Gemeente van Christus, doopouders Matthijs en Marloes,
Lucas 20:25b
Het had een preek over de belasting kunnen worden. Nou is het de bedoeling dat dit een feestelijks dienst is, dus dat gaan we niet doen. Bovendien heb ik dat al eens eerder gedaan, toen we vorig jaar de Romeinenbrief met elkaar lazen. Met dat bijzondere stukje van Paulus over de overheid als dienaresse van God. Die je als gehoorzaam burger en als christen dus eerlijk je belasting betaalt, zodat die overheid haar door God gegeven taak kan verrichten. Nee, leuker kunnen we het inderdaad niet maken… Het had ook een preek over de strikvraag kunnen worden. Hoe de leiders van het volk nota bene Jezus er in trachten te luizen. Een speciaal team van spionnen is er ‘undercover’ voor gegaan. Met een vroom jasje aan stellen ze Jezus vrome vragen. Moeten we de Romeinse keizer belasting betalen?, bijvoorbeeld. En zegt Hij iets wat tegen de leer is, dan hangt ‘ie. En zo trilt door het hele stukje dat we lazen heen de spanning van het aanstaande lijden en sterven van onze Heer en Heiland. In Jeruzalem is Hij inmiddels aangekomen, feestelijk ingehaald, de jongens en meisjes horen daar vanmorgen een verhaal over op de kindernevendienst. Ja, maar ondertussen, komt voor Jezus alsmaar naderbij wat dan toch naderbij moest komen. Wat door alle verwarring en menselijke snode plannen heen gebeuren moest om Gods werk te volbrengen. De weg naar een kruis, een graf, een offer: hèt offer, vergeving, verzoening, nieuw leven. Maar het wordt vanmorgen vooral een preek over dat ene stukje antwoord van Jezus. “Geef aan God wat God toebehoort”. Ja, daar hoort een stukje voor, dat is ook interessant. Het is zelfs meesterlijk, geniaal hoe Jezus zijn belagers van repliek dient. Hun val onschadelijk maakt. Kijk nou eens goed naar dat muntje wie z’n gezicht daar op staat… Ja, dat is de keizer, dat kan niemand ontkennen. Nou, geef dan de keizer wat van de keizer is. Het is ook nog heel gevat, humoristisch zou het zijn als de context niet zo ernstig was. Maar dan het vervolg: geef aan God wat God toebehoort! Dat is meer dan enkel een antwoord op de vraag die Jezus was gesteld. Geef aan God wat God toebehoort. Dat is een alles omvattend grondbesef, een grondhouding. Een levensbesef, een geloofsbesef, allereerst wel dat van onze Heer Jezus zelf. Geef aan God wat God toebehoort… Daarmee zet Jezus alles wat daar gebeurde in het grote kader van zijn eigen geloofs- en levensweg. Zijn levensroeping: de verkondiging van Gods Koninkrijk waar Hij van sprak en tekenen van oprichtte, waar Hij alles voor gaf, waarvoor Hij zichzelf ging geven. En dat allemaal zodat deze wereld weer Gods wereld wordt Zodat de mensen weer Gods mensen worden. Geef aan God wat God toebehoort, dat is de samenvatting in één zin van heel de prediking en levensgang van Jezus. Samenvatting van een geloofshouding, levenshouding, waartoe Hij ook ons uitnodigt en oproept. Om bij alle dingen van je leven, de kleine, gewone dagelijkse dingen, op je werk, op school thuis, daarop gericht te zijn: God geven wat Hem toebehoort.
Bij de belangrijke momenten ook, die sleutelmomenten die je allemaal wel hebt in je leven, welke kant ga ik nou op? Waar kies ik nou voor? Wat krijgt prioriteit? Geef aan God wat God toebehoort. Ja, als wij dat zinnetje nou eens proberen toe te passen vandaag, wat geven we God dan? Ik denk doopouders, Matthijs, Marloes, dat we op deze doopzondag best wat dingen kunnen noemen. In het doopgesprek hadden we het er al even over. Onze dank geven we vandaag aan God. Een doopdienst is een dankdienst. We danken God voor het nieuwe leven. We danken God voor het geweldige geschenk dat jullie in Lyam mochten ontvangen. De Here God, onze Schepper, Hij is het waard, het komt Hem toe dat je Hem daar de eer voor geeft. Geef aan God wat God toebehoort. Onze dank, de lof, de prijs… Wat geven we vandaag aan God? Ons vertrouwen, dat zou een tweede antwoord op die vraag kunnen zijn. We geven God ons vertrouwen, dat Hij zich ook over de kleine Lyam wil ontfermen en zijn God wil zijn. We vertrouwen Lyam aan Hem toe, zou je kunnen zeggen. Dat kindje dat je van God hebt gekregen, ja het is jullie kindje. Het is jullie toevertrouwd, het is je geschonken, je mag het opvoeden en grootbrengen en hopelijk heel veel vreugde delen; voorgaan in het geloof mag je het ook. Maar je beseft dat je dat allemaal niet kan als Hij er niet bij. Als Lyams’ eigenlijke Schepper niet meegaat en voorgaat met zijn vergevende liefde en bewarende trouw hem en jullie omringt en de weg wijst. En daarom stellen ons vertrouwen daartoe op God. Vertrouwen we Lyam toe aan God, aan zijn zorg en zijn liefde. Wat geven we vandaag aan God? Dat heeft dan ook alles te maken met het thema dat ik op de liturgie heb gezet. Wiens beeltenis draag jij? Want niet alleen dat muntje in het verhaal draagt een afbeelding, in dit geval de keizer. En zo staat op onze Euro de koning afgebeeld en vroeger hadden we de gulden met de koningin; Beatrix, Juliana en sommige mensen hebben nog een ‘Willemientje’ in la liggen. Maar niet alleen geld draagt een beeltenis, mensen doen dat ook. Wiens beeltenis draag jij? In elk geval van je ouders, mag je dan zeggen. Als kind draag je altijd wel iets van het beeld van je ouders mee. Dat begint al heel klein. Qua uiterlijk, ze zullen het van Lyam vast ook wel zeggen: hij lijkt op zijn moeder, sprekend zijn vader; maak je geen zorgen, dat kan nog alle kanten op… Maar ook qua gedrag, karakter, wie en hoe Lyam straks is en doet, ja ook daar zul je beelden in herkennen van jezelf, de leuke, mooie, grappige dingen. Soms ook moeilijker dingen, zelfde irritaties, dwarse trekjes, onzekerheden, angsten…, ook dat is daar deel van. Wiens beeltenis draag jij? Als we wat groter worden en opgroeien, komen daar tal van beeldbepalende invloeden bij. Mensen en dingen om je heen, die je beïnvloeden, die voorbeelden voor je kunnen zijn, die je misschien zelfs bewondert en je zou maar wat graag op hen lijken. De idolen van deze wereld, in de sport, in de muziek: ‘idols’, het woord ‘idool’ betekent letterlijk ‘beeld’. Wiens beeltenis draag jij?
Vanmorgen vraag ik uw en jouw aandacht dan voor het bijzondere verhaal dat de Bijbel daarover vertelt. Het is het verhaal over een God die mensen schiep naar zijn beeld. Zijn beeltenis droegen ze. Op Hem leken ze, nee niet lijfelijk, God is God en wij zijn mensen. En toch leken ze op Hem, namelijk in de liefde, de goedheid, de rechtvaardigheid waarmee ze namens Gods voor zijn schepping mochten zorg. Om Gods wereld te bewerken en te bewaren, zo zegt de Bijbel het. Een prachtig verhaal is het, ten minste op bladzijde 1 van de Bijbel. Na die mooie bladzijde 1 van de Bijbel komt die zo veel minder mooie bladzijde 2. En beeld van God zijn leek mensen veel minder mooi en stoer dan voor je eigen beeld gaan en je eigen beelden maken. De Bijbel is er vol van waar dat toe uitliep en nog steeds uitloopt. Beelden van macht en gewin en van ‘ik eerst’ en ‘ik vooral’ waren het en zijn het die mensen stempelen, die onze wereld stempelen. Lees gewoon je dagelijkse krantje en je weet hoe actueel dat is. Niets nieuws onder de zon. En geen boek dat het eerlijker en duidelijker aanwijst dan de Bijbel. Maar – ja dat is het evangelie – daar blijft het in de Bijbel niet bij. Gods boek, zijn Woord, wijst het probleem radicaal aan maar wijst ook een uitweg. En de Bijbel vertelt ons het verhaal over een God die niet loslaat, die blijft proberen. Die mensen roept, die een volk roept, Israël. Die in dat ene volk voor alle volken zijn Zoon stuurt, Jezus… Hij die in de Bijbel Beeld van God wordt genoemd. Dat is niet toevallig. Beeld van God, de onzichtbare is, is Hij, staat er zo mooi in Kolossenzen 1. Dat Beeld van God, dat wij zo kwijt zijn geraakt, Hij was het en Hij is het, en Hij geeft het, door zijn levensoffer schenkt Hij het ons. En wat we uit onszelf helemaal niet meer waren en ook niet zo maar zijn, je krijgt het cadeau van Hem! Wiens beeltenis draag jij? De Doop zegt vanmorgen tegen de kleine Lyam en tegen ons allemaal. Je mag voor alle dingen het beeld dragen van de Man die in onze tekst van vanmorgen aan het woord is: de Here Jezus. Dat kleine beetje water, straks gesprenkeld op het hoofd van Lyam betekent dat Hij ook op Lyam’s leven zijn beeld wil afdrukken. Dat beeld van Gods liefde, waarheid, gerechtigheid. Dat beeld van ‘mogen lijken op God’: zijn kind, zijn leerling mogen zijn in je leven. Die paar handen doopwater drukken die belofte voor Lyam uit. Opdat ook hij een beelddrager mag zijn, beelddrager zoals God het bedoeld heeft. Wiens beeltenis draag jij? Hoe werkt dat dan? Nee, het is geen toverstafje, laten we dat soort misverstanden heel snel wegnemen. De doop is een teken, geen truc. Het is een zegel, zo noemden het vroeger wel, dat past mooi bij ons thema. Zo’n oud briefzegel liet ook een beeltenis na, het beeld van de afzender. Dat doet dus ook de doop. Een zegel, ja maar geen magie. Zullen we maar wel eerlijk tegen elkaar zeggen: in de praktijk loopt dat ons leven lang vaak door elkaar heen. Dat beeld van Jezus dat ons geschonken wordt, maar ook al die andere beelden en beeltenissen in mijn leven meedoen, die ik laat meedoen, ook al horen ze soms veel meer bij een leven zonder God dan een leven met God.
Ons leven lang loopt dat dikwijls door elkaar heen. Ik denk aan dat bijzondere verhaal dat verteld wordt over Leonardo da Vinci. De middeleeuwse schilder en uitvinder, hij schilderde het laatste Avondmaal. U kent die voorstelling wel, met de lange tafel, Jezus in het midden, de discipelen aan twee kanten ernaast. Nu had die Leonardo da Vinci één groot probleem, hij had last van uitstelgedrag. Dat hebben sommige mensen in onze tijd ook, jongeren, dat huiswerk dat je maar laat liggen, dat verslag dag af moet, maar ja; en dan kun je er op wachten, laatste moment, paniek, stress…; heel wat gezinnen herkennen dat volgens mij. Ach, volwassenen, ouderen hebben dat soms net zo goed: uitstelgedrag. Ook die Leonardo da Vinci dus. Als iets even niet zo wilde, dat liet hij het soms jaren lang liggen. Vele van zijn uitvindingen en schilderijen zijn nooit afgekomen. Uitstelgedrag, dat had hij ook met dat laatste Avondmaal, dat grotendeels af was, maar toen stokte het. Waarom? Nou, het lukte hem maar niet om een geschikt model voor Judas te vinden. Alle andere personen had da Vinci al geschilderd, en daar plukte hij vaak mensen voor van straat die tegen een kleine vergoeding dan voor hem poseerden, maar een geschikte Judas vond hij niet. Totdat hij op een keer iemand in de goot zag liggen, zo verloederd en berooid, met een gemeen en vals gezicht…, en da Vinci dacht: dat is mijn Judas. De man werd meegesleept naar het atelier, da Vinci sloeg driftig aan het schilderen. Maar toen de man die daar model voor Judas zat te wezen een beetje bij zinnen kwam, riep hij opeens: Maar ik ken u; en ik ken dat schilderij dat u daar aan het maken ben. Hoe dat zo? reageerde Leonardo verbaasd. Nou, zei het Judas-model, voordat ik een paar jaar geleden al mijn rijkdom verloor en aan lager wal kwam, hebt u mij ook al eens laten poseren, namelijk toen u Jezus schilderde. Wiens beeltenis draag jij? Het ligt niet altijd zover uit elkaar in de praktijk van ons leven, in de wisselingen en schommelingen van mijn geloofsleven ook. Dat is een bijbelse nuchterheid, die je behoedt voor een geestelijke overspannenheid. Geloven betekent niet dat ik nou opeens een zuiver beeld van God ben. Geloven is dat ik leerde te vertrouwen op Hem die als enige het zuivere beeld van God was en is. En die voor mij in wil staan: Jezus. Die – omdat Hij het zuivere beeld van God is – dat als enige ook kon. En tegelijk, nadat we die bijbelse nuchterheid maar heel eerlijk hebben gedeeld, tegelijk mag en moet ik dan ook zeggen: er mag ook groei zijn. Er mag groei zijn in je geloof en in je relatie met de Here God. Groei in dat beeld van Jezus dat u en jij en ik mogen dragen. Het is ook de oproep van de Bijbel dat we daarvoor gaan, biddend, werkend ons daarin mogen oefenen. Vooral ook dat we ons openstellen voor de heilige Geest. Hij is Gods beeldhouwer, zo zou ik Hem in het verband van dit beeld willen noemen. Gods beeldhouwer die meer en meer aan ons schaaft en beitelt – dat doet ook wel eens zeer – maar zo vormt hij ons ook in praktijk van ons geloof en leven steeds meer naar dat beeld van Jezus, het beeld van God. Wiens beeltenis draag je? Van Hem? De doop, een paar druppels water, is er het zichtbare teken van. Koester het maar, Matthijs en Marloes, en leer je kind bij het groter worden zijn doop te koesteren. Juist ook als zoveel andere beelden om zijn aandacht zullen roepen. De schreeuwende beelden van ‘moderne keizers’ die ons denken en doen willen bepalen… Als je nou gewoon eens om je heen kijkt…, het wemelt er van. Al die stemmen en hypes die je zou moeten volgen om mee te tellen en ‘fun’ te hebben.
En geen mens is er ongevoelig voor, toch? Maar Jezus zegt: Wil je echte ‘fun’ in je leven? Dan heb Ik een beeld voor je, dat er werkelijk toe doet… Het is het beeld van God de Vader, dat Hij in zijn Zoon Jezus heeft afgedrukt. En dat beeld deelt Jezus met ieder mens dat het spoor achter Hem aan gaat. Ja, wat zullen we God dan geven? Geef aan God wat God toekomt, zegt Jezus. Wat zullen we Hem dan geven? Onze dank, toch? En ons vertrouwen… Al het onze is U gewijd, ’t liefste dat Ge ons toevertrouwde wordt als offer U gewijd Gij alleen kunt het behouden. Schrijf de naam door ons gegeven in het levensboek ten leven. (Gezang 334:5) Amen