FÉDÉRATION GÉNÉRALE DU TRAVAIL DE BELGIQUE ALGEMEEN BELGISCH VAKVERBOND SECRÉTARIAT :
SECRETARIAAT :
4 2 . RUE HAUTE, BRUXELLES 1
HOOGSTRAAT, 4 2 , BRUSSEL 1
69/00 A. 23/47AG/EC.
Bruxelles, lo 4 juin 1969, AUX MEMBRES DU BUREAU.
Chero Camarades,
Cjonçorne: P r o j e t d ' a v i s du C.N.T. sur l o s mesures s u s c e p t i b l e s do promouvoir l ' e m p l o i dos j e u n e s . En complément au projet d'avis du C.1T.T. sur l'emploi jounes noun vouo transnottons IPB documents ntatiatiques dont il ost fait mention danc ce projet. Nous vous on souhaitons bonne réception et vous saluonchers Camarades, bion fratornollement. '
Ann«
A. GJ3NOT, Secrétair"! n a t i o n a l .
FÉDÉRATION GÉNÉRALE DU TRAVAIL DE BELGIQUE ALGEMEEN BELGISCH VAKVERBOND SECRÉTARIAT :
SECRETARIAAT :
4 2 . RUE HAUTE. BRUXELLES 1
HOOGSTRAAT, 4 2 , BRUSSEL 1
69/O0 A 23/47 AG/MA. -
Brussel, 5 juni 1969.
AAN DE LEDEN" VAff HET BUREAU.
Waarde Hakkers,
Betreft s Qntwerp-advies van de N.A.R. betreffende de maatregelen om de tewerkstellingsmogeli.jkheden van de .jongeren te "bevorderen.
Ter aanvulling van het ontwerp-advies van de ÏÏ.A.R. betreffende de tewerkstelling van de jongeren, doen wij u hierbij de in bedoeld ontwerp vermelde uitgebreide statistische documenten geworden» Wij wensen er u de goede ontvangst van en groeten u, Waarde Makkers,
Kameraadschappelij k,
A. GMTOT Nationaal S e k r e t a r i s .
Bijl.
ROYAUME
K O N I NK R U K
DE BELGIQUE
NATIONALE
CONSEIL NATIONAL DU TRAVAIL
BRUXELLES. BRUSSEL.
BELGIË
ARBEIDSRAAD
-4'1969.
C.N.T. N.A. -C.5O-D.69-7. COMMISSION DES PROBLEMES
COMMISSIE VOOR DE PROBLEMEN
DE L'EMPLOI.
DER TEWERKSTELLING.
OBJET : Données de l'O.N.Em. en ma- BETREFT : Gegevens van de R.V*A.'inzake de werkloosheid in het tière d'évolution du chômaalgemeen en die der jongege en général et de celui ren. des- jeunes. Lors de la réunion du 24 mars 1969 les membres de la Commission ont demandé à l'O.N.Em. des renseignements supplémentaires sur l'évolution du chômage.
Tijdens de vergadering van 24 maart 1969 hebben de leden van de Commissie de R.V.A. om een aantal aanvullingen verzocht inzake de evolutie der werkloosheid.
Les membres trouveront ciaprès les données que l'O.N.Em. a communiquées au Secrétariat.
De leden gelieven hierna de gegevens te vinden die de R.V.A. aan het Secretariaat heeft overgemaakt.
'*""?
Het betreft hier :
Les données se rapportent à :
1. L'évolution récente du chômage en général et des jeunes âgés de moins de 25 ans en particulier.
1. De recente evolutie van de werkloosheid in het algemeen en die der jongeren van minder dan 25 jaar in het bijzonder.
2. La répartition géographique des demandeurs d'emploi âgés de moins de 25 ans inscrits à fin mars 1969.
2. De geografische spreiding van de op het einde van de maand maart 1969 getelde werkzoekenden van minder dan 25 jaar.
3. L'évolution de 1959 à 1968 de la ?• De evolutie van 1959 tot 1968 van répartition par classe d'âges des de spreiding per leeftijdsgroep chômeurs complets indemnisés der uitkeringtrekkende volledig (situation à fin juin). werklozen (toestand einde juni). 151/0.50/3-7. 327/A-3-7.
x
•TABLEAU I. Evolution du chômage en général et des jeunes âgés de TABEL I.
Recente evolutie van de werkloosheid in het algemeen en die der jongeren van -25 jaar in het bijzonder.
1. Chômeurs complets indemnisés (1). 1. Uitkeringtrekkende volledig werklozen (1).
et mois Jaar en maand -25 ans jaar
Femmes Vrouwen
Hommes Mannen -25 ans jaar
Total Totaal
Total Totaal
Total Totaal
-25 ans jaar
Total Totaal
1968 Oct. Okt. Nov.
8.575
69.815 12
8.699
34.836 25
17.069
104.651
16,3
8.989
72.319 12,4
9.138
35.980 25,4
18.127
108.299
16,7
Déc. Pee. 196
10.635
77.111 13,8
10.007
37.523 26,7
20.642
114.634
18
Janv.
9.662
76.279 12,7
9.496
38.547 24,6
19.158
114.826
16,7
8.870
74.096 12
9.261
37.786 24,5
18.131
111.882
16,2
6.593
67.028
8.224
35.503 23,1
14.817
102.531
14,4
:
vevr. Febr. Mars Maart
9,8
(1) Y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. (i) Met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgestelden.
C.N.T. _Ct5o_D.69-7. N.A.
2. Autres inscrits obligatoirement et demandeurs d'emploi libres inoccupés. 2. Andere verplicht ingeschreven en niet-werkende vrij ingeschreven werkzoekenden.
Années et mois Jaar en maand -25 ans w~ jaar
Hommes Mannen
Total Totaal
Femmes Vrouwen
Total Totaal
%
-25 ans jaar
7.515
9.977
75,5
5.787
6.456
8.965
71,7
5.025
4.986
7.596
67,4
5.566
6.542
2.657 2. 100
Total Totaal
-25 ans jaar
Total Totaal
fo
7-775 74,4
15.500
17.752
74,9
6.994
71,8
11.459
15.959
71,8
4.069
6.021
67,6
9.055
15.417
67,5
56,2
5.509
5.414
61,1
6.875
11.756
58,5
5.259
50,5
2.584
4.524
55,1
5.021
9.565
52,5
4.499
46,7
1.766
5.554 50
5.86'6
8.055
48,1
%
1968 Oct. Okt. Nov. Nov. Dec. Dec.
Jan. Jan. Pévr. !srr
\*\
Maart
C.N.T. N.A. - C.50-D.69-7.
TABLEAU II» - Demandeurs d'emploi âgés de moins de 25 ans, inscrits en fin du mois de mars 1969 (hommes + femmes) - répartition par bureau régional. TABEL
II. - Op het einde van de maand maart 1969 ingeschreven werkzoekenden van minder dan 25 jaar (mannen + vrouwen) - verdeling naar gewestelijk bureau.
Chômeurs complets Autres chômeurs indemnisés. inscrits obligatoirement. Andere verplicht Uitkeringtrekingeschreven GEWESTELIJKE BUREAUS kende volledig werkzoekenden. werklozen. BUREAUX REGIONAUX
Demandeurs d'emploi libres inoccupés. Niet werkende vrij ingeschreven werkzoekenden.
Antwerpen
614
33
161
Mechelen
310
20
34
Turnhout
439 171
25 5
70
1.534
83
275
Bruxelles - Brussel
692
89
286
Leuven
486
50
135
9
79 94
1.313
148
459
Brugge
405
16
51
leper
82
37 477 38
5 8 41 6
33 43 43 38
1.039
76
208
Boom ANTWERPEN
„Nivelles 'V '1• £ /}, """ A
"
"
10
" •"
BRABANT
Kortrijk Oostende Roeselare WEST-VLAANDEREN
C.N.T. - C.5O-D.69-7. N.A.
- 2 -
Aalst
323
25
79
Dendermonde
153
7
Gent
728
68
Oudenaarde
37
3
St-Niklaas
148
10
55 117 16 68
1.389
113
335
1.167 1.112
96
OOST-VLAANDEREN jrp.Charlerox
Tournai
715 64 466
5 25
223 141 106 32 162
HAINAUT
3.524
213
664
386
31
2.648
55
97 441
420
25
111
LIEGE
3.454
lll
649
Ï^_ Hasselt
1.098
52
446
26
106 21
1.544
78
127
ArIon (LUXEMBOURG)
379
59
72
Namur (NAMUR )
641
50
146
14.817
931
2.935
Mons La Louvière Mouscron
Huy Liège Verviers
Tongeren LIMBURG
TOTAL - TOTAAL
S!A!T'
- C.50-D.69-7.
65 22
Répartition par classe d'âges des chômeurs, complets indemnises à fin juin 1968. (1) Spreiding per leeftijàklasse van het aantal uitkering* trekkende volledig verkloaen per einde juni 1968. (1)
TABLEAU III» TABEL
III.
Hombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen Classes d'âges Leeftijdsklassen
• Chiffres absolus Absolute cijfers
_ 20 ans/J. 20 à 25 à 30 à 35 à ko à à 50 à 55 à 60 a
m
>
2.3*3 5-362
2,7 2,8
**5
3.65U 3.978 U.878 5-765
1,9 2»* 2,k 3,1
50
6.1*23
h 2 H 9
-
25
-• -
30
•
35
ko
55 60
65
Total-Totaal.
11.332 21.01*6
70.729
8,v1 18,6
Femmes r Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
1.562
»
1,9 U.1
5.^95. 3.U75 2.967
fc,y
3.287 3.5*+.1 3.220
5,4 6,U 8.7
3.223
10,16,8
h.9?.h
32.29^
»»,8
5,7
2.3
3.905 10.857 7.129 6.9^5 8.165 9.306 10.2^3 9.171 16.256 21.0l»6
18.6
103.023
M
(1) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen teverkgeeteldenê -•Hombre'de chômeurs (2) Taux *» '—•—] Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal verklozen. Werkloosheidspercentages Aantal tegen werkloosheid verzekerden.
C.N.T. N.A. -C.5O-D.69~7
-
3,k 2,7 2.7 3.1 3,8 5,2
6,» 9,6
- 2 TABLEAU III.- Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnisés & fin juin 1967* (1) TABEL III.- Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkeringtrekkende volledig werklozen per einde juni f9'67"- ( 1 ) Nombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en •werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen Classes d'âgée Leeftijdsklassen
• Chiffres aboolUB Absolute cijfers
- 20 ans/jaar
2.6k6
20 à - 25 25 à - 30
k. 120 •
2.931
30 à - 35
3.172
- ko
U.029
ko à - 1+5 k5 à - 50
U.856
35 à
50 à - 55 55 à - 60
li. 717 5.628*
%
Femmes ~ Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
%
3,1 2,2 1.6 1.6
1.79fc
2,2
k.kko
U.153 2.66k
3,1
8.273 5.595
2," 2,6
2.563 2.66H
3.7 3,8 k%2
H,8
7.520
3,1
2.551 2.812
5.8 8,7
7.268
U.18U
1^,3
13.593 18.268
16,2
85. kkf
k,~
6,8
60 a 65
9.1+09 18.268
16,2
Total - Totaal
59.776
3,8
2.286
25.671
U,5
5A58 6.592
8.MO
(1) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgcstelden.
(2)
%
Kocibre de chômeurs
Taux Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal werklozen. Werkloosheidspercentages «•Aantal tegen werkloosheid verzekerden
2,7 2,6 2,2 2,1 2,5 3,1
3.7 5.5 8,1
•M»
O
M
-^ABLEAU III.- Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnisés à fin juin 1966 (1) III. ~ Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkering* trekkende volledig werklozen per einde juni 1966' (1) Nombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes -, Mannen Classes d'âges leeftijdsklassen
- 20 ans/jaar 20 à -25 25 à - 30 30 à - 35 35 à - ko ko à - k$ k3 à - 50 50 à - 55 55 à - 60
60 à 65
I^V' Total - Totaal
• Chiffres absolus Absolute cijfers
•
Femmes - Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
979
1,1
672
0,8
1.651
1.585
0,9
Uk
3.29^
1 .kko
0,7
1.709 1.338
1,9
2.778
0, 9 1, 1 1.-
1 .920
1.317
2,2
3.237
1, 2
2,591 3.^10
1," 1,3
1.527
2,6
If.1.i8
1,8.
1.689
3,1
5.099
1, 6 2, 1
3.066
2,3
1.61+3
U.709
2, 7
U.776*
• 2.3^5 3.902
7.121
7-983
3,5 5,7
k,2 6,7 13,5
11.885
k.2 7,-
17.167
15,1
1T.15T
15, 1
kk.917
2,8
61.059
2, 8
2,9
1) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen teverkgestelden. . *•Kombre"de chômeurs Taux »-
Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal werklozen. Werkloosheidspercentages Aantal tegen werkloosheid verzekerden.
N. A.
t
Sit
~ 1+ TABLEAU 'III.- Répartition par classe d'âges dea chômeurs complets indemnisés à fin juin 1965. (1) TABEL III.-* Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkering* trekkende volledig werklozen per einde juni 1965 (1) Nombres absolus et taux du chômage, (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen Classes d'âges Leeftijdsklassen
• Chiffres absolus Absolute cijfers
•
Femmes - Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
>
'TJ - 20 ans/jaar 20 à - 25 25 à - 30 30 à - 35
658
689
0,7
1.031
0,6 0,6 0,8 1,-
1.391 1.191 1 .21*1 1 .1*15 1-559
1 .187
0,7 1,3
1.31*7
0 ,7
2.1*22
0 ,9
1,7
2.378
0 ,9
2,1
2.868
1 ,1
3.1*57 l*.l*09
1 ,1*
1 ,8
1. 1* 18
2,5 2,9 l*,2
3.927
2 .6
35 à - 1*0
1.627 .2.01*2
1*0 à - 1*5
2.850
1*5 à - 50
2.509,
1.5 2.1
50 à - 55
1*.779
3,3
2.1*98
6,9
7-277
1*» ""
5,7 15,2
1+.061*
11» , 2
12.207 17.3Ö8
7 ,1 5 ,2
2,7
15.»»35
57.600
2 ,7
55 à - 60 60 S 65
8.11*3 ' 17.308
Total - Totaal
1*2.165
r ..>•••.
2,8
i
(1) y compris ceux occupes par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgestelden» (2) Membre'de chômeurs ; Taux » — Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal verklosen. Werkloosheidspercentages Aantal tegen werkloosheid
C.N.T. N.A
- C.5O-D.69-7.
verzekerden,
«Ml
E*
<M>
TABLEAU III." Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnisés à fin juin 196U. (1) TABEL III.- Spreiding per leeftijdklaaBe van het aantal uitkering" trekkende volledig werkloaen per einde juni t 9 ^ * ( 1 ) Nombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) -
Hommes - Mannen • Chiffres absolus . Absolute cijfers
Clasaes d'âges Leeftijdsklassen
3
292
>
- 20 ans/jaar 20 a - 25 25 à - 30 30 .à - 35 35 à - 1*0
1.271*
0,3 0,3 0,1* 0,6
1.758
1*0 à - 1*5
1*5 à - 50 50 à - 55 55 à - 60 60 à
Total - Totaal
Femmes -, Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
1*1*0
<
732
>
1,1*
1.1*85 2. 11*2
0,1* 0,6 0,6 0,8
1,7
2.671*
1,1
2,1*
3.589 3.650
1,5
898
0,5 0,9
71*9
ii"
0,9
868 916
2.3'*9
1,3
1.21*0
2.1*22
2,2
1.228
5.075
3,3
2.371*
6,1*
7.1+1*7
9.31*1
6tk
3.1*10
12,3
12.751
2,6 3,9 7,3
15.1*95
•13,9
15.1*95
13,9
39.261*
2,5
51.387
2,5
521* .
736
«Mi
1.1*22
x"* 12.123
2,3
(1) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgestelden, (2) Taux
Mombre'de chômeurs Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal werklozen.
Werkloosheidspercentages •«Aantal tegen werkloosheid verzekerden.
C.N.T. N.A.
C.5O-D.69-7.
— 6 ~ TABLEAU III." Répartition par classe d'âges des chômeurs compléta indemnises à fin juin * " ^ '-* TABEL
III»" Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkering» trekkende volledig werkloaen per einde juni 1963. (1) Nombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen • Chiffres absolue Absolute cijfers
Classes d'âges Leeftijdsklassen
'0
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
- 20 ans/jaar
3U7
o,U
U72
20 à - 25 25 à - 30
701
979
1.1 TU 911
30 a - 35
1.1*78
%
35 à
- ko
2.136
0,5 0,5 0,7 1,1
ko à
- 1*5
2.1*51
Uk
1.099 1.272
k5 à » 50
3.151 6.088,
2,8
1.52U
*,-
2.865
0,6 1,2 1,3 1,8 2,1 2,7 5,1 8>-
10.797
l,k
3.885
11,U
16.533
15,3
50 à - 55 55 à - 60 60 à
65
Total - Totaal
[
%
Femmes - Vrouwen
H.661
2,9
1.068
-
1U.270
819 1.875 1.890
U.675 8.953
U,8
1 il. 682
8,2
-
16.533
15,3
2S8
58.931
2,9
2.5U6 3.235 3.723
met inbegrip van de door de openbare besturen teverkgestelden. Nombre'de chômeurs
Taux Nombre d'aBsuréB contre le chômage. Aantal werklozen. Werkloosheidspercentages Aantal tegen werkloosheid versekerden.
C.K.T. N.A. ~C.50-D.69~7.
0,5 0,8 0,7 1»1,3 1,7 3,3
< 1 ) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics.
(2)
%
- 7 TABLEAU III.- Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnisés a fin juin 1962. (1) TABEL III.- Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkeringtrekkende volledig werklozen per einde juni 19#2* (1) Nombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Kommen - Mannen Classes d'âges
• Chiffres absolus Absolute cijfers
x jeeftijdsklassen
~ 20 20 â 25 à 30 à
ans/jaar - 25 - 30
375 896 1.350 2.000 2..882 2.766 4.374 7.730 12.888
- 35 35 à - 40
4o à - 45
...
45 à - 50 50 à - 55 55 à - 60 60 à 65
Total - Totaal
>
0,4
Femmes
M
Chiffres absolus Absolute cijfers
0,6
632 1.642
0,7 1.-
1.491 1.398
1.5
1.469 1.422
1.8
3,5
17.633
5>~ 8,9 14,8
52.894
3,5
2.155 3.5T3 4.271
18.053
Vrouwen
<
0,8 1.7 2,2 2,4 2,9
3,4 6,5 10,11,9'
3,6
Total - Totaal Chiffres absolus Absolute cijfers
1.007 2.538 2.841 3.398 4.351 4.188
1.1 1.1 1,3 1,8 2.1
4,1
70.947
3,5
Sombre de chômeurs Nombre d'assurés contre le chômage. •Aantal werklozen.
Werkloosheidspercentages «Aantal tegen werkloosheid verzekerden.
C.N.T. N.A ~C.50-D.69-7.
0,6
6.529 11.303 17-159 17.633
(1) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgeatelden. (2) Taux
-
6 ,9,5 0,2
- 8TABLEAU III.- Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnisés à fin juin.1961. (1) TABEL III.- Spreiding per leeftijdklaose van het aantal uitkering' trekkende volledig werklozen per einde juni 1961. (1) Nombres absolus et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen Classes d'âges Leeftijdsklassen
}
.
• Chiffres absolus Absolute cijfers
** 20 ' ans/jaar
627
20 à - 25
1-5k9
25 à 30 à 35 à ko à 45 à 50 à 55 à 60 à
2 .07^
- 30 - 35
- ko - U5 - 50
- 55 - 60 65
Total - Totaal
• 0 ,7 1,1 1,1
Femmes - Vrouwen
Tota.1 - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
663
<
0,9 2,3 2,6 2,8 3,2
2.235 1.813 1.573 1.598 1.1+33 2.1*69
7,-
if.008
11,3
1.290 3.T8i* 3.887 k.5kO 5.380 If.816 8.523 11*. 170
0, 8 1,6 1.5 1,8 2» 2 2,8
2 .967 3 .782 3'.383 6 .05J+ 10 162
k *3 6 ,6
15 Ul6^ 19. 022
10 ,6 18 ,5
k.6ki
16,9
20.057 19.022
h.8 7,11 11» 6 18,5
k ,3
20.^33
h,3
85.U69
3
65- 036
1 ,5 2 ,2 ,5
3,9
H (1) y compris ceux occupes par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen teverkgestelden. (2) Taux
i
Kombre'de chômeurs Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal werklozen.
Werkloosheidspercentages •Aantal tegen werkloosheid, verzekerden.
C.N.T. H.A. ~C.50-D.69-7.
- 9 TABLEAU III»~ Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnisés à fin mai I960- (1) TABEL
III.- Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkering' trekkende volledig werklozen per einde mei I960 (1) Nombres absolue et taux du chômage. (2) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen • Chiffres absolus Absolute cijfers
Classes d'âges Leeftijdsklassen
r
%
Femmes ~ Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
%
%
- 20 ana/j.
1.270
1,6
678
1,-
20 à - 25 25 à - 50
5.998
2,7 2,4
5.565 5.274
5,4
1.948 7.565
50 à - 55 55 à ".- 40
5.515 6.462
2,8
2.486
4,7 4,6
8.055 8.001
5,2
5,4
4,9
40 à - 45
5.278
8.827 7.521
5,7 4,7
45 à - 50
8.474
2.565 2.045 5.158
8,6
11.652
6,2
50 à - 55 55 à - 60 60 à 65
15.166 17.7&0
4.600
15,2
17.766
9,2
15,5
6.289
25,2
25.989
15,1
25.175
22,7
-
-
25.175
22,7
Total - Totaal
91.817
6,2
6,-
120.075
6,2
4.779
4,5 5,6 8,4
28.258
H (1) y compris ceux occupes par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgestelden. (2) Taux
Kombre de chômeurs
Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal werklozen. Werkloosheidspercentages Aantal tegen werkloosheid verzekerden.
C.N.T. - C.5O-D.69-7. N.A.
1,3 3,3,-
- 10 TABLEAU III.- Répartition par classe d'âges des chômeurs complets indemnités au 15 mai 1959 (1) TABEL III.- Spreiding per leeftijdklasse van het aantal uitkeringtrekkende volledig werklozen per 15 mei 1959 ( 1) Nombres absolus et taux du chômage. (S) Absolute aantallen en werkloosheidspercentages.(2) Hommes - Mannen Classes d'âges Leeftijdsklassen
- 20 ans/J• 20 à - 25 25 à - 30 30 à - 35 35 à - 40 40 à - 45 45 à - 50 50 à - 55
55 à - 60 60 à 65
Total - totaal
• Chiffres absolus Absolute cijfers
<
4.692
5,8
8.083 8.560
5,3 4,2 4,2
8.160
Femmes - Vrouwen
Total - Totaal
Chiffres absolus Absolute cijfers
Chiffres absolus Absolute cijfers
1.974 4.516 4.415 3.188
11.757 16*064 19.526
4,5 5,9. 7,3 9,9 13,7
22.675
22,9
3.959 5.179 5.689 -
115.038
7,6
34.868
8.603
6.918
3.257 2.491
<
6.666
3,4,5 6,2 6,1 6,8 8,4
12.975 11.348
0,5 5,4,7 4,6
11.860 9.409
4,9 6,4
10,4
15.716
14,8
21.243
7,9 10,8
21,2
25.415 22.675
22,9
149.906
7,6
-
7,5
12.599
(1) y compris ceux occupés par les pouvoirs publics. met inbegrip van de door de openbare besturen tewerkgestelden. (2) .-- Nombre de chômeurs Taux * Nombre d'assurés contre le chômage. Aantal werklozen. Werkloosheidspercentages »Aantal tegen werkloosheid verzekerden.
C.N.T, K.A.
- C.5O-D.69.7.
$
14,9
C O M I T É DE CONTRÔLE DE L'ÉLECTRICITÉ ET DU GAZ
RAPPORT ANNUEL 1968
COMITÉ DE CONTRÔLE DE L'ÉLECTRICITÉ ET DU GAZ 8, BOULEVARD DU RÉGENT BRUXELLES
RAPPORT ANNUEL 1968
Le Comité de Contrôle
Présidence du Comité
Du 1 er juillet 1967 au 30 juin 1968, M. DELOURME et M. DEBUNNE ont assumé respectivement la présidence et la vice-présidence du Comité de Contrôle au nom de la Fédération générale du Travail de Belgique. Du 1 er juillet 1968 au 30 juin 1969, M. DE STAERCKE et M. CLOSON assument respectivement les mêmes mandats au nom de la Fédération des Industries belges.
Modifications de la composition du Comité
La composition du Comité de Contrôle a subi d'importantes modifications dans sa délégation gouvernementale du fait du changement de gouvernement. M. BAEYENS, Chef de Cabinet du Ministre des Affaires économiques, a été nommé porte-parole de la délégation gouvernementale en remplacement de M. LAMBERT. MM. SAROT, Chef de Cabinet du Ministre de l'Intérieur, et HEBETTE, Chef du Cabinet économique du Premier Ministre, ont été nommés membres de la délégation en remplacement de MM. DEWAEL et MALDAGUE. MM. MAINGAIN, MARCHAL et SERVAIS ont vu leur mandat confirmé. Comme les années précédentes, M. DELAFORTRIE, Secrétaire d' « Intermixt », assiste aux réunions du Comité de Contrôle en lieu et place du Ministre DE SAEGER. Par ailleurs, M. COOL, qui a quitté la présidence de la C.S.C., a également démissionné de son mandat de membre effectif du Comité de Contrôle à partir du 1 e r janvier 1969. Il a été remplacé dans ces fonctions par M. HOUTHUYS, Président de la C.S.C.
Hommage à M. Cool
Le Comité de Contrôle a tenu à rendre un hommage particulier à M. COOL au cours d'une réunion intime. M. COOL fut un des participants de la « Table Ronde de l'Électricité » qui préluda à la signature de la Convention sur l'Électricité en 1955. Il fut, de ce fait, un des signataires de cette convention et compte parmi les fondateurs du Comité de Contrôle dont il exerça la présidence à trois reprises, en 1957, en 1961 et en 1965. Le Comité de Contrôle est une des institutions à laquelle M. COOL s'est plu à donner une grande importance; il la considérait comme une des plus belles réalisations des partenaires sociaux. Aussi y a-t-il joué un rôle actif et prépondérant. Présent à toutes les réunions, suivant attentivement tous les problèmes qui s'y débattaient, il y intervenait avec la mesure, le bon sens et l'autorité qui le caractérisaient. Son eminente personnalité a grandement contribué au bon fonctionnement du Comité de Contrôle; ce dernier lui est largement redevable du crédit dont il bénéficie. Le Comité de Contrôle, unanime, a tenu à lui en témoigner sa reconnaissance.
Composition du Comité de Contrôle
Section de Figaz pour la Coordination du Transport et de la Distribution du Gaz (C.T.D.-Gaz)
Organisations constituantes Fédération des Industries belges (F.I.B.) R. De Staercke
MM.
A.-G. Closon
P. Mollet
MM.
Membre effectif, Président du Comité de Contrôle (exercice 1968-1969), Président de la F.I.B. Membre suppléant, Vice-Président du Comité de Contrôle (exercice 1968-1969), Vice-Président de la BRUFINA. Expert, Conseiller scientifique de la F.I.B.
M. Dupont
A. Delourme G. Debunne G. Gamby
MM.
A. Cool H. Van Hoorick
H. Smissaert
Membre effectif, Secrétaire général adjoint de la F.G.T.B. Membre suppléant, Secrétaire générai de la F.G.T.B. Expert, Président du secteur « Gazelco » de la Centrale générale des Services publics.
J. Franck
A. Oleffe
A. Baeyens F. Hebette J. Sarot J.-L. Servais G. Marchai R. Maingain
Q *
A. Colle A. Vander Haegen
Membre effectif, Président national de la C.G.S.L.B. Membre suppléant, Secrétaire de la C.G.S.L.B.
MM.
J. De Saeger S. Flamme A.-F. Detiège P. Jonnart
Organismes répondants Comité de Gestion des Entreprises d'Électricité (C.G.E.E.) MM.
A. Thys R. Callens R. Schyns M. De Leener
Délégué général, Administrateur délégué de la Société Intercom. Membre suppléant, Administrateur-Directeur général de la Société E.B.E.S. Membre suppléant, Administrateur délégué de la Société Electrogaz. Membre suppléant, Représentant les Unions de Centrales Industrielles, Administrateur délégué de l'Association des Centrales électriques industrielles de Belgique.
Chef de Cabinet du Ministre des Affaires économiques, Porte-parole de la délégation. Chef du Cabinet économique du Premier Ministre. Chef de Cabinet du Ministre de l'Intérieur. Directeur d'Administration au Ministère de l'Intérieur. Directeur d'Administration au Ministère des Affaires économiques. Conseiller-Chef de Service au Ministère des Classes moyennes. Groupement des Administrateurs communaux des Intercommunales mixtes « Intermixt »
Centrale générale des Syndicats libéraux de Belgique (C.G.S.L.B.)
MM.
Président de la S.G.S.P.E., Député permanent de la province de Liège. Vice-Président de la S.G.S.P.E., Échevin des Régies de la ville de Gand. Vice-Président de la S.G.S.P.E., Député permanent de la province de Flandre occidentale. Administrateur de la S.G.S.P.E., Bourgmestre de Saint-Gilles.
Délégation gouvernementale
Membre effectif, Président de la C.S.C. Membre suppléant, Président de la Centrale chrétienne de l'Énergie, de la Chimie et du Cuir. Expert, Directeur général de la Commission bancaire.
J. Latin G. Van den Daele
Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique (C.S.C.)
MM.
Délégué général, Administrateur délégué de la Société « Antwerpse Gasmaatschappij ». Membre suppléant, Administrateur délégué de la Société « Distrigaz ». Société de Gestion du Secteur public de l'Électricité f ) (S.G.S.P.E.)
Fédération générale du Travail de Belgique (F.G.T.B.) MM.
F. Rombouts
Ministre des Travaux publics, Président d' « Intermixt ». Président intérimaire d' « Intermixt ». Vice-Président d' « Intermixt », Membre de la Chambre des Représentants. Vice-Président d' « Intermixt », Échevin de Woluwe-Saint-Lambert. Experts indépendants
MM.
F. De Voghel M.-P. Herremans F. Trystram
Vice-Gouverneur de la Banque nationale de Belgique. Administrateur délégué d'Electrobel. Secrétariat
MM.
J. Henrard A. Celen M. Haes A. Hons
Secrétaire général. Secrétaire général adjoint. Conseiller. Conseiller adjoint.
(757cûleli7ment dénommée INTER-REGIES
Il
ë
31
Matières traitées dans le rapport
Le Comité de Contrôle
Présidence du Comité Modifications de la composition du Comité
de l'Électricité et d u Gaz
Hommage à M. Cool Composition du Comité de Contrôle
Introduction Industrie de l'électricité Problèmes généraux
f^SË jpBH
— Surprix des charbons belges et contrats à façon
Vu-,
— Fournitures d'électricité aux gros consommateurs — Tarification — Divers Analyse économique
•IX;
— Prix moyens de vente • Basse tension • Haute tension — Ventes et recettes — Prix de revient et prix de vente • Production et distribution • Production, interconnexion et grand transport • Distribution — Investissements — Rentabilité
/•'àS;
'7/
I)
Industrie du gaz
if ;
Problèmes généraux
— Préambule
•
— Réalisations •
Transport
•
Distribution
l
— Conditions de fourniture à la clientèle — Application de la T.V.A. Analyse économique
— Prix moyens de vente • Usages domestiques • Usages commerciaux, industriels et services publics — Ventes et recettes Prix de revient et prix de vente Investissements et rentabilité • Transport • Distribution
*P-;- * ' 196*
Knokke - Ville Lumière
i--'
Industrie de l'électricité
Introduction
Problèmes généraux
Durant l'exercice écoulé, le Comité de Contrôle et ses commissions se sont préoccupés des multiples problèmes que soulèvent la marche du secteur et ses perspectives d'évolution. Le rapport, comme à l'accoutumée, se limite à en exposer les principaux.
Dans le secteur de l'industrie électrique, le Comité de Contrôle s'est préoccupé d'un certain nombre de problèmes marquants. Dans le cadre de sa politique de baisse des prix, il a poursuivi son action auprès du gouvernement en vue d'obtenir la suppression du surprix payé par l'industrie électrique pour les charbons belges. A cette occasion, son attention s'est portée sur d'éventuelles discriminations de prix entre consommateurs industriels pouvant résulter du développement des contrats à façon dont bénéficient, dans certaines régions du pays, d'importantes entreprises industrielles.* Il a estimé que la disparition du surprix précité serait de nature à faciliter l'élaboration d'une solution au problème posé par les contrats à façon. A la demande du gouvernement, il a été amené à donner avis sur les possibilités de fournir l'énergie électrique à bas prix aux gros consommateurs pour lesquels cet élément a une incidence importante sur le prix de revient. Le Comité de Contrôle a, en outre, dans le cadre du programme d'abaissement tarifaire en basse tension, adapté certains éléments de la tarification professionnelle. Il a également recommandé la mise en application de tarifications plus favorables pour les usages de nuit. Il a, au surplus, étudié attentivement les travaux et enquêtes approfondies concernant les clients résidentiels et professionnels, réalisés par le Comité de Gestion. En industrie gazière, le Comité de Contrôle a suivi attentivement les problèmes posés par l'introduction progressive du gaz naturel. Il a été amené à faire connaître au gouvernement ses observations sur des modifications proposées au contrat d'achat de gaz naturel aux Pays-Bas; il a étudié et recommandé des aménagements aux contrats à l'industrie et à la distribution publique, résultant de ces modifications. L'incidence de l'application prochaine de la T.V.A. est particulièrement pré-J occupante, surtout en distribution publique. Après étude approfondie du problème, le Comité de Contrôle a émis le souhait que des mesures transitoires soient prévues. En distribution, il a, dans le cadre du programme de financement des frais de conversion exposé dans le rapport précédent, recommandé de porter de 3.000 F à 4.000 F le crédit accordé aux sociétés par compteur converti. La collaboration du nouveau gouvernement avec le Comité de Contrôle s'est révélée excellente. Une délégation du Comité a été reçue par M. Eyskens, Premier Ministre, et à deux reprises, par M. Merlot, Ministre des Affaires économiques, la première fois pour lui remettre avis sur le nouveau contrat d'achat de gaz naturel aux Pays-Bas et l'incidence de la T.V.A. sur l'industrie gazière; la seconde, pour solliciter la suppression du surprix payé par l'industrie électrique pour les charbons belges. A chacune de ces audiences, il a été favorablement impressionné par l'accueil qui lui a été réservé et par l'attention portée à ses avis et sollicitations. Il se réjouit de cette heureuse collaboration avec le gouvernement, condition indispensable pour qu'il puisse mener à bien sa mission. Au cours de l'année 1968, le Comité de Contrôle a tenu 8 réunions tandis que ses commissions et groupes de travail en tenaient 63. 8
Surprix des charbons belges et contrats à façon
Dans le cadre national d'aide à l'industrie charbonnière, l'industrie électrique utilise, pour environ la moitié de ses approvisionnements en combustibles, du charbon belge au prix des barèmes, c'est-à-dire à des conditions nettement supérieures à celles des combustibles pouvant être obtenus sur le marché libre (charbon importé, fuel, ...). L'écart de prix est variable, le prix des combustibles libres l'étant lui-même, mais il oscille entre 20 et 30 %. Actuellement, cette contribution de l'industrie électrique représente pour elle une charge supplémentaire de quelque 500 millions de F par an. En réalité, c'est finalement la clientèle qui la supporte du fait que les prix de vente du kWh en haute tension sont indexés en combustibles réellement consommés par les centrales. Ce processus s'inscrit en contradiction évidente avec le souci constant du Comité de Contrôle, partagé d'ailleurs par les gouvernements successifs, d'obtenir les prix les plus bas pour les fournitures d'énergie électrique. Aussi, le Comité de Contrôle avait-il déjà, sous les gouvernements précédents, multiplié ses démarches pour obtenir l'abolition de ce surprix. Encore que celles-ci furent généralement bien accueillies, la position du Comité de Contrôle en la matière ayant été reconnue absolument logique, les gouvernements, faute de moyens, ne purent jusqu'à présent apporter grand remède à la situation. Or, celle-ci, en plus de la hausse de prix, provoque chez le client une autre conséquence fâcheuse. Un industriel, sur le point de conclure un nouveau contrat et qui se rend compte de l'écart du prix de la calorie intervenant dans le prix du kWh qui lui est proposé (la moyenne du prix des combustibles réellement consommés par les centrales) par rapport au prix des combustibles libres peut, en effet, soit envisager de recourir à l'autoproduction, soit fournir lui-même à l'industrie électrique des combustibles qu'il aura achetés sur le marché libre et se faire facturer uniquement la fabrication du courant. Ce processus dénommé « contrat à façon » a pris, ces derniers temps, une ampleur inquiétante. Inquiétante, tout d'abord parce qu'il amène une discrimination entre clients industriels, ce qui est contraire à l'équité recherchée par le Comité de Contrôle ensuite parce que sa généralisation a pour résultat d'accroître automatiquement cette discrimination. En effet, l'indexation des contrats haute tension est basée sur les combustibles réellement consommés; or, les combustibles traités à façon (o est-à-dire les moins chers) n'intervenant pas dans les combustibles comptabilises en indexation, celle-ci peut augmenter, avec la conséquence extrême, quune partie de moins en moins nombreuse de la clientèle (les moyens e petits consommateurs) pourrait être seule à supporter la charge constituée par le surprix des charbons belges. ouuaiuuee
Centrale de Rodenhuize.
Dès lors, le Comité de Contrôle s'est décidé à entreprendre une nouvel! démarche auprès de M. Merlot, Ministre des Affaires économiques, pour obt ^ n r _ la suppression du surprix. Le ministre avait, sur proposition du Directoire cna bonnier, établi un plan de suppression étalé sur une période de trois an • Toutefois, à la suite des demandes instantes du Comité de Contrôle, il se raina à l'idée d'une suppression plus rapide et promit de revoir la question. Il demanda, toutefois, de ne plus conclure de nouveaux contrats à façon e , en cas de suppression totale du surprix de résorber, trois mois après celle-Ç1' les contrats existants, sauf cas particuliers à examiner. Le Comité de Controi . qui était du même avis, fit aussitôt les recommandations nécessaires aux société
Fournitures d'électricité aux gros consommateurs
Le Comité de Contrôle s'est trouvé confronté avec des demandes réitérées d ^ gouvernement d'étudier la possibilité de fournir à des industriels gros conso mateurs, le kWh à des conditions exceptionnellement avantageuses. Le but ^ ces demandes était de faciliter l'implantation en Belgique de certaines fa br cations demandant de grandes quantités d'électricité. Ce problème n'est pas propre à la Belgique et se pose avec la même dans les pays voisins; certains de ceux-ci cependant disposent de possibi meilleures que la Belgique comme, par exemple, de l'énergie hydraulique bon marché ou de grandes quantités de combustibles à bas prix, tels Q le lignite. Après une étude attentive du problème et de ses répercussions possibles s ^ l'ensemble de la clientèle, le Comité de Contrôle a défini comme suit sa positi en la matière : ^ — si le gouvernement juge utile de fournir le kWh à un prix plus avantage à certaines entreprises, il lui incombe d'en prendre la responsabilité, <"** à-dire de les désigner et de prendre en charge la diminution du prix du souhaitée; . g — les conditions plus favorables éventuellement faites à certaines entrepris ne peuvent avoir pour conséquence de relever le prix du reste de clientèle. Au cours des études faites à ce sujet par l'industrie électrique, celle-ci a sugg ^ un mode de tarification permettant à l'industriel de financer le terme fixe de ^ formule d'achat, mode qui ouvrait la possibilité à l'Etat d'intervenir en fa v e du client sur la base de la législation sur les investissements. Le Comité de Contrôle a considéré qu'en tout état de cause cette m o d a l g i t de tarification devait pouvoir être proposée à tout client industriel qui en fer la demande à la société d'électricité.
Tarification Réforme tarifaire
En octobre 1967, une importante réforme tarifaire a été apportée tension. On se rappellera qu'il s'agissait d'une simplification du tari. ..-- d e automatique (trois tranches au lieu de quatre) et d'un meilleur ajustement^ celui-ci aux prix de revient du kWh pour les différents types d'utilisationajustement a provoqué un léger relèvement aux deux extrémités du tarif (F' $ et gros consommateurs) et un certain abaissement pour les consommât moyens qui représentent la majorité de la clientèle. 10
Centrale d'Amercœur - Vue d'ensemble
Ces modifications tarifaires furent adoptées très rapidement et d'une façon quasi générale; quelques exceptions subsistent qui ont, évidemment, pour effet de maintenir certaines discriminations tarifaires. Le Comité de Contrôle fut amené à demander aux sociétés de rappeler aux intéressés qu'une mesure favorable avait été prise pour les veuves, invalides, pensionnés et orphelins (VIPO); ceux d'entre eux qui ne consomment pas plus de 120 kWh/an ne se verraient facturer que la moitié de la redevance fixe prévue dans le nouveau tarif.
Tarifications professionnelles
Le Comité de Contrôle a examiné ce problème avec une attention particulière. On sait que les tarifications professionnelles se distinguent de la tarification résidentielle par le fait que l'on multiplie la redevance fixe et la longueur des tranches du tarif résidentiel par le nombre de kW de puissance du consommateur professionnel. Eu égard à diverses réclamations à ce sujet, le Comité de Contrôle s'est livré à des études et enquêtes approfondies sur les usages professionnel et résidentiel. Il a pu ainsi constater que les consommateurs professionnels avaient, en général, à puissance égale, une plus forte responsabilité dans la pointe de consommation que le consommateur résidentiel; or, cette pointe conditionne les investissements en réseau; de même, à puissance installée totale égale, le consommateur professionnel utilise plus largement son parc d'appareils que le consommateur résidentiel; enfin, la diversité d'utilisation des appareils dans le temps, élément favorable à la baisse du prix de revient, est plus marquée dans le secteur résidentiel que dans le secteur professionnel. Dès lors, une intervention de la puissance dans la tarification professionnelle s'inscrit dans la logique du prix de revient; les études entreprises à ce sujet se poursuivent activement. Par ailleurs, la forme même de la tarification professionnelle a pour conséquence qu'un élément essentiel réside dans la fixation de la puissance qui jusqu'ici était évaluée suivant des méthodes assez diverses. C'est ce qui a amené le Comité de Gestion, à la demande du Comité de Contrôle, a en uniformiser les critères de fixation. L'application de ceux-ci est en cours mais se fait prudemment pour ne pas trop bouleverser des ordres établis. Cet ajustement, dans de nombreux cas, se révèle avantageux pour la clientèle. Au surplus, le Comité de Gestion procède à l'installation d'appareils simplifiés de mesures de puissance qui auraient l'avantage de couper court aux discussions concernant l'évaluation de celle-ci. Indépendamment de ces études, le Comité de Contrôle a déjà pris certaines mesures favorables au secteur professionnel. Il a, en effet, sur proposition du Comité de Gestion, recommandé un aménagement des tarifs professionnels en faveur des clients dont l'activité est saisonnière. Ceux-ci seront, désormais, assimilés à des consommateurs résidentiels pendant la période durant laquelle la partie professionnelle de leur établissement sera fermée. En cas de fermeture totale, seule une redevance fixe de 20 F/mois sera perçue, aucun relevé n'étant effectué pendant la période d'inactivité. Par ailleurs, comme il apparaîtra plus loin, le secteur professionnel trouvera quelque avantage dans de nouvelles mesures tarifaires.
12
13
Enfin, les critères de fixation de puissance ont été revus et abaissés quelque peu pour la force motrice.
Un avenant à cette convention a été proposé au Comité de Contrôle et adopté par celui-ci. Cet avenant consiste en une amélioration du fonctionnement de la chambre commune suggérée par l'expérience de ses premières années de fonctionnement;
Le Comité de Contrôle suit également avec attention l'évolution des prix en basse tension dans les diverses catégories de consommateurs (professionnels, résidentiels) de façon à pouvoir prendre, en cas de nécessité, les mesures de redressement qui s'avéreraient nécessaires.
Programme tarifaire
- le Comité de Contrôle a été mis au courant du projet d'investissements en centrales électriques pour la période 1971-1975. Ce projet élaboré par la chambre commune comporte deux centrales nucléaires de 750 MW, quatre unités thermiques de 250 MW et une série de turbojets; du côté du 'secteur public, il faut y ajouter un groupe Diesel de 30 MW de la ville de Gand et deux turbines à gaz de 25 MW à la Socolié, à Liège;
En 1965, le Comité de Contrôle s'était fixé un programme tarifaire en usage résidentiel. Il s'agissait d'arriver, en 1970, à un prix moyen de 2 F sur la base de l'index de 1965 (en 1965, le prix moyen était de 2,42 F); ce programme représente donc, à index constant, une baisse de l'ordre de 20 % en 5 ans.
le secrétariat du Comité de Contrôle a participé aux travaux d'une commission créée par le Ministre des Affaires économiques pour étudier les problèmes posés par l'incorporation dans le plan d'équipement de centrales nucléaires de grande puissance;
Malgré la dégressivité des tarifications et les modifications tarifaires apportées en octobre 1967, qui durent être faites sur la base de recettes pratiquement constantes, la baisse escomptée du prix du kWh se trouverait à quelque 10 centimes en retrait de l'objectif; il faudra donc faire un effort supplémentaire. S'engageant dans cette voie, le Comité de Contrôle, sur proposition du Comité de Gestion, recommanda aux sociétés diverses mesures dont les principales sont relatives aux tarifications de nuit. En résumé, le prix du kWh pour usages exclusifs de nuit est ramené de 0,50 F à 0,40 F (index 100) et celui pour usages non exclusifs de nuit existant dans certaines tarifications, de 0,65 F à 0,50 F. Ces dispositions valent également pour les tarifications professionnelles et ont été appliquées depuis le 1 er octobre 1968. 11 s'agit là de mesures intéressantes pour les consommateurs et dont le caractère promotionnel doit notamment concourir à l'abaissement du prix de revient. Pour sa part, « Intermixt » s'est engagé à recommander ces modifications^ tarifaires à la condition que la révision du prix de l'énergie primaire et, par là, la participation de la production aux abaissements tarifaires soit étudiée dans le plus bref délai. La Société de Gestion du Secteur public estima, pour sa part, ne pouvoir recommander ces mesures à ses affiliés, considérant que la production aurait dû intervenir dans la chute de recette que ces mesures pourraient entraîner dans les entreprises de distribution. Enfin, le Comité de Gestion compte, à la demande du Comité de Contrôle, présenter bientôt d'autres propositions d'aménagements tarifaires devant conduire, cette fois-ci, à la réalisation du programme précité.
Divers
On trouvera ci-dessous une énumération de quelques autres questions qui ont retenu l'attention du Comité de Contrôle au cours de l'exercice : — on sait que dans le cadre des accords faisant partie intégrante de la Convention sur l'électricité et le gaz de 1964, existe une convention entre le Comité de Gestion et les Unions de Centrales industrielles qui prévoit, notamment, la création d'une chambre commune chargée de réaliser la coordination des investissements en production.
14
j
le secrétariat du Comité de Contrôle a été associé à une entrevue entre le délégué général de l'industrie électrique et une délégation du Conseil professionnel du Métal concernant la participation de l'industrie belge à la construction de turbines pour les centrales électriques. Il a été convenu que les offres d'entreprises belges seraient favorablement prises en considération lors des commandes de l'industrie électrique; le Comité de Contrôle a été saisi par le Ministre des Affaires économiques d'un problème posé par la distribution d'électricité dans la région de SaintVith - Malmédy où les concessions de la distribution d'électricité venaient à échéance dans une série de communes. La question est à l'examen; la commission de tarification du Comité de Contrôle a revu la composition de l'index électrique basse tension; elle compte présenter des propositions d'ajustement de cet index aux combustibles réellement consommés comme cela existe en haute tension.
Industrie de l'électricité Analyse économique
Comme dans les rapports précédents, les éléments suivants ont été repris dans cette analyse : — prix moyens de vente en haute et en basse tension; — ventes et recettes; — prix de revient; — investissements; — rentabilité.
Qi Prix moyens de vente Basse tension
Prix moyens en basse tension résidentielle
Ô
Par rapport à 1967, les prix moyens (hors taxe) pour les usages résidentiels, ont évolué comme suit : Année
1967 1968
Baisse en % par rapport à 1954
Prix moyens (F/kWh)
F/kWh 3,60
3,40
Effective
A index constant
2,50 (')
28,4
43,3
2,48
28,9
44.4
V
3,20
NX
Si l'on se réfère au diagramme reproduit ci-contre, montrant l'évolution de ces prix depuis 1954, on constate qu'à partir de 1964 s'amorce un mouvement de hausse, l'effet du relèvement de l'index (3,7 % en 1965, 3,1 % en 1966, 4,6 % en 1967) n'ayant plus été neutralisé par la dégressivité des tarifs. La baisse enregistrée en 1968 est due à un moindre relèvement de l'index (1,6 %) et aux nouvelles dispositions tarifaires, en basse tension, mises en application en octobre 1967. A index constant, l'évolution se traduit, en 1968, par un abaissement de prix de 4 centimes. Il est à noter que la courbe noire du diagramme est la représentative des effets de la politique menée par les sociétés en ce qui concerne l'abaissement des prix.
kL
prix moyens
3,00
\
\ \
Ö
\
2,60
Depuis la signature de la Convention de 1955, l'abaissement général du prix moyen en usage résidentiel est d'environ 29 % alors que l'index basse tension a augmenté pendant cette période de 27,7 %>. A index constant, l'abaissement du prix moyen dépasse 44 %>.
k>
prix moyens en éliminant l'influence de l'index
Par rapport à 1967, les prix moyens (hors taxe) pour utilisations professionnelles ont évolué comme suit : 2,00
Prépondérance éclairage
Prépondérance force motrice
Année
1967 1968
F/kWh
%0
F/kWh
%0
2,47
+ 2,9 — 1,2
2,62
2,68
+ 4,4 + 2.3
2,44
1954
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67 68
(i) Le prix moyen provisoire publié dans le précédent rapport pour 1967 a été majoré de 2 centimes; celui qui est donné pour 1968, résulte de prévisions. (J) Variations de prix par rapport à l'année précédente.
16
17
Le graphique reproduit p. 21 permet de constater ce qui suit : — dans le secteur à prépondérance d'éclairage, un mouvement de hausse se manifeste à partir de 1965 et se marque nettement en 1967. Par contre, le prix redescend en 1968 pour les mêmes raisons qu'en tarification résidentielle; — en force motrice, le mouvement de hausse est plus accentué; il apparaît dès 1964 et se maintient en 1968, l'application des nouvelles mesures tari| faires étant, comme prévu, moins favorable pour cette catégorie de consom-CY mateurs. ^
O Prix moyens haute tension en dessous de 1.000 kW
Le graphique déjà cité permet, en outre, de comparer l'évolution des prix moyens effectivement payés en basse tension pour les différents usages résidentiels et professionnels. Il révèle un certain parallélisme entre l'évolution des prix pour usages résidentiels, d'une part, et pour les utilisations professionnelles à prépondérance d'éclairage, d'autre part.
F/kWh
Par contre, on constate qu'en force motrice, le prix moyen s'élève plus rapidement que les précédents, ce qui résulte de la moins bonne utilisation de cette catégorie de clientèle et du passage en haute tension d'une certaine partie de celle-ci qui, précisément, avait les prix les plus bas.
1,50
\ /
1,40
Haute tension
Par rapport à 1967, les prix moyens (hors taxe) en haute tension pour la clientèle prélevant moins de 1.000 kW de puissance, ont évolué comme suit :
Année
1967 1968
Prix moyens (F/kWh) 1,22 1.21*
1,30
Evolution en % par rapport à 1954 Effective
A index constant
— 3,9 -4,7
— 18,9
9 O
1,20
— 19,7
Si l'on se réfère au diagramme ci-contre, montrant l'évolution de ces prix depuis 1954, on enregistre, notamment, un mouvement de hausse à partir de l'année 1962, celui-ci étant interrompu en 1968. Comme il a été dit dans les rapports précédents, la dégressivité des tarifications industrielles joue, en général, assez peu, ce qui fait que l'augmentation de ce prix moyen est due surtout à l'évolution de l'index haute tension. Celui-ci s'était relevé de 2,25 % en 1965, de 3,1 % en 1966 et de 2,5 % en 1967.
1,10
prix moyens
/ N_ \
V
prix moyens en éliminant l'influence de l'index
1,00 1954
55
56
57
58
i\ \
59
60
61.
62
63
64
65
66
67
68
En 1968, une baisse de 1 centime est enregistrée, l'index n'ayant augmenté que de 1,0 %>.
On constate donc que depuis 1954, et malgré le relèvement enregistré au cours des dernières années, l'abaissement du prix moyen haute tension pour les contrats en dessous de 1.000 kW, a été d'environ 5 %>; si l'on élimine l'influence de l'index, la baisse est de 20 %>.
18 19
En haute tension au-delà de 1.000 kW, c'est-à-dire pour les consommateurs industriels les plus importants, le prix moyen se situe à 0,68 F en 1968, soit une diminution de 2 centimes par rapport à l'année précédente; à index constant, ce prix a également diminué de 2 centimes. La puissance limite d'application des barèmes haute tension a, depuis 1963, été portée de 1.000 à 4.000 kW. Au-dessus de cette limite ou pour des durées d'utilisation supérieures à 4.000 heures, les prix résultent des conditions contractuelles arrêtées entre les sociétés et leurs clients industriels.
Prix moyens en haute tension
Prix moyens en basse tension
F/kWh
F/kWh
2,70
1,30
Par rapport à 1967, les prix moyens ont évolué comme suit : Prix moyens (F/kWh)
2,65
Année
1967 1968
entre 1.000 et 4.000 kW (')
Supérieur à 4.000 kW (2)
0,93 0,92
0,64 0,63
2,60
1 1 1 1
I résic entie
Le graphique reproduit ci-contre permet de constater : — qu'entre 1.000 et 4.000 kW, les prix sont en hausse jusqu'en 1967. En 1968. on enregistre une baisse de 1 centime;
2,55
— qu'au-delà de 4.000 kW, le mouvement de hausse apparaît plus tardif et moins marqué. En 1968, on enregistre également une baisse de 1 centime. 2,50 Le graphique déjà cité permet, en outre, de comparer l'évolution des prix moyens effectivement payés en haute tension suivant l'importance des clients. On constate que la hausse des prix se marque de moins en moins lorsque la puissance prélevée s'accroît. D'une façon générale on peut dire qu'à partir de 1.000 kW le prix moyen commence à être influencé vers le bas par l'intervention plus importante de fournitures à utilisations plus élevées ou à usages nocturnes prédominants. Au-delà de 4.000 kW ou pour des durées d'utilisation supérieures à 4.000 heures, l'indexation est généralement différente de celle utilisée pour les catégories inférieures; le coût des matières, dont l'évolution s'est révélée plus stable, y intervient davantage. Au surplus, l'apparition de nouveaux clients importants peut contribuer à un abaissement du prix moyen.
ff
2,40
2,35
—l
1,10
1
1,00
'1
1
! /
0,90
É
d/
ƒ
r
0,80
\
64
—
éclairage 1
65
0,60
66
I
supérieur ù 1.000 kW
0,70
1force motrice I
63
'y
entre 1.000 et 4.000 kW
k\ h
2,30 1961 62
Depuis la signature de la Convention de 1955, le prix moyen haute tension pour les contrats supérieurs à 1.000 kW a diminué de 11 centimes, soit d'environ 14 %; en éliminant l'influence de l'index, la baisse est de l'ordre de 28 %>.
1,20
1 1
/ 245
inférieur ù 1.000kW
67
68
0,50 1963
—'
NI
supérieur ù 4.000 kW
64
65
66
67
68
(') Et pour des durées d'utilisation Inférieures à 4.000 heures, (j) Ou pour des durées d'utilisation supérieures à 4.000 heures.
20
21
Service d'électricité de la ville de Gand. Moteur Diesel de 30 000 CV.
Ventes et recettes (')
Le tableau ci-dessous montre l'évolution de ces éléments depuis 1960 : (en % par rapport à l'année précédente) (2)
O
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
Quantités vendues . . .
+ 10,3
+ 7,2
+ 14,3
+ 6,5
+ 9,9
+ 7,6
+ 7,8
+ 9,0
Recettes
+ 3,0
+ 3,9
+ 9,6
+ 8,1
+ 13,3
+ 10,3
+ 9,2
+ 11,4
— 6,8
— 3,0
— 4,2
+ 1,5
+ 3,0
+ 2,5
+ 1,2
+ 2,3
Prix moyens de vente (3)
L'année 1967 a été marquée par une expansion des ventes plus sensible qu'au cours des deux exercices précédents. L'augmentation des recettes a également été plus accentuée; elle s'est, d'autre part, maintenue au-dessus de l'expansion des ventes. On constate, en outre, que si de 1960 à 1962, l'augmentation des recettes était inférieure à l'accroissement des quantités vendues, la situation s'est inversée depuis 1963, ce qui résulte notamment de l'incidence de plus en plus marquée des ventes en basse tension où l'indexation a joué d'une manière plus sensible qu'en haute tension. L'augmentation du prix moyen 1967 résulte, comme l'année précédente, du caractère prépondérant de la hausse des index (2,5 % en haute tension et 4,6 % en basse tension) par rapport à la dégressivité des tarifs.
O Prix de revient et prix de vente
On trouvera reproduite en annexe 1 au présent rapport une présentation simplifiée des affectations de la recette 1967 établies par le C.G.E.E. pour les secteurs suivants : — production et distribution intégrées; — production, interconnexion et grand transport; — distribution. De ces affectations de recette ont été extraites les données reproduites ci-après, qui permettent de se faire une représentation suffisamment exacte de la décomposition du prix moyen de vente (4). (') Les données chiffrées qui suivent, ont été limitées à l'exercice 1967, les éléments concernant l'année 1968 n'en étant qu'au stade prévisionnel au moment de la rédaction du présent rapport. (J) Ces données concernent la totalité des ventes des sociétés privées, c'est-à-dire les ventes de la production à la clientèle directe et aux entreprises publiques de distribution, ainsi que les ventes haute et basse tension de la distribution, on a donc éliminé les ventes des sociétés privées de production aux sociétés privées de distribution (3) II s'agit, en fait, do la recette moyenne des sociétés par kWh (4) A cet égard, II y a lieu de noter • — qu'en production-distribution intégrées, ainsi qu'en production, le coût de l'énergie achetée par les sociétés a été réparti entre les principaux postes du prix de revient (matières, charges d'administration et d'exploitation, amortissements, charges financières), — qu'il a été procédé à des regroupements de postes
22
23
Schelle - Parc à schlamms. Roue pelleteuse.
1. Production et distribution intégrées
Si l'on considère la situation de 1967 sur la base des données numériques reproduites pp. 27 et 62, on enregistre un accroissement du prix moyen de vente plus marqué que celui du prix de revient d'exploitation. De ce fait, le résultat brut accuse une hausse qui, absorbée notamment par les accroissements des participations communales et des charges fiscales, se traduit finalement par la stabilisation du bénéfice net unitaire.
Un examen plus détaillé du tableau 1 reproduit ci-après permet de constater i Prix moyen de vente. — L'accroissement de ce prix (2,8 c.) est plus accentué qu'en 1966 par suite de la hausse des index. Prix de revient d'exploitation. — La hausse enregistrée (2 c ) , moins importante toutefois qu'au cours de l'exercice précédent, résulte principalement de l'augmentation de l'incidence unitaire des amortissements (1,4 c ) . L'analyse des composantes de ce prix de revient fait apparaître ce qui suit : Matières. — L'incidence unitaire de ce poste n'a pratiquement pas bougé, l'augmentation du coût des combustibles ayant été neutralisée par la réduction de la consommation spécifique. Charges d'administration et d'exploitation. — L'incidence unitaire de ces charges est en réduction légère (0,2 c ) ; il y a lieu en la matière de tenir compte de la grève qui s'est produite à la fin de l'année 1967 et de l'affectation de personnel à des travaux pour compte de tiers. Amortissements. — L'augmentation de l'incidence unitaire de ce poste (1,4 c.) résulte notamment d'une application généralisée en production, des amortissements sur constructions en cours. Depuis 1959, le taux moyen d'amortissement des société a évolué comme suit (en %) : 5,25 — 5,14 — 4,94 — 4,74 — 4,46 — 4,32 — 4,46 — 4,49 — 4,49. Depuis quelques années, ces taux se sont stabilisés par suite de l'application de la recommandation du Comité de Contrôle en matière d'amortissements. Divers. — On constate que, depuis 1966, la valeur unitaire de ce poste, qui était restée assez stable, s'est accrue d'une manière assez sensible. Résultats bruts. — Evalués par kWh, ces résultats sont en hausse de 1,1 centime. Sous cette rubrique, on constate une hausse de l'incidence unitaire des participations et redevances communales, des charges financières, des charges fiscales, tandis que le bénéfice net par kWh est resté pratiquement équivalent.
24
jMfcL^
NSkS
25
Production et distribution intégrées Tableau 1. — Production et distribution intégrées.
Composantes du prix moyen de vente
Prix de vente et de revient
Décomposition du prix moyen de vente (F/kWh).
F/kWh
F/kWh
0.40
1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
. .
1,214
1,177
1,128
1,148
1,180
1,209
1,224
1,252
2. Prix de revient d'exploitation
0,859
0,811
0,767
0,792
0,800
0,813
0,847
0,867
1 Matipres
0,276
0,251
0,241
0,258
0,256
0,253
0,252
0,253
2. Charges d'administration et H'pxnloitation
0,344
0,343
0,321
0,340
0,360
0,367
0,383
0,381
3. Amortissements
0,217
0,196
0,183
0,172
0,164
0,173
0,188
0,202
4 Divers
0,022
0,021
0,022
0,022
0,020
0,020
0,024
0,031
"i Autres charaes
0,015
0,017
0,019
0,021
0,021
0,021
0,022
0,019
A Résultats bruts
0,340
0,349
0,342
0,335
0,359
0,375
0,355
0,366
1. Participations et redevances mmmunales
0,070
0,070
0,069
0,064
0,076
0,077
0,084
0,090
2. Charges financières
0,065
0,068
0,078
0,081
0,084
0,090
0,103
0,106
3. Charges fiscales
0,052
0,058
0,044
0,047
0,048
0,057
0,028
0,032
A Divers
0,009
0,009
0,006
0,008
0,009
0,006
0,005
0,004
R Bénéfice net
0,144
0,144
0,145
0,135
0,142
0,145
0,135
0,134
charges d'administration et d'exploitation 1 . Prix m o y e n de v e n t e ( J ) .
0,35
1,30 prix moyen de vente
y
1,20 \
/
1,10
1,00
0,90 prix de revient d'exploitation
s 0,80
participations et redevances communales
*
S \
0,05
0
0.70
1960 61
0,10
62 63
64
65
66 67
1960 61
62 63 64
65 66 67
(1) Ce prix correspond à la somme des rubriques 2, 3 et 4. Il s'agit, en fait, de la recette unitaire moyenne.
26
27
Pont-Brûlé. Disjoncteur pneumatique tripolaire.
2. Production (') Si l'on considère la situation de 1967 sur la base des données numériques reproduites pp. 30 et 60, on enregistre une augmentation du prix de vente plus marquée que celle du prix de revient d'exploitation, ce qui conduit à un léger accroissement du résultat brut par kWh. Cet accroissement se traduit par une hausse du bénéfice net par kWh.
Un examen plus détaillé du tableau 2 reproduit ci-après permet de constater : Prix moyen de vente. — L'augmentation (1,5 c.) de ce prix est due à la hausse de l'index. Prix de revient d'exploitation. — L'accroissement de ce prix (1 c.) résulte d'une augmentation sensible de l'incidence unitaire des amortissements (1,4 c.) et d'une légère réduction de celle des charges d'administration et d'exploitation (0,4 c.) dont les explications sont données ci-avant. Résultats bruts. — Compte tenu de l'évolution des autres charges, les résultats bruts s'accroissent de 0,7 centime. Sous cette rubrique, il y a lieu de noter l'accroissement de l'incidence des charges fiscales (0,3 c.) et celle du bénéfice net par kWh (0,4 c ) .
3. Distribution Si l'on considère la situation de 1967 sur la base des données numériques reproduites pp. 31 et 61, on observe un accroissement du prix de vente plus marqué que celui du prix de revient d'exploitation, ce qui conduit à un léger accroissement du résultat brut par kWh. La décomposition de ce résultat fait apparaître notamment une hausse de l'incidence des participations communales et une réduction du bénéfice net par kWh.
Un examen plus détaillé du tableau 3 reproduit ci-après permet de constater : Prix moyen de vente. — La hausse (3,2 c.) de ce prix s'explique par l'augmentation des index haute et basse tension, celle-ci s'étant révélée prépondérante par rapport à la dégressivité des tarifs. Prix de revient d'exploitation. — L'accroissement (2,8 c.) est dû principalement à l'augmentation du prix d'achat de l'énergie (2,2 c ) . Résultats bruts. — L'augmentation enregistrée (0,6 c) se traduit par un accroissement des participations communales (1,1 c ) , des charges fiscales (0,2 c ) , des charges financières (0,4 c ) , tandis que le bénéfice net par kWh diminue de 0,9 centime. En 1966, cette diminution avait atteint 2,1 centimes.
(') Interconnexion et grand transport Inclus
29
il J. \%S£~^M
. > >t>
Tableau 2. — Production. Décomposition du prix moyen de vente. Tableau 3. — Distribution. en F/kWh
en %
Décomposition du prix moyen de vente.
Rubriques 1966
1967
1966
1967
en F/kWh
en %
Rubriques 1. Prix moyen de vente (') . .
0,750
0,765
100,0
100,0
2. Prix de revient d'exploitation
0,562
0,572
74,9
74,8
1. Prix moyen de vente (')
1. Matières
0,242
0,242
32,3
31,6
2. Charges d'administration et d'exploitation
0,196
0,192
26,0
25,1
3. Amortissements
0,112
0,126
14,9
16,5
4. Divers
0,012
0,012
1,7
1,6
1966
1967
1966
1967
. .
1,740
1,772
100,0
100,0
2. Prix de revient d'exploitation
1,388
1,416
79,8
79,9
1. Achats d'énergie
0,901
0,923
51,8
52,1
2. Charges d'administration et d'exploitation
0,340
0,343
19,6
19,4
3. Amortissements
0,126
0,132
7,2
7,4
4. Divers
0,021
0,018
1,2
1,0
3. Autres charges
0,014
0,012
1,9
1,5
4. Résultats bruts
0,174
0,181
23,2
23,7
3. Autres charges
0,019
0,017
1,0
1,0
0,068
0,068
9,0
8,9
4. Résultats bruts
0,333
0,339
19,2
19,1
2. Charges fiscales
0,013
0,016
1,7
2,1
3. Bénéfice net
0,093
0,097
12,5
12,7
1. Participations et redevances communales
0,159
0,170
9,1
9,6
2. Charges financières
0,061
0,065
3,5
3,7
3. Charges fiscales
0,028
0,030
1,6
1,7
4. Divers
0,009
0,007
0,5
0,3
5. Bénéfice net
0,076
0,067
4,5
3,8
1. Charges financières
. . . .
(i) Ce prix correspond à la somme des rubriques 2, 3 et 4. Il s'agit, on lait, de la recette unitaire moyenne.
. . . .
30 - 5
rubriques 2, 3 et 4. Il s'agit, en fait, de la recette unitaire
Kapellen, éclairage public
Investissements 0
Le tableau ci-dessous montre que les investissements réalisés en 1967 par les sociétés du C.G.E.E. sont au total, moins élevés que ceux de 1966; il y a divergence d'évolution entre production et distribution. 1963
1964
1965
1966
1967
Production : MF % de la recette. . .
2.186 28,4
3.113 36,1
3.802 41,0
3.962 39,8
3.453 31,6
Distribution (2) : MF % de la recette. . .
1.438 17,0
1.893 19,2
2.072 19,1
2.470 21,0
2.786 21 ;2
Total : MF % de la recette. . .
3.622 31,3
4.990 38,1
5.874 40,7
6.366 40,4
6.239 35,5
La réduction enregistrée en production résulte d'un ralentissement temporaire dans l'exécution du programme d'équipement, le rapport entre investissements et recettes étant destiné à s'accroître à long terme ainsi qu'il avait été dit dans le précédent rapport.
Rentabilité
L'évolution du rapport entre le bénéfice net des sociétés, pour leur activité électricité et leur avoir social correspondant, c'est-à-dire de la rentabilité des fonds propres des sociétés, se présente comme suit (en %) :
Production
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
—
9,14
8,67
9,44
9,54
8,53
8,38
6,67
6,00
6,66
6,72
6,57
7,30
7,99
7,42
8,14
8,20
7,64
7,92
Distribution
Ensemble
7,38
(1) II faut entendre par Investissements les montants portés à l'Immobilisé, valeurs corporelles (y compris les constructions en cours) par suite — de la construction d'Installations nouvelles; — de l'achat (reprise) d'installations vétustés à des tiers (2) Intercommunales mixtes, propriétaires incluses
32
Industrie du gaz Problèmes généraux
Comme pour l'électricité, la présente partie du rapport comporte un premier chapitre consacré aux réalisations ainsi qu'aux problèmes qui en découlent et qui ont été traités durant l'exercice 1968. L'objet du second chapitre, est l'étude de la situation économique du secteur. Celle-ci a été effectuée à partir des données statistiques de l'année précédente, les éléments concernant 1968 n'étant pas disponibles au moment de la rédaction du présent rapport.
La conversion de l'industrie au gaz naturel étant actuellement en cours, il a semblé utile de rappeler à cette occasion la philosophie d'une transformation radicale, également opérée dans d'autres pays. Ayant opté pour une politique d'expansion de la consommation, l'industrie gazière ne pouvait réaliser celle-ci qu'en abandonnant le gaz de cokeries et en recourant à des sources abondantes et économiques de matières premières telles que le gaz naturel d'origine néerlandaise. Cette politique ayant été approuvée par le gouvernement et le Comité de Contrôle, l'industrie gazière a procédé à d'importants investissements : quelque 6 milliards de F dans le secteur du grand transport, 8 milliards de F dans la conversion, tandis que d'ici 1973 l'achèvement de la mise en état de l'ensemble du réseau de distribution nécessitera encore quelque 6 autres milliards de F. L'opération ainsi engagée et devenue, de ce fait, irréversible, conduira notre pays à disposer, en 1973, d'un dispositif capable de distribuer cinq fois plus de calories-gaz qu'actuellement. Mais pour ce faire, cette industrie a pris sur elle des risques économiques considérables. Si l'on considère, en effet, cet aspect des choses, il y a lieu de noter que l'avantage provenant de l'achat de gaz naturel à un prix situé à environ la moitié de celui du gaz de cokeries, devra, en premier lieu, être consacré à la couverture des charges financières nouvelles résultant des investissements. Un autre élément du problème réside dans le fait que la plupart des charges sont fixes alors qu'en contrepartie, l'avantage résultant de l'emploi du gaz naturel est proportionnel aux volumes achetés à la frontière, ce qui conduit à envisager l'expansion de la consommation grâce à laquelle il sera également possible de répartir les charges fixes sur un nombre de m3 aussi élevé que possible.
Travail de conversion chez un abonné.
Mais il va de soi qu'une expansion de ce genre ne sera possible que si le gaz naturel acquiert et maintient un certain degré de compétitivité vis-à-vis d'énergies concurrentes, parmi lesquelles figurent tout spécialement les produits pétroliers. C'est d'ailleurs dans cette optique qu'ont été établies les conditions de fourniture à la clientèle industrielle directe et les tarifications pour le chauffage qui, dès à présent, représentent une baisse appréciable du prix moyen de vente. De tout ceci il y a lieu de retenir que l'industrie gazière a basé sa politique sur un taux d'expansion de la consommation estimé réalisable grâce à un ensemble tarifaire soigneusement étudié, taux en fonction duquel les conditions d'achat à la frontière ont été discutées, d'une part, et les moyens matériels à mettre en œuvre calculés, d'autre part.
35
Après avoir soigneusement étudié les propositions qui lui ont été présentées, le Comité de Contrôle envisage de suivre l'évolution de l'opération de manière à pouvoir, en temps utile, examiner les dispositions nouvelles qui pourraient être prises. Il en sera notamment ainsi au moment où l'avantage résultant des quantités vendues aura atteint un niveau permettant de couvrir la totalité des charges nouvelles et où tout avantage supplémentaire découlant d'une nouvelle expansion des ventes pourra être consacré à des mesures tarifaires. La tâche de l'industrie gazière n'est pas aisée. Il s'agit pour elle de aussi rapidement que possible de nouveaux clients dans des conditions compétitivité rendues fluctuantes par la liberté de manœuvre dont disposent des secteurs concurrents et par les répercussions que pourrait avoir sur cette compétitivité l'application de la taxe sur la valeur ajoutée. En fait, ce n'est qu'après avoir permis à cette industrie d'atteindre un régime de croisière qu'il sera possible de corriger les imperfections réelles du système élaboré.
Réalisations
Durant l'année 1968, l'industrie gazière a poursuivi activement l'exécution du programme élaboré pour la mise en œuvre du gaz naturel d'origine néerlandaise. On sait que ce programme couvrait : — en transport : la mise en place d'une nouvelle infrastructure et le développement de la clientèle industrielle directe; — en distribution : la conversion des réseaux et des appareils de distribution; — pour l'ensemble de l'industrie gazière : • la détermination des conditions de fourniture à la clientèle; • l'examen du problème posé par l'application prochaine de la taxe sur la valeur ajoutée (T.V.A.).
Transport
Infrastructure nouvelle - Clients industriels directs Au cours de l'année 1968, le réseau de transport a été complété comme suit:
CONVERSION AU GAZ NATUREL SITUATION FIN JANVIER 1969
— la liaison de Bruxelles au littoral a été parachevée par la mise en service de canalisations reliant Bruxelles à Gand (longueur : 42 km; diamètre : 500 mm) et Pittem à Zandvoorde (longueur: 34 km; diamètre: 350 mm); — dans le nord du pays, Herenthals a été réunie à la ville d'Anvers par une conduite de 38 km de longueur et de 500 mm de diamètre; — un ensemble de canalisations de diamètres plus réduits (100 à 250 mm) a été réalisé, d'une part, dans le Limbourg (50 km) pour desservir Genk et Hasselt et, d'autre part, au sud de Bruxelles pour la liaison de Waterloo à Namur (44 km).
L_J
Canalisations de Distrigaz en service. Canalisations en construction ou projetées. Entreprises industrielles consommant du gaz naturel Entreprises industrielles sous contrat ne consommant pas encore du gaz naturel. Zones desservies en gaz naturel par canalisations. Zones de distribution déjà converties au gaz naturel.
La carte reproduite ci-contre donne la situation du réseau de transport au début de l'année 1969. Elle situe les entreprises industrielles consommant du gaz naturel. 36
37
Distribution Programme de conversion
Conversion des réseaux et des appareils d'utilisation
Ainsi qu'il a déjà été dit, le programme établi pour la conversion de la distribution est conditionné par la mise en place des réseaux de grand transport; en conséquence, les distributeurs convertis les premiers pourraient être avantagés par rapport aux autres, le gaz naturel étant meilleur marché que le gaz de ville.
La conversion des réseaux et des appareils d'utilisation s'est effectuée de manière telle qu'à la fin de 1968 quelque 485.000 abonnés étaient alimentés en gaz naturel. La carte précitée permet de localiser les zones converties par rapport à l'ensemble des régions desservies en gaz.
C'est dans cette optique qu'il avait été envisagé de constituer un pool national d'achat de gaz primaire de façon à permettre aux distributeurs de payer, toutes autres choses égales, la calorie gaz au même prix, quelle que soit la proportion de gaz de ville ou de gaz naturel qu'ils achètent.
Les opérations se poursuivront vraisemblablement suivant le programme r e p r i s ^ ci-après, donnant le nombre approximatif d'abonnés à convertir : 1969 525.000 1970
380.000
1971 1972
180.000 solde éventuel
Attrayante à première vue, cette proposition et, notamment, la solidarité qu'elle impliquait entre entités de distribution, a toutefois donné lieu à certaines réticences, notamment de la part du secteur public, réticences à la suite desquelles ce projet a pratiquement été abandonné.
On remarquera que ces prévisions marquent une accélération par rapport à celles dont il était fait état dans le précédent rapport.
Problèmes financiers
Situation économique des intercommunales de distribution On sait, par ailleurs, que le Comité de Contrôle s'était saisi du problème posé par les disparités qui risquaient de se produire dans la situation économique des intercommunales de distribution au fur et à mesure de la pénétration du gaz naturel.
Dans ce domaine, le Comité de Contrôle a examiné : — le financement des frais de conversion; — l'incidence de l'étalement des opérations de conversion;
C'est pour tenir compte de ce fait que des dispositions transitoires visant les dividendes et l'imputation de certaines charges, avaient été mises à l'étude.
— le problème posé par une disparité éventuelle dans les situations économiques des intercommunales de distribution.
En fait, ces dispositions poursuivaient un double but : — assurer aux intercommunales mixtes se trouvant en difficulté une rentabilité suffisante;
Financement des frais de conversion On sait que certaines dispositions avaient été prises dès 1966, en vue d'assurer un financement représentant globalement quelque 8 milliards de F. Le mécanisme^ élaboré consistait à répartir et à étaler les charges en vue de permettre aux entités de distribution de consentir à leur clientèle des conditions tarifaires intéressantes tout en évitant de grever trop lourdement leurs résultats durant les premières années d'exploitation du gaz naturel.
— éviter que les intercommunales excessive.
placées
n'aient
une rentabilité
L'examen de cette question est toujours en cours, les études prévisionnelles présentées jusqu'ici devant être remaniées pour tenir compte des dernières dispositions tarifaires approuvées par le Comité de Contrôle. Il semble toutefois que, grâce à l'augmentation de l'intervention du fonds de financement, dont il a été question plus haut, la solution paraît facilitée pour les entités en difficulté.
C'est ainsi qu'il avait, à l'époque, été décidé de consentir à chaque entité de distribution un prêt de 3.000 F par abonné converti, le remboursement de la dette s'effectuant en vingt ans au prorata des m3 de gaz naturel achetés par ces entités à la Société Distrigaz. L'expérience acquise en 1967 en matière de conversion a cependant nécessité une certaine adaptation de ces dispositions, les frais de conversion s'étant révélés plus lourds que prévu. De ce fait, l'intervention de l'organisme de financement a été portée à 4.000 F par compteur, mais il a toutefois été estimé préférable de maintenir, jusqu'à la fin de 1974, les redevances de remboursement des sociétés de distribution et de Distrigaz au taux initial prévu, soit 16 centimes par m3 de gaz naturel vendu.
mieux
Par contre, le problème posé par l'accroissement prévisible des bénéfices de certaines entités mieux placées reste à résoudre.
Conditions de fourniture à la clientèle
Achats de gaz naturel aux Pays-Bas
Étalement des opérations de conversion
Depuis l'entrée du gaz naturel en Belgique, en octobre 1966, les achats effectués par Distrigaz à la « Nederlandse Aardolie Maatschappij (N.A.M.) »> ont été rémuMéoriS,Sno l a b a S e d e d e U X c o n t r a t s - s i 9 n é s e n 1965, pour une période de vingt ans (1966-1986) et portant sur un volume global de quelque 80 milliards de m3.
Le Comité de Contrôle a également poursuivi l'examen de l'incidence que pourrait avoir l'échelonnement chronologique des opérations de conversion sur le prix d'achat du gaz par les entités de distribution.
L'un de ces contrats concerne le gaz destiné à la distribution publique secteur dans lequel les quantités vendues annuellement devraient progrëssivemen augmenter de façon a atteindre 3 milliards de m3 de gaz naturel en 1976
38 39
Conduite de gaz naturel - Merelbeke-Pittem.
L'autre contrat se rapporte aux fournitures aux clients industriels prélevant au moins 1 million de m3 de gaz naturel par an, secteur dans lequel il a été envisagé d'atteindre, en 1976, une consommation annuelle de 2 milliards de m3. En ce qui concerne les prix de vente à la clientèle, il y a lieu de rappeler que la capacité d'une conduite étant calculée proportionnellement au débit maximum, le coût du transport augmente lorsque cette capacité n'est pas utilisée à plein d'une manière régulière. C'est pour ce motif que les conditions de fourniture ont été formulées de telle sorte que le prix du gaz augmente lorsque cette régularité de prélèvement se dégrade. La ménagère qui régulier du débit mauvaise saison. dégradation de la
utilise journellement sa cuisinière à gaz fait un usage plus qu'une installation de chauffage qui ne fonctionne qu'à la De ce fait, le développement du chauffage entraîne une régularité de prélèvement.
Au cours de l'année 1968, et à l'issue de pourparlers menés entre la N.A.M. et Distrigaz, il fut envisagé d'apporter certaines modifications aux conditions d'achat de gaz naturel aux Pays-Bas et de fusionner les contrats signés en 1965, aucune distinction ne devant, désormais, plus être établie par la N.A.M. entre les fournitures à la clientèle industrielle et celles destinées à la distribution publique. Considérées globalement, ces nouvelles dispositions sont plus exigeantes que les précédentes quant à la régularité de la consommation totale de gaz naturel et aux quantités minima à enlever. Par contre, elles donneront lieu à une baisse du prix moyen de 3,2 c./m3 (soit 4,7 %) au niveau de l'utilisation minimale imposée (3.250 heures). II y a également lieu de retenir que la nouvelle formule fixant le prix d'achat de Distrigaz permettra à cette société de vendre plus facilement du gaz à l'industrie de façon interruptible, ce qui a pour effet d'améliorer la régularité du prélèvement global et de réduire ainsi le prix d'achat moyen à la N.A.M. Enfin, les propositions prévoyaient une amélioration de la procédure de révision du contrat de telle sorte que l'ensemble des conditions de celui-ci pourrait être revu tous les trois ans et, éventuellement, six mois après l'introduction de la T.V.A. en Belgique, ce dernier délai pouvant éventuellement être réduit de commun accord. Sollicité par le Ministre des Affaires économiques de donner avis sur cette importante modification du contrat, le Comité de Contrôle a estimé qu'il fallait accepter ces conditions pour autant que : — Distrigaz prenne la responsabilité des quantités prévues par le nouveau contrat; — le nouveau contrat ne puisse, toutes autres choses restant égales, provoquer une augmentation quelconque du prix de vente du gaz aux diverses catégories de consommateurs. En outre, l'attention du Comité de Contrôle a été particulièrement attirée par la clause de révision prévue en relation avec l'introduction de la T.V.A. A cette 40
41
occasion, il a recommandé qu'au moment de l'acceptation des modifications proposées au contrat de la N.A.M., il soit entendu que cette révision devrait avoir lieu dès que la nouvelle politique de prix des produits énergétiques qui résultera de l'application de cette taxe sera connue.
Dans ce domaine, les tarifications suivantes, dites à redevances, ont été élaborées (2) : Tarif A. — En cas de puissance calorifique installée pour le chauffage, comprise entre 23.000 et 35.000 Kcal/h ou de consommation de 3.500 à 5.000 m3 de gaz naturel par an :
Finalement Distrigaz, en accord avec la N.A.M, a obtenu que cette clause de révision serait appliquée dès que serait connu l'effet de l'introduction de la T.V.A. sur la position compétitive de Distrigaz. Répercussion des nouvelles conditions
Redevance fixe Terme proportionnel 'J
Tarif B. — En cas de puissance calorifique installée pour le chauffage, supérieure ou égale à 35.000 Kcal/h ou de consommation supérieure ou égale à 5.000 m3 de gaz naturel par an :
Le Comité de Contrôle s'est ensuite préoccupé de la manière suivant laquelle C.T.D.-Gaz entendait répercuter l'avantage résultant du nouveau contrat sur les fournitures à la clientèle industrielle et à la distribution publique.
Redevance fixe Terme proportionnel
Il a notamment approuvé la proposition selon laquelle la clientèle industrielle bénéficierait intégralement de cet avantage ce qui, pour de très fortes utilisations, pourrait conduire à une réduction, au m3 de gaz naturel, de l'ordre de 5 à 7 %.
4.032 F par an 1,84 F par m3 (')
Tarif C. — Les dispositions reprises ci-dessous s'appliquent aux immeubles à appartements multiples comportant dix appartements ou plus et équipés d'une installation de chauffage collectif.
En ce qui concerne l'entrée à la distribution, le Comité de Contrôle a approuvé (le délégué de la F.G.T.B. s'étant toutefois abstenu de prendre part au vote) une proposition de C.T.D.-Gaz suivant laquelle la moitié de l'avantage résultant du nouveau contrat serait affectée à une baisse de 2,7 c./m3GN destinée au chauffage, l'autre moitié étant consacrée à la détermination d'un prix plafond destiné à limiter l'augmentation du prix d'achat résultant de la détérioration du facteur d'utilisation.
Redevance fixe . . . . N X 968 F par an (N étant le nombre d'appartements) Terme proportionnel . . 1,68 F par m3 ('). Ce tarif s'applique à la consommation globale de gaz naturel de l'immeuble (cuisine, eau chaude, chauffage) enregistrée sur un compteur unique pour tout l'immeuble et pour une chaufferie collective. Des conditions quelque peu différentes sont prévues en cas de non utilisation de gaz pour la cuisine ou pour l'eau chaude. * * *
Des propositions seront présentées par C.T.D.-Gaz en ce qui concerne la répercussion de l'avantage acquis par les distributeurs sur le consommateur final. Tarification à la clientèle domestique
Le tableau reproduit ci-dessous, permet d'apprécier l'avantage offert au consommateur par les nouvelles tarifications gaz naturel :
Le précédent rapport faisait état des conditions de fourniture à cette catégorie de clientèle. En gaz de ville, dont l'usage est destiné à disparaître en 1971-1972, les dispositions tarifaires ne seront généralement pas modifiées.
Consommation annuelle (m3 GN)
Prix moyens F/m3 GN (2)
Tarif à tranche (chauffage central) (3) Gaz de ville Gaz naturel
2.000 2.000
4,07 3,80
Tarif A
4.000
3,05
Tarif B
6.000
2,51
60.000
1,84
Tarification
En gaz naturel, il a tout d'abord été décidé d'appliquer dès la conversion, une réduction de 5 % sur les tarifications domestiques existantes. De ce fait, la tarification à tranche réservée aux clients domestiques, dont la consommation annuelle ne dépasse pas 3.500 m 3 de gaz naturel, a été fixée comme suit (') : Première tranche : 20 m3 de gaz naturel par mois . . . . Deuxième tranche : 22,5 m3 de gaz naturel par mois . . . . ,_, ( pour le chauffage d'appoint . . . Troisième tranche : solde j p o u r | e c h a u f f a g e c e n t r a , . . .
4.032 F par an 2,04 F par m3 (')
Tarif plein (2) 6,16 F/m3 4,42 F/m3 (3) 2 i 7 9 F / m 3 (»}
Tarif C (10 appartements)
On sait, par ailleurs, que l'effort de l'industrie gazière s'est porté sur les moyens et gros chauffants domestiques, dont la consommation dépasse 3.500 m3 de gaz naturel par an. (') Pour los conditions d'Indexation du quatrième trimestre 1967, c'est-à-dire pour Ig = 112. Au quatrième trimestre 1968, Ig valait 114. (2) Le prix moyen « Tarif plein » pour le quatrième trimestre 1967 était de 3,88 F par m ' de gaz de ville et de 7,40 F par m 3 de gaz naturel. (3) Compte tenu de la ristourne de 20 c./m' accordée par Distrigaz.
(2) Sur base de l'Index du quatrième trimestre 1967. (3) II doit être entendu qu'on ce qui concerne le gaz de ville, il a été procédé à une simple transformation des données de la tarification. Pour le gaz naturel, on a tenu compte des 5 % de réduction et des 20 c./m3 accordés par Distrigaz pour le chauffage.
42 TU
\
43
Comme on le sait, ces dispositions tarifaires pour utilisations domestiques avaient été prises à titre provisoire et n'avaient d'ailleurs pas recueilli l'unanimité des membres du Comité de Contrôle.
Le Comité de Contrôle a examiné les mesures pouvant être prises pour remédier à cet état de choses, tout au moins durant la période où les données du problème présentent un caractère incertain.
Il avait, en outre, été souligné que ces dispositions résultaient principalement des conditions de concurrence existant au niveau des diverses catégories de clientèle, ce qui explique l'éventail assez large des prix de vente.
En conclusion de cet examen, le Comité de Contrôle a estimé devoir admettre le principe d'application à l'ensemble des produits énergétiques, d'un taux de T.V.A. unifié. Il a également marqué son accord sur l'application immédiate de ce taux aux fournitures de gaz naturel à l'industrie. Mais il a instamment demandé au gouvernement qu'il soit procédé à l'examen de dispositions transitoires permettant à la distribution publique de faire face à la situation résultant des modifications des conditions de vente de gaz qui se produiront après la mise en application de la T.V.A.
Au cours de l'exercice 1968, C.T.D.-Gaz a présenté une première étude tendant à situer ces tarifications par rapport à leurs prix de revient. Une nouvelle étude"^ sur les tarifications et leurs perspectives d'évolution est en cours. D'autre part, -> les dispositions tarifaires concernant la clientèle artisanale et industrielle sont en voie d'élaboration.
Application de la T.V.A.
Les organisations membres du Comité de Contrôle ont tenu à exprimer leurs préoccupations propres au Ministre des Affaires économiques lors d'une entrevue commune, tant pour le projet d'avenant aux contrats existants conclus avec la N.A.M. que pour l'application de la T.V.A.
Le Comité de Contrôle a examiné les répercussions de l'introduction de la T.V.A. sur les conditions de vente du gaz et de l'électricité. En ce qui concerne le gaz il a notamment observé que les dispositions envisagées par le gouvernement auraient pour effet de provoquer une hausse de prix et une modification défavorable de la position concurrentielle du gaz vis-à-vis des produits pétroliers. Il est notamment apparu que cette modification serait particulièrement ressentie dans le secteur des consommateurs domestiques non assujettis à la T.V.A. et subissant, de ce fait, l'entièreté d'une charge dont le client industriel peut, par contre, récupérer une partie. Dans un rapport présenté au Ministre des Affaires économiques, le Comité de Contrôle a tenu à rappeler qu'en approuvant les contrats de fourniture de gaz naturel conclus entre Distrigaz et la N.A.M., le gouvernement belge avait , entériné une politique de large pénétration du gaz naturel dans l'industrie et, ^ le secteur domestique. J Sur la base de cette approbation, l'industrie gazière a procédé à d'importants investissements et assume, de ce fait, des charges nouvelles considérables sans qu'une contrepartie ait encore pu être trouvée dans les recettes. La question est d'autant plus importante que la transformation radicale de l'industrie gazière, qui est en cours depuis 1966, présente le caractère mouvant et aléatoire de toute opération dont on ne possède pas, a priori, toutes les données permettant d'en garantir le succès. Parmi les éléments d'incertitude, il y a lieu de souligner le fait que l'expansion de la consommation ne pourra être atteinte que si les conditions tarifaires établies permettent au gaz naturel de maintenir une position concurrentielle vis-à-vis des matières énergétiques substituables, notamment les produits pétroliers.
;
A l'époque où ces dispositions ont été prises, il avait été bien précisé qu'une éventuelle modification de ces conditions concurrentielles (notamment de la fiscalité) pourrait compromettre le succès de l'opération. Or, le bouleversement provoqué par la T.V.A. est tel que l'industrie gazière, qui pouvait envisager l'avenir avec une certaine confiance, se trouverait hors d'état de maintenir sa compétitivité et verrait ses perspectives de vente d'autant plus compromises dans le secteur domestique, que le secteur pétrolier dispose, en matière de prix, d'une certaine souplesse. 44
45
Industrie du gaz Analyse économique
Comme pour l'électricité, les éléments suivants ont été repris dans cette analyse : — prix moyens de vente pour les divers usages; — ventes et recettes; — prix de revient; — investissements; — rentabilité.
Prix moyens - Gaz de ville - Gaz naturel — — O
0) Prix moyens de vente O
Remarques préliminaires. — Pour 1967, des prix distincts ont été indiqués pour le gaz de ville (G.V.), le gaz naturel (G.N.) et pour l'ensemble (G.V. + G.N.) des fournitures effectuées par les organismes de distribution, membres de C.T.D.-Gaz. Ces prix ont été rapportés à des volumes équivalents de gaz naturel. On notera, toutefois, que les quantités de distribution ne représentent que 2,4 % de et que, dès lors, l'échantillon n'est guère naturel n'ont d'ailleurs pas encore atteint tarifications promotionnelles.
O
gaz naturel vendues en 1967 par la l'ensemble des ventes de ce secteur représentatif; les fournitures de gaz la clientèle visée par les nouvelles
Il convient, dès lors, d'interpréter de manière prudente les données numériques fournies pour le gaz naturel en 1967. A cet égard, l'exercice 1968 se révélera plus significatif. On notera, par ailleurs, que le niveau des prix moyens du gaz vendu à la clientèle domestique est influencé par les variations, assez sensibles d'une année à l'autre, des quantités vendues pour le chauffage. Le fait de promouvoir l'expansion de la consommation dans ce secteur ne manquera pas d'accentuer les écarts pouvant résulter de conditions climatiques variables.
Usages domestiques
Par rapport à 1966, les prix moyens ont évolué comme suit : Tarification ordinaire
Tarification réduite
Ensemble
Année F/m 3 0
% (3)
3,50
+ 2,8
5,44
+ 0,4
3,00
4,46 4,78
+ 1,4
5,46 5,58
+ 0,7
2,50
4,46
+ 1,4
5,46
+ 0,7
F/m 3 (2)
% (3)
F/m 3 (2)
1966
7,58
+ 2,8
4,40
1967 GV GN
7,74 7,39
+ 2,1
Total
7,73
+ 2,0
%
(1) Les données chiffrées qui suivent, ont été limitées à l'exercice 1967, les éléments concernant l'année 1968 n'étant pas disponibles au moment de la rédaction du présent rapport. (2) Prix hors taxe calculés par rapport à des volumes de gaz naturel ou équivalent gaz naturel. (3) Variation des prix par rapport à l'année précédente.
46
2,00 1959
60
61
GAZ DE VILLE GAZ NATUREL
Herenthals. Station de détente de gaz naturel
Si l'on se réfère au graphique reproduit plus haut, on observe ce qui suit : — pour le tarif ordinaire, la hausse est de 7,5 % par rapport à 1959. On peut constater que le prix moyen était en baisse jusqu'en 1962 et a augmenté ensuite; — en tarification réduite, la baisse est de 16,2 % par rapport à 1959. On observe, par ailleurs, que le mouvement descendant s'est maintenu jusqu'en 1963 pour se renverser ensuite.
Usages commerciaux, industriels et services publics
Par rapport à 1966, les prix moyens ont évolué comme suit :
Usages commerciaux
Usages indusriels
Services publics
Année F/m 3 (')
% (:)
F/m3 (')
1966
4,62.
+ 1,8
2,92
1967 GV GN
4,80 4,55
+ 3,9
Total
4,80
+ 3,9
%o
F/m 3 0
% (2)
-1,4
3,70
+ 1,1
3,01 2,43
+ 3,1
3,73 2,14
+ 0,8
2,98
+ 2,1
3,64
— 1.6
Le graphique reproduit ci-devant montre que l'évolution de ces tarifications est en baisse jusqu'en 1962; stationnaire en 1963, elle amorce, ensuite, des mouvements de hausse ou de baisse, suivant les usages considérés.
Ventes et recettes
Remarque préliminaire. — L'affectation de la recette consolidée (production, transport et distribution) n'a plus été établie. Un tel document, en effet, n'a de signification que lorsque la plupart des sociétés exercent simultanément ces diverses activités. Si tel est le cas en électricité, il n'en est pas de même dans le secteur du gaz où le transport n'est, en fait, réalisé que par une seule société (Distrigaz) qui n'exerce pas d'activité dans le secteur de la distribution. Des données numériques séparées seront, dès lors, fournies pour la production et le transport, d'une part, la distribution, d'autre part.
(') Prix hors taxe calculés par rapport à des volumes de gaz naturol ou équivalent gaz naturel. (2) Variation dos prix par rapport à l'annéo précédente.
48
II convient de noter que tous les volumes de gaz (G.V. ou G.N.) ont été exprimés en m3 de gaz naturel ou équivalent gaz naturel. C'est sur cette base qu'ont été recalculées les diverses valeurs et incidences unitaires se rapportant aux exercices antérieurs.
Le tableau ci-dessous permet d'apprécier l'évolution des ventes et des recettes depuis l'année 1963 : (en % par rapport à l'année précédente) (')
1964
1965
1966
1967
+ 15,6 + 12,3
+ 7,6 + 13,2
+ 10,4 + 13,5
+ 5,0 + 8,7
+ 23,0 + 9,1
+ 9,2 + 11,3
+ 10,4 + 10,4
Quantités vendues: — Production-transport. — Distribution . . . .
Q
Si l'on considère la situation de 1967 sur la base des données numériques reproduites en pp. 53 et 66, on enregistre une diminution très sensible du prix de vente, diminution qui s'avère toutefois moins marquée que celle du prix de revient d'exploitation. De ce fait, le résultat brut par m3 accuse une hausse dont l'effet sur le bénéfice net par m3 est sensible.
Un examen plus détaillé du tableau 1 reproduit ci-après permet de constater :
Recettes : — Production-transport. — Distribution . . . .
1. Transport (')
1963
+ 19,1 + 9,3
Prix moyens d e v e n t e (J) : + — Production-transport. — Distribution . . . . -
3,0 2,7
+ 8,8 + 14,7
+ 11,1 + 12,0
+ 1,2 + 0,5 + 1,4 - 1,4
Prix moyen de vente. — La réduction de ce poste (22,7 c.) est importante. Elle résulte principalement de la vente du gaz naturel, à un niveau plus bas que précédemment, et d'un développement rapide des ventes de ce gaz dans le secteur industriel.
+ 4,0 — 10,2 + 2,4 + 1,1
L'année 1967 a été marquée par une expansion des ventes, très marquée en production-transport, résultant d'un développement rapide des ventes à la clientèle industrielle, dû à l'arrivée du gaz naturel. En distribution, où le volume de gaz naturel écoulé ne représente encore qu'une faible partie de l'ensemble^ des ventes du secteur, l'accroissement est légèrement plus marqué qu'en 1966J/ sans avoir atteint les taux enregistrés de 1963 à 1965. On peut, en outre, constater que la recette unitaire, c'est-à-dire le prix de vente, baisse sensiblement en production-transport par suite de ventes de gaz naturel à des conditions plus avantageuses. En distribution, par contre, la recette unitaire est en hausse, l'index gaz ayant augmenté et le peu de gaz naturel vendu n'ayant pas eu d'influence sur le prix moyen de vente.
Prix de revient d'exploitation. — La baisse sensible de ce poste (28,5 c.) résulte, en ordre principal, d'une réduction de l'incidence unitaire des matières (12,4 c ) , des charges d'administration et d'exploitation (5,4 c.) et des amortissements (9,6 c ) . L'analyse des composantes de ce prix de revient fait apparaître ce qui suit : •o'
Matières. — La réduction de l'incidence unitaire de ce poste, qui augmentait d'année en année, résulte, d'une part, d'un ralentissement de l'expansion de la production, celle-ci étant destinée à disparaître par suite de l'utilisation généralisée de gaz naturel; d'autre part, de l'utilisation de gaz naturel par la production dans de meilleures conditions que les produits empFoyés auparavant. Achats de gaz. — La diminution de l'incidence unitaire de ce poste (1,2 c.) est due aux conditions plus avantageuses d'achat du gaz naturel par rapport au gaz de ville. Charges d'administration et d'exploitation. — La réduction de l'incidence unitaire de ce poste (5,4 c.) résulte de ce que l'accroissement de la valeur absolue de ces charges (7,7 %) est inférieur à l'augmentation des quantités de gaz vendues (23 % ) .
Prix de revient et prix de vente
On trouvera reproduite en annexe 2 au présent rapport une présentation simplifiée des documents de l'affectation de la recette 1967 établie par le C.G.E.E. au nom et pour compte de C.T.D.-Gaz pour les secteurs suivants : — production et transport; — distribution.
Amortissements. — La baisse sensible de l'incidence de ce poste (9,6 c.) est due à l'adoption, par Distrigaz, d'une politique d'amortissement moins rapide et faite au prorata des m3 vendus. Le taux d'amortissement passe de ce fait de 7,54 % à 2,24 %. Résultats bruts. — Comme il est dit plus haut, les résultats bruts par m3 augmentent de 4,4 c. et le bénéfice net de 3,2 c.
(1) Ces données concernent la totalité des ventes dos sociétés privées membres d 9 C ; T / ° ; ; ° ® Z ' . ^ à-dlre pour le transport, les fournitures à la clientèle directe et aux entreprises de distribution et pour la distribution, les fournitures aux consommateurs ainsi qu'aux distributeurs non-membres.
(') Production propre incluse.
(2) II s'agit, en fait, de la recette moyenne par m*.
50
51
Transport Prix de vente et de revient
Composantes du prix moyen de vente Tableau 1. — Transport.
F/m
3
Décomposition du prix moyen de vente (en F/m3 gaz naturel).
GN
2,30 1962
1963
1964
1965
1966
1967
1. Prix moyen de vente (')
2,037
2,099
2,126
2,137
2,222
1,995
2. Prix de revient d'exploitation
1,993
1,982
2,016
2,033
2,035
1,750
Rubriques prix moyen de vente
À
2,20
^ 2,10
*
A\ — — \ A
1
Matiprpç
0,312
0,399
0,462
0,485
0,505
0,381
9
Arhat<; rip oaz
1,234
1,185
1,043
0,984
0,918
0,906
0,278
0,295
0,339
0,390
0,430
0,376
0,108
0,102
0,170
0,172
0,182
0,086
0,001
0,001
0,002
0,002
0,000
0,001
3. Autres charges
0,021
0,015
0,008
0,011
0,011
0,025
4. Résultats bruts
0,083
0,102
0,102
0,093
0,176
0,220
1 Pharnps financières (nettes)
0,026
0,040
0,072
0,078
0,064
0,054
9
0,017
0,019
0,015
0,015
0,055
0,077
0,040
0,043
0,015
0,057
0,089
0,80
V\
2,00
1,90
1,80
prix de revient d'exploitation
A \
3. Charges d'administration et d'exploitation
0,70 charges d'administration et d'exploitation
0,60
0,50 0,40
. . .
0,30 Q20
1,70
Pharnpç fiscales
0,10 Ce prix correspond à la somme des rubriques 2, 3 et 4. Il s'agit, en fait, de la recette unitaire moyenne.
1,60 1963
U
65
66
67
1963
52 ou
53
Weelde - Station de compression. Vue d'un groupe moto-compresseur.
Investissements (')
Le tableau reproduit ci-dessous montre que les investissements réalisés en 1967 et consacrés principalement au réseau de transport de gaz naturel et aux installations connexes sont près de cinq fois plus importants qu'en 1966 : Investissements
MF % de la recette
Rentabilité
. . . .
1963
1964
1965
1966
1967
172
835
296
477
2.473
10,5
47,0
15,0
22,1
103,7
Le rapport entre le bénéfice net des sociétés pour leur activité gaz et leur avoir social correspondant, c'est-à-dire la rentabilité des fonds propres des sociétés, se présente comme suit :
Rentabilité
en %
1964
1965
1966
1967
1,78
—0,135
4,91
6,90
On constate que cette rentabilité s'est sensiblement redressée.
2. Distribution Si l'on considère la situation de 1967 sur la base des données numériques reproduites en pp. 57 et 67, on enregistre une hausse du prix moyen de vente légèrement supérieure à celle du prix de revient d'exploitation. Par suite d'un accroissement sensible des autres charges, le résultat brut par m3 accuse néanmoins une baisse dont l'effet sur le bénéfice net s'accentue par suite, notamment, d'un accroissement sensible de l'incidence unitaire des charges financières.
Un examen plus détaillé du tableau 2 reproduit ci-après permet de constater : Prix moyen de vente. — L'augmentation de ce poste (5,7 c.) résulte de la hausse de l'index, les faibles quantités de gaz naturel vendues n'ayant pas eu d'influence marquante sur ce prix. Prix de revient d'exploitation. — La hausse de ce poste (5 c.) résulte, en ordre principal, d'une majoration sensible (4,8 c.) des amortissements. (i) II faut entendre par Investissements les montants portos à l'Immobilisé, valeurs corporelles (y compris les constructions en cours) par suite : de |a construction d'installations nouvelles; — de l'achat (reprise) d'Installations vétustés à des tiers.
54
^
55
Distribution Composantes du prix moyen de vente
Prix de vente et de revient.
Tableau 2. — Distribution.
Décomposition du prix moyen de vente (en F/m3 gaz naturel).
F/m3 GN 2,60
F/m3 5,40
Ij Rubriques
240 5,20
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1. Prix moyen de vente (')
5,288
5,143
5,218
5,146
5,270
5 327
2. Prix de revient d'exploitation
4,229
4,243
4,277
4,181
4,259
4,309
2,378
2,392
2,448
2,454
2,478
2,462
1,367
1,383
1,379
1,307
1,369
1,381
3 Amortissements
0,462
0,452
0,434
0,402
0,392
0,440
4. Divers
0,022
0,016
0,016
0,018
0,020
0,026
3. Autres charges
0,064
0,066
0,073
0,066
0,066
0,111
4. Résultats bruts
0,995
0,834
0,868
0,899
0,945
0,907
0,394
0,354
0,386
0,369
0,358
0,349
9 Charaes financières (nettes)
0,147
0,139
0,139
0,155
0,203
0,248
"\ Charaes fiscales
0,070
0,088
0,078
0,076
0,077
0,082
0,020
0,028
0,042
0,046
0,038
0,038
0,364
0,225
0,223
0,253
0,269
0,190
/
S prix moyen de vente charges d'administration et d'exploitation
5,00
1 Achats de aaz
1,40
2. Charges d'administration et d'exploitation
1.20
. . .
4,80
100 amortissements
4.60 0,80
v i
± participations
et redevances communales
0,60
4,40
1. Participations et redevances communales
prix de revient d'exploitation
. . .
040 — — 4.20 0.20 5 Bénéfice net
0
4.00 1963
64
65
66
67
1963
(i) Ce prix correspond à la somme des rubriques 2, 3 et 4. Il s'agit, en fait, de la recette unitaire moyenne.
64
66
67
56
»
57
L'analyse des composantes de ce prix de revient fait apparaître ce qui suit : Achats de gaz. — La diminution de l'incidence unitaire de ce poste (1,6 c.) est due aux conditions d'achat plus avantageuses du gaz naturel et à une stabilisation du prix du gaz de ville. Charges d'administration et d'exploitation. — L'incidence de ces charges s'est accrue, en 1967, de 1,2 centime, c'est-à-dire d'une façon moins marquée qu'en 1966; il y a lieu en la matière de tenir compte de la grève qui s'est produite à la fin de l'année 1967. Amortissements. — L'incidence unitaire de ce poste s'accroît de 4,8 centimes alors que celle-ci diminuait d'année en année. Résultats bruts. — Comme il a été dit plus haut, les résultats bruts par m3 diminuent de 3,8 centimes bien que l'augmentation du prix moyen de vente (5,7 c.) ait été légèrement supérieure à celle du prix de revient d'exploitation (5 c ) ; cela résulte d'un accroissement important d'éléments de charges d'exercices antérieurs (4,5 c.) inclus dans les autres charges. La répartition de ces résultats permet de constater une légère diminution de l'incidence des participations et redevances communales, un accroissement très marqué de celle des charges financières et une diminution importante du bénéfice net par m3.
Investissements
Le tableau reproduit ci-après montre qu'en 1967 les investissements ont progressé largement (21,8 %) en ordre principal à cause des installations nouvelles dues à l'introduction du gaz naturel. 1963
1964
1965
1966
1967
MF
534
810
845
1.039
1.429
% de la recette
21,0
27,7
25,8
28,6
35,6
Investissements (')
Rentabilité
Le rapport entre le bénéfice net des sociétés pour leur activité gaz et leur avoir social correspondant, c'est-à-dire la rentabilité des fonds propres des sociétés, se présente comme suit : Rentabilité
en %
1964
1965
1966
1967
4,13
4,87
5,54
4,56
On constate que cette rentabilité s'est sérieusement réduite par rapport à l'année précédente. (i) Intercommunales mixtes propriétaires incluses.
58
AFFECTATION DE LA RECETTE GLOBALE 1967 DU SECTEUR PRODUCTION, INTERCONNEXION ET TRANSPORT ÉLECTRICITÉ DU C.G.E.E]
F
F
A} Recette
B) Prix de revient d'exploitation (sans charges financières) a) Matières (moins petites récupérations) b) Charges d'administration et d'exploitation c) Amortissements industriels d) Redevances de transport et d'interconnexion e) Divers (rémunérations aux charbonnages, différences sur doubles emplois éliminés, diverses taxes - notamment sur doubles emplois éliminés)
/ ) Achats d'énergie
I
F/kWh de F
10.926.952.164
— Pour ventes d'énergie — Autres recettes (divers et éléments de recettes d'exercices antérieurs}...
Q
F/kWh de E
148.623.181 8.213.280.158 3.230.618.004 2.578.124.315 1.696.824.602 137.201.166
0,245 0,196 0,129 0,010
29.646.819
0,002
7.672.414.906
0,582
0,575
540.865.252
C) Autres charges : Charges diverses, charges exceptionnelles, amortissements des valeurs incorporelles, éléments de charges d'exercices antérieurs et quote-part bénéfice sur clients B versée à la distribution . D) Résultats bruts a) Charges financières nettes * b) Charges fiscales sur les intérêts des emprunts — sur le bénéfice de l'exercice (compte tenu des revenus déjà taxés non utilisés dans les activités de distribution électricité et gaz) (avantage fiscal)
0,765
10.778.328.983
175.070.444
0,012
2.538.601.562 919.726.504
0,178 0,064
94.197.250
0,007
134.650.660
0,010
c) Bénéfice net des sociétés
1.390.027.148
0,097
— 296.902.229
— 0,021
1.093.124.919
0,076
Avantage fiscal transféré aux activités de distribution électricité Bénéfice net après transfert ^)
Energie vendue par le secteur production du C.G.E.E. et produite par I"' 13.175.328.132 kWh
:
**) Energie vendue par le secteur production du C.G.E.E., achetée ot produite par lui :
14.286.695.579 kWh •^ ^
, 9.536.925.016
Prix de revient unitaire global (ensemble dos charges) :
" 0,668 F/kWh
•
14.286.695.579 "") Non compris les précomptes moblllors dus sur tous los Intorûts dos omprunts obllantalr"3 ('o'onus ou non a la source). Ces procomptes sont repris à la rubrique b) : « Chargos (Iscalos sur los Intórots do3 omprunts ». "
60
I
AFFECTATION DE LA RECETTE GLOBALE 1967 DU SECTEUR DISTRIBUTION ÉLECTRICITÉ DU C.G.E.E.
AFFECTATION DE LA RECETTE GLOBALE 1967 DU SECTEUR PRODUCTION, INTERCONNEXION ET TRANSPORT ÉLECTRICITÉ DU C.G.E.E!
F/kWh de E A) Recette — Pour ventes d'énergie — Autres recettes (divers et éléments de recettes d'exercices antérieurs) B) Prix de revient d'exploitation (sans charges financières) a) Matières (moins petites récupérations) b) Charges d'administration et d'exploitation c) Amortissements industriels d) Redevances de transport et d'interconnexion e) Divers (rémunérations aux charbonnages, différences sur doubles emplois éliminés, diverses taxes - notamment sur doubles emplois éliminés)
/ ) Achats d'énergie
10.926.952.164
F
0,765
OO
10.778.328.983 148.623.181 8.213.280.158
0,575
2.578.124.315 1.696.824.602 137.201.166
0,245 0,196 0,129 0,010
29.646.819
0,002
7.672.414.906
0,582
3.230.618.004
A) Recette. . . : . ' . — Ventes d'énergie haute et basse tension — Autres recettes (récupération charge éclairage public, éléments de recettes d'exercices antérieurs, quote-part bénéfice sur clients B de la production et divers) . .• — Montant puisé dans le fonds réservé des intercommunales mixtes (IM) — Intérêts des prêts consentis aux pouvoirs publics lors de la création des IM propriétaires B) Prix de revient d'exploitation (haute et basse tension) sans charges financières a) Prix d'achat de l'énergie primaire au secteur production du C.G.E.E. et à des sociétés non membres b) Charges d'administration et d'exploitation . c) Amortissements sur les immobilisés des sociétés d) A m o r t i s s e m e n t s d e s p o u v o i r s p u b l i c s e t d e s I M p r o p r i é t a i r e s . . . .
540.865.252
e)
Redevances d etransport
f) Divers (frais d'éclairage public, charges de gestion payées par les IM à des organismes non membres, taxes et différences sur doubles emplois éliminés)
C) Autres charges : Charges diverses, charges exceptionnelles, amortissements des valeurs incorporelles, éléments de charges d'exercices antérieurs et quote-part bénéfice sur clients B versée à la distribution . D) Résultats bruts a) Charges financières nettes * b) Charges fiscales — sur les intérêts des emprunts sur le bénéfice de l'exercice (compte tenu des revenus déjà taxés non utilisés dans les activités de distribution électricité et gaz) (avantage fiscal)
F/kWh de F
175.070.444
2.538.601.562 919.726.504 I
94.197.250
0,012
oo
0,178 0,064 0,007
t
134.650.660
c) Bénéfice net des sociétés.
0,010 1.390.027.148
Avantage fiscal transféré aux activités de distribution électricité et gaz Bénéfice net après transfert
0,097
— 296.902.229
— 0,021
1.093.124.919
0,076
13.127.835.323 , . ,1,772 12.506.178.666
) Eneraie vendue par le secteur production du C.G.E.E. et produite par lui : a 13.175.328.132 kWh K i ) Energie vendue par le secteur production du C.G.E.E.. achetée et produite par lui : 14.286.695.579 kWh i
Bénéfice net après transfert
-
102 416
-
1,416
10.488.642.164 ,
6.837.532.976 2.536.955.412 737.332.935 242.051.544 7.999.047
0,923 0,343 0,099 0,033 0,001 0,017
126.770.250
127.074.133
-0,017
2.512.119.026
0.339 0,009 0,161 0,004
64.184.399 1.193.039.384 33.398.800 20.416 056 485.314.439
0,003 0,065
36.729.035 183.250.702 495.786.211
0,005 0,025 0,067
+ 238.308.708
+ 0,032
734.094.919
0,099
Avantage fiscal transféré de la production, provenant des revenus déjà taxés en IM qui excèdent le bénéfice distribution des producteurs-distributeurs ."
'
-
582.815.438 38.738.803
C) Autres charges : Charges diverses, charges exceptionnelles, amortissements des valeurs incorporelles et éléments de charges d'exercices antérieurs D) Résultats bruts a) Redevances aux communes b) Dividendes nets versés aux communes en IM c) Montant porté au fonds réservé des I M . . d) Valeur nominale des parts B cédées aux partenaires non propriétaires en Asverlec e) Charges financières nettes* ƒ ) Charges fiscales — sur les intérêts des emprunts — sur l'ensemble des revenus électricité des sociétés g) Bénéfice net des sociétés
F/kWh de E
F
E) Energie vendue en haute et basse tension : 7.407.453.590 kWh.
I
~
9.536.925.016 ) Prix de revient unitaire global (ensemble des charges) :
12.632.049.112 = 0,668 F/kWh.
F) Prix de revient unitaire global (ensemble des charges) :
= 1,705 F/kWh.
7.407.453.590
14.286.695.579 Non compris les précomptos mobiliers dus sur tous les Intérêts des emprunts obligataires (retonus ou non à la source). Cos précomptes sont repris à la rubrique b) : « Charges fiscales sur los Intórots dos emprunts ».
60
(M Non compris los précomptes moblllors dus sur tous les Intórots dos emprunts obligataires (retenus ou non à la source). Ces procomptes sont repris a la rubrique /) : « Charges flscalos sur les Intórots dos omprunts ».
61
AFFECTATION DE LA RECETTE GLOBALE 1967 CONSOLIDÉE ÉLECTRICITÉ DU C.G.E.E.
PRODUCTION-DISTRIBUTION ANNEXE 1
F/kWh de E A) Recette — Ventes d'énergie — Autres recettes (rubriques correspondantes de la production et de la distribution) — Montant puisé dans le fonds réservé des intercommunales mixtes (IM) . — Intérêts des prêts consentis aux pouvoirs publics lors de la création des IM propriétaires
17.575.331.326
1,251
3.0;
16 920.802.529 615.687.578 38.738.803 102.416 12.256.341.120
0,873 0,230 0,364 0,173 0,017 0,008 0,025 0,056
268.269.618
0,019
5.050.720.588 64.184.399 1.193.039.384 33.398.800
0,359 0,005 0,085 0,002
20.416.056 1.405.040.943
0,001 0,100
130.926.285 317.901.362 1.885.813.359
0,009 0,023 0,134
Avantage fiscal transféré dans l'activité distribution gaz
— 58.593.521
— 0,004
Bénéfice net après transfert
1.827.219.838
0,130
B) P r i x d a r e v i e n t d ' e x p l o i t a t i o n ( s a n s c h a r g e s f i n a n c i è r e s ) a ) Matières (moins petites récupérations) b) Charges d'administration et d'exploitation c) Amortissements des sociétés d) A m o r t i s s e m e n t s d e s p o u v o i r s publics e t d e s I M propriétaires e)
. . . .
3.230.618.004
5.107 623 375
. . . .
Redevances d e transport et d'interconnexion
/) Divers (rubriques correspondantes de la production et de la distribution) g) Achats d'énergie
2.434.157.537 242.051.544 111.195.096 352.148.966
778.546.598
C) Autres charges : Charges diverses et exceptionnelles, amortissements des valeurs incorporelles et éléments de charges d'exercices antérieurs (sauf quote-part bénéfice sur clients B) D) Résultats bruts a) Redevances aux communes b) Dividendes nets versés aux communes en IM c) Montant porté au fonds réservé des IM d) Valeur nominale des parts B cédées aux partenaires non propriétaires en Asverlec e) Charges financières nettes * f) Charges fiscales — sur les intérêts des emprunts — sur l'ensemble des revenus électricité des sociétés g) Bénéfice net des sociétés
E) Energie vendue par le secteur du C.G.E.E. : 14.042.680.570 kWh.
15.689.517 967 F) Prix de revient unitaire global (ensemble des charges) :
= 1,117 F/kWh. 14.042.680.570
(•) Non compris les précomptes mobiliers dus sur tous les Intérêts des emprunts obllaatalres (retenus ou non à la source). Ces précomptes sont repris à la rubrique /) : « Charges fiscales sur les Intérêts des emprunts ». wuugaiairo» * •"
62
AFFECTATION DE LA RECETTE ÉLECTRICITÉ 1967
AFFECTATION
DE LA RECETTE GLOBALE 1967 DU SECTEUR PRODUCTION DES SOCIÉTÉS MEMBRES DE C.T.D. - GAZ
ET TRANSPORT
AFFECTATION
GAZ
DE LA RECETTE GLOBALE 1967 DU SECTEUR DISTRIBUTION DES SOCIÉTÉS MEMBRES DE C.T.D. - GAZ
F/Nm 3 G.N. de E
A) Recette — Pour ventes de gaz — Autres recettes (divers et éléments de recettes d'exercices antérieurs) . B) P r i x d e r e v i e n t d ' e x p l o i t a t i o n ( s a n s c h a r g e s f i n a n c i è r e s ) a) Matières b ) Charges d'administration et d'exploitation c) Amortissements industriels (admis fiscalement) d) Redevances de transport e) Divers (taxes sur les doubles emplois éliminés) f)
2.383.510.937
2.090.636.259
454.390.351 449.303.349 102.412.321 1.373.030
1,750 0,381 0,376 0,086 0,001
B)
0,844 0,906
1.007.874.331 1.082.761.928
Prix d erevient d'exploitation (sans charges financières) . . . . a) Prix d'achat du gaz primaire . . . b) Charges d'administration et d'exploitation . . . c ) Amortissements sur les immobilisés des sociétés (montants admis fiscalement) d) Amortissements des pouvoirs publics et des I M propriétaires . . . . e ) Redevances de t r a n s p o r t . . . . f) Divers (frais d'éclairage public, charges de gestion payées par les I M à des organismes non membres, taxe et différences sur les doubles emplois
C) Autres charges : Charges diverses, charges exceptionnelles, amortissements des valeurs incorporelles et éléments de charges d'exercices antérieurs
a) Charges financières nettes* b) Charges fiscales — sur les intérêts des emprunts — sur le bénéfice de l'exercice c) Bénéfice net des sociétés
— Ventes de gaz — Autres recettes (récupération charge éclairage public, éléments de recettes d'exercices antérieurs) — Montant puisé dans le fonds réservé des intercommunales mixtes (IM) — Intérêts des prêts consentis aux pouvoirs publics lors de la création des IM propriétaires
395.280
Achats de gaz
D) Résultats bruts
A) Recette
1,995
2.369.770.466 13.740.471
. . . .
F
I
• • .
29.920.434
0,025
262.954.244
0,220
• • •
64.160.153
0,054
• • • • • • • • •
7.579.433 84.829.128
0,006 0,071 0,089
E)
Gaz vendu par le secteur production et transport de C.T.D. - Gaz : 1.194.624.996 Nm 3 G.N.
F)
Prix de revient unitaire global (ensemble des charges) :
106.385.530
éliminés)
F
G.N.
F/m3 de E
4.018.734.566
5,327
3.250.577.886
4,309
3.939.232.619 79.501.947
1.857.086.062 1.041.550.260
2,462 1,381
196.372.786 135.724.382 10.128.229
0,260 0,180 0,013
9.716.167
0,013
C) Autres charges : Charges diverses, charges exceptionnelles, amortissements des valeurs incorporelles et éléments de charges d'exercices antérieurs
D) Résultats bruts
2.277.125.407 ~~ = 1,906 F/Nm3 G.N.
a) b) c) d) e)
Redevances aux communes Dividendes nets versés aux communes en IM Montant porté au fonds réservé des IM . . . Charges financières nettes * Charges fiscales — sur les intérêts des emprunts — sur l'ensemble des revenus gaz des sociétés
f)
Bénéfice net des sociétés
10.850.384 51.388.059
Bénéfice net après transfert E)
66
0,111
684.581.714
0,907 0,036 0,313 0,038 0,248
143.054.747
0,014 0,068 0,190
+ 58.593.521
0,077
201.648.268
0,267
Gaz vendu : 754.368.187 m 3 G.N.
F) Prix de revient unitaire global (ensemble des charges)
Ces précomptes sont
83.574.966
26.880.345 236.523.770 29.000.479 186.883.930
\
Avantage fiscal provenant des revenus déjà taxés en IM t ' u ' excèdent le bénéfice distribution des producteurs-distributeurs mixtes électricité et gaz
C) Non compris les précomptes mobiliers dus sur tous les Intérêts des emprunts obhg a t a i r e s (retenus ou non à la source) repris à la rubrique b) : « Charges fiscales sur les intérêts des emprunts ». •
GAZ
:
3.875.679.819 = 5,137 F/m3 G.N. 754368 187
• .,„ . . . . „morunts obligataires (retenus ou non à la source). Ces précomptes sont (*) Non compris les précomptes mobiliers dus sur tous les Intérêtsr u ndtes s e m P ' u m i > repris à la rubrique e) : « Charges fiscales sur les intérêts des emp "'
67
CONTROLECOMITÉ VOOR DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS
JAARVERSLAG 1968
^ = 3
Q
>\, .^
1ja. sH>
o/:
.-../
•V
»-v«V
\
!
\
ƒ
'Tl.
• l
CONTROLECOMITÉ
^l
VOOR DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS REGENTLAAN, 8 v
v.
,.- - r r
BRUSSEL
A
c^—
.?/
JAARVERSLAG 1968 V
i
••*
\ Xf,
*\
\\
Het Controlecomité
Voorzitterschap van het Comité
Van 1 juli 1967 tot 30 juni 1968 hebben de heren DELOURME en DEBUNNE in naam van het Algemeen Belgisch Vakverbond respectievelijk het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap van het Controlecomité waargenomen. Van 1 juli 1968 tot 30 juni 1969 nemen de heren DE STAERCKE en CLOSON respectievelijk dezelfde mandaten waar in naam van het Verbond der Belgische Nijverheid.
Wijzigingen van de samenstelling van het Comité
De samenstelling van het Controlecomité heeft belangrijke wijzigingen ondergaan in de regeringsafvaardiging ingevolge de verandering van regering. De heer BAEYENS, Kabinetschef van de Minister van Economische Zaken, werd als woordvoerder van de regeringsafvaardiging aangeduid ter vervanging van de heer LAMBERT. De heren SAROT, Kabinetschef van de Minister van Binnenlandse Zaken, en HEBETTE, Hoofd van het economisch kabinet van de Eerste Minister, werden lid benoemd van de afvaardiging ter vervanging van de heren DEWAEL en MALDAGUE. De heren MAINGAIN, MARCHAL en SERVAIS werden in hun mandaat bevestigd. Zoals de voorgaande jaren woonde de heer DELAFORTRIE, Secretaris van « Intermixt », de zittingen van het Controlecomité bij namens en in plaats van Minister DE SAEGER. Anderzijds heeft de heer COOL, die het voorzitterschap van het A.C.V. heeft verlaten, vanaf 1 januari 1969 eveneens ontslag genomen als effectief lid van het Controlecomité. Hij werd in deze funkties vervangen door de heer HOUTHUYS, Voorzitter van het A.C.V.
Hulde aan de heer Cool
Het Controlecomité heeft eraan gehouden een bijzondere hulde te brengen aan de heer COOL tijdens een vergadering in beperkte kring. De heer COOL is een der deelnemers geweest van de « Ronde Tafel van de Elektriciteit », die de ondertekening in 1955 van de Overeenkomst betreffende de elektriciteit voorafging. Hij was dientengevolge een der ondertekenaars van deze Overeenkomst van 1955 en hij moet onder de oprichters van het Controlecomité geteld worden. Hij nam hiervan driemaal het voorzitterschap waar : in 1957, in 1961 en in 1965. Het Controlecomité is een der instellingen waaraan de heer COOL gaarne een groot belang hechtte; hij beschouwde het als een der schoonste verwezenlijkingen van de sociale partners. Hij heeft er dan ook een actieve en ingrijpende rol in gespeeld. Op alle zittingen was hij aanwezig, volgde er met aandacht alle vraagstukken die besproken werden en kwam tussen met de gematigheid, het gezond verstand en het gezag dat hem eigen was. Zijn uitzonderlijke persoonlijkheid heeft in ruime mate bijgedragen tot de goede werking van het Controlecomité; aan hem heeft het Comité in ruime mate het vertrouwen te danken dat het geniet.
LV/ii
'l_ »'-*•
l u~t. Jt
->*"'
—
*
•
De h. COOL
Het Controlecomité heeft er eenparig aan gehouden hem hiervoor zijn erkentelijkheid te betuigen.
Samenstelling van het Controlecomïté
Sectie van Figaz voor het Coördineren van het Transport en de Distributie van Gas (C.T.D.-Gas)
Samenstellende organisaties de hh.
R. De Staercke
A.-G. Closon
P. Mollet
de hh.
A. Delourme G. Debunne G. Gamby
de hh.
A. Cool H. Van Hoorick A. Oleffe
de hh.
A. Colle A. Vander Haegen
Verbond der Belgische Nijverheid (V.B.N.) Effectief lid, Voorzitter van het Controlecomité (dienstjaar 1968-1969), Voorzitter van het V.B.N. Plaatsvervangend lid, Ondervoorzitter van het Controlecomité (dienstjaar 1968-1969), Ondervoorzitter van BRUFINA. Deskundige, Wetenschappelijk adviseur bij het V.B.N.
.
F. Rombouts
Algemeen afgevaardigde, Afgevaardigde-beheerder van de N.V. « Antwerpse Gasmaatschappij ». M. Dupont ""Plaatsvervangend lid, Afgevaardigde-beheerder van de Maatschappij « Distrigaz ».
hh
O
Algemeen Belgisch Vakverbond (A.B.V.V.) Effectief lid, Adjunct-Secretaris generaal van het A.B.V.V. Plaatsvervangend lid, Secretaris generaal van het A.B.V.V. Deskundige, Voorzitter van de Sector « Gazelco » van de Algemene Centrale der Openbare Diensten.
Beheerscomité van de Openbare Sector van de Elektriciteit (B.C.O.S.E.) (') J. Latin
de hh.
G. Van den Daele H. Smissaert J. Franck
Regeringsafvaardiging A. Baeyens
de hh.
Algemeen Christelijk Vakverbond (A.C.V.) Effectief lid, Voorzitter van het A.C.V. Plaatsvervangend lid, Voorzitter van de Christelijke Centrale voor Energie, Scheikunde en Leder. Deskundige, Directeur generaal van de Bankcommissie. Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (A.C.L.V.B.) Effectief lid, Nationaal voorzitter van de A.C.L.V.B. Plaatsvervangend lid, Secretaris van de A.C.L.V.B.
F. Hebette J. Sarot J.-L. Servais G. Marchai R. Maingain
de hh.
A. Thys R. Callens R. Schyns M. De Leener
de hh.
J. De Saeger S. Flamme A.-F. Detiège P. Jonnart
Minister van Openbare Werken, Voorzitter van « Intermixt ». Interim-Voorzitter van « Intermixt ». Ondervoorzitter van « Intermixt », Lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Ondervoorzitter van « Intermixt », Schepen van Sint-Lambrechts-Woluwe. Onafhankelijke deskundigen
de hh.
F. De Voghel M.-P. Herremans F. Trystram
Plaatsvervangend lid, Afgevaardlgde-beheordor van do Maatschappij Electrogaz. Plaatsvervangend lid, Vertegenwoordigt do Voroniglngon van Nljvorholdscontralos, Afgovaardigdo-bohoordor van do Voroniging dor Eloktrlscho Industriële Centrales van Bolglö.
Kabinetschef van de Minister van Economische Zaken, Woordvoerder van de afvaardiging. Hoofd van het economisch Kabinet van de Eerste Minister. Kabinetschef van de Minister van Binnenlandse Zaken. Directeur van Administratie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Directeur van Administratie bij het. Ministerie van Economische Zaken. Adviseur-Diensthoofd bij het Ministerie van Middenstand. Groepering van Gemeentelijke Beheerders van de Gemengde Intercommunales « Intermixt »
Beantwoordende instellingen Beheerscomité der Elektriciteitsondernemingen (B.C.E.O.) Algemeen afgevaardigde, Afgevaardigde-beheerder van do Maatschappij Intercom. Plaatsvervangend lid, Beheerder-Directeur generaal van do Maatschappij E.B.E.S.
Voorzitter van het B.C.O.S.E., Bestendig afgevaardigde van de provincie Luik. Ondervoorzitter van het B.C.O.S.E., Schepen van de Regies van de stad Gent. Ondervoorzitter van het B.C.O.S.E., Bestendig afgevaardigde van de provincie West-Vlaanderen. Beheerder van het B.C.O.S.E., Burgemeester van Sint-Gillis.
Vice-gouverneur van de Nationale Bank van België. Afgevaardigde-beheerder van Electrobel. Secretariaat
J. Henrard A. Celen M. Haes A. Hons
de
INTER-REGIES flonoomd.
Secretaris generaal. Adjunct-Secretaris generaal. Adviseur. Adjunct-Adviseur. 5
In het verslag behandelde onderwerpen
Het Controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas
Voorzitterschap van het Comité Wijzigingen van de samenstelling van het Comité Hulde aan de h. Cool Samenstelling van het Controlecomité
Inleiding PP! Elektriciteitsnijverheid Algemene vraagstukken
Meerprijs van de Belgische steenkolen en maakiooncontracten Elektriciteitsleveringen aan grootverbruikers Tarificaties Varia
Economische ontleding
—
Gemiddelde verkoopprijzen
• Laagspanning • Hoogspanning Verkoop en ontvangsten Kostprijzen en verkoopprijzen • Produktie en distributie • Produktie, koppeling en groot transport •
Distributie
Investeringen Rendabiliteit
Gasnijverheid Algemene vraagstukken
— Voorwoord
mm:
— Verwezenlijkingen • Transport • Distributie Leveringsvoorwaarden aan de kliënteel Toepassing van de B.T.W. Economische ontleding
— Gemiddelde verkoopprijzen • Huishoudelijk verbruik • Verbruik door handel, industrie en openbare diensten
i:
%$:
Verkoop en ontvangsten Kostprijzen en verkoopprijzen Investeringen en rendabiliteit • Transport • Distributie
11
Knokke - Lic"
tad
1968'
v:
•J'
Inleiding Elektriciteitsnijverheid Algemene vraagstukken
In de elektriciteitsnijverheid heeft het Controiecomité zich met een aantal treffende problemen bezig gehouden. In het kader van zijn politiek van prijsverlaging heeft het zijn actie bij de regering voortgezet om de opheffing te bekomen van de meerprijs die door de elektriciteitsnijverheid wordt betaald voor de Belgische steenkolen. Bij deze gelegenheid heeft het zijn aandacht gewijd aan tussen industriële verbruikers mogelijk geworden prijsdiscriminaties, die kunnen voortvloeien uit de uitbreiding van de maaklooncontracten, waarvan belangrijke industriële ondernemingen i n ^ bepaalde streken van het land genieten. mjj Het Controiecomité was van oordeel dat de opheffing van voornoemde meerprijs van aard zou zijn de oplossing te vergemakkelijken van het door de maaklooncontracten gestelde probleem. Op aanvraag van de regering werd het ertoe gebracht advies uit te brengen omtrent de mogelijkheden van goedkope leveringen van elektrische energie aan grootverbruikers, voor dewelke dit element een belangrijke weerslag heeft op de kostprijs. In het kader van het programma van tariefverlaging in laagspanning heeft het Controiecomité bovendien zekere elementen van de professionele tarificatie aangepast. Het heeft eveneens de toepassing van meer voordelige tarificaties voor het nachtverbruik aanbevolen. Verder heeft het met aandacht de grondige studies en enquêtes betreffende de residentiële en professionele klanten bestudeerd, die door het Beheerscomité werden doorgevoerd. In de gasnijverheid heeft het Controiecomité met aandacht de vraagstukken gevolgd die de geleidelijke invoering van het aardgas stelt. Het werd ertoe gebracht aan de regering zijn bemerkingen over te maken betreffende de voorgestelde wijzigingen aan het contract voor aankoop van aardgas aan Nederland. Verder heeft het aanpassingen bestudeerd en aanbevolen aan de contracten voor de nijverheid en aan de openbare distributie, aanpassingen die voortvloeiden uit deze wijzigingen. De weerslag van de nakende toepassing van de B.T.W. is zorgwekkend, voora in de openbare distributie. Na een grondige studie van het probleem heeft het Controiecomité de wens uitgedrukt dat overgangsmaatregelen zouden worden voorzien. In distributie heeft het aanbevolen het krediet, dat aan de distributiemaatschappijen per omgebouwde meter wordt toegekend, van 3.000 op 4.000 F te brengen. Dit gebeurt in het kader van het financieringsprogramma van de ombouwkosten, waarover in het voorgaand verslag werd uitgeweid. De samenwerking tussen de nieuwe regering en het Controiecomité is uitstekend gebleken. Een afvaardiging van het Controiecomité werd door de heer Eyskens, Eerste Minister, ontvangen en was tweemaal bij de heer Merlot, Minister van Economische Zaken. De eerste maal ging het om het verstrekken van een advies betreffende het nieuw contract voor aankoop van aardgas aan Nederland en de tweede maal om het vragen van de opheffing van de meerprijs die door de elektriciteitsnijverheid voor de Belgische steenkolen wordt betaald. Bij elke audiëntie werd het Controiecomité aangenaam getroffen door het onthaal en de aandacht waarmee zijn adviezen en aanvragen werden bejegend. Het Controiecomité verheugt zich over dergelijke vorm van samenwerking met de regering, samenwerking die een noodzakelijkheid is opdat het Comité zijn opdracht tot een goed einde zou kunnen brengen. Het Controiecomité heeft in de loop van het jaar 1968 8 zittingen gehouden, terwijl zijn commissies en werkgroepen er 63 hielden. 8
* « Çon,o,ecomilé en 2ii n pr
van zaken en de
w
° b l e m e n 9 es teld door de gang
2i0h
Meerprijs van de Belgische steenkolen en maaklooncontracten
r
„!?JlB!ï
vrije markt ter beschikking zijnde hranL*„«L Het Steitsnijverheid'bëiek^em^rr ^ ^ ' t
0
dan deze van
Deze
^
'-
de op de
^ ^ e van de elek-
-
- —-— .
door de centrales werkelijk verbruikte? brandstSfeff J? H J • - ^ d e prijs d e Pr J$ d e r W i j e b r a n d stoffen, kan inderdaad o wel oveweaen t o z E n S •,?• ' aan de elektriciteitsnijverhe d z e , f ^ ° f r , t e 9 a a n - ofwel op de vrije markt zal aangekocht hebben en zich aa e e2n d^e o m' ze V 6 r e n d i e h i j in stroom te laten aanrekenen. " etting ervan
tof *
'
m a a k l o o n c o
^
» g enoemd, neemt de jongste tijd ver-
billijkheid, en vervolgens omdat de veralgemenina
h e
l C o n , t r o l e c ^ i t é gezochte
deze discriminatie automatisch zou v e r g r ó S ? D T L Z ? 3 ' S r e s u l t a a t h e e f t dat is inderdaad gebaseerd op de werkelijk v l r h r ^ t ï X a t l e V a nd e c°ntracten H.S maaklooncontract verwerkte brandstolen^ (d w 2 H " ^ - ^ 9 e Z i e n d e ^ nomen zijn onder de voor I n d e x a t l e T b o e k ï t r a n d ^ 0 6 0 ^ 8 ^ n i e t stijgen met als uiteindelijk gevolg dat een s t ï ï Ï Ï ï ? ^ n ' k a " d e z e d e bevolking (de middelgrote en kleine, verbïïlteSï .. e m e r g e d e e l t e v a n dragen d,e de meerprijs der Belgische ^ S g e t r d i ' ^ * "
Centrale van Rodenhuize.
Het Controlecomité heeft dientengevolge beslist nieuwe stappen te de de heer Merlot, Minister van Economische Zaken, om de o p h e f f i n g i u r n , meerprijs te bekomen. De Minister had, op voorstel van het Steenkooldire ode een plan opgemaakt voor de opheffing van de meerprijs, dat over een p ^ { van drie jaar gespreid was. Op aandringen echter van het Controleco m |oofc |e hij zich geschaard achter de idee van een snellere opheffing en hij het vraagstuk opnieuw te onderzoeken. het Hij vroeg echter geen nieuwe maaklooncontracten meer af te s l u i t e n e "'hjnnen geval van de totale opheffing van de meerprijs, de bestaande contracten de drie maanden hierna op te slorpen, uitgezonderd voor bijzondere x zoeken gevallen. Het Controlecomité, dat deze mening deelde, deea dellijk de nodige aanbevelingen aan de maatschappijen.
Elektriciteitsleveringen aan grootverbruikers
regeri n 9'
• e
Het Controlecomité stond herhaalde malen voor vragen, vanwege o. om de mogelijkheid te onderzoeken het kWh tegen uitzonderli[ k Y voorwaarden te leveren aan industriële grootverbruikers. Het doel nie de inplanting in België te vergemakkelijken van bepaalde fabrikaten hoeveelheden elektriciteit vergen. Dit vraagstuk is niet eigen aan België en stelt zich in even scherpe in de buurlanden; sommige hiervan beschikken echter over betere moge dan België, zoals bijvoorbeeld goedkope hydraulische energie of g r ° t e heden brandstoffen tegen lage prijs, zoals bruinkool.
de|ige bj:
w as ^QXQ
Na een aandachtige studie van het vraagstuk en de mogelijke ^g op het geheel van de kliënteel, heeft het Controlecomité zijn stellingnam als volgt bepaald : . Q pr jjs, — indien de regering het nuttig acht het kWh tegen een meer voord d 3 e ' S v erantaan bepaalde ondernemingen te leveren, dan komt het haar toe te woordelijkheid hiervoor op te nemen, d.w.z. de ondernemingen z p. duiden en de gewenste prijsverlaging van het kWh ten laste te ne — de gunstvoorwaarden die eventueel aan bepaalde maatschappij e n d e worden toegekend mogen niet als gevolg hebben dat de prijs van blijvende kliënteel zou verhogen. een Bij de studie die de elektriciteitsnijverheid hieraan heeft gewijd, heeft e ^ tarificatiewijze voorgesteld die aan de industrieel toelaat de vaste ^^{ de aankoopformule te financieren; deze tarificatiewijze biedt aan ae mogelijkheid in het voordeel van de klant tussen te komen op basi wetgeving betreffende de investeringen. Het Controlecomité heeft geoordeeld dat deze tarificatiewijze in zou moeten kunnen voorgesteld worden aan elke industriële klant ai een aanvraag zou doen bij de elektriciteitsmaatschappij.
Tarificaties Tariefhervorming
van de d
In oktober 1967 werd in laagspanning een belangrijke tariefhervorm 9 ^ gevoerd. Men zal zich herinneren dat het ging om een vereenvoua y ^ __ het nationaal automatisch tarief (drie schijven in plaats van vier) e " h i | | e n d e betere aanpassing ervan aan de kostprijzen van het kWh voor de ye verbruikstypes; deze aanpassing heeft een lichte verhoging met zien y
Centrale van Amercœur.
aan de twee uiteinden van het tarief (kleine- en grote 'verbruikers) evenals een zekere verlaging voor de middelgrote verbruikers, die het grootste deel van de kliënten uitmaken. Deze tariefwijzigingen werden zeer vlug en bijna algemeen nagekomen. Er blijven enkele uitzonderingen over die uiteraard als gevolg hebben zekere tariefdiscriminaties te handhaven. Het Controlecomité werd ertoe gebracht aan de maatschappijen te de betrokkenen eraan te herinneren dat een gunstmaatregel getroffen voor de weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen (WIGS); hiervan dienen zij, die niet meer dan 120 kWh per jaar verbruiken, slechts de helft van het vastrecht te betalen.
Professionele tarificaties
Het Controlecomité heeft dit vraagstuk met bijzondere aandacht onderzocht. Men weet dat de professionele tarieven zich van het huishoudelijk tarief onderscheiden door het feit dat men het vastrecht en de lengte der schijven van het huishoudelijk tarief vermenigvuldigt met het aantal kW aan vermogen, waarover de professionele verbruiker beschikt. Naar aanleiding van verschillende klachten terzake is het Controlecomité overgegaan tot grondige studies en enquêtes betreffende de professionele en huishoudelijke aanwendingen. Het heeft aldus kunnen vaststellen dat de professionele verbruikers, voor een zelfde vermogen, over het algemeen een sterkere verantwoordelijkheid in de verbruikspiek hadden dan de huishoudelijke verbruiker; deze piek nu bepaalt de investeringen in het net. Ook gebruikt de professionele verbruiker met een zelfde totaal ingesteld vermogen zijn apparatengamma in ruimere mate dan de huishoudelijke verbruiker; tenslotte is in de tijd de verbruiksdiversiteit van de toestellen sterker in de huishoudelijke dan in de professionele sector; dit element draagt bij tot de verlaging van de kostprijs. In de logica van de kostprijs ligt dus besloten de noodzaak om in de professionele tarificatie het vermogen te doen tussenkomen; de terzake ondernomen studies worden actief voortgezet. Anderzijds heeft de vorm zelf van de professionele tarificatie als gevolg dat de vaststelling van het vermogen er een wezenlijk element van vormt. Men moet erkennen dat er een zekere diversiteit bestond in de wijze waarop het vermogen werd geschat. Op aanvraag van het Controlecomité heeft het Beheerscomité de criteria van deze vaststelling éénvormig gemaakt; de toepassing ervan is aan gang maar gebeurt voorzichtig om de gevestigde orde niet te sterk door elkaar te halen. Deze aanpassing blijkt in talrijke gevallen voordelig te zijn voor de kliënteel. Bovendien gaat het Beheerscomité over tot de installatie van vereenvoudigde toestellen voor het meten van het vermogen; deze zullen het voordeel bieden een einde te maken aan de discussies omtrent de raming van dit vermogen. Onafhankelijk van deze studies heeft het Controlecomité reeds zekere maatregelen in het voordeel van de professionele sector getroffen. Het heeft inderdaad, op voorstel van het Beheerscomité, een aanpassing der professionele tarieven aanbevolen voor de kliënteel waarvan de activiteit seizoengevoelig is. 12
•ft».
Deze zal voortaan met residentiële verbruikers worden gelijkgesteld gedurende de periode tijdens dewelke het professioneel gedeelte van haar installatie zal gesloten zijn. In het geval van volledige sluiting zal alleen een vastrecht van 20 F per maand aangerekend worden, terwijl er tijdens de dode periode geen enkele meteropname plaats vindt. Anderzijds zal, zoals verder blijken zal, de professionele sector een zeker voordeel halen uit de nieuwe tariefmaatregelen. Tenslotte werden de criteria voor de vaststelling van het vermogen herziene^ en werden zij voor de drijfkracht enigermate verlaagd. Het Controlecomité volgt eveneens met aandacht de ontwikkeling van de prijzen in laagspanning volgens de verschillende verbruikerscategorieën (professionele, huishoudelijke), teneinde desgevallend de corrigerende maatregelen te kunnen treffen die nodig mochten blijken.
Tariefprogramma
In 1965 had het Controlecomité voor het huishoudelijk verbruik een tariefprogramma vooropgezet. Dit kwam erop neer in 1970 een gemiddelde prijs van 2 F te bereiken, op basis van het indexcijfer van 1965 (in 1965 bedroeg de gemiddelde prijs 2,42 F); dit programma betekent dus, tegen constant indexcijfer, een verlaging van ongeveer 20 % in 5 jaren. Ondanks de degressiviteit der tarificaties en de in oktober 1967 aangebrachte tariefwijzigingen, die op basis van praktisch constante ontvangsten moesten verwezenlijkt worden, zou de verwachte verlaging van de kWh-prijs ongeveer 10 centimes tekort schieten om dit objectief te bereiken. Een bijkomende inspanning zal dus noodzakelijk zijn. In deze zin deed het Controlecomité, op voorstel van het Beheerscomité, een^ -^ aantal aanbevelingen aan de maatschappijen; de voornaamste hiervan h e b b e n d betrekking op de nachttarieven. Samengevat wordt de kWh-prijs voor uitsluitend nachtverbruik van 0,50 F op 0,40 F (indexcijfer 100) teruggebracht, en de prijs voor niet-uitsluitend nachtverbruik die in bepaalde tarificaties 0,65 F bedraagt, werd tot 0,50 F verlaagd. Deze maatregelen gelden eveneens voor de professionele tarificaties en zijn sedert 1 oktober 1968 in toepassing. Het gaat hier om interessante maatregelen voor de verbruikers, en waarvan de promotionele aard onder meer de verlaging van de kostprijs moet in de hand werken. Van haar kant heeft « Intermixt » het op zich genomen deze tariefwijzigingen aan te bevelen op voorwaarde dat de herziening van de prijs van de primaire energie en dientengevolge de deelname van de produktie aan te tariefverlagingen zo spoedig mogelijk zou worden bestudeerd. Van zijn kant meende het Beheerscomité van de Openbare Sector van de Elektriciteit deze maatregelen niet te kunnen aanbevelen aan zijn aangeslotenen, gezien het oordeelde dat de produktie had moeten tussenkomen in de vermindering van de ontvangsten die deze maatregelen voor de distributiemaatschappijen zouden kunnen veroorzaken.
Varia
Men zal hieronder een opsomming vinden van enkele andere vraagstukken die de aandacht van het Controlecomité tijdens het dienstjaar weerhouden hebben : — men weet dat in het kader van de akkoorden die integraal deel uitmaken van de Overeenkomst betreffende de elektriciteit en het gas van 1964, er een overeenkomst bestaat tussen het Beheerscomité en de Vereniging der Industriële Centrales die o.m. de oprichting voorziet van een gemeenschappelijke kamer, die gelast is met de coördinatie van de investeringen in produktie. Een bijvoegsel bij deze Overeenkomst werd aan het Controlecomité voorgelegd en door dit laatste goedgekeurd. In dit bijvoegsel werd de werking van de gemeenschappelijke kamer verbeterd op basis van de tijdens de eerste jaren opgedane ervaringen; — het Controlecomité werd ingelicht over het investeringsplan inzake elektrische centrales voor de periode 1971-1975. Dit plan werd door de gemeenschappelijke kamer uitgewerkt en bevat twee kerncentrales van 750 MW, vier thermische eenheden van 250 MW en een reeks turbojets; van de zijde van de openbare sector dient hieraan te worden toegevoegd een Dieselgroep van 30 MW van de stad Gent en twee gasturbines van 25 MW bij Socolié, te Luik; — het Secretariaat van het Controlecomité heeft deelgenomen aan de werkzaamheden van een commissie, die door de Minister van Economische Zaken werd opgericht om de vraagstukken te onderzoeken, die gesteld werden door het inlassen in het uitrustingsplan van kerncentrales met groot vermogen; — het Secretariaat van het Controlecomité werd betrokken bij een onderhoud tussen de algemeen afgevaardigde van de elektriciteitsnijverheid en een afvaardiging van de Professionele Raad voor de Metaalnijverheid; het onderhoud betrof de deelname van de Belgische nijverheid aan de constructie van turbines voor de kerncentrales. Er werd overeengekomen dat de aanbiedingen van de Belgische ondernemingen gunstig in beoordeling zouden worden genomen bij de bestellingen van de elektriciteitsnijverheid; — de Minister van Economische Zaken heeft aan het Controlecomité een vraagstuk voorgelegd dat zich stelt voor de elektriciteitsdistributie in de streek Saint-Vith - Malmédy, waar de concessies van de elektriciteitsdistributie in een reeks gemeenten de vervaldag bereikten. Deze kwestie wordt onderzocht; — de Tariferingscommissie van het Controlecomité heeft de samenstelling van het Elektriciteitsindexcijfer laagspanning herzien; zij is voornemens voorstellen in te dienen voor de aanpassing van dit indexcijfer aan de werkelijk verbruikte brandstoffen, zoals dat in hoogspanning het geval is.
Op aanvraag van het Controlecomité, zal het Beheerscomité tenslotte weldra andere voorstellen van tariefaanpassing voorleggen, die ditmaal zouden moeten leiden tot de verwezenlijking van hogervernoemd programma. 14
15
Elektriciteitsnijverheid Economische ontleding
Zoals in de vorige verslagen worden de hierna volgende elementen in deze analyse opgenomen : — gemiddelde verkoopprijzen in hoog- en laagspanning; — verkoop en ontvangsten; — kostprijzen; — investeringen; — rendabiliteit.
Gemiddelde verkoopprijzen
Vergeleken met 1967 hebben de gemiddelde prijzen voor huishoudelijk verbruik (belasting niet inbegrepen) zich als volgt ontwikkeld :
Laagspanning Jaar
1967 1968
Gemiddelde laagspanningsprijzen voor huishoudelijk verbruik
F/kWh
Vermindering in % tegenover 1954
Gemiddelde prijs (F/kWh)
Werkelijke
2,50 0
28,4
2.48
28.9
Tegen constant indexcijfer
3,40
43,3 44.4
VL
3,?n
Op nevenstaande diagram vindt men de ontwikkeling van deze prijzen sedert 1954; men kan er vaststellen dat zich sedert 1964 een stijgende beweging aftekent; de weerslag van de verhoging van het indexcijfer (3,7 % in 1965, 3,1 % in 1966, 4,6 % in 1967) werd inderdaad niet meer geneutraliseerd door de degressiviteit der tarieven. Indien er zich in 1968 een prijsverlaging voordoet, dan is dit te danken aan een kleinere verhoging van het indexcijfer (1,6 %>) evenals aan de nieuwe tariefmaatregelen, die in oktober 1967 in laagspanning in toepassing werden gebracht. Tegen constant indexcijfer mondt de evolutie in 1968 uit in een prijsverlaging van 4 centiemen. Er weze aangestipt dat de zwarte kurve van het diagram d e beste weergave is van het resultaat van de politiek die door de maatschappijen werd gevoerd inzake prijsverlaging. Sedert de ondertekening van de overeenkomst van 1955 bereikt de algemene verlaging van de gemiddelde prijs in huishoudelijk verbruik ongeveer 29 % , dan wanneer het indexcijfer laagspanning gedurende deze periode met 27,7 % is toegenomen. Tegen constant indexcijfer is de vermindering van de gemiddelde prijs groter dan 44 % .
3,00
\ \
•
Jaar
1967 1968
F/kWh
%0
\
\
2,60
> \
2,40
gemiddelde prijzen na uitschakeling
?,?0
2,47 2,44
+ 2,9 — 1.2
%0
2,62 2,68
+ 4,4 + 2,3
s
van de invloed van het indexcijfer
2,00
Overwegend verbruik drijfkracht F/kWh
l
2,80
Tegenover 1967 hebben de gemiddelde prijzen (belasting niet inbegrepen) voor professionele aanwendingen de volgende ontwikkeling gekend : Overwegend lichtverbruik
gemiddelde prijzen
1954
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66 67
68
(1) De voorlopige gemiddelde prijs die In het vorig verslag voor 1967 was aangegeven, werd met 2 centiemen verhoogd; de voor 1968 verstrekte prijs is het resultaat van provisies. (2) Prljsvariaties tegenover het voorgaande ]aar.
16 17
De op blz. 21 weergegeven grafiek laat toe het volgende vast te stellen : — in de sector van overwegend lichtverbruik doet zich vanaf 1965 een verhogingstendens voor die zich in 1967 sterk aftekent. In 1968 daalt de prijs daarentegen om dezelfde redenen als in de huishoudelijke tarificatie; — in drijfkracht neemt de verhogingstendens scherpere vormen aan; zij doet zich daar vanaf 1964 voor en zet zich in 1968 verder; de toepassing van de nieuwe tariefmaatregelen vallen, zoals voorzien, minder gunstig uit voor deze categorie verbruikers. Voornoemde grafiek laat een vergelijking toe van de evolutie van de gemiddelde prijzen zoals zij in laagspanning werkelijk betaald werden, en dit voor de verschillende huishoudelijke en professionele aanwendingen. Hij toont een zekere gelijklopendheid aan tussen de evolutie van de prijzen voor residentiele aanwendingen enerzijds en voor professionele aanwendingen met overwegend lichtverbruik anderzijds. .»
Gemiddelde prijzen in hoogspanning beneden 1.000 kW
Men stelt daarentegen vast dat de gemiddelde prijs in drijfkracht sneller stijgt dan elders, hetgeen voortspruit uit een minder goede benuttiging van deze verbruikscategorie en uit de overgang naar hoogspanning van een zeker gedeelte van de kliènteel, waaraan juist de laagste prijzen aangerekend werden.
Hoogspanning
Tegenover 1967 heeft de gemiddelde prijs (belasting niet inbegrepen) in hoogspanning voor de kliënteel die minder dan 1.000 kW vermogen opneemt de hiernavolgende evolutie gekend :
Jaar
1967 1968
Gemiddelde prijs (F/kWh) 1,22 1.21
Ontwikkeling in % tegenover 1954 Werkelijke
Tegen constant indexcijfer
— 3,9 — 4.7
— 18,9 — 19.7
In nevenstaande diagram vindt men de evolutie van deze prijzen sedert 1954 weergegeven; men stelt sedert 1962 o.m. een stijgende beweging vast, die in 1968 afgebroken wordt. Zoals in de vorige verslagen gezegd speelt de degressiviteit van de industriële tarificaties over het algemeen zeer weinig, hetgeen met zich brengt dat de verhoging van deze gemiddelde prijs v.n.l. toe te schrijven is aan de ontwikkeling van het indexcijfer H.S. Dit laatste had een verhoging gekend van 2,25 % in 1965, van 3,1 % in 1966 en van 2,5 7o in 1967.
gemiddelde prijzen na uitschakeling van de invloed van het indexcijfer
I
1954 55
I
I
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
Door het feit dat dit indexcijfer in 1968 slechts met 1,0 % stijgt, doet er zich dat jaar een prijsverlaging voor van 1 centiem.
Ondanks de prijsverhoging in de laatste jaren, stelt men dus vast dat sinds 1954 de vermindering van de gemiddelde prijs hoogspanning voor de contracten beneden 1.000 kW ongeveer 5 % bedraagt : indien men de weerslag van het indexcijfer uitschakelt bereikt die vermindering 20 %.
18 19
In hoogspanning boven 1.000 kW, d.w.z. voor de belangrijkste industriële verbruikers, bedraagt de gemiddelde prijs voor 1968 0,68 F, hetgeen een prijsverlaging betekent met 2 centiemen tegenover het voorgaande jaar. Tegen constant indexcijfer is deze prijs eveneens met 2 centiemen afgenomen. Het maximum-vermogen waarop de H.S. barema's van toepassing zijn werd sedert 1963 van 1.000 kW op 4.000 kW gebracht. Boven deze grens of voor een benuttigingsduur groter dan 4.000 uren vloeien de prijzen voort uit de contractuele voorwaarden die tussen de maatschappijen en hun industriële klanten^\ werden overeengekomen. O'
Gemiddelde prijzen in laagspanning
Gemiddelde prijzen in hoogspanning
F/kWh
O
F/kWh
2,70
Tegenover 1967 hebben de gemiddelde prijzen zich als volgt ontwikkeld : beneden
Gemiddelde prijzen (F/kWh)
2,65
Jaar tussen 1.000 en 4.000 kW Ç) 1967 1968
4.000 kW
1,20
boven 4.000 kW (2)
0,93
0,64
0,92
0,63
/
2,60
il
De hiernaast staande grafiek laat toe vast te stellen : — dat tussen 1.000 en 4.000 kW de prijzen tot in 1967 stijgen. In 1968 stelt men een verlaging met 1 centiem vast;
2,55
— dat boven 4.000 kW de stijgende tendens zich later en minder sterk voordoet. In 1968 stelt men eveneens een verlaging met 1 centiem vast. Voornoemde grafiek laat overigens toe een vergelijking te maken tussen de ', evolutie van de gemiddelde prijzen die in hoogspanning werkelijk betaalt^) werden, en dit volgens de belangrijkheid van de klanten. ^-" Men stelt vast dat de prijsverhoging afzwakt naargelang het opgenomen vermogen toeneemt. Globaal kan men zeggen dat de gemiddelde prijs vanaf 1.000 kW in de zin van een verlaging begint beïnvloed te worden door de grotere tussenkomst van leveringen met hogere benuttiging of met overwegend nachtverbruik. Boven 4.000 kW en voor een benuttigingsduur groter dan 4.000 uren is de indexatie over het algemeen verschillend van die welke voor de laagste categorieën wordt gebruikt; de kostprijs der brandstoffen, waarvan de ontwikkeling stabieler is gebleken, heeft hierin een groter belang. Daarenboven kunnen nieuwe belangrijke klanten eveneens tot een verlaging van de gemiddelde prijs bijdragen.
Sinds de ondertekening van de Overeenkomst van 1955 heeft de gemiddelde prijs hoogspanning voor contracten boven 1.000 kW een daling gekend van 11 centiemen of ongeveer 14 %>; indien men de invloed van het indexcijfer uitschakelt bedraagt de verlaging ruim 28 %>.
2,50
1,10 'S*
ƒ
residentieel
1
1 ii\ \ Vs AI
100 tussen 1.000 en 4.000 kW
ƒ
y
-
0,90
—
-
-
1
2.45
0,80
ƒ
2,40
y
1
drijfkracht
boven 1.000 kW 0,70
—
T verlichting|
-
.—--
|
2,35
0,60
2,30
0,50
1961 62 63 64 65 66 67 68
—r
I963
boven
64
£.000
65
kW
66
67
68
(1) En voor benuttigingsduur kleiner dan 4.000 uren. (2) Of voor benuttigingsduur groter dan 4.000 uren.
20
--/V
21
Electriciteitsdienst van de stad Gent. Dieselmotor van 30 000 P.K.
Verkoop en ontvangsten (')
o
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van deze elementen weer vanaf 1960 (in % tegenover het voorgaande jaar) (2) 1960
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
+ 10,3
+ 7,2
+ 14,3
+ 6,5
+ 9,9
+ 7,6
+ 7,8
+ 9,0
Ontvangsten
+ 3,0
+ 3,9
+ 9,6
+ 8,1
+ 13,3
+ 10,3
+ 9,2
+ 11,4
Gemiddelde verkoopprijs (3) .
— 6,8 — 3,0
— 4,2
+ 1,5
+ 3,0
+ 2,5
+ 1,2
+ 2,3
Verkochte hoeveelheden.
. .
In 1967 was de expansie van de verkoop sterker dan in de loop van de twee voorgaande dienstjaren. De verhoging van de ontvangsten verliep eveneens sneller en bleef bovendien sterker dan deze van de verkoop. Overigens stelt men vast dat, indien de verhoging van de ontvangsten van 1960 tot 1962 kleiner bleef dan deze van de verkochte hoeveelheden, er zich een ommekeer heeft voorgedaan sedert 1963; de verklaring hiervan ligt o.m. bij het toenemend belang dat de verkoop in laagspanning heeft ingenomen en waar de indexatie sterker heeft doorgewerkt dan in hoogspanning. De verhoging van de gemiddelde prijs 1967 was zoals vorig jaar het gevolg van een overwicht van de opwaartse druk door de stijging van de indexcijfers (2,5 % in H.S. en 4,6 % in LS.) op de neerwaartse tendens door de degressiviteit der tarieven.
Kostprijzen en verkoopprijzen
Men vindt bij dit verslag als bijlage 1 een vereenvoudigd overzicht van de door het B.C.E.O. opgemaakte bestedingen van de ontvangst 1967 met betrekking tot de volgende sectoren : — voortbrenging, koppeling en grote overbrenging; — distributie; — geïntegreerde voortbrenging en distributie. De hiernavolgende gegevens werden uit deze bestedingen van de ontvangst geput; zij laten een voldoend nauwkeurige voorstelling toe van de ontleding van de gemiddelde verkoopprijs (*). (1) De hiernavolgende cijfergegevens werden beperkt tot het dienstjaar 1967, gezien de elementen voor 1968 slechts provisionele inlichtingen waren op het ogenblik van de redactie van voorliggend verslag (2) Deze gegovons hebben betrekking op de totale verkoop van de prlvé-maatschappljen, 11 z de verkoop van do voortbrenging aan de rechtstreekse kllenteel en aan de openbare distributieondernemingen, ovenals op de hoog- en laagspannlngsverkoop van de distributie Hierbij is dus de verkoop uitgeschakeld van de privó-voortbrengingsmaatschappljen aan de prlvé-distributiemaatschappljen. (3) Hot gaat hlor, In feite, om do gemiddelde ontvangst der maatschappijen per kWh (*) In dit opzicht dlont er te worden aangestipt — dat in geïntegreerde produktie-distributie evenals In produktle de kost van de door de maatschappijen aangekochte energie over de voornaamste kostenposten verdeeld werd (nl over de brandstoffen, de beheers- on exploitatiekosten, de afschrijvingen en de financiële lasten), — dat tot oon hergroepering van posten werd overgegaan
22
23
Schelle - Schlamms-opslagplaats. Graafmachine met sleepemmers.
1. Geïntegreerde produktie en distributie
Indien men de toestand van 1967 beschouwt op basis van de op blz. 27 en 62 verstrekte cijfergegevens, dan stelt men oen verhoging van de gemiddelde verkoopprijs vast die groter is dan deze van de exploitatiekostprijs. Het brutoresultaat kende dientengevolge een verhoging die o.m. opgevangen werd door de verhogingen van de winstaandelen der gemeenten en van de fiscale lasten, zodat er zich tenslotte een stabilisatie van de nettowinst per eenheid voordeed.
Een verder doorgedreven onderzoek van de hiernavolgende tabel 1 laat toe het volgende vast te stellen : Gemiddelde verkoopprijs. — De toename van deze prijs (2,8 c.) is sterker dan in 1966, en dit ingevolge de verhoging van de indexcijfers. Exploitatiekostprijs. — De vastgestelde verhoging (2 c ) , is minder groot dan in het voorgaand dienstjaar en is v.n.l. toe te schrijven aan de toename van de weerslag per eenheid van de afschrijvingen (1,4 c ) . Bij de ontleding van de bestanddelen van deze kostprijs komt het volgende naar voor : Grondstoffen. — De weerslag per eenheid van deze post is praktisch stabiel gebleven door het feit dat de verhoging van de kostprijs der brandstoffen geneutraliseerd werd door de vermindering van het specifiek verbruik. Beheers- en exploitatiekosten. — De weerslag per eenheid van deze kosten kent een lichte afname (0,2 c ) ; er dient terzake rekening te worden gehouden met de staking van einde 1967 en met het inschakelen van personeel in werken vooj, rekening van derden. Afschrijvingen. — De verhoging van de weerslag per eenheid van deze post (1,4 c.) vloeit o.m. voort uit een veralgemeende toepassing in produktie van de afschrijvingen op in aanbouw zijnde constructies. Sedert 1959 heeft het gemiddeld afschrijvingspercentage van de maatschappijen zich als volgt ontwikkeld (in %>) : 5,25 — 5,14 — 4,94 — 4,74 — 4,46 — 4,32 — 4,46 — 4,49 — 4,49. Sedert enkele jaren hebben deze percentages zich gestabiliseerd ingevolge de aanbeveling van het Controlecomité inzake de afschrijvingen. Diversen. — Men stelt vast dat de eenheidswaarde van deze post, die vrij stabiel was gebleven, sedert 1966 op een vrij gevoelige wijze toegenomen is. Brutoresultaten. — Uitgedrukt per kWh kennen deze resultaten een stijging met 1,1 centiem. Onder deze rubriek stelt men een verhoging vast van de winstaandelen van- en vergoedingen aan gemeenten, van de financiële en de fiscale lasten, terwijl de nettowinst per kWh praktisch gelijk is gebleven.
24 25
Geïntegreerde produktie en distributie Verkoopprijs en kostprijs
F/kWh 1.40
Ontleding van de gemiddelde verkoopprijs (in F/kWh).
F/kWh 0.40 beheers.en exploitatiekosten 0,35
1,30
\
gemiddelde verkoopprijs
1.20 \
\
/
1961
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1. Gemiddelde verkoopprijs (') .
1,214
1,177
1,128
1,148
1,180
1,209
1,224
1,252
2. Exploitatiekostprijs
0,859
0,811
0,767
0,792
0,800
0,813
0,847
0,867
0,276
0,251
0,241
0,258
0,256
0,253
0,252
0,253
2. Beheers- en exploitatiekosten .
0,344
0,343
0,321
0,340
0,360
0,367
0,383
0,381
i
0,217
0,196
0,183
0,172
0,164
0,173
0,188
0,202
4. Diversen
0,022
0,021
0,022
0,022
0,020
0,020
0,024
0,031
3. Andere lasten
0,015
0,017
0,019
0,021
0,021
0,021
0,022
0,019
4. Brutoresultaten
0,340
0,349
0,342
0,335
0,359
0,375
0,355
0,366
0,070
0,070
0,069
0,064
0,076
0,077
0,084
0,090
0,065
0,068
0,078
0,081
0,084
0,090
0,103
0,106
0,052
0,058
0,044
0,047
0,048
0,057
0,028
0,032
0,009
0,009
0,006
0,008
0,009
0,006
0,005
0,004
0,144
0,144
0,145
0,135
0,142
0,145
0,135
0,134
>
y
/
1960
0.30 grondstoffen
/ 0,25
SS
1,10
afschrijvingen
0,20
S
S
1,00
S*
Afcrhriivinaen
"X.
nettowinst
0,15
*^ financiële lasten
0,90
0,80
Tabel 1. — Geïntegreerde produktie en distributie.
Bestanddelen van de gemiddelde verkoopprijs
sS
exploitatiekostprijs
0,10
1. Winstaandelen van- en vergoedingen aan gemeenten . . .
gemeentelijke winstaandelen en vergoedingen
===== _ A — ••
^-«***
w
*m —
0,05
\
S \
fiscale lasten 0,70
1960 61
62 63 64
65 66 67
1960 61
62 63
64
65
66
67
V)
26
Deze prijs vormt de som van de rubrieken 2, 3 en 4. Het gaat hier, In feite, om de gemiddelde ontvangst per eenheid.
27
Verbrande-Brug Driepolige pneumatische vermogensschakelaar.
2. Produktie Ç) Indien men de toestand van 1967 beschouwt aan de hand van de op blz. 30 en 60 verstrekte cijfergegevens, dan stelt men vast dat er zich een sterkere verhoging voordoet van de verkoopprijs dan van de exploitatiekostprijs, hetgeen leidt tot een lichte verhoging van het brutoresultaat per kWh. Deze verhoging uit zich in een toename van de nettowinst per kWh.
Een meer doorgedreven onderzoek van onderstaande tabel 2 laat toe het volgende vast te stellen : Gemiddelde verkoopprijs. — De verhoging (1,5 c.) van deze prijs is toe te schrijven aan de stijging van het indexcijfer. Exploitatiekostprijs. — De verhoging van deze prijs (1 c.) is toe te schrijven aan de gevoelige toename van de weerslag per eenheid van de afschrijvingen (1,4 c.) en aan een lichte vermindering van deze van de beheers- en exploitatiekosten (0,4 c ) , waaromtrent men hoger de toelichtingen vindt. Brutoresultaten. — Rekening houdend met de ontwikkeling van de andere lasten nemen de brutoresultaten met 0,7 centiemen toe. Onder deze rubriek weze aangestipt de toename van de weerslag van de fiscale lasten (0,3 c.) en van de nettowinst per kWh (0,4 c ) .
3. Distributie Indien men de toestand van 1967 beschouwt aan de hand van de op blz. 31 en 61 verstrekte cijfergegevens, dan stelt men vast dat de verkoopprijs sterker toeneemt dan de exploitatiekostprijs, hetgeen leidt tot een lichte verhoging van het brutoresultaat per kWh. De uitsplitsing van dit resultaat brengt o.m. naar voor een verhoging van de weerslag van de winstaandelen der gemeenten en een vermindering van de nettowinst per kWh.
Een meer nauwkeurig onderzoek van hiernavolgende tabel 3 laat toe het volgende vast te stellen : Gemiddelde verkoopprijs. — De stijging (3,2 c.) van deze prijs is toe te schrijven aan de verhoging van de indexcijfers hoog- en laagspanning; deze woog inderdaad sterker door dan de degressiviteit der tarieven. Exploitatiekostprijs. — De verhoging (2,8 c.) vloeit v.n.l. voort uit de toename van de aankoopprijs van de energie (2,2 c ) . Brutoresultaten. — De vastgestelde verhoging (0,6 c.) komt tot uiting in een verhoging van de winstaandelen der gemeenten (1,1 c ) , van de fiscale lasten (0,2 c.) en van de financiële lasten (0,4 c ) , terwijl de nettowinst per kWh met 0,9 centiem inkrimpt. In 1966 bedroeg deze vermindering 2,1 centiemen.
Koppeling on groot transport Inbegrepen.
29
Tabel 3. — Distributie. Ontleding van de gemiddelde verkoopprijs. Tabel 2. — Produktie. Ontleding van de gemiddelde verkoopprijs.
in F/kWh Rubrieken
in %
in F/kWh
in %
1966
1967
1966
1967
1 . G e m i d d e l d e v e r k o o p p r i j s (')
1,740
1,772
100,0
100,0
2. Exploitatiekostprijs
. . . .
1,388
1,416
79,8
79,9
1. Aankoop van energie . . .
0,901
0,923
51,8
52,1
2. Beheers- en exploitatiekosten
0,340
0,343
19,6
19,4
3. Afschrijvingen
0,126
0,132
7,2
7,4
4. Diversen
0,021
0,018
1,2
1,0
Rubrieken 1966
1967
1966
1967
1 . G e m i d d e l d e v e r k o o p p r i j s (')
0,750
0,765 ' 100,0
100,0
2. Exploitatiekostprijs
0,562
0,572
74,9
74,8
1. Grondstoffen
0,242
0,242
32,3
31,6
2. Beheers- en exploitatiekosten
0,196
0,192
26,0
25,1
3. Afschrijvingen
0,112
0,126
14,9
16,5
4. Diversen
0,012
0,012
1,7
1,6
3. Andere lasten
0,019
0,017
1,0
1,0
3. Andere lasten
0,014
0,012
1,9
1,5
4. Brutoresultaten
0,333
0,339
19,2
19,1
4. Brutoresultaten
0,174
0,181
23,2
23,7
1. Winstaandelen van- en vergoedingen aan gemeenten .
0,159
0,170
9,1
9,6
. . . .
1. Financiële lasten
0,068
0,068
9,0
8,9
2. Financiële lasten
0,061
0,065
3,5
3,7
2. Fiscale lasten
0,013
0,016
1,7
2,1
3. Fiscale lasten
0,028
0,030
1,6
1,7
3. Nettowinst
0,093
0,097
12,5
12,7
4. Diversen
0,009
0,007
0,5
0,3
5. Nettowinst
0,076
0,067
4,5
3,8
(') Deze prijs vormt do som van do rubrlokon 2, 3 on 4. Hot gaat hlor, In lolto, om do gemiddelde» ontvangst por oonhold. Deze prijs ontvangst.
30
de som van de rubrieken 2, 3 en 4. Het gaat hier, in feite, om de gemiddelde
31
Kapellen, openbare verlichting
Investeringen O
Hiernavolgende tabel toont aan dat de investeringen van de maatschappijen van het B.C.E.O. in 1967 globaal kleiner zijn dan deze van 1966; produktie en distributie kennen hieromtrent verschillende ontwikkelingen. 1963
1964
1965
1966
1967
Produktie : min F % van de ontvangst.
2.186 28,4
3.113 36,1
3 802 41,0
3.962 39,8
3.453 31,6
Distributie (2) : min F % van de ontvangst.
1.438 17,0
1.893 19,2
2.072 19,1
2.470 21,0
2.786 21,2
Totaal : min F % van de ontvangst.
3.622 31,3
4.990 38,1
5.874 40,7
6.366 40,4
6.239 35,5
De in produktie vastgestelde vermindering is toe te schrijven aan een tijdelijke vertraging van de uitvoering van het uitrustingsprogramma; men mag er zich aan verwachten dat de verhouding tussen investeringen en ontvangsten op lange termijn verder zal toenemen, zoals in het vorig verslag werd vooropgesteld.
Rendabiliteit
De ontwikkeling van de verhouding tussen de nettowinst van de maatschappijen, voor hun activiteit elektriciteit, en hun overeenkomstig maatschappelijk vermogen, d.w.z. de ontwikkeling van de rendabiliteit van de eigen fondsen komt als volgt voor : 1961
1962
1963
1964
1965
1966
1Î567 i
9,14
8,67
9,44
9,54
8,53
8 38
—
6,67
6,00
6,66
6,72
6,57
7 30
7,38
7,99
7,42
8,14
8,20
7,64
7,92
Produktie Distributie
Totaal
(') Door Invostorlngon dlont vorstoan to wordon do bodragon ultgogovon voor matorlblo waarden der vastgologdo middelen (workon In aanbouw Inbogropon) Ingovolgo — do bouw van nlouwo Installâtes, — de aankoop (ovornamo) aan dordon van oudo Installotlos (3) Gomongdo Intorcommunalos-olgonnnrs Inbogropon
32
Gasnijverheid
i
i )
Algemene vraagstukken
Zoals voor de elektriciteit het geval was, handelt het eerste hoofdstuk van dit deel van het verslag over de verwezenlijkingen en de vraagstukken die ermee verbonden zijn en die in de loop van 1968 dienden behandeld te worden. In het tweede hoofdstuk is de studie van de economische toestand van de sector weergegeven. Deze studie is gebaseerd op statistische gegevens van het voorgaande jaar, gezien de elementen betreffende 1968 op het ogenblik van de opstelling van voorliggend verslag niet beschikbaar waren.
Op het ogenblik dat de bestudeerde sector zijn ombouw op aardgas doormaakt, lijkt het wel nuttig van deze gelegenheid gebruik te maken om nogmaals de basisideeën naar voor te brengen die ten grondslag liggen aan deze radikale omvorming, waartoe men ook in andere landen is overgegaan. De gasnijverheid heeft geopteerd voor een politiek van expansie van het verbruik; dit was slechts mogelijk door het cokesovengas prijs te geven en beroep te doen op een overvloedig en tegen een lage prijs beschikbare primaire energie, zoals men deze in het Nederlands aardgas heeft aangetroffen. Eenmaal deze politiek door de regering en het Controlecomité was goedgekeurd, heeft de gasnijverheid een belangrijk investeringsprogramma aangevat : ruim 6 miljard F in de sector van het groot transport, 8 miljard F in de ombouw, terwijl vooraleer de afwerking van het distributienet tegen 1973 in orde zal zijn, weer ongeveer 6 miljard F zal zijn uitgegeven. De operatie is dus volop aan gang en is intussen onomkeerbaar geworden : tegen 1973 zal zij ons land toelaten te kunnen beschikken over een distributiecapaciteit die vijfmaal meer kalorieen zal kunnen verwerken dan thans het geval is. Om dit te verwezenlijken heeft deze nijverheid echter belangrijke economische risico's op zich genomen. Gelet op dit aspect der zaken, dient men ervan bewust te zijn dat het voordeel, dat men zal halen uit de aankoop van het aardgas tegen een prijs die op de helft ligt van deze van het cokesovengas, op de eerste plaats zal moeten worden ingezet voor het dekken van de nieuwe financiële lasten die de genoemde investeringen met zich zullen brengen. Een ander aspect van het probleem ligt in het feit dat de kostprijs hoofdzakelijk uit vaste kostenelementen bestaat, terwijl het voordeel dat men uit de aanwending van aardgas kan halen proportioneel is met de aan de grens gekochte hoeveelheden; juist hieruit vloeit de noodzaak voort om expansie van het verbruik voorop te stellen om aldus eveneens over een zo groot mogelijk aantal m3 de vaste kosten te spreiden. Een dergelijke expansie is echter uiteraard alleen mogelijk, indien het aardgas een zekere competitiviteitsgraad verwerft of behoudt tegenover concurrerende energieprodukten, en v.n.l. tegenover de petroleumprodukten. Het is trouwens in deze optiek dat de leveringsvoorwaarden voor de rechtstreekse industriële kliënteel en de tarieven voor verwarmingsdoeleinden werden vastgesteld; deze houden reeds een aanzienlijke verlaging in van de gemiddelde prijs.
Ombouwoperatie bij oen aangeslotene.
Men onthoude uit het voorgaande dat het beleid van de gasnijverheid gebaseerd is op een expansieritme van het verbruik dat slechts haalbaar wordt geacht mits een zorgvuldig bestudeerde tariefpolitiek; men notere hierbij dat de aankoopvoorwaarden aan de grens juist in functie van dit expansieritme en rekening houdend met de in te zetten financiële middelen werden bedongen. 35
Het Controlecomité heeft de gedane voorstellen zorgvuldig onderzocht en het is voornemens de ontwikkeling van de operatie te volgen, teneinde ten gepaste tijde te onderzoeken welke nieuwe maatregelen zouden kunnen getroffen worden. Dit zal het geval zijn op het ogenblik waarop het voordeel voortvloeiend uit de verkochte hoeveelheden een peil zal bereikt hebben, dat zal toelaten de nieuwe lasten in hun geheel te dekken en waarop ieder bijkomend voordeel dat de expansie van de verkoop met zich zal brengen aan tariefmaatregelen zal kunnen worden gewijd. • ^
Poppel
De taak van de gasnijverheid is niet gemakkelijk. Het gaat er voor haar om zo* snel mogelijk nieuwe klanten te vinden onder competitiviteitsvoorwaarden die fluctuerend worden gemaakt door de vrijheid waarover de concurrerende sectoren beschikken, evenals door de weerslag die de toepassing van de B.T.W. op deze competitiviteit zou kunnen hebben. Aan de werkelijke gebreken van het uitgewerkte systeem zullen in feite slechts correcties kunnen worden aangebracht nadat men de sector zal toegelaten hebben zijn normaal uitbatingsniveau bereikt te hebben.
Verwezenlijkingen
In de loop van 1968 heeft de gasnijverheid op actieve wijze verder gewerkt aan de uitvoering van het programma, voorzien ter voorbereiding van het in gebruik nemen van het Nederlands aardgas. Men weet dat dit programma de volgende punten omvatte : — in transport : het aanleggen van een nieuwe infrastructuur en de uitbreiding van de rechtstreekse industriële kliënteel; — in distributie: de ombouw van de netten en van de distributietoestellen; — voor de gezamenlijke gasnijverheid : • de vaststelling van de leveringsvoorwaarden aan de kliënteel; • het onderzoek van het vraagstuk gesteld door de nakende toepassing van de belasting op de toegevoegde waarde (B.T.W.).
I
Transport
Nieuwe infrastructuur - Rechtstreekse industriële klanten In de loop van 1968 werd het transportnet als volgt uitgebreid : — de verbinding van Brussel met de kust werd voltooid door het in dienst nemen van de leidingen Brussel-Gent (lengte : 42 km; doorsnede : 500 mm) en Pittem-Zandvoorde (lengte : 34 km; doorsnede : 350 mm); — in het noorden van het land werd Herentals met de stad Antwerpen verbonden door een leiding van 38 km lengte en 500 mm doorsnede; — bovendien werd een geheel van leidingen met een kleinere doorsnede (100 tot 250 mm) aangelegd enerzijds in Limburg (50 km), om Genk en Hasselt te bevoorraden, en anderzijds ten zuiden van Brussel voor de verbinding Waterloo-Namen (44 km).
OMBOUW OP AARDGAS TOESTAND EINDE JANUARI 1969 In dienst zijnde net van Distrigaz. In aanleg zijnde of ontworpen net. Industriële ondernemingen verbruikers van aardgas. Industriële ondernemingen onder kontrakt die nog niet verbruikers zijn van aardgas. Zones door een aardgasnet bediend. Distributiezones reeds op aardgas omgebouwd.
Nevenstaande kaart geeft de toestand van het transportnet weer begin 1969. Zij geeft de ligging aan van de industriële ondernemingen, die aardgas verbruiken.
37
Distributie Ombouwprogramma
Ombouw der netten en der verbruikstoestellen De ombouw der netten en der verbruikstoestellen werd zodanig uitgevoerd dat einde 1968 ruim 485.000 abonnee's op aardgas stonden.
mammm
Voornoemde kaart laat toe de omgebouwde zones te localiseren in het geheel van de met gas bedeelde streken. De operaties zullen wellicht verder gaan volgens het onderstaande programma, dat het benaderend ritme weergeeft van op aardgas om te bouwen abonnee's 1969 525.000 1970 380.000 1971 180.000 1972 eventueel saldo Men zal vaststellen dat deze previsies een versnelling inhouden tegenover deze welke in het voorgaande verslag werden weergegeven.
Economische toestand van de distributie-intercommunales Financiële vraagstukken
Op dit gebied heeft het Controlecomité de volgende punten onderzocht : — de financiering van de ombouwkosten; — de weerslag van de spreiding van de ombouwoperaties; — het vraagstuk gesteld door een eventuele dispariteit in de economische toestanden van de distributie-intercommunales.
Deze schikkingen hadden in feite een dubbel doel : -
aan de gemengde intercommunales, die in moeilijkheden verkeerden een voldoende rendabiliteit te verzekeren;
-
vermijden dat de intercommunales, die er beter aan toe waren, een overdreven rendabiliteit zouden hebben.
Financiering van de ombouwkosten Zoals men weet werden vanaf 1966 bijzondere schikkingen getroffen om een financiering te verzekeren die globaal ruim 8 miljard F vertegenwoordigt, r uitgewerkte methode kwam er op neer tot een verdeling en spreiding van de financiële lasten te komen. Hierdoor moest het de distributie-entiteiten mogelijk worden aan hun kliënteel voordelige tariefvoorwaarden toe te kennen zonder dat daarom de resultaten van deze entiteiten te sterk zouden worden bezwaard tijdens de eerste jaren van de exploitatie van het aardgas.
Het onderzoek van dit vraagstuk is nog steeds aan gang, gezien de tot hiertoe voorgestelde previsionele studies herwerkt moeten worden om rekenina te t a r M goedgekend d e ^ " * ^ die door het C o n t r o « T e 9 r d e n Het blijkt echter dat een oplossing voor de entiteiten riip in verkeren gemakkelijker zou kunnen gevonden worde ' d a n ' i d' v van de tussenkomst van het financieringsfonds, waarvan hoger g sprake sprake D Daarentegen dient nog een oplossing gegeven te worden aan het vraaastuk der te voorz.ene winstverhoging in bepaalde beter geplaatste e n t S e n
Zo werd er destijds beslist aan elke distributie-entiteit een lening van 3.000 F per omgebouwde abonnee toe te kennen; de terugbetaling van de schuld zou verlopen over een periode van 20 jaar, naar rato van de door deze entiteiten aan de Maatschappij Distrigaz aangekochte m3 aardgas. De in 1967 opgedane ervaring inzake de ombouw heeft echter een zekere aanpassing van deze schikkingen gevergd. Gezien de ombouwkosten zwaarder zijn uitgevallen dan voorzien, werd de tussenkomst van het financieringsorganisme op 4.000 F per teller gebracht. Er werd nochtans beslist de terugbetalingsvergoedingen tot einde 1974 op de aanvankelijk bepaalde voet te handhaven, te weten op 16 centiemen per verkochte m3 aardgas. Spreiding van de ombouwoperaties Het Controlecomité heeft eveneens het onderzoek voortgezet van de weerslag die de spreiding in de tijd van de ombouwoperaties zou kunnen hebben op de aankoopprijs van het gas door de distributie-entiteiten.
Leveringsvoo rwa arden aan de kliënteel
Aankoop van aardgas aan Nederland
ongeveer 80 miljard m3.
hoeveelheid van
toenemen om vanaf 1976 3 miljard m3 aardgas te oerelkén 39
I
Aardgasleiding - Merelbeke-Pittem.
Het ander contract betreft de leveringen voor de industriële kliënteel die minstens 1 miljoen m3 aardgas per jaar opneemt. In deze sector rekent men vanaf 1976 op een jaarlijks verbruik van 2 miljard m3. Wat betreft de verkoopprijzen aan de kliënteel weze eraan herinnerd dat, gezien de capaciteit van een leiding afgestemd is op maximaal debiet, de kostprijs van het transport toeneemt wanneer deze capaciteit niet ten volle en op regelmatige wijze wordt benut. Het is om deze reden dat de leveringsvoorwaarden zodanig geformuleerd werden dat de prijs van het gas een verhoging kent wanneer deze opnamen onregelmatiger gebeuren. De huishoudster die haar keukenfornuis dagelijks gebruikt, maakt een regelmatiger gebruik van het beschikbaar debiet dan een verwarmingsinstallatie die uitsluitend tijdens het koude seizoen in werking is. De uitbreiding van de verwarming brengt dientengevolge een degradatie met zich van de regelmatigheid van de opnamen.
In de loop van 1968 overwoog men, na onderhandelingen tussen de N.A.M, en Distrigaz, bepaalde wijzigingen aan de aankoopvoorwaarden van aardgas aan Nederland en de in 1965 afgesloten contracten te versmelten, zodat de N.A.M, voortaan geen enkel onderscheid meer hoefde te maken tussen de leveringen voor de industriële kliënteel en deze voor de openbare distributie. Globaal beschouwd zijn deze nieuwe schikkingen strenger inzake de regelmatigheid van het totaal verbruik van aardgas en de minimaal op te nemen hoeveelheden. Daarentegen zullen zij, op het vlak van de opgelegde minimumbenuttiging (3.250 uren), leiden tot een prijsverlaging van 3,2 centiemen per m3 of 4,7 % . Men stippe hier eveneens aan dat de nieuwe formule, waarin de aankoopprijs van Distrigaz is vastgelegd, deze maatschappij zal toelaten gemakkelijker gas te verkopen aan bedrijven die onderbrekingen in de leveringen toestaan; deze onderbrekingen laten een verbetering toe van de regelmaat van de opnamen, zodat de gemiddelde aankoopprijs aan de N.A.M, hierdoor een verlaging ondergaat. Tenslotte voorzagen de voorstellen een verbetering van de herzieningsprocedure van het contract, zodat de voorwaarden in hun geheel om de drie jaar zouden kunnen herzien worden, en eventueel ook zes maanden na de invoering in België van de B.T.W.; de duur van deze laatste periode kan bovendien, mits eenparig akkoord, herleid worden. Op verzoek van de Minister van Economische Zaken om inzake deze belangrijke wijziging van het contract advies uit te brengen, heeft het Controlecomité geoordeeld dat men deze wijzigingen moest aannemen voor zover dat : — Distrigaz de verantwoordelijkheid op zich zou nemen inzake de door het nieuw contract bepaalde hoeveelheden; — het nieuw contract, alle andere voorwaarden gelijk blijvend, geen enkele verhoging zou veroorzaken van de verkoopprijs van het gas aan de verschillende categoriën verbruikers. 40
•^^•MÊÊSte&*^M&a&
Op dit gebied werden de tarieven — vastrechttarieven genoemd — als volgt vastgelegd :
De aandacht van het Controlecomité werd bovendien v.n.l. getrokken door de herzieningsclausule, die in verband met de invoering van de B.T.W. is voorzien. Bij deze gelegenheid heeft het aanbevolen dat er, bij de aanvaarding van de voorgestelde wijzigingen aan het contract van de N.A.M., zou dienen overeengekomen te worden dat deze revisie zou moeten plaats hebben zodra bekend zal zijn welk het nieuw prijsbeleid op de andere energiemarkten is na de toepassing.
Tarief A. — In het geval van een geïnstalleerd calorisch vermogen voor de verwarming begrepen tussen 23.000 en 35.000 Kcal/u of van een jaarlijks verbruik van 3.500 tot 5.000 m3 aardgas. Vastrecht 4.032 F per jaar Evenredige term 2,04 F per m3 (')
•
Tenslotte heeft Distrigaz, in akkoord met de N.A.M., bekomen dat deze h e r - ^ zieningsclausule zou worden toegepast zodra de weerslag van de invoering van de B.T.W. op de competitiviteitspositie van Distrigaz bekend zou zijn.
O
Repercussie van de nieuwe voorwaarden.
Tarief C. — Deze tarificatie tementen bevatten en die mingsinstallatie. Vastrecht Evenredige term . . . .
Het Controlecomité heeft zich vervolgens bezig gehouden met de wijze waarop Distrigaz van plan was het voordeel, voortvloeiend uit het nieuw contract, ten goede te laten komen van de leveringen aan de industriële kliënteel en van de openbare distributie. Het heeft ó.m. het voorstel goedgekeurd volgens hetwelke de industriële kliënteel dit voordeel volledig zou toegestaan krijgen, hetgeen voor zeer sterke benuttigingen zou kunnen leiden tot een verlaging van ongeveer 5 tot 7 % per m3 aardgas.
Tarificatie aan de huishoudelijke kliënteel. 1
In het vorig verslag werd melding gemaakt van de economische leverings- ^' voorwaarden aan deze verbruikers. in stadsgas, waarvan de aanwending in 1971-1972 zal verdwijnen, zullen de tariefmaatregelen over het algemeen niet gewijzigd worden. In aardgas werd er vooreerst beslist vanaf de overgang een vermindering van 5 % toe te kennen op alle bestaande tarificaties voor huishoudelijk verbruik.
3
2
Eerste schijf : 20 m aardgas per maand Tweede schijf : 22,5 m3 aardgas per maand _ , .... ,_, f voor hulpverwarming Derde schijf: saldo . x .
Vol tarief ( ) 6,16 F per m3 4,42 F per m3 (3) * ,»\ o _ o c nnr
\ voor centrale verwarming . . . . 2,79 F per m ( ) Men weet anderzijds dat de inspanning van de gasnijverheid gericht was op de middelgrote en grote huishoudelijke verwarmers, waarvan het verbruik 3.500 m3 aardgas per jaar overschrijdt. (') Togon
het
Indexcijfer
(Ig
=
112) van
hot
vlerdo
kwartaal
1967, In
het
vierde
kwartaal 1968
bedroeg Ig 114. (J) Do gemlddoldo prijs « Vol tarlof » bedroog, voor hot vlordo trimester 1967, 3,88 F por m 3 stadsgas on 7,40 F por m 3 aardgas. (3) Rekening houdend mot hot door Distrigaz toegokondo rlstorno van 20 centiemen por m 3 .
42
. r
- n
— * •>»*»•»
is toepasselijk op gebouwen die tien of meer apparuitgerust zijn met een gemeenschappelijke verwarN x 968 F per jaar (N is het aantal appartementen) 1,68 F per m3 (')
Dit tarief is van toepassing voor het globaal aardgasverbruik van het gebouw (keuken, warmwater, verwarming) dat op één enkele meter wordt opgenomen voor gans het gebouw en voor een collectieve verwarmingsuitrusting. In het geval dat het gas niet aangewend wordt voor de keuken of voor het warmwater, zijn enigszins afwijkende voorwaarden voorzien.
In distributie daarentegen moesten de door Distrigaz geformuleerde voorstellen, op aanvraag van de regeringsafvaardiging, opnieuw worden onderzocht. Dit vraagstuk is nog ter studie.
Dientengevolge werd het schijventarief voor huishoudelijke verbruikers waarvan het jaarlijks verbruik 3.500 m3 aardgas niet overschrijdt, als volgt vastgesteld (') :
Tarief B. — In het geval van een geïnstalleerd calorisch vermogen voor de verwarming groter of gelijk aan 35.000 Kcal/u of van een jaarlijks verbruik groter of gelijk aan 5.000 m3 aardgas. Vastrecht 4.032 F per jaar Evenredige term 1,84 F per m3 (')
o
Onderstaande tabel laat toe het voordeel te ramen dat de nieuwe aardgastarieven aan de verbruiker zullen bieden : Jaarlijks verbruik (m3 AG)
Gemiddelde prijzen F per m3 AG (2)
Schijventarief (centrale verwarming) (3) Stadsgas Aardgas
2.000 2.000
4,07 3,80
Tarief A
4.000
3,05
Tarief B
6.000
2,51
60.000
1,84
Tarief
Tarief C (10 appartementen)
(1) Rekening houdend met het door Distrigaz toegekende ristorno van 20 centiemen per m 3 . (2) Op basis van het Indexcijfer van het vierde kwartaal 1967. (3) Men lette erop dat voor het stadsgas een gewone omzetting is gebeurd van de gegevens van de tarificatie. Voor het aardgas werd rekening gehouden met de verlaging van 5 %, evenals met de tussenkomst van 20 centiemen per m 3 , die Distrigaz voor de verwarming op zich neemt.
43
koopsperspectieven in de huishoudelijke sector des te meer in de knel komen, daar de petroleumsector in zijn prijsbeleid over een zekere soepelheid beschikt.
Zoals men weet werden deze tariefmaatregelen voor huishoudelijke aanwendingen, ten voorlopige titel genomen. Zij werden bovendien niet met eenparigheid door de leden van het Controiecomité getroffen.
Het Controiecomité heeft de maatregelen bestudeerd die zouden kunnen getroffen worden om aan deze stand van zaken te verhelpen, tenminste gedurende de periode tijdens dewelke de gegevens van het probleem onzeker zijn.
Er werd daarenboven aangestipt dat deze schikkingen v.n.l. toe te schrijven waren aan de omstandigheden waaronder de concurrentie zich op het vlak der verschillende categorieën verbruikers voordeed, hetgeen de verklaring is voor de vrij brede waaier van de verkoopprijzen.
Als besluit van zijn onderzoek heeft het Controiecomité gemeend het principe te moeten weerhouden van de toepassing op het geheel der energieprodukten van één enkele B.T.W.-voet. Het heeft eveneens zijn akkoord verstrekt omtrent de onmiddellijke toepassing van deze voet op de aardgasleveringen aan de nijverheid. Het heeft echter aan de regering met aandrang gevraagd dat men zou overgaan tot het onderzoek van overgangsmaatregelen, die de openbare distributie zouden moeten toelaten het hoofd te bieden aan de gewijzigde toestand ingevolge de veranderingen in de verkoopvoorwaarden van gas, die zich zullen voordoen na het in toepassing brengen van de B.T.W.
C.T.D.-Gas heeft in de loop van het dienstjaar 1968 een eerste studie voorgelegd^) teneinde deze tarificaties met hun kostprijzen te vergelijken. Een nieuwe studie omtrent de tarificaties en hun ontwikkelingsperspectieven is aan gang. Anderzijds zijn de tariefmaatregelen betreffende de ambachtelijke en industriële kliënteel in uitwerking.
Toepassing van de B.T.W.
De verenigingen-leden van het Controiecomité hebben eraan gehouden tijdens een onderhoud hun eigen bezorgdheden aan de Minister van Economische Zaken uit te drukken, en dit zowel betreffende het voorgestelde bijvoegsel bij de bestaande contracten, afgesloten met de N.A.M., als betreffende de toepassing van de B.T.W.
Het Controiecomité heeft de weerslag onderzocht die de invoering van de B.T.W. op de verkoopvoorwaarden van het gas en van de elektriciteit zou hebben. Voor wat het gas betreft heeft het o.m. vastgesteld dat de door de regering overwogen schikkingen een prijsverhoging zouden veroorzaken en een ongunstige wijziging zouden met zich brengen van de competitiviteitspositie van het gas tegenover de petroleumprodukten. Het bleek namelijk dat deze wijziging bijzonder tastbaar zou zijn in de sector van de huishoudelijke verwarming, die niet onderworpen is aan de B.T.W. en er dus de volledige last van draagt, hetgeen niet het geval is voor de industriële afnemer, die er integendeel een gedeelte van kan recupereren.
J
Het Controiecomité heeft eraan gehouden in een aan de Minister van E c o - ^ l nomische Zaken voorgelegd verslag te herinneren dat de Belgische r e g e r i n g ö j ! door de goedkeuring van de contracten voor levering van aardgas, afgesloten | tussen Distrigaz en de N.A.M., een politiek van brede penetratie van het aardgas ; in de nijverheid en in de huishoudelijke sector had bekrachtigd. Op basis van deze goedkeuring heeft de gasnijverheid belangrijke investeringen gedaan en draagt zij dientengevolge nieuwe aanzienlijke lasten waaraan tot hiertoe nog geen compensatie in de ontvangsten beantwoordt.
, |
Het vraagstuk is des te belangrijker gezien de totale hervorming van de gasnijverheid, die sedert 1966 aan gang is, wisselvallig en onzeker van aard is, zoals dat het geval is voor elke operatie, waarvan men vooraf niet alle gegevens kent om toe te laten er het succes van te waarborgen. Onder de elementen van onzekerheid weze aangestipt het feit dat het vrij hoog verkoopcijfer slechts bereikt zal kunnen worden indien de vastgelegde tariefvoorwaarden aan het aardgas toelaten de concurrentie met de vervangingsprodukten, en o.m. de petroleumprodukten, aan te kunnen. Toen deze schikkingen getroffen werden, was er duidelijk aangestipt dat een eventuele wijziging van de competitiviteitsvoorwaarden (en o.m. van de fiscaliteit) het succes van de operatie in gevaar zou kunnen brengen. De B.T.W. nu brengt een zo grote verandering met zich dat de gasnijverheid, die de toekomst met enig vertrouwen kon tegemoet zien, niet meer in staat zou zijn om haar competitiviteit te handhaven; daarenboven zouden haar ver44
„n *
<• -
"xr-
—•
45
'V.
Gasnijverheid Economische ontleding
Zoals voor de elektriciteit werden hiernavolgende elementen in deze ontleding opgenomen : — gemiddelde verkoopprijzen voor de verschillende aanwendingen; — verkoop en ontvangsten; — investeringen; — rendabiliteit. Gemiddelde prijzen - Stadsgas - Aardgas
Gemiddelde verkoopprijzen 0
Voorafgaandelijke opmerkingen. — Voor 1967 werden afzonderlijke prijzen verstrekt voor het stadsgas (S.G.), het aardgas (A.G.) en voor het geheel (S.G. -f A.G.) der leveringen gedaan door de distributiemaatschappijen, leden van C.T.D.-Gas. Deze prijzen werden berekend in functie van equivalente volumes aardgas.
— O
STADSGAS AARDGAS
Hier weze echter aangestipt dat de hoeveelheden aardgas, die in 1967 door de distributie verkocht werden, slechts 2,4 % vertegenwoordigen van de gezamenlijke verkoop van deze sector, zodat ze als steekproef weinig representatief zijn. Overigens zijn de aardgasleveringen nog niet doorgedrongen tot de kliënteel waarop de nieuwe promotionele tarificaties zijn afgestemd. Men weze dientengevolge voorzichtig bij het interpreteren van de cijfergegevens die in 1967 voor het aardgas verstrekt worden. Het dienstjaar 1968 zal in dit opzicht van meer betekenis zijn. In elk geval zal men er steeds dienen op te letten dat het peil van de gemiddelde verkoopprijzen van het gas voor huishoudelijk verbruik beïnvloed wordt door de van jaar tot jaar vrij sterk schommelende belangrijkheid van de voor verwarming verkochte hoeveelheden. Door de expansie van het verbruik in deze sector te bevorderen zal men de verschillen vergroten die uit de veranderlijke weersomstandigheden kunnen voortvloeien. Huishoudelijk verbruik
Tegenover 1966 hebben de gemiddelde prijzen zich als volgt ontwikkeld : Gewoon tarief
Herleid tarief
Totaal
Jaar
1966 1967 SG AG Totaal
F/m 3 (2)
% fl
F/m 3 (2)
% (3)
F/m 3 (2)
%0
7,58
+ 2,8
4,40
+ 2,8
5,44
+ 0,4
7,74 7,39 7,73
+ 2,1
4,46 4,78
+ 1,4
5,46 5,58
+ 0,7
+ 2,0
4,46
+ 1,4
5,46
+ 0,7 industriële aanwendingen
(') De cijfergegevens die volgen zijn boporkt tot dienstjaar 1967 gezien de elementen betreffende 1968 nog niet beschikbaar waren op het ogonbllk van do rodactlo van voorliggend verslag. (2) Prijzen, belasting nlot Inbogropon, borokond togonovor volumes aardgas of equivalentie aardgas. (3) Prijswijzigingen togonovor hot voorgaande Jaar.
46
1959
60
Herentals. Station voor ontspanning van aardgas.
Aan de hand van voorgaande diagram kan het volgende worden vastgesteld : — voor het gewoon tarief, bereikte de verhoging 7,5 % tegenover 1959. Men kan vaststellen dat de gemiddelde prijs tot in 1962 afneemt om vervolgens te stijgen; — voor wat het herleid tarief betreft, bedroeg de prijsdaling tegenover 1959 16,2 % ; men stelt anderzijds vast dat deze dalende beweging aanhield tot in 1963 om zich vervolgens om te buigen.
Verbruik door handel, industrie en openbare diensten
Tegenover 1966 hebben de gemiddelde prijzen zich als volgt ontwikkeld : Gewoon tarief
Herleid tarief
Totaal
Jaar F/m 3 (')
% (2)
F/m3 (')
% (2)
F/m3 (')
% f)
1966
4,62
+ 1,8
2,92
-1,4
3,70
+ 1,1
1967 SG AG
4,80 4,55
+ 3,9
3,01 2,43
+ 3,1
3,73 2,14
+ 0,8
Totaal
4,80
+ 3,9
2,98
+ 2,1
3,64
-1,6
Voorgaande grafiek toont aan dat de ontwikkeling van deze prijzen dalend gericht is tot in 1962 en stationair in 1963; vervolgens doen er zich stijgingen of dalingen voor naargelang de beschouwde aanwendingen.
Verkoop en ontvangsten
Voorafgaandelijke opmerking. — Er werd geen geconsolideerde besteding van de ontvangst (produktie, transport en distributie) meer opgemaakt. Een dergelijk document heeft inderdaad slechts betekenis wanneer het merendeel der maatschappijen verschillende activiteiten tegelijk uitoefenen. Dit is het geval voor de elektriciteit, maar niet voor de sector van het gas waar het transport in feite slechts door één enkele maatschappij (Distrigaz) uitgeoefend wordt, die geen activiteit heeft in de sector van de distributie. Dientengevolge zullen afzonderlijke cijfergegevens verstrekt worden enerzijds voor de produktie en het transport, en anderzijds voor de distributie.
(1) Prljzon, bolastlng nlot Inbogropon, borokond togonovor volumos aardgas ol oqulvalontlo aardgas. (2) Prljswljzigingon togonovor hot voorgaando ]aar.
48
49
Onderstaande tabel duidt de ontwikkeling van de verkoop en van de ontvangsten aan sinds 1963 : (in % tegenover voorgaand jaar) (') 1963
1964
1965
1966
Er weze aangestipt dat alle gasvolumes (S.G. of A.G.) uitgedrukt werden in m3 aardgas of aardgas-equivalent. Het is op deze basis dat de verschillende waarden en weerslagen per eenheid met betrekking tot de voorgaande dienstjaren opnieuw werden berekend.
1967 1. Transport (')
Verkochte hoeveelheden : — Produktie-transport . — Distributie
+ 15,6 + 12,3
+ 7,6 + 13,2
+ 10,4 + 13,5
+ 5,0 + 8,7
+ 23,0 + 9,1
Ontvangsten : — Produktie-transport . — Distributie
+ 19,1 + 9,3
+ 8,8 + 14,7
+ 11,1 + 12,0
+ 9,2 + 11,3
+ 10,4 + 10,4
Indien men de toestand van 1967 beschouwt, zoals deze uit de cijfergegevens van blz. 53 en 66 naar voor komt, dan stelt men een zeer uitgesproken vermindering vast van de verkoopprijs; deze verlaging blijkt echter minder sterk te zijn dan deze van de exploitatiekostprijs. Het brutoresultaat per m3 kent dientengevolge een stijging, waarvan de weerslag op de nettowinst per m3 gevoelig is.
Een verder doorgedreven onderzoek van onderstaande tabel 1 laat toe volgende vaststellingen te doen : Gemiddel. verkoopprijs (2) : + 3,0 — Produktie-transport . — 2,7 — Distributie
+ 0,5 + 1,4 - 1,4
+ 1,2
Gemiddelde verkoopprijs. — De afname van deze post (22,7 c.) is belangrijk. Zij vloeit hoofdzakelijk voort uit de verkoop van het aardgas, dat goedkoper is dan vroeger het stadsgas, en uit een snelle expansie van de verkoop van dit gas in de industriële sector.
+ 4,0 — 10,2 + 2,4 + 1,1
Het jaar 1967 was gekenmerkt door een zeer sterke expansie van de verkoop in produktie-transport; deze was toe te schrijven aan de snelle ontwikkeling van de verkoop aan de industriële kliënteel, ingevolge de aankomst van het aardgas. In distributie, waar het afzetvolume aardgas nog maar een gering aan- j deel van de totale verkoop van de sector vertegenwoordigt, was de verhoging „ iets sterker dan in 1966, zonder dat de van 1963 tot 1965 bereikte percentages^) nog konden gehaald worden. ; Men kan bovendien vaststellen dat de ontvangst per eenheid, d.w.z. de verkoopprijs, in produktie-transport aanzienlijk daalt ingevolge de verkoop van aardgas tegen lagere prijzen. In distributie daarentegen kent de ontvangst per eenheid een lichte stijging ingevolge de verhoging van het indexcijfer; de geringe hoeveelheid aardgas die verkocht werd heeft inderdaad geen weerslag gehad op de gemiddelde verkoopprijs.
Kostprijzen en verkoopprijzen
Men vindt als bijlage 2 bij dit verslag een vereenvoudigd overzicht toegevoegd van de door het B.C.E.O. voor rekening van C.T.D.-Gas opgemaakte stukken betreffende de besteding van de ontvangst 1967, met betrekking tot de volgende sectoren : — produktie en transport; — distributie. (1) Deze gegevens hebben betrekking op do gezamenlijke verkoop van de prlvé-maatschappijen die aangesloten zijn bi) C.T.D.-Gas, t.t.z. voor hot transport de leveringen aan de rechtstreekse kliënteel en aan do distributiebedrijven, voor do distributie do leveringen aan do verbruikers en de distributiebedrijven, nlot-lodon. (2) Hot botrolt In foito do gomlddoldo ontvangst por m*.
Exploitatiekostprijs. — De uitgesproken verlaging van deze post (28,5 c.) is v.n.l. toe te schrijven aan een afname van de weerslag per eenheid der grondstoffen (12,4 c ) , van de beheers- en exploitatiekosten (5,4 c.) en van de afschrijvingen (9,6 c ) . De ontleding van de bestanddelen van deze kostprijs brengt het volgende naar voor : Grondstoffen. — De vermindering van de weerslag per eenheid van deze post, die van jaar tot jaar toenam, is enerzijds toe te schrijven aan een vertraging in de expansie van de produktie (deze zal ingevolge de veralgemening van het verbruik van aardgas verdwijnen), en anderzijds aan de aanwending van aardgas voor de produktie, die onder interessantere voorwaarden kon geschieden dan vroeger op basis van andere produkten. Aankoop van gas. — De afname van de weerslag per eenheid van deze post (1,2 c.) is toe te schrijven aan de meer voordelige aankoopvoorwaarden van het aardgas tegenover het stadsgas. Beheers- en exploitatiekosten. — De weerslag per eenheid van deze post (5,4 c.) neemt af ingevolge het feit dat de toename van de absolute waarde van deze lasten (7,7 %) kleiner is dan de verhoging van de verkochte gashoeveelheden (23 % ) . Afschrijvingen. — De uitgesproken vermindering van de weerslag van deze post (9,6 c.) is toe te schrijven aan het toepassen door Distrigaz van een politiek van minder snelle afschrijving, die gebeurde naar rato der verkochte m\ Het afschrijvingspercentage zakt dientengevolge van 7,54 % tot 2,24 %. Brutoresultaten. — Zoals hoger gezegd nemen de brutoresultaten per m3 met 4,4 c. toe en de nettowinst met 3,2 c. (') Eigen produktie inbegrepen.
50
51
Transport Verkoopen kostprijs
F/m3
Bestanddelen van de gemiddelde verkoopprijs
Tabel 1. — Transport.
J
AG
Ontleding van de gemiddelde verkoopprijs (in F/m3 aardgas).
2,30 Rubrieken
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1. Gemiddelde verkoopprijs (')
2,037
2,099
2,126
2,137
2,222
1,995
2. Exploitatiekostprijs
1,993
1,982
2,016
2,033
2,035
1,750
0,312
0,399
0,462
0,485
0,505
0,381
gemiddelde verkoopprijs
À
2,20
/
A
2,10
\
1
Grondstoffen . . . .
v\\
2
Aankoop van qas. .
1,234
1,185
1,043
0,984
0,918
0,906
3
Beheers- en exploitatiekosten
0,278
0,295
0,339
0,390
0,430
0,376
4
Afschrijvingen
0,108
0,102
0,170
0,172
0,182
0,086
I 2,00
1,90
1,80
exploitatiekostprijs
1,70
XI
0,70 beheers.en exploitatiekosten
. .
0,60
5. Diversen
0,001
0,001
0,002
0,002
0,000
0,001
Q50
3. Andere lasten
0,021
0,015
0,008
0,011
0,011
0,025
0,40
4. Brutoresultaten
0,083
0,102
0,102
0,093
0,176
0,220
1. Financiële lasten (netto)
0,026
0,040
0,072
0,078
0,064
0,054
2. Fiscale lasten
0,017
0,019
0,015
0,015
0,055
0,077
3. Nettowinst
0,040
0,043
0,015
0,057
0,089
0,30
Q20
0,10 (i) Deze prijs wordt verkregen door optelling van de rubrieken 2, 3 en 4. Het gaat hier, In feite, om de gemiddelde ontvangst per eenheid.
1,60 1963
64
65
66
67
1963
64
52
53
Weelde - Compressorstation Zicht op een moto-compressorgroep
Investeringen (')
Onderstaande tabel toont aan dat de in 1967 verwezenlijkte investeringen, die v.n.l. gewijd waren aan de transportnetten voor aardgas en aan de bijkomende installaties, ongeveer vijf maal groter waren dan in 1966 : Investeringen
Rendabiliteit
1963
1964
1965
1966
1967
min F
172
835
296
All
2.473
% van de ontvangst. . .
10,5
47,0
15,0
22,1
103,7
De verhouding tussen de nettowinst van de maatschappijen voor hun activiteit gas en hun overeenkomstig maatschappelijk vermogen of de rendabiliteit der eigen fondsen der maatschappijen komt ais volgt voor : Rendabiliteit
in %
1964
1965
1966
1967
1,78
—0,135
4,91
6,90
Men stelt vast dat deze rendabiliteit een aanzienlijke verhoging heeft gekend.
2. Distributie Wanneer men de toestand van 1967 beschouwt, zoals deze uit de cijfergegevens van blz. 57 en 67 naar voor komt, dan stelt men een verhoging van de gemiddelde verkoopprijs vast, die iets groter is dan deze van de exploitatiekostprijs. Ingevolge een aanzienlijke toename der andere lasten kent het brutoresultaat per m3 niettemin een verlaging waarvan de weerslag op de nettowinst nog toeneemt ingevolge o.m. een uitgesproken verhoging van de weerslag per eenheid van de financiële lasten.
Een meer doorgedreven onderzoek van onderstaande tabel 2 laat volgende vaststellingen toe : Gemiddelde verkoopprijs. — De verhoging van deze post (5,7 c.) is toe te schrijven aan de verhoging van het indexcijfer, gezien de geringe verkochte hoeveelheden aardgas geen uitgesproken invloed op deze prijs hebben gehad. Exploitatiekostprijs. — De verhoging van deze post (5 c.) vloeit v.n.l. voort uit een gevoelige toename (4,8 c.) van de afschrijvingen. (') Door Investeringen dient vorstoan to wordon do bodrogon ultgogovon voor do materiele waarden dor vastgelegde middelen (workon In aanbouw Inbogropon) Ingovolgo — do bouw van nlouwo Installâtes, — do aankoop (ovornamo) aan dordon van oudo Installâtes
54
55
Distributie Verkoopen kostprijs
Bestanddelen van de gemiddelde verkoopprijs
Tabel 2. — Distributie. F/m3 A G
F/m 2.60
5/0
3
AG
•
\
Ontleding van de gemiddelde verkoopprijs (in F/m3 aardgas).
o
Rubrieken —
1962
1963
1964
1965
1966
1967
1. Gemiddelde verkoopprijs (')
5,288
5,143
5,218
5,146
5,270
5,327
2. Exploitatiekostprijs
4,229
4,243
4,277
4,181
4,259
4,309
1 Aankoop van qas
2,378
2,392
2,448
2,454
2,478
2,462
? Bpheers- en exploitatiekosten
1,367
1,383
1,379
1,307
1,369
1,381
"\ Afschriivinaen
0,462
0,452
0,434
0,402
0,392
0,440
4. Diversen
0,022
0,016
0,016
0,018
0,020
0,026
3. Andere lasten
0,064
0,066
0,073
0,066
0,066
0,111
4 Brutoresultaten
0,995
0,834
0,868
0,899
0,945
0,907
1. Winstaandelen van- en vergoedingen aan gemeenten
0,394
0,354
0,386
0,369
0,358
0,349
2 Financiële lasten (netto)
0,147
0,139
0,139
0,155
0,203
0,248
3
0,070
0,088
0,078
0,076
0,077
0,082
0,020
0,028
0,042
0,046
0,038
0,038
0,364
0,225
0,223
0,253
0,269
0,190
-*
240
5,20
gas aankoop
/
V
gemiddelde verkoopprijs beheers.en exploitatiekosten
5,00
un
— - « - ^
1,20 4.80
i,nn afschrijvingen
4.60 080
o
gemeentelijke winstaandelen en vergoedingen netto _ winst
160
4/0
financiële lasten 1
exploitatiekostprij:
fiscale lasten —
040 4,20
4 Diversen
0 20 ^^
5
Nettowinst
'
0
4.00 1963
Fiscale lasten
64
65
66
67
4963
64
65
66
Deze prijs vormt de som van de rubrieken 2, 3 en 4. Het gaat hier, in feite, om de gemiddelde ontvangst.
67
56 R7
Bij de ontleding van de bestanddelen van deze kostprijs kan het volgende worden aangestipt : Aankoop van gas. — De afname van de weerslag per eenheid van deze post (1,6 c.) is toe te schrijven aan de meer voordelige aankoopvoorwaarden van het aardgas en aan een stabilisatie van de prijzen van het stadsgas. Beheers- en exploitatiekosten. — De weerslag van deze lasten is in 1967 met 1,2 centiemen toegenomen, hetgeen minder snel is dan in 1966; er dient terzake rekening te worden gehouden met de staking die zich einde 1967 voordeed^ Afschrijvingen. — De weerslag per eenheid van deze post neemt met 4,8 centiemen toe daar waar deze van jaar tot jaar afnam. Brutoresultaten. — Zoals hoger gezegd nemen de brutoresultaten per m3 met 3,8 centiemen af, alhoewel de verhoging van de gemiddelde verkoopprijs (5,7 c.) iets groter is geweest dan deze van de exploitatiekostprijs (5 c ) ; dit vloeit voort uit een belangrijke verhoging van lasten van voorgaande dienstjaren (4,5 c ) , die onder de andere lasten opgenomen zijn. Bij de verdeling van deze resultaten kan men opmerken dat er zich een lichte vermindering voordeed van de weerslag der winstaandelen van- en vergoedingen aan gemeenten, een zeer uitgesproken verhoging van de financiële lasten en een belangrijke vermindering van de nettowist per m\
Investeringen
Hiernavolgende tabel toont aan dat de investeringen in 1967 sterk zijn toegenomen (21,8 % ) ; deze ontwikkeling is v.n.l. toe te schrijven aan nieuwe installaties die de invoer van het aardgas met zich bracht. 1963
1964
1965
1966
1967
in min F
534
810
845
1.039
1.429
% van de ontvangst. . .
21,0
27,7
25,8
28,6
35,6
Investeringen (')
Rendabiliteit
De verhouding tussen de nettowinst van de maatschappijen voor hun activiteit gas en hun overeenstemmend maatschappelijk vermogen, d.w.z. van de rendabiliteit van de eigen fondsen der maatschappijen, komt als volgt voor : Rendabiliteit
in %
1964
1965
1966
1967
4,13
4,87
5,54
4,56
Men stelt vast dat deze rendabiliteit tegenover het voorgaande jaar aanzienlijk is afgenomen. (<) Qomongdo Inlorcommunolos, olgonaors Inbogropon,
