Gemeente van Christus,
Lucas 2:1-20
Met stille trom of tromgeroffel… Met dat thema sluit ik op deze Eerste Kerstdag maar aan bij het drummende kerstfeest van onze jongens en meisjes afgelopen zaterdag. Er is heel wat af getrommeld afgelopen weken. Niet alleen in het verhaal van de kleine trommeljongen, maar ook al de zondagen daarvoor. De adventszondagen, steeds trommelend aangekondigd door een paar jongens en meisjes. Mooi was dat… Het deed me denken aan mijn jaren als dominee in Drenthe. In het vlakbij gelegen Hoogeveen werd elke zondagmorgen de kerkdienst aangekondigd met tromgeroffel. Bij de Grote Kerk in Hoogeveen stond geen klokkentoren, luiden ging dus niet. Maar dan was daar elke zondag de tamboer; in zo’n mooi uniform met pailletten en glanzende knopen ging hij trommelend rondom de kerk, door de hoofdstraat heen. Hoor, zo trommelde hij als het ware, hoor, let op! De kerk begint. Hoor, let op! Er klinkt een boodschap, er is een Woord, dat moet je niet missen. Zorg dat je er bij bent. Kom mee, sluit aan… Zo trommelde de trommelslager daar voort. En zo hoorde ik dat deze weken ook in al dat getrommel van jullie: Er is iets belangrijks, let op mensen! Hoor, en sluit maar aan in de rij. Ga mee want er is iets te zien en te beleven wat je nog nooit gezien en beleefd hebt. Ik vond het geweldig en vandaag opnieuw, onze eigen tamboers die ons ook vanmorgen allemaal oproepen om bij de les te zijn. Maar in het thema vanmorgen gaat het niet alleen over tromgeroffel. Ja, want hoe zit dat eigenlijk als we het oude Kerstverhaal in Lucas 2 lezen. Past daar het lawaai van zo’n trommel eigenlijk wel bij? Werd de geboorte van de Here Jezus nou met zo tromgeroffel omringd? Werd de komst van Gods Zoon in onze wereld wel zo luid aangekondigd en verkondigd? Is het eigenlijk niet eerder een heel stil verhaal? Het gebeurt op een stille plek, in de stille nacht, zo zingen we het. Ja, hoe was dat toen in Bethlehem? Een verlaten stal of overkapping ergens langs de weg misschien wel, want in het nachtverblijf van de stad was geen plaats. Eenzaam, verlaten, opgelaten…, ja en ook stil moet dat voor de ouders van dit kindje zijn geweest. Ja, er komen toch een paar mensen op af, maar ja, echt veel is dat toch ook niet. Denk het je even in, heb je een kindje gekregen, maar je kraamvisite blijft beperkt tot een stel vreemde kerels, wat herders uit de buurt. Stilte…, al lezend in Lucas 2 ga ik eerder denken dat de trom van het drukke leven en het trommelgeroffel van gebeurtenissen hier is verstomd, verstild: een stille trom. Nou, zo spelen we vanmorgen maar wat met die beelden. Met stille trom of tromgeroffel… Ja, hoe zit het nou? Als eerste dan toch: tromgeroffel, jawel, het is er in het Kerstevangelie, en niet zo’n beetje ook. Tromgeroffel, nee niet letterlijk, hoewel…: dat zou je kunnen meevallen, of tegenvallen misschien wel. Kijk maar eens naar dat engelenkoor, zo zijn we het gaan noemen. Het engelenkoor, dat is eigenlijk een term die niet helemaal klopt. Engelenkoor, ja maar een koor zingt, toch?
Een koor zingt, en dat doen deze engelen niet. Het is u en jou misschien nog nooit opgevallen, - nou, dan heb je deze Kerst toch nog iets nieuws geleerd – nee, de engelen zingen niet. Ze spreken. Eerlijk is eerlijk, de kerstliedjes zetten ons op het verkeerde been: ‘Hoor de englen zingen de eer’, zo begonnen we vanmorgen, en zelfs in het voetbalstadion zingen ze ‘Daar hoorden ze engelen zingen’… Maar toch…: Onze Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt er een beetje om heen, maar als u in een wat oudere Bijbel kijkt, staat het er klink en klaar: “En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: Ere zij God in den hoge, vrede op aarde bij mensen des welbehagens”. Zo hebben velen van u en ook ik het kerstevangelie tientallen jaren gehoord en er vrolijk overheen gekeken met onze voorstelling van die zingende engelen die daar in je beleving een koraal van jewelste neerzetten. Nee dus: “Zij loofden God, zeggende:” Geen zangkoor, maar een spreekkoor. Toch een koor, vooruit: het engelenkoor houden we er in, maar het was een spreekkoor. Een spreekkoor waarbij een hemel vol engelen die prachtige zin met de lof aan God en de vrede die Hij aan mensen geeft in dit Kind, uitspreekt, uitroept. Ja, dat zullen ze wel in de maat hebben gedaan toch? Dat zal in een ritme zijn gegaan, modern gezegd een ‘beat’, anders had niemand het verstaan. Een soort ‘rap’ was het, mag je misschien zeggen. Ali B. en zijn collega’s kende men in die tijd nog niet, maar de rap dus wel. Mag ik jullie voorstellen jongelui, aan de oudste rap ter wereld, voor zover ik ten minste weet. Het is de kerstrap van de engelen: ‘Eer zij God in den hoge, vrede op aarde bij mensen van het welbehagen’. Een grote hemelse legermacht was het. De lucht en de grond moet er van gedreund hebben, dat ritme van die massaal uitgeroepen zin. Dat mag je tromgeroffel noemen: tromgeroffel midden in de Kerstnacht. Want ook hier: iedereen moet het horen! Iedereen moet het weten! Dit grote nieuws, nieuws van God: dit kind hier geboren is een mensenkind, jawel, maar Hij is ook Gods kind. God zelf komt in dit kind naar de aarde toe. Naar mensen toe, in wie God welbehagen heeft, zo rappen de engelen. Even maar heel gewoon, want het is toch een wat deftig zinnetje: ‘In de mensen een welbehagen’, zingen we straks aan het einde van de dienst, maar wat betekent dat? Nou, heel simpel: God houdt van mensen. God houdt van mensen. En dat is best bijzonder, dat moeten we er maar bij zeggen. Want dit verhaal van Lucas 2 staat wel binnen het grote verhaal van de hele Bijbel, en dat is nou niet een verhaal waar God zo blij van kon worden. Het is het verhaal van een mooie wereld die Hij heeft gemaakt, van mooie mensen die Hij heeft gemaakt, dat ook. Maar ook het verhaal van mensen die voor hun eigen zaak gingen in plaats van de zaak van hun Schepper. Mensen die de gebruiksaanwijzing die God bij zijn schepping had geleverd, vrolijk in de wind sloegen: Gods geboden, Gods beloften. Maar ondanks dat, zo rappen de engelen hun tekst: God heeft een welbehagen in die mensen. Hij blijft van ze houden. Dat is toch bijzonder…?
Wij zouden het waarschijnlijk al lang voor gezien hebben gehouden: God niet. Hij houdt van mensen. Dat mogen we heel concreet naar ons eigen leven toebrengen. Jouw, mijn, uw leven, waar net zo goed geldt dat we het er lang niet altijd naar hebben gemaakt. Die bijbelse diagnose over wat er met onze wereld zo ontzettend loos is, die past maar al te goed ook op mijn leven. Zo makkelijk als ook ik God vergeet of God als een soort persoonlijk bediende beschouw… En toch: God houdt… ja ook van jou. En dat laat Hij meer dan ooit zien in wat hier gebeurt! Nou, die boodschap mag gehoord worden. Die moet gehoord worden. Een grote hemelse legermacht roept ‘m uit, rapt ‘m uit: ‘Ere zij God in de hoge. Vrede op aarde. In de mensen een welbehagen.’ En toch…, is daarmee ook iets vreemds in de hand. Tromgeroffel in de nacht, zo noem ik dit optreden van de engelen vanmorgen maar , het moet indrukwekkend en groots zijn geweest…, je zult het maar meemaken, wie zou dat niet willen? Maar – en dat is toch eigenlijk raar - het zijn maar een paar mensen die het meemaken. Een groepje plaatselijke herders is getuige van deze grootse blijk van liefde en glorie van God. Hoeveel zullen het er geweest zijn, die herders, daar rond hun kampvuur bij de schapen? Vijf, of tien, of twintig, maar dan heb je het wel gehad. Verder geen publiek bij deze majesteitelijke voorstelling van Gods heerlijkheid. Dat is toch vreemd als je daar gewoon eens over nadenkt. Waarom doet God dat zo? Nee, wij moeten niet op de stoel van God gaan zitten, dat moeten we nooit, maar de vraag bekruipt mij: Wat als de Here God dit pal boven Jeruzalem had laten gebeuren? De lucht boven die grote stad Jeruzalem met al die mensen overal vandaan, koning Herodes en de priesters in kluis. Daar zo’n stralend licht en een massaal spreekkoor van engelen, nou denk ik: dat had effect gehad! Daarmee had God, om het maar even heel modern te zeggen, daarmee had Hij ‘gescoord’. Maar nee dus, zo heeft God dat niet gedaan. En dit overweldigende optreden van een stralende spreekkoor van engelen…, vindt plaats in de stille velden van een provinciestadje. Een paar herders zien en horen het aan, prachtig natuurlijk, en ze bezoeken het kind en verwonderen zich, heerlijk is het.. Maar ja, als het God om de redding van de wereld gaat schiet dat toch niet erg op, en dan gaat het toch een beetje als een kaarsje uit in het verhaal. De evangelist Matteüs vertelt ons nog over de wijzen uit het Oosten, hoog bezoek voor het kerstkind, jawel; maar ook dat loopt af in mineur. Om koning Herodes vooral maar niet te alarmeren, gaan ze via een omweg naar huis. Zij vertrekken letterlijk met stille trom. Zo is daar - in het beeld van ons thema – in de Kerstgeschiedenis naast dat ‘tromgeroffel’ tussen aanhalingstekens, vreemd genoeg ook die andere lijn. De lijn van wat ik maar noem ‘de verstilde trom’. Het viel allemaal niet bijster op wat hier gebeurde, het was geen wereldnieuws in die dagen, een afgelegen geboorte van een kind in een stal, en als er de hemel dan openscheurt zijn er maar een paar mensen getuige van… Een stille trom… Ja waarom doet God dat zo? Dat moet dan toch te maken hebben met het soort van vrede dat Hij met dit kind op aarde wil brengen.
Niet de vrede van het zwaard, niet de opgelegde vrede van de revolutie in één grote klap, niet de zogenaamde vrede van de machthebbers… Vrede op aarde, rappen de engelen, ja dan gaat het om een vrede die harten van mensen wil veroveren, die mensen meeneemt op een weg. Het is een weg die God niet zonder mensen wil gaan, maar juist met hen. God dwingt ze niet, maar Hij vraagt ze. God zet mensen niet passief aan de kant, maar op een nieuwe manier maakt Hij ze actief. God schakelt de geschiedenis van de mensheid niet uit door een ferme draai aan de knop, maar Hij daalt in de geschiedenis neer en wordt zelf helemaal deel van. En zo forceert de Here God en pusht Hij nee; nee, Hij nodigt uit en Zelf gaat Hij voor in de verborgenheid en door de diepste diepten heen. Dat is de weg die God kiest om zijn vrede op aarde te brengen. Dat is de weg die God kiest om mensen terug te brengen bij Hem. Daartoe zal dit Kind als Hij een man geworden is de boodschap van zijn hemelse Vader verkondigen. Daartoe zal Hij wonderen doen, tekenen zijn het van de vrede, van het herstel, van de genezing die God voor ogen staat. Daartoe zal Hij zijn eigen leven geven, om elke macht te keren die maar een claim op mensen kon leggen behalve God, onze Heer. Daartoe zal Hij Gods Geest beloven aan zijn leerlingen, wie maar deze weg achter Hem aan wil gaan… Het is de weg waarop harten van harten van mensen worden veroverd en vervuld. Vervuld met Gods Woord, met zijn Geest. Ja, dan ook met verlangen naar Gods nieuwe wereld, verlangen naar recht. Met liefde voor de Heer, liefde voor mensen, mensen in nood en pijn. Dat nu is de weg waarop God daar in dat stille veld opnieuw begint te bouwen aam zijn Koninkrijk, met de geboorte van dit kind: mensenkind. Gods kind. Jezus, de redder, de messias, de Heer – zo noemt de engel Hem. Het is groots, dit geschenk van God aan zijn wereld, aan zijn mensen, aan u en jou en mij. E Maar de manier waarop dit geschenk van God in onze wereld zichtbaar wordt, doorwerkt en groeit, ja, dat is veeleer de weg van de stilte. Het is de weg van de armen en de lijdenden, die Hij voor alles recht belooft. Het is de weg van de kleinen en van het kleine. Prachtig eigenlijk hoe dat in het Kerstverhaal al samen op gaat. De luide lof en de grootse daden, maar ook die verborgen gang en het stille werk van God. En dan denk ik: mag het er ook in onze levens zo allebei zijn? Luid, zichtbaar aanwezig? Ja, het mag gezien worden, gehoord worden, wie deze Jezus voor jou betekent! Zeg maar als de herders die op de terugweg God loven en prijzen om wat ze hebben gehoord en gezien. Ik vind het een mooi trekje in het Kerstverhaal, daar heb ik ook vaak overheen gelezen. Maar wat die herders doen aan het eind van het verhaal, dat rijmt op wat de engelen eerder deden. Deze herders nemen dat als het ware over. Zoals de hemelse legermacht God loofde en prees, zo doen dat nu ook deze herders. Tromgeroffel in de nacht, maar nu uit de mond van mensen. Ja, dat mag er dus zijn. Dat moet er toch ook zijn? Als je je aangeraakt weet door dit kind. Als Hij ook jouw hart heeft veroverd, je weet je op zijn weg gezet. De weg van het Koninkrijk van God dat groeit in deze wereld… Dan moet dat er ook uit, dat gaat niet maar mompelend en stil mediterend. Dan mag ik Hem loven, prijzen, en dan mag je best een keer hard ‘Halleluja’ roepen. En tegelijk – ik vind dat echt mooi – staan ook hier die twee lijnen naast elkaar.
Naast die uitbundige reactie van de herders is daar ook het antwoord van de verstilling. ‘Maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart’, lazen we. Maria…, ze is ook hier een voorbeeld van geloof, zoals ze dat al eerder was, toen engel Gabriël haar de wonderlijke geboorte van dit wonderlijke kind kwam vertellen. Maria, een voorbeeld van geloof. In haar hart bewaart ze al deze woorden. Alles wat ze meemaakte, wat haar was gezegd, door de engel, de herders, straks in de tempel door de oude Simeon en Hanna…, in haar hart bewaart ze het. Het hart, niet maar een plek van gevoel, dat is het bij ons vaak. Het hart staat in de Bijbel voor het bestuurscentrum van jouw leven: het is de plek van je wil, waar de echte keuzes worden gemaakt. Daar, in die plek, bewaart Maria deze woorden. Ze bewaart ze: dat is meer dan ‘ze slaat ze op’. Bewaren, dat is in de Bijbel, wikken en wegen, stil overwegen, biddend de betekenis duiden en daarover nadenken, en het dan ook een levende plaats geven, ja om dan ook de weg van die woorden te mogen gaan… Zo doet Maria het ook ons vanmorgen voor… Met stille trom of tromgeroffel? Eén ding nog… Ik ben er vanmorgen maar wat aan het spelen gegaan met de beelden van die trommel en het geroffel ervan of juist de stilte, de trom die zwijgt… Wat ik nou zo mooi vond met het kinderkerstfeest, waren die heel verschillende trommels. Echte trommels, groot en klein, maar ook zelfgemaakte trommels, wat je al niet met een boterhamworstblik kunt doen..; ach het maakt niet uit. Zo’n grote trom als met het kinderkerstfeest in het koor stond maakt een diep, donker geluid; heel anders dan het korte felle getrommel van andere troms, maar ook dat maakte niet uit… Zoals het ook in onze levens van alledag niet uitmaakt, denk ik dan. Wie jij ook bent, wat je leven ook is, welke weg je gaat, welke weg God ook met je wil gaan… Daar zijn geen voorwaarden. Geen voorwaarden, niet één. In elk leven mag het tromgeroffel van Gods liefde klinken, luid of verstild of ergens daar tussenin… De enige vraag is: stel ik mijn leven beschikbaar voor dit Kind, om ook daar zijn weg te gaan? De weg naar de vrede en dat koninkrijk van God? Ben ik beschikbaar? Dan doet Hij de rest. Want: “Midden in de winternacht ging de hemel open…. Laat de bel, laat de trom, laat de beltrom horen: Christus is geboren!” Amen