Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent
Academiejaar 2014-2015
De gepaste sanctie van de schenking met ongeoorloofde last
Masterproef van de opleiding “Master in het Notariaat”
Ingediend door HANS Alexander (01411277)
Promotor: Prof. dr. J. Bael Commissaris: A.-S. Baudry I
Inleiding……………………………………………………………………………….…...…1 1. Schenking………………………………………………………………………....…..3 2. Schenking onder last………………………………………………….…………..….4 2.1.
Begrip………………………………………………………………………………..….4
2.2.
Nut van de schenking onder last……………………………………….…………....5
2.3.
Vaak voorkomende lasten……………………………………………….……………6 2.3.1. Last van huisvesting en onderhoud………………………….……………6 2.3.2. Last van lijfrente……………………………………………….………….9 2.3.3. Voorbehoud van vruchtgebruik………………………………………….10 2.3.4. Beheersvolmacht………………………………………………...……….10
2.4.
Grenzen aan de uit te voeren lasten………………………………………......……11
3. Vereisten van de schenking onder last……………………………………………..11 3.1.
Niet onmogelijk of in strijd met de wet en de goede zeden.....................………12 3.1.1. Historiek en ratio legis van artikel 900 B.W…………………….....…….13 3.1.2. Toepassingsgebied……………………………………………….….……15 3.1.3. Openbare orde karakter…………………………………….………..……16 3.1.4. Vergelijking met gemeen recht…………………………….…………..…18 3.1.5. Verhouding met de theorie van de oorzaak………………..…………...…19 3.1.6. Beoordeling……………………………………………..………...………23 3.1.7. Partiële nietigheid………………………………………..……….………27 3.1.8. Bijzondere toepassing consumentenrecht………………………...………30
3.2.
Niet afhangen van de loutere wil van de schenker…………………..…….…….30
3.3.
Geen behoud van beschikkingsmacht………………….………………………….31
4. Artikel 918 B.W…………………………………………………..…………….……32 4.1.
Last ten voordele van een derde……………………………………………...……34
4.2.
Bedongen last van lijfrente omgezet in kapitaal…………………………………35 II
5. Besluit…………………………………………………………...……………...…....37 6. Bibliografie…………………………………………………...……………………...42 6.1.
Wetgeving………………………………………………………………………………42
6.2.
Rechtspraak……………………………………………………………………………42
6.3.
Rechtsleer………………………………………………………………………………45
III
Inleiding De schenking is een contract aangegaan met begiftigingsoogmerk waarbij de ene partij zich uit vrijgevigheid dadelijk en onherroepelijk ontdoet van een vermogensvoordeel en daarmee de andere partij, de aanvaardende begunstigde, verrijkt. Enerzijds wil men zo veel mogelijk schenken om fiscale redenen, anderzijds wil men als schenker echter een bepaalde garantie hebben voor het geval dat men op latere leeftijd nog geconfronteerd wordt met zware kosten. Een oplossing bestaat er dan in dat men bedingt dat de begiftigde van de schenking dergelijke kosten zal dragen. Vandaar de rechtsfiguur van de schenking onder last. Vaak voorkomende lasten die gekoppeld worden aan een schenking betreffen de last van huisvesting en onderhoud van de begiftigde, de last van lijfrente, het voorbehoud van vruchtgebruik en de beheersvolmacht. Ook worden de grenzen aan de schenking met last besproken, hoe ver men hierin kan gaan in het opleggen van een last aan de begiftigde. Het onderzoek van deze masterproef spitst zich in het bijzonder toe op de geoorloofdheid van schenkingen onder last vermits zich hier een belangrijke probleemstelling bevindt waar er discussie over bestaat in de rechtsleer. Betreffende de toelaatbaarheid van een schenking of legaat onder last is artikel 900 B.W. een sleutelartikel. Dit artikel bepaalt dat bij deze rechtsfiguren de ongeoorloofde of onmogelijke voorwaarde of last voor niet geschreven wordt gehouden. Als eerste element wordt de historiek en ratio legis van het artikel besproken. Het artikel is ingevoerd met het Burgerlijk Wetboek van 1804 en er wordt nagegaan of het artikel nog aangepast is aan de maatschappelijke opvattingen van vandaag de dag. Er wordt dus gewerkt aan de hand van een rechtshistorische methode. Vervolgens wordt het toepassingsgebied en de aard van het artikel onderzocht. Hierna wordt de vergelijking van deze regel met het gemeen recht gemaakt. Het gemeen recht bevat een verschillende sanctie in geval van ongeoorloofdheid of onmogelijkheid van de voorwaarden of lasten die aan de overeenkomst vasthangen. Wanneer de last of voorwaarde die gekoppeld wordt aan de schenking de voornaamste beweegreden hiervan vormt, wat trouwens bijna altijd het geval zal zijn, krijgt volgens de huidige opvatting in doctrine en rechtspraak artikel 1172 B.W. voorrang op artikel 900 B.W. Het gevolg hiervan is dat de hele rechtshandeling nietig moet worden verklaard. Het doel van dit werk is om na te gaan in welke mate de huidige opvatting in de rechtspraak en rechtsleer 1
tot billijke situaties leidt in de praktijk. Indien dit niet het geval is, is het oogmerk om oplossingen voor dit probleem aan te reiken. Vervolgens wordt de uit Nederland overgewaaide theorie van de partiële nietigheid vergeleken met de samenhang tussen artikel 900 B.W. en artikel 1172 B.W. De gelijkenis tussen beiden is zeer groot. Finaal wordt de regeling van artikel 900 B.W. afgetoetst aan een gelijkaardige regeling in het consumentenrecht en de Wet Breyne. Naast de geoorloofdheid van de schenking onder last zijn de andere vereisten van deze rechtshandeling dat ze niet louter mogen afhangen van de wil van de schenker en dat hij zijn beschikkingsmacht niet behoudt. Artikel 918 B.W. is een tweede belangrijk artikel in het Burgerlijk Wetboek in verband met schenkingen onder last. Dit is een sleutelartikel voor het vormen van de massa bij de vereffening-verdeling van een nalatenschap. Hier wordt onderzocht specifiek op welk soort schenkingen met last het artikel van toepassing is, met in het bijzonder aandacht voor schenkingen waarbij de last in het voordeel van een derde is bedongen en het geval waarbij de last een lijfrente is die na het ontstaan van de schenking wordt omgezet in kapitaal aangezien bij deze twee gevallen er discussie bestaat in de rechtsleer of dit onder het toepassingsgebied van artikel 918 B.W. valt.
2
1. Schenking
Zoals kort uiteengezet in de inleiding is de notariële schenking een contract aangegaan met begiftigingsoogmerk in de vorm van een notariële akte waarbij de ene partij, de schenker, zich uit vrijgevigheid dadelijk en onherroepelijk ontdoet van een lichamelijk of onlichamelijk vermogensbestanddeel en daarmee de andere partij, de aanvaardende begunstigde, verrijkt.1 Een eerste constitutief bestanddeel is het materieel element bestaande uit de dadelijke en onherroepelijke verarming van een vermogensbestanddeel van de schenker en de hiermee corresponderende verrijking van de begunstigde. Hiernaast is er nog de aanvaarding door de begiftigde. Het derde constitutief bestanddeel is het moreel element bestaande uit het inzicht te begiftigen. Deze bestanddelen moeten cumulatief aanwezig zijn om van een schenking te kunnen spreken.2 Vanuit de rechtspraak wordt er veel belang gehecht aan de vereiste van animus donandi om te bepalen of de rechtshandeling als schenking gekwalificeerd moet worden. Er is geen vermoeden van animus donandi. Dit dient dus steeds bewezen te worden. Ook de fiscus moet hiermee rekening houden.3 Krachtens artikel 931 B.W. moeten in beginsel alle akten houdende schenkingen onder de levenden op straffe van nietigheid verleden worden voor een notaris. Uitzonderingen betreffen de onrechtstreekse schenking, vermomde schenking en handgift. De akte moet bovendien verleden worden in minuut. Voor de tegenwerpelijkheid van de schenking van onroerende goederen moet de akte nog worden overgeschreven op het bevoegde hypotheekkantoor.4 De schenking is dus een plechtig contract waarbij de vormvereisten essentieel zijn voor het bestaan van het contract. De sanctie op het niet naleven van deze vormvereisten is de absolute nietigheid. Deze is niet voor bevestiging vatbaar.5 Een ander wezenlijk kenmerk van de schenking is de onherroepelijkheid hiervan. Men drukt dit uit aan de hand van het Franse adagium “donner et retenir ne vaut”. Een gevolg hiervan is dat de schenker zich niet aan de hand van bepaalde clausules die in de schenking worden ingelast het recht mag voorbehouden om op zijn schenking terug te komen. De schenker mag
1
Art. 894 B.W. M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 3; Cass. 13 december 1956, Pas. 1957, I, 392. 3 A. TIBERGHIEN, Inleiding tot het fiscaal recht, Diegem, Kluwer, 1980, nr. 45, 27. 4 Art. 1 Hyp.W.; art. 8 W. Kh. 5 M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 68. 2
3
zich evenmin het recht voorbehouden om verder geheel of gedeeltelijk te blijven beschikken over de zaak die het voorwerp uitmaakt van de schenking.6 Op dit principe van onherroepelijkheid bestaan echter een aantal uitzonderingen, zoals de herroepelijkheid van schenkingen tussen echtgenoten gedaan buiten huwelijkscontract, 7 herroepbaarheid wegens ondankbaarheid,8 wegens niet-vervulling van de voorwaarden,9 de mogelijkheid om een schenking aan een ontbindende voorwaarde of een recht van terugkeer te koppelen.10 Ook het verval van de oorzaak kan een reden zijn om de schenking ongedaan te maken.11
2. Schenking onder last 2.1.
Begrip
Een last stipuleren legt de verplichting op aan de begunstigde om iets te geven, te doen of niet te doen.12 De last kan in het voordeel van één van de partijen of in het voordeel van een derde bedongen zijn. Er kan ook overeengekomen worden dat een periodieke last ten voordele van de schenker bij zijn overlijden wordt verdergezet ten voordele van een derde. 13 Het beste voorbeeld hiervan is om na het overlijden van de schenker te voorzien in het levensonderhoud van diens echtgenote.14 Dergelijke last vormt een beding ten behoeve van een derde.15 Als de last beneden de waarde van het geschonkene blijft, dan blijft dit een echte schenking ten belope van de netto-waarde. Als het geheel van de last de waarde van het geschonken goed
6
E. L. SPRUYT, Schenking als techniek van successieplanning: juridisch & fiscaal, Mechelen, Kluwer, 2008, 27. Art. 1096 B.W. 8 Art. 953 B.W.; art. 955-958 B.W. 9 Art. 953 B.W. 10 Art. 951 B.W.; Art. 952 B.W. 11 R. VAN EESTER, “Het verval van testamenten en schenkingen onder levenden door het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak”, NFM 2008, II, 41; Cass. 16 november 1989, Pas. 1990, I, 331. 12 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1953, 473-474. 13 E. DE WILDE D’ESTMAEL, “Les donations”, in Rép. Not. III, Brussel, Larcier, 1990, 134-135; E. DE WILDE D’ESTMAEL, “Transférer son patrimoine dans le cadre d’une planification successorale”, Rev. dr. ULB 2003, 382. 14 F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 496. 15 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 475, nr. 397. 7
4
echter evenaart of overschrijdt, is er sprake van een vermomde overdracht onder bezwarende titel. 16 In het geval van meerdere begunstigden, zijn zij in principe elk slechts gehouden tot de uitvoering van hun deel van de last. De hoofdelijkheid moet immers krachtens artikel 1202 B.W. uitdrukkelijk worden bedongen of met zekerheid uit de bedoeling van de partijen kunnen worden afgeleid. In beginsel mag de begunstigde een beroep doen op een derde ter uitvoering van de last, tenzij bij een beding dat verklaart dat de uitvoering van de last intuitu personae is.17 Aangezien de schenking voor de notaris wordt verleden, is het de notaris die de geoorloofdheid van de last of voorwaarde controleert bij de opneming ervan in de authentieke akte. Velen nemen daarom aan dat de last niet achterna kan worden toegevoegd in de schenking. De Page is echter een andere mening toegedaan.18 Volgens hem kunnen lasten achterna nog aan de hand van een tegenbrief worden opgesteld. Dit geschrift geldt echter enkel inter partes. De niet-uitvoering kan dus niet worden tegengeworpen aan derden. Bijgevolg kent de tegenbrief slechts een beperkt nut.19 2.2.
Nut van de schenking onder last
Het doel van de schenking onder last is gelegen in het feit dat men enerzijds zo veel mogelijk wil schenken om fiscale redenen. Voor de schenkingen van onroerende goederen in de rechte lijn bedraagt het tarief immers slechts 3 procent tot 12.500 euro en 10 procent tot 150.000 euro wat vrij goedkoop is.20 Anderzijds vreest men dat men over onvoldoende middelen zal beschikken om een behoorlijk leven te leiden tot aan zijn overlijden en bijvoorbeeld om bepaalde onvoorspelbare kosten te moeten dragen. Dan kan de oplossing gelegen zijn in het koppelen van lasten aan de schenking. De lasten strekken er dan toe dat de mogelijk zware 16
M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 130; F. LAURENT, Principes de droit civil, XII, Des donations entre-vifs et des testaments, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 418, nr. 339; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1953, 11-12 en 474-478; A. VERBEKE, “Art. 893 B.W.”, Comm. Erfr., 1992, nr. 24. 17 M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 130. 18 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 734-735. 19 R. BARBAIX, “Commentaar bij art. 954 Burgerlijk Wetboek”, in J. B AEL (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2005, onder II. A. 4; M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, 130. 20 Art. 131 W. Reg., Art. 2.8.3.0.1., §1 VCF.; M. DEVRIESE, De onherroepelijkheid van de schenking (voorwaarden aan de schenking: een element van rechtsonzekerheid of een must?), Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2010, 19.
5
kosten waarmee de schenker wordt geconfronteerd, betaald zullen worden
door de
begiftigde.21 2.3.
Vaak voorkomende lasten
In wat volgt wordt een beknopte bespreking gegeven van enkele categorieën van vaak voorkomende schenkingen onder last, namelijk de aan de schenking gekoppelde last van huisvesting en onderhoud, de last van lijfrente, het voorbehoud van vruchtgebruik en de beheersvolmacht. 2.3.1. Last van huisvesting en onderhoud Bij dit type van schenking onder last wordt bedongen dat de begiftigde gehouden is te voorzien in de verzorging, de huisvesting en het levensonderhoud van de schenker. 22 De invulling van deze last kan op verschillende manieren gebeuren. De schenker kan stipuleren om in het gezin van begiftigde te verblijven en dat de begiftigde hem levensonderhoud en verzorging verschaft. Anderzijds kan de schenker ook zelfstandig willen blijven wonen maar dat begiftigde voor zijn levensonderhoud instaat.23 Het levensonderhoud is in beginsel een toekomstige schuld. Bijgevolg kan die onder de toepassing van artikel 945 B.W. vallen en nietig worden verklaard. Toekomstige schulden zijn schulden die de schenker op het ogenblik van de schenking nog moet aangaan.24 De onherroepelijkheid van de schenking komt in het gedrang wanneer de schenker aan de begiftigde oplegt elke toekomstige schuld te voldoen. De schenking onder last een toekomstige schuld te voldoen is slechts in strijd met het principe van de onherroepelijkheid van de schenking wanneer de schenker zelf het ontstaan, de aard en de omvang van de lasten kan bepalen. Bij een last die aan een schenking wordt gekoppeld, moet deze last minstens naar aard of omvang bepaald of bepaalbaar zijn in de schenkingsakte om geldig te zijn.25
21
C. DE BRUYN, Een zeer goedkope koop vs. een schenking met zware last, 2013, 28. R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 498-508, nrs. 582-594. 23 F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 549. 24 M. COENE, Comm. Erf., art. 945 B.W., 2001, 4-5. 25 R. BARBAIX, “Last en modaliteit/Verzorging/Huisvesting en onderhoud”, in F. B UYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 553, nr. 858. 22
6
Sommige auteurs maken een onderscheid bij de schenking onder last van huisvesting en onderhoud tussen het geval waarbij de schenker zelfstandig woont en de begiftigde voor zijn kosten moet instaan en het geval waarbij de schenker inwoont bij de begiftigde. Sommigen menen zo dat het eerste geval in strijd is met het principe van de onherroepelijkheid aangezien de schenker dan zelf de kosten aangaat. Dit probleem is onbestaande bij het tweede geval. Daar gaat de begiftigde immers de kosten aan en niet de schenker.26 De andere opvatting is dat de last in beide gevallen geldig is.27 Wellicht is deze laatste opvatting de juiste. Het alleenstaande gegeven dat het ontstaan van de schuld onderworpen is aan de vrije beoordeling van de schenker, maakt de schenking niet herroepelijk. In eerste instantie moet men hierbij denken aan het uitgangspunt: het verbod om toekomstige schulden te voldoen is een specifieke toepassing van de versterkte onherroepelijkheid van de schenking. Deze versterkte onherroepelijkheid is een uitzondering op de algemeen geldende regel van de contractsvrijheid. Het gevolg hiervan is dat deze restrictief geïnterpreteerd moet worden. De vereiste van onherroepelijkheid houdt in dat de schenker zich geen enkel middel mag voorbehouden om op een later moment op de schenking terug te komen. De schenking is beperkt tot de waarde van de geschonken goederen verminderd met de waarde van de opgelegde last. De schenker is dan vrij in zijn beslissing de opgelegde schuld al dan niet aan te gaan of de uitvoering van de last te vragen. Hierbij kan de schenker de omvang van de schenking niet verminderen, maar hij kan alleen de nettowaarde verhogen door de uitvoering van de last niet te vragen.28 De schenking met last een toekomstige schuld te voldoen (die naar aard en omvang bepaald is) is trouwens niet gedaan onder een potestatieve voorwaarde29 aan de zijde van de schenker, ook niet wanneer de schenker zelf kan beslissen de schuld al dan niet aan te gaan. De schenker is dadelijk en onherroepelijk gebonden. De begiftigde verkrijgt ook dadelijk en onherroepelijk een recht op de geschonken zaak. Bijgevolg kan de schenker niet meer 26
L. RAUCENT, Les libéralités, Louvain-la-Neuve, Academia-Bruylant, 1991, 109. R. BARBAIX, “Last en modaliteit/Verzorging/Huisvesting en onderhoud”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 554. 28 R. BARBAIX, “Last en modaliteit/verzorging/huisvesting en onderhoud”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 552, nr. 857; M. PUELINCKX-COENE, “Valkuilen van het schenkingsrecht”, in X. (ed.), Familiale vermogensplanning. XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva 2003-2004, Antwerpen, Kluwer, 2004, nr. 27. 29 Een potestatieve voorwaarde is een toekomstige en onzekere gebeurtenis waarvan partijen bij een overeenkomst de uitwerking of uitdoving van een verbintenis doen afhangen en die één van de partijen in haar macht heeft. Een dergelijke voorwaarde is ongeldig wanneer ze afhangt van de loutere wil van de partij die zich verbindt (W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Acco, 2001, 310-312. 27
7
terugkomen op deze verbintenis. Deze is dus definitief voor hem. Via de aanvaarding van de schenking onder last neemt begiftigde een verbintenis op ten aanzien van de schenker, waardoor de nettowaarde van de schenking vermindert.30 Enkel de uitvoering van de last is potestatief voor de schenker aangezien deze zelf kan beslissen zijn recht hierop al dan niet uit te oefenen. Deze beslissing is discretionair en dus potestatief, maar verandert niets aan de geldigheid van de schenking. De potestativiteit ligt namelijk bij degene ten voordele van wie bedongen is. Slechts indien de potestativiteit aanwezig is in hoofde van diegene die zich verbonden heeft, is er sprake van een nietige verbintenis.31 Best is ook om in de schenkingsakte duidelijk te preciseren wat onder deze last moet worden verstaan, bijvoorbeeld de aankoop van voedsel, schoonmaak van de woonplaats van de schenker, licht, verwarming, hulp en bijstand.32 Kan de schenker bedingen dat de begiftigde de kosten van opname in een rust- en verzorgingstehuis moet dragen? Het tegenargument hiervoor dat deze last potestatief is langs de kant van de schenker, aangezien hij zelf kan beslissen al dan niet naar een rusthuis te gaan is niet zo overtuigend. Ten eerste lijkt het niet realistisch dat de schenker dergelijke beslissing zou nemen om de schenking uit te hollen. Bovendien bestaat de potestativiteit niet in hoofde van degene die zich verbonden heeft de last uit te voeren, waar het verbod op potestativiteit gesitueerd moet worden. De begiftigde wist namelijk ab initio dat deze last aan de schenking verbonden was. Een ander tegenargument is dat de schenker zelf kan beslissen in welk rusthuis hij wordt opgenomen en zo zelf de kosten hiervan kan bepalen. De geldigheid van dit argument valt echter ook te betwijfelen. De schenker is immers ook gehouden tot uitvoering te goeder trouw. Wanneer hij een extreem duur tehuis kiest, pleegt hij rechtsmisbruik. Ook
30
R. BARBAIX, “Last en modaliteit/verzorging/huisvesting en onderhoud”, in F. B UYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 553, nr. 857. 31 Cass. Fr. 6 mei 1997, D. 1997, Jur., 483; R. BARBAIX, “Last en modaliteit/verzorging/huisvesting en onderhoud”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 553, nr. 857. 32 M. COENE, “Art. 945 B.W.”, Comm. Erf., 2001, 11, nr. 18; R. BARBAIX, “Last en modaliteit/Verzorging/Huisvesting en onderhoud”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 554.
8
hier kan aanbevolen worden in de schenkingsakte te bedingen in welk type verzorgingsinstelling de schenker wil worden opgenomen.33 Bedingen dat deze lasten moeten worden voldaan op het eerste verzoek van de schenker lijken op het eerste gezicht problematisch. Dit is immers louter potestatief aan de zijde van de schenker. Maar deze modaliteit is echter niet onverenigbaar met de versterkte onherroepelijkheid van de schenking. Als aan een schenking een last wordt gekoppeld om een bepaalde schuld te voldoen, dan kan de last a fortiori worden opgelegd op eerste verzoek. Het potestatief element heeft alleen betrekking op de voldoening van de last en bestaat enkel bij diegene in wiens voordeel werd bedongen, niet bij diegene die zich verbonden heeft. Bijgevolg komt de bijzondere onherroepelijkheid van de schenking ook hier niet in het gedrang.34 2.3.2. Last van lijfrente De last van een lijfrente geeft de begunstigde van de schenking de plicht om tijdens het leven van een bepaalde persoon een periodieke betaling te doen aan de begunstigde van de last. Die kan zowel gevestigd worden ten voordele van een derde evenals ten voordele van de schenker. Ook kan ze gevestigd worden op het leven van de begunstigde van de lijfrente en op het leven van een derde die hier geen recht op heeft.35 Men kan verschillende modaliteiten opnemen. Zo kan men bedingen dat de lijfrente moet toekomen aan de schenker vrij van alle kosten en belastingen. Wanneer de schenker nog een zekere tijd te leven heeft, is het bedingen van een indexering aangewezen. In de hypothese dat er meerdere schenkers zijn, kan een beding van aanwas nuttig zijn. Indien er meerdere begiftigden zijn, kan een beding van hoofdelijkheid en ondeelbaarheid worden gestipuleerd voor de betaling van de lijfrente. Ook moet men de plaats van betaling aanduiden, anders is de rente haalbaar in hoofde van de
33
R. BARBAIX, “Last en modaliteit/Verzorging/Huisvesting en onderhoud”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 554. 34 R. BARBAIX, “Last en modaliteit/Verzorging/Huisvesting en onderhoud”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 555; M. PUELINCKX-COENE, “Valkuilen van het schenkingsrecht”, in X. (ed.), Familiale vermogensplanning. XXXste Post-Universitaire cyclus Willy Delva 2003-2004, Antwerpen, Kluwer, 203-204; M. COENE, Comm. Erf., art. 944 B.W., 2002, 8. 35 F. DUBUCQUOY, “De gronden tot herroeping van een schenking onder levenden wegens ondankbaarheid (art. 955 B.W)”, T.B.B.R. 2005, 41.
9
rentegenieter.36 Bovendien kan ter waarborg van de betaling van de lijfrente een persoonlijke of zakelijke zekerheid worden bedongen.37 Bij de schenking onder last van een lijfrente kan het interessant zijn de begiftigde te verplichten
het goed te verzekeren en het te bewaren als een goede huisvader om de
vordering tot herroeping van de schenking wegens niet nakoming van de last te verzekeren. Tevens interessant is het om ten voordele van de schenker te bedingen dat indien er tot ontbinding wegens het niet-naleven van de last wordt overgegaan, hij in afwijking van artikel 1978 B.W. de betaalde lijfrentes mag houden.38 2.3.3. Voorbehoud van vruchtgebruik Krachtens artikel 949 B.W. kan de schenker zich het genot of vruchtgebruik van de geschonken goederen voorbehouden of hierover ten voordele van een ander beschikken. Dit voorbehoud kan hij/zij bijvoorbeeld ten aanzien van zijn/haar echtgeno(o)t(e) stipuleren. Omdat deze mogelijkheid in de wet staat, kan er geen discussie bestaan over de geldigheid ervan. Met dit voorbehoud van vruchtgebruik wordt geen rekening gehouden voor het vaststellen van de belastbare grondslag.39 Het nut van deze rechtsfiguur ligt in het vermogen fiscaal voordelig op de erfgenamen over te laten gaan met behoud van controle en inkomsten bij de schenkers.40 2.3.4. Beheersvolmacht De last waarbij de schenker het geschonken goed in de toekomst nog mag beheren, lijkt een geldig beding. Indien de begiftigde het goed op een geldige wijze heeft verkregen, dan kan hij het beheer opnieuw overdragen aan de schenker. Het is echter niet aangewezen om dit als last te bedingen in de schenkingsakte. Er is wel een expliciete volmacht noodzakelijk langs de
36
L. WEYTS, “Last en modaliteit/Periodieke uitkering”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 462. 37 J. BAEL, C. DE WULF en S. DEVOS, Het opstellen van notariële akten, I, Antwerpen, Kluwer, 2003, 422. 38 L. WEYTS, “Last en modaliteit/Lijfrente”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 462. 39 Art. 133 W.Succ., Art. 3.15.3.0.1. VCF; J-P BOURS, A. CULOT, P. DE PAGE, I. DE STEFANI, F. MAGNUS, C. PRUM, P. WAUTELET, Les donations, Aspects civils et fiscaux, Anthemis, 2011, 41. 40 M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 113.
10
kant van de begiftigde. Wel mag dit nooit evolueren tot een beschikkingsrecht voor de schenker.41 Het Hof van Beroep van Gent zag geen graten in deze vorm van schenking onder last. In casu ging het om een animo donandi gedane overboeking van titels van de schenker naar een effectenrekening op naam van de begiftigde. Hierbij kreeg de schenker onmiddellijk een verregaande volmacht. Het Hof was van oordeel dat men geen afbreuk had gedaan aan de vereiste dat het geschonkene aan de macht van de schenker moest onttrokken worden. Het Hof was ook van oordeel dat de schenker zich dadelijk en onherroepelijk had verarmd.42 2.4.
Grenzen aan de uit te voeren lasten
Aangezien de omvang van de bedongen lasten niet precies bepaald kan worden en dus niet volledig vaststaat, bestaat het risico voor de begiftigde dat de last zwaarder gaat zijn dan voorzien. Vaak bestaat de last immers in het voorzien van kosten en levensonderhoud van de schenker, waarvan de volledige kostprijs op voorhand moeilijk bepaalbaar is. Het kan zelfs zijn dat de uit te voeren last het voordeel van de schenking overschrijdt. Hierdoor legt men soms een maximum vast en bepaalt men dat de begiftigde nooit meer ten laste moet nemen dan hij heeft verkregen door de schenking. Dan moet de begiftigde slechts de opgelegde lasten uitvoeren ten belope van de waarde van hetgeen aan hem geschonken is. Een clausule die men in dit geval kan opnemen is: “De begiftigden kunnen nooit gehouden worden tot uitvoering van de in de schenkingsakte opgelegde lasten en tot betaling van de ingevolge de schenkingsakte verschuldigde bedragen voor een hoger bedrag dan de waarde van de geschonken goederen op datum van de schenking” .43
3. Vereisten van de schenking onder last De schenking onder last heeft net zoals iedere rechtshandeling een aantal vereisten die nageleefd moeten worden opdat deze rechtshandeling geldig zou kunnen zijn. De eerste
41
L. WEYTS, “Last en modaliteit/Beheersvolmacht”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 439. 42 Gent 10 januari 1975, T. Not. 1977, 311. 43 J. BAEL, “Het principe van de onherroepelijkheid van de schenking: een hinderpaal bij de familiale vermogensplanning?”, T. Not. 2012, 448.
11
vereiste is dat de aan de schenking gekoppeld voorwaarde of last niet onmogelijk of in strijd met de wet en de goede zeden mag zijn. Een tweede vereiste is dat de last niet louter van de wil van de schenker mag afhangen. Dit volgt uit het principe van de onherroepelijkheid van de schenking en uit artikel 945 B.W. De derde vereiste is dat de schenker zich geen beschikkingsmacht mag voorbehouden. Ook dit vloeit voort uit het principe van de onherroepelijkheid van de schenking. 3.1.
Niet onmogelijk of in strijd met de wet en de goede zeden
Deze eerste vereiste volgt uit artikel 900 B.W. De analyse van dit artikel in samenspraak met het gemeen recht vormt het middelpunt van dit werk. Op dit vlak is er immers een actuele problematiek die zich aanbiedt in de huidige meerderheidsvisie van rechtspraak en doctrine. Artikel 900 B.W. luidt: “ In iedere beschikking onder de levenden of bij testament worden de voorwaarden die onmogelijk zijn of die met de wetten of met de goede zeden strijden, voor niet geschreven gehouden.” Voortvloeiend uit dit artikel kan een onmogelijke voorwaarde kan worden opgesplitst in: - Een juridisch onmogelijke voorwaarde waarvan de vervulling stuit op een wettelijke en blijvende onmogelijkheid. Een voorbeeld betreft het huwen met een overleden persoon.44 - Een feitelijk onmogelijke voorwaarde waarvan de vervulling onmogelijk is volgens de wetten van de natuur. In het Romeins recht nam men hier klassiek als voorbeeld: het aanraken van de hemel met de vinger.45 - Een feitelijk onmogelijke voorwaarde waaraan op het ogenblik van de uitwerking van de gift, in normale omstandigheden en rekening houdend met de middelen waarover de begiftigde beschikt onoverkomelijke moeilijkheden voor hem zijn verbonden.46
44
A. MAELFAIT, W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH, “Commentaar bij art. 900 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 6. 45 A. MAELFAIT, W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH, “Commentaar bij art. 900 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 6. 46 J. DU MONGH, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 206-207;
12
Een voorwaarde die strijdig is met de wet doelt op wetten van openbare orde en dwingend recht. Voorwaarden die strijdig zijn met de goede zeden zijn bijvoorbeeld voorwaarden die een inbreuk uitmaken op de huwelijksvrijheid of echtscheidingsvrijheid.47 3.1.1. Historiek en ratio legis van art. 900 B.W. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de Code civil stond men niet stil bij de ratio legis van artikel 900 B.W. In de doctrine verdedigde men echter twee opvattingen. De eerste opvatting stelde dat artikel 900 B.W. overeenkomstig het Romeins recht gewoon een interpretatieregel was en slechts een weergave van de vermoedelijke wil van partijen.48 Deze visie werd ondersteund door een opmerking van Bigot-Préameneu bij de redactie van artikel 1172 B.W. dat deze bepaling niet strijdig is met artikel 900 B.W. aangezien de lasten of voorwaarden gekoppeld aan een legaat niet van doorslaggevend belang zijn. De toevoeging van een ongeoorloofde last of voorwaarde zou slechts berusten op een dwaling van de testator.49 Er kunnen echter vragen worden gesteld bij deze opvatting. De analoge Romeinsrechtelijke regel gold alleen voor onmogelijke of ongeoorloofde voorwaarden gekoppeld aan een testament. Voor schenkingen gold de gemeenrechtelijke regel van de nietigheid van de volledige overeenkomst.50 Artikel 900 B.W. is daarentegen van toepassing op alle giften, zowel schenkingen als legaten. Het vermoeden uit het Romeins recht geldt niet voor schenkingen en kan bijgevolg niet getransponeerd worden volgens Barbaix.51 De meerderheid van de rechtsleer is terecht van mening dat artikel 900 B.W. voor de opstellers ervan een andere rol speelde. Ze verdedigen dat deze bepaling samenhangt met de regeling uit het revolutionaire Décret des 5-12 septembre 1791 en de decreten van 5 brumaire en 17 nivôse jaar II.52 Dit bepaalde “toute clause impérative ou prohibitive, qui serait contraire aux lois et aux bonnes moeurs, qui porterait atteinte à la liberté religieuse du 47
J. DU MONGH, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 206-207; A-S. DE LOORE, De verschillende fiscale technieken om roerende goederen te schenken, Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2009-2010, 10. 48 Cass. Fr. 4 augustus 1856, D. 1856, I, 453; Brussel 2 augustus 1869, Pas. 1870, II, 413; A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, Schenkingen en testamenten, III, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1955, 18-20, nr. 8. 49 J. G. LOCRE, Législation civile, commerciale et criminelle. Commentaire et complement des Codes français, VI, Brussel, Librairie de jurisprudence de H. Tarlier, 1836, 157-158. 50 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 576, nr. 677. 51 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 579. 52 Décret des 5-12 septembre 1791.
13
donataire, héritier ou légataire, qui gênerait la liberté qu’il a, soit de se marier même avec une telle personne, soit d’embrasser tel état, emploi ou profession, ou qui tendrait à le détourner de remplir les devoirs imposés et d’exercer les fonctions déférées par la Constitution aux citoyens actifs et éligibles, est réputée non écrite. Het is een imperatieve regel die zijn ratio legis vindt in de achterliggende politieke drijfveren van de opstellers van het Napoleontische wetboek.53 De rechtspraak sluit zich ook aan bij dit standpunt.54 De bedoeling van het artikel was vermijden dat men aan de hand van voorwaarden of lasten afbreuk zou kunnen doen aan de nieuwe politieke verworvenheden van het Napoleontische regime, met name de vrijheid en gelijkheid.55 De neiging was immers groot om via allerlei voorwaarden het Ancien Régime te restaureren. Dit doel bleek uit de specifieke toepassingsgevallen. Deze betroffen vaak voorwaarden of lasten waarbij men afbreuk deed aan de persoonlijke vrijheid, vrijheid van religie of de vrijheid al dan niet te huwen.56 De andere insteek was het consolideren van de eigenmacht. De wetgever wilde namelijk vermijden dat aan de hand van giften onder voorwaarde of last de privileges van het Ancien Régime zouden worden heringevoerd.57 Voorbeelden hierbij horend zijn de ongeoorloofdheid van voorwaarden of lasten die afbreuk doen aan de gelijkheid tussen erfgenamen of aan het vrije beschikkingsrecht van de eigenaar.58 De voorwaarde die wordt bedoeld in artikel 900 B.W. is deze die rust op de begiftigde, niet deze waartoe de schenker zich heeft verbonden.59
53
F. LAURENT, Principes de droit civil, XI, Brussel, Bruylant, 1887, 569-570, nr. 430; G. GALOPIN, Les donations entre vifs et les testaments, Luik, Imprimerie H. Vaillant-Carmanne, 1919, 38-39, nr. 52. 54 Cass. Fr. 7 juli 1868, S. 1868, I, 435; Cass. 31 juli 1869, Pas. 1869, I, 537; Cass. 28 februari 1874, Pas. 1874, I, 82; Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5. 55 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, Les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 405, nr. 323. 56 M. VAN QUICKENBORNE, “Voorwaardelijke verbintenissen”, in Recht en praktijk, nr. 42, Antwerpen, Kluwer, 2006, 88-93. 57 M. VAN QUICKENBORNE, “Voorwaardelijke verbintenissen”, in Recht en praktijk, nr. 42, Antwerpen, Kluwer, 2006, 85, nr. 111.; M. PUELINCKX-COENE, “Valkuilen van het schenkingsrecht”, in X. (ed.), XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva. Familiale vermogensplanning, Antwerpen, Intersentia, 2004, 167, nr. 43. 58 M. VAN QUICKENBORNE, “Voorwaardelijke verbintenissen”, in Recht en praktijk, nr. 42, Antwerpen, Kluwer, 2006, 91-92, nr. 127. 59 Cass. 29 maart 1958, Ann. Not. 1958, 193, noot, Rev. Prat. Not. 1958, 205, noot J.B. en Pas. 1958, I, 844, noot.
14
Uit de ontstaansgeschiedenis van het artikel kan men dus zeker afleiden dat het van openbare orde is aangezien het een aantal essentiële beginselen van de maatschappij wil beschermen.60 3.1.2. Toepassingsgebied De regeling uit het revolutionaire recht werd enerzijds uitgebreid maar anderzijds ook beperkt. De huidige regeling doelt immers niet alleen op de ongeoorloofde, maar ook op de onmogelijke voorwaarden. Anderzijds is het toepassingsgebied beperkt tot giften.61 Artikel 900 B.W. spreekt alleen over “voorwaarden”. Algemeen wordt echter aangenomen dat deze term ruimer mag worden begrepen. Een restrictieve invulling van dit begrip is strijdig met een ratio legis-conforme interpretatie. Doctrine en rechtspraak aanvaarden unaniem dat alle voorwaarden sensu lato worden bedoeld. Dit artikel heeft bijgevolg betrekking op zowel ongeoorloofde als onmogelijke voorwaarden en lasten.62 Nochtans past de onmogelijke voorwaarde niet binnen de ratio legis van deze bepaling die erin gelegen is mensen niet van hun vrijheid te beroven. De onmogelijke voorwaarde doelt op een handeling stellen waarvan men niet in de mogelijkheid is die te stellen, wat geen verband heeft met de persoonlijke vrijheid van begiftigde.63 Artikel 900 B.W. is van toepassing op iedere beschikking om niet, zowel onder de levenden als bij testament. Het wil verhinderen dat de begiftigde gehouden is tot de uitvoering van een onmogelijke of ongeoorloofde last. De ongeoorloofdheid moet bijgevolg betrekking hebben op een gedraging van de begiftigde zelf. De gedraging van een derde, ook al is die ongeoorloofd, beïnvloedt de geldigheid van de overeenkomst niet. De derde is niet gebonden door de overeenkomst, zodat zijn daad voor de partijen een toevallige gebeurtenis is.64 De schenking van een goed aan een minderjarige met de last dat het beheer toekomt aan iemand anders dan de wettelijke vertegenwoordigers wordt bijvoorbeeld ook beschouwd als een ongeoorloofd beding wegens strijdigheid met de regels van het ouderlijk gezag. Andere voorbeelden betreffen stipuleren dat de geschonken goederen onbeslagbaar zijn, de last een 60
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, Les donations,1962, VIII/1, 405-406, nr. 323; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 479, nr. 1018. 61 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 580, nr. 682. 62 M. COENE, “Grondrechten en testeervrijheid” in K. RIMANQUE, (ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 318. 63 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 578, nr. 680. 64 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 578, nr. 680.
15
bepaald beroep (niet) te kiezen en goederen onvervreemdbaar maken.65 Ook de schenking aan meerdere personen met de last om in onverdeeldheid te blijven, is in beginsel ongeoorloofd wegens strijdigheid met artikel 815 B.W. Al bestaan hier ook meer genuanceerde opinies over.66 Dezen zijn van mening dat de last om in onverdeeldheid te blijven opgelegd kan worden voor een periode van maximum 5 jaar. Dit wordt gesteund door artikel 815, tweede lid B.W., dat bepaalt dat men een overeenkomst kan sluiten om in onverdeeldheid te blijven voor een periode van maximaal 5 jaar. Ook een last of voorwaarde die afbreuk doet aan artikel 1130 B.W. dat verbiedt om een nog niet opengevallen nalatenschap te verwerpen of om over dergelijke nalatenschap een beding te maken, moet voor ongeschreven worden gehouden.67 De sanctie voor dergelijke ongeoorloofdheid van een last is niet de hele nietigheid van de schenking, maar enkel dat de ongeoorloofde of onmogelijke last voor niet geschreven wordt gehouden.68 De schenking blijft dan dus bestaan en enkel de ongeoorloofde last verdwijnt. 3.1.3. Openbare orde karakter In den beginne werd door de rechtspraak en door bepaalde auteurs de niet-uitsluitbaarheid van artikel 900 B.W. in twijfel getrokken. Zij baseerden zich op de minderheidsopvatting dat artikel 900 B.W. maar een interpretatieregel was, wat echter niet het geval was.69 De rechter zou dan aan de hand van de bedoeling van partijen de toepassing ervan kunnen afwijzen.70 Zo werd geoordeeld dat het artikel geen toepassing vindt wanneer de testator uitdrukkelijk het bestaan van de beschikking heeft gekoppeld aan de verwezenlijking van de voorwaarde die er bij gevoegd is. Hier zou in het geval van een onmogelijke, ongeoorloofde of onwettige voorwaarde deze niet voor ongeschreven moeten worden beschouwd, maar zou de hele
65
L. RAUCENT, Les libéralités, Brussel, Bruylant, 1991, 115; F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE, Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 503. 66 E. DE WILDE D’ESTMAEL, “Les donations”, in Rép. Not. III, Brussel, Larcier, 1990, 133-134; L. WEYTS, “Last en modaliteit/Onverdeeldheid”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 453. 67 Brussel 22 oktober 1969, Pas. 1970, II, 13 en Rev. Not. B. 1971, 453. 68 Rb. Tongeren 10 juni 1988. 69 Cass. Fr. 4 augustus 1856, D. 1856, I, 453; Brussel 2 augustus 1869, Pas. 1870, II, 413; A. KLUYSKENS, Beginselen van Burgerlijk Recht, Schenkingen en testamenten, III, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1955, 1820, nr. 8. 70 Brussel 2 augustus 1869, Pas. 1870, II, 413; A. KLUYSKENS, Beginselen van Burgerlijk Recht, Schenkingen en testamenten, III, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1955, 19-20, nr. 8.
16
schenking nietig moeten worden verklaard. De rechtspraak en rechtsleer hebben deze zienswijze echter quasi unaniem verworpen.71 Nu is de heersende opinie dus dat dit artikel niet kan worden uitgesloten daar het van openbare orde is.72 Een akkoord van erfgenamen of begiftigden is irrelevant.73 Een beding waarbij de schenker stipuleert dat de schenking volledig nietig zal zijn wanneer de last of de voorwaarde nietig werd geacht, heeft bijgevolg geen uitwerking. Het is irrelevant dat de schenker heeft verklaard dat de verwezenlijking van de last van primordiaal belang is. Zo werd als niet geschreven beschouwd de voorwaarde vervat in een testamentaire beschikking die aan een gemeente een eeuwigdurende rente oplegt om gratis aan de armen basisonderwijs te geven. De schenking werd niet als nietig beschouwd, alleen de voorwaarde in strijd met de wet werd als niet geschreven beschouwd.74 Artikel 900 B.W. vestigt dus een algemene en absolute regel die zelfs toepasselijk is wanneer de testator uitdrukkelijk heeft verklaard zijn schenking te verbinden aan de voorwaarde en deze als determinerend te beschouwen. Hierbij wordt een wettelijke fictie gecreëerd door de wetgever om ongeoorloofde lasten of voorwaarden als niet geschreven te beschouwen.75 Dit artikel doet echter geen afbreuk aan de toepassing van artikel 6 B.W., dat bepaalt dat aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen, door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk kan worden gedaan.76 Zelfs als de voorwaarde bij toepassing van artikel 900 B.W. voor ongeschreven moet worden beschouwd en de gift behouden dient te worden, zal de rechter de akte in haar geheel nog kunnen nietig verklaren wegens strijdigheid met artikel 6 B.W., dat van toepassing is op alle rechtshandelingen en niet alleen op overeenkomsten.77
71
Brussel 2 augustus 1869, Pas. 1870, II, 413; A. KLUYSKENS, Beginselen van Burgerlijk recht. Schenkingen en testamenten, III, Gent, Van Rysselberghe, 1930, 19-20, nr. 8. 72 Cass. Fr. 7 juli 1868, S. 1868, I, 435; Cass. 31 juli 1869, Pas. 1869, I, 537; Cass. 28 februari 1874, Pas. 1874, I, 82; Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5, noot J. DABIN; F. LAURENT, Principes de droit civil, XI, Brussel, Bruylant, 1887, 575, nr. 434; G. GALOPIN, Les donations entre vifs et les testaments, Luik, Imprimerie H. Vaillant-Carmanne, 1919, 39, nr. 52. 73 F. BUYSSENS, N. GEELHAND, M. PUELINCKX-COENE, ‘Overzicht van rechtspraak. Giften 1993-1998’, T.P.R. 1999, 828, nr. 81 met verwijzing naar Rb. Brussel 13 juni 1997, Rev. Not. B. 1998, 67; M. PUELINCKXCOENE, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992)”, T.P.R. 1994, 1669, nr. 94. 74 Cass. 31 juli 1869, Pas. 1869, I, 537. 75 Cass. 28 februari 1874, Pas. 1874, I, 82. 76 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002,479, nr. 1018. 77 Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5, noot J. DABIN, Pas. 1953, I, 10 met conclusies Advocaat-Generaal R. HAYOIT DE TERMICOURT, Rec. Gén. Enr. Not. 1955, 352 en R.W. 1952-53, 352, bevestiging van Luik 4 juli 1951, Pas. 1952, II, 72.
17
3.1.4. Vergelijking met gemeen recht Artikel 900 B.W. neemt afstand van het gemeen recht waarbij volgens artikel 1172 B.W. de onmogelijke of ongeldige voorwaarde de hele overeenkomst nietig maakt overeenkomstig het adagium quod nullum est, nullum effectum producit. Juister is echter in het gemeen recht dat de onmogelijkheid of ongeoorloofdheid leidt tot de nietigheid van de verbintenis. Deze heeft dan de nietigheid van de wederkerige verbintenissen tot gevolg.78 Artikel 1172 B.W. spreekt enkel over voorwaarden, maar wordt ruim geïnterpreteerd en is steeds van toepassing wanneer de overeenkomst een nietig beding bevat.79 Er kwam echter kritiek op de miskenning van de wil van de beschikker die bestond bij toepassing van artikel 900 B.W. waarvoor doctrine en rechtspraak niet ongevoelig bleken. De miskenning bestaat in het feit dat de schenking blijft bestaan maar dat de opgelegde voorwaarde die een gevolg is van de wil van de schenker als niet geschreven wordt beschouwd. Een oplossing bestond dan in een ruimere erkenning van de wil die gerealiseerd wordt via herkwalificatie van de rechtshandeling zelf of van de voorwaarde. 80 Sommige oudere doctrine en rechtspraak waren bijgevolg van oordeel dat de rechtshandeling haar kosteloos karakter verliest indien blijkt dat de verwezenlijking van de voorwaarde of last de determinerende beweegreden van de beschikking uitmaakte. Dan is er sprake van een rechtshandeling onder bezwarende titel in plaats van een rechtshandeling om niet. In dit geval valt ze onder de toepassing van artikel 1172 B.W. en is ze in haar geheel nietig in geval van een ongeoorloofde of onmogelijke voorwaarde.81 Deze herkwalificatie kan echter niet plaatsvinden indien de last of voorwaarde is bedongen in het voordeel van de begiftigde zelf.82 Artikel 900 B.W. en artikel 1172 B.W. regelen beiden dus de omvang van de nietigheid indien aan een overeenkomst een ongeoorloofde of onmogelijke voorwaarde of last wordt gekoppeld. In beginsel bestaat er een vrij groot verschil tussen beide bepalingen. 78
M. VAN QUICKENBORNE, “Voorwaardelijke verbintenissen”, in Recht en praktijk, nr. 42, Antwerpen, Kluwer, 2006, 84, nr. 110. 79 P. VOIRIN, “Le sort du contrat contenant une clause ‘payable en or’ ou ‘valeur-or”, Rev. Crit. Leg. Jur. 1926, 341-342, nr. 2; P. SIMLER, La nullité partielle des actes juridiques, Parijs, Librairie Générale de Droit et de Jurisprudence, 1969, 40, nr. 35. 80 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 596, nr. 702. 81 Cass. Fr. 12 november 1867, S. 1868, I, 34; Cass. Fr. 21 december 1869, S. 1870, I, 130; F. LAURENT, Principes de droit civil, XI, Brussel, Bruylant, 1887, 573-574, nr. 433; G. GALOPIN, Les donations entre vifs et les testaments, Luik, Imprimerie H. Vaillant-Carmanne, 1919, 41-42, nr. 55. 82 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 596, nr. 703.
18
3.1.5. Verhouding met de theorie van de oorzaak In bepaalde gevallen is de voorwaarde of de last voor de schenker zo belangrijk dat hij niet geschonken zou hebben wanneer hij ab initio had geweten dat de voorwaarde of last niet uitgevoerd zou worden. De last of voorwaarde is dan de determinerende beweegreden van de schenking. Doctrine en rechtspraak aanvaarden dat de schenking in haar geheel nietig is wanneer de ongeoorloofde last de doorslaggevende beweegreden van de schenking uitmaakte.83
84
Dan is
immers ook de subjectieve oorzaak van de schenking ongeoorloofd. Hieronder wordt verstaan de concrete motieven die de schenker er toe hebben aangezet de schenking te doen. In dit geval gaan artikel 6 en de artikelen 1131-1133 B.W. voor op artikel 900 B.W. en vervalt de hele schenking aangezien de beschikking is aangetast door een groter gebrek dan een ongeoorloofde voorwaarde, namelijk door een ongeoorloofde oorzaak.85 Een overeenkomst met een ongeoorloofde oorzaak kan dan ook geen enkel gevolg hebben. Dit sluit ook niet uit dat het legaat zou worden herroepen wegens niet-naleving van de lasten.86 De Franse rechtspraak aanvaardde vrij snel dat artikel 1131 en 1133 Code civil voorrang hebben op artikel 900 Code civil. Daar is men van mening dat de ongeoorloofde last of voorwaarde die de determinerende beweegreden voor de schenking vormt, dat daarbij de nietigheid van de clausule de beschikking in haar totaliteit aantast en niet alleen de ongeoorloofde clausule.87 De Belgische rechtspraak was in het begin minder streng voor dergelijke situaties. Cassatie oordeelde aanvankelijk dat artikel 900 B.W. te allen tijde voorrang krijgt. 88 Het schrappen van
83
Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5, noot J. DABIN; Rb. Leuven 4 december 1987, Pas. 1988, III, 21; Rb. Brussel 13 juni 1997, Rev. Not. B. 1998, 67; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 409-411, nr. 311; M. COENE, ‘Grondrechten en testeervrijheid’ in K. RIMANQUE,(ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 326-327; M. PUELINCKX-COENE, ‘Valkuilen in het schenkingsrecht’, in X (ed.), Familiale vermogensplanning. XXXste Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2003-2004, Mechelen, Kluwer, 2004, 167, nr. 43. 85 F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE, Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 504; M. COENE, ‘Grondrechten en testeervrijheid’ in K. R IMANQUE,(ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 327. 86 Rb. Leuven 4 december 1987, Pas. 1988, III, 21. 87 Cass. Fr. 3 mei 1863, D. 1863, I, 429; Cass. Fr. 7 juli 1868, S. 1868, I, 435; Cass. Fr. 17 juli 1883, S. 1884, I, 305, noot J.E. LABBE; Cass. Fr. 30 oktober 1968, Bull. Civ. 1968, I, 197, nr. 259; Parijs 31 mei 1874, D. 1984, 276; H. CAPITANT, De la cause des obligations, Parijs, Librairie Dalloz, 1924, 444, nr. 204. 88 Cass. 31 juli 1869, Pas. 1869, I, 537; Cass. 28 februari 1874, Pas. 1874, I, 82.
19
de voorwaarde kon wel in strijd zijn met de bedoeling van de beschikker. Dan moest met deze wil geen rekening worden gehouden. Advocaat-generaal Mesdach de ter Kiele haalde in zijn conclusie bij dit arrest aan dat de Franse rechtspraak volledig in strijd was met de ratio legis van artikel 900 B.W.89 De eerste, kleine verandering van opvatting in België kwam er in 1903. Het Hof verklaarde dat het de rechter toekomt om na te gaan of de ongeoorloofdheid waarvan hij het bestaan vaststelt de doorslaggevende beweegreden was van de schenking wat de nietigheid tot gevolg heeft of dat dit feit enkel een voorwaarde of modaliteit uitmaakt die als niet geschreven moet worden beschouwd ten gevolge van artikel 900 B.W.90 Deze zienswijze werd duidelijk bijgetreden in 1952. Een vrouw had een onroerend goed gelegateerd aan haar minderjarige neef onder last het goed nooit te vervreemden. Het legaat werd volledig nietig verklaard aangezien het enige oogmerk van testator was om het goed via de clausule van onvervreemdbaarheid in de familie te houden. Aanvankelijk werd deze voorwaarde met toepassing van artikel 900 B.W. voor niet geschreven gehouden. Het Hof van Beroep te Luik oordeelde daarentegen dat artikel 900 B.W. niet voorgaat op artikel 6 B.W. en artikel 1131 B.W. Bijgevolg
moet het legaat in zijn geheel verdwijnen wanneer de
ongeoorloofde voorwaarde de doorslaggevende oorzaak vormt. Cassatie trad deze stelling bij.91 Deze opvatting heeft sedertdien de bovenhand gehaald in de Belgische rechtspraak en rechtsleer. Het gevolg hiervan in de praktijk was dat artikel 900 B.W. niet van toepassing is wanneer de opgelegde lasten of voorwaarden de doorslaggevende beweegreden van de gift uitmaken, zonder welke de gift niet zou hebben plaatsgehad. 92 Men herkwalificeert de voorwaarde tot oorzaak van de rechtshandeling. De wil van de beschikker wordt hierbij dus opgewaardeerd. Artikel 900 B.W. blijft alleen van toepassing wanneer de opgelegde last of voorwaarde een accessoir karakter heeft.93 De bewijslast van het determinerende karakter van 89
Advocaat-generaal MESDACH DE TER KIELE, conclusie bij Cass. 28 februari 1874, Pas. 1874, I, 82. Cass. 14 mei 1903, Pas. 1903, I, 216. 91 Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5, noot J. DABIN; R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 598, nr. 705. 92 Cass. Fr. 20 november 1878, D. 1879, I, 304; Cass. 26 oktober 1987, R.C.J.B. 1992, 18, noot L. RAUCENT; Rb. Leuven 4 december 1987, Pas. 1988, III, 21; Rb. Brussel 13 juni 1997, Rev. Not. B. 1998, 67; G. GALOPIN, Les donations entre vifs et les testaments, Luik, Imprimerie H. Vaillant-Carmanne, 1919, 42, nr. 55; M. P UELINCKXCOENE, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992)”, T.P.R. 1994, 1668-1669, nr. 94; F. BUYSSENS, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998)”, T.P.R. 1999, 828, nr. 81. 93 Cass. Fr. 7 juli 1868, S. 1868, I, 435. 90
20
de voorwaarde rust op degene die het inroept, dus de schenker of zijn rechtsopvolgers, die baat hebben bij de volledige nietigverklaring en niet bij de voorwaarde of last die voor ongeschreven wordt gehouden.94 Bij een volledige nietigverklaring worden alle gevolgen van de schenking immers uit het rechtsverkeer gewist. Bij het niet geschreven houden van de voorwaarde valt enkel de last die in het voordeel van de schenker is bedongen weg. In het Nederlandse en Duitse recht bestaan gelijkaardige regels met betrekking tot de lasten die verbonden zijn aan het testament. Voor het Nederlandse recht bepaalt artikel 4:45 NBW: “Een voorwaarde of een last die onmogelijk te vervullen is, of die in strijd is met de goede zeden, de openbare orde of een dwingende wetsbepaling, wordt voor niet geschreven gehouden. De beschikking waaraan de voorwaarde of de last is toegevoegd, is nietig, indien deze de beslissende beweegreden tot die beschikking is geweest.”95 Deze bepaling valt onder titel 4 “Uiterste willen” van boek 4 van het NBW. Het artikel is bijgevolg niet van toepassing op schenkingen. In het Duitse recht bepaalt BGB §2195 dat de onmogelijkheid tot uitvoering van de Auflage, gekoppeld aan een legaat, maar de nietigheid van het gehele legaat tot gevolg heeft, wanneer de uitvoering van de last een determinerende beweegreden vormde. In beide rechtsstelsels vallen echter de lasten die gekoppeld worden aan een schenking onder de gemeenrechtelijke, contractuele regel bij gebreke van een van het gemene recht afwijkende bepaling.96 Deze regel gaat uit van de bedoeling van de partijen voor de precieze bepaling van de omvang van de nietigheid.97 In het Belgische recht komt het aan de feitenrechter te beslissen of een bepaalde last of voorwaarde de determinerende beweegreden van de schenking uitmaakte.
98
De
bewoordingen van partijen zijn hierbij een belangrijke richtlijn, maar niet van doorslaggevend belang.99 De beoordeling van de ongeoorloofdheid van de voorwaarde moet plaatsvinden op het moment van de uitwerking van de beschikking. Bij de schenking is dit de dag van
94
R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 599, nr. 707. Art. 4:45 NBW; F. SCHOLS, “De uiterste wilsbeschikking in het algemeen”, in M. VAN MOURIK, Handboek nieuw erfrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 107; C. ASSER, S. PERRICK, Erfrecht en schenking, I, 2002, 185-186, nr. 151. 96 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 599-600, nr. 708. 97 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 576, nr. 678. 98 Rb. Brussel 13 juni 1997, Rev. Not. B. 1998, 67; Cass. Fr. 17 juli 1883, D. 1884, I, 306; M. PUELINCKXCOENE, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992)”, T.P.R. 1994, 1669, nr. 94; F. BUYSSENS, N. GEELHAND en M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998)”, T.P.R. 1999, 828, nr. 81 99 Cass. Fr. 17 juli 1883, S. 1884, I, 305, noot J.E. LABBE, M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992)”, T.P.R. 1994, 1669, nr. 94. 95
21
aanvaarding van de schenking en voor het testament de dag van het overlijden van de testator.100 De toepassing van artikel 900 B.W. komt niet vaak meer voor. Het doel van de schenking zal namelijk meestal ingegeven zijn door de ongeoorloofde last of voorwaarde. Een zeldzaam geval in de praktijk waarbij toch nog werd besloten tot het niet geschreven houden van de voorwaarde betrof een beding van onvervreemdbaarheid van een gelegateerd huis aangezien dit in tegenstrijd is met de openbare orde. Deze sanctie sluit echter niet uit dat het legaat zou worden nietig verklaard omwille van de determinerende wil van de erflater om de gelegateerde goederen onvervreemdbaar te maken, hetzij dat het legaat zou worden herroepen wegens niet naleving van de lasten.101 Doctrine en rechtspraak geven voorrang aan de gemeenrechtelijke regeling boven artikel 900 B.W. omdat men van mening is dat het als niet geschreven beschouwen van de voorwaarde tot een ware verminking van de wil van de beschikker kan leiden.102 Stel bijvoorbeeld dat een vader aan zijn zoon een schenking doet van 100.000 euro onder de verplichting om later met een bepaald persoon te trouwen, wat duidelijk een ongeoorloofde voorwaarde uitmaakt wegens strijdigheid met de goede zeden. Deze voorwaarde zal als niet geschreven worden beschouwd en de schenking blijft bestaan. Bijgevolg is er wel een aantasting van de wil van de beschikker. Daarom wordt aanvaard dat indien het de essentiële bedoeling van de schenker was dat de opgelegde maar ongeoorloofde voorwaarden vervuld zouden worden, de gift toch in haar geheel nietig is op grond van de ongeoorloofde oorzaak die eraan ten grondslag ligt. 103 De erflater kan echter niet de toepassing van artikel 900 B.W. omzeilen door bv. te verklaren dat het vervullen van de ongeoorloofde voorwaarde voor hem determinerend is, indien dit niet het geval is of door te bedingen dat indien de ongeoorloofde last niet vervuld wordt de gift
100
Cass. Fr. 20 november 1878, S. 1879, I, 413; I. NAJJAR, P. RAYNAUD (ed.), Répertoire de droit civil, Disposition à titre gratuit, V, Parijs, Dalloz, losbl., 1998, 17, nr. 178; W. P INTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 479, nr. 1019. 101 Rb. Leuven 4 december 1987, Pas. 1988, III, 21. 102 M. COENE, ‘Grondrechten en testeervrijheid’ in K. R IMANQUE, (ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 326. 103 Rb. Brussel 13 juni 1995.
22
aan iemand anders wordt toegekend.104 Artikel 900 B.W. raakt namelijk de openbare orde, zoals besproken in deel 3.1.3.105 3.1.6. Beoordeling De schenking die geldig blijft maar de voorwaarde die nietig is, is een vrij strenge maatregel voor de schenker. Indien de schenker met zijn gift de begiftigde wou bewegen tot een bepaalde handeling of onthouding, seksuele onthouding bijvoorbeeld, dan moet hij erop toezien hoe het voorwerp van de gift zonder enige voorwaarde in het vermogen van de begiftigde komt, terwijl de begiftigde ongestraft seksueel actief mag zijn.106 Omwille van de ernst van deze sanctie laat men artikel 6 en artikel 1172 B.W. prevaleren ingeval de voorwaarde tevens de oorzaak in hoofde van de schenker uitmaakt. Deze evolutie in rechtspraak en rechtsleer heeft uiteraard het nut en de toepassing van artikel 900 B.W. in grote mate verminderd. De oplossing die ontwikkeld werd, is eigenlijk strijdig met de gedachtegang en ratio legis van artikel 900 B.W.107 Toch verdedigt de meerderheid van de rechtsleer deze opvatting. De schenking moet volledig uit het rechtsverkeer verdwijnen volgens hen wanneer de ongeoorloofde voorwaarde of last haar enige reden van bestaan uitmaken. Er anders over oordelen zou strijdig zijn met de bedoeling van de partijen en in het bijzonder die van de schenker.108 De meerderheidsopvatting in de rechtsleer is ook dat de politieke achtergrond van het Ancien Régime bij artikel 900 B.W. is verdwenen. Artikel 900 B.W. en de evolutie hiervan in doctrine en rechtspraak is dus een duidelijk voorbeeld van hoe veranderende maatschappelijke opvattingen invloed uitoefenen op de invulling van een wetsbepaling.109 Een dergelijke miskenning van de wil van de schenker zou volgens velen niet langer gerechtvaardigd zijn. De wil van de schenker is zeker en vast beter beschermd door de huidige regeling. Er kunnen echter ernstige vragen worden gesteld bij de relevantie van dit
104
J. BAEL, “Algemene zorgvuldigheidsnorm”, in Notariële actualiteit-Familierecht, 133, nr. 37. M. PUELINCKX-COENE, N. GEELHAND, F. BUYSSENS, “Overzicht van rechtspraak. Giften (1993-1998)” T.P.R. 1999, II, 828, nr. 81. 106 M. VAN QUICKENBORNE, Voorwaardelijke verbintenissen, in Recht en Praktijk, Antwerpen, Kluwer, 2006, 85, nr. 111. 107 J. DABIN, “De l’effet d’une clause d’inaliénabilité indéfinie jointe à une libéralité: condition illicite ou but illicite?”, R.C.J.B. 1953, 10, nr.1 en 2; J. FLOUR, H. SOULOT, Droit civil. Les libéralités, Parijs, Collection Armand Colin, 1982, 216, nr. 338. 108 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 600, nr. 710. 109 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 604, nr. 716. 105
23
argument. De bedoeling van artikel 900 B.W. is toch net om in te gaan tegen de wil van beschikker ter bescherming van een maatschappelijk belang en de schenker die een ongeoorloofd doel nastreeft te bestraffen.110 Ook De Page is deze mening toegedaan. Hij vindt dat de schending van de intentie van de beschikker geen kwaad kan aangezien het een schuldige intentie is. Het recht om te testeren is geen werkelijk natuurlijk recht. Het vloeit voort uit de wet en de wet kan het reglementeren zoals ze wil. En als de beschikker de wet wil overtreden, is het perfect aanvaardbaar om een bijzondere sanctie in te stellen die een burgerlijke straf uitmaakt. 111 Bovendien zou niemand de nietigheid vragen als de sanctie de volledige nietigheid van de akte zou zijn: noch de beschikker, noch de erfgenamen, noch de begunstigde. De beschikker zal dit zeker niet doen aangezien dit ingaat tegen zijn intentie. De erfgenamen zullen dit wellicht ook niet doen uit eerbied voor de wil van de beschikker. De begunstigde zou dit dan weer niet doen om niet van het voordeel beroofd te worden. Ook is de rol van de begiftigde bij een schenking of een legaat meestal zeer beperkt. Hij kan de opgelegde voorwaarde weinig beïnvloeden. Het zou dus niet billijk zijn de begiftigde te bestraffen met de nietigheid van de schenking wegens een ongeoorloofde voorwaarde waarin hij geen inspraak heeft gehad. 112 Zo verzekert artikel 900 B.W. dus het meest het respect voor de wet.113 De motivatie in de conclusie van Hayoit de Termicourt bij het cassatie-arrest van 31 oktober 1952 is ook niet overtuigend. Zijn belangrijkste argument bestond erin dat artikel 900 B.W. contraproductief werkt, aangezien het de mogelijkheid biedt om indirect een gift met ongeoorloofde oorzaak onaantastbaar te maken. Het voorbeeld dat hij hierbij aanreikte was een schenking tussen concubanten. Dit is ongeoorloofd. Volgens hem kon men deze rechtshandeling echter onaanvechtbaar maken door een ongeoorloofde voorwaarde te koppelen aan deze ongeoorloofde schenking. Dan wordt deze voorwaarde krachtens artikel 900 B.W. voor niet-geschreven gehouden en de ongeoorloofde schenking zelf zou dan blijven 110
R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 601, nr. 711; M. COENE, “Grondrechten en testeervrijheid” in K. RIMANQUE,(ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 318. 111 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 406, nr. 323. 112 M. VAN QUICKENBORNE, “Voorwaardelijke verbintenissen”, in Recht en Praktijk, Antwerpen, Kluwer, 2006, 85, nr. 111; A. MAELFAIT, W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH, “Commentaar bij art. 900 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 3; A. KLUYSKENS, Beginselen van het burgerlijk recht, De schenkingen en testamenten, III, Antwerpen, Standaard, 1958, 24. 113 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 406, nr. 323.
24
bestaan.114 Deze motivering druist echter in tegen de aanvaarde opvatting dat de toepassing van artikel 900 B.W. de toepassing van artikel 6 B.W. en artikel 1172 B.W. niet verhindert.115 De motivering in rechtspraak en rechtsleer berust dus in sterke mate op weliswaar juridische argumenten die ofwel verkeerd geïnterpreteerd worden, zeker wat betreft de conclusie van Hayoit de Termicourt. Een ander argument vertrekt vanuit een verkeerd uitgangspunt: de ongeoorloofde wil van de beschikker die beschermd moet worden. Ofwel gaat het om redeneringen die het toepassingsgebied van artikel 900 B.W. uithollen en dus een interpretatie contra legem zijn. Barbaix is echter een andere mening toegedaan. Volgens haar is in het voorbeeld van de schenking tussen concubanten niet alleen de voorwaarde, maar ook de schenking zelf aangetast door een gebrek. De oorzaak is volgens deze opvatting ongeoorloofd, ook wanneer de schenking onvoorwaardelijk is. Het hieraan koppelen van een ongeoorloofde voorwaarde verandert daar niets aan. Ook volgens Barbaix bestaat er geen onverenigbaarheid tussen de bepalingen van artikel 900 B.W. enerzijds en artikel 6, artikel 1133 en artikel 1172 B.W. anderzijds. Artikel 900 B.W. legt in beginsel op om na te gaan of de aan de schenking gekoppelde voorwaarde ongeoorloofd is. Als dit het geval is, dan wordt ze geschrapt. Hierna dient echter nog een beoordeling van de geoorloofdheid van de schenking zelf plaats te vinden. Hierbij beoordeelt men de onvoorwaardelijke schenking. De voorwaarde is al geschrapt. Bijgevolg zou de schenking dan ook nietig kunnen zijn bij een ongeoorloofde oorzaak.116 De motivatie van de recente rechtspraak en rechtsleer is bijgevolg niet op zijn plaats. De verantwoording dat de initiële politieke idee achterhaald is, overtuigt ook niet. Volgens Barbaix is artikel 900 B.W. niet van elke betekenis ontbloot. Het blijft een efficiënt preventieen sanctiemechanisme dat dient om de begiftigde te beschermen. Door de afwezigheid van een
gelijkwaardige
tegenprestatie
staat
hij
in
een
ondergeschikte
en
nadelige
onderhandelingspositie. Dat een ongeoorloofde voorwaarde wordt opgenomen in een gift, kan hem niet worden aangewreven. Daarbovenop is de begiftigde afhankelijk van de wil van de schenker, wanneer deze aandringt op de uitvoering van de last. Bijgevolg geniet de schenker 114
R. HAYOIT DE TERMICOURT, conclusie bij Cass. 31 oktober 1952, Pas. 1953, I, 113. W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002,479, nr. 1018; Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5, noot J. DABIN, Pas. 1953, I, 10 116 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 601-602, nr. 711. 115
25
een machtspositie: hij kan aandringen op de verwezenlijking op straffe van het integrale verlies van het toegekende voordeel. Het is immers niet denkbeeldig dat een privaat persoon misbruik maakt van zijn sociaal of economisch sterkere positie en de fundamentele rechten van anderen geweld aandoet. Voorbeelden zijn de sterkere positie van rechtspersonen ten aanzien van een individu of ongelijkheden tussen individuen onderling. Ook tussen testator en legataris bestaat er geen volledig gelijke verhouding. Het recht dat een eigenaar van goederen heeft om vrij over die goederen te beschikken zou hem een zekere machtspositie ten aanzien van de begunstigde kunnen geven die hij kan aanwenden om invloed uit te oefenen op diens intieme levenssfeer. 117 De volledige nietigheid uit het gemeen recht beschermt de begiftigde niet, aangezien hij dan ook het voordeel van de schenking kwijtraakt. De begiftigde wordt dus in de richting geduwd om de ongeoorloofde last of voorwaarde te verwezenlijken door de huidige opvatting in rechtspraak en rechtsleer.118 Bovenstaande situatie is dus problematisch voor de begiftigde. Een mogelijke oplossing hiervoor kan gevonden worden in de visie van Barbaix. Zij pleit voor een toepassing van artikel 900 B.W. dat voorrang krijgt boven artikel 1172 B.W. en artikel 6 B.W.119 Wanneer de ongeoorloofde voorwaarde niet de doorslaggevende beweegreden van de schenking uitmaakt (een situatie die niet zo vaak voorkomt), blijft de situatie dezelfde als de huidige situatie: artikel 900 B.W. is integraal van toepassing en de ongeoorloofde voorwaarde wordt voor nietgeschreven gehouden. Indien echter de ongeoorloofde voorwaarde of last wel de doorslaggevende beweegreden van de schenking uitmaakt (wat meestal het geval zal zijn), zou artikel 900 B.W. dan ook toepassing vinden. Bijgevolg wordt ook hier de voorwaarde voor niet-geschreven gehouden. De wil van de beschikker wordt aangetast op die manier, wat voor de betrokkene zelf een spijtige zaak is, maar wat uiteindelijk geen kwaad kan, aangezien zijn opgelegde last altijd onrechtmatig is geweest. Hiernaast wordt de begiftigde veel beter beschermd dan bij de integrale nietigheid van de overeenkomst aangezien hij op deze manier het voordeel van de schenking niet verliest. Bovendien herleeft het toepassingsgebied van artikel 900 B.W. Ook kan men nog steeds de nietigheid van de schenking vorderen indien 117
M. COENE, “Grondrechten en testeervrijheid”, in K. R IMANQUE, De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer, 1982, 315, nr. 3. 118 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 602, nr. 712. 119 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 602, nr. 712; M. COENE, “Grondrechten en testeervrijheid” in K. RIMANQUE,(ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 327.
26
deze bijvoorbeeld strijdig is met de openbare orde aangezien artikel 900 B.W. de toepassing van artikel 1133 B.W. en artikel 1172 B.W. niet noodzakelijk uitsluit. Een dergelijke interpretatie en samenlezing door rechtspraak en doctrine van artikel 6 B.W., artikel 900 B.W. en artikel 1172 B.W. zou dus soelaas kunnen bieden voor deze problematische toestand in het huidige recht. 3.1.7. Partiële nietigheid De partiële nietigheid van een rechtshandeling lijkt heel sterk op het niet geschreven zijn van een voorwaarde. In beide gevallen gaat het om een bepaald element, zoals een clausule, voorwaarde of beding, van een rechtshandeling of overeenkomst die geen rechtsgevolgen sorteert. Betreffende de gemeenrechtelijke regeling wijken het Belgische en Franse recht af van het Nederlandse recht waar de wet in beginsel het principe van de gedeeltelijke nietigheid vooropstelt. Artikel 3:41 NBW bepaalt: “Betreft een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling, dan blijft deze voor het overige in stand, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat”.120 De gedeeltelijke nietigheid is dus het uitgangspunt in Nederland en de gehele nietigheid de uitzondering. De bedoeling van partijen is een doorslaggevend criterium om de precieze bepaling van de omvang van de nietigheid vast te stellen.121 Betreffende de schenking bevat het Nederlandse recht geen bepaling die afwijkt van het gemeen recht. De gemeenrechtelijke regeling, met in het bijzonder de aandacht voor de bedoeling van de partijen, is dus van toepassing op schenkingen.122 Indien de contractanten dus de nietige voorwaarde als bijkomstig beschouwden, zal enkel deze voorwaarde nietig zijn. Indien ze als noodzakelijk voor de overeenkomst werd bedongen, dan zal de ongeoorloofde voorwaarde leiden tot de nietigheid van de overeenkomst of rechtshandeling volgens de theorie van de partiële nietigheid. Ook in België wint de leer van de partiële nietigheid van de rechtshandeling aan belang. Sedert tientallen jaren is men in de doctrine meer en meer van mening dat de omvang van de nietigheid beperkt moet zijn. Ze moet een sanctie op maat zijn. Uit het sanctionerend karakter 120
Art. 3:41 NBW. R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 583, nr. 687. 122 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 576-577, nr. 678. 121
27
vloeien twee regels voort: ten eerste mag de nietigheid niet verder gaan dan wat absoluut noodzakelijk is. Anderzijds moet de nietigheid zo goed mogelijk aangepast zijn aan de overtreding die zij wil beteugelen.123 Vanuit deze optiek zou men kunnen argumenteren om in geval van schenking gekoppeld aan een ongeoorloofde last enkel deze last voor niet geschreven te houden of nietig te verklaren. Als enkel de last ongeoorloofd is, is het niet noodzakelijk om de hele rechtshandeling nietig te verklaren. Deze sanctie is het meest op maat gemaakt voor de overtreding die men wenst te beteugelen en gaat uit van een beperkte omvang van de nietigheid. In het geval van partiële nietigheid, heeft het adjectief “partieel” geen betrekking op de nietigheid als zodanig. Deze blijft volledig. Het gedeeltelijke karakter heeft wel betrekking op de rechtshandeling. Die kan, ondanks de nietigheid, gedeeltelijk blijven bestaan. Met de partiële nietigheid bedoelt men dat in een overeenkomst of rechtshandeling slechts de clausule die met een bepaalde rechtsnorm strijdig is, nietig wordt verklaard. Het overige gedeelte van de overeenkomst of rechtshandeling blijft dan gehandhaafd.124 Uit artikel 900 B.W. en artikel 1172 B.W. zou men kunnen afleiden dat voor rechtshandelingen om niet de techniek van de gedeeltelijke nietigheid wordt toegepast via artikel 900 B.W. terwijl voor rechtshandelingen onder bezwarende titel deze techniek niet wordt gehanteerd. De rechtspraak in België en Frankrijk is deze conclusie zoals beschreven in deel 3.1.5. nochtans niet bijgetreden. Zoals al besproken bij rechtshandelingen om niet, moet, wanneer de ongeoorloofde voorwaarde het eigenlijke doel is van de schenker, de rechtshandeling in haar geheel nietig worden verklaard op grond van de evolutie in rechtspraak en rechtsleer.125 De beperking tot de nietigheid van de ongeoorloofde of onmogelijke voorwaarde zou zoals besproken in deel 3.1.6. echter tot billijker situaties leiden in de praktijk. Het leerstuk van de partiële nietigheid hangt dus heel sterk samen met de interpretatie van artikel 900 B.W. en artikel 1172 B.W. Meestal aanvaardt men immers dat het voor niet geschreven zijn van een voorwaarde en de nietigheid van een voorwaarde voor hetzelfde 123
W. VAN GERVEN, Beginselen van Belgisch privaatrecht, Algemeen deel, I, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 404, nr. 128. 124 W. VAN GERVEN, Beginselen van Belgisch privaatrecht, Algemeen deel, I, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 425, nr. 133. 125 W. VAN GERVEN, Beginselen van Belgisch privaatrecht, Algemeen deel, I, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 4025, nr. 133.
28
staan. De Wet Breyne gebruikt in artikel 13 zelfs de twee begrippen door elkaar.126 Slechts zeer uitzonderlijk bestaan hier andere meningen over in de rechtsleer.127 Het gevolg van het voor niet geschreven houden van een beding is dat het contract, dat in principe zeker blijft bestaan, zonder het beding gezien moet worden.128 Aangezien het beding geacht wordt nooit geschreven te zijn, kan zij ook nooit tot de nietigheid van het contract leiden.129 In ons rechtsstelsel brengt de nietigheid van een deel van de rechtshandeling, wanneer een deel van de rechtshandeling strijdt met de openbare orde, de goede zeden of een bepaling van dwingend recht, niet noodzakelijk de nietigheid van de gehele rechtshandeling mee. Het Hof van Cassatie aanvaardde het principe van de partiële nietigheid immers vrij snel in geval van deelbaarheid van de verbintenissen. De gehele rechtshandeling zal slechts nietig zijn indien de rechtshandeling één ondeelbaar geheel vormt.130 Ook in Nederland is dit de werking van de partiële nietigheid. De ondeelbaarheid van de rechtshandeling hangt af van de wil van de partijen op het moment van het sluiten van de rechtshandeling. Hier kan een uitdrukkelijke clausule waarbij het lot van het resterende deel van de overeenkomst wordt geregeld indien één of meerdere clausules van de overeenkomst nietig zijn, heel belangrijk zijn. Indien de wil van de partijen niet duidelijk blijkt uit de rechtshandeling zelf, of uit de uitgevoerde wijze hiervan, dan zal de rechter moeten oordelen of de nietige clausule een onverbreekbaar geheel vormt met het resterend gedeelte van de rechtshandeling in welk geval de oplossing bestaat in de gehele nietigheid.131 In beginsel kan het leerstuk van de partiële nietigheid dus een oplossing bieden voor de geschetste problematiek die bestaat in de samenhang tussen artikel 900 B.W. en artikel 1172 126
Art. 13 Woningbouwwet. I. DEMUYNCK, De inhoudelijke controle van onrechtmatige bedingen: Onderzoek van de Wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument en van de Wet van 3 april 1997 betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten gesloten tussen titularissen van vrije beroepen en hun cliënten getoetst aan het gemeen verbintenissenrecht, aan de Richtlijn van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en aan het Duitse, het Nederlandse en het Franse recht, , Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 1999-2000, 714. 128 J. KULLMANN, “Remarques sur les clauses réputées non écrites”, D. 1993, 62; 129 I. DEMUYNCK, De inhoudelijke controle van onrechtmatige bedingen: Onderzoek van de Wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument en van de Wet van 3 april 1997 betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten gesloten tussen titularissen van vrije beroepen en hun cliënten getoetst aan het gemeen verbintenissenrecht, aan de Richtlijn van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en aan het Duitse, het Nederlandse en het Franse recht, Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 1999-2000, 715. 130 Cass. 13 oktober 1960, Pas. 1961, I, 160; Brussel 5 juni 1961, Ann. Not. Enr. 1962, 159; Cass. 27 februari 1959, Pas. 1959, I, 653. 131 W. VAN GERVEN, Beginselen van Belgisch privaatrecht, Algemeen deel, I, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 426, nr. 133. 127
29
B.W. als men kijkt naar de bedoeling van de partijen en de verbintenissen als deelbaar beschouwt. De rechter zal kijken of de rechtshandeling zonder het nietige deel enige betekenis kan behouden.132 Dit is zeker niet ondenkbaar in het geval van de schenking onder last. In dat geval kan men deze ongeoorloofde last nietig laten verklaren terwijl de rechtshandeling voor de rest blijft bestaan. Dan komt men tot dezelfde oplossing als wanneer men artikel 900 B.W. laat prevaleren op artikel 1172 B.W. Nuttig is om in dit geval door de contractspartijen te laten bedingen dat enkel een clausule of voorwaarde nietig kan worden verklaard en wat dan het lot is van de rest van de overeenkomst indien één of meerdere clausules nietig zouden zijn. 3.1.8. Bijzondere toepassing consumentenrecht Het consumentenrecht is een nieuwsoortig contractenrecht. Het doel hiervan is gelegen in de bescherming van de consument via beperkingen aan de contractvrijheid. Hiermee wil men de uitbuiting als gevolg van een economische ongelijkheid tussen partijen vermijden. Ook in het consumentenrecht is er een bijzondere sanctie in geval van een onrechtmatig beding: de schrapping ervan. Dit doet sterk denken aan de oorsprong van artikel 900 B.W.: ook daar was het de bedoeling om via het niet geschreven houden van de voorwaarde, de sterkere partij, de schenker, te verhinderen dat die zware lasten zou opleggen aan de begiftigde die zijn vrijheid zouden kunnen beperken. De doelstelling is wat anders, namelijk vrijheid garanderen en het tegengaan van de versterking van eigenmacht tegenover consumentenbescherming. Toch zijn er gelijkenissen tussen beide situaties: men wil immers in beide gevallen de zwakkere partijen beschermen (de consument en de begiftigde). Het middel is identiek. Ook in de Wet Breyne is de sanctie voor onwettige bedingen het voor niet geschreven houden hiervan.133 Het gemeen recht inzake strafbedingen houdt bedingen in strijd met de in artikel 1231 B.W. uitgewerkte matigingsbevoegdheid voor niet geschreven Dit toont aan dat het middel gehanteerd in artikel 900 B.W. nog steeds aangepast is aan de maatschappelijke opvattingen van vandaag de dag.134 3.2.
Niet afhangen van de loutere wil van de schenker
132
R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 587, nr. 694. Art. 13, lid 1 Woningbouwwet. 134 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 606, nr. 719. 133
30
Naast het verbod van ongeoorloofde of onmogelijke voorwaarden of lasten, zijn er nog twee andere vereisten bij de schenking onder last. Eén ervan is dat de schenking niet mag afhangen van de loutere wil van de schenker. Dit is een gevolg van het principe van de onherroepelijkheid van de schenking.135 Artikel 945 B.W. bepaalt dat geen last mag worden bedongen die nog niet bestond of uitgedrukt was ten tijde van de schenking. Daarom kan de begiftigde zich niet verbinden om onbepaalde toekomstige schulden te voldoen. Dit zou leiden tot de nietigheid van de gehele schenking, dit ongeacht of de schenker al dan niet effectief schulden heeft aangegaan. Anders zou de schenker onrechtstreeks op zijn schenking kunnen terugkomen.136 Sommigen menen ook dat zelfs in geval de toekomstige schuld bepaald en welomschreven is, er steeds een potestatief element aanwezig is. Het ontstaan van de toekomstige schuld hangt namelijk af van de loutere wil van de schenker.137 Volgens dergelijke opvatting leidt dus het bedingen van elke toekomstige schuld tot de nietigheid van de schenking. 3.3.
Geen behoud van beschikkingsmacht
De derde voorwaarde van de schenking onder last is dat de schenker zich geen beschikkingsmacht mag voorbehouden. Dit volgt uit artikel 946 B.W. dat het dadelijk en onherroepelijk karakter van de schenking bevat. Er mag geen last bedongen worden die inhoudt dat de schenker nog mag beschikken over de geschonken goederen. In dat geval zou het immers zijn alsof er geen schenking heeft plaatsgehad. Dan lijkt het goed bij het overlijden van de schenker nog tot zijn nalatenschap te moeten worden gerekend. Voorbeelden die niet aanvaard worden, zijn dat de schenker zich het recht voorbehoudt het goed nog in hypotheek of in pand te geven. Uiteraard is de macht om over de geschonken goederen te beschikken ook niet in overeenstemming met voorgenoemd artikel.138
135
Art. 944 B.W. S. MOSSELMANS, “Onherroepelijkheid/Principe”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek estate planning Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 177. 137 M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, Donations et testaments, V, Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1957, 567, nr. 437. 138 Rb. Mechelen 8 oktober 1996, T. Not. 1996, 457; Rb. Luik 17 december 1991, J.L.M.B. 1993, 389; Rb. Gent 12 februari 1936, Pas. 1937, III, 43; E. DE WILDE D’ESTMAEL, ‘Les donations’, in Rép. Not., 59, nr. 15. 136
31
Een opvallender schending van artikel 946 B.W. betreft het behoud door de schenker van de sleutel en lettercombinatie van een kluis waarin de geschonken goederen liggen (bv. effecten). Dergelijke last koppelen aan het geschonkene is absoluut uit den boze.139 De last dat begunstigde niet over de effecten mag beschikken zolang de schenker leeft, is echter geldig. Hier gaat het over het kunnen beschikken door de begiftigde dat beperkt wordt in het belang van de schenker.140
4. Artikel 918 B.W. Een ander sleutelartikel betreffende schenkingen onder last is artikel 918 B.W. Dit artikel heeft voornamelijk zijn belang bij de vereffening-verdeling van een nalatenschap. Ook hier bestaan discussies in de rechtsleer betreffende het toepassingsgebied van het artikel. Dit artikel luidt: “De waarde in volle eigendom van de goederen die aan een van de erfgerechtigden in de rechte lijn vervreemd zijn, hetzij met last van een lijfrente, hetzij met afstand van het kapitaal, of met voorbehoud van het vruchtgebruik, wordt toegerekend op het beschikbaar gedeelte; en het overschot, indien er een is, wordt in de massa ingebracht. Deze toerekening en deze inbreng kunnen niet worden gevorderd door de erfgenamen aan wie de wet een voorbehouden erfdeel toekent en die in deze vervreemdingen hebben toegestemd, noch in enig geval door de erfgerechtigden in de zijlijn.” Als de schenking met afstand van kapitaal of op last van een lijfrente gedaan wordt aan een erfgerechtigde in de rechte lijn, zal artikel 918 B.W. dus van toepassing zijn. Een schenking met afstand van kapitaal is een vervreemding zonder tegenprestatie in kapitaal, maar tegen een levenslang recht dat eindigt bij het overlijden van de schenker, zoals een verplichting tot verzorging of huisvesting. Ook de schenking op last van een lijfrente en de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik vallen onder het toepassingsgebied van deze bepaling.141 Het artikel beoogde een aantal vervreemdingen te ontmaskeren die gedaan zijn ten voordele van de kinderen, aangezien dergelijke vervreemdingen meestal aangewend zijn om de
139
P. DELNOY, “Chronique de jurisprudence. Les libéralités (1981-1987)”, J.T. 1989, 35; B. COOPMAN, “De handgift: specialia”, Not. Fisc. M. 1999, 94. 140 Luik 3 december 1986, Rev. not. B. 1988, 150. 141 P. DELNOY, “Réformer l’article 918 du code civil pour mettre un terme à une histoire qui n’en finit pas”, in X. (ed.), Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 110.
32
kinderen te bevoordelen.142 Ze werden van rechtswege in de erfelijke verhoudingen tussen kinderen als giften beschouwd.143 Hiermee gaat een verlichte bewijslast gepaard voor de reservatairen om bepaalde vervreemdingen door hun ouders gedaan aan sommigen van hen, ondanks hun schijn van verrichting ten bezwarende titel of van schenkingen met last, te ontmaskeren als in feite zuivere schenkingen, die de reserve van de niet-begiftigde kinderen kunnen schenden. De wetgever heeft voor de erfrechtelijke regeling tussen hen dus vermoedens ingesteld. Enerzijds een vermoeden in het voordeel van de reservatairen die geen partij waren bij de verrichting, dat de door dit artikel bedoelde vervreemdingen geheel als onbelaste schenkingen worden beschouwd en dat het vruchtgebruik en de prijs (in geval van vervreemding onder voorbehoud van vruchtgebruik) en de bedongen levenslange rechten (in geval van vervreemding met afstand van kapitaal) fictief zijn. Bij de schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik wordt enkel dit voorbehoud fictief geacht.144 Anderzijds wordt een vermoeden ingesteld in het voordeel van de verkrijger dat afgeleid wordt uit het wettelijk vermomd karakter van de vervreemding,145 namelijk dat de ouderschenker deze schenking in ieder geval buiten deel heeft willen doen.146 Wanneer een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik niet ingekort kan worden of aangerekend worden op het beschikbaar deel, omdat alle erfgerechtigden in de rechte lijn hebben toegestemd in die schenking, dan moeten de geschonken goederen niet fictief bij de massa van de nalatenschap worden gevoegd.147 Artikel 918 B.W. begint met de woorden: “de waarde in volle eigendom”. Hiermee werd in de eerste plaats bedoeld dat de volle eigendom verrekend moet worden zonder rekening te
142
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les testaments, VIII/2, Brussel, Emile Bruylant, 1947, nr. 1456. 143 R. DILLEMANS, De erfrechtelijke reserve, Leuven, Universitaite boekhandel Uystpruyst Leuven, 1960, 224, nr. 314; M. COENE, H. DU FAUX, “Commentaar bij Art. 918 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,2005, 1. 144 M. COENE, H. DU FAUX, “Commentaar bij Art. 918 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,2005, nr. 2. 145 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les testaments, VIII/2, Brussel, Emile Bruylant, 1947, nr. 147. 146 M. COENE, H. DU FAUX, “Commentaar bij Art. 918 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 2005, nr. 2. 147 Cass. 8 oktober 1992, AR 9398, www.juridat.be; Art. 918 B.W.; Art. 922 B.W.
33
houden met de tegenprestaties. De rechtspraak heeft dit echter geïnterpreteerd als dat de inkorting niet in natura, maar in waarde moet gebeuren.148 4.1.
Last ten voordele van een derde
Artikel 918 B.W. is in de eerste plaats van toepassing bij een schenking door een ascendent aan een descendent waarbij deze een tegenprestatie verschuldigd is aan de schenkende oudervervreemder.149 De last zal ook meestal in het eigen voordeel van de ascendent bedongen worden. Er zijn echter gedeelde meningen over de vraag of artikel 918 B.W. ook van toepassing is wanneer de lasten worden bepaald in het voordeel van een derde. 150 De meerderheid is van mening dat de toepassing van het artikel in dit geval behouden blijft.151 Een voorbeeld betreft een schenking met beding van betaling van een lijfrente aan een gehandicapt kind. Masschelein is van mening dat gezien de wet hieromtrent geen onderscheid maakt, artikel 918 B.W. speelt ongeacht wie de begunstigde van de last is. Ook de rechtbank van Oudenaarde en het Hof van Beroep van Bergen waren dezelfde mening toegedaan. 152 Wel wordt unaniem aangenomen dat het artikel van toepassing blijft wanneer de last bijkomend bedongen is in het voordeel van een derde. Een voorbeeld betreft de ouders die aan een verzorgend kind een
148
Rb. Hoei 3 maart 1927, Pas. 1927, III, 149; Rb. Leuven 7 mei 1930, Rev. prat. not. 1930, 563; Rec. gén. enr. not. 1930, nr. 16881; Brussel 1 mei 1937, Pas. 1938, II, 115; Rec. gén. enr. not. 1938, 255 nr. 17889; Rb. Gent 18 februari 1942, Rev. prat. not. 1944, 93; Gent 20 februari 1951, T. Not. 1952, 56; Brussel 18 januari 1954, Pas. 1955, II, 45; Rb. Kortrijk 14 februari 1957, T. Not. 1958, 226; Rb. Nijvel 13 december 1955, Rec. Niv. 1957, 94 met noot; Rb. Oudenaarde 17 november 1966, R.W. 1967-68, 1446; Rb. Hasselt 21 januari 1975, Limb. Rechtsl. 1975, 155; Rb. Brugge 5 november 1993, T. Not. 1994, 88 en T. Not. 1994, 260, noot; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les testaments, VIII/2, Brussel, Emile Bruylant, 1947, nr. 1464; M. COENE, H. DU FAUX, “Commentaar bij art. 918 B.W.”, in X, Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 2005, nr.2. 149 J. VERSTRAETE, “Inkorting/In waarde/Artikel 918 B.W./Schenking aan erfgerechtigden in rechte lijn met voorbehoud van vruchtgebruik (hetzij met last van lijfrente of met afstand van kapitaal)”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 284. 150 Pro: E. DE WILDE D’ESTMAEL, “Transférer son patrimoine dans le cadre d’une planification successorale. Introduction à la programme successorale”, Rev. Dr. ULB. 2003, 382; H. DU FAUX, “Art. 918 B.W.”, in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Comm. Erf., Antwerpen, Kluwer, 2002, 24; Contra: J. VERSTRAETE, “Inkorting/In waarde/Artikel 918 B.W./Schenking aan erfgerechtigden in rechte lijn met voorbehoud van vruchtgebruik (hetzij met last van lijfrente of met afstand van kapitaal)”, in F. BUYSSENS, H. DERYCKE, A. VERBEKE e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 284. 151 Rb. Oudenaarde 17 november 1966, R.W. 1967-1968; Bergen 15 september 1995, Rev. Not. B. 1995, 46; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, Les testaments, VIII/2, Brussel, Emile Bruylant, 1947, nr. 1459. 152 Rb. Oudenaarde 17 november 1966, R.W. 1967-1968; Bergen 15 september 1995, Rev. Not. B. 1995, 46.
34
schenking doen met voorbehoud van vruchtgebruik of met betaling van een lijfrente met een bijkomende last om voor hun gehandicapte kind te zorgen.153 Deze verrichting wordt dan beschouwd als een schenking buiten erfdeel voor de volle waarde die kan ingekort worden in waarde.154 Dit is een goede situatie voor de erfgenamen dat de inkorting in waarde geschiedt bij dit soort schenkingen. Bijgevolg kunnen ze het geschonken goed behouden. Het nadeel is dat bij de aanrekening op het beschikbaar deel wordt uitgegaan van de brutowaarde en niet van de nettowaarde van de gift. Daarom is het waarschijnlijk beter voor de gehandicapte om een gewone schenking te doen met last om voor de gehandicapte te zorgen. Wanneer men namelijk bij de aanrekening van de volle waarde van de schenking het beschikbaar deel overschrijdt en het verzorgend kind verplicht is de last ten voordele van de gehandicapte uit te voeren en om een som geld te betalen, dan zal het verzorgend kind waarschijnlijk de afweging maken tussen het voordeel van het geschonken goed en de uitvoering van de last voor het gehandicapt kind plus de betaling van de geldsom. Mogelijks zal het verzorgend kind dan het risico nemen dat de andere kinderen de vordering tot herroeping van de schenking instellen wegens niet uitvoering van de last.155 4.2.
Bedongen last van lijfrente omgezet in kapitaal
Een ander twistpunt in verband met artikel 918 B.W. is de vraag of het van toepassing blijft als de bedongen last van een lijfrente na het ontstaan van de schenking wordt omgezet in een kapitaal. De ene opvatting stelt dat artikel 918 B.W. hierdoor zijn toepassing verliest. Artikel 918 B.W. werd
namelijk
ingevoerd
om
de
reservatairen
te
beschermen
tegen
verdachte
rechtshandelingen: de wetgever vermoedt dat de bedongen lijfrente niet betaald wordt. Indien de lijfrente na de schenking in een kapitaal wordt omgezet, wordt voormelde bescherming overbodig aangezien het vermoeden van niet-betaling van de tegenprestatie ook overbodig wordt. Een aanzienlijke som geld kan men immers makkelijk traceren in het vermogen van de
153
J. BAEL, “Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind”, in X. (ed.), De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Brussel, Bruylant, 1997, 391. 154 J. BAEL, “Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind”, in X. (ed.), De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Brussel, Bruylant, 1997, 392. 155 J. BAEL, “Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind”, in X. (ed.), De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Brussel, Bruylant, 1997, 392.
35
ascendent. Dan moet men ook de bewijslast van het niet betaald zijn van het kapitaal verplaatsen naar de overige reservatairen.156 De andere opvatting houdt in dat wanneer de bedongen lijfrente achteraf wordt omgezet in een kapitaal, er schuldvernieuwing plaatsheeft.157 Het gevolg hiervan zou het tenietgaan zijn van de oorspronkelijke overeenkomst van vervreemding tegen lijfrente, zodat artikel 918 eveneens B.W. geen toepassing meer zou vinden.158
De vraag is wel of deze
schuldvernieuwing tegenstelbaar is aan de andere reservatairen.159
156
M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 135, nr. 207. W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogesrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 907. 158 Gent 3 november 1983. 159 H. DU FAUX, “Art. 918 B.W.”, in M. COENE, W. PINTENS en A. VASTERSAVENDTS (eds.), Comm. Erf., Antwerpen, Kluwer, 2002, 25. 157
36
5. Besluit
De schenking onder last is een nuttige rechtsfiguur in die zin dat men als eigenaar zijn goederen fiscaal voordelig kan laten overgaan op de erfgenamen. Schenkingsrechten zijn immers vrij goedkoop indien geschonken wordt aan erfgenamen in de rechte lijn. Als schenker kan men echter met zorgen zitten als men een schenking doet van waardevolle goederen. Men kan immers op zijn oude dag geconfronteerd worden met zware en onvoorzienbare kosten. Hier biedt de schenking onder last een uitweg: men laat de begiftigde, bijvoorbeeld de zoon of dochter van de schenker, bepaalde lasten dragen in het voordeel van de schenker. Vaak voorkomende schenkingen onder last zijn de schenking onder last van huisvesting en onderhoud, de schenking met lijfrente, de schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik en de schenking onder beheersvolmacht.
De schenking onder last van huisvesting en onderhoud kan op twee manieren gebeuren: enerzijds kan men bedingen dat begiftigde gehouden is de schenker in huis te nemen en dat hij moet instaan voor zijn verzorging en huisvesting. Anderzijds kan overeengekomen worden dat de schenker zelfstandig blijft wonen en dat begiftigde zijn kosten van huisvesting en onderhoud moet dragen. Sommige auteurs zijn van mening dat deze laatste vorm strijdig is met het principe van de onherroepelijkheid van de schenking aangezien de schenker dan zelf de kosten aangaat. Het juiste standpunt is echter dat dit niet in strijd is met het principe van de onherroepelijkheid van de schenking aangezien er geen potestatieve voorwaarde vervat is in deze schenking. De schenker is gebonden door de schenking en kan hier niet op terugkomen. Alleen kan hij de netto-waarde ervan verminderen door de uitvoering van de last te vragen die al vervat was in de initïele schenking. Het principe van de onherroepelijkheid van de schenking is bovendien een uitzondering op de contractsvrijheid en moet bijgevolg restrictief worden geïnterpreteerd. Bovendien is er geen sprake van potestativiteit aan de zijde van de partij die een verbintenis moet nakomen, namelijk de begiftigde, wat het enige criterium uitmaakt voor de geldigheid van die verbintenis. De schenking onder last van lijfrente is behoorlijk interessant voor de schenker aangezien hij dan periodiek geldsommen gestort krijgt en dus minder risico loopt onvermogend te worden. Het nut van de schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik is gelegen in het vermogen fiscaal voordelig op de kinderen te laten overgaan met behoud van inkomsten en controle over 37
de betreffende goederen.
Ook kunnen bij de schenking onder last de grenzen aan de uit te voeren lasten beperkt worden tot de waarde van de schenking. In dat geval kan de begiftigde nooit gehouden zijn meer lasten te dragen dan het voordeel van de schenking voor hem.
Uit artikel 900 B.W. volgt dat een ongeoorloofde of onmogelijke voorwaarde of last die gekoppeld wordt aan een schenking voor niet geschreven wordt gehouden. Deze bepaling hangt samen met de regeling uit het revolutionaire Décret des 5-12 septembre 1791 en de decreten van 5 brumaire en 17 nivôse jaar II. Deze was ingegeven om het Ancien Régime tegen te gaan. Het oogmerk van deze bepaling is de vrijheid van de begiftigde te garanderen en het consolideren van eigenmacht. Omwille van deze achterliggende bedoeling van de wetgever is het artikel van openbare orde.
In het gemeen recht wordt een ongeoorloofde voorwaarde niet voor ongeschreven gehouden, maar leidt dit tot de volledige nietigheid van de overeenkomst. Dit is vervat in artikel 1172 B.W. Artikel 1172 B.W. speelt echter ook een belangrijke rol bij schenkingen. De rechtspraak en rechtsleer zijn geëvolueerd naar een visie waarbij de schenking volledig nietig moet worden verklaard indien de ongeoorloofde voorwaarde of last de doorslaggevende beweegreden van de schenking uitmaakt. De ongeoorloofde voorwaarde wordt zo opgewaardeerd tot een ongeoorloofde oorzaak die geen enkele uitwerking mag hebben. Bovendien zal de ongeoorloofde voorwaarde zo goed als altijd de doorslaggevende beweegreden van de schenking uitmaken in hoofde van de schenking. Zonder deze voorwaarde of last zou de schenker immers de schenking niet hebben gedaan. Artikel 1172 B.W. zal dus zo goed als altijd toepassing vinden in geval van een schenking met ongeoorloofde last.
Deze primaire toepassing van artikel 6 en artikel 1172 B.W. zorgt dus voor een uitholling van het toepassingsgebied van artikel 900 B.W. De verantwoording hiervan in doctrine en rechtspraak is dat artikel 900 B.W. zorgt voor een werkelijke imputatie van de wil van de schenker aangezien de schenking blijft bestaan maar de voorwaarde geen uitwerking meer krijgt. Volgens velen is ook de politieke achtergrond van artikel 900 B.W. verdwenen aangezien er vandaag de dag geen vrees meer moet zijn voor een restauratie van het Ancien 38
Régime. Ook de conclusie van Hayoit de Termicourt bij het belangrijke cassatie-arrest van 31 oktober 1952 speelt in het nadeel van artikel 900 B.W. Deze stelt dat men een ongeoorloofde schenking (in casu een schenking tussen concubanten) onaanvechtbaar zou kunnen maken door er een ongeoorloofde voorwaarde aan te koppelen.
Deze argumenten die de voorrang van artikel 6 en artikel 1172 B.W. boven artikel 900 B.W. staven, overtuigen Barbaix en mij echter niet. Artikel 900 B.W. kan nog steeds een efficiënte rol vervullen. De schending van de wil van de schenker die voortvloeit uit artikel 900 B.W. is een argument dat niet relevant is: zijn wil was initieel ongeoorloofd en dus ongeldig en hoeft daarom geen uitwerking te krijgen. Ook de Page is deze mening toegedaan dat een ongeoorloofde wil geen bescherming verdient.
De idee dat de politieke achtergrond van artikel 900 B.W. achterhaald is, overtuigt ook niet volledig aangezien er tussen schenker/legataris en begiftigde een band van ondergeschiktheid bestaat. De schenker kan een zekere macht uitoefenen ten aanzien van de begiftigde aangezien na de aanvaarding van de schenking het enkel de begiftigde is die nog prestaties moet vervullen zonder tegenprestaties van de schenker. De schenker kan hier dan ook misbruik van maken.
De conclusie van Hayoit de Termicourt is fout aangezien de toepassing van artikel 900 B.W. de toepassing van artikel 6 en artikel 1172 B.W. niet verhindert volgens de gangbare meerderheidsopvatting. Indien een last ongeoorloofd is, wordt deze voor niet geschreven gehouden. Hierna dient echter nog een beoordeling te gebeuren van de schenking zonder de ongeoorloofde modaliteit. Indien deze op zichzelf ongeoorloofd is (in casu een schenking tussen concubanten), dan kan de schenking nog nietig worden verklaard. Ook is de bescherming van de begiftigde veel sterker dan bij de gehele nietigheid van de overeenkomst zoals in het gemene recht aangezien de begiftigde op deze manier het voordeel van de schenking niet verliest. Bovendien herleeft het toepassingsgebied van artikel 900 B.W.
De leer van de partiële nietigheid die is overgewaaid uit Nederland is sterk gelijklopend met de geschetste verhouding tussen artikel 900 B.W. en artikel 1172 B.W. Volgens deze theorie moet een sanctie aangepast zijn aan de omvang van de schending of overtreding. Bijgevolg moet deze indien nodig beperkt worden tot het strijdig beding. Betreffende rechtshandelingen, 39
zoals de schenking, gaat men uit van de partiële nietigheid, behalve indien deze als ondeelbaar wordt beschouwd. Een rechtshandeling zal als ondeelbaar worden beschouwd indien beide verbintenissen niet zonder elkaar kunnen bestaan. Bij de schenking onder last kan de schenking echter zonder de opgelegde last zijn nut behouden. Deze rechtsfiguur is dus niet ondeelbaar. De toepassing van de partiële nietigheid kan dus ook een oplossing bieden aan de geschetste probleemsituatie. Dit lijkt zeer sterk op de toepassing van artikel 900 B.W. Bovendien kan men moduleren in de overeenkomst wat er dient te gebeuren als een voorwaarde als ongeoorloofd wordt beschouwd. Men zou dus kunnen overeenkomen om in geval van ongeoorloofdheid van de voorwaarde enkel deze voorwaarde nietig te laten verklaren. Zo zou men de wilsautonomie van partijen laten primeren. Ook in het consumentenrecht en in de Woningbouwwet is de sanctie voor een onrechtmatig beding de schrapping ervan. Het oogmerk is ook hier om de zwakkere partij te beschermen. Dit toont aan dat het middel van artikel 900 B.W. nog steeds aangepast is aan de maatschappelijke opvattingen van vandaag de dag. Naast de geoorloofdheid van de last zijn verdere vereisten van de schenking onder last dat de lasten niet mogen afhangen van de loutere wil van de schenker en dat hij zich geen beschikkingsmacht mag voorbehouden. Dezen volgen uit artikel 945 respectievelijk artikel 946 B.W. Een tweede belangrijk artikel is artikel 918 B.W. Dit is van belang voor het bepalen van de omvang van de massa bij de vereffening-verdeling van een nalatenschap. Het artikel wil een aantal vervreemdingen ontmaskeren die gedaan zijn ten voordele van de kinderen, aangezien dergelijke vervreemdingen meestal aangewend zijn om de kinderen te bevoordelen. Ze werden van rechtswege in de erfelijke verhoudingen tussen kinderen als giften beschouwd. Het gaat om de schenking met voorbehoud van vruchtgebruik, schenking onder lijfrente of met last van kapitaal. Er bestaat betwisting over de vraag of het artikel van toepassing is indien de last bedongen is in het voordeel van een derde. De meerderheid is van mening dat het artikel van toepassing blijft aangezien in de wettekst hieromtrent geen onderscheid wordt gemaakt. Ook bestaat discussie over de vraag of het artikel van toepassing blijft indien de last van lijfrente na het ontstaan van de schenking wordt omgezet in kapitaal. Waarschijnlijk verliest het artikel zijn toepassing aangezien deze is ingegeven ter bescherming van de andere reservatairen. Bij een 40
kapitaal is deze bescherming niet meer nodig aangezien deze makkelijk getraceerd kan worden in het vermogen van de schenker.
41
6. Bibliografie 6.1.
Wetgeving België
Burgerlijk Wetboek 21 maart 1804, BS 3 september 1807. Wetboek van Koophandel 10 september 1807, BS 10 september 1807. Hypotheekwet 16 december 1851, BS 22 december 1851. Wet tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen 9 juli 1971, BS 11 september 1971. Decreet houdende de Vlaamse codex fiscaliteit 13 december 2013. Frankrijk Code civil 21 maart 1804. Décret des 5-12 septembre 1791. Décret 5 brumaire. Décret 17 nivôse jaar II. Nederland Nieuw Burgerlijk Wetboek 1 januari 1992. Duitsland Bürgerliches Gesetzbuch 18 augustus 1896.
6.2.
Rechtspraak België
Cass. 31 juli 1869, Pas. 1869, I, 537. Cass. 28 februari 1874, Pas. 1874, I, 82. Cass. 14 mei 1903, Pas. 1903, I, 216. Cass. 31 oktober 1952, R.C.J.B. 1953, 5. Cass. 13 december 1956, Pas. 1957, I, 392. 42
Cass. 29 maart 1958, Ann. Not. 1958, 193, noot, Rev. Prat. Not. 1958, 205, noot en Pas. 1958, I, 844, noot. Cass. 27 februari 1959, Pas. 1959, I, 653. Cass. 13 oktober 1960, Pas. 1961, I, 160. Cass. 26 oktober 1987, R.C.J.B. 1992, 18, noot L. RAUCENT. Cass. 16 november 1989, Pas. 1990, I, 331. Cass. 8 oktober 1992, AR 9398, www.juridat.be. Brussel 2 augstus 1869, Pas. 1870, II, 413. Brussel 1 mei 1937, Pas. 1938, II, 115, Rec. gén. enr. not. 1938, 255 nr. 17889. Gent 20 februari 1951, T. Not. 1952, 56. Brussel 18 januari 1954, Pas. 1955, II, 45. Brussel 5 juni 1961, Ann. Not. Enr. 1962, 159. Brussel 22 oktober 1969, Pas. 1970, II, 13 en Rev. Not. B. 1971, 453. Gent 10 januari 1975, T. Not. 1977, 311. Gent 3 november 1983. Luik 3 december 1986, Rev. not. B. 1988, 150. Bergen 15 september 1995, Rev. Not. B. 1995, 46. Rb. Hoei 3 maart 1927, Pas. 1927, III, 149. Rb. Leuven 7 mei 1930, Rev. prat. not. 1930, 563; Rec. gén. enr. not. 1930, nr. 16881. Rb. Gent 12 februari 1936, Pas. 1937, III, 43. Rb. Gent 18 februari 1942, Rev. prat. not. 1944, 93. Rb. Nijvel 13 december 1955, Rec. Niv. 1957, 94, noot. Rb. Kortrijk 14 februari 1957, T. Not. 1958, 226. 43
Rb. Oudenaarde 17 november 1966, R.W. 1967-68, 1446. Rb. Hasselt 21 januari 1975, Limb. Rechtsl. 1975, 155. Rb. Leuven 4 december 1987, Pas. 1988, III, 21. Rb. Tongeren 10 juni 1988. Rb. Luik 17 december 1991, J.L.M.B. 1993, 389. Rb. Brugge 5 november 1993, T. Not. 1994, 88 en T. Not. 1994, 260. Rb. Brussel 13 juni 1995. Rb. Mechelen 8 oktober 1996, T. Not. 1996, 457. Rb. Brussel 13 juni 1997, Rev. Not. B. 1998, 67. Frankrijk Cass. Fr. 4 augustus 1856, D. 1856, I, 453. Cass. Fr. 3 mei 1863, D. 1863, I, 429. Cass. Fr. 12 november 1867, S. 1868, I, 34. Cass. Fr. 7 juli 1868, S. 1868, I, 435. Cass. Fr. 21 december 1869, S. 1870, I, 130. Cass. Fr. 20 november 1878, D. 1879, I, 304. Cass. Fr. 17 juli 1883, S. 1884, I, 305, noot J.E. LABBE. Cass. Fr. 30 oktober 1968, Bull. Civ. 1968, I, 197, nr. 259. Cass. Fr. 4 november 1981, Bull. Cass., I, 277, nr. 328. Cass. Fr. 6 mei 1997, D. 1997, 483. Parijs 31 mei 1874, D. 1984, 276. 6.3.
Rechtsleer 44
België Advocaat-generaal MESDACH DE TER KIELE, conclusie bij Cass. 26 februari 1874, Pas. 1874, I, 82-89. BAEL, J., “Bedenkingen en suggesties bij de planning van de nalatenschappen van de ouders van een gehandicapt kind”, in X. (ed.), De erfrechtelijke reserve in vraag gesteld, II, Brussel, Bruylant, 1997, 301-444. BAEL, J., DE WULF, C. en DEVOS, S., Het opstellen van notariële akten, I, Antwerpen,
Kluwer, 2003, 523 p. BAEL, J., “Het principe van de onherroepelijkheid van de schenking: een hinderpaal bij de familiale vermogensplanning?”, T. Not. 2012, 384-449. BARBAIX, R. “Commentaar bij art. 954 Burgerlijk Wetboek”, in BAEL, J., (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2005, 38 p. BARBAIX, R., “Last en modaliteit/Verzorging/Huisvesting en onderhoud”, in BUYSSENS, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2009, 549-555. BOURS, J.-P., CULOT, A., DE PAGE, H., DE STEFANI, I., MAGNUS, F., PRUM, C., WAUTELET, P., Les donations, Aspects civils et fiscaux, Anthemis, 2011, 265 p. BUYSSENS, F.,GEELHAND, N., PUELINCKX-COENE, M., “Overzicht van rechtspraak. Giften 1993-1998”, T.P.R. 1999, 779-1117. BUYSSENS, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven, schenking, II, Brussel, Larcier, 2009, 612 p. COENE, M., “Grondrechten en testeervrijheid” in RIMANQUE, K., (ed.), De toepasselijkheid van de grondrechten in de private rechtsverhoudingen, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1982, 311-340. COENE, M., “Art. 945 B.W.”, Comm. Erf., 2001, 4-5. COENE, M. , DU FAUX, H., “Commentaar bij Art. 918 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 2005, 34 p. COOPMAN, B., “De handgift: specialia”, Not. Fisc. M. 1999, 91-100. DE BRUYN, C., Een zeer goedkope koop vs. een schenking met zware last, Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2013, 45 p. 45
DE LOORE, A-S., De verschillende fiscale technieken om roerende goederen te schenken, Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2009-2010, 77 p. DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, Les libéralités, Les donations, VIII/1, Brussel, Bruylant, 1962, 900 p. DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, Les testaments, VIII/2, Brussel, Emile Bruylant, 1947, 982 p. DE WILDE D’ESTMAEL, E. “Les donations”, in Rép. Not. III, Brussel, Larcier, 1990, 134-135. DE WILDE D’ESTMAEL, E. “Transférer son patrimoine dans le cadre d’une planification successorale”, Rev. dr. ULB 2003, 341-396. DELNOY, P., “Chronique de jurisprudence. Les libéralités (1981-1987)”, J.T. 1989, 34-36. DELNOY, P., “Réformer l’article 918 du code civil pour mettre un terme à une histoire qui n’en finit pas”, in X. (ed.), Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 99-118. DEMUYNCK, I., De inhoudelijke controle van onrechtmatige bedingen: Onderzoek van de Wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument en van de Wet van 3 april 1997 betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten gesloten tussen titularissen van vrije beroepen en hun cliënten getoetst aan het gemeen verbintenissenrecht, aan de Richtlijn van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en aan het Duitse, het Nederlandse en het Franse recht, Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 1999-2000, 4 v. DEVRIESE, M., De onherroepelijkheid van de schenking (voorwaarden aan de schenking: een element van rechtsonzekerheid of een must?), Faculteit rechtsgeleerdheid Universiteit Gent, 2010, 99 p. DILLEMANS, R., De erfrechtelijke reserve, Leuven, Universitaite boekhandel Uystpruyst Leuven, 1960, 324 p. DU FAUX, H., “Art. 918 B.W.”, in COENE, M., PINTENS, W., en VASTERSAVENDTS, A. (eds.), Comm. Erf., Antwerpen, Kluwer, 2002, 10-32. DU MONGH, J., PINTENS, W., VANWINCKELEN, K., Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 389 p. DUBUCQUOY, F., “De gronden tot herroeping van een schenking onder levenden wegens ondankbaarheid (art. 955 B.W)”, T.B.B.R. 2005, 5-41. GALOPIN, G., Les donations entre vifs et les testaments, Luik, Imprimerie H. VaillantCarmanne, 1919, 248 p. HAYOIT DE TERMICOURT, R., conclusie bij Cass. 31 oktober 1952, Pas. 1953, I, 110-116. 46
KLUYSKENS, A., Beginselen van burgerlijk recht, Schenkingen en testamenten, III, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1955, 523 p. LAURENT, F., Principes de droit civil, Des donations entre-vifs et des testaments, XII, Brussel, Bruylant-Christophe & Comp., 1878, 33 v. LAURENT, F., Principes de droit civil, XI, Brussel, Bruylant, 1887, 33 v. LOCRE, J. G., Législation civile, commerciale et criminelle. Commentaire et complement des Codes Français, VI, Brussel, Librairie de jurisprudence de H. Tarlier, 1836, 16 v. MAELFAIT, A., PINTENS, W., VAN DER MEERSCH, B., “Commentaar bij art. 900 B.W.”, in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 18 p. MASSCHELEIN, M. A., Schenking bij notariële akte, Brussel, Larcier, 2007, 309 p. MOSSELMANS, S., “Onherroepelijkheid/Principe”, in BUYSSENS, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., Handboek estate planning Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 173-178. PUELINCKX-COENE, M., “Overzicht van rechtspraak. Giften (1985-1992)”, T.P.R. 1994, 1615-
1856. PUELINCKX-COENE, M., “Valkuilen van het schenkingsrecht”, in X. (ed.), Familiale vermogensplanning. XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva 2003-2004, Antwerpen, Kluwer, 2004, 147-204. RAUCENT, L., Les libéralités, Louvain-la-Neuve, Academia-Bruylant, 1991, 319 p. SPRUYT, E.L., Schenking als techniek van successieplanning: juridisch & fiscaal, Mechelen, Kluwer, 2008, 203 p. TIBERGHIEN, A., Inleiding tot het fiscaal recht, Diegem, Kluwer, 1980, 442 p. VAN EESTER, R. “Het verval van testamenten en schenkingen onder levenden door het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak”, NFM 2008, II, 41-56. VAN GERVEN, W., Beginselen van Belgisch privaatrecht, Algemeen deel, I, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1973, 519 p. VAN QUICKENBORNE, M., “Voorwaardelijke verbintenissen”, in Recht en praktijk, nr. 42, Antwerpen, Kluwer, 2006, 88-93. VERBEKE, A., “Art. 893 B.W.”, Comm. Erf. 1992, 111-136. VERSTRAETE, J., “Inkorting/In waarde/Artikel 918 B.W./Schenking aan erfgerechtigden in rechte lijn met voorbehoud van vruchtgebruik (hetzij met last van lijfrente of met afstand van 47
kapitaal)”, in BUYSSE, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 283-290. VIEUJEAN, E., (ed.), Les nullités en droit belge. Sanction du vice et conséquences, Luik, Editions de Jeune Barreau de Liège, 1991, 617 p. VOIRIN, P., “Le sort du contrat contenant une clause ‘payable en or’ ou ‘valeur-or”, Rev. Crit. Leg. Jur. 1926, 333-351. WEYTS, L., “Last en modaliteit/Beheersvolmacht”, in BUYSSE, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 439. WEYTS, L., “Last en modaliteit/Onverdeelbaarheid”, in BUYSSE, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 453. WEYTS, L., “Last en modaliteit/Periodieke uitkering”, in BUYSSE, F., DERYCKE, H., VERBEKE, A., e.a. (eds.), Handboek estate planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 457-458. WEYTS, L., “Last en modaliteit/Lijfrente”, in BUYSSE, F., DERYCKE, H., VERBEKE A., e.a. (eds.), Handboek Estate Planning, Vermogensplanning met effect bij leven: schenking, II, Gent, Larcier, 2005, 461-463. Frankrijk CAPITANT, H., De la cause des obligations, Parijs, Librairie Dalloz, 1924, 494 p. FLOUR, J., SOULOT, H., Droit civil. Les libéralités, Parijs, Collection Armand Colin, 1982, 352 p. KULLMANN, J., “Remarques sur les clauses réputées non écrites”, D. 1993, 60-66. NAJJAR, I., RAYNAUD, P. (ed.), Répertoire de droit civil, Disposition à titre gratuit, V, Parijs, Dalloz, 1998, losbl. PLANIOL, M., RIPERT, G., Traité pratique de droit civil français, Donations et testaments, V, Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1957, 1235 p. SIMLER, P., La nullité partielle des actes juridiques, Parijs, Librairie Générale de Droit et de Jurisprudence, 1969, 512 p. Nederland ASSER, C., PERRICK, S., Erfrecht en schenking, I, 2002, 518 p. 48
SCHOLS, F. “De uiterste wilsbeschikking in het algemeen”, in VAN MOURIK, M., Handboek nieuw erfrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 91-126.
49