FÉDÉRATION GÉNÉRALE DU TRAVAIL DE BELGIQUE ALGEMEEN BELGISCH VAKVERBOND

FÉDÉRATION GÉNÉRALE DU TRAVAIL DE BELGIQUE ALGEMEEN BELGISCH VAKVERBOND SECRETARIAAT : HOOGSTRAAT 42, BRUSSEL

SECHÊTARIAT i 42, RUE HAUTE, BRUXELLES

79/00 A 23/27

Brussel, 28 mei 1979»

GD/LH/AJ

Dienot Dakt.

NGTA AAIT BS LSDSST VAN HET BUREAU.

Betreft : Energiebeleid.

1. Ter herinnering - Resolutie van het Kongres te Luik.

2. Ter herinnering - Regeringsverklaring.

3. l'orkdokument,

•»:-

• *

2.-

1. RESOLUTIE VAN HET KCNGRES TE LUIK. Energie. 1. Het energiebeleid moet tot doel hebben de regelmatige energiebevoorrading te waarborgen en dit tegen de best mogelijke prijzen en in de beste voorwaarden voor de kwaliteit van het bestaan.

Het moet zich dan ook als eerste doel stellen een optimaal gebruik van de verschillende energievormen te verzekeren.

Enkel zulk een rationeel gebruiksbeleid van de energie zal toelaten :

- de gevolgen van de stijging van de energieprijzen op de ekonomie te beperken en met vrucht een beleid van kontrole op de prijzen en tarieven voort te zetten, - de problemen van de betalingsbalans op te lossen, - de onafhankelijkheid van het land inzake energie te verhogen.

Dit beleid van optimaal gebruik van de energie is noodzakelijk globaal, vermits het uitgaat van de aanwending van de verschillende energiesoorten voor het meest aangewezen gebruik. Bovendien grijpt het in op heel het ekonomisch beleid en de levenswijze van de bevolking. Het energiebeleid moet dan ook onder de verantwoordelijkheid van de overheid staan.

3.-

2. Do volgende maotrogelen zijn noodzakelijk om do diversiflering van onzo bevoorrading te vorzekenen : - voorrang moot gegeven worden aan de rekuperatie, voor stadsverwarming, van de residuele warmte, meer bijzonder van de elektrische centrales, - nieuwe technieken voor het gebruik van de steenkoolvoorraden moeten aangewend worden en, met voorrang, de onderaardse vergassing. - do promotie van hernieuwbare energiesoorten, meer bijzonder de zonne- en de geothermische energie, moet als doelstelling voorrang hebben.

3. Een moratorium voor do kernenergie moet tot stand komen en een nieuw onderzoek is nodig in verband met de gevaren van de herbewerking on van het gebruik van plutonium. In een grootscheepse kampagne moet de openbare mening voorgelicht worden over de gepastheid van het gebruik der kernenergie, en dit voor het demokratisch debat op parlementair vlak gehouden wordt.

4. Hoewel het vaststelt dat de anti-crisiswet voorstellen bevatte die ertoe konden bijdragen de verantwoordelijkheid van de overheid voor het energiebeleid meer te konkretiseren, eist het Kongres : - ean operationeel Nationaal Komitee voor de Energie, - do herziening van het KontrolekomiteB voor Elektriciteit en Gas, - de vorhoging van het aandeel van de openbare sektor in do produktio van elektriciteit en de hergroepering van dozo aoktor,

4.-

- du aanwezicheid van do Staat, zonder het opnemen van participaties, in de voornaamste Belgische maatschappijen voor QleKtricitoitsproduktie (EBES, INTERCOM, UNERG), - hot openbaar beheer van DISTRIGAZ, - da herstrukturering van de interkommunales voor elektriciteits- en gasdistributie, door de versterking en de uitbreiding van de zuiver interkommunale regieën, - de bescherming van de belangen van de gemeenschap in heel de cyclus der kernsplijtstoffen, - de herwaardering van de steenkool en de herziening van het statuut der Kempische Steenkolenmijnen, - de oprichting van een openbare vennootschap voor aankoop en stockering van petroleumprodukten, - een overwegende rol voor de Nationale Vervoermaatschappij door kanalisaties, bij het in gebruik nemen van nieuwe pijpleidingen.

5. Bij het teneinde lopen van het lopende programma-kontrakt zal een nieuwe regeling van de petroleumprijzen ingevoerd moeten worden. Daartoe moet zoveel mogelijk opheldering gebracht worden inzake de uitbatingsvoorwaarden van de sektorj de verbintenissen aangegaan door do patroleumsektor inzake inlichtingen moeten utrikt nagnleefd worden, waarbij elk eventueel in-gebrekeblijv/en güsonktioneerd moet worden, zoals voorzien in het kontrakt. De nirauwo rogoling moet gebaseerd zijn op de aldus samengebrachte reële gogovens en ze moet zonder verwijl aan de evolutie ervan kunnen worden aangepast. Do Staat moot moüstor blijven over het prijsbeleid.

5.2. DECLARATION GOUVERNEMENTALE - REGERINGSVERKLARING. 10. Politique de l'éncigic : J9. Dicicif'bclcid : o) ! es Ucgiws seiont étroitement assodecs à la conception et a) De Geueslcn zullen nauw worden betrokken bij het ontau déploiement de la polilic|uc encyclique. uci|XM> en het ontwikkelen van hel cneigicbclcid ' v 1 o Mini-lrc des Aftniics économique» se cnnccrlcia a\cc 1" Pc Mimsler van Ucononiische Zaken Ml o-.orle; piesen met les pouvons r^ionau-c sur le» mand» ase» de la politique encrai- de gewestelijke overheid onitient de giote lijnen van het cim^ic* beleid. tique. "* Les représentants des Rcpio-is. siéçcront dans les organes G" Do vertegenwoordiger:, v.m de Gewesten zu'Vn zlitm; l :bconsultatifs a lompi'tence j u i n aie cl vectniiellc, à snvnu : le [ ben in de advicsoijanen met algemene en sectoiule bi%oe':dhead, c S national de lïneiue. Je ".nulc de conliolc de IVIcilr.ei.e namelijk : het Njïiomal Comité voor de cnei^u*: het Contrr.c. et d i c a J . «l« «"e " l "'S'""»1110 i c r : l d o t c d u n • slalllt (l ° , c l l °" comité voor clekliititoit en pas., /odra dit orsaan een pchlicknibhc le Comité do corieitauon et de contrôle du pétiole cl icclilclijk statuut geniet: het Overleg- en runiinloe.imite voor petioleum en de ..dviscicndu Rand vooi kolennijveihcid. le Conseil coii—iliatif de lïmluslne eli.iihnnnieie. 3' De rcvvcitclijkc ovcihcid ?al worden icitegciiv'ooidicd n 3- I es potivoii-. rt^imiau\ sciont ropié-cnles à la • Cnmmi-sion d'Inviijntation » pour les ccnlialo oîcclnqucs à mcllic en pLco do door liet Miius.oiic van ncoi:omi«elic Zaken op ie ilinten •.iccoinnii>sie » \oor clikln Ufancs ccono.iiiqucs. Deze coimni««ie lal tot taak hebben advies uit te hror.ron relie commission aura pour lâche de rcndic des avis en malmc d'implantation de -louvclle* ccliale^ çt txeueia à cç litre une lover de inplûiitins van nieiive contialcs en als 7'idanig ren /onction impoitante dans le c d i c de la nouvelle politique éner- beland ijkc functie locsevve/en krn-.cn in het kader \an het nieuwe ciieisicbelcid van de negcrins. gétique du Gouvernement. 4' I-es représentants des Régions siégeront au coaseil d'?JmlnUiiation des établissements publics suivants : l'Institut nitinml de ladio eK menls (I It E1, le Centre d'étude do ïcnerr.ie niidùairc (CIîN.)i If Tonds national de faranlic pour la itpaïa"ion des deuils houillère et l'Insutut national des industries extiactives (I.NIEX.). ' I») Dans le cadte de la représentation accordée au\ pouvoirs mihhes' les représentants des Ki'gions Mèneront au conseil d'adminisliation des tntu-pns<s auxquelles l'Etat a pris ou piondia nai titipation cl notamment : v Kempense Steenkolenmijnen N.V.. a l'occasion de l'appoit au capital de l.i société des montants vcisés par 1 Ual pour, couvrir les peites d'exploitation; '?• Dislii"az SA., a l'occasion de VauRmcntalion de la participation de l'Etat au capital de la société qui atteindra au moins 50 p c.; 3* La Société nationale de Pipe Lines S.A ; \- La Société publique d'achat et de .stockage de pétrole- et de t U s pétroliers à ciccr en u.e de favoriser une politique et céneu?. permettant la garantie de l'appioviMonncmcnl

4* De vertegenwoordisers van do Gewesten zi."cii i'ttinR hebhen in de raad van bihccr van de volgende oveihcidsinstillinsen : h u Nationaal Instituut voor laclio elementen ( i n i : ) , hit Studiecentrum vooi keincnciqic ( S C K ) , het Nationaal Waarborgfonds voor koknsihidc in het Nationaal Instituut voor de cxtractievc bedrijven (NI LA).

20. Politique de cicdlt: ) l e s institutions publiques do nédil actuellement existantes ni'dotées ni dotées de d ttruclures résior.nlisces, ppci mettant une action dé sur lla connai-.5an(i. 5 d t d priée fondée d.iccte des b besoins dde i t de ! èR l £ ,iant p pii d a n s )) c M ddr d L c u l pl s ( | £col nnlitimic'do eicdlt et de la politique monétaiic qui relèvent de la compttente des .nslances natiomles. l ) 1 c- lUfions seront représentées dans Ici organes de notion des institutions nationales publiques, de ciétlit actuellement existantes. e) L'Etit central sera représenté clans toute institution publique >1 crédit* que les Koslons pourraient évcntuc'lcment crCcr. Cas Institutions fonctionnel ont dans le latlie des reclus (juicuilcs llfioulnnl de la politique de credit ct de l.i politique monétaire oui lelèvcnl de la compétence des instances nationales.

20 Kmliclpalitick: o; De thans bestaande openbare kiedictinstellinçen worden vooi/ie n van cciegionili'eerdc Lliuctnren die een doeltreffende actie on proml van het diu-c'e Inzicht in de noden van het üevvcsl mogelijk maken en dit in het kpder van de altjnmrne tegels die volfen uit de kt edict en munlpolilick, v olkc binnen de bevoegdheid van de nationale instanties vnllcn b) De Gewesten vvordsn vertcreirvoardicd in de bci'cerïorginen van de thans bestaande nationale openbare kredietinstellingen.

b) In hel kader van de aan de overheid verleende verte^enuoo-d ping /u .en de verte 'enwoordigers van da (Jrv.eston zjtti.'g htbben in de raad van beheer van de ondeinomin^cn, vvaaiin de SUal belanden heeft of /.il hebben, en inzonduhcid : 1* de Kempense Steen) olcmmmcn N V , naar aaiilcidins van de inlircn? in het maatschappelijk kapila il van de dooi de Staat uitgekeerde bcdiagen tot cleijing van de exploit, tievciliczen; 2" Dislupaz N V , nanr annleidinn van de veiho"ing van het aandeel van de Staat in het maatschappelijk kauilaal van de onderneming, dat ten minste op £>0 pet. wordt gcbiacht; 3* de Nationale Pijpleidingsmaat&rhappij NV.; 4" de Opcnboie aankoop- en opslamnaalschappij voor aardolie en aaido'iepinduktcn. die moet worden oncericht, ten einde in 's lands belang een beleid te voeren dat gericht is op het beveiligen van de bevoorrading van liet land met aardolie en dû p a y s e n i * l r u l c c t P l 0 d u l t s P c - l r o l i c r s ; anidoliepioduktcn; 5" de op te richten gemenede maatschappij voor aankoop, 5« La société mi\lc à créer pour l'achat, l'enrichissement, la verrijking, vervaardiging en verwerking van kcrnsnlijtstof; pioduction ct le traitement do combustibles nucléaires; 1 G" het op te richten oicilieidsbeclrijf, belast met het verpakken G" La société publique à créer pour le conditionnement ct le en het opslnan van hoog ladioacticf afval. stockage de déchets a haute radioactivité. c) De vtrteçenwixirdi'jiiiK van de Gewesten mag geen afbreuk c) l a représentation des Ilégion* ne pourra porter atteinte à doen aan hel totale taalevenvvicht. inb liiicuistiqiie global.

e) De ccntiMc Slaat wordt veilewnwooidigd in alle openbare krevdiclni!,teliin"en, d.e de GcACatcn eventueel l «r.r.ïi oprichten. l)C7i mslf-üin'K'n 7ul!cn functioneren overcenkon''g de a'gemene rcjcl» dit volçen uit de krediet- en muiilrnlii'ok. 'vc.kc binnen de bevoegdheid van de nationale instanties vallen.

6.3. "ERKDOKUÏIENT. 'JITBOEK OVER SE HT3RGIE. EERSTE B3DMIŒIGHÏ HT ORIËNTERINGEN.

1. België lijkt uiterst kwetsbaar t.o.v. de beroering di'e de energiebevoorrading op wereldvlak kenmerkt. Het energieverbruik per inwoner ligt er zeer hoog, en België is voor 90 fj afhankelijk van het buitenland wat zijn b'evoorrading betreft. Tevens moet het zich richten tot multinationale ondernemingen voor zijn oliebehoeften en voor de verwerving van technologieën, zoals kernenergie. Uil België vermijden dat de energiekrisis de krisis van de ekonomische strulcturen nog aanscherpt, dan moet het zich wapenen met oen algemeen energiebeleid op lange termijn.

1.1. Basis van dit beleid moet zijn een ernstige raming van onze toekomstige energiebehoeften. Het llitboek geeft een raming van de toekomstige vraag naar energie en gaat daarbij uit van een extrapolatie van het verleden. Deze projektie wijst natuurlijk op een snelle stijging van onze behoeften. Het Witboek is van oordeel dat de toekomstige vraag nochtans gedeeltelijk kan worden omgebogen dank zij een beleid van rationeel energieverbruik (R.E.V.)< De raming in het Uitboek volstaat niet om onze energiebehoeften te plannen. De analyse van de vraag moet gebaseerd zijn op de te verwachten evolutie van gegevens zoals de demografie, de levenswijze, de verzadiging^yaad aan uitrustingsgoederen, de prijzen en de inkornona, de technologieën, de industriële strukturen. Ze moet tovens een beeld geven van de mogelijke invloeden op de vraag die zou worden veroorzaakt door een voluntaristisch beleid op het vlak van het vervoer, de ruimtelijke ordening en do induotrie. Ze moet het verband aangeven tussen de globale vraag naar primaire energie en do keuzen i.v.m. de energievorm die aan do verbruiker zal worden geleverd, nl. do verschillende mogolijko oconario's voor autokonsumptio van de energiesektor.

n

_

Do analyse van do vraag moet het volgende mogelijk maken : - oen moor realistische raming van onze behoeften, - hot vormogen om de weerslag van onze groeikeuze te meten, - kennis van de vraag specifieke energie per specifieke energie, wat oen betere planning van het sektorieel aanbod mogelijk moet maken.

1.2. Dat beleid moet gesteund zijn op energiekeuzen op lange termijn. De verminderde rol die de petroleum in onze bevoorrading zal gaan spelen, brengt mee dat keuzen op lange termijn moeten worden gemaakt tussen de bestaande vervangingsmogelijkheden. Zowel de technologische ontwikkeling van nieuwe energieën of nieuwe gebruikswijzen van energie, als de vervanging van een generatie investeringen door een andere, vraagt een tijdspanne van tientallen jaren. Het is dan ook noodzakelijk dat nu reeds de energie van morgen wordt voorbereid door middel van wetensohappelijk onderzoekt, ontwikkeling van industriële strukturen en geleidelijke vervanging van de uitrustingen. Het 'Jitboek geeft geen werkelijke strategie aan i.v.m. het aanbod op lange termijn. Voor de jaren na 85, waarvoor de keuze al werd gemaakt, geeft het slechts betrekkelijk vage aanwijzingen. Het Uitboek spreekt van een omvangrijk gebruik van elektriciteit; de oprichting van belangrijke strukturen op het vlak van kernenergie, wijst erop dat de geproduceerde elektriciteit van kernenergie afkomstig zal zijn. Er wordt wel een beschrijving gegeven van de mogelijkheden i.v.m. steenkoolgebruik , maar er wordt geen enkel besluit getrokken. Zonne-energie wordt afgedaan als te duur en te marginaal. De keuze die moet gemaakt worden i.v.m. het gebruik van de kweekreaktor, wordt klaarbijkelijk verdaagd. Het gebrek aan een lange termijn-strategie is onaanvaardbaar, omdat dit zal leiden tot energiekeuzen in funktie van het belang van bepaalde producentengroepen, en niet van de gehele bevolking, en ook omdat we daardoor later tot keuzen dreigen te worden gedwongen onder nog dwingender omstandigheden.

8.-

1.3» Een algemeen energiebeleid moet een betere ontmoeting van vraag en aanbod, selctor per sektor, mogelijk maken. De huidige toestand is chaotisch. De konkurrentie tussen de verschillende energieproducenten en -leveranciers heeft geleid tot een belangrijke overkapaciteit inzake raffinage en elektriciteit, en dreigt eveneens een overschot in de gasbevoorrading te veroorzaken. Die verspillingen op het vlak van de investeringen zullen het energiebeleid tot 19Ö5 blijven bepalen. Die toestand zal leiden tot een verhoogde konkurrentie tussen de verschillende energienektoren en dreigt de energieverspilling nog in de hand te vierken. Voor de toekomst is een algemeen beleid nodig vraardoor overkapaciteit of sektori'éle tekorten vermeden kunnen worden; en waardoor de verschillende energiebronnen in het leader van een beleid van rationeel energieverbruik op de voordeligste manier aangewend worden. (R.E.V.)

Konklusies. Het Witboek stelt het gebrek aan een geko'órdineerd beleid van de diverse energiesektoren en de daaruitvoortvloeiende overuitrusting niet in vraag. Het analyseert onze toekomstige energiebehoeften niet op een ernstige wijze, en geeft slechts een beperkte gedeeltelijke beschrijving van de toekomstige bevoorradingsmogelijlcheden. Het biedt dus geen energiestrategie. Het A.B.V.V. eist dan ook dat een algemeen beleid op lange termijn wordt uitgewerkt.

2. Een beleid van R.E.V. Het Vlitboek kent het R.E.V. een centrale rol toe bij het afremmen van de steeds toenemende energievraag. Die optio is ten volle gerechtvaardigd. Inderdaad, dergelijke optie moet vorm krijgen in de vervanging van energie-invoer door over het algemeen ter plaatse geproduceerde uitrustingsgoederen, om de energie te besparen.

9 —

Het R.E.V. moot dus vorm krijgen doorheen een verbetering van de tewerkstolling, de betalingsbalans, zonder dat dit do groei afremt. Er moot aan herinnerd worden dat het R.E.V. in hoofdzaak een beleid is waarbij energieuitgaven vervangen vjorden door investeringen, en dat hot niet langer mag-v/orden verward met een autoritaire beperking van het energieverbruik, of met een rantsoenering die opgelegd wordt door middel van ongerechtvaardigde prijsverhogingen*. Autoritaire beperkingen, kunnen enkel aanvaard worden in periodes van scherpe bevoorradingskr.isis. Hen mag ze niet verwarren met een beleid van R.E.V,,-zoniet dreigt het in diskrediet te raken bij de publieke opinie. Het in het Urfcboek omschreven beleid van R.E.V. heeft hoofdzakelijk betrekking op de industrie e.n de behoeften voor huisverwarmiug. Op de volgende gebieden.zouden daarentegen meer nauwkeurige en meer ambitieuze doelstellingen omschreven moeten worden : - aanwending van de energiesoorten voor hun specifiek gebruik. De omwerking van 'primaire energie tot sekondaire energie heeft transformatieverliezen tot gevolg (7 fi bij raffinage, 60 fi in klassieke elektriciteitscentrales, 67 $ in kerncentrales). Rekening houdende met--die-verliezen, moeten de edele sekondaire energiesoorten, zoals'elektriciteit, voorbehouden viorden voor hun specifiek gebruik, en mogen de behoeften voor huisverwarming met dat middel niet aangewakkend worden; De ontwikkeling-van de elektriciteitsproduktie moet gepaard gaan met v/armte-rekuperatie-voor de industriële behoeften en voor de . stadsverwarming; - stadsverwarming zou. nweten" worden aangemoedigd; de cogeneratie in do industrie zou moeten.steunen op aangepaste strukturen om de inertie-en de weertrtandUiüe-de toepassing ervan afremmen, te doorbreken; - een echt* "beleid inzake" transport en ruimtelijke ordening moet aangopresen worden;

10.-

- geleidelijk moeten normen opgelegd worden voor het verbruik van elektrische'4 huishoudt oestellen. Haar aan het belangrijkste zwakke punt uit het Witboek, nl. do tenuitvoerlegging van het boleid van R.E.V., moet iets gedaan worden. De in het Witboek voorgestelde middelen komen ongeloofwaardig over. - De overheid moet over technische en wetenschappelijke middelen kunnen beschikken om het beleid van R.E.V. vorm te geven; daartoe moeten een agentschap voor energiebesparingen, of verscheidene gewestelijke agentschappen opgericht worden. - Er moet een duidelijk en stabiel subsidi'ëringsbeleid uitgestippeld worden.

3. Energiekeuzen op lange termijn. 3.1. Het Witboek stelt een diversifiëring van de energiebronnen voorop en beperking van het aandeel van de petroleum in onze bevoorrading tot 50 $. Tegen 1985 zou die doelstelling verwezenlijkt kunnen worden dank zij de belangrijkere rol die nukleaire elektriciteit en aardgas zullen gaan spelen. Voor na 1985 worden nog geen keuzen aangegeven. Ken kan zich dus enkel een idee vormen van de strategie die moet worden uitgewerkt, op basis van de huidige strukturen, en van informaties hier en daar in het Witboek. - in het wetenschappelijk en technisch onderzoek krijgt de kernenergie, in het leader van de huidige bestaande reeks reaktoren, maar ook in het leader van de reeks kweekreaktoren, een bevoorrechte plaats. Anderzijds dient gezegd dat het Belgisch patronaat al zijn inspanningen op die sektor heeft toegespitst; - steenkool loin een grotere rol spelen in de elektriciteitsproduktie ter afwisseling met kernenergie.Haar buiten het onderzoek van de onderaardse vergassing van steenkool, worden weinig inspanningen geleverd om steenkool een tweede toekomst te geven. Het Witboek beperkt zich tot het aangeven van .-bepaalde toekomstmogelijkheden voor steenkool, maar vermeldt nergens de noodzaak van een aktief beleid torzakej

11.-

- hot Witboek ie van mening dat het gebruik van onuitputtelijke energievormen tegen het einde van de eeuw nog geen betekenisvolle energiebron zal vorment en stelt geen beleid terzake voorop. Het Uitboek en het gehele Belgische energiebeleid geven de indruk dat alc het potroleumaandeel in onze bevoorrading verminderd moet worden, het enige alternatief kernenergie is. Die indruk uordt nog versterkt door het feit dat hot Uitboek nauw aanleunt bij het energiebeleid van de B.E.G., die onder de vervangingsmiddelen voor petroleum een bevoorrechte plaats toekent een kernenergie.

3.2. Ook dient de vraag gesteld welke rol de kernenergie moet toebedeeld krijgen. In de onmiddellijke toekomst lijkt een grootscheeps gebruik van kernenergie door volgende faktoren beperkt te worden : - het gebrek aan afdoende oplossingen voor het opslaan van radioaktieve afval op lange termijn; - de bezorgdheid van de bevolking t.o.v. de gevaren voor ongevallen, bestralingen of besmettingen; - de geopolitieke gevaren die verbonden zijn aan de uraniumbevoorrading (cfr;- het kontrakt met Zuid-Afrika) ; - de groeiende kosten voor elektriciteit van nucleaire oorsprong, waardoor zij niet meer kompetitief is wanneer zij als vervangingsmiddel dient bij niet specifiek gebruik van elektriciteiti Op langere termijn vormt de ontwikkeling van kernonergie zeker geen geldige globale oplossing voor het probleem van de energiebevoorrading. De voorraden natuurlijk uranium zijn inderdaad uiterst beperkt zodat kernenergie geen oplossing kan bieden voor de energieproblemen op lange termijn.

12.De enige mogelijkheid om de nukleaire splitsingsenergie in de toekomst een betekenisvolle rol te laten spelen, ligt in het gebruik van de plutoniumkweekreaktor. De E.E.G. en bepaalde Europese landen zijn resoluut die weg opgegaan. België* besteedt er meer dan 20 % van de voor de energie bestemde onderzoeksfondsen aan, hoofdzakelijk via internationale programma's. Het Uitboek ontwijkt de keuze die gemaakt dient te worden inzake kweekreaktoren. ïJu is het zo dat elk energiebeleid, dat een macsaal gebruik van kernenergie vooropstelt, de overgang naar kweeïtreaktoren impliceert; de keuzen die vandaag gemaakt worden zijn bijgevolg bepalend voor de toekomst. Toch is het gebruik van kweekreaktoren onaanvaardbaar omwille van de bijzonder grote risiko's die eraan verbonden zijn, zoals gevaren voor plutoniumbesmetting, voor ongevallen in centrales met katastrofale gevolgen en voor een toenemende verspreiding van kernwapens.

3.3. Volgende konklusies dienen dan ook getrokken : - de elektriciteitspatroons alleen hebben de verantwoordelijkheid genomen voor de installatie van overtollige kernkapaciteiten, alhoewel niet alle voorwaarden vervuld waren voor het afsluiten van de splijtstofcyclus en de veiligheid van de installaties; - van nu tot 1990 mogen geen nieuwe kerncentrales meer opgericht worden (geen andere buiten de 7 die reeds gebruikt worden of in aanbouw zijn). Van die tijdsperiode moet gebruik gemaakt worden om het energiebeleid meer te diversifiëren en te pogen de hangende problemen i.v.m. de veiligheid van de P,T f.R.-centrales en de splijtstofcyclus op te lossen; - het gebruik van plutoniumkweekreaktoren is onaanvaardbaar. De voor de research en de ontwikkeling terzake gebruikte fondsen moeten spoedig voor andere doeleinden aangewend worden; - om aan onze toekomstige energiebehoeften te voldoen moet een beroep gedaan worden op andere energiebronnen dan de kernenergie. In de komende decennia is een verhoogd gebruik van steenkool en zonneenergie aangewezen. Teneinde vanaf nu de technologieën i.v.m. het gebruik van die twee energievormen te ontwikkelen, moeten de researchen ontwikkelingsmiddelen gericht worden naar dio twee gebieden alsmede naar oen rationeel energieverbruik.

13.4« Een aktief bevoorradingsbeleid. Het Witboek wil de zekerheid van onze bevoorrading verbeteren door : - deze to diversifiëren, meer in het bijzonder dank zij kernenergie on aardgas, - door een aanwezigheidsbeleid van de openbare sektor, via het gemengd karakter van Distrigaz en van de kernsplijtstofcyclus, - door toelagen aan de Kempische Steenkoolmijnen, - door in de petroleumsektor een krisisbeleid voor te bereiden : stockagemaatregelen, internationale verdelingsovereenkomst. Dat beleid volstaat echter niet. Het is in hoofdzaak van passieve aard en berust op diversifiëring en krisismaatregelen. In de toekomst zal petroleum nog 50 fo van onze bevoorrading vertegenwoordigen. Op dat vlak is van een aktief beleid geen sprake. In tegenstelling tot andere Europese landen die in de petroleumsektor openbare ondernemingen hebben, on in tegenstelling tot de praktijk waarbij de tendens ontstaat om van staat tot staat petroleumbevoorradingskontrakten af te sluiten, zal Belgi'd voor zijn bevoorrading volkomen blijven afhangen van de multinationals. De mogelijkheid, voor een openbare opslagmaatschappij » om in krisisperiodes een bevoorradingsbeleid te voeren is illusoir. Het is v66r do schaarste, dat men voorbereidingen moet treffen. Er moet bijgevolg een openbare vennootschap voor aankoop en opslag van petroleum opgericht worden die in normale periodes werkt, en de inschakeling ervan in de bevoorrading van de raffinaderijen van ons land moet verzekerd worden. Ook het gebrek aan een bevoorradingsbeleid inzake buitenlandse steenkool is zorgwekkend. Daar waar steenkool een kruciale rol kan spelen bij de energiebevoorrading, moeten we toch vaststellen dat er terzake de grootste passiviteit heerst. Ook daar moeten regelmatige bevoorradingstrukturen uitgewerlcfc worden. Het zou onaanvaardbaar zijn dat het gobrek aan een voluntaristisch beleid inzake steenkoolbevoorrading achteraf gebruikt wordt om het verwerpen van deze energie voor onze energiestrategie goed te praten.

5. Prijzenbeleid inzake energie.

Het handhaven van de energieprijzen op een zo laag mogelijk niveau is wenselijk, teneinde onze industrie en de gezinskoopkracht te beschermen. De toepassing van een voluntaristisch beleid van R.E.V., dat anticipeert op de toekomstige bevoorradingsmoe ilijlche den inzake energie, moet een rantsoenering via de prijzen verhinderen. De prijzen moeten steunen op het geheel van de werkelijke kosten, in de geest van een openbare dienst. In dat kader moet het belasting- en tariefbeleid aangepast kunnen worden teneinde te komen tot het meest rationele gebruik van onze energiedragers. Dat beleid moet geïnspireerd zijn op beginselen van rechtvaardigheid onder de verbruikers. '

6. Selctoriële en punktuele problemen.

6.1. De huidige situatie wordt gekenmerkt door overkapaciteit op het vlak van alektriciteit en petroleum en door een groot gevaar voor overkapaciteit inzake aardgas. Die toestand is niet enkel het gevolg van de krisis, maar ook van de konkurrentie tussen de verschillende energiesektoren en van het gebrek aan een algemeen beleid. Tegen 1985 zullen de verschillende sektoren pogen hun overschotten op de markt van de vervangingsenergieën weg te werken, meer in het bijzonder inzake huishoudelijke verwarming. lien moet vermijden dat die situatie leidt tot een slecht gebruik van energie, of tot tariefwijzigingen die de producenten in staat zouden stellen hun overkapàciteiten te verminderen mogelijks ten koste van sommige gebruikers,

15.6.2. Petroleum. . De overtollige raffinagekapaciteiten in Europa hebben geleid tot een rantsoeneringsbeleid dat door de 33.E.G. wordt aangewakkerd. Het l'Jitboek spreekt zich niet uit over de toekomst van de raffinageindustrie in België. Het Witboek (samenvatting p. 23) beveelt een Europese oplossing aan. Wat zullen de gevolgen daarvan zijn op de werkgelegenheid ? Evenzo beveelt het Witboek een aanpassing van de ra ffinagestruktuur aan. Er wordt echter geen enkele verduidelijking gegeven over de effelctieve cracking-projekten. Wat de distributie betreft spreekt het Witboek zich uit voor rationalisering, maar het stelt geen marktbeleid voorop waardoor de macht van de grote maatschappijen zou kunnen worden beperkt.

6.3. Steenkool De sluiting- van de laatste steenkoolmijnen in Wallonië' zal een feit worden in het begin van de jaren 80. Het Witboek spreekt van het in bedrijf houden van de K.S. op basis van een produktie van 7 miljoen ton per jaar. Het maakt echter geen gewag van de dreiging van een gedeeltelijke uitputting van Winterslag' en van de verschillende moeilijkheden in Eisden, alhoewel de toekomstige stabiliteit van die gebieden in het gedrang zou kunnen worden gebracht. Het probleem van de herlokalisering van de cokesfabrieken wordt gesteldf en beslecht in het voordeel van de Kempen.

6.4. Gas. Het Witboek geeft niet aan over welke garanties de regering beschikt om vanaf 1982 Algerijns gas vanuit een Franse haven te betrekken. Wordt dat gas op korrekte wijze betrokken, dan dreigt Distrigaz opgezadeld te raken met overschotten ten gevolge van de dalende gaskonsumptie in de elektriciteitssektor en eventueel in de industrie.

16.Het Witboek houdt met deze mogelijkheid en de gevolgen ervan geen rekening . Het stelt daarentegen vast dat de werkelijke kosten voor gas niet korrekt op de verbruiker worden doorberekend; de openbare distributie draagt immers haar deel in de kosten niet. Uordt die mogelijkheid van een nieuwe kostenverdeling wèl overwogen dan zal ze, rekening gehouden met seizoeninvesteringen die moeten worden gedaan, voor de gezinnen een snelle stijging van de gasprijs tot gevolg hebben. Die prijsstijging komt dan bovenop de afschrijving van de investeringen die bestemd zijn voor het betrekken van Algerijns gas.

6.5» Elektriciteit. De situatie in de elektriciteitssektor zal in het midden van de jaren 80 door een enorm overschot aan kapaciteit gekenmerkt worden. Het wegwerken van dat overschot zal wel enige tijd vergen. Uegens het mateloze elektriciteitsverbruik in die periode moet gevreesd worden voor verspillingen. Van 1985 tot 1990 kan een bescheiden uitrustingsprogramma in het vooruitzicht gesteld worden. Het zou werkelijkheid kunnen worden via centrales op steenkool die kompetitief zijn met kernenergie, hetgeen een stopzetting van het nucleair programma tot in 1990 des te aanvaardbaarder maakt.

6.6. Stadsverwarming. Het Witboek is uiterst gereserveerd wat stadsverwarming betreft, omwille van de kostprijs en de konkurrentie ervan met aardgas. In de praktijk is stadsverwarming reeds konkurrentieel in bepaalde netten en er is geen reden tot ongerustheid in verband met de konkurrentie met aardgas, omdat stadsverwarming slechts zeer geleidelijk tot ontwikkeling zal worden gebracht. Het is overigens wenselijk dat de studie over en de exploitatie van stadsverwarming onder het zuiver openbaar initiatief zouden blijven ressorteren.

FÉDÉRATION GÉNÉRALE DU TRAVAIL DE BELGIQUE ALGEMEEN BELGISCH VAKVERBOND v SECRÉTARIAT « 42, RUE HAUTE, BRUXELLES

SECRETARIAAT : HOOGSTRAAT 42, BRUSSEL

79/00 A 23/27 GD/LH/AJ

Bruxelles, le 28 mai 1979.

Serv. Dact.

NOTE AUX MEMBRES DU BUREAU.

Objet : Politique de l'énergie.

1. Rappel - Résolution du Congrès de Liège.

2. Rappel - Déclaration gouvernementale.

3» Document de travail.

*

*

2.-

1. RESOLUTION DU CONGRES DE LIEGE.

Energie.

1. Le but de la politique énergétique doit être d'assurer l'approvisionnement énergétique régulier aux meilleurs prix possibles et dans les meilleures conditions pour la qualité de la vie.

A cette fin, elle doit s'assigner comme objectif premier d'assurer une utilisation optimale des diverses formes d'énergie.

Seule cette politique d'utilisation rationnelle de l'énergie permettra :

- de limiter les répercussions de la hausse des coûts de l'énergie sur l'économie et de poursuivre avec fruit une politique de contrôle des prix et tarifs, - de résoudre les problèmes de balance de paiements, - d'accroître l'indépendance énergétique du pays.

Cette politique d'utilisation optimale de l'énergie est nécessairement globale parce qu'elle passe par l'affectation des diverses énergies aux usages qui leur conviennent le mieux. De plus, elle conditionne l'ensemble de la politique économique et le mode de vie de la population. La politique de l'énergie doit dès lors relever de la responsabilité des pouvoirs publics.

3.-

2. Les mesures suivantes s'imposent pour assurer la diversification de notre approvisionnement : S"

- une priorité doit être réservée à la récupération pour le chauffage urbain des résidus calorifiques, notamment les centrales électriques, - de nouvelles techniques d'utilisation des ressources charbonnières doivent être mises en oeuvre et, en priorité, la gazéification souterraine, - la promotion des énergies renouvelables, en particulier le solaire et la géothermie, doit constituer un objectif prioritaire.

V

3. Un moratoire pour l'énergie nucléaire doit être décidé et un réexamen s'impose sur les dangers du retraitement et de l ' u t i l i s a t i o n du plutonium. Une large campagne d'information en direction de l'opinion publique sur l'opportunité d ' u t i l i s e r

l'énergie nucléaire

s'impose avant le débat démocratique qui doit se dérouler au niveau du Parlement.

4. Tout en constatant que la l o i anti-crise contenait des propositions susceptibles de concrétiser davantage de responsabilité des pouvoirs publics sur la politique de l'énergie, le Congrès réclame : - un Comité National de l'Energie opérationnel, - la révision du Comité de Contrôle de l ' E l e c t r i c i t é et du Gaz, - l'augmentation, de la part du secteur public, dans la production d ' é l e c t r i c i t é , et le regroupement de es secteur.

4.-

la présence de l'Etat, sans prises de participation, dans les principales sociétés belges de production d'électricité (EBES, INTERCOM, UNERG), la gestion publique de DISTRIGAZ, la restructuration des intercommunales de distribution d'électricité et de gaz, par la consolidation et l'extension des régies d'intercommunales pures, la protection des intérêts de la collectivité dans l'ensemble du cycle des combustibles nucléaires, la valorisation du charbon et la revision du statut des Kempische Steenkolenmijnen, la constitution d'une société publique d'achat et de stockage des produits pétroliers, un rôle déterminant pour la Société Nationale de Transport par canalisation dans la mise en oeuvre de nouveaux pipe-lines.

5. Un nouveau régime des prix pétroliers devra être mis en vigueur à l'expiration du contrat-programme en cours.

A cet effet, la plus grande clarté doit être faite à propos des conditions d'exploitation du secteur et les engagements souscrits par des sociétés pétrolières en matière d'information doivent être scrupuleusement exécutés, tout manquement éventuel devant être sanctionné conformément au contrat.

Le nouveau régime devra être établi en fonction des données réelles ainsi rassembl"ées et pouvoir s'adapter sans retard à leur évolution.

L'Etat devra conserver la maîtrise de la politique des prix.

5.2. DECLARATION GOUVERNEMENTALE - REGERINGSVERKLARING. 10. Politique de l'cneigic : o) l e s Réglons sîiont étroitement associes à la conception et au déploiement »'!•• axes de la politique eneigcq G* Les repr^en' ints des Rcpiois. siégeront dans les organes consullilif» a compitcncc ginuale et •.cctniicllc, a sixou • le CoimU' anatlüiul de 1 i n c i t e , le Comité de conliolc de l'électricité cl du r * (lc:> f t u c c c ' O'S'11"5"1'1 * c r a dutc d'un s l a l l | t do choit niblic 'le'Comité de copccilot.on cl de controle du pétiole el le Conseil con->jU.'lif de 1 indUitnc cli.iihniinii.-ie. 3- Les poux ou •« ri„'innau\ seiont icpu-«cntcs à la < Ciiiiuni-sion d'Implantation • pnui les ccnli.ili> elccliiqucs J rncttic en pLccpir le Mimslie diN \lfanes économiques. Celte tonmiisiion aura pour t.uhe de rcndic des axis en matinc d'implantation de •louxcllo cci>nalc\ et e\ciccia a ce titre une /onction unpnil.iiitc dans le Cadic de la nouvelle politique enerCCtiquc du Gouxcincnicnt.

]9 a) De Gewesten zullen nauw worden betrokken bjj het o n vxcipcn cn het ontwikkelen xan het cneigicbcleid 1" De Minister \an IXonomi^che Zaken «il o'.erle; plc?en net de gcucilclijl-c overheid omticnt de giotc lijnen xan het cnu,iebeleid. 2* De vertegenwoordiger» van de Gewesten zu'Vn z.ttin? I .b* ben in de adwCiOi :.inen met algemene cn seitoiule bcvoc.diiCid. namelijk het N'aiioinal Comité vooi de encir'ic>: het Contn'Iccomité vooi clckliiciteit rn gas., /odra dit orcain een publieklechlclijk statuut geniet- het Overleg- cn f'untiolccamilc voir pelioleum cn de ..dxiscicnde Raid voor kolennijvcihcid 3* De fevvcstclijkc ovciheid r.il worden \cilei;cm
4' I.cs représentants des Régions siégeront ou conseil d'?dmlnistration des établissements publics suivants : 1 Institut nitinml rie îadio cléments (IH K1, le Centre d'étude de 1 cncr,"ic nucleaire (CI'N.). 'e Fonds national de jarantie pour la icpaia lion des désjats houillers et ] Institut mtioml des industries cMiactivcs (INIfcX.). b) Dans le cadic de la représentation accordée au\ pouvoirs publics, les représentants des Ke'jjions situeront au conseil d'idmijnsliation des ciittepriEes auxquelles l'i:iat a pris ou picndia jiatticipalion et notamment : 1» Kempense StcenKolcnmljncn N.V., a l'occasion de l'nppoit au capital de la société des montants veiscs par l'Lt.it poui , 'couxnr les. peites d exploitation; 2" Dislrigaz S A , a l'occasion de l'.-UKmcntalion de la participation de l'Etat au capital de la société qui atteindra au moins 50 p c ; 3" La Société nationale de Pipe Lines S A ; 4- La .Société publique d'achat et de .stockage de pétrole et de tiiodmts pétroliers .< ciccr en vue de favoriser une politique d'mterét gcnei.il. permettant la garantie de l'appiovisionnement du pay s c n PC'™10 c t P ' o d u l l s Paroliers,

4'T)o vertegenwoordigers van de Gewesten zi:"eu itting hebben in de raad van beheer van de volgende ovcihculsiiistellii'isrn : lut Nation.nl Instituut voor iadio elementen ( I l ï i : ) , het StudieCLiilium voor keincneiRie ( S C K ) , het Nationaal Uaaiborgfonds voor koUnselnde cn het Nationaal Instituut voor de cxtractieve bedrijven (N 11 A). b) In liet kader van de aan de overheid verleende vertcjenvv&o-djing /u .cn de verte'Ciuvoardif;crs van da (}c\ cston zittii g hebben in do raad van helieer v.m do omlrinjniiiirjou, waaim de Sti at belangen heeft of /al h' bbcn, cn inzonde i heid : 1* de Kcni|>cn«e Steenkolenmijnen N V , naar aanleiding van de inlircn,' m het maatschappelijk kapit.nl xan de dooi de Staat uitgekeerde bedtagen tot de'jing van de exploit, ticvciliezen; 2 Distuiaz N V , naai arnlcirlmn van de veiho"ing van het aandeel xrn de Staat in het ma itsehappehjk kamtaal van de ondrincming, dat ten minste op 50 pet. viordt geluacht; 3' de Nationale Pijplcidingsmaatschappij N V.; 4' do Openbaic aankoop en opslanmaat":chappij voor aardolie en aardo'iepiodjkten die moet worden oncericlil, ten einde in 's bndi belniig een beleid te voeren dat gericht is op het beveiligen van de bevoorrading van het land met aardolie cn aai doliepi oduktcn ; 5* de op te richten gomenrde maatschappij voor aankoop, 5* La société inKte à crier pour l'achat, l'enrichissement, la vcrnjkinf, vervaardiging cn vcrwerling van kcinspiijtstof; pioduction ct le traitement de combustibles nucléaires; 6* La société publique à créer pour le conditionnement ct le ' G" het op te richten oxciliiulsheilrijf, belast met het verpakken cn het opshan van hoog ladioacticf afval stockage de déchets a haute radioactivitéc) De voitoqonuoordi'Muc \an de Gewesten mag geen afbreuk c) La représentation des Régions ne pourra porter atteinte à doen aan het lulalc laalcxenwicnt l'équinbic linguistique global. 20. Politique de Clédlt: a) Les Institutions publiques de dédit actuellement «Aillantes seiont dotées de ilrutlmcs regiemMi*ces, pcmiclt. ut une action apnropiiéc fondi'e sur la connaissance duecte des besoins de 11 légion, dans le cidre des lègles (jtncuiles dicoulant de la politique de ciédit et de la politique montl.me qui rckxcnt île la compétence, des instances naiioinks b) Les Wr.icns seront représentées dins les organe1; de notion des institutions nationales publique* de citdit actuellement cxiitantes. c) L'Etat ccntr.il sera rcpic<scntc dans toute institution publique Oe crédit que les Renions pourraient éventuc'lcment crLCr. Ces institutions fonctionnel ont dans le tadre des reçlos t,cnci.ilcs découlant de In politique de credit ct de la politique monetaire qui lele-xcnt do la compétence des insUnees nationales.

20 Kicdiclpolitiek . o) De thans bestaande opcnh.trc kipdictinek, -xeke binnen de bevoegdheid van de nationale instanties vallen.

6.-

3. DOCUMENT DE TRAVAIL. LE LIVRE BLANC SUR L'ENERGIE. PREMIERE REFLEXION ET ORIENTATION.

1 . ïlace aux bouleversements que connaît l'approvisionnement mondial en énergie, l a Belgique apparaît t r è s v u l n é r a b l e . E l l e a une consommation d ' é n e r g i e p a r t è t e d ' h a b i t a n t t r è s élevée, e s t dépendante à 90 % de l ' e x t é r i e u r pour son approvisionnement, et d o i t s ' e n remettre à des firmes multinationales pour s e s besoins en p é t r o l e et pour l ' a c q u i s i t i o n de technologies t e l l e l a technologie n u c l é a i r e . Si l a Belgique veut é v i t e r que l a o r i s e énergétique ne vienne aggraver l a o r i s e des s t r u c t u r e s économiques, e l l e d o i t s e d o t e r d'une p o l i t i q u e de l ' é n e r g i e globale et à long terme»

1 . 1 . La base de o e t t e p o l i t i q u e d o i t ê t r e une évaluation s é r i e u s e de nos besoins f u t u r s en é n e r g i e . Le Livre blanc évalue l a demande f u t u r e d ' é n e r g i e à p a r t i r d'une extrapolation du p a s s é . Cette p r o j e t o t i o n indique forcément une augmentation rapide de nos b e s o i n s . Le Livre Blanc estime que o e t t e demande f u t u r e peut t o u t e f o i s ê t r e i n f l é c h i e

partiellement grâoe à

une politique d'utilisation rationnelle de l'énergie (U.R.E.). Cette évaluation faite par le Livre Blanc est insuffisante pour planifier nos besoins en énergie. V

L'analyse de la demande doit se baser sur l'évolution prévisible de données telles la démographie, le mode de vie, le degré de saturation des équipements, les prix et revenus, les technologies, les struotures industrielles. Elle doit également présenter les inflexions possibles de la demande que provoqueraient des politiques volontaristes en matière de transport, d'aménagement du territoire, d'industrie. Elle doit indiquer le lien entre la demande globale d'énergie primaire et les choix faits sur la forme d'énergie fournie au consommateur, c'est-à-dire les divers 'scénarios possibles d'autooonsommation du seoteur énergétique.

7.-

Cette analyse de la demande permettra : — une appréciation plus réaliste de nos "besoins, — une capacité à mesurer l'impact de nos choix de croissance, — une connaissance de la demande énergie spécifique par énergie spécifique, ce qui permettra de mieux planifier l'offre sectorielle.

1.2. Cette politique doit s'appuyer sur des choix énergétiques à long terme. Le recul du rôle que pourra jouer le pétrole dans notre approvisionnement implique de faire des choix à long terme sur les possibilités de remplacement qui existent. En effet, tant le développement technologique d'énergies nouvelles ou de nouvelles manières d'utiliser l'énergie que le remplacement d'une génération d'investissements par une autre, demande un

laps de temps qui se compte en dizaines d'années,

II est dès lors nécessaire de préparer dès maintenant les énergies de demain par la recherche scientifique, l e développement de I

i

structures industrielles, et le remplacement progressif des équipements. Le Livre blanc ne fournit pas de véritable stratégie d'offre à long terme. Au delà des années 85, pour lesquelles tous les choix sont déjà f a i t s , i l ne donne que des indications relativement vagues. Le Livre blanc envisage un recours important à l ' é l e c t r i c i t é , et la mise en place d'importantes structures en matière nucléaire donne à penser que l'électricité produite sera nucléaire. Les possibilités liées au charbon sont décrites, mais aucune conclusion n'est t i r é e . L'énergie solaire est rejetée comme trop coûteuse et marginale. Le choix à effectuer sur l'utilisation du surrégénérateur est apparemment reporté. Cette absence de stratégie à long terme n'est pas acceptable parce qu'elle entraînera des choix énergétiques effeotués en fonction de l'intérêt de certains groupes de producteurs et non de l'ensemble de la population et parce qu'elle risque de nous forcer plus tard à des choix sous des contraintes plus rigoureuses.

8--

1.3» Une politique globale de l'énergie doit permettre une meilleure rencontre de l'offre et de la demande, secteur par seoteur. La situation actuelle est anarohique. La oonourrenoe entre les divers producteurs et fournisseurs d'énergie a conduit à d'importantes surcapacités en raffinage et en électricité, et risque de mener à un excédent d'approvisionnement gazier. Cette situation de gaspillage en matière d'investissements va conditionner la politique énergétique jisqu'en 1985» Elle va conduire à une concurrence aoorue entre les divers secteurs énergétiques et risque d'encourager le gaspillage d'énergie, A l'avenir, i l faut une politique globale qui permette d'éviter les surcapacités ou les insuffisances sectorielles, et qui affecte

les

diverses ressources en énergie à leurs usages les plus avantageux dans le oadre d'une politique d'utilisation rationnelle de l'énergie (U.RoE.).

Conclusionso Le Livre blanc ne remet pas en oause l'absence de politique coordonnée des divers secteurs de l'énergie et le suréquipement qui s'ensuit, II n'analyse pas nos besoins futurs en énergie de manière sérieuse, et ne donne qu'une description limitée et partielle des possibilités futures d'approvisionnement. II ne constitue donc pas une stratégie énergétique. La F.G.T.B, réclame la mise sur pied d'une politique globale et à long terme.

2. Politique d'U.R.E..

Le livre blanc donne un rôle central à l'U.R.E, pour freiner l'aooroissement de la demande en énergie. Cette option est pleinement justifiée. En effet, une t e l l e option se traduit par l e remplacement d'importations d'énergie par des biens d'équipements généralement produits sur plaoe pour éoonomiser l'énergie.

L'U.R.E. se traduit dono par une amélioration de 1 • emploi d;de la balance des paiements, sans frein pour la oroissanoe. II est nécessaire de rappeler que l'U.R.E. est principalement une politique de substitution d'investissements à des dépenses en énergie et qu'elle ne doit pas être confondue avec une restriction autoritaire de la consommation d'énergie, ou avec un rationnement imposé par le biais de hausses de prix injustifiées. Les restrictions autoritaires ne sont acceptables qu'en période de crise aiguë de l'approvisionnement. I l faut veiller à ne pas les confondre avec une politique d'U.R.E. sous peine de disoréditer celle—oi aux yeux du public. La politique d'U.R.E, définie par le Livre blanc vise principalement l'industrie et les besoins en ohauffage domestique. I l conviendrait par oontre de définir des objectifs plus précis et plus ambitieux dans les domaines suivants : - utilisation des énergies dans leurs usages spécifiques, La transformation d'énergie primaire en énergie secondaire entraîne

des pertes

de transformation (7 f° en raffinerie, 60 % en oentrales électriques ' olassiques, 67 fo en centrales nucléaires). Compte tenu de oes pertes, i l convient de réserver les énergies secondaires nobles telles l'électricité à leurs usages spécifiques et ne pas oonvier les besoins en chauffage domestique par ce moyen. Le développement de la production d'électricité devrait aller de pair avec la récupération de ohaleur pour les besoins industriels et de chauffage urbainÎ - le ohauffage urbain devrait être plus encouragé j la cogénération dans l'industrie devrait s'appuyer sur des structures

appropriées

pour vaincre les inerties et les résistances qui freinent son application j - une véritable politique de transport et d'aménagement du t e r r i t o i r e doit être recommandée;

10.-

— il faut imposer progressivement des normes pour la consommation des appareils électroménagers. Mais surtout il convient de pallier à la principale faiblesse du Livre "blanc en oe qui conoerne la mise en oeuvre de la politique d'U,R,E. Les moyens proposés par le Livre Blanc ne sont pas crédibles, II faut : — doter les pouvoirs publics de moyens techniques et scientifiques afin d'encadrer la politique d'U.R.E, et créer à cet effet (une Agence pour les économies d'énergie ou plusieurs agences régionales)> — déterminer une politique de subsidiation claire et stable.

3 . Les choix énergétiques à long terme,

3.1,

Le Livre blanc préconise une diversification des sources d'énergie et une limitation à 50 fa du rôle du pétrole dans notre approvisionnement. D'ici à 1985, cet objectif poura Stre atteint grâoe à un r31e très aooru de l'éleotrioité nucléaire et du gaz naturel. Au-delà de 1985? lés ohoix ne sont pas tracés. II n'y a donc moyen de se faire mie opinion sur la stratégie qui sera mise en place que sur base des structures aotuelles, et d'informations disséminées dans le Livre blanc, - l'énergie nuoléaire est privilégiée dans la recherche scientifique et technique, danB le oadre de la filière aotuelle mais aussi de la filière surrégénérateur. D'autre part, le patronat privé belge a conoentré tous ses efforts sur oe secteur^ - le charbon pourra jouer un rôle acoru dans la production d'éleotrioité en alternance

aveo le nucléaire, par contre, en dehors des reoherohes

sur la gazéification souterraine du charbon, peu

d'efforts sont

entrepris pour promouvoir un deuxième avenir du oharbon. Le Livre blano DO borne à exposer oertaines possibilités futures du charbon, pana mentionner la nécessité de mener une politique active^

11.-

- le Livre "blano estime que le reoouTB à des énergies renouvelables ne r e présentera pas une source d'énergie significative d'ioi la fin du siècle et ne préconise pas une politique à oet égard* Le Livre blanc et l'ensemble de la politique énergétique belge donne par défaut l'impression que s ' i l faut réduire la part du pétrole dans notre approvisionnement, c'est l'électricité nucléaire qui est la seule alternative mise en place» Cette impression est renforcée par la ferme

adhésion du Livre blano

à la politique énergétique de la C.E.E., qui parmi les moyens de substitution possibles au pétrole privilégie l'énergie nucléaire.

3.2» Aussi, faut—il se demander quel rôle i l est souhaitable que joue l'énergie nucléaire* Dans l'immédiat, l e recours important à l'énergie nucléaire semble limité par les facteurs suivants : - l'absenoe de solution satisfaisante pour le stockage à long terme des déchets radioactifs, - l'inquiétude de la population faoe aux rirsques d'aocident et d ' i r r a diation ou de contamination, - les risques geopolitiques liés à l'approvisionnement en uranium, illustrés par le contrat aveo l'Afrique du Sud* - le coût croissant de l'électricité nucléaire, qui l e rend non compétitif dans sa substitution aux usages non spécifiques de l'électrioité» A plus long terme, le développement de l'énergie nucléaire ne oonstitue oertainement pas une solution globale valable au problème de l'approvisionnement en énergie* Qi effet, les ressources en uranium naturel sont très limitées et l e nucléaire ne peut dono fournir une solution aux problèmes énergétiques à long terme*

12.-

La seule possibilité de faire jouer un rôle significatif à l'énergie nucléaire de fission dans le futur est d'utiliser le surrégénérateur au plutonium. La CE.E. et oertains pays européens se sont engager r é solument dans cette voie. La Belgique y^consaore plus de 20 fo de ses fonds de recherche affeotés à l'énergie, essentiellement au travers de programmes internationaux. Le Livre blanc esquive le choix qu'il convient de faire en matière de surrégénérateur» Or, toute politique énergétique préconisant un recours massif à l'énergie nucléaire implique le passage au surrégénérateur; les choix d'aujourd'hui conditionnent donc le futur. Le recours au surrégénérateur est toutefois inacceptable en raison des risques extrêmement importants qu'il comporte. Ces risques sont des risques de contamination par le plutonium, d'accident catastrophique en centrales et de dissémination accrue de l'arme nucléaire.

3,3, Aussi, faut-il t i r e r les conclusions suivantes : - les électriciens ont pris seuls la responsabilité d'installer des

'

capacités nucléaires excédentaires alors que toutes les conditions ne sont pas réunies pour le bouclage du cycle du combustible et la sécurité des installations; - i l convient de ne pas installer de nouvelles centrales nucléaires (autres que les 7 en service ou en construction) d'ici 199° e* mettre ce laps de temps à profit pour diversifier davantage la

politique

énergétique et tenter de régler les problèmes qui demeurent en suspens pour la sécurité des centrales P.VJ.R. et du cycle du combustible} - le reoours au surrégénérateur au plutonium n'est pas acceptable. Les fonds consacrés à la recherohe et au développement dans ce domaine doivent être rapidement affectés à d'autres usages; - la couverture de nos besoins futurs en énergie requiert la mise en oeuvre d'autres alternatives énergétiques que l e nucléaire. Dans les décennies à venir un recours accru au charbon et à l'énergie solaire sont indiqués. En vue de développer dès maintenant les teohnologies liées à l'emploi de oes deux énergies, i l oonvient de réorienter les moyens de la recherohe et du développemait vers oes deux domaines ainsi que vers l ' u t i l i s a t i o n rationnelle de l'énergie.

13'.-

4» Politique aotive d'approvisionnement» Le Livre blano veut améliorer la sécurité de notre approvisionnement en : — diversifiant celui-ci, en particulier grâce au nucléaire et au gaz naturel, — pratiquant une politique de présence du secteur publio par la mixité de Distrigaz et du cycle du combustible nucléaire, - en subsidiant les charbonnages de Campine, - en préparant une politique de crise dans le seoteur pétrolier : mesures de stodkage, accord international de répartition» Cette politique est insuffisante. Qx effet, elle est essentiellement passive, reposant sur la diversification et sur des mesures de crise. Le pétrole représentera encore à l'avenir près de 50 % cLe » o s approvisionnements. Aucune politique active n'est mise sur pied dans ce < domaine• Contrairement à d'autres pays européens qui ont des entreprdflBS publiques dans l e seoteur pétrolier et à 1'encontre de la pratique qui tend à se répandre de contrats d'approvisionnements en pétrole d'état à étatç la Belgique devra continuer à dépendre intégralement des firmes multinationales pour son approvisionnement. La possibilité laissée à une sooiété publique de stockage de mena? une politique d'approvisionnement en période de crise est illusoire. C'est avant la pénurie qu'il faut se préparer. II faut donc créer une société publique d'aohat et de stockage pétrolier fonctionnant en période normale et organiser son insertion dans l'approvisionnement des raffineries du pays, L'absenoe d'une politique d'approvisionnement en charbon étranger est également préoooupante. Alors que l e oharbon peut jouer un rôle crucial dans l'approvisionnement énergétique, force est de oonstater une passivité complète à cet égard. Là aussi, i l convient de mettre en plaoe des structures d'approvisionnement régulier. II serait inaooeptable que l'absenoe d'une politique volontariste d'approvisionnement en oharbon conduise à j u s t i f i e r par l a suite un rejet de cette énergie dans notre, stratégie énergétique.

14.-

5 . Ptolitique des pria en matière d'énergie.

Le maintien des prix de l'énergie à un niveau aussi bas que possible est souhaitable en vue de protéger notre industrie et le pouvoir d'aohat des ménages» L'applioation d'une politique volontariste d'U,R,E., anticipant sur les difficultés futures dbîprovisionnement énergétique doit permettre d'éviter le rationnement par les prix, V

Les prix doivent être basés sur l'ensemble des coûts réels exposés, dans l'esprit du service public.

Dans oe cadre, la politique fiscale et de tarification doit pouvoir 3tre modulée en vue d'arriver à l'usage le pluB rationnel de noB ressources en énergie» KLle doit s'inspirer de principes d'équité entre les consommateurs.

6. Problèmes sectoriels et ponctuels,

'

6.1» La situation aotuelle est caractérisée par des surcapacités en matière éleotrique et pétrolière et par un risque important de surcapacité gazière» Cette situation n'est pas seulement le résultat de la crise mais aussi de la concurrence existant entre les divers seoteurs de l'énergie et de l'absence d'une politique globale. Les divers seoteurs vont essayer d'ici 1985 àe résorber leur excédents sur le marché des énergies substituables, en particulier le chauffage domestique. II faut éviter que cette situation ne oonduise à une mauvaise utilisation de l'énergie ainsi qu'à des modifications tarifaires visant à permettre aux producteurs de réduire leurs surcapacités éventuellement au détriment de certains utilisateurs.

15 •-

6,2m Pétrole. Les excédents de capacité de raffinage en Europe ont conduit à une politique de rationalisation enoouragée par la C.E.E, . Le Livre blanc ne se prononce pas sur les perspectives réservées à l'industrie du raffinage en Belgique. Le Livre blanc (synthèse p. 23) reoommande une solution européenne. Quelles en seront les conséquences sur l'emploi. De même le Livre Blanc reoommande une adaptation de la structure de raffinage. Mais aucune précision n'est fournie sur les projets effectifs en matière de craoking • En ce qui concerne la distribution, le Livre blanc se prononce pour une rationalisation, mais ne mène pas une politique de marché visant à limiter le pouvoir des grandes compagnies.

6.3. Charbon. La fermeture des derniers charbonnages wallons sera effective au , début des années 80. Le Livre blanc prévoit le maintien en activité des K.S. sur base d'une production de 7 millions de tonnes par an. Il n'envisage cependant pas les menaces d'épuisement partiel de Winterslag et les diverses difficultés rencontrée à Eisden, alors que la stabilité future de ces sièges peut être remise en cause. Le problème de la relooalisation des cokeries est posé, et tranché en faveur de la Campine.

6.4» Gaz» Le Livre blanc n'indique pas quelles assurances le Gouvernement possède de pouvoir réceptionner à partir de 82 l e gaz algérien à partir d'un port français. Si ce gaz est correctement reçu, Distrigaz risque par contre de connaître des exoédents en raison du recul de la consommation de gaz dans le seoteur de l'éleotrioité et éventuellement dans l'industrie.

16.-

Le Livre "blanc n'envisage pas cette éventualité et ses conséquences. Le Livre blano constate par contre que le coût réel du gaz n'est pas répercuté correctement sur les consommateurs; la distribution publique ne supportant pas sa part de coûts. Si cette éventualité de répartition nouvelle des coûts est envisagée elle se traduira compte tenu des investissements de stockage saisonnier à réaliser par une croissance rapide du prix du gaz pour les ménages j oette croissance du prix se surimposera à l'amortissement des investissements destinés à recevoir le gaz algérien.

6.5, ELeotrioité. La situation dans le seoteur de l'électricité se caractérisera au milieu des années 80 par un énorme excédent de capacités, qui mettra un certain temps à se résorbero D'ici là i l faut redouter une politique de gaspillage par un appel à une consommation immodérée en électricité. De 1985 à 1990, un programme modeste d'équipement est prévisible. I l pourrait être réalisé

au moyen de centrales au charbon dans des

conditions de compétitivité avec le nucléaire, ce qui'rend d'autant plus acoeptable un arrêt du programme nucléaire jusqu'en 199°*

6.6» Chauffage urbain. Le Livre blanc est très réservé à l'égard du chauffage urbain en raison de son coût, et de la concurrence qu'il exerce vis-à-vis du gaz naturel. En réalité, le chauffage urbain est déjà concurrentiel dans certains réseaux et i l n'y a pas lieu de s'inquiéter de la concurrence viB-àvis du gaz naturel puisque le développement du chauffage ur'bain sera très progressif. I l est souhaitable par ailleurs que l'étude et 1'exploitation du chauffage urbain reste de l'ordre de l ' i n i t i a t i v e publique pure.