Gemeente van onze Here Jezus Christus, Er gaat geen dag voorbij of we horen wel via radio of TV over geweld, onrecht en oorlog ergens in de wereld. Dat is altijd al zo geweest en dat zal ook altijd zo blijven. Maar er is niet alleen een zichtbare oorlog gaande, maar ook een niet-zichtbare oorlog. Dat noemen we de geestelijke strijd: de strijd tussen God en de duivel. Het al of niet geloven in de duivel is door de eeuwen heen steeds veranderd. De eerste christenen leerden de duivel kennen uit de Bijbel. In latere eeuwen werd de vijand van God en de mensen steeds concreter voorgestel. Er kwamen in de kerk allerlei magische afweermiddelen tegen de duivel, zoals het doopwater, het wijwater, een kruisteken en relikwieën enz. In de Middeleeuwen werd de angst voor de duivel en zijn kornuiten zeer groot. Vanaf die tijd tot in de 18e eeuw zijn er waarschijnlijk een miljoen mensen in Europa het slachtoffer geworden van de heksenjacht. Mensen werden gedood omdat men meende dat hij, maar meestal zij, in contact stond met de duivel. In latere tijden, toen men een andere kijk op de wereld kreeg en men een optimistische kijk op het leven kreeg (de tijd van de zogenaamde Aufklärung), kwam er steeds minder plaats voor de duivel, voor engelen en demonen. In onze tijd wordt er verschillend over gedacht. Veel mensen verwijzen de duivel naar het rijk der fabelen en verwijzen naar vroeger toen men nog in de duivel geloofde. Heel veel van wat men toen toeschreef aan de duivel dat kunnen wij nu wetenschappelijk verklaren. Ze kunnen niet geloven in de duivel als de verpersoonlijking van het boze. Het boze, dat komt uit de mens zelf. Daar zit verder niets of niemand achter. In navolging van de grote psycholoog Freud heeft ook de gedachte post gevat dat de duivel een projectie is van het kind, die later bij sommige volwassenen blijft voortbestaan. (Het idee is dan als volgt: In het kind leven allerlei natuurlijke driften die door de ouders worden veroordeeld. Het kind voelt zich daardoor schuldig en projecteert dit schuldgevoel naar buiten in de duivel, die de grote verleider zou zijn). Aan de andere kant is het geloof in de duivel e.d. bij velen in onze tijd weer levend geworden. De verhalen van o.a. Christoph Blumhardt, die in de 19 e eeuw leefde en die veel mensen heeft gezien die gebonden waren door de duivel en die door zijn grote vertrouwen in Jezus als Overwinnaar ook velen heeft mogen bevrijden, dergelijke verhalen hebben daar ook vast invloed op gehad. Mensen als Calvijn en Luther hebben trouwens ook het werkelijk bestaan van de duivel altijd erkend. Met name Luther onderkende de aanvechtingen van de satan.
Het is ook moeilijk natuurlijk om ons de duivel voor te stellen. Toen ik er zo wat over nadacht dacht ik: “Het is even moeilijk om te zeggen dat de duivel bestaat als dat God bestaat”. Bij beiden komt het op geloof aan. Maar dat geloof is wel ergens op gebaseerd, nl. op de Bijbel. En als we de Bijbel openslaan zien we daar verschillende dingen over de duivel beschreven. We kennen natuurlijk allemaal het scheppingsverhaal waar de duivel in de gedaante van een slang Eva verleidt tot het eten van de verboden vrucht. We treffen satan ook aan bij het beraad tussen God en zijn engelen waarbij Job ter sprake komt en de duivel –hier satan genoemd, wat betekent “tegenstander, vijand”- de vrije hand krijgt om Job te verzoeken. We zien de duivel op een cruciaal moment in het leven van de Here Jezus. Nadat Jezus veertig dagen en nachten in de woestijn gevast heeft en honger begint te krijgen komt de duivel en biedt Hem macht aan in ruil voor het zich onderwerpen aan hem, de duivel. In de verhaal wordt de duivel de “verzoeker” genoemd. Hij hoorde oorspronkelijk thuis temidden van Gods engelen, maar op een gegeven moment is hij uit de hemel geworpen, na een oorlog tussen de aartsengel Michaël en zijn engelen en de duivel en zijn aanhangers. Openbaring 12 vertelt ons dat verhaal. Judas vertelt in zijn kleine boekje dat engelen hun oorspronkelijke roeping ontrouw werden en hun eigen woning, de hemel, verlieten. De duivel is dus een gevallen engel en samen met zijn aanhangers voert hij strijd tegen God en diens engelen. Dat is een geestelijke strijd, een onzichtbare strijd, maar niet minder reëel dan een zichtbare oorlog. Paulus roept de gemeente van Efeze dan ook op om krachtig in de Heer te zijn en in de sterkte van zijn macht. Zoek niet uw kracht in u zelf, probeer niet zelf sterk te zijn, maar zoek uw sterkte en kracht in de Heer. Hoe vaak doen we dat niet, dat we het toch weer van onszelf verwachten, van onze eigen inzichten, van onze eigen inspanningen en kracht. Maar in de geestelijke strijd redden we het daar niet mee. We hebben Gods kracht nodig! Maar wie ten strijde wil trekken heeft een wapenrusting nodig. In dit geval is het een heel bijzondere wapenrusting. De wapenrusting Gods. Maar het gaat dan ook om een bijzondere strijd. De strijd tegen de verleidingen van de duivel. Geen strijd van man tegen man. Geen strijd van natie tegen natie, waarbij geweren, raketten en tanks e.d. goed wapentuig is. Nee, het gaat om het gevecht tegen de hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen (vs.12). De eerste drie benamingen geven de geweldigheid van de machten aan. We moeten ze beslist niet onderschatten! De vierde benaming geeft hun aard en wezen aan. Geestelijke wezens die helemaal door boosheid verdorven zijn. De “hemelse sferen”is een term die alleen in de Efezebrief een paar keer voorkomt en betekent “in de hemelen”. Waaruit bestaat de wapenrusting? Allereerst spreekt Paulus over de waarheid waarmee de gemeente zich moet omgorden. Daar komt het beeld van de riem naar voren, waarmee de
mensen uit die tijd hun lange bovenkleed konden “opbinden” als het ware. Zo struikelde je niet over je kleed en kon je je snel uit de voeten maken als het moest. Toen het volk Israël in Egypte het Pascha at vlak voor het uittrok, moest het dat ook doen met de lendenen omgord, de schoenen aan de voeten en de staf in de hand (Ex.12:11). “Wees waar”, dat devies komen we meer tegen in de Efezebrief. Want er is niets waar de duivel zo’n hekel aan heeft als aan de waarheid. Johannes noemt hem zelfs “de vader van de leugen”(Joh.8:44). We moeten in waarheid leven en ons vasthouden aan Hem, die zei dat Hijzelf de Weg, de Waarheid en het Leven is. En ook in de gemeente moeten we open en eerlijk met elkaar omgaan. Als we achter elkaars rug om leugen(tje)s vertellen over elkaar, als we niet eerlijk zijn tegenover elkaar en elkaar wantrouwen, dan zijn we niet klaar als de duivel met zijn aanvallen begint. Dan struikelen we als het ware over onszelf, omdat er geen innerlijke eenheid is. Verder moeten we het harnas van de gerechtigheid aandoen. De gerechtigheid hebben we verkregen doordat Jezus voor onze zonden stierf en onze schuld op zich nam. God ziet ons aan in Hem en wij staan voor God in de Naam van Jezus. En die gerechtigheid mogen wij als een soort kogelvrij vest aantrekken. Wanneer de duivel ons wil aanklagen en van ons een diepongelukkig mens wil maken, door steeds maar weer op onze zonden te wijzen, dan mogen we ons beroepen op het bloed van Jezus Christus en op het feit dat God onze zonden niet meer ziet. En zo zullen de aanklachten van de duivel als kogels op een kogelvrij vest afketsen. Ik denk trouwens dat het harnas van de gerechtigheid er ook op duidt dat wijzelf ons niet laten verleiden tot ongerechtigheid. Dat wij zelf niet “onrechtvaardig” oordelen over anderen en niet onrechtvaardig handelen. Wat hoort er verder nog bij de wapenrusting? De inzet voor het evangelie van de vrede, die we als sandalen aan de voeten doen. Hier wordt niet bedoeld de bereidheid tot Evangelieprediking, maar het gaat om het bereid zijn tot alles wat het Evangelie van ons vraagt! Paulus noemt het het Evangelie van de vrede. De vrede met God is de inhoud van het Evangelie. En deze vrede stelt ons in staat te strijden tegen de boze. Een vreemde paradox! Een vrede die ons in staat stelt te vechten. Als een gemeente niet met beide benen in die vrede staat en waarin toch allerlei tegenstellingen en partijschappen een rol blijven spelen, die verliest de strijd. Verder moeten we het schild van het geloof ter hand nemen. In Paulus’dagen maakte een soldaat gebruik van een klein rond schild en een groot langwerpig schild, waarachter hij vrijwel helemaal schuil ging. Dat werd gebruikt bij een aanval met pijlen en werpspiesen. Omdat de pijlen vaak van een brandende kop voorzien werden, waren de schilden vaak overtrokken met een natte huid, zodat de brandende pijlen geen vat kregen op het schild en werden uitgedoofd. Het geloof is als zo’n schild. Een diep vertrouwen op God kan alle
pijlen van de duivel doven. Pijlen van laster, twijfel, misleiding, verleiding enz. kunnen een gemeente diep raken en verwonden. Laster tegen een bepaald persoon bijvoorbeeld. Hoe gauw geloven we het niet. Twijfel aan Gods beloften waardoor we zelf zekerheden inbouwen voor eigen veiligheid en voortbestaan. Maar het gaat om een restloos vertrouwen in de Heer, om het geloof dat Hij de Heer van zijn kerk is en haar zal beschermen tegen alle aanvallen van de duivel. Nog een ander deel van de wapenrusting is de helm van de verlossing. In Jesaja 59 komen we die helm van het heil ook tegen. God zet hem daar Zelf op en daar is het zinnebeeld van zijn verlossing en herstel van Zijn volk. Zo moet het ook voor de gemeente vaststaan dat ze al verlost is door het verlossend lijden en sterven van Jezus Christus. Daardoor heeft Hij de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd zoals Paulus zegt in zijn brief aan de Kolossenzen (2:15). In de strijd die nog gaande is mogen we op grond daarvan ook weten dat we door Gods kracht de uiteindelijke overwinning zullen behalen. Al deze onderdelen van de wapenrusting waren defensieve wapens waarmee we ons kunnen verdedigen. Als laatste noemt Paulus een aanvallend wapen, het zwaard van de Geest, d.i. het Woord van God. Daarom is het zo belangrijk om naar de kerk te gaan, om zelf in de Bijbel te lezen. Om deel uit te maken van een Bijbelstudiekring. Om cursussen te volgen. Want zo leer je dat Woord hanteren. Zo kun je in de aanval gaan! Als we niet het Woord van God ons eigen maken, als we ons niet telkens afvragen wat Gods Woord ons voor bepaalde situaties heeft te zeggen dan staan we met lege handen als het erop aankomt. Jezus weerlegde ook de duivel in de woestijn met het citeren van Bijbelgedeelten en zo kreeg de duivel geen vat op Hem en moest hij wel de aftocht blazen. En waar krijgt de duivel meer voet aan wal dan in een gemeente waar men niet meer weet waar het op aan komt. “Mijn volk gaat te gronde door gebrek aan kennis” zei één van de profeten al. Dit alles bij elkaar is Gods wapenrusting, ons gegeven om stand te kunnen houden in de geestelijke strijd. Als gemeente moeten we ook geen van de onderdelen laten liggen omdat we menen dat we wel zonder kunnen. Want dan onderschatten we de duivel. Want hij zal ons juist altijd op onze zwakke plekken pakken. En toch zou er iets ontbreken, ook al zouden we de gehele wapenrusting aanhebben. Het gebed is bij dit geheel onmisbaar. “Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bidt voortdurend voor alle heiligen”(vs.18). Het gebed zet heel wat in beweging in de geestelijke wereld. Er zijn daarover heel veel verhalen te vinden. Ik heb ooit eens het volgende verhaal gehoord op een Open Doors dag. Daar vertelde een vrouw hoe zij altijd samen met haar man bad voor Anne van der Bijl en andere personen van Open Doors, wanneer zij ergens op reis waren. In de geest gingen zij dan met hen mee. “En”, zei zij “dan gingen wij ook echt mee. Want soms
werd het ons op een bepaald moment duidelijk gemaakt dat Anne of een van de anderen in een moeilijk parket zaten –we wisten dat gewoon- en dan intensiveerden we ons gebed. En als Anne dan weer thuis kwam en we met elkaar de reiservaringen bespraken dan hoorden we altijd welk moment dat was en wat er op dat moment gebeurde en hoe God daar weer uitredding bracht! Dat waren altijd dezelfde momenten waarop wij wisten dat wij intensiever moesten gaan bidden…….!!” Geestelijk strijd. Het bestaat. Misschien wel meer in de frontlinies waar de vijand het hardst vecht. Maar de geestelijke strijd speelt zich net zo goed af in een dorp als de onze en zal misschien in de toekomst nog wel sterker worden. De vraag is; Hebben we er wel oog voor? Zijn we er wel klaar voor? Laten we niet bang zijn. We hebben de wapenrusting van God, doe die dan aan. En vergeet het gebed niet. En vergeet niet: we staan in Jezus’overwinning! Amen