handel en ambacht in steden - lokale markt, gildenregels, productie op bestelling - lokale regelgeving via stadsbesturen: geld, veiligheid, regels voor handel en ambacht (markten, gilden) - handel op Europese schaal Het begin van Europese overzeese expansie en buiten-Europese handel - uitvindingen (techniek schepen, kompas) maken zeereizen buiten kust mogelijk - ontdekkingsreizen langs Afrika naar Azië en naar Amerika - gevolgen voor handel (producten en stromen) De ontwikkeling van handelskapitalisme en van grote ondernemingen - lange reizen: veel risico, veel geld nodig, lange duur tussen investering en opbrengst - samenwerken, geld bij elkaar leggen: aandeelhouders (bijvoorbeeld VOC) - ook kapitalistische ontwikkeling in nijverheid (grotere markt, productie niet meer alleen op bestelling, toename loonarbeid)
Tijdvak 7
Tijdvak 8
Tijdvak 9
Tijdvak 10
De relatie tussen plantage-economieën in buiten-Europese gebieden en de ontwikkeling van handelskapitalisme - uitwisseling van producten tussen werelddelen - de economische rol van de plantages in de wereldhandel en het handelskapitalisme - migratiestromen tussen werelddelen (de transatlantische slavenhandel en de migratie van Europeanen naar buiten-Europese gebieden) Van landbouw en ambacht naar industrie - spinnen en weven: een reeks uitvindingen - uitvinding van stoomkracht: energiebron voor uitgevonden machines - gevolgen van industriële productie voor arbeidsomstandigheden, aanbod van consumptieartikelen, transportstromen en transportwijzen - snelle verstedelijking en gevolgen daarvan - industrieel kapitalisme - modern imperialisme Crisis in het industriële kapitalisme - overproductie leidt tot werkloosheid - het optreden van overheden om de crisis te bestrijden - strijd tegen Europees imperialisme Naar een welvaart- en verzorgingsstaat - ontwikkeling van techniek en productie in westerse landen: grote welvaart - de verzorgingsstaat om negatieve gevolgen van vrije markt tegen te gaan - de keerzijden: problemen voor milieu, kritiek op zelfgenoegzaam consumeren - dekolonisatie; rijke en arme landen
Leerjaar 2 Cultureel-religieuze/bestuurlijk-politieke ronde Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
⏐ 14
Verering van geesten en goden - afhankelijkheid van de natuur: verband met vereren van geesten en goden - denken over leven en dood: geloof in een hiernamaals Van Romeins veelgodendom naar christendom - natuurgoden en antropomorfe (Romeinse) goden - joden als vereerders van één god - één god voor alles: een ander soort godsdienst (andere goden bestaan niet, dus uitsluiten van ‘andersdenkenden’) - optreden van Jezus, ontstaan van christendom als ‘missionaire’ godsdienst - christenen in het Romeinse rijk: van vervolgde minderheid tot heersende meerderheid Christendom: tussen Germaanse traditie en islamisering - verspreiding van christendom onder Germanen; invloed Germaanse tradities (kerst, Pasen, e.d.) - rol van monniken en kloosters
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
Tijdvak 7
Tijdvak 8
⏐ 15
- ontstaan van islam als derde monotheïstische godsdienst - botsing van christendom en islam Stedelijke zelfstandigheid, kerk en burgerij in de middeleeuwse stad - middeleeuwse stad: een soort ministaat met eigen recht en bestuur - edelen als lokale heersers - opkomst van grotere staten met geschreven wetten, belastingen, een (huur)leger: strijdig met rechten van steden en adel - kathedralen als symbolen van geloof en macht De splitsing in de christelijke kerk en de Nederlandse opstand - bezwaren tegen rol van geestelijkheid en rijkdom/macht kerk - optreden van Luther - verschillen tussen katholicisme en protestantisme - de Nederlanden als een verzameling gebieden met ‘middeleeuwse’ steden en edelen - het streven van de landsheer Filips II om meer eenheid tot stand te brengen: strijdig met rechten van steden en adel - de godsdienstig intolerante politiek van Filips II - de opstand onder leiding van Oranje en de geuzen - de splitsing in de Nederlanden Absolutisme als resultaat van de centralisatie en regentendom als resultaat van de opstand daartegen - toenemende macht van koningen (zoals Filips II) leidt tot absolutisme, als hun centralisatiestreven slaagt (bijvoorbeeld Frankrijk) - als centralisatiestreven niet slaagt, zoals in Nederland: andere vormen van bestuur, bijv. regenten en een stadhouder - elk land heeft zijn officiële godsdienst; in Nederland is dat het calvinisme, een vorm van protestantisme; kenmerken van calvinisme - positie van andersdenkenden in Nederland en andere Europese landen Verzet tegen de macht van regenten, vorsten en de kerk: de revolutie - voor 1800: macht bij vorsten, regenten, edelen en stadhouders, allemaal machthebbers ‘van bovenaf’ (door God aangesteld); geen invloed van of controle door het volk - gedachten over volkssoevereiniteit en scheiding van machten, burgeren mensenrechten - rationeel denken en de invloed daarvan op godsdienst - bepleiten van tolerantie als gevolg: godsdienstvrijheid als ideaal - democratische revolutie brengt deze gedachten in praktijk Ontstaan van een parlementair stelsel en toename van volksinvloed - de macht van vorsten wordt via grondwetten beperkt en verschuift naar volksvertegenwoordigingen; garanties van rechten via grondwetten - ministeriële verantwoordelijkheid - ontstaan van (orthodox-godsdienstige) emancipatiebewegingen als verzet tegen dominant rationeel (‘verlicht’) denken - ontstaan van (socialistische en feministische) emancipatiebewegingen als uitvloeisel van rationele beginselen en geseculariseerde wereldbeschouwing - uitbreiding van het kiesrecht tot algemeen kiesrecht (mannen en vrouwen) - politieke partijen en ideologieën
Tijdvak 9
Tijdvak 10
⏐ 16
Crisis van de democratie en opkomst van totalitaire bewegingen - algemeen kiesrecht geeft brede lagen van de bevolking politieke verantwoordelijkheid - ingewikkeld, genuanceerd, pluriform systeem van parlementaire democratie versus eenvoudig totalitair heilsdenken; wantrouwen in democratie (versterkt door economische crisis, zie tijdvak 9 in ronde 1), behoefte aan sterke leiders; fascisme, intolerantie en racisme - tweede wereldoorlog als botsing tussen fascisme en democratie Voortgaande strijd tussen democratie en totalitarisme; democratisering en verdergaande secularisatie - oorlog verslaat fascistische variant van het totalitarisme, niet de communistische - koude oorlog als voortzetting van de strijd tussen totalitarisme en democratie; beëindigd omstreeks 1990 - toenemende welvaart en individualisering - voortschrijdende ontwikkeling van wetenschap en techniek - binnen democratieën zoektocht naar uitbreiding van volksinvloed, ook buiten parlement, met name in jaren ’60 (invloed media, pressiegroepen, ‘inspraak’, etc.) - verzwakking van de positie van godsdienst en kerk