2
h/v
Praktische Economie is zo opgezet dat je precies leert wat je moet leren, ongeacht de manier waarop. Veel vanuit het hand- en werkboek of juist veel online, klassikaal of zelfstandig, de heldere structuur houdt het altijd overzichtelijk. Het ePack biedt tools om de leerstof en lessen te verlevendigen en uit te diepen. Waar dat uitkomt. Computerlessen, online en actieve oefeningen, oefentoetsen en animaties maken zelfstandig leren leuk en makkelijk.
ECONOMIE voor de onderbouw HANDBOEK
Praktische Economie helpt je ontdekken wat economie voor jou en je omgeving betekent. Het leert je dat de keuzes die je maakt bepaald worden door de middelen die je hebt. Of je nu een spelcomputer of een mobiele telefoon wilt kopen, vakantiewerk gaat doen, een baan gaat zoeken of later een huis gaat kopen. Economie is altijd en overal om je heen. Praktische Economie leert je om de dagelijkse praktijk over prijzen, budgetteren, produceren, loon, belastingen en ontwikkelingslanden, beter te begrijpen.
ISBN 978 90 345 5655 4
509720
v / h 2 OMIE ECONonderbouw vo o r d
e
OE B D N HA
K
Economie voor de onderbouw
Handboek 2 havo | vwo
Auteurs Peter Adriaansen Henk Hofman Ed Scheepers Piet van Vorstenbosch Adri Zuiderwijk Eindredactie Peter Adriaansen Henk Hofman
www.praktischeeconomie.nl Vierde druk Malmberg, ’s-Hertogenbosch
Inhoud Module 1 Consumeren
Module 2 Produceren
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 3
Consumeren doen we elke dag
Aan het werk
Oriëntatie
9
Kern
43
Kern
1 Schaarste en inkomen
10
1 Eerst produceren
44
2 Het kopen van goederen en diensten
12
2 Toegevoegde waarde en winst
46
3 Reclame
14
3 De productie van goederen
48
4 De kritische consument
16
4 De productie van diensten
50
Onderzoek 5 De vraag naar goederen
Onderzoek 18
5 Houd overzicht
6 Economische vaardigheden
20
6 Economische vaardigheden
54
7 Proef op de som
22
7 Proef op de som
56
Afsluiting
Begrippen
52
Afsluiting
23
Begrippen
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 4
Geld en verzekeren
Economische ontwikkeling
Oriëntatie
25
Kern
Oriëntatie
57
59
Kern
1 Wat is geld?
26
1 Groter, sneller, goedkoper. Maar beter?
2 Sparen en lenen
28
2 Technologie, motor van de economie
62
3 Begroten is vooruitzien
30
3 De nieuwe schaarste
64
4 Inflatie
32
4 De tweede industriële revolutie
66
5 Geen risico
34
Onderzoek 6 Van ruilen komt geen huilen
36
7 Economische vaardigheden
38
8 Proef op de som
40
Begrippen
41
60
Onderzoek 5 Op de markt
Afsluiting
2
Oriëntatie
68
Afsluiting 6 Economische vaardigheden
70
7 Proef op de som
72
Begrippen
73
Module 3 Binnenlandse zaken
Module 4 Buitenlandse zaken
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 7
De overheid
Wereldhandel
Oriëntatie
75
Kern
Oriëntatie
109
Kern
1 De collectieve sector
76
1 Producten uit de hele wereld
110
2 De overheid bemoeit zich met jou
78
2 Eén Europa
112
3 De belangrijkste dag van het jaar
80
3 Ondernemen in de Europese Unie
114
4 De ontvangsten van de overheid
82
4 De EU betekent ook wat voor jou
116
5 Wat moet de overheid doen?
84
5 Handelsblokken in de wereld
118
86
6 Samen of alleen
Onderzoek
Onderzoek 6 De markt in moeilijkheden
120
Afsluiting
Afsluiting 7 Economische vaardigheden
88
7 Economische vaardigheden
122
8 Proef op de som
90
8 Proef op de som
124
Begrippen
91
Begrippen
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 8
De arbeidsmarkt
Arme en rijke landen
Oriëntatie
93
Kern
Oriëntatie
125
127
Kern
1 Werken in Nederland
94
1 Rijke en arme landen
128
2 Geld op de arbeidsmarkt
96
2 Hoe komt het dat er arme landen zijn?
130
3 Goede tijden, slechte tijden
98
3 Ontwikkelingshulp
132
4 Geen hulp maar handel
134
4 Weg met de werkloosheid
100
Onderzoek 5 De arbeidsmarkt, een speciale markt
Onderzoek 102
5 Voor een dubbeltje geboren
6 Economische vaardigheden
104
6 Economische vaardigheden
138
7 Proef op de som
106
7 Proef op de som
140
Afsluiting
Begrippen
136
Afsluiting
107
Begrippen
141
Trefwoordenlijst
142
3
Aan de slag met Praktische economie In dit boek van Praktische economie leer je te kijken naar je omgeving en de maatschappij door een economische bril. De modules Consumeren, Produceren, Binnenlandse zaken en Buitenlandse zaken leren je wat economie betekent voor jou als consument, maar ook voor de wereld waarin je leeft. Economie gaat over het maken van keuzes met de middelen die je hebt. De keuzes die je maakt zijn van vele economische factoren afhankelijk. Welke? Dat vind je in dit boek. Bij Praktische economie horen twee boeken: een handboek (HB) met de belangrijkste informatie en een werkboek (WB) met opdrachten. Bovendien heb je via de computer toegang tot het ePack. In het ePack vind je computerlessen, oefentoetsen en diagnostische toetsen. In de inhoudsopgave bij elk hoofdstuk zie je welke ePack-onderdelen er bij dat hoofdstuk zijn. Opbouw van een module en een hoofdstuk De vier modules in Praktische economie bestaan elk uit twee hoofdstukken. Die hoofdstukken bestaan uit verschillende onderdelen. Deze onderdelen vind je zowel in het HB als het WB. Oriëntatie Deze geeft een beeld over de inhoud van het hoofdstuk. Kern Hier worden de economische begrippen uitgelegd en leer je de theorie. Onderzoek Dit is een paragraaf waarin je kennismaakt met het vak economie in de tweede fase. Afsluiting De afsluiting bestaat uit: • Economische vaardigheden. Hierin oefen je bijvoorbeeld het rekenen met procenten en indexcijfers, het aflezen van grafieken, enzovoort. • Proef op de som. Hierin herhaal je door het maken van extra opgaven de belangrijkste onderwerpen van het hoofdstuk. Zo kun je nagaan of je het hoofdstuk begrepen hebt. • Begrippen. De begrippen uit de kern worden hier nog eens toegelicht.
4
Hoe werk je in een hoofdstuk? Het HB en het WB horen bij elkaar. Je begint met de introtekst in het HB en je volgt dan de verwijzing naar het WB. Die ziet er bijvoorbeeld zo uit: werkboek §1 blz. 5
Dat wil zeggen: maak in je WB op bladzijde 5 de vragen van paragraaf 1. In het WB komen de kopjes van de leertekstblokken terug en onder die kopjes staan de vragen en opdrachten die over dat leertekstblok gaan. Het WB stuurt je langs de verschillende bronnen in het HB. Zo weet je zeker dat je de theorie leert begrijpen en alle begrippen oefent. De leertekstblokken in je handboek kun je ook gebruiken om te leren voor de toets. Bronnen Het leuke van dit boek is dat je niet alleen hoeft te lezen, maar dat je ook veel kunt bekijken. In Praktische economie zitten bronnen. Dat zijn foto’s, tekeningen, grafieken en tabellen die je meer duidelijk maken over een onderwerp. Over bijna alle bronnen vind je vragen terug in het WB. Je hebt bronnen in het HB en in het WB. Zo betekent WB bron 3 dat je in het WB op zoek moet naar bron 3 van die paragraaf. Maar HB bron 3 bestaat ook, die zoek je op in het HB. Vergeet niet om ook het bijschrift goed te lezen.
5
Planner Voordat je aan een hoofdstuk begint, ga je naar de planner in het WB. In de planner staan alle onderdelen van het hoofdstuk op een rijtje. Ook als je iets op de computer gaat doen. In overleg met je docent vul je in wat je wanneer gaat doen. Je kunt hier ook de scores voor je toetsen opschrijven. Wat moet je leren? Als je moet leren voor je proefwerk, is het slim om naar Kennis en vaardigheden aan het einde van elke kernparagraaf in het WB te kijken. Daar staat opgesomd wat je moet kennen en kunnen. Natuurlijk is het ook heel belangrijk om voor een proefwerk nog eens de leertekstblokken te bestuderen en te oefenen met de economische vaardigheden. Het ePack Op www.praktischeeconomie.nl kun je met behulp van je gebruikersnaam en wachtwoord inloggen op het ePack. Het ePack 2 havo/vwo bestaat uit: • Computerles Oriëntatie Dit is een computerles waarin je kunt ontdekken waar het hoofdstuk over gaat. • Computerles Kern Dit zijn computerlessen die moeilijke begrippen uit het hoofdstuk op een interactieve manier behandelen. • Onderzoek op de computer In het ePack staan de onderzoeksopdracht en de informatie die je nodig hebt om het onderzoek uit te kunnen voeren. • Oefentoetsen Dit zijn digitale toetsen om te kijken of je de stof beheerst. Aan het einde van elke toets zie je jouw ‘score’. Ook krijg je uitleg waarom je antwoorden niet of juist wel goed zijn (feedback). • Diagnostische toetsen Dit zijn digitale toetsen van een hoofdstuk die op basis van de leerdoelen zijn samengesteld en waarin feedback op leerdoelniveau is ingebouwd. • Begrippen Van een aantal moeilijke begrippen zijn animaties gemaakt. Dit zijn korte (teken)filmpjes of foto’s. Ze maken de betekenis van het begrip duidelijker. Succes met Praktische economie! De samenstellers
6
Colofon
Opmaak Iris ontwerpt, Utrecht. Cartografie/grafieken Van Oort redactie en kartografie, Almere. Illustraties Maarten Rijnen, Huizen; Sandra de Haan, Rotterdam. Fotoverwerving Pim Rusch Fotografie, Leiden; Uitgeverij Malmberg, ‘s-Hertogenbosch. Foto’s AFP/ANP Photo; Albert Heijn; Alejandro Pagni/ANP Photo; AllOver photography/Alamy; ANP Photo; B en U International Picture Service ; Bruno Productions BV; Chris Keulen/Hollandse Hoogte; Chris Pennarts/Hollandse Hoogte; Christopher King/Shutterstock; Classic Image/Alamy; Coca Cola Beverages Nederland i.s.m. Sacha Schoenen; Ed Oudenaarden/ANP Photo; Eurelios/Hollandse Hoogte; Fokke & Sukke/Maatschap Reid, Geleijnse & Van Tol; Frank Muller/Hollandse Hoogte; G.Abel/Nationale Beeldbank; Gamma/Hollandse Hoogte; Heimo Aga/Hollandse Hoogte; Hollandse Hoogte; Juburg/ Shutterstock; Juul Baars/Nationale Beeldbank; Kamagurka; Koen Verheijden/Hollandse Hoogte; Lineair Fotoarchief; Maarten Pathuis Cartoons; Marcel van den Bergh/ Hollandse Hoogte; Martin Harvey/Alamy; Mary Evans Picture Library; Metro Holland BV; nagelestock.com/Alamy; Patrick Post/Hollandse Hoogte; Peter Adriaansen; Peter Hilz/Hollandse Hoogte; Philips Communicatie Nederland; Pim Rusch Fotografie; R. Geertsema-Remeijn/Nationale Beeldbank; Rabobank Nederland; Ramin Talaie/Corbis; Reporters; Robert Rizzo/Hollandse Hoogte; Robert Vos/ANP Photo; Stichting Max Havelaar; Teun Voeten/Hollandse Hoogte; Thomas Schlijper/Hollandse Hoogte; Ullstein Bild; V&D Warenhuizen BV; VelvetMusic; WFA, Werner Fotografen Agentschap; www.kieskeurig.nl; www.ruilen.nl; www.youtube.com; Adri Zuiderwijk. Het is de uitgever, ondanks vele inspanningen, niet gelukt alle rechthebbenden te achterhalen. Denkt men rechthebbende te zijn, dan kan men zich wenden tot de uitgever.
509720 ISBN 978 90 345 5655 4 Vierde druk, eerste oplage, 2008.
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2008 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
7
MODULE 1 Consumeren
8
hoofdstuk
1
Consumeren doen we elke dag
Oriëntatie Economie gaat over mensen. Mensen die goederen en diensten gebruiken. Sommige daarvan, zoals de lucht die we inademen, zijn in overvloed aanwezig. Maar andere, zoals brood, kleding en computers, moeten gemaakt worden. En van al die dingen willen we steeds meer en meer. En daarbij merken we dat onze middelen begrensd zijn. Niet alles kan. Als je meer van het een wilt, moet je genoegen nemen met minder van het ander. Je moet kiezen. Dit hoofdstuk bekijkt wat jongeren voor wensen hebben. Jaarlijks wordt onder scholieren onderzoek gedaan naar wat ze kopen. Interessant om te zien en om met je eigen situatie te vergelijken. Wat je kiest wordt ook door reclame beïnvloed: producenten knokken met elkaar om de euro’s die jij uitgeeft. Jongeren blijken voor de producenten behoorlijk interessante klanten te zijn. Samen hebben ze een enorme koopkracht. Bij de keuzes die je bij je aankopen moet maken kun je informatie krijgen van onder meer de Consumentenbond. Met de manier waarop je goederen en diensten gebruikt heb je direct en indirect invloed op je eigen leefomgeving. En op die van anderen. ePack Computerles Oriëntatie Kern 1
Schaarste en inkomen
blz. 10
2
Het kopen van goederen en diensten
blz. 12
3
Reclame
blz. 14
4
De kritische consument
blz. 16
ePack Computerles Kern Onderzoek 5
De vraag naar goederen
blz. 18
ePack Onderzoek op de computer Afsluiting 6
Economische vaardigheden
blz. 20
7
Proef op de som
blz. 22
ePack Oefentoetsen ePack Diagnostische toets Begrippen
blz. 23
9
kern
1
hoofdstuk 1
Schaarste en inkomen Inkomen Nederlandse tiener: € 824 per jaar Het inkomen van jongeren wordt steeds hoger. Gemiddeld gaan jongeren er per jaar 5% op vooruit. Uit een onderzoek blijkt dat Britse tieners een gemiddeld inkomen hebben van zo’n € 1.100 per jaar. Spaanse tieners hebben het minst te besteden. Zij moeten het doen met € 450 per jaar. Volgens de onderzoekers krijgen Britse jongeren tussen de tien en 17 jaar zo veel geld omdat het betere onderhandelaars zijn. Sommige tieners krijgen wel € 300 per maand. Daarnaast krijgen jongeren in Groot-Brittannië relatief veel kleedgeld. Nederlandse tieners komen in de top 10 van meest ‘verdienende’ Europese jongeren op plaats 3. Een
bron 2
Waar kies je voor?
groot gedeelte van het inkomen van Nederlandse jongeren bestaat uit inkomen uit bijbaantjes.
Alternatieve kosten Bij alternatieve kosten worden de kosten uitgedrukt in het alternatief dat wordt opgeofferd. Bijvoorbeeld een uur extra vrije tijd kost de opbrengst van een uur arbeid. Twee voorbeelden om dit wat te verduidelijken: 1 Iemand heeft drie uur beschikbaar en gebruikt deze tijd om anderhalf uur te schilderen en anderhalf uur te hardlopen. Als hij nu een halfuur meer wil hardlopen, moet hij daarvoor een halfuur schilderen opofferen. Een halfuur extra hardlopen ‘kost’ hier dus een halfuur schilderen. Dit halfuur schilderen is dan de zogenoemde waarde van het opgeofferde alternatief. 2 Een bedrijf bezit een stuk grond. Dit stuk grond kan het bedrijf gebruiken om er een opslagruimte op te bouwen. Een alternatief is om een vergelijkbare bestaande opslagruimte te kopen. De opslagruimte kost € 1.000.000 om te bouwen. De bestaande opslagruimte kost € 1.200.000. In eerste instantie lijkt nieuwbouw dus goedkoper. Maar de grond zou ook verkocht kunnen worden. Wanneer de grond voor meer dan € 200.000 verkocht kan worden, is de nieuwbouw dus duurder. Stel dat de grond voor € 400.000 verkocht kan worden: de aankoop van de bestaande opslagruimte kost dan: € 1.200.000 – € 400.000 = € 800.000.
10
werkboek §1 blz. 5
bron 1
Een bijbaantje verhoogt de inkomsten. 12 T/M 14 JAAR
15 T/M 16 JAAR
17 T/M 18 JAAR
%
%
%
Winkel of supermarkt
1
17
26
11
15
8
Babysitten/oppassen
5
10
11
Horeca
1
8
17
Krantenwijk/folders verspreiden
Economie is keuzes maken Economie gaat over mensen, hoe ze werken, dingen maken en gebruiken. In de economie gaat het over wensen van mensen. En over de manier waarop die wensen vervuld worden. De wensen die mensen hebben, noem je hun behoeften. Om aan die behoeften te kunnen voldoen heb je middelen nodig. Zoals je zakgeld. Af en toe zul je merken dat je daar te weinig van hebt. Door inkomsten uit een bijbaantje en vakantiewerk kun je je behoeften beter vervullen (bron 1). De spanning die er bestaat tussen de beperkte middelen en de onbegrensde behoeften, noemen we schaarste. Je kunt je zakgeld of inkomsten uit een bijbaantje op verschillende manieren uitgeven. Je kunt met het geld een brommer kopen. Of je kiest ervoor je geld uit te geven aan een vakantie in Spanje. Allebei tegelijk kan niet. Dit geldt ook voor het kiezen voor een bepaald tussendoortje. Als je maar één euro hebt kun je er geen twee uitgeven. Schaarste dwingt dus tot het maken van keuzes. In de economie kijkt men bij het maken van keuzes naar de alternatieve kosten (bron 2). Hoe beter het je lukt je wensen, je behoeften, te vervullen, hoe hoger je welvaart is. Welvaart is de mate waarin behoeften worden bevredigd met schaarse middelen.
bron 3
Primair inkomen.
Soorten inkomen De meest voorkomende baantjes die scholieren tijdens normale schoolweken hebben, zijn: werken in een winkel, babysitten en kranten of folders rondbrengen. Voor volwassenen zijn er verschillende manieren om aan geld te komen. Wie een baan heeft ontvangt loon. De eigenaar van een bedrijf houdt, als het goed is, winst over. Ook ontvangt hij loon voor de arbeid die hij verricht. Loon en winst zijn inkomen uit arbeid. Je kunt ook op andere manieren aan geld komen. Als je geld op een spaarrekening zet, krijg je rente. Huur ontvang je als je een kamer of een huis verhuurt. Een boer die een stuk land verhuurt, krijgt als vergoeding hiervoor pacht. Rente, huur en pacht zijn voorbeelden van inkomen uit bezit. Winst is ook een inkomen uit bezit. Een ondernemer krijgt inkomen uit zijn eigen bedrijf. Winst is dus zowel inkomen uit arbeid, als inkomen uit bezit. Inkomen uit arbeid en bezit noem je primair inkomen (bron 3). Dit is inkomen dat je verdient door ervoor te werken of door iets te verhuren dat je bezit. Naast inkomen in geld kun je ook inkomen verdienen in de vorm van goederen en diensten. Bijvoorbeeld: je werkt in een cd/dvd-winkel en mag elke maand een gratis dvd of cd uitzoeken. Deze vorm van inkomen heet: inkomen in natura.
Secundair inkomen In Nederland zijn mensen die niet zelf voor een inkomen kunnen zorgen. Bijvoorbeeld omdat ze werkloos zijn of arbeidsongeschikt. De overheid zorgt voor een sociale uitkering. Dit is een voorbeeld van een overdrachtsinkomen.
bron 4
Studiefinanciering is secundair
inkomen.
Betaalde belasting en premies worden gebruikt om mensen die dat nodig hebben, financieel te ondersteunen.
MAANDBEDRAGEN HOGER ONDERWIJS 2008
Andere voorbeelden van overdrachtsinkomen zijn:
Maandbedragen studiefinanciering
• Kinderbijslag: een uitkering voor ouders van jongeren tot 18 jaar om de kosten
uitwonend
thuiswonend
Basisbeurs
€ 255,64
€
Aanvullende beurs
€ 227,76
€ 208,63
Lening
€ 279,69
€ 279,69
91,81
van levensonderhoud van kinderen kleiner te maken. • Studiefinanciering: studerende jongeren krijgen een uitkering om te kunnen studeren (bron 4). • Huurtoeslag: mensen die een huur betalen die te hoog is in verhouding tot hun inkomen, krijgen geld van de overheid. Door de betaling van belasting en premies en de ontvangst van overdrachtsinkomen ontstaat het secundaire inkomen. Het secundaire inkomen is het
Tip Economische vaardigheden oefenen
primaire inkomen verminderd met belasting en sociale premies en vermeerderd
op blz. 20-21!
met sociale uitkeringen en subsidies/toeslagen. Het secundaire inkomen wordt ook wel het besteedbare inkomen genoemd.
11
kern
2
hoofdstuk 1
Het kopen van goederen en diensten We hebben bijna alles, behalve genoeg We hebben in Nederland nog nooit zo veel geconsumeerd als de laatste jaren. Alles is te koop. Een bekende uitdrukking is: ‘Je bent wat je koopt ’. En dat is duidelijk te zien! De rekken in onze supermarkten puilen uit, net zoals onze kasten, kelders, zolders en garages. En wat we te veel hebben bieden we op Marktplaats aan, zodat iemand anders het weer kan gebruiken. De aarde kan deze groeiende consumptie steeds moeilijker aan. Ons klimaat warmt op, grondstoffen raken uitgeput, we zien en voelen de vervuiling elke dag. De overvloed aan goederen maakt niet gelukkig. Mensen worden ziek, werken zich te pletter of steken zich in de schulden om nog meer te kunnen consumeren. Hoe groter de keuze aan goederen, hoe moeilijker we kunnen kiezen. (Vrij naar: Derk Geldof, We consumeren ons kapot) werkboek §2 blz. 8
bron 1
Gemiddelde uitgaven per maand naar leeftijdscategorie. BEDRAG (IN EURO’S)
PERCENTAGE (%)
12 t/m 14
15 t/m 16
17 t/m 18 19
12 t/m 14
17 t/m 18
12
Fris
12
Alcohol
31
Roken
40
51
67
3
10
19
Kleding en schoenen
37
44
54
36
56
72
Cosmetica e.d.
9
10
12
33
42
49
Cd’s
11
11
11
12
13
15
25
70
74
78
14
21
38
46
50
43
61
8
39
61
Dvd’s
8
7
9
12
19
27
Hobby’s
13
14
20
20
28
37
Cadeaus
7
9
12
54
62
76
bron 2
Gemiddelde uitgaven per maand naar leeftijd en geslacht. JONGENS
MEISJES
TOTAAL
€
€
€
bron 3
Inflatie maakt het leven duurder.
Nederlandse inflatie stijgt naar 2,2% in februari
12 jaar
47
50
49
13 jaar
53
56
54
14 jaar
72
73
72
15 jaar
100
92
96
16 jaar
148
120
134
17 jaar
176
153
165
18 jaar en ouder Totaal
345 91
247 84
269 89
De inflatie is in Nederland in februari op jaarbasis uitgekomen op 2,2%. Dat is 0,2% hoger dan in januari. Het is voor de tweede maand op rij dat de geldontwaarding niet onder de 2,0% is gebleven. Vooral de prijzen van kleding droegen bij aan de stijging van de inflatie. In februari lagen de kledingprijzen gemiddeld 4,5% hoger dan een jaar eerder. Ook de wegenbelasting leverde in februari een bijdrage aan de stijging van de inflatie. De wegenbelasting was vorige maand 7,2% hoger dan een jaar eerder. (Vrij naar: Brabants Dagblad, maart 2008)
12
15 t/m 16
Snoep
bron 4
Soorten goederen Vroeger was zelfvoorziening voor veel mensen vanzelfsprekend. Het was heel
Bush geeft economie VS ‘injectie in de arm’
gewoon dat mensen zelf hun brood bakten of hun kleding maakten. Deze
President Bush gaf Amerika gisteren een lesje middelbareschooleconomie. Zo nu en dan groeien economieën, legde hij uit, een andere keer krimpen ze weer. En soms is kordaat overheidsingrijpen nodig om te voorkomen dat een land afglijdt in een recessie. ‘Dit is zo’n moment.’ Als alles volgens plan verloopt, krijgen belastingbetalers deze zomer een cheque thuisgestuurd. Achthonderd dollar per persoon, zestienhonderd dollar voor een gezin. Dit alles voorzien van een duidelijke opdracht: raak het geld zo snel mogelijk weer kwijt. ‘Amerikanen mogen dit geld uitgeven zoals hun dat belieft: om de maandelijkse rekeningen te betalen, voor gestegen benzineprijzen, om te voorzien in andere basisbehoeften.’ Een groot gedeelte van de Amerikaanse bevolking zegt dit geld echter niet uit te geven maar opzij te leggen voor slechtere tijden. Of een gedeelte van de schulden mee af te lossen.
hebben steeds minder tijd om zelf dingen te maken. Vandaar dat de meeste
(Vrij naar: NRC Handelsblad, januari 2008)
vormen van zelfvoorziening zie je tegenwoordig bijna niet meer. Mensen mensen goederen of diensten kopen (bron 1 en 2). Goederen zijn zaken die tastbaar zijn, je kunt ze vastpakken. Een iPod of een scooter zijn voorbeelden hiervan. Diensten kun je niet vastpakken. Denk hierbij aan een taxiritje of een bezoek aan de tandarts. Het kopen van goederen of diensten heet consumeren. In de economie wordt een onderscheid gemaakt tussen gebruiksgoederen en verbruiksgoederen. Gebruiksgoederen zijn goederen die je meer dan één keer kunt gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan een mobiele telefoon of cd. Verbruiksgoederen kun je maar één keer gebruiken. Snacks, snoep, ijsjes en frisdrank zijn hiervan voorbeelden. Er zijn goederen waarvoor productiefactoren moeten worden opgeofferd. Zij hebben een prijs, daarom zijn het schaarse goederen. Dit in tegenstelling tot vrije goederen. Voor deze goederen hoef je niet te betalen. Bijvoorbeeld frisse lucht en zonlicht.
Prioriteiten Je kunt niet al je behoeften vervullen. Je zult dus keuzes moeten maken. Anders gezegd: je zult prioriteiten moeten stellen. Het gezinsinkomen kan maar één keer uitgegeven worden. Een gezin geeft een groot gedeelte van het inkomen uit aan basisbehoeften. Dit zijn noodzakelijke behoeften zoals voeding, kleding, woonruimte en gezondheidszorg. Als er nog geld overblijft nadat in de basisbehoeften is voorzien, gaat het op aan goederen die niet noodzakelijk zijn. Denk hierbij aan een reis of lcd-televisie. De uitgaven aan luxebehoeften nemen toe naarmate het inkomen stijgt. Er bestaat dus een relatie tussen het inkomen dat verdiend wordt en de hoeveelheid goederen en diensten die gekocht worden. Goederen waarvan men minder gaat kopen naarmate het inkomen stijgt, ervaren de consumenten blijkbaar als ‘minderwaardige goederen’ (= inferieur). Mensen hebben liever een ander (beter) product als ze het zich kunnen veroorloven. Voorbeelden van inferieure goederen zijn een vakantie in eigen land (bij een hoger inkomen gaan mensen naar het buitenland) of gehakt (bij een hoger inkomen kopen mensen vaker duurder vlees).
Koopkracht en inflatie In paragraaf 1 heb je geleerd wat inkomen is. Inkomen levert koopkracht op. Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je geld kunt kopen. Als de prijzen van goederen en diensten stijgen, kun je voor hetzelfde bedrag minder kopen. Je koopkracht daalt. Dit noemen we inflatie (bron 3). Als alleen een pak melk duurder wordt, is er geen inflatie. Maar als veel producten duurder worden, is dat wel inflatie.
13
kern
3
hoofdstuk 1
Reclame Merken
bron 1
Fatima (17): ‘Al mijn vrienden dragen dezelfde merken. Ik ook. Ik zie ook op school
Reclame voor jongeren
heel veel dezelfde rugzakken. Merken zijn heel belangrijk, maar ook erg duur.
Jongeren zien heel veel reclameboodschappen per dag. Ze zijn dus een belangrijke doelgroep! Maar waarom al die reclame voor jongeren? Er zijn verschillende redenen. Veel jongeren hebben een bijbaantje. Ze verdienen dus geld en willen dit graag uitgeven aan drank, een mobieltje of een scooter. Dus willen de fabrikanten dat jij hun producten koopt. Je kunt je geld tenslotte maar één keer uitgeven! Fabrikanten hopen dat je hun merk ook gaat gebruiken als je volwassen bent. Dus als jij nu al die ene shampoo gaat gebruiken, blijf je dat misschien doen. Want: jij bent de klant van de toekomst! Fabrikanten willen dat jij ervoor zorgt dat jouw ouders bepaalde producten gaan kopen. Stel, jouw ouders hebben een trage computer en ze willen een nieuwe kopen. Misschien overleggen je ouders met jou. De reclamemaker probeert jou te interesseren voor een nieuwe, snellere computer van een bepaald merk en hoopt dat jij je ouders overhaalt die te kopen.
Moet je zien hoeveel een agenda van een bepaald merk kost, alleen maar omdat
(Vrij naar: www.infonu.nl)
het een stoer merk is.’ Een advertentie in een tijdschrift, reclame op tv, die leuke game op een site: reclame is overal. De invloed van reclame is groot. Reclamemakers vertellen ons wie we kunnen zijn en hoe we ons kunnen voelen. We moeten dan natuurlijk wel een bepaald product kopen. Reclame haalt je over om te kopen. Bedrijven geven veel geld uit aan reclame. Slimme koppen bedenken hoe ze een product het best kunnen verkopen. Daar verdienen ze hun geld mee. Veel reclame wordt speciaal gemaakt voor jongeren. Die reclame vertelt jou welke kleding je moet dragen en met welk mobieltje je moet bellen. Of je dat doet is natuurlijk jouw keuze. (Vrij naar: www.nibudjong.nl) werkboek §3 blz. 10
Reclame Als consument word je van alle kanten beïnvloed. Door je ouders, vrienden, klasgenoten, maar ook door reclame. Een adverteerder probeert een boodschap over te brengen. De verkoper wil door reclame jouw belangstelling opwekken voor zijn goederen en diensten (bron 1). Hij hoopt dat jij zijn product wilt kopen. Reclame bevat soms nuttige informatie, bijvoorbeeld over de samenstelling of over de prijs van een product. Als de gegeven informatie onjuist of niet volledig is, noemen we dit misleidende reclame. Ideële reclame wil geen producten verkopen, maar een ‘goed doel’ bereiken. Ook de overheid probeert het gedrag van mensen te beïnvloeden met boodschappen. Denk maar aan de spotjes van Postbus 51. In tijdschriften, op televisie en op internet wordt veel reclame gemaakt. Reclamemakers gebruiken dus verschillende media om hun potentiële klanten over te halen om hun producten te kopen. De aard van de media bepaalt de kosten van een reclameboodschap. Zo is een spotje op televisie
bron 2
Reclame-uitgaven van enkele winkels in 2006 en 2007 ( x 1000 euro).
BEDRIJF
14
2007
2006
Albert Heijn
45.769
55.832
Blokker
37.195
19.104
Kruidvat
36.479
35.578
Lidl
35.488
32.292
MediaMarkt
34.459
31.730
Gamma
31.819
30.779
Aldi
18.066
17.818
Hema
17.784
14.087
BelCompany
13.954
14.522
duurder dan een ‘banner’ met reclame op internet.
Doelgroep Vaak richt reclame zich op een bepaalde groep kopers. Reclamemakers noemen dat de doelgroep (bron 3). Een duidelijk voorbeeld hiervan is reclame voor mobiele telefoons. Jongeren staan hier centraal. Zij zijn de doelgroep. Voor winkeliers zijn jongeren een belangrijke doelgroep. Dat is omdat: • jongeren nog gemakkelijk zijn te beïnvloeden; • veel jongeren tamelijk veel geld hebben te besteden; • jongeren invloed hebben op het koopgedrag van hun ouders.
Fabrikanten en winkeliers proberen het koopgedrag van consumenten te beïnvloeden door reclame en aanbiedingen. Maar wat consumenten kopen, is ook afhankelijk van andere omstandigheden. Het inkomen speelt hierbij een belangrijke rol. De gezinssamenstelling en de tijd waarin je leeft, zijn ook van invloed op je koopgedrag.
Marketing Fabrikanten en winkeliers houden er rekening mee dat mensen verschillende wensen hebben op het gebied van de kwaliteit en de prijs van een product. Zo zal de ene consument (bijna) altijd de bekende en duurdere A-merken kopen, terwijl een andere consument kiest voor de goedkopere en minder bekende
bron 3
B-merken en/of huismerken. Rekening houden met de wensen van de klanten Een duidelijke doelgroep.
is een belangrijk uitgangspunt bij de marketing. Marketing is het maken en uitvoeren van plannen om de verkoop te bevorderen. Een eigenaar van een winkel of de marketingafdeling van een groot bedrijf heeft verschillende middelen om het verkoopbeleid af te stemmen op de wensen van zijn doelgroep. We noemen dat zijn marketinginstrumenten. Dat zijn: • Prijs: hoge, gemiddelde, lage prijzen • Plaats: vestigingsplek, bereikbaarheid • Product: assortiment, verpakking • Promotie: reclame, demonstraties, opvallen • Personeel: dezelfde kleding, vriendelijkheid tegen klanten In de marketing noemen we dit de 5 P’s. Alle vijf P’s bij elkaar vormen de marketingmix van de verkoper. Met de marketingmix (bron 4) wil de verkoper bij de consument een bepaald beeld, een bepaald gevoel over zijn zaak en zijn producten oproepen.
bron 4 De marketingmix.
15
kern
4
hoofdstuk 1
De kritische consument De prepaidtelefoon van Carla Jochems is gestolen. Zij blokkeert haar beltegoed en koopt een nieuw toestel. Vervolgens verzoekt zij haar provider om het oude beltegoed van € 43 bij te schrijven op haar nieuwe toestel. De provider weigert dit omdat volgens hem de diefstal van het toestel de verantwoordelijkheid van de eigenaar is en het beltegoed verloren gaat op het moment dat het toestel verloren of gestolen wordt. Daarnaast zou het technisch onmogelijk zijn om het beltegoed over te zetten. Carla vraagt zich af of dit zomaar kan. Dit soort verhalen lees je regelmatig op websites van consumentenprogramma’s zoals Radar en Kassa. Als consument moet je je recht ergens kunnen halen. Maar waar? Wie kan je helpen? werkboek §4 blz. 12
Consumentenorganisaties Het is vaak moeilijk om te beslissen welk product je het best kunt kopen. Er zijn vele merken en typen. Welk product is van goede kwaliteit? En betaal je als consument niet te veel? Consumentenorganisaties kunnen helpen bij je keuze. Zij onderzoeken producten op prijs en kwaliteit en vergelijken ze met elkaar. Ook de gevolgen voor het milieu worden onderzocht. De grootste consumentenorganisatie is de Consumentenbond, die de Consumentengids uitgeeft. Hierin staan onder andere vergelijkende warenonderzoeken. Bij zo’n onderzoek worden dezelfde producten van verschillende merken onderzocht en met elkaar vergeleken. Behalve bij de Consumentenbond kun je op internet ook veel informatie vinden over producten. De internetsites kieskeurig.nl en vergelijk.nl helpen consumenten bij het kiezen en kopen van producten (bron 1). Als je na het kopen van een product problemen krijgt met de winkelier of leverancier, kun je een beroep doen op een geschillencommissie. Zo’n commissie is er voor bepaalde producten en diensten en bestaat uit onpartijdige vakmensen. Er zijn geschillencommissies voor keukens, auto’s, reizen, enzovoort. Zij kunnen een uitspraak doen als een winkelier of leverancier en een klant het met elkaar oneens zijn. De uitspraak van een geschillencommissie is bindend: beide partijen moeten zich aan de afspraak houden.
bron 1
16
Internet biedt een schat aan consumenteninformatie.
bron 2 De Warenwet beschermt de consument tegen schadelijke producten.
De overheid en de consument Consumentenorganisaties streven ernaar consumenten te beschermen tegen slechte producten. Ook de overheid doet haar best en heeft hiervoor een
WAARSCHUWING Albert Heijn heeft besloten om met onmiddellijke ingang het volgende product terug te halen:
aantal wetten gemaakt. De bekendste is de Warenwet. Hierin staat dat alle artikelen aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Dit is om te voorkomen dat er geknoeid wordt met bijvoorbeeld speelgoed, elektrische apparaten en levensmiddelen. Ook de informatie over producten is in de Warenwet geregeld (bron 2). Op bijna alle etiketten van levensmiddelen staat informatie over de
AH Chocolade rozijnen melk verpakt in 225 grams cup met de houdbaarheidsdatum 14-03-2008 (zie wikkel om de verpakking)
inhoud, het gewicht en de kleur-, geur- en smaakstoffen.
Reden voor de maatregel is dat het kan voorkomen dat er pinda’s in het product zijn verwerkt in plaats van rozijnen. Dit kan schadelijk zijn voor kleine kinderen of voor klanten met een allergie. Deze waarschuwing geldt alleen voor de verpakkingen met houdbaarheidsdatum 14-03-2008. Klanten die het product terugbrengen naar de winkel, ontvangen het aankoopbedrag retour. Voor nadere inlichtingen kunnen consumenten contact opnemen met de gratis Servicelijn van Albert Heijn (0800-03 05).
op straat, is aan regels gebonden. Consumenten die op deze manier iets kopen
Wij bieden onze verontschuldigingen aan voor dit ongemak.
van goederen worden grondstoffen en energie gebruikt. Het vervoer van de
De Colportagewet beschermt de consument tegen agressieve verkooppraktijken. Goederen verkopen aan de deur, op verkoopdemonstraties, bij iemand thuis of voor een bedrag van € 35 of meer, kunnen onder deze koopovereenkomst uit. Dat moet wel binnen acht dagen gebeuren. Zo kunnen consumenten terugkomen op beslissingen die zij aan de deur wat haastig of ondoordacht hebben genomen. Bij kopen via internet geldt dezelfde wettelijke maatregel: bij verkoop op afstand is er een bedenktijd van zeven dagen.
Consumptie en milieu De consumptie van goederen heeft invloed op het milieu. Voor de productie producten is milieuvervuilend. En na gebruik houden de producent en de consument afval over. Hoe kunnen we het milieu helpen? In de eerste plaats
Zaandam, 2 januari 2008 ALBERT HEIJN BV
natuurlijk door minder te consumeren. En in de tweede plaats door goed na te denken over wát je consumeert. Bewust consumeren kun je doen door producten te kopen: • met een keurmerk: er zijn aparte milieukenmerken; • zonder of met minder verpakking (bron 3). Een andere manier om iets voor het milieu te doen is het scheiden van afval. Een deel van het afval kan dan hergebruikt worden: dat heet recycling.
bron 3 Een nieuwe verpakkingsbelasting per 1 mei zal tot prijsstijgingen in de supermarkt leiden. De overheid heft in 2008 voor € 240 miljoen aan verpakkingsbelasting binnen de supermarktensector. Supermarkten zullen de kosten hiervan waarschijnlijk doorberekenen aan de consument. Een potje pindakaas zal 1 cent in prijs stijgen. Een blikje bier gaat 0,3 cent meer kosten. Op verzoek van milieuminister Jacqueline Cramer zullen supermarkten op de kassabonnen vermelden dat de prijzen door de nieuwe belasting zijn gestegen. Van de opbrengsten gaat € 125 miljoen direct naar de overheid. De rest van het geld besteedt de overheid aan recycling en vuilinzameling.
17
onderzoek
5 bron 1
Jan Smit.
hoofdstuk 1
De vraag naar goederen Extra concert Jan Smit in Rijnhal Dagblad de Gelderlander schrijft eind 2007: ‘Er komt een derde concert van Jan Smit in de Arnhemse Rijnhal. De optredens op 9 en 12 oktober 2008 zijn helemaal uitverkocht. Misschien komen er nog meer optredens in Arnhem. Het is voor de Rijnhal heel voordelig dat de populaire zanger zijn tournee begint in Arnhem. Iedereen wil weten hoe hij hersteld is van zijn stemproblemen. Vooral de echte fans willen erbij zijn.’ Jan Smit tobt in 2007 en 2008 met stemproblemen. Maar eind 2008 moeten de problemen voorbij zijn, want dan treedt Jan op in Arnhem. Daar willen de fans natuurlijk bij zijn. Van deze situatie kun je een grafiek tekenen waarbij Q het aantal fans voorstelt die een kaartje willen en P de prijs van een kaartje. Bij een hogere prijs zal een deel van de fans afhaken, maar de meeste laten zich niet weerhouden. Jan heeft al zo lang niet opgetreden! werkboek §5 blz. 14
bron 2
De vraag naar goederen De fans van Jan Smit die een kaartje willen kopen voor zijn concert (bron 1), maken met elkaar de vraaglijn in bron 2. Zo is er voor ieder goed en iedere dienst een vraaglijn. Bijvoorbeeld: de vraag naar brood van bakker Verdiest, naar theatervoorstellingen en naar de laatste cd van Jan Smit. Op een vraaglijn kun je aflezen hoeveel stuks de consumenten willen kopen bij iedere prijs. Het aantal stuks bij een bepaalde prijs noemen we de gevraagde hoeveelheid. Bijvoorbeeld: bij de vraaglijn in bron 2 is de gevraagde hoeveelheid 16.000 stuks (kaartjes) bij een prijs van € 80. Als de prijs daalt, willen meer consumenten het product kopen, en zal de gevraagde hoeveelheid stijgen. Daarom daalt de vraaglijn. De vergelijking van de vraaglijn van kaartjes voor Jan Smit in bron 2 is Qv = –100P + 24.000. In de vergelijking is Qv de gevraagde hoeveelheid. De coëfficiënt voor de P (–100) geeft aan hoeveel kaartjes minder gevraagd worden als de prijs met € 1 stijgt. De gevraagde hoeveelheid kaartjes voor Jan Smit daalt met 100 stuks als de prijs € 1 stijgt. Bij een prijs van € 40 is de gevraagde hoeveelheid (–100 x 40) + 24.000 = 20.000 stuks. Bij P = 40 willen dus 20.000 fans een kaartje. Als de capaciteit in Arnhem voldoende is, levert deze prijs een omzet van 20.000 x € 40 = € 800.000 op. De omzet is de hoeveelheid geld die met de verkoop van een goed of dienst ontvangen wordt. In formule: omzet = P x Q. Een ander woord voor omzet is totale opbrengst (TO).
18
bron 3
De prijs verandert In bron 3 is de vraag naar Coca-Cola getekend. Met deze vraaglijn kun je aflezen wat het gevolg is van een prijsverhoging van Coca-Cola (bron 4). Bij 92 eurocent per liter kopen Nederlandse consumenten 400.000 flessen per dag. Bij € 1,28 kopen de consumenten 340.000 flessen per dag. Door de prijsstijging kopen de consumenten 60.000 flessen Coca-Cola minder. Een prijsverandering van een product heeft dus een verandering langs de vraaglijn tot gevolg. De vraag(lijn) verandert niet, wel de gevraagde hoeveelheid, het punt op de vraaglijn.
Klanten boos over hoge prijs voor Coca-Cola
bron 4
De prijs van een anderhalve literfles Coca-Cola bij Albert Heijn is verhoogd van € 0,92 naar € 1,28. ‘De prijsverhoging is fors’, erkent Coca-Cola. ‘Maar onze kosten zijn ook flink gestegen’. Concurrent Pepsi zit nog op € 0,89 voor anderhalve liter. (Vrij naar: de Volkskrant)
Een verandering van de vraaglijn Het is ook mogelijk dat de vraaglijn zelf verschuift. Als het inkomen van de Nederlanders stijgt, zal de vraaglijn naar Coca-Cola naar rechts verschuiven.
bron 5
Want een stijgend inkomen heeft een positief effect op de koopkracht van de Nederlander. Hij kan meer goederen en diensten kopen. Een aantal consumenten stapt over van goedkope cola naar de duurdere CocaCola. Bij dezelfde prijs (€ 1,28) zullen meer flessen Coca-Cola gevraagd worden. Er is sprake van een verandering van de vraaglijn. Er zijn verschillende oorzaken van een verschuiving van de vraaglijn: • Het inkomen van de consumenten daalt of stijgt. • De smaak van de consumenten verandert. • Het aantal consumenten daalt of stijgt. • De prijs van een concurrerend merk daalt of stijgt. Bijvoorbeeld: Pepsi-Cola wordt goedkoper. Op je ePack vind je bij dit hoofdstuk nog andere internetopdrachten.
19
afsluiting
6
hoofdstuk 1
Economische vaardigheden Deze paragraaf behandelt economische vaardigheden. Dit kunnen rekenvaardigheden zijn, maar ook andere vaardigheden als besluitvorming of samenwerken. Bij de rekenvoorbeelden of tekstbronnen in deze paragraaf horen oefenopgaven in je werkboek. werkboek §6 blz. 16
bron 1 Rekenvoorbeeld: basisrekenen Optellen: 25 + 80 = 105. De uitkomst, 105, heet de som. Aftrekken: 750 – 130 = 620. De uitkomst, 620, heet het verschil. Vermenigvuldigen: 8 x 7 = 56. De uitkomst, 56, heet het product. Delen: 64 : 8 = 8. De uitkomst, 8, heet het quotiënt.
bron 2 Rekenvoorbeeld: rekenen met breuken 2/3 – 5/8 – 5/6. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven een breuk als een streep, de breukof deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep. Het getal boven de breukstreep heet teller, dat onder de breukstreep noemer. De teller telt hoe vaak een deel dat door de noemer bepaald wordt, voorkomt. Hoe tel je breuken op? Soms is dat makkelijk: 2/7 + 3/7 = 5/7, want 2 stukken van 1/7 en nog eens 3 stukken van 1/7 zijn samen natuurlijk 5 stukken.
bron 3 Rekenvoorbeeld: gelijknamig maken van breuken Maar hoe tel je breuken op als de noemers niet gelijk zijn? Dan moeten we ervoor zorgen dat de noemers wel gelijk aan elkaar zijn. We zeggen dat we de breuken gelijknamig maken. Daartoe vermenigvuldigen we de teller en de noemer met hetzelfde getal, waardoor de breuk als getal niet verandert. We gebruiken voor dat getal de noemer van de andere breuk. Bijvoorbeeld: 2/7 + 3/8 = 8x2/8x7 + 7x3/7x8 = 16/56 + 21/56 = 37/56
bron 4 Rekenvoorbeeld: vermenigvuldigen met breuken Om twee breuken met elkaar te vermenigvuldigen, moeten zowel de tellers als de noemers met elkaar vermenigvuldigd worden. Bijvoorbeeld: 3/7 x 2/5 = 6/35
20
bron 5 Rekenvoorbeeld: delen met breuken Als we iets met 1/2 vermenigvuldigen, is dat hetzelfde als delen door 2. We zeggen wel dat we iets ‘door de helft’ delen, maar we bedoelen eigenlijk iets in twee helften delen, in tweeën delen. Vermenigvuldigen met 1/5, betekent in vijven delen, dus delen door 5. Daaruit leren we de eenvoudige regel: delen door een getal is vermenigvuldigen met het omgekeerde van dat getal. Delen door 2/3 is hetzelfde als vermenigvuldigen met 3/2. Bijvoorbeeld: 3/7 : 5/8 = 3/7 x 8/5 = 24/35.
bron 6 Rekenvoorbeeld: van maanden naar weken en van weken naar maanden Als je maandbedragen moet omrekenen naar jaarbedragen is dat vrij eenvoudig. Je neemt het maandbedrag, vermenigvuldigt dit bedrag met 12 en je hebt de uitkomst. Het is lastiger om weekbedragen om te rekenen naar maandbedragen en andersom. Je moet dit op de volgende manier doen: • een weekbedrag omrekenen naar een maandbedrag: weekbedrag x 52 : 12 = maandbedrag • een maandbedrag omrekenen naar een weekbedrag: maandbedrag x 12 : 52 = weekbedrag
bron 7 Rekenvoorbeeld: afronden van getallen Als je € 1.200 per jaar ontvangt en je wilt uitrekenen wat dit bedrag per maand is, is de uitkomst een heel getal, namelijk: € 1.200 : 12 = € 100. Het wordt lastiger als je een getal krijgt met een aantal cijfers achter de komma. Bijvoorbeeld: € 458 : 41 = € 11,170732 Bij afronden gelden de volgende regels: • De cijfers 5, 6, 7, 8 en 9 achter de komma worden naar boven afgerond. • De cijfers 0, 1, 2, 3 en 4 achter de komma worden naar beneden afgerond. Het bedrag € 11,170732 ronden we op verschillende manieren af: - Bij afronding op 3 decimalen (3 cijfers achter de komma) moet je kijken naar het vierde cijfer achter de komma, in dit geval 7. Je moet dus afronden naar boven: € 11,171. - Bij afronding op 2 decimalen achter de komma moet je kijken naar het derde cijfer achter de komma, in dit geval 0. Je moet dus afronden naar beneden: € 11,17. - Bij afronding op 1 decimaal, kijk je naar de 7. Het getal wordt dus: € 11,2. - Bij afronding op een heel getal kijk je naar de 1. Het getal wordt dus € 11.
21
afsluiting
7
hoofdstuk 1
Proef op de som In deze paragraaf ga je aan de hand van de bronnen en opgaven in je werkboek
bron 1
testen of je de stof bij dit hoofdstuk hebt gesnapt.
‘Werkende jongere moet meebetalen als hij nog bij zijn ouders woont’ Werkende jongeren verdienen geld. Omdat ze weinig vaste lasten hebben, gaat het loon op aan kleding, uitgaan en mobiele telefoons. Zorgelijk, vindt het Nibud. Van de werkende jongeren die ook nog op school de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen, heeft 20% schulden. Gemiddeld staan ze voor € 1.410 in het krijt. Het Nibud, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, concludeert dit na een onderzoek onder 3.000 van de 18.000 werkende jongeren die de beroepsbegeleidende leerweg volgen. En daarin schuilt een groot risico, meent Nibud-directeur Wilmink. ‘De jongeren leren niet met geld omgaan. Ze leren niet dat er in het leven ook minder leuke dingen zijn die geld kosten.’
werkboek §7 blz. 18
bron 2 Mijn vader kocht vorige maand een nieuwe ladder. Toen hij voor de eerste keer op de ladder stond om een dakpan te vernieuwen, zakte hij door vier treden. Hij maakte een flinke val waarbij zijn kleding en horloge werden beschadigd voor in totaal € 80. Mijn vader nam contact op met de fabrikant van de ladder. Die erkende na enige tijd dat er sprake was van een materiaalfout en dat er al een nieuwe ladder onderweg was. Mijn vader zei toen tegen de Consumentenbond: ‘Leuk, die nieuwe ladder, maar ik eis dat die € 80 schade door de val ook door de fabrikant wordt vergoed.’
Goedemiddag, u spreekt met Dave van Schie. Twee weken geleden heb ik met een georganiseerde bustocht de mooiste plekjes van Nederland bezocht. Een gezellige dag met een lekkere koffiemaaltijd. Iedereen kreeg na afloop van de dag nog een mooi cadeau. Dit alles voor maar € 29,90. Tijdens deze dag was er een verkoopdemonstratie. Bijna iedereen kocht wel iets. Ik heb een dekbedset gekocht ter waarde van € 239. Daar heb ik nu spijt van. Kan ik nog van deze koop af?
bron 3
Datum: 13 mei 2008 Offerte voor:
Dhr. R. Pompe Prinses Irenelaan 32 2182 CZ Hillegom
Betreft:
Parketvloer systeem Bourgogne
Koopsom parketvloer 30 m2 Eiken standaard
€ 2.455
Legkosten vooruit te betalen of bij oplevering aan parketteur € 30 m2 à € 27,50 per m2 Eindtotaal Prijzen zijn incl. 19% btw.
22
825
€ 3.280
afsluiting
hoofdstuk 1
Begrippen Een aantal van deze begrippen worden met animatie op de methodesite ondersteund.
alternatieve kosten
De kosten worden uitgedrukt in het alternatief dat
primair inkomen
wordt opgeofferd. basisbehoeften behoeften bindend
Eten/drinken, woning, kleding en gezondheidszorg.
beschikking te stellen. prioriteiten
reclame
houden. Colportagewet
Wet met regels voor de huis-aan-huisverkoop en verkoop op internet.
Consumentenbond
Grootste consumentenorganisatie in Nederland.
consumentenorganisatie
Organisatie die opkomt voor de belangen van de
diensten
Het kopen van goederen en diensten.
schaarse goederen schaarste
gebruiksgoederen
Bepaalde groep kopers waar de reclame zich op richt. Goederen die meerdere keren gebruikt kunnen
verbruiksgoederen vergelijkend warenonderzoek
vrije goederen
en een producent een geschil hebben (het niet met
Warenwet
inflatie inferieure goederen
Reclame met een goed doel.
inkomen uit bezit
Alles wat je krijgt in de vorm van goederen of
Inkomen dat verdiend wordt door te werken. Inkomen dat verdiend wordt door geld op een
verhuren (huur). Merkteken op producten dat informatie geeft over de kwaliteit. koopkracht
Goederen waarvoor je niets hoeft te betalen. Wet die voorschrijft dat artikelen aan bepaalde
Mate waarin mensen hun behoeften kunnen
Door zelf producten te maken voorzien in je
Goederen waarvan men minder gaat kopen naarmate
spaarrekening te zetten (rente) of door iets te
keurmerk
van gelijksoortige producten van
behoeften.
Gemiddelde prijsstijging in een land.
Begrippen tweede fase gevraagde hoeveelheid
diensten, dus niet in de vorm van geld. inkomen uit arbeid
Onderzoek waarbij de kwaliteit
bevredigen met behulp van schaarse middelen. zelfvoorziening
het inkomen stijgt. inkomen in natura
Goederen die je maar één keer kunt gebruiken.
voorwaarden moeten voldoen. welvaart
bevredigd. Goederen kun je vastpakken. ideële reclame
Primair inkomen min te betalen belasting en premies
verschillende merken vergeleken wordt.
Commissie die bemiddelt wanneer een consument
Producten waarmee behoeften kunnen worden
Spanning die er bestaat tussen de onbegrensde
plus overdrachtsinkomen.
elkaar eens zijn). goederen
Goederen waarvoor je moet betalen.
middelen. secundair inkomen
worden. geschillencommissie
Het opnieuw gebruiken van grondstoffen.
behoeften van mensen en de beperkt aanwezige
Producten waarmee behoeften kunnen worden bevredigd. Diensten kun je niet vastpakken.
doelgroep
Manier om de mening van mensen over een product te beïnvloeden.
recycling
consument. consumeren
Kiezen welke behoeften je op een bepaald moment het belangrijkst vindt.
Wensen die mensen hebben. Uitspraak waar beide partijen zich aan moeten
Inkomen dat je verdient door een productiefactor ter
Aantal stuks dat consumenten willen kopen bij een bepaalde prijs.
omzet (totale opbrengst)
Hoeveelheid geld die een bedrijf met de verkoop ontvangt.
totale opbrengst (omzet) vraaglijn
Afzet maal het aantal verkochte producten. Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consumenten vragen.
Hoeveelheid goederen en diensten die je met een bepaalde hoeveelheid geld kunt kopen.
luxebehoeften
Zaken die het leven prettiger maken, bijvoorbeeld een vakantie, een auto, televisie, spelcomputer.
marketing marketinginstrumenten
Rekening houden met de wensen van de consument. Manieren om aan de wensen van de consument tegemoet te komen.
marketingmix
De 5 P’s bij elkaar: prijs, plaats, product, promotie, personeel.
milieu overdrachtsinkomen
Leefomgeving, alles om je heen. Door de overheid verstrekte uitkeringen, bijslagen en toeslagen betaald uit ontvangen belastingen en premies.
23