Faculteit der Letteren Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Studiegids collegejaar 2005-2006
Faculteit der Letteren Radboud Universiteit Nijmegen Bezoekadres: Erasmusplein 1 Postadres: Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen Telefoon: 024 - 3612048 Fax: 024 - 3611972 E-mail:
[email protected] Website: www.ru.nl/nederlands
Colofon: Redactie: Ontwerp: Opmaak: Drukwerk:
Faculteitsbureau Letteren Nies en Partners bno, Nijmegen Scriptura, Nijmegen Drukkerij Quickprint, Nijmegen
ISBN 90-77407-41-3 juni 2005
LETTEREN 2005-2006
Inhoud Hoofdstuk 1
Nederlandse Taal en Cultuur
Hoofdstuk 2
Bachelor 1 (propedeuse)
11
Hoofdstuk 3
Bachelor 2 en 3
27
Hoofdstuk 4
Masterprogramma 2006-2007
53
Hoofdstuk 5
Algemene informatie over de opleiding
73
Hoofdstuk 6
Algemene voorzieningen voor studenten
85
Bijlagen
3
5
99
LETTEREN 2005-2006
4
L E- T N TE D RE R N L 2A0N0D5 S - 2E0 T 0A 6 A L E N C U LT U U R 1
1
Nederlandse Taal en Cultuur
Inleiding op de studie De universitaire studie Nederlandse Taal en Cultuur stelt zich de wetenschappelijke bestudering van ontwikkeling en verschijningsvormen van de Nederlandse taal en literatuur ten doel, in een brede cultuurhistorische context, van Middeleeuwen tot heden. De Nederlandse taal speelt een centrale rol in onze maatschappij. Het is niet alleen de taal van de politiek, het recht en het onderwijs, maar ook de taal van ons historisch bewustzijn en van het culturele leven. Vanuit dit gegeven is er een grote behoefte aan wetenschappelijk geschoolde neerlandici: mensen die zelf het Nederlands uitstekend beheersen, die vaardig zijn op het terrein van de analyse van taal, beredeneerd commentaar op taalgebruik kunnen leveren en die beschikken over een breed overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse taal en literatuur. Kennis van de ontwikkeling van de Nederlandse taal en literatuur is wat de academisch gevormde neerlandicus kenmerkt. De afdeling Nederlands draagt op deze wijze bij aan de overdracht van kennis en vaardigheden in de samenleving. Afgestudeerde neerlandici zijn vaak werkzaam in onderwijs en onderzoek, maar niet uitsluitend. Zij vervullen in toenemende mate functies in de commerciële en dienstverlenende sector, bij tekstbureaus en bij afdelingen voorlichting van bedrijfsleven en overheid. Verder zijn neerlandici goed vertegenwoordigd in de wereld van de media, met name in de journalistiek en bij radio en televisie. Ook is er het beroepsperspectief van redacteur bij een uitgeverij. Een aanzienlijk aantal van de studenten die kiezen voor Nederlands, maakt die keuze uit belangstelling voor de literatuur. De opleiding biedt een breed overzicht over de geschiedenis van de Nederlandse literatuur en plaatst accenten bij - in de oudere letterkunde - de literatuur van de overgang van Middeleeuwen naar vroegmoderne tijd, in het bijzonder de poëzie en het lied, de literatuur van de Verlichting en - in de moderne letterkunde - de literatuur van de negentiende eeuw en van de tweede helft van de twintigste eeuw. Verdere specialismen zijn Vlaamse letterkunde en jeugdliteratuur. Poëzie wordt letterkundig én taalkundig bekeken. Bijzonder aan de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur in Nijmegen is verder de aandacht voor experimentele taalkunde en psycholinguïstiek. Er is nauwe samenwerking met het Max Planck Instituut. Bachelors Nederlands kunnen wanneer de gekozen vakken aan de nodige voorwaarden voldoen, ook instromen in de interfacultaire tweejarige specialisatie Psycholinguïstiek van de masteropleiding Cognitieve Neurowetenschap.
Globale omschrijving van de opleiding en opbouw van de studie De opleiding Nederlands leidt academisch gevormde neerlandici op in een bacheloropleiding van drie jaar en een masteropleiding van één jaar. De bacheloropleiding is opgebouwd volgens een major-minormodel. De major heeft een omvang van twee jaar. In het major-programma van de bacheloropleiding komt de neerlandistiek in de volle breedte aan de orde. Er worden cursussen aangeboden op het terrein van de historische en moderne taalkunde, taalbeheersing en oudere en moderne letterkunde. Hierbij komen onderwerpen aan de orde als 5
LETTEREN 2005-2006
mondelinge en schriftelijke taalbeheersing, fonologie, morfologie, syntaxis en psycholinguïstiek, oudere en moderne literatuur- en cultuurgeschiedenis en analyse van verhalend proza en poëzie. In deze fase van de opleiding zijn taal- en letterkunde en taalbeheersing even sterk vertegenwoordigd en wordt het fundament gelegd voor de breed opgeleide neerlandicus zoals boven geschetst. Een van de in totaal drie jaar van de bacheloropleiding wordt besteed aan minoren. Hierin kun je naar behoefte kiezen voor verdieping of verbreding. Overigens kunnen deze doelstellingen ook tegelijkertijd worden nagestreefd in inter- of multidisciplinaire minoren waarin de opleiding Nederlands samenwerkt met andere opleidingen. De bacheloropleiding wordt afgesloten met een bachelorwerkstuk op het terrein van de neerlandistiek; dat kán louter op basis van het onderwijs dat is gevolgd in de major, worden geschreven, maar het is uitdrukkelijk de bedoeling om daarnaast de mogelijkheid open te houden dat het onderwijs dat is gevolgd in één of meer van de minoren, mede in dit bachelorwerkstuk geïntegreerd wordt. De masteropleiding Nederlands in Nijmegen kent vijf afstudeerrichtingen. In deze opleiding specialiseert de student zich op het terrein van de Oudere Letterkunde, de Moderne Letterkunde, de Historische Taalkunde, de Moderne Taalkunde of de Taalbeheersing. De studenten concentreren zich op een bepaald onderdeel van de neerlandistiek, leren het onderzoek of de verschillende onderzoekstradities op dat terrein nader kennen en doen van hun verworvenheden verslag in werkstukken en/of tentamens. Centraal in de masteropleiding staat een zelfstandig uitgevoerd onderzoek waarvan verslag wordt gedaan in de scriptie.
Doelstellingen en eindtermen van de bachelorfase Bachelors Nederlandse Taal en Cultuur beschikken over een algemene oriëntatie in de neerlandistiek, alsmede in de globale wetenschapsfilosofische achtergronden van het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de neerlandistiek. Zij beschikken over wetenschappelijk gefundeerde basiskennis op de verschillende terreinen van de neerlandistiek en hebben een beginnende onderzoeksvaardigheid verworven. Zij beschikken over een wetenschappelijke habitus van kritische reflectie en analytisch denken en over het vermogen om probleemstellingen en resultaten van onderzoek helder te presenteren. Zij hebben kennis gemaakt met tenminste één wetenschapsgebied buiten de neerlandistiek. Zij zijn voldoende toegerust voor het met succes volgen van de aansluitende masteropleiding. Om aan deze doelstellingen te voldoen zijn de volgende eindtermen geformuleerd: a. Bachelors Nederlandse Taal en Cultuur beschikken over voldoende wetenschappelijk gefundeerde kennis op de volgende gebieden van de neerlandistiek: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde en Taalbeheersing; • op het terrein van de Historische Taalkunde en Oudere Letterkunde behelst dit: een overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse taal; kennis van taalvariatie en taalverandering; kennis van oudere stadia van het Nederlands en vaardigheid in het lezen en interpreteren van literaire teksten uit het verleden; • op het terrein van Oudere en Moderne Letterkunde: een overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis van Middeleeuwen tot heden; 6
L E- T N TE D RE R N L 2A0N0D5 S - 2E0 T 0A 6 A L E N C U LT U U R 1
•
b.
c.
d.
e. f.
g.
op het terrein van de Moderne Letterkunde: kennis van de negentiende- en twintigsteeeuwse literatuurgeschiedenis en vaardigheid in het analyseren van verhalend proza en poëzie; • op het terrein van de Moderne Taalkunde: kennis van het taalsysteem en vaardigheid in fonologische, morfologische en syntactische analyse; kennis van taalnormen en van het spellingsysteem; kennis van de psycholinguïstiek; • op het terrein van de Taalbeheersing: kennis van de communicatieve aspecten van taalgebruik; kennis en vaardigheid op het terrein van tekstanalyse en argumentatieleer; zij zijn bekend met de stand van zaken en de methoden van onderzoek op de onder a. genoemde terreinen en hebben inzicht in de wetenschapsfilosofische achtergrond daarvan; zij beheersen de onderzoeksmethoden en -technieken van de neerlandistiek passief en een aantal daarvan actief; zij kunnen wetenschappelijke publicaties op het terrein van de neerlandistiek - ook publicaties die in internationale tijdschriften verschenen zijn - kritisch lezen en van de nodige gefundeerde kanttekeningen voorzien; zij hebben enige ervaring opgedaan met (experimenteel) onderzoek en kunnen zowel zelfstandig als in teamverband probleemstellingen helder formuleren en daarvoor oplossingen aandragen; zij kunnen van eigen onderzoek helder verslag doen, hetgeen moet zijn gebleken uit een afsluitend werkstuk op een van de terreinen van de neerlandistiek, het bachelorwerkstuk; zij kunnen zich zowel schriftelijk als mondeling goed uitdrukken; zij beschikken over de noodzakelijke heuristische vaardigheden: zij weten welke (ICT)hulpmiddelen op het terrein van taal- en letterkunde bestaan en kunnen deze inzetten voor het opsporen van materiaal en het oplossen van problemen; zij beschikken daartoe over een redelijke beheersing van relevante ICT-technieken; zij hebben via het volgen van een minor kennisgemaakt met ten minste één andere discipline naar eigen keuze.
Doelstellingen en eindtermen van de masterfase Masters Nederlandse Taal en Cultuur hebben zich gespecialiseerd op één of meer terreinen van de neerlandistiek. Zij zijn voldoende toegerust om op hun vakgebied verantwoordelijke maatschappelijke functies te vervullen, hetzij in onderwijs of onderzoek, hetzij in andere functies. Om aan deze doelstellingen te voldoen zijn de volgende eindtermen geformuleerd: a. Masters Nederlandse Taal en Cultuur zijn vertrouwd met de hedendaagse onderzoeksvragen op één of meer terreinen van de neerlandistiek: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde of Taalbeheersing; b. zij hebben hun kennis en onderzoeksvaardigheid op het terrein van hun keuze uitgebreid en verdiept, eventueel in een onderzoeksstage; c. zij kunnen zelfstandig onderzoek doen: zij kunnen een voorstel voor onderzoek opstellen, dat zelfstandig uitvoeren en daarvan helder verslag doen, hetgeen moet zijn gebleken uit de masterscriptie. 7
LETTEREN 2005-2006
Beslismomenten Het majorprogramma van de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur is voor iedere student gelijk. Differentiatie ontstaat door de zogeheten minoren. Iedere student volgt drie minoren, die een totale studielast van één jaar in beslag nemen. Met hun minorkeuze kiezen studenten voor verdieping en/of verbreding. Voor tenminste één minor gaat de student op bezoek bij een andere opleiding; studenten mogen dat ook bij alle drie de minoren doen, maar in ieder geval geldt voor iedereen de verplichting dat er één minor bij een andere dan de eigen opleiding gevolgd moet worden. Zo streeft de Faculteit der Letteren naar verbreding. Bij een bepaald, coherent pakket van minoren bestaat verder de mogelijkheid om naar een andere opleiding over te stappen, bijvoorbeeld naar de masteropleiding Taalwetenschap, Literatuurwetenschap of CIW/Bedrijfscommunicatie. Bachelors Nederlandse Taal en Cultuur kunnen bij een bepaalde keuze van minoren ook instromen in de interfacultaire tweejarige specialisatie Psycholinguïstiek van de masteropleiding Cognitieve Neurowetenschap. Zoals gezegd kunnen de beide doelstellingen van verdieping en verbreding ook tegelijkertijd worden nagestreefd in inter- of multidisciplinaire minoren waarin de opleiding Nederlands samenwerkt met andere opleidingen. Er kunnen minoren gevolgd worden op terreinen als: mediëvistiek, Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis, moderne Nederlandse letterkunde, literaire theorie, taalverandering, taalverwerving, experimentele taalkunde, psycholinguïstiek en taalbeheersing. In de minor Literaire theorie bij voorbeeld werkt de opleiding Nederlands samen met Literatuurwetenschap en de moderne vreemde talen, in de minor Taalverwerving met Taalwetenschap. Aan de facultaire eis dat minimaal één minor bij een andere dan de eigen opleiding gevolgd moet worden, wordt voldaan met de inter- of multidisciplinaire minoren waarin de opleiding Nederlands samenwerkt met andere opleidingen.
Toelating tot de opleiding Iemand wordt tot de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur toegelaten als hij in het bezit is van een vwo-diploma. Ook een hbo-propedeuse geeft toegang tot de opleiding. Tenslotte kan iemand, als hij 21 jaar of ouder is, worden toegelaten op basis van een zogenaamd colloquium doctum (zie hiervoor de brochure Studeren in Nijmegen deel IV Colloquium doctum). Voor vragen hierover kan de student ook terecht bij dr. J. Muyres, tel. 024-3612915. Toelating tot de masteropleiding hebben alle studenten die in het bezit zijn van het bachelordiploma Nederlandse Taal en Cultuur. Verder: studenten die drie zogeheten overstapminoren op het gebied van de neerlandistiek hebben gevolgd. Zie hiervoor hoofdstuk 5. Informatie over vrijstellingen en verkorte programma’s voor hbo-instromers is te vinden in hoofdstuk 7.
8
L E- T N TE D RE R N L 2A0N0D5 S - 2E0 T 0A 6 A L E N C U LT U U R 1
Ingangsvoorwaarden Om aan een volgend jaar van de studie te mogen beginnen, dient de student aan bepaalde ingangsvoorwaarden te voldoen: • De achterstand aan het begin van een nieuw studiejaar mag niet meer dan 30 studiepunten bedragen; bij het begin van de master mag deze niet meer dan 20 studiepunten bedragen. • Het propedeusediploma Nederlandse Taal en Cultuur is vereist om aan onderdelen behorende tot het derde bachelorjaar te mogen beginnen. Voor sommige vakken gelden specifieke ingangsvoorwaarden. Deze zijn bij de cursusbeschrijving aangegeven.
Studiepunten Aan elke cursus die wordt gevolgd in het kader van de opleiding, is een bepaalde waarde toegekend, uitgedrukt in studiepunten. Deze studiepunten worden volgens een Europese standaard (ECTS) berekend en vastgelegd. Eén studiepunt staat voor 28 uur studeren. Een studiejaar bestaat uit 60 studiepunten. De totale studielast van een opleiding bedraagt dus 1680 uur per studiejaar. Om in drie jaar een bacheloropleiding af te ronden, moet je 60 studiepunten per jaar halen. In totaal zijn dat dus 180 studiepunten. Om in één jaar een masteropleiding af te ronden, moet je 60 studiepunten behalen in dat jaar.
Niveau van de cursus Bij de cursusbeschrijvingen vind je ook een niveau-aanduiding. Hieronder staat uitgelegd wat de verschillende niveaus betekenen. Bachelor: 1. Cursussen met een inleidend karakter, waarvoor geen andere voorkennis wordt gevraagd dan die van een beginnend student met een vwo-examen verwacht mag worden. 2. Cursussen met een inleidend karakter, waarvoor vakinhoudelijke voorkennis op niveau 1 wordt verwacht, en ervaring met zelfstandig studeren. 3. Cursussen voor gevorderden. Succesvolle afsluiting van cursussen op niveau 1 en 2 is vereist. 4. Gespecialiseerde cursussen voor gevorderden, waarin actuele vraagstukken worden behandeld. Ingangseis: succesvolle afsluiting van (een) cursus(sen) op niveau 2 en 3. Toetsing: klein onderzoek. Master: 5. Cursussen waarin complexe wetenschappelijke vraagstukken worden behandeld. Ze worden alleen aangeboden in masterprogramma’s en zijn alleen toegankelijk voor masterstudenten. 6. Zeer gespecialiseerde cursussen, alleen aangeboden in masterprogramma’s. 9
LETTEREN 2005-2006
10
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
2
Bachelor 1 (propedeuse)
Schematisch overzicht van de propedeuse stp.
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Literatuurgeschiedenis tot 1830 (inclusief de AIKmodule Heuristiek)
5
Literatuurgeschiedenis van de eerste helft van de 20ste eeuw
5
Literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de 20ste eeuw
5
Inleiding Verhaalanalyse
5
2,5
2,5
Ouder Nederlands
5
2,5
2,5
Inleiding Syntaxis
5
2,5
Fonologie, Morfologie en Spelling van het Nederlands
5
Schriftelijke Communicatieve Vaardigheden
5
Mondelinge Communicatieve Vaardigheden
5
2,5
2,5
Inleiding Taalwetenschap
5
2,5
2,5
Inleiding Literatuurwetenschap
5
Filosofie
5
Totaal aantal studiepunten in B1
60
2,5
2,5
2,5
2,5
2,5
2,5
2,5 2,5
2,5 2,5
2,5
Algemene vakken: 5 15
15
2,5
2,5
15
15
Doelstellingen en eindtermen van de propedeuse De propedeuse heeft drie functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende functie. Deze drie functies hangen onderling samen: de student maakt kennis met de voornaamste aspecten van de wetenschappelijke benadering van de Nederlandse taal en cultuur en verwerft een eerste oriëntatie in de Nederlandse taalkunde, letterkunde en taalbeheersing. De studenten kunnen zich een beeld vormen van (onderdelen van) het vervolg van de bacheloropleiding, en van ‘naburige’ opleidingen die als discipline-ondersteunende vakken in de propedeuse aan de orde zijn gekomen (Algemene Taalwetenschap en Algemene Literatuurwetenschap). In de propedeuse zijn de eindtermen van de major op inleidend niveau gerealiseerd (zie voor een beschrijving van deze eindtermen hoofdstuk 1 van deze studiegids).
11
LETTEREN 2005-2006
Studieadvies propedeuse De opleiding heeft een commissie studieadvies eerste jaar, die aan alle eerstejaars studenten tussentijds (vóór 1 februari) en aan het einde van het eerste cursusjaar (half juli) een advies uitbrengt over de voortzetting van hun studie. Het doel van een studieadvies is de studenten te ondersteunen in hun keuzeproces en hen vroegtijdig inzicht te verschaffen in de studiemogelijkheden en de te verwachten voortgang. De adviezen zijn gebaseerd op behaalde studieresultaten en er wordt rekening gehouden met eventuele persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn geweest op die studieresultaten. Het tussentijdse advies is gebaseerd op de studievoortgang in de eerste twee perioden en geeft aan of de student redelijkerwijs aan het einde van het eerste jaar, behoudens persoonlijke omstandigheden, aan de gestelde norm kan voldoen. Dit tussentijdse advies wordt schriftelijk uitgebracht en vervolgens in een persoonlijk gesprek toegelicht. Het advies aan het einde van het studiejaar wordt eveneens schriftelijk uitgebracht. De commissie adviseert de studenten de studie voort te zetten, te heroverwegen of af te breken. Alle studenten worden uitgenodigd dit advies met de studieadviseur te bespreken. Het advies is overigens niet-bindend.
Studiebegeleiding Een goede begeleiding van studenten is een van de speerpunten van de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur in Nijmegen. Bij de studieadviseur kunnen de eerstejaars studenten terecht met vragen en/of problemen die verband houden met de studie. Ook met persoonlijke problemen kan de student bij de studieadviseur terecht. Het spreekt vanzelf dat gesprekken met de studieadviseur vertrouwelijk zijn. Het is belangrijk de studieadviseur altijd op de hoogte te houden van alles wat de normale voortgang van de studie kan vertragen, zoals bijvoorbeeld ziekte, twijfel over de studie of gebrek aan motivatie. De opleiding Nederlands heeft een aparte studieadviseur voor de propedeuse, mw. dr. Lettica Hustinx. Juist in het eerste jaar is het van groot belang dat studenten goed begeleid worden. In een vroeg stadium moeten zij zich immers al afvragen of ze wel de juiste studiekeuze hebben gemaakt. Bij twijfel dienen zij niet af te wachten, maar meteen stappen te ondernemen. De studieadviseur voor de propedeuse helpt hen hierbij. Twee keer per jaar - in november en januari - nodigt zij alle eerstejaarsstudenten uit voor een gesprek over het verloop van de studie. Tijdens het gesprek in januari wordt het tussentijds studieadvies uitgebracht (zie ook boven).
Tutoraat Elke eerstejaars student krijgt aan het begin van het studiejaar een tutor toegewezen. Het tutoraat is vooral bedoeld om de overgang tussen middelbare school en universiteit zo soepel mogelijk te laten verlopen. De tutor maakt de nieuwe studenten wegwijs binnen de opleiding, de faculteit en de universiteit. Ook helpt de tutor de studenten bij alledaagse studieproble12
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
men, zoals de aanpak van studietaken, voorbereiding van tentamens, tijdsindeling e.d. Een aantal keren per jaar organiseert de tutor een bijeenkomst van zijn of haar tutorgroep. Tijdens zo’n bijeenkomst wordt gesproken over thema’s die verband houden met de studie, bijvoorbeeld de verschillen tussen universiteit en middelbare school, het studieprogramma, het maken van een studieplanning en het voorbereiden van tentamens. Ook kan worden gesproken over het studentenleven, de studielast en eventuele bijbaantjes. De tutor heeft ook een verwijzende functie. In het geval van onverhoopte problemen verwijst hij of zij de student zo nodig naar de studieadviseur. Zaken die het belang van de individuele student overstijgen, kunnen worden besproken in de jaarraad. Deze bestaat uit studenten die de verschillende werkgroepen in het eerste jaar vertegenwoordigen en uit de studieadviseur van het eerste jaar en de tutoren. De jaarraad komt ongeveer één keer per maand bijeen en bespreekt allerlei zaken die met de studie te maken hebben: het verloop van de colleges, het collegerooster, het tentamenrooster, de tentamenstof enzovoort. De studieadviseurs en tutoren proberen door de jaarraad gesignaleerde problemen zoveel mogelijk op te lossen.
Cursusbeschrijvingen propedeuse 1. Literatuurgeschiedenis tot 1830 Periode eind 2, 3 en 4 Docenten dr. J.B. Oosterman, prof. dr. A.J. Hanou Code NEB1110 Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus behandelt de oudere Nederlandse literatuur van de Middeleeuwen tot de Verlichting (ca. 1170 – ca. 1830). Leerdoelen: de student heeft kennis gemaakt met de literatuur van de genoemde perioden, heeft kennis van de omstandigheden waaronder en de wijze waarop oudere literatuur is ontstaan, heeft inzicht in de genres die specifiek zijn voor de verschillende perioden en de opvattingen over literatuur, en is in staat oudere teksten te lezen en interpreteren. De module heuristiek van de cursus Alfa-informatiekunde (zie p. 28-30) maakt deel uit van deze cursus. Hier is aandacht voor vragen als: hoe verloopt wetenschappelijk onderzoek, hoe verloopt de verslaglegging van onderzoek en welke strategieën worden gehanteerd bij het zoeken van (wetenschappelijke) literatuur; daarbij ligt de nadruk op het gebruik van elektronische bronnen (tekstbestanden, bibliografieën, internet) voor het bestuderen van de letterkunde. Onderwijsvorm: hoorcolleges (2 uur per week) en werkcolleges (4 x 2 uur, in de weken 3 en 5 van periode 3 en 4) met aan het einde van periode 2 enkele instructiecolleges voor heuristiek.
13
LETTEREN 2005-2006
Inhoud van de cursus: in de hoorcolleges komen thema’s, stromingen, auteurs en werken aan de orde in relatie met de voor de verschillende perioden specifieke opvattingen over wereld en literatuur; in werkcolleges ligt de nadruk op heuristiek en op het lezen van primaire teksten. Toetsvorm: schriftelijk tentamen en opdrachten, tentamen AIK-module heuristiek Literatuur: tekstboek met korte teksten en fragmenten; circa 10 langere primaire teksten;
secundaire literatuur; syllabus voor heuristiek. Een overzicht van de colleges, de te bestuderen teksten en de opdrachten is aan het begin van periode 2 beschikbaar. Inlichtingen: secretariaat Nederlands of
[email protected]
2. Literatuurgeschiedenis van de eerste helft van de 20ste eeuw Periode 1 en 2 Docenten staf Moderne Letterkunde Code NEB1211 Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus is het eerste deel van de cursussen moderne Nederlandse literatuurgeschiedenis van de 19de en 20ste eeuw uit het eerste en tweede jaar. Het eerste deel beslaat de periode van circa 1916 tot circa 1960. Leerdoelen: studenten hebben kennisgemaakt met representatieve literaire teksten en inzicht verworven in de literair-historische ontwikkeling in de betreffende periode. Zij kunnen typische literair-historische kenmerken in teksten aanwijzen of teksten in hun literair-historische context plaatsen. Daarnaast kunnen ze omgaan met het bibliografisch apparaat en hebben ze heuristische vaardigheden ontwikkeld. Tenslotte kunnen ze mondeling en schriftelijk verslag doen van hun bevindingen, individueel en in groepsverband. Onderwijsvorm: combinatie van hoor- en instructiecolleges met werk- en responsiecolleges Inhoud van de cursus: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis van het begin van de 20ste eeuw tot circa 1960. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden. Ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het zelfstandig en actief verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur. Toetsvorm: schriftelijk tentamen, per onderdeel aan het einde van een periode en met een
tweede tentamengelegenheid aan het einde van de volgende periode. Het eindcijfer resulteert uit het gemiddelde van de twee deeltentamens, waarbij geldt dat het cijfer voor een deeltentamen niet lager mag zijn dan een 5.
14
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
Literatuur: syllabus met studiehandleiding, college-overzichten, literatuurlijst en opdrachten
voor de werkcolleges Inlichtingen: secretariaat Nederlands
3. Literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de 20ste eeuw Periode 3 en 4 Docenten staf Moderne Letterkunde Code NEB1212 Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus is het tweede deel van de cursussen moderne Nederlandse literatuurgeschiedenis van de 19de en 20ste eeuw uit eerste en tweede jaar. Het tweede deel beslaat de periode van circa 1960 tot heden. In periode 4 is de recente literatuur aan de orde, literatuur vanaf circa 1985 tot 2005. Leerdoelen: studenten hebben kennisgemaakt met representatieve literaire teksten en inzicht verworven in de literair-historische ontwikkeling in de betreffende periode. Zij hebben verder kennisgemaakt met problemen en mogelijkheden van de literatuurgeschiedschrijving van recente literatuur. Zij kunnen teksten in hun literair-historische context plaatsen, omgaan met het bibliografisch apparaat en hebben verdere heuristische vaardigheden ontwikkeld. Tenslotte kunnen ze mondeling en schriftelijk verslag doen van hun bevindingen, individueel en in groepsverband. Onderwijsvorm: combinatie van hoor- en instructiecolleges met werk- en responsiecolleges Inhoud van de cursus: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis vanaf het midden van de 20ste eeuw tot heden. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden. Ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het zelfstandig en actief verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur. Toetsvorm: schriftelijk tentamen, per onderdeel aan het einde van een periode en met een
tweede tentamengelegenheid aan het einde van de volgende periode. Het eindcijfer resulteert uit het gemiddelde van de twee deeltentamens, waarbij geldt dat het cijfer voor een deeltentamen niet lager mag zijn dan een 5. Literatuur: syllabus met studiehandleiding, college-overzichten, literatuurlijst en opdrachten
voor de werkcolleges Inlichtingen: secretariaat Nederlands
15
LETTEREN 2005-2006
4. Inleiding Verhaalanalyse Periode 1 en 2 Docenten dr. J.M.G. Muyres, dr. R.J.M. van de Schoor, dr. H. Bekkering Code NEB1203A Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus is een inleiding in de structurele analyse van verhalend proza. De cursus fungeert als ondersteuning van de literair-historische cursussen in het B1 en gaat vooraf aan de B2-cursus Inleiding Poëzieanalyse. Leerdoelen: de studenten hebben zich de beginselen van de structurele analyse van verhalend proza eigen gemaakt en kunnen het daarbij behorende beschrijvingsmodel toepassen in de praktijk. Onderwijsvorm: werkcolleges Inhoud van de cursus: Het soort vragen dat de verhaaltheorie stelt, heeft betrekking op de interne organisatie van een verhalende prozatekst. In de eerste periode wordt de theorie behandeld en aan de hand van fragmenten uit verhalende teksten in de praktijk gebracht. Aan bod komen: verhaaltheorie, romantheorie, narratologie, literatuuropvatting, roman- en ervaringswerkelijkheid en het beschrijvingsmodel. In de tweede periode wordt een nader te bepalen, recent verschenen roman geanalyseerd. De studenten schrijven nota’s en houden groepsreferaten die gewijd zijn aan de structuuraspecten perspectief, tijd, ruimte, personages en motieven. De cursus wordt afgesloten met een individueel eindwerkstuk. Toetsvorm: schriftelijk tentamen aan het einde van periode 1, groepsreferaat en individueel
eindwerkstuk in periode 2 Literatuur: Bakker, S., Bekkering, H., Muyres, J., Van de Schoor, R. (2004). Syllabus
Inleiding Verhaalanalyse (dictaatnr. 3.30.352) Inlichtingen: secretariaat Nederlands
5. Inleiding Literatuurwetenschap Periode 4 Docenten mw. prof.dr. F.J.M. de Feijter, mw. prof. dr. S.A. Levie, dr. M.P.J. Sanders Code LE20105 Niveau 2 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5
16
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
Opzet van de cursus:
Inleiding: de literatuurwetenschap is een discipline waarin theoretische reflectie op de status en functie van de literaire tekst de hoofdrol speelt. Bovendien worden teksten niet in de eerste plaats vanuit nationaal (Nederlands, Duits, Engels) maar vanuit internationaal perspectief bestudeerd. In de cursus maken de studenten aan de hand van artikelen kennis met een aantal twintigste-eeuwse theoretische posities die helpen nadenken over literatuur in diachroon en synchroon perspectief. Aan de orde komen bijvoorbeeld verschillende visies op het interpreteren van teksten, nationale versus internationale literatuurgeschiedschrijving, en begrippen als intertekstualiteit, lezersonderzoek en het vertalen van literaire teksten. In ieder college wordt de theorie toegepast op literaire teksten, waarbij actieve deelname van de studenten wordt verwacht. Leerdoelen: nadat deze cursus is afgesloten kennen de studenten een aantal posities, theorieen en termen uit de literatuurwetenschap. Zij kunnen deze toelichten en ze tevens toepassen op literaire teksten. Onderwijsvorm: hoor- en werkcolleges. Wekelijks worden twee uur verzorgd vanuit de opleiding Literatuurwetenschap met daarnaast een uur waarin specifiek aandacht wordt besteed aan de relatie tussen de behandelde literatuurwetenschappelijke posities en de literatuur uit het taalgebied van de eigen opleiding. Inhoud van de cursus: op het eerste college wordt een waaier van literatuurwetenschappelijke vraagstellingen gepresenteerd aan de hand van één of enkele teksten. In de volgende bijeenkomsten behandelt de docent de volgende onderwerpen: interpretatie, intertekstualiteit, literatuurgeschiedschrijving, receptie, vertaling en de stand van zaken in de literatuurwetenschap. Deze onderwerpen en begrippen worden besproken aan de hand van de secundaire teksten uit de syllabus. Studenten leren met de stof werken door deze zelf toe te passen op verschillende teksten en de toepassingen te bediscussiëren. Toetsvorm: schriftelijk tentamen Literatuur: syllabus (dictaatnr. 3.01.010) Inlichtingen: mw. prof. dr. S. Levie, 024-3612973,
[email protected]
6. Ouder Nederlands Periode 1 en 2 Docenten dr. M. Klein Code NEB1301A Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: talen veranderen, het Nederlands ook. Dat gaat meestal geleidelijk, zodat eventuele veranderingen nauwelijks aanwijsbaar zijn als het Nederlands van nu met het Nederlands van 17
LETTEREN 2005-2006
tien jaar geleden wordt vergeleken. Maar als het Nederlands van nu naast het Nederlands van pakweg zevenhonderd jaar geleden wordt gelegd, dan blijken er, naast overeenkomsten, allerlei verschillen te zijn. Dat betekent dat een spreker van het huidige Nederlands niet zonder meer een tekst in ouder Nederlands kan begrijpen. Leerdoelen: de studenten hebben kennis van de geschiedenis van de Nederlandse taal en van de belangrijkste principes van de historische taalkunde; ze zijn bekend met een aantal syntactische, morfologische en fonologische basiskenmerken van het Middelnederlands en Vroegnieuwnederlands; met behulp van deze kennis alsmede van de naslagwerken die op dit terrein beschikbaar zijn, zijn ze in staat zelfstandig oudere Nederlandse teksten te lezen, correct te interpreteren, en in hedendaagse taal om te zetten. Bovendien kunnen ze zowel met de papieren als met de elektronische hulpmiddelen omgaan die het Middelnederlands betreffen (corpus Gysseling, Middelnederlands woordenboek). Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur gecombineerd hoor-/werkcollege, daarnaast een computercursus ter ondersteuning Inhoud van de cursus: in deze cursus worden de belangrijkste veranderingen die het Nederlands heeft ondergaan besproken. De geschiedenis van het Nederlands wordt zowel van de ‘buitenkant’ als van de ‘binnenkant’ bekeken. Wat betreft de ‘buitenkant’ zal aandacht worden besteed aan de historische, sociaal-geografische en politieke gebeurtenissen die voor de ontwikkeling van het Nederlands van belang zijn geweest. Deze ontwikkeling zal ook vergeleken worden met die in verwante talen, zoals bijvoorbeeld het Duits. Wat betreft de ‘binnenkant’ zullen de belangrijkste grammaticale kenmerken van oudere stadia van het Nederlands worden besproken, zodat de studenten leren om te gaan met de taalkundige eigenaardigheden en valkuilen van oudere teksten. Hierbij kan worden gedacht aan van het modern Nederlands afwijkende woordvolgordes, aan het systeem van naamvallen dat tegenwoordig niet meer bestaat, en aan woorden die van vorm of van betekenis zijn veranderd. In het werkcollege, dat afgewisseld wordt met een computercursus, krijgt de student een overzicht van de verschillen en overeenkomsten van het Middelnederlands, het Vroegnieuwnederlands, en het hedendaags Nederlands, en van de externe gebeurtenissen die bij de ontwikkeling van het Nederlands een rol hebben gespeeld. Tevens komen de belangrijkste principes van de historische taalkunde aan bod, alsook de vraag waarom talen veranderen. Toetsvorm: opdrachten en schriftelijk tentamen Literatuur: Wal, M.J. van der (1992). Geschiedenis van het Nederlands. Utrecht: Het
Spectrum; Gestel, F. van, Nijen Twilhaar, J., Rinkel, T., & Weerman, F. (1992). Oude zinnen. Leiden: Nijhoff [niet meer leverbaar; wordt in syllabusvorm beschikbaar gesteld]; ICT-cursus. Inlichtingen: secretariaat Nederlands
18
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
7. Inleiding Syntaxis Periode 1 en 3 Docenten dr. W. Haeseryn Code NEB1401A Niveau 1 (deel 1) en 2 (deel 2) Ingangsvoorwaarden voor deel 1: geen; voor deel 2: deeltentamen deel 1 Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus syntaxis biedt een inleiding in de zinsbouw van het Nederlands aan de hand van een leerboek zinsontleding en een naslagwerk: de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). Daarna volgt een kennismaking met begrippen uit de hedendaagse theoretische taalkunde, met name de generatieve syntaxis. Leerdoelen: de studenten kennen de traditionele grammaticaonderscheidingen (onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, enzovoort) en zijn in staat enkelvoudige en samengestelde zinnen volgens deze categorieën te ontleden en de woordsoorten te benoemen (lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, enzovoort). De studenten kunnen de Algemene Nederlandse Spraakkunst als naslagwerk gebruiken. Zij zijn in staat de noties van de traditionele grammatica, voor wat betreft de syntaxis, te vertalen in het begrippenkader van hedendaagse (generatieve) theorievorming. De studenten maken kennis met een visie op taal als onderdeel van de menselijke cognitie, zijn in staat syntactische problemen te signaleren, en leren (pogingen tot) oplossingen voor deze problemen te formuleren. Onderwijsvorm: zeven weken 2 uur hoorcollege en 2 uur werkcollege per week in periode 1. Studenten hebben ook de mogelijkheid om de stof van deze periode te oefenen met behulp van de computer. Zeven weken 1 uur hoorcollege en 2 uur werkcollege in periode 3. Inhoud van de cursus: in het eerste, inleidende deel (periode 1) van deze cursus worden de enkelvoudige zin, de samengestelde zin en de woordbenoeming behandeld. Als studenten zich deze kennis hebben eigengemaakt, wordt de vaardigheid in het ontleden van zinnen en benoemen van woorden uitgebouwd door te oefenen met (oude) tentamens. Aan de hand van capita selecta uit de Algemene Nederlandse Spraakkunst leren de studenten vervolgens in periode 1 en periode 3 een scala van syntactische verschijnselen kennen (onder meer de bouw van constituenten, woordvolgorde en de structuur van de Nederlandse zin), de problemen die deze oproepen en het onderzoek dat op die terreinen plaatsheeft. In het tweede deel (periode 3) van de cursus worden bovendien enkele onderwerpen behandeld uit de generatieve syntaxis, zoals constituentenstructuur, verplaatsingen, lokaliteitsbeperkingen en de relaties van de syntaxis met semantiek en lexicon. Toetsvorm: schriftelijke deeltentamens Literatuur: Klein, M. & van den Toorn, M.C. (2004, vijfde druk). Praktische cursus zinsont-
leding. Groningen: Wolters-Noordhoff; Haeseryn, W. e.a. Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen/Deurne: Martinus Nijhoff/Wolters/Plantyn (ook elektronisch beschikbaar); Zwart, J.-W., Zinsleer, begrip van de syntaxis. Groningen, 2003 (beschikbaar op internet: http:// odur.let.rug.nl/~zwart/college/docs/zinsleer/). 19
LETTEREN 2005-2006
Inlichtingen: secretariaat Nederlands
8. Fonologie, morfologie en spelling van het Nederlands Periode 2 en 3 Docent mw. prof. dr. A.H. Neijt Code NEB1403A Niveau 2 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de fonologie is de leer van de taalklanken: hoe ze zijn opgebouwd en hoe ze samen grotere eenheden vormen zoals syllaben en woorden. De morfologie is de leer van de woorden: het ontstaan van (nieuwe) woorden, hun betekenis en de samenhang van vorm en betekenis. De Nederlandse spelling is gebaseerd op fonologie en morfologie. De cursus behandelt de klanken, klankregels en klankpatronen in woordvormen van de Nederlandse standaardtaal en dialecten en daarnaast de verhouding van klankuitingen en woordvormen tot de geschreven taal. Studenten onderzoeken zelf uitspraakvariatie en klankpatronen in poëzie en doen van hun bevindingen schriftelijk verslag. Leerdoelen: de studenten hebben kennis van de klankstructuur en woordbouw van het Nederlands en zijn dialecten; ze kennen een aantal begrippen en methoden van onderzoek op het terrein van de fonologie, morfologie en spelling; ze kunnen de klank- en woordstructuur analyseren en daarvan verslag doen; ze kunnen uitleg geven bij de Nederlandse spelling en ze hebben kennis gemaakt met de methode van het empirisch toetsen van een bepaalde hypothese. Onderwijsvorm: 2 uur hoorcollege en 1 uur werkcollege per de week Inhoud van de cursus: in de hoorcolleges krijgen studenten uitleg van de stof: fonetisch schrift, articulatorische klankkenmerken, klankregelmatigheden, foon en foneem, morf en morfeem, graaf en grafeem, morfologische opbouw van woorden, samenstellingen, syllabeopbouw, segmentele en prosodische fonologie, klemtoon, ritme en accent, en regels voor de spelling. In de werkcolleges presenteren de studenten moeilijke onderdelen van de stof en een deel van de uitkomsten van de gemaakte opdrachten. Met enkele grotere, individuele opdrachten verwerken de studenten de gehele stof nogmaals: zij oefenen de opgedane kennis door die op een bepaalde tekst of op een verzameling uitingen toe te passen. Toetsvorm: schriftelijk tentamen na periode 3 en onderzoeksverslagen in periode 3 en 4.
Beide onderzoeksverslagen moeten voldoende zijn. Literatuur: Neijt, A. (2004) Syllabus Nederlandse Fonologie en Morfologie;
De Schryver, J. en Neijt, A. (2002, 4e druk) Handboek Spelling. Deurne/Antwerpen: Wolters Plantyn. Inlichtingen: secretariaat Nederlands of
[email protected]
20
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
9. Mondelinge Communicatieve Vaardigheden (MCV) Periode 1 en 2 Docent mw. dr. L.G.M.M. Hustinx Code NEB1502A Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: het is voor afgestudeerde neerlandici van belang dat zij niet alleen beschikken over uitstekende schriftelijke vaardigheden, maar dat ze daarnaast ook beschikken over goede mondelinge vaardigheden. Ze moeten in veel situaties beschikken over goede gespreksvaardigheden, luistervaardigheden en interviewtechnieken. Ook kan van neerlandici verwacht worden dat ze interessante en heldere voordrachten kunnen componeren en dat ze die op een heldere en aantrekkelijke manier kunnen presenteren. Leerdoelen: de studenten hebben inzicht in de problemen die zich in mondelinge professionele communicatie kunnen voordoen en zijn in staat deze op wetenschappelijk verantwoorde wijze op te lossen. Zij hebben de eigen mondelinge communicatieve competentie vergroot. De studenten kunnen de leerstof in verband brengen met ontwikkelingen op het gebied van mondelinge communicatie. Onderwijsvorm: veertien weken van 2 uur werkcollege per week, waarin opdrachten en voordrachten worden besproken die door de studenten individueel of in subgroepen zijn voorbereid. Inhoud van de cursus: de cursus bouwt deels voort op de cursus SCV. In de cursus zullen de gesprekstechnieken van interviews eerst worden geanalyseerd volgens bepaalde theorieën, om ze daarna in de praktijk te oefenen. Daarna zullen presentatietechnieken van beroemde voordrachten worden geanalyseerd op inhoud (bijvoorbeeld retorische middelen), houding en uitdrukkingsvaardigheid. In deze cursus zullen presentaties (en delen daarvan) door de studenten geschreven en geoefend worden, en op video opgenomen worden. Enkele presentaties die in andere cursussen gegeven moeten worden, worden tevoren bij MCV op houding en uitdrukkingsvaardigheid geoefend. Toetsvorm: beoordeling van de analyses die de studenten tijdens de cursus hebben uitge-
voerd, beoordeling van de uitgeschreven presentaties en spreekschema’s en beoordeling van de mondelinge presentaties. Literatuur: Syllabus: Mondelinge Communicatieve Vaardigheden (dictaatnr. 3.30.367);
Molen, van der H.T., Kluytmans, F., & Kramer, M. (1995). Gespreksvoering. Vaardigheden en modellen. Groningen: Wolters-Noordhoff; Braas, C., Kat, J., Timmer, G. & Ville, I. (2001). Presenteren (uit de serie taaltopics). Groningen: Wolters-Noordhoff. Inlichtingen: secretariaat Nederlands
21
LETTEREN 2005-2006
10. Schriftelijke Communicatieve Vaardigheden (SCV) Periode 3 en 4 Docent dr. W. Haeseryn Code NEB1501A Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven stellen hoge eisen aan mensen met een academische opleiding. Afgestudeerden moeten specialisten zijn op hun eigen vakgebied en moeten tegelijk voldoende breed ontwikkeld zijn om flexibel ingezet te kunnen worden. Afgestudeerden in de Nederlandse taal en cultuur moeten dan ook beschikken over goede communicatieve vaardigheden, die zij kunnen inzetten in zeer verschillende situaties. In deze cursus liggen de communicatieve vaardigheden op het terrein van de schriftelijke communicatie. De neerlandicus moet niet alleen in staat zijn om in correct, helder en aantrekkelijk Nederlands te communiceren, maar ook om de juiste toon en inhoud te vinden voor een effectieve communicatie in complexe situaties. De cursus gaat vooraf aan de cursus MCV, en vormt daarmee het fundament voor het onderwijs in communicatieve vaardigheden. Leerdoelen: de studenten kunnen correcte, heldere en wetenschappelijk verantwoorde stukken schrijven. Zij zijn in staat problemen die zich in professionele communicatie kunnen voordoen te signaleren, te analyseren en daarop adequaat te antwoorden. De studenten hebben de eigen communicatieve competentie vergroot en kunnen de leerstof in verband brengen met ontwikkelingen op het gebied van talige communicatie. Onderwijsvorm: veertien weken van 2 uur werkcollege per week, waarin opdrachten worden besproken die door de studenten individueel of in subgroepen zijn voorbereid. Inhoud van de cursus: het accent ligt op algemene schriftelijke vaardigheden die van belang zijn in de professionele communicatie, zoals het analyseren van een communicatiesituatie, en het structureren, formuleren en herschrijven. Daarnaast wordt aandacht besteed aan meer specifieke schriftelijke vaardigheden, zoals strategisch communiceren en wetenschappelijk schrijven. Toetsvorm: beoordeling van de schriftelijke communicatieve vaardigheden die de studenten
zich tijdens de cursus eigen hebben gemaakt, die zijn vastgelegd in een portfolio en één of meerdere werkstukken. Daarnaast zullen de onderdelen Formuleren en Strategisch communiceren tussentijds schriftelijk getoetst worden. Literatuur: syllabus: De Schrijfregels (dictaatnr. 3.30.346);
Syllabus: Schriftelijke Communicatieve Vaardigheden (dictaatnr. 3.30.366); Braas, C. & Krijgsman, J. (2001). Formuleren. Groningen: Wolters-Noordhoff; Springorum, D. (2003). Strategisch communiceren. Tweede herziene druk. Bussum: Coutinho. Inlichtingen: secretariaat Nederlands
22
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
11. Inleiding Taalwetenschap Periode 1 en 2 Docent dr. A.P. Foolen Code ATB102 Niveau 1 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: in deze cursus worden de studenten vertrouwd gemaakt met de voornaamste kenmerken van taal, vanuit taalwetenschappelijk perspectief. Hierbij wordt telkens geprobeerd algemene inzichten te koppelen aan de analyse van concreet taalmateriaal. Leerdoelen: na afronding van deze cursus kun je de voornaamste begrippen uit de algemene taalwetenschap kritisch hanteren en toepassen op concreet taalmateriaal uit de taal van je studie. Hierbij komen begrippen uit de psycholinguïstiek, de grammatica (zinsbouw, woordvorming, klankleer), en de sociolinguïstiek aan de orde. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur hoor-/werkcollege, met behandeling van schriftelijke opdrachten; gastcolleges van specialisten op diverse deelgebieden. Inhoud van de cursus: na een inleiding, waarbij gebarentaal aan bod komt, wordt er aandacht besteed aan de taalgebruiker, taalverwerving, en taal en interactie. Daarna worden de verschillende aspecten van zinsbouw of syntaxis behandeld en komen de woordenschat en de klankleer aan bod. Hierbij worden naast de specifieke taal van je studie ook verschijnselen uit allerlei exotische talen besproken. Tenslotte wordt er expliciet aandacht besteed aan taaldiversiteit, taalvariatie en taalverandering, en meertaligheid. Toetsvorm: tussentoets en eindtoets Literatuur: Appel, R. e.a. (2002) Taal en taalwetenschap. Oxford: Blackwell Publishers. Inlichtingen: dr. A. Foolen, tel. 024-3615514/3237037,
[email protected]
12. Filosofie - Geschiedenis van het denken Periode 3 en 4 Niveau 2-3 Docenten dr P.J.J.M. Bakker en dr C.H. Lüthy Code FIVA01 Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: deze cursus geeft een inleiding in de geschiedenis van het westerse denken, vanaf zijn ontstaan in de Klassieke oudheid tot aan de twintigste eeuw. Doel van de cursus is om de letterenstudent vertrouwd te maken met een selectie van belangrijke denkers en hun gedach-
23
LETTEREN 2005-2006
tegoed, alsmede met een aantal filosofische grondbegrippen die nu ingeburgerd zijn in het vakjargon van menige academische discipline. Onderwijsvorm: vier blokken van telkens twee hoorcolleges, afgewisseld met een werkcollege waarin teksten worden gelezen van belangrijke denkers. Deelname aan de werkcolleges is verplicht. Toetsvorm: schriftelijk tentamen Literatuur: (1) B. Delfgaauw en F. van Peperstraten, Beknopte Geschiedenis van de
Wijsbegeerte. Van Thales tot Lyotard, Kampen – Kapellen 1993 (of een latere uitgave). (2) Reader: Geschiedenis van het Denken. Teksten en Opdrachten (dictaatcode 6.02.012) Inlichtingen: dr P.J.J.M. Bakker (024-12756 of
[email protected])
Alfa-informatiekunde Inleiding: de cursus Alfa-informatiekunde beoogt de student wegwijs te maken in een aantal ICT-toepassingen die van belang zijn voor het verrichten van wetenschappelijk alfa-onderzoek. Alfa-onderzoek is een begrip dat een zeer ruime lading dekt: het kan - om maar iets te noemen - gaan om de literaire of syntactische analyse van teksten, om het uitvoeren van statistische berekeningen, of om het analyseren en bewerken van afbeeldingen en geluiden. Daarom, en omdat niet iedere alfa-opleiding behoefte heeft aan dezelfde ICT-toepassingen, is de cursus in modulaire vorm opgezet, waarbij iedere opleiding voor haar studenten een keuze van drie modules heeft gemaakt uit het beschikbare aanbod. Leerdoelen: na afronding van de modules Alfa-informatiekunde kun je verantwoord omgaan met een specifieke ICT-toepassing die van belang is voor het verrichten van onderzoek binnen de wetenschappelijke discipline waarbinnen je je onderwijs volgt. Informatie- en communicatietechnologie wordt toegepast, wanneer er zich in een bepaald onderzoeksveld een informatieprobleem voordoet, dat - geheel of gedeeltelijk- lijkt te kunnen worden opgelost met behulp van een ICT-hulpmiddelen. Dat betekent dat elke module de volgende drie leerdoelen omvat: • je verkrijgt inzicht in de manier waarop het onderzoek binnen de wetenschappelijke discipline plaatsvindt; • je verkrijgt inzicht in de aard en mate waarin zich hierbij informatieproblemen voordoen; • je leert basale vaardigheden aan om dit informatieprobleem met behulp van ICT-hulpmiddelen op te lossen. Onderwijsvorm: de modules van de cursus Alfa-informatiekunde hebben de vorm van begeleid computer-ondersteund onderwijs waaraan een tentamen is gekoppeld. De modules worden aangeboden via een syllabus en via www-pagina’s. De syllabus is allereerst bedoeld als inlichtingengids. Dat betekent dat er meer informatie in de syllabus staat over regelingen rondom de cursus dan op de web-pagina’s. De syllabus is daarnaast ook bedoeld als naslagwerk. Veel studenten vinden het prettig om op papier de essenties van een module te kunnen
24
L TA EC RH EE N L 2O0R0 51- 2( 0 2 E- T B P 0R6O P E D E U S E )
bestuderen, omdat ze dan wat gemakkelijker iets kunnen voorbereiden of nalezen. De syllabus biedt dus kernteksten aan: de leertaken, plus een uitgebreide samenvatting van de stof. De webpagina’s bieden soms meer gedetailleerde informatie, wanneer het nodig is om nader in te gaan op een specifiek onderwerp. Daarnaast bevatten de webpagina’s ook zelftoetsen en opdrachten. Een zelftoets is een verzameling meerkeuze-vragen, die men met een druk op de knop kan beantwoorden. Bij een fout antwoord wordt een nadere uitleg gegeven. Opdrachten zijn vragen die in essay-vorm beantwoord moeten worden. Het antwoord moet via e-mail worden opgestuurd naar de docent. De docent zal - eveneens via e-mail - binnen enige dagen informeren of de vraag al of niet juist is beantwoord. De docent houdt een score bij van alle opdrachten; pas wanneer alle opdrachten in een module voldoende beantwoord zijn, wordt de student uitgenodigd om zich in te schrijven voor het bijbehorende tentamen. Iedere module wordt afgesloten met een tentamen. Meerdere keren per jaar is er gelegenheid om tentamen te doen. Het tentamen bestaat uit een of meer opdrachten die lijken op de opdrachten die al tijdens de cursus zijn gemaakt. Een student is geslaagd voor een module wanneer voor alle opdrachten en voor het tentamen een voldoende is behaald. De studiepunten voor elke module van Alfa-informatiekunde (1,67 ECTS per module) zijn verrekend in de studiepunten die worden behaald voor de cursus waaraan elke module is gekoppeld. Er wordt dus geen apart tentamenbriefje voor Alfa-informatiekunde uitgereikt. Een student is voor Alfa-informatiekunde geslaagd wanneer hij is geslaagd voor alle drie de cursussen waaraan de Alfa-informatiekunde modules zijn gekoppeld. Inhoud van de cursus: Voor studenten Nederlands zijn de volgende modulen verplicht: heuristiek, statistiek en analyse van literaire teksten. Deze modulen zijn gekoppeld aan de volgende curussen: Literatuurgeschiedenis tot 1830 (B1), Methoden Taalgedragswetenschap (B2) en Poëzieanalyse (B2). Aan de eisen voor deze cursussen is pas voldaan als ook de AIKmodule voldoende is afgesloten. Heuristiek: De kenmerken van wetenschappelijk onderzoek; de manier waarop over wetenschappelijk onderzoek wordt gerapporteerd; strategieën om (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur te vinden; vaardigheden in het gebruik van elektronische zoeksystemen om (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur te vinden; Statistiek: De functie van statistiek als analytisch gereedschap in wetenschappelijk onderzoek; het aanleren van de basisterminologie van de statistiek; het leren hanteren van beschrijvende statistische technieken voor univariate en bivariate analyse; het verwerven van basale vaardigheden in het statistisch softwarepakket SPSS. Analyse van literaire teksten: De inzet van ICT bij de wetenschappelijke analyse van literaire teksten; het opsporen en/of creëren van elektronische tekstbestanden; het aanleren van (statistische) technieken om deze tekstbestanden te analyseren; het verwerven van basale vaardigheden in het computerprogramma WordSmith. Toetsing: tentamen per module in het MMS. Literatuur: Syllabus en www-pagina’s.
De syllabus is te koop bij de dictatencentrale, onder nummer 3.01.001 De toegang tot de webpagina’s geschiedt via de digitale leeromgeving Blackboard (URL: http://blackboard.ru.nl/). Bij de balie van het MMS zijn nadere instructies te verkrijgen. 25
LETTEREN 2005-2006
Inlichtingen: De coördinator van de cursus Alfa-informatiekunde: dr. O.W.A. Boonstra,
E.4.16, 024-3612997,
[email protected] De coördinator voor deze cursus bij de opleiding: dr. J. Oosterman, E 7.13,
[email protected].
Tentamenrooster B1 datum 1e gelegenheid 1e deeltentamen
datum 1e gelegenheid 2e deeltentamen
stp.
toetsvorm
juni
5
tentamen/ opdracht
examenonderdelen
docent(en)
Literatuurgeschiedenis tot 1830
Oosterman Hanou
Literatuurgeschiedenis eerste helft van de 20ste eeuw
staf Moderne Letterkunde
oktober
januari
5
tentamen/ opdracht
Literatuurgeschiedenis tweede helft van de 20ste eeuw
Staf Moderne Letterkunde
april
juni
5
tentamen/ opdracht
Inleiding Verhaalanalyse
staf Moderne Letterkunde
oktober
januari
5
tentamen/ werkstuk
Ouder Nederlands
Klein
oktober
januari
5
tentamen/ werkstuk
Inleiding Syntaxis
Haeseryn
oktober
april
5
tentamen
Fonologie, Morfologie en Spelling van het Nederlands
Neijt
januari
april
5
tentamen/ werkstuk
SCV
Haeseryn
april
juni
5
tentamen/ dossier
MCV
Hustinx
oktober
januari
5
tentamen/ dossier
Inleiding Taalwetenschap
Foolen
oktober
januari
5
tentamen
Inleiding Literatuurwetenschap
Levie Sanders
--
juni
5
tentamen
Filosofie
Bakker/Lüthy
april
juni
5
tentamen
26
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
3
Bachelor 2 en 3
Het hier beschreven programma is bestemd voor studenten behorend tot het cohort 20042005. Ingangsvoorwaarde: studenten mogen aan onderdelen van het tweede jaar deelnemen als ze 30 of meer studiepunten uit het propedeuseprogramma hebben gehaald. Voor sommige vakken gelden specifieke ingangsvoorwaarden. Deze zijn bij de cursusbeschrijvingen aangegeven.
Schematisch overzicht van het tweede bachelorjaar B2 studierichting Nederlands
stp.
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Oudere Letterkunde
5
2,5
2,5
Literatuurgeschiedenis van de 19e eeuw
5
2,5
2,5
Poëzieanalyse (inclusief de AIK-module Analyse van 5 literaire teksten)
2,5
2,5
Taalverandering: Vijf eeuwen Nederlands
5
Morfologie en syntaxis
5
2,5
2,5
Psycholinguïstiek
5
2,5
2,5
Methoden Taalgedragswetenschap (inclusief de AIK- 5 module Statistiek) Argumentatieleer
5
Minor 1
20
Totaal aantal studiepunten
60
2,5
2,5
15
15
2.5
2.5
2,5
2,5
10
10
15
15
B2 cursusbeschrijving majorprogramma 1. Oudere Letterkunde: Walewein en Spaansche Brabander Periode 1 en 2 Docent dr. J. Oosterman Code NEB2212B Niveau 2-3 Ingangsvoorwaarde Literatuurgeschiedenis tot 1830 Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus behandelt aan de hand van twee belangrijke teksten, de Roman van Walewein en Bredero’s Spaansche Brabander, centrale thema’s en methoden uit de literatuur van Middeleeuwen en Renaissance. Leerdoelen: de student is in staat een complexe literaire tekst te lezen en analyseren van27
LETTEREN 2005-2006
uit verschillende benaderingswijzen en te plaatsen in de historische, culturele en literaire (internationale) context. Tevens ontwikkelt hij de (heuristische) vaardigheden om zelfstandig onderzoek te doen naar deze en verwante teksten. Onderwijsvorm: werkcolleges waarin de teksten worden gelezen en besproken en waarin studenten presentaties geven over eigen onderzoek. Inhoud van de cursus: de Roman van Walewein is een van de weinige oorspronkelijke Nederlandse ridderromans en juist daarom veelvuldig bestudeerd. De tekst is afkomstig uit een bloeiperiode van de Middelnederlandse letterkunde waaruit ook de Reinaert, het werk van Hadewijch en van Maerlant afkomstig zijn. De Walewein, het (internationale) onderzoek naar deze tekst en zijn traditie, en de literaire context vormen het onderwerp van periode 1. In periode 2 gaat de aandacht uit naar het literaire leven in Amsterdam tussen 1615 en 1620. Vondels eerste en Hoofts laatste toneelstukken werden opgevoerd, er verscheen belangrijk werk van Huygens, Cats en Bredero. Zijn Spaansche Brabander is een opvallend toneelstuk, dat op een belangrijk moment in première ging. Toetsvorm: opdrachten en een werkstuk. Literatuur: Roman van Walewein (in reader), G. A. Bredero’s Moortje en Spaanschen
Brabander. Bezorgd door E.K. Grootes. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1999. ISBN: 90-253-0296-3. Reader. Inlichtingen: secretariaat Nederlands of
[email protected]
2. Literatuurgeschiedenis van de 19de eeuw Periode 1 en 2 Docenten staf Moderne Letterkunde Code NEB2108A Niveau 2 Ingangsvoorwaarden geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus is het derde deel van de cursussen moderne Nederlandse literatuurgeschiedenis van 19de en 20ste eeuw uit eerste en tweede jaar. Het derde deel beslaat de periode van het begin van de 19de tot het begin van de 20ste eeuw. Leerdoelen: studenten hebben kennisgemaakt met representatieve literaire teksten en kunnen de literair-historische ontwikkelingen in (fasen van) de negentiende eeuw overzien. Zij kunnen typische literair-historische kenmerken in teksten aanwijzen of teksten in hun literairhistorische context plaatsen. Daarnaast kunnen ze omgaan met het bibliografisch apparaat en hebben ze verdere heuristische vaardigheden ontwikkeld. Tenslotte kunnen ze mondeling en schriftelijk verslag doen van hun bevindingen, individueel en in groepsverband. Onderwijsvorm: combinatie van hoor- en instructiecolleges met werk- en responsiecolleges.
28
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Inhoud van de cursus: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis van het begin van de 19de tot het begin van de 20ste eeuw. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden. Ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het zelfstandig en actief verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur. Toetsvorm: schriftelijk tentamen, per onderdeel aan het einde van een periode en met een
tweede tentamengelegenheid aan het einde van de volgende periode. Het eindcijfer resulteert uit het gemiddelde van de twee deeltentamens, waarbij geldt dat het cijfer voor een deeltentamen niet lager mag zijn dan een 5. Literatuur: syllabus met studiehandleiding, college-overzichten, literatuurlijst en opdrachten
voor de werkcolleges. Inlichtingen: secretariaat Nederlands of dr. R.J.M. van de Schoor
3. Inleiding Poëzieanalyse Periode 1 en 2 Docent mw. prof. dr. F.J.M. de Feijter Code NEB2109A Niveau 2 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: in vervolg op de cursus verhaalanalyse uit het eerste jaar geeft deze cursus een inleiding in het analyseren van poëzie. Leerdoelen: de studenten hebben inzicht in grondbeginselen van de poëzieanalyse en kunnen vormverschijnselen van poëzie onderscheiden en benoemen. Zij kennen het basisinstrumentarium van de poëzieanalyse en kunnen dit in de praktijk hanteren. Onderwijsvorm: combinatie van afwisselend 7 hoor- en 7 werkcolleges Inhoud van de cursus: de colleges zijn bedoeld als een eerste inleiding in het analyseren van poëzie. De hoorcolleges behandelen vormverschijnselen van poëzie. In de werkcolleges worden analytische vaardigheden getraind en doen studenten mondeling en schriftelijk verslag van hun bevindingen in de praktijk. Onderwerpen die aan de orde komen zijn: het onderscheid tussen gebonden en vrije verzen; verschillende soorten gebonden verzen; verschillende voorbeelden van metrische verzen; isotopie; vertaling van poëzie; iconiciteit; beeldspraak; poëzie als metataal en intertekstualiteit. De module ‘Analyse van literaire teksten’ van de cursus Alfa-Informatiekunde maakt deel uit van de cursus Toetsvorm: kleinere en grotere opdrachten in de loop van de cursus; schriftelijk tentamen;
tentamen AIK-module
29
LETTEREN 2005-2006
Literatuur: reader Inlichtingen: secretariaat Nederlands of
[email protected]
4. Taalverandering: Vijf eeuwen Nederlands Periode 3 en 4 Docenten dr. M. Rem Code NEB2208A Niveau 2 Ingangsvoorwaarde Ouder Nederlands (B1) Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: deze cursus is een vervolg op de cursus Ouder Nederlands (B1). We zullen dieper ingaan op de grammaticale eigenaardigheden van Middelnederlandse en Vroegnieuwnederlandse teksten, met name daar waar die afwijken van het modern Nederlands. Dit helpt misverstanden te voorkomen bij de interpretatie van zulke teksten. Maar ook de problemen die de veranderingen vanuit een puur taalkundig oogpunt oproepen, krijgen ruime aandacht. Aan bod komen bijvoorbeeld het verdwijnen van het naamvalssysteem en de grammaticale gevolgen daarvan, veranderingen in de opbouw van zinnen en woordgroepen, clitisatie in het Middelnederlands, complexe beknopte bijzinnen in het Vroegnieuwnederlands, en verschillende vormen van samentrekking. Leerdoelen: de studenten hebben taalkundig inzicht in de belangrijkste verschillen tussen het Nederlands van nu en dat van vroeger. Ze kunnen oudere teksten in hedendaagse taal omzetten en beschikken over voldoende taalanalytisch vermogen om deze vertaling te kunnen onderbouwen. Ze hebben inzicht in de problematiek van taalverandering. Onderwijsvorm: per week 2 uur gecombineerd hoor/werkcollege, plus computercursus Inhoud van de cursus: er wordt een aantal taalkundige thema’s behandeld (de systematiek van het naamvallensysteem, de ordening van de werkwoorden, de deelwoordconstructies, conjunctiefgebruik, clitisatie en samentrekking) en de achtergronden daarvan. Tijdens de hoorcolleges wordt de achtergrondinformatie behandeld. Tijdens de werkcolleges oefen je het taalkundig analyseren en interpreteren van oudere teksten. De computercursus fungeert hierbij als aanvullend oefenmateriaal. Toetsvorm: schriftelijk deeltentamen aan het eind van de periodes Literatuur: zie de eerstejaarscursus Ouder Nederlands Inlichtingen: secretariaat Nederlands
30
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
5. Morfologie en syntaxis: structuur die naar betekenis leidt Periode 1 en 2 Docent mw. prof. dr. A.H. Neijt Code NE1208A Niveau 2 Ingangsvoorwaarden Inleiding Taalwetenschap (B1)en Fonologie van het Nederlands (B1) Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: morfologie is de leer van de woorden: het ontstaan van (nieuwe) woorden, hun betekenis, de samenhang van vorm en betekenis, de verbanden van woorddelen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de context waarin die woorden gebruikt worden. Daarnaast staan de verschillende benaderingen in het morfologische onderzoek op het programma: etymologie en taalverandering, kindertaalstudie, het gebruik van corpora en psycholinguïstisch onderzoek. Bij de bespreking van de verschillende onderdelen worden ook taalpolitieke onderwerpen aangesneden (discriminerend taalgebruik, het Nederlands temidden van de talen in Europa, taalbevordering van de overheid). Leerdoelen: de student kent de belangrijkste begrippen en methoden van onderzoek, kan woorden analyseren en heeft inzicht in de rol van woorden binnen het taalsysteem. De student heeft kennisgemaakt met een aantal politieke en maatschappelijke onderwerpen omtrent taal en woordgebruik. Hij bezit vaardigheid in een bepaald onderdeel van het lesgeven of de vergadertechniek: het presenteren van uitkomsten van gezamenlijk werk zoals in de klas of in een werkvergadering. Onderwijsvorm: 14 werkcolleges van twee uur. De stof wordt geheel in de vorm van opdrachten doorgewerkt. Studenten bespreken deze zelf. Inhoud van de cursus: soorten morfemen, soorten woorden, definities en criteria, productiviteit, flexie, derivatie, compositie, de rol van het lexicon in het taalsysteem, corpusmethoden, woordkeuze en woordgebruik in teksten, morfologische verandering, historisch en synchroon, door taalcontact. Toetsvorm: schriftelijk tentamen Literatuur: een aantal hoofdstukken uit Bauer, L. (2003, nieuwste druk). Introducing
Linguistic Morphology. Edinburgh: Edinburgh University Press; het deel over woordbouw in: Haeseryn, W. e.a. (1997, 2e druk). Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Martinus Nijhoff; enkele artikelen over nieuwvormingen, verschillen tussen standaardtaal en dialecten, woordenschatverwerving in NT2 en meertaligheid; syllabus met toelichting en opdrachten. Inlichtingen: secretariaat Nederlands of
[email protected]
31
LETTEREN 2005-2006
6. Psycholinguïstiek Periode 1 en 2 Docent staf Taalkunde Code NEB2203A Niveau 3 Ingangsvoorwaarden Syntaxis (B1) en Fonologie (B1) Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de psycholinguïstiek richt zich op de bestudering van de cognitieve processen die ten grondslag liggen aan taalgedrag, met name het taalverstaan en de taalproductie, alsmede de ontwikkeling van deze vaardigheden. Aan bod komen theorieën en de verschillende soorten empirische gegevens over het begrijpen van gesproken en geschreven taal, over de taalproductie, en over primaire taalverwerving. Aandacht wordt besteed aan de inbedding van het menselijk taalvermogen in zijn biologische context. Empirische (experimentele en niet-experimentele) methoden die in het onderzoek in de psycholinguïstiek gebruikt worden, komen aan de orde in de cursus Methoden in de gedragswetenschap. Leerdoelen: de student is vertrouwd met de grondbegrippen, theorievorming en werkwijze van de psycholinguïstiek. Onderwijsvorm: 2 uur hoorcolleges per week. Er wordt gebruik gemaakt van Blackboard. Inhoud van de cursus: taalverwerking in relatie tot andere cognitieve processen; auditieve en visuele woordherkenning, het proces van het begrijpen van zinnen en tekst; taalproductie; taalverwerving; taal in biologische context. Toetsvorm: schriftelijk tentamen. Er is gelegenheid om de stof van de eerste periode af te
ronden in de tentamenweek van de eerste periode (proeftentamen). Wie dan een voldoende haalt, krijgt vrijstelling voor dat deel van de stof bij het tentamen na de tweede periode van het studiejaar. In de andere tentamenperiode wordt de stof alleen in zijn geheel getoetst. Literatuur: Whitney, P. (1998). The psychology of language. Boston/NewYork: Houghton
Mifflin. Inlichtingen: secretariaat Nederlands
7. Methoden in de taalgedragswetenschap Periode 3 en 4 Docent staf Taalkunde Code NE2209A Niveau 2 Ingangsvoorwaarden Alfa-informatiekunde module Statistiek Studiepunten 5
32
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus is gericht op kennismaking met het doen van onderzoek op het gebied van de taalgedragswetenschap, waarover in de cursussen over syntaxis, fonologie en morfologie en met name in de cursus psycholinguïstiek kennis is opgebouwd, en met de hiervoor benodigde empirische (experimentele en niet-experimentele) methoden. De module statistiek van Alfa-informatiekunde vindt toepassing in de analyse van data van een experiment. Leerdoelen: de studenten begrijpen de methode-onderdelen van wetenschappelijke artikelen, kunnen populair-wetenschappelijke literatuur kritisch lezen en becommentariëren, en kunnen een eenvoudig experimenteel onderzoek opzetten, analyseren en rapporteren. Onderwijsvorm: wekelijks werkcollege en/of instructiecollege van 2 uur. Beide periodes bestaan uit een serie van zeven werkcolleges. Naast de werkcolleges zijn er in drie weken van iedere periode (verplichte) instructiecolleges waarin ook de theoretische achtergrond wordt besproken van wat in de werkcolleges aan de orde komt. Er wordt gebruik gemaakt van Blackboard. Inhoud van de cursus: de eerste periode begint met een werkcollege waarin de studenten zelf proefpersoon zijn in een experiment. Vervolgens komen aan de hand van dit experiment alle fasen van experimenteel onderzoek aan de orde. De resultaten worden door de studenten zelf geanalyseerd met behulp van SPSS. In de tweede periode ontwikkelen de studenten een eigen experiment dat ze vervolgens ook uitvoeren en analyseren. De verschillende onderdelen worden in opdrachten uitgevoerd. Beide perioden worden afgesloten met een verslag van het experiment in de vorm van een artikel. Tijdens de cursus wordt voorts aandacht besteed aan het kritisch beoordelen van populair-wetenschappelijke en wetenschappelijke artikelen, inclusief de conclusies die op grond van het onderzoek worden getrokken. De module ‘Statistiek’ van de cursus Alfa-Informatiekunde maakt deel uit van deze cursus. Toetsvorm: opdrachten en werkstukken; tentamen AIK-module Literatuur: syllabus Methoden in de taalgedragswetenschap;
een aantal artikelen over de onderwerpen van de experimenten. Inlichtingen: secretariaat Nederlands
8. Argumentatieleer Periode 1 en 2 Docent prof. dr. P.J. Schellens Code NEB2307B Niveau 2 Ingangsvoorwaarde geen Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: betogende teksten bevatten een argumentatie die op een bepaalde manier is opgebouwd en die alleen aanvaardbaar is wanneer aan bepaalde normen is voldaan. Die normen 33
LETTEREN 2005-2006
kunnen uiteenlopen voor verschillende beroepsvelden. Inzicht op dit terrein is van belang voor wie effectieve betogende teksten wil schrijven en kritisch wil kunnen lezen. Niet alleen komt aan de orde hoe een goede argumentatie eruit ziet, maar ook hoe een argumentatie fout kan gaan (drogredenen). Leerdoelen: studenten hebben voldoende theoretische kennis van de argumentatieleer en van aanverwante onderwerpen. Ze kunnen betogende teksten van allerlei soort analyseren op de gehanteerde argumentatie. Ze zijn in staat een betoog te schrijven en te reflecteren op het geschrevene in termen van gebruikte argumentatieschema’s. Onderwijsvorm: werkcolleges, waarin de theorie wordt besproken en de gemaakte opdrachten worden behandeld. De geleerde stof wordt tijdens de colleges ook toegepast op nieuw materiaal. Inhoud van de cursus: enkelvoudige en samengestelde argumentatie, het model van Toulmin, geldig maken van argumentatie en tegenargumentatie, logische achtergronden, de aanvaardbaarheid van argumenten, soorten argumentaties en enkele toepassingsgebieden, met name beleid en voorlichting, rechtspraak, literatuurkritiek en reclame. De theorie wordt in praktijk gebracht in een scriptorium, waarin studenten betogende teksten met medecursisten bespreken en waarin ze schrijf- en herschrijfadviezen uitwisselen. Toetsvorm: 2 betogen en schriftelijk tentamen Literatuur: Schellens, P.J. en Verhoeven, G. (1994, 2e druk). Argument en tegenargument.
Groningen: Nijhoff. Het boek is niet meer in de handel; een goede kopie wordt beschikbaar gesteld; syllabus Argumentatie (dictaatnr. 3.30.331). Inlichtingen: secretariaat Nederlands
Minoren Het majorprogramma van de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur is voor iedere student gelijk. Differentiatie ontstaat door de minoren. Iedere student volgt 3 minoren met een totale studielast van 1 jaar (60 studiepunten). Een volledig overzicht van de minoren in de Faculteit der Letteren is te vinden in de Minorengids. Hieronder volgt de lijst van minoren die de afdeling Nederlands heeft gemaakt om de instroom in de verschillende richtingen in de master zo goed mogelijk te laten verlopen. Het gaat om een lijst van inter- of multidisciplinaire minoren waarin de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur samenwerkt met andere opleidingen. Per richting staat een groter of kleiner aantal minoren opgesomd. De minoren met een asterisk * bevatten onontbeerlijke kennis voor de instroom in een bepaalde richting in de master en zijn daarom in het bijzonder aanbevolen. Tevens is aangegeven of een minor jaarlijks gegeven wordt of om het jaar (‘alternerend’) en wanneer een minor begint. In het B2 programma is één minor geprogrammeerd en wel in het tweede semester. Uit het onderstaande aanbod komen dus voor de B2-studenten alleen de minoren in aanmerking die in het tweede semester van het studiejaar 2005-2006 worden aangeboden. 34
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Oudere Letterkunde
Mediëvistiek * Boek en Schrift * Oudere Letterkunde Nederland: Geschiedenis en cultuur (ca. 1500-2000)
jaarlijks, tweede semester jaarlijks, tweede semester alternerend (wel 2005-2006), eerste semester jaarlijks, tweede semester
Moderne Letterkunde
* Moderne Ned. letterkunde * Literatuurtheorie Internationale Literatuurgeschiedenis Nederland: Geschiedenis en cultuur (ca. 1500-2000)
jaarlijks, tweede semester jaarlijks, eerste semester jaarlijks, tweede semester jaarlijks, tweede semester
Historische Taalkunde
* Taalkunde keuzeminor Boek en Schrift
jaarlijks, eerste en tweede semester jaarlijks, tweede semester
Moderne Taalkunde
* Taalverwerving * Taal: universalia versus diversiteit * Taalkunde keuzeminor
jaarlijks, eerste semester jaarlijks, tweede semester jaarlijks, eerste en tweede semester
Taalbeheersing
* Gedragssturende documenten Psycholinguïstiek
jaarlijks, tweede semester jaarlijks, eerste en tweede semester
Cognitieve Neurowetenschap, specialisatie Psycholinguïstiek
verplicht * Psycholinguïstiek * Kwantitatieve methoden aanbevolen keuze uit Taalverwerving Taal: universalia versus diversiteit Taalkunde keuzeminor
jaarlijks, eerste en tweede semester jaarlijks, eerste en tweede semester jaarlijks, eerste semester jaarlijks, tweede semester jaarlijks, eerste en tweede semester
Stageminor Studenten moeten ten minste één buitenminor volgen. Dat kan de stageminor zijn. Ook al ligt de inhoud van de stage vaak op het terrein van je major, de stageminor geldt toch als buitenminor.
35
LETTEREN 2005-2006
Door de stageminor • leer je kennis en vaardigheden die je in je opleiding hebt verworven toe te passen binnen een arbeidssituatie; • maak je kennis met werk, functies en sectoren in wat mogelijk later jouw beroepswereld wordt; • leer je ontdekken welke attitude en vaardigheden van een beginnend academicus worden verwacht; • doe je ervaring op die je kan helpen bij het maken van een bewuste keuze voor een master en bij het zoeken van werk dat aansluit bij jouw wensen en ambities. Je kunt je inschrijven voor de stageminor na het behalen van je eerste bachelorjaar. Je start dan met drie verplichte voorbereidingsmodulen. Met de vierde module – de feitelijke stage – mag je pas beginnen als je minstens 40 studiepunten hebt gehaald in je B2 en B3. Wil je meer informatie over de stageminor, kijk dan in de minorgids of surf naar www.ru.nl/ adviespuntletteren en kijk onder stages.
Tentamenrooster B2
examenonderdelen
docent(en)
datum 1e gelegenheid 1e deeltentamen
stp.
toetsvorm
Oudere Letterkunde
Oosterman
oktober
januari
5
werkstukken/ opdrachten
Literatuurgeschiedenis van de 19de eeuw
staf Moderne Letterkunde
oktober
januari
5
tentamen
Inleiding Poëzieanalyse
De Feijter
januari
5
tentamen/ opdrachten
Taalverandering: Vijf eeuwen Nederlands
Rem
april
juni
5
tentamen
Morfologie
Neijt
oktober
januari
5
tentamen
Psycholinguïstiek
staf Taalkunde
oktober
januari
5
tentamen
Methoden staf Taalkunde Taalgedragswetenschap
april
juni
5
werkstuk/ opdrachten
Argumentatieleer
oktober
januari
5
tentamen/ dossier
36
Schellens
datum 1e gelegenheid 2e deeltentamen
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Bachelor 3 Dit programma is bedoeld voor studenten die deel uitmaken van het cohort 2003-2004. Het B3-programma voor studenten uit eerdere cohorten is te vinden in de studiegidsen van vorige jaren. De daarin vermelde vakken worden voor het grootste deel niet meer aangeboden. Indien studenten die vóór 2003 met hun studie Nederlands zijn begonnen, nog niet alle B3vakken hebben gehaald, kunnen ze, na overleg met de studieadviseur, een programma samenstellen uit het huidige aanbod in de major en de minoren. Ingangsvoorwaarde: uitsluitend studenten die in het bezit zijn van het propedeusediploma en die 30 of meer studiepunten uit het B2-programma hebben gehaald, mogen deelnemen aan de B3-cursussen. Voor sommige vakken gelden specifieke ingangsvoorwaarden. Deze zijn bij de cursusbeschrijving aangegeven.
Schematisch overzicht van het derde bachelorjaar stp.
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Tekstanalyse
5
2,5
2,5
Syntaxis
5
2,5
2,5
Minor 2
20
10
10
Minor 3
20
10
10
Bachelorwerkstuk
10
5
5
Totaal
60
15
15
15
15
Major, Minoren, Bachelorwerkstuk Het derde jaar bevat twee vakken uit de major Nederlands en twee minoren. Als afsluiting van de bacheloropleiding schrijft de student het zogenaamde bachelorwerkstuk. Dit heeft betrekking op een onderwerp uit een van de richtingen van de opleiding Nederlands: Historische of Moderne Taalkunde, Oudere of Moderne Letterkunde, Taalbeheersing of Psycholinguïstiek. Ook een combinatie van twee richtingen is mogelijk. Het is verstandig om bij de keuze van minoren en de richting voor het bachelorwerkstuk rekening te houden met de mogelijkheden voor verdere specialisatie in de masteropleiding.
Cursusbeschrijvingen B3 1. Tekstanalyse Periode Docent Code Niveau 37
1 en 2 prof.dr. P. J. Schellens NEB3502 3
LETTEREN 2005-2006
Ingangsvoorwaarde Studiepunten
geen 5
Opzet van de cursus:
Inleiding: Teksten vallen op heel verschillende manieren te analyseren, afhankelijk van de vragen die met de analyse beantwoord moeten worden. In deze cursus maak je kennis met vier verschillende methoden om teksten te analyseren: functionele analyse, analyse van cohesie en coherentie, retorische analyse en genre-analyse. Je doet ervaring op met de analysemethode en je bestudeert een aantal onderzoeksartikelen waarin de methode is gebruikt. Leerdoelen: Studenten hebben inzicht in de achtergrond van een aantal analysemethoden, vaardigheid in de toepassing ervan en kennis van het gebruik van de methode in taalbeheersingsonderzoek. Onderwijsvorm: Het vak heeft de vorm van een reeks wekelijkse werkcolleges. In modules van drie werkcolleges komt steeds een andere analysemethode aan bod. In het eerste werkcollege maken we kennis met de methode door hem toe te passen op tekstfragmenten van bescheiden omvang; in het tweede werkcollege passen we de methode toe op enkele grotere teksten; in het derde werkcollege bespreken we een of enkele onderzoeksartikelen waarin de methode wordt gebruikt. Inhoud van de cursus: Bij functionele analyse gaat het erom hoe je uit een tekst afleidt wat de precieze doelstelling van de tekst is: is die informatief, instructief of persuasief? Wat moet de lezer na verwerking van de tekst weten, kunnen of vinden? En welke lezers heeft men op het oog? Bij de analyse van cohesie en coherentie gaat het om de vraag met welke verbale middelen ervoor gezorgd wordt dat lezers tot een samenhangende interpretatie van een tekst kunnen komen. Welke elementen in de tekst maken dan gemakkelijk of juist moeilijker? Bij retorische analyse gaat het – in beperkte zin - om de vraag welke middelen een spreker gebruikt om zijn gehoor te overtuigen. In ruimere zin valt het instrumentarium uit de klassieke retorica ook toe te passen op andere soorten teksten dan alleen redevoeringen. Ook in de reclame wordt bijvoorbeeld veel gebruik gemaakt van retorische middelen. In de genreanalyse tenslotte gaat het om de vraag wat de specifieke kenmerken zijn van uiteenlopende tekstgenres zoals nieuwsberichten, achtergrondreportages, commentaren in de journalistiek of advertenties, advertorials of direct mailbrieven in de reclame. Toetsvorm: schriftelijk tentamen Literatuur: syllabus Inlichtingen: secretariaat Nederlands
2. Syntaxis-onderzoeksgroep Periode 1 en 2 Docent staf Taalkunde Code NE3234 Niveau 3/5 38
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Ingangseis Studiepunten
Syntaxis (B1) 5
Opzet van de cursus:
Inleiding: in dit college wordt, na een periode van inlezen in een bepaald onderwerp van de syntaxis, onderzoek opgezet. Het onderwerp van onderzoek varieert per jaar. Leerdoelen: de studenten kennen een bepaald probleemgebied binnen de syntaxis van het Nederlands. Ze leren onderzoeksvragen daarover te formuleren en ze leren onderzoek daarover op te zetten, uit te voeren en in een artikel op te schrijven. Onderwijsvorm: werkcolleges met wekelijkse opdrachten (ook deelverslagen) en participatie in de vorm van presentaties Inhoud van de cursus: het onderwerp van onderzoek varieert per jaar. Bijvoorbeeld: de relatie tussen lexicon en syntaxis (bestudeerd aan de hand van een bepaald syntactisch onderwerp zoals idiomen of onaccusatieve werkwoorden zoals dansen en vallen), woordvolgorde, of nevenschikking en onderschikking. Daarbij wordt, afhankelijk van het onderwerp, een bepaalde invalshoek gekozen, zoals het taalgebruik van eerste- en tweedetaalverwervers, de varianten van het Nederlands overzees, spreektaal tegenover schrijftaal, of het Nederlands in vergelijking met andere talen. Toetsvorm: wekelijkse opdrachten, tentamen en werkstuk Literatuur: syllabus Inlichtingen: Secretariaat Nederlands
Bachelorwerkstuk in het studiejaar 2005-2006 Met het schrijven van het bachelorwerkstuk (10 studiepunten) wordt de bachelorfase afgerond. Het is geprogrammeerd in de perioden 3 en 4 van het derde jaar. Eerst dienen de studenten te bepalen op welk terrein zij het werkstuk willen schrijven: Historische of Moderne Taalkunde, Oudere of Moderne Letterkunde, Taalbeheersing of Psycholinguïstiek. Ook een combinatie van twee richtingen is mogelijk. Tijdens de voorlichtingsbijeenkomst over de bachelorwerkstukken en de doorstroommaster Nederlands, die begin december plaatsvindt, moeten de studenten hun keuze kenbaar maken. Zij dienen dat in ieder geval vóór 16 december 2005 te doen. De studenten nemen deel aan een begeleidingsgroep (van hooguit vijf studenten) op het door hun gekozen terrein, die door één of twee docenten wordt begeleid. Omstreeks het begin van het tweede semester dient in overleg met de begeleidende docent het onderwerp vastgesteld te worden. De keuze van het onderwerp kan, deels afhankelijk van het aanbod van de richting, op verschillende manieren worden aangepakt: (a). studenten kiezen een van de onderwerpen die de docenten hebben aangedragen; (b). studenten dragen zelf een onderwerp aan en leggen dat aan een docent voor; (c). studenten weten al dat zij graag een werkstuk op een bepaald terrein willen schrijven en overleggen met een van de docenten over de nadere afbakening van het onderwerp. 39
LETTEREN 2005-2006
Voordat aan de uitvoering van het onderzoek voor het werkstuk begonnen mag worden, moeten probleemstelling en opzet door de begeleidende docent gefiatteerd zijn.
Tentamenrooster B3 examenonderdelen
docent(en)
datum 1e gelegenheid
stp.
toetsvorm
Tekstanalyse
Schellens
januari
5
schriftelijk tentamen
Syntaxis
docent Taalkunde
januari
5
schriftelijk tentamen
Het bachelorexamen Wanneer aan alle onderdelen die in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding worden genoemd, is voldaan en het bachelorwerkstuk afgerond is (3 x 60 studiepunten), kunnen studenten het bachelorexamen aanvragen op het secretariaat van de opleiding. De examencommissie stelt dan een dossieronderzoek in en bij positief resultaat wordt een bachelordiploma uitgereikt. De student mag zich daarna ‘Bachelor of Arts’ (BA) noemen.
Overstapminoren Overstapminoren Nederlandse Taal en Cultuur (2004-2005) Om van de major van een andere bacheloropleiding van onze faculteit in te kunnen stappen in de doorstroommaster Nederlandse Taal en Cultuur, dienen 3 zogenaamde overstapminoren op het gebied van de Nederlandse Taal en Cultuur te worden afgesloten. Welke vakken precies in deze minoren moeten worden opgenomen, is afhankelijk van enerzijds de inhoud van de major waarin het bachelordiploma wordt behaald, anderzijds van de keuze van de richting in de master Nederlandse Taal en Cultuur. In principe zou voor iedere combinatie van bronbachelor en doelmasterrichting een optimale samenstelling van vakken gemaakt moeten worden. Wellicht zal blijken dat dat in feite voor iedere individuele overstapper inderdaad het geval zal zijn. Hier wordt desondanks een aantal minoren uitgewerkt. Allereerst een minor die voor iedere overstapper bestemd is (minor 1). Voorts een tweetal minoren voor studenten met bepaalde bronbachelors (minor 2a en 2b), en tenslotte drie minoren in richtingen waarvoor in de masteropleiding geopteerd kan worden (minor 3a, 3b, 3c). Een student doet minor 1, een van de minoren 2 op grond van voorafgaande opleiding, en een van de minoren 3 op grond van de te kiezen richting in de masteropleiding.
40
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Minor 1 (voor alle overstappers) Nederlandse Taal en Cultuur, overstapminor 1
• • • •
Ouder Nederlands (B1, periode 1 en 2) Literatuurgeschiedenis tot 1830 (B1, periode 3 en 4) Literatuurgeschiedenis van de eerste helft van de 20ste eeuw (B1, periode 1 en 2) Argumentatieleer (B2, periode 1 en 2)
Minor 2 (afhankelijk van de major van de bronbacheloropleiding) Nederlandse Taal en Cultuur, overstapminor 2a (voor studenten BC en GLTC)
• • • •
Oudere Letterkunde: Walewein en Spaansche Brabander (B2, periode 1 en 2) Literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de 20ste eeuw (B1, periode 3 en 4) Inleiding Syntaxis (B1, periode 1 en 3) Fonologie, morfologie en spelling (B1, periode 2 en 3)
Nederlandse Taal en Cultuur, overstapminor 2b (voor studenten van de moderne vreemde talen en Taalwetenschap)
• • • •
Oudere Letterkunde: Walewein en Spaansche Brabander (B2, periode 1 en 2) Literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de 20ste eeuw (B1, periode 3 en 4) Psycholinguïstiek (B2, periode 1 en 2) Morfologie en Syntaxis (B2, periode 1 en 2)
Minor 3 (afhankelijk van de te kiezen richting in de masteropleiding) Nederlandse Letterkunde, overstapminor 3a
• • • •
Capita selecta uit de literatuur van de Verlichting (B3, periode 1 en 2) Literatuurgeschiedenis van de 19de eeuw (B2, periode 1 en 2) òf Inleiding verhaalanalyse (B1, periode 1&2) òf Inleiding poëzieanalyse (B2, periode 1 en 2) een module uit de door Nederlands verzorgde reguliere letterkundeminoren
Nederlandse Taalkunde, overstapminor 3b
• • • •
Eerstetaalverwerving (minor, periode 1 en 2) Taalverandering: vijf eeuwen Nederlands (B2 periode 3 en 4) Methoden in de TGW (B2 periode 3 en 4) een module uit de door Nederlands verzorgde reguliere taalkundeminoren
Nederlandse Taalbeheersing, Overstapminor 3c
• •
41
Tekstanalyse (B3 periode 1 en 2) Methoden in de TGW (B2 periode 3 en 4)
LETTEREN 2005-2006
• •
Gedragssturende documenten en ICT (BC-aanschuifonderwijs) (periode 3) een door Nederlands verzorgde module uit de minor Taalbeheersing
naam: Nederlandse Taal en Cultuur, overstapminor 1 (voor alle overstappers) Betrokken opleiding Nederlands Contactpersoon dr. J.M.G. Muyres Ingangseisen propedeuse van een bacheloropleiding waaraan toegang verleend wordt Type overstapminor Inhoud: de minor bestaat uit een inleiding in oudere stadia van de Nederlandse taal, een
tweetal colleges op het terrein van de Nederlandse literatuurgeschiedenis en een vak op het terrein van de taalbeheersing (Argumentatieleer).
Modules in de minor: 1.
naam: Ouder Nederlands
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. M. Klein 5 hoor-/werkcollege plus een computercursus ter ondersteuning 2 opdrachten en schriftelijk tentamen 1 1 en 2
Inhoud: de belangrijkste grammaticale kenmerken van oudere stadia van het Nederlands wor-
den besproken zodat de student leert omgaan met de taalkundige eigenaardigheden van oudere teksten: van het moderne Nederlands afwijkende woordvolgordes, het niet meer bestaande systeem van naamvallen en woorden die veranderd zijn van vorm of van betekenis. 2.
naam: Literatuurgeschiedenis tot 1830
Docenten Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. J. Oosterman. prof. dr. A. Hanou 5 hoor-en werkcolleges 2-4 uur schriftelijk tentamen en opdrachten 1 3 en 4
Inhoud: de cursus behandelt de oudere Nederlandse literatuur van de Middeleeuwen tot de
Verlichting (ca. 1170 - ca. 1830). In de hoorcolleges komen thema’s, stromingen, auteurs en werken aan de orde in relatie met de voor de verschillende perioden specifieke opvattingen 42
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
over wereld en literatuur; in de werkcolleges ligt de nadruk op heuristiek en op het lezen van primaire teksten. 3.
naam: Literatuurgeschiedenis van de eerste helft van de 20ste eeuw
Docenten Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
staf Moderne Letterkunde 5 hoor- en werkcolleges 2-4 uur schriftelijk deeltentamen aan het eind van iedere periode 1 1 en 2
Inhoud: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis van het begin van de
20ste eeuw tot circa 1960. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden; ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur. 4.
naam: Argumentatieleer
Docenten Studiepunten Onderwijsvorm
Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
prof. dr. J.P. Schellens 5 werkcollege en scriptorium waarin studenten betogende teksten met medecursisten bespreken en waarin ze schrijf- en herschrijfadviezen uitwisselen 2 twee betogen en schriftelijk tentamen 2 1 en 2
Inhoud: betogende teksten bevatten een argumentatie die op een bepaalde manier is opge-
bouwd en die alleen aanvaardbaar is wanneer aan bepaalde normen is voldaan. Aan de orde komen enkelvoudige en samengestelde argumentatie, het model van Toulmin, geldig maken van argumentatie en tegenargumentatie, logische achtergronden, de aanvaardbaarheid van argumenten, soorten argumentatie en enkele toepassingsgebieden, met name beleid en voorlichting, rechtspraak, literatuurkritiek en reclame.
naam: Nederlandse Taal en Cultuur, overstapminor 2a (voor studenten BC en GLTC) Betrokken opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Contactpersoon dr. J.M.G. Muyres Ingangseisen propedeuse van een bacheloropleiding waaraan toegang verleend wordt Type overstapminor
43
LETTEREN 2005-2006
Inhoud: de minor bestaat uit een tweetal colleges op het terrein van de Nederlandse litera-
tuurgeschiedenis, een inleiding in de syntaxis en een inleiding in fonologie, morfologie en spelling.
Modules in de minor: 1.
naam: Oudere Letterkunde: Walewein en Spaansche Brabander
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. J.B. Oosterman 5 werkcolleges 4 opdrachten en werkstuk 2 1 en 2
Inhoud: de cursus behandelt aan de hand van twee belangrijke teksten, de Roman van
Walewein en Bredero’s Spaansche Brabander, centrale thema’s en methoden uit de literatuur van Middeleeuwen en Renaissance. 2.
naam: Literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de 20ste eeuw
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
staf Moderne Letterkunde 5 hoor- en werkcolleges 2-4 schriftelijke deeltentamens 2 3 en 4
Inhoud: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis vanaf het midden van de
20ste eeuw tot heden. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden. Ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur. 3.
naam: Inleiding syntaxis
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
44
dr. W. Haeseryn 5 hoor- en werkcolleges 3-4 schriftelijke deeltentamens (ingangsvoorwaarde voor periode 3 is deeltentamen periode 1) 1 1 en 3
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Inhoud: de cursus biedt een inleiding in de zinsbouw van het Nederlands aan de hand van
een leerboek zinsontleding en een naslagwerk: de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). Daarna volgt een kennismaking met begrippen uit de hedendaagse theoretische taalkunde, met name de generatieve grammatica. 4.
naam: Fonologie, morfologie en spelling van het Nederlands
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
mw. prof. dr. A. Neijt 5 hoor- en werkcolleges 2-4 schriftelijk tentamen (na periode 3) en onderzoeksverslagen (in periode 2 + 3) 2 2 en 3
Inhoud: de cursus behandelt de klanken, klankregels en klankpatronen in woordvormen van
de Nederlandse standaardtaal en dialecten en daarnaast de verhouding van klankuitingen en woordvormen tot de geschreven taal. Studenten onderzoeken zelf variatie in uitspraak en klankpatronen in poëzie.
naam: Nederlandse Taal en Cultuur, overstapminor 2b (voor studenten van de moderne vreemde talen en Taalwetenschap) Betrokken opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Contactpersoon dr. J.M.G. Muyres Ingangseisen propedeuse van een bacheloropleiding waaraan toegang verleend wordt Type overstapminor Inhoud: de minor bestaat uit een tweetal colleges op het terrein van de Nederlandse litera-
tuurgeschiedenis, morfologie en psycholinguïstiek.
Modules in de minor: 1.
naam: Oudere Letterkunde: Walewein en Spaansche Brabander
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
45
dr. J.B. Oosterman 5 werkcolleges 4 opdrachten en werkstuk 2 1 en 2
LETTEREN 2005-2006
Inhoud: de cursus behandelt aan de hand van twee belangrijke teksten, de Roman van
Walewein en Bredero’s Spaansche Brabander, centrale thema’s en methoden uit de literatuur van Middeleeuwen en Renaissance. 2.
naam: Literatuurgeschiedenis van de tweede helft van de 20ste eeuw
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
staf Moderne Letterkunde 5 hoor- en werkcolleges 2-4 schriftelijke deeltentamens 2 3 en 4
Inhoud: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis vanaf het midden van de
20ste eeuw tot heden. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden. Ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur. 3.
naam: Psycholinguïstiek
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
docent taalkunde 5 hoorcolleges 2 schriftelijk tentamen 3 1 en 2
Inhoud: taalverwerking in relatie tot andere cognitieve processen; auditieve en visuele woord-
herkenning, het proces van het begrijpen van zinnen en tekst; taalproductie, taalverwerving, taal in biologische context. 4.
naam: Morfologie en syntaxis
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
mw. prof. dr. A. Neijt 5 werkcolleges 2 schriftelijk tentamen 2 1 en 2
Inhoud: soorten morfemen, soorten woorden, definities en criteria, productiviteit, flexie,
derivatie, compositie, de rol van het lexicon in het taalsysteem, corpusmethoden, woordkeuze en woordgebruik in teksten, morfologische verandering (historisch en synchroon) door taalcontact. 46
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
naam: Nederlandse Letterkunde, overstapminor 3a (voor de richtingen in de master: Oudere en Moderne Letterkunde) Betrokken opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Contactpersoon mw. prof. dr. F.J.M. de Feijter Ingangseisen propedeuse van een bacheloropleiding waaraan toegang verleend wordt Type overstapminor Inhoud: de minor bestaat uit twee cursussen literatuurgeschiedenis, een cursus literatuurana-
lyse en een cursus uit de door Nederlands verzorgde reguliere letterkundeminorenmodulen.
Modules in de minor: 1.
naam: Capita selecta uit de literatuur van de Verlichting
Docent Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
prof. dr. A. Hanou 5 verplicht hoor- en werkcolleges 2 schriftelijk tentamen en dossier 3 1 en 2
Inhoud: cursus over enkele genres, verschijnselen en auteurs uit het tijdvak 1650–1830. In de
colleges ligt de nadruk op de veranderingen in de literatuur in samenhang met de Verlichting. 2.
naam: Literatuurgeschiedenis van de 19de eeuw
Docent Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. R.J.M. van de Schoor 5 verplicht hoor- en werkcolleges 2-4 schriftelijke deeltentamens 2 1 en 2
Inhoud: de cursus biedt een overzicht van de literatuurgeschiedenis van het begin van de
negentiende tot het begin van de twintigste eeuw. In de hoorcolleges zal de literair-historische ontwikkeling in Nederland en Vlaanderen geschetst worden. Ze worden aangevuld met een reeks werkcolleges ter ondersteuning bij het verwerken van de stof en bij het lezen van de literatuur.
47
LETTEREN 2005-2006
3.
naam: Inleiding verhaalanalyse
Docent Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. R.J.M. van de Schoor, dr. J.M.G. Muyres, dr. H. Bekkering 5 optioneel werkcollege 2 schriftelijk deeltentamen, groepsreferaat en werkstuk 1 1 en 2
Inhoud: de cursus biedt een inleiding in de analyse van verhalend proza. Onderwerpen die
aan de orde komen zijn: verhaaltheorie, romantheorie, narratologie; literatuuropvatting; roman- en ervaringswerkelijkheid en een beschrijvingsmodel met bijzondere aandacht voor de structuuraspecten perspectief, tijd, ruimte, personages en motieven. In periode 2 wordt een recent verschenen roman geanalyseerd. 4.
naam: Inleiding poëzieanalyse
Docent Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
mw. prof. dr. F.J.M. de Feijter 5 optioneel hoor- en werkcolleges 2 schriftelijk tentamen 2 1 en 2
Inhoud: de cursus biedt een inleiding in het analyseren van poëzie. Onderwerpen die aan
de orde komen zijn: het onderscheid tussen gebonden en vrije verzen; verschillende soorten gebonden verzen; verschillende voorbeelden van metrische verzen; isotopie; vertaling van poëzie; iconiciteit; beeldspraak; poëzie als metataal en intertekstualiteit. 5.
een cursus uit de door Nederlands verzorgde reguliere letterkundeminoren
naam: Nederlandse Taalkunde, overstapminor 3b (voor de richtingen in de master: Historische en Moderne Taalkunde) Betrokken opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Contactpersoon mw. prof. dr. A. Neijt Ingangseisen propedeuse van een bacheloropleiding waaraan toegang verleend wordt Type overstapminor Inhoud: de minor bestaat uit een cursus taalverwerving, een cursus taalverandering, een cur-
sus methoden in de taalgedragswetenschap en een cursus uit de door Nederlands verzorgde reguliere taalkundeminorenmodulen. 48
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
Modules in de minor: 1.
naam: Eerstetaalverwerving
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
mw. dr J.P.M. Fikkert 5 werkcolleges 2 schriftelijk tentamen en dossier 3 1 en 2
Inhoud: de cursus behandelt de manier waarop kinderen hun moedertaaal verwerven vanuit
fonologisch, morfologisch, syntactisch en semantisch perspectief. Tevens wordt onderzocht in hoeverre huidige taalkundige theoretische inzichten getoetst kunnen worden aan taalverwervingsfeiten. 2.
naam: Taalverandering: Vijf eeuwen Nederlands
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. M. Rem 5 hoor-/ werkcollege plus computercursus 2 schriftelijke deeltentamens 2 1 en 2
Inhoud: de cursus behandelt de grammaticale eigenaardigheden van Middelnederlandse en
Vroegnieuwnederlandse teksten en biedt inzicht in de problematiek van taalverandering. Aan bod komen onder andere clitisatie in het Middelnederlands en complexe beknopte bijzinnen in het Vroegnieuwnederlands. De computercursus ondersteunt bij de analyse en interpretatie van oudere teksten. 3.
naam: Methoden in de Taalgedragswetenschap
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
staf Taalkunde 5 werk- en instructiecolleges 2 opdrachten en werkstukken 2 3 en 4
Inhoud: de cursus behelst kennismaking met de praktijk van onderzoek op het terrein van
de taalgedragswetenschap en met de hiervoor benodigde empirische (experimentele en nietexperimentele) methoden. 4. 49
een module uit de door Nederlands verzorgde reguliere taalkundeminoren
LETTEREN 2005-2006
naam: Nederlandse Taalbeheersing, overstapminor 3c (voor de richting in de master: Taalbeheersing) Betrokken opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Contactpersoon prof. dr. P.J. Schellens Ingangseisen propedeuse van een bacheloropleiding waaraan toegang verleend wordt Type overstapminor Inhoud: de minor bestaat uit een cursus tekstanalyse, een cursus methoden in de taalgedrags-
wetenschap, een cursus gedragssturende documenten en ICT (aanschuifonderwijs bij BC) en een door Nederlands verzorgde module uit de samenwerkingsminor BC en Taalbeheersing Nederlands.
Modules in de minor: 1.
naam: Tekstanalyse
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
prof. dr. P.J. Schellens 5 werkcollege 2 tentamen 3 1 en 2
Inhoud: de cursus maakt deelnemers vertrouwd met een algemeen bruikbaar apparaat voor
de analyse en evaluatie van verschillende soorten tekst. Twee essentiële vormen van tekstsamenhang staan centraal: referentiële coherentie (cohesie) en relationele coherentie. 2.
naam: Methoden in de Taalgedragswetenschap
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
staf Taalkunde 5 werk- en instructiecolleges 2 opdrachten en werkstukken 2 3 en 4
Inhoud: de cursus behelst kennismaking met de praktijk van onderzoek op het terrein van
de taalgedragswetenschap en met de hiervoor benodigde empirische (experimentele en nietexperimentele) methoden.
50
L TA EC RH EE N L 2O0R0 52- 2E0N0 63 3 E- T B
3.
naam: Gedragssturende documenten en ICT
Docent Studiepunten Onderwijsvorm Uren per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. H. Hoeken, prof. dr. C. Jansen 5 werkcollege 2 tentamen en werkstuk 2 3
Inhoud: de cursus is gericht op het verwerven van de noodzakelijke inzichten en vaardighe-
den voor het ontwerp van effectieve gedragssturende documenten. Persuasieve en instructieve communicatie, op papier maar meer en meer ook on line, spelen zowel bij de interne als externe communicatie van organisaties een belangrijke rol. 4.
51
een door Nederlands verzorgde module uit de samenwerkingsminor BC en Taalbeheersing Nederlands
LETTEREN 2005-2006
52
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
4
Masterprogramma 2006-2007
Iedere Bachelor Nederlandse Taal en Cultuur kan in de masteropleiding instromen. Voor Bachelors van verwante opleidingen gelden ingangsvoorwaarden waaraan voldaan kan worden door het volgen van specifieke overstapminoren. De masteropleiding Nederlands in Nijmegen kent vijf afstudeerrichtingen: Oudere Letterkunde, Moderne Letterkunde, Historische Taalkunde, Moderne Taalkunde en Taalbeheersing. Studenten specialiseren zich in een bepaald onderdeel van de neerlandistiek en leren het onderzoek en de verschillende onderzoekstradities op het terrein van hun keuze nader kennen. Er wordt zowel door de verschillende disciplines van de opleiding samengewerkt, in het bijzonder door Oudere en Moderne Letterkunde enerzijds en Historische en Moderne Taalkunde anderzijds, als ook met andere opleidingen in de Faculteit der Letteren als geheel. De opleiding begint voor iedere richting met een verplichte module, een algemeen methodologisch college.
Oudere en Moderne Nederlandse Letterkunde Bij Oudere en Moderne Nederlandse letterkunde bestaat uitgesproken belangstelling voor vragen op het terrein van de methodologie en van de geschiedenis van het vak: waar staat de Nederlandse letterkunde aan het begin van de eenentwintigste eeuw en langs welke weg zijn we daar in ongeveer twee eeuwen tijd terecht gekomen? Bij beide letterkundes zijn tekst- en contextgericht onderzoek ten nauwste verbonden: zonder de inbedding van teksten (schrijvers, thema’s) in de historische en maatschappelijke context blijft de culturele betekenis van teksten onduidelijk. In de Oudere Letterkunde ligt daarnaast nadruk op het verzamelen van en leren omgaan met primaire bronnen, in de moderne letterkunde op het onderzoek van intertekstualiteit. De afstudeerrichtingen Oudere en Moderne Nederlandse Letterkunde bieden een grote keuzemogelijkheid. Centrale objecten van onderzoek zijn het genre van de lyriek en de infrastructuur van het literaire leven. Naar het genre van de lyriek wordt onderzoek verricht in middeleeuwse, negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse letterkunde. In de middeleeuwse letterkunde ligt het accent op de literatuur van de overgang van middeleeuwen naar vroegmoderne tijd, in het bijzonder op de poëzie en het lied. Op het terrein van de negentiende-eeuwse letterkunde wordt onderzoek gedaan naar de rol van letterkundige correspondenties en tijdschriften in ontstaan en verspreiding van poëzie en poëzie-opvattingen. In de twintigsteeeuwse letterkunde nemen de theorie van de poëzie-analyse en intertekstualiteit een centrale plaats in en gaat de aandacht in het bijzonder uit naar de Beweging van Vijftig en in ruimere zin naar de poëzie van de tweede helft van de twintigste eeuw. Naar de infrastructuur van het literaire leven wordt onderzoek verricht in de vorm van onderzoek van genootschappen, tijdschriften, literaire correspondenties en literaire kritiek. Verdere specialismen zijn Vlaamse literatuur, jeugdliteratuur en recente literatuur op het terrein van de Moderne Letterkunde en op het terrein van de Oudere Letterkunde het in landelijk opzicht voor Nijmegen unieke specialisme van de literatuur van de Verlichting. 53
LETTEREN 2005-2006
De opleiding begint met een algemeen methodologisch college waarin Oudere en Moderne Letterkunde samenwerken en dat verplicht is voor alle studenten die kiezen voor de letterkunde. Dit is de kernmodule Controversen in de Nederlandse Letterkunde: het netwerk van de neerlandistiek. Hiernaast worden modules aangeboden waaruit een keuze gemaakt kan worden: vier op het terrein van de Moderne Letterkunde en twee op het terrein van de Oudere Letterkunde. Iedere student kiest hieruit nog één module van 10 stp en twee modules van elk 5 stp (NB een keuze voor 2 x 10 stp mag ook). Bovendien volgt de student 10 stp buiten de eigen opleiding. De colleges worden desgewenst aangevuld met een of meer onderwerpen literatuurstudie (2 x 5 stp of 1 x 10 stp) die met het oog op de scriptie worden gekozen. De opleiding wordt besloten met de scriptie.
Schema van onderdelen van de afstudeerrichtingen Oudere en Moderne Nederlandse Letterkunde onderdeel
periode
stp.
Kernmodule Controversen in de Nederlandse Letterkunde: het netwerk van de neerlandistiek
1
10
Oudere letterkunde voor 1650: schelden tegen papen en Lutheranen
2-3
5-10
Literatuur van de Verlichting
1-2
5-10
19de-eeuwse letterkunde: ontstaan en verspreiding van poëzie en poëzie-opvattingen
1-2
5-10
20ste-eeuwse letterkunde: theorie van de poëzieanalyse
2-3
5-10
20ste-eeuwse letterkunde: naoorlogs proza, recente literatuur, jeugdliteratuur, literaire tijdschriften
2-3
5-10
20ste-eeuwse letterkunde: Vlaamse letterkunde
2-3
5-10
Literatuurstudie
3-4
10
Vak(ken) buiten Nederlands (verplicht) Scriptie Totaal
10 3-4
20 60
Historische en Moderne Nederlandse Taalkunde Nederlandse Taalkunde in Nijmegen is van oudsher sterk in experimenteel onderzoek, maar Historische en Moderne Taalkunde zijn over de hele breedte van theoretisch, empirisch en experimenteel onderzoek goed vertegenwoordigd. In Historische en Moderne Taalkunde worden aspecten van taal onderworpen aan onderzoek dat zich beweegt op het terrein van fonologie, morfologie, lexicon, syntaxis, prosodie of op een combinatie van deze terreinen. Dit onderzoek heeft in eerste instantie een beter begrip van het betreffende aspect van de taal ten doel, maar kan bijvoorbeeld ook aanknopingspunten voor spellingadviezen of een verfijning van de beschrijving in de Algemene Nederlandse Spraakkunst opleveren. Daarnaast zijn empirisch en experimenteel onderzoek sterk vertegenwoordigd. Er is expertise op het terrein van corpusgebaseerd onderzoek waarin onder andere het Corpus Gesproken Nederlands 54
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
betrokken is. Experimenteel onderzoek is er op het terrein van fonologie, morfologie en schriftsystemen en op het terrein van eerstetaalverwerving. De opleiding begint met een algemeen methodologisch college waarin Historische en Moderne Taalkunde samenwerken en dat verplicht is voor alle studenten die kiezen voor de taalkunde. Dit is de kernmodule Taalkundig Denken waarin een overzicht geboden wordt van de voornaamste ontwikkelingen in de Nederlandse taalkunde van de laatste decennia, geïllustreerd aan de hand van fonologische, morfologische en syntactische problemen en met ruime aandacht voor veranderingen die in de loop van eeuwen in het Nederlands zijn opgetreden. Hiernaast worden modules aangeboden waaruit een keuze gemaakt kan worden: drie op het terrein van de Moderne Taalkunde en twee op het terrein van de Historische Taalkunde. Iedere student kiest hieruit nog één module van 10 stp en twee modules van elk 5 stp (nb een keuze voor 2 x 10 stp mag ook; in voorkomende gevallen kan ook voor 4 x 5 stp gekozen worden). Bovendien volgt de student 10 stp buiten de eigen opleiding. De colleges worden desgewenst aangevuld met een of meer onderwerpen literatuurstudie (2 x 5 stp of 1 x 10 stp) die met het oog op de scriptie worden gekozen (nb indien de ruimte voor literatuurstudie gevuld wordt met een stage, dan mag ook de ruimte voor een van de colleges met literatuurstudie worden ingevuld). De opleiding wordt besloten met de scriptie.
Schema van onderdelen van de afstudeerrichtingen Historische en Moderne Taalkunde Onderdeel
periode
stp.
Kernmodule Taalkundig denken
1-2
10
Klankveranderingen in het Nederlands
1-2
5-10
Syntactische veranderingen in het Nederlands
2-3
5-10
Fonologie / Morfologie en het schriftsysteem
2-3
5-10
Lexicon en syntaxis
1-2
5-10
Taalperceptie en -productie bij jonge kinderen
2-3
5-10
Literatuurstudie of stage
3-4
10
Vak(ken) buiten Nederlands (verplicht) Scriptie Totaal
10 3-4
20 60
Nederlandse Taalbeheersing In de afstudeerrichting Taalbeheersing staat het taalgebruik in professionele contexten centraal. Bij professionele contexten kan gedacht worden aan de interne of externe communicatie van particuliere bedrijven of overheidsorganisaties, aan voorlichting, reclame of journalistiek. Taal in een professionele context vervult uiteenlopende communicatieve functies. In schriftelijk taalgebruik kan het bijvoorbeeld de bedoeling zijn ontvangers ergens over te informeren, te overtuigen van de waarde van een standpunt of te instrueren over de 55
LETTEREN 2005-2006
uitvoering van een taak. In mondeling taalgebruik kan het bijvoorbeeld gaan om het bereiken van overeenstemming, het behalen van een onderhandelingsresultaat of het geven van een zo goed mogelijk advies. De afstudeerrichting taalbeheersing stelt zich de vraag welke vorm taalgebruik in professionele contexten aanneemt, wat de effecten daarvan zijn en hoe die zijn te verklaren. In het verlengde daarvan ligt de vraag welke consequenties het onderzoek heeft voor de inrichting van schriftelijke en mondelinge communicatie. Tenslotte zijn vragen aan de orde die betrekking hebben op de verwerving van communicatieve vaardigheden. De afstudeerrichting begint met een algemeen college waarin theorieën, methoden en perspectieven in de taalbeheersing centraal staan. Object van onderzoek is steeds taalgebruik in een professionele context, bijvoorbeeld die van de voorlichting, reclame, dienstverlening of journalistiek. Achtereenvolgens komen aan de orde: onderzoek naar argumentatieve en retorische middelen in schriftelijke en mondelinge communicatie, ontwerp en effect van informatieve, instructieve en persuasieve teksten, gespreksvoering in dienstverlening, overleg en debat. In aansluiting op de kernmodule worden één of twee van de aangeboden werkgroepen gekozen. In elke werkgroep wordt gezamenlijk en onder directe begeleiding van de docent een kleinschalig onderzoek uitgevoerd. De onderwerpen van de werkgroepen wisselen, maar de methodologische invalshoek is constant: er wordt ofwel een tekstanalytisch onderzoek gedaan, bijvoorbeeld naar het voorkomen van verschillende argumentatieschema’s in de reclame of naar beleefdheidsstrategieën in slecht nieuwsgesprekken, ofwel een experimenteel onderzoek naar bijvoorbeeld het effect van ‘exemplars’ in persuasieve teksten of het effect van schema’s in handleidingen. Mede met het oog op de scriptie worden hiernaast één of meer vakken (met een totale omvang van 10 stp) uit het aanbod van andere opleidingen binnen de faculteit of daarbuiten gevolgd, zoals methodologie & statistiek, psycholinguïstiek, bedrijfscommunicatie of journalistiek. Ter voorbereiding op de scriptie wordt tenslotte een literatuuronderzoek uitgevoerd dat uitmondt in een onderzoeksvoorstel of een pilotstudy. De masteropleiding wordt besloten met een zelfstandig uitgevoerd onderzoek waarvan verslag gedaan wordt in de scriptie.
Schema van onderdelen van de afstudeerrichting Taalbeheersing Onderdeel
periode
stp.
Kernmodule Taalbeheersing
1-2
10
Werkgroep Tekstanalytisch onderzoek
2-3
5-10
Werkgroep Experimenteel tekstonderzoek
2-3
5-10
Vak(ken) buiten Nederlands (verplicht)
10
Literatuurstudie
10
Scriptie
20
56
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
Beschrijvingen mastercolleges 2005-2006 De volledige omschrijving van het masterprogramma 2005-2006 (dat wil zeggen het programma voor de studenten die in 2003 of eerder zijn begonnen met hun opleiding) is te vinden in de webversie van deze studiegids. Een gedetailleerde omschrijving van de opzet van het programma is eveneens te vinden in de studiegids 2004-2005. Hieronder staan beschijvingen van de cursussen die in het studiejaar 2005-2006 worden aangeboden.
Oudere Letterkunde 1.
Mastercollege Oudere Letterkunde vóór 1650: Debatten over de Oude Letterkunde Periode 2 en 3 Docent dr. I. Leemans en dr. J. Oosterman Code NE3102CC/NE3102CD Niveau 5 Ingangsvoorwaarde propedeuse Studiepunten 4,3/8,6 Opzet van de cursus:
Inleiding: In 1966 verscheen de uitgave van het Gruuthuseliedboek (Brugge, ca. 1400) door K. Heeroma, een monumentale uitgave die in eerste instantie een goed onthaal vond. Maar na verloop van tijd verscheen steeds fundamenteler kritiek, uitmondend in een genadeloze reactie van W.P. Gerritsen in 1969. De discussie rond de uitgave van Heeroma markeert een belangrijk moment in de professionalisering in het onderzoek naar de middeleeuwse letterkunde. In deze cursus komen verschillende disputen en debatten aan de orde uit de studie van de historische Nederlandse letterkunde. Als laatste casus gaan we uitvoerig in op de vraag of literatuurgeschiedschrijving mogelijk is, dit naar aanleiding van de in februari 2006 nieuw te verschijnen geschiedenis van de Middelnederlandse letterkunde door Frits van Oostrom. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege Inhoud van de cursus: we bestuderen gezamenlijk enkele debatten, waarna studenten zelf een andere casus bestuderen en analyseren. Toetsvorm: referaat en werkstuk Literatuur: nog op te geven Inlichtingen: secretariaat Nederlands
57
LETTEREN 2005-2006
2.
Mastercollege Oudere Letterkunde na 1650: De Nijmeegse satire De bonheurs uit de mode. Heldendicht. (1792) van E.J.B. Schonck Periode 1 en 2 Docent prof. dr. A.J. Hanou Code NE3198B Niveau 5 Ingangsvoorwaarden propedeuse en Oudere Letterkunde 2 Studiepunten 4,3/8,6 Opzet van de cursus:
Inleiding: de literatuur van de Verlichting heeft, althans in de nieuwe genres, doorgaans een relatie met wereldbeschouwelijke en daaruit volgende inzichten over hoe het persoonlijk, huiselijk en maatschappelijk leven moet worden ingericht. Het filologisch handwerk rond teksten uit deze periode kan daarom niet beperkt blijven tot het vaststellen van de ‘beste’ tekst of het bestuderen van de eisen van het genre waartoe de tekst behoort. Er is onderzoek nodig naar de wijze waarop de tekst reageert op religieuze of politieke idealen en verlangens, en op de concrete tijdsomstandigheden en ontwikkelingen. Leerdoelen: de studenten hebben geleerd een tekst nauwkeurig te lezen en vragen te stellen over impact en receptie. Ze hebben begrip voor de manier waarop een tekst uit dit tijdvak een element is in het spanningsveld van een veranderend Nederland. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege Inhoud van de cursus: In 1792 publiceert de Nijmegenaar Everard Schonck (1745-1821), rector van de latijnse school, zijn De bonheurs uit de mode. Heldenzang. Het is een spotheldendicht. Hij maakt gebruik van beroemde voorgangers op dit terrein, van de klassieken tot Alexander Pope, maar het onderwerp is heel modern. Hij maakt namelijk de Nijmeegse wereld van die tijd een beetje belachelijk. Vooral de kleding en de hoofddeksels van de Nijmeegse dames (mutsen?) zijn het voorwerp van zijn belangstelling. Een onderzoek naar genre, inrichting en onderwerp van deze tekst. Ook geschikt voor niet-Nijmegenaars. Toetsvorm: referaat en werkstuk Literatuur: J.A. Kolkhuis Tanke. Dr. E.J.B. Schonck 1745-1821. Een bijdrage tot de studie
van het literaire leven in Nederland op het einde van de achttiende eeuw. Nijmegen 1963. Proefschrift KUN. Inlichtingen: prof. dr. A.J. Hanou
3. Codicologie en paleografie: praktische toepassingen Periode 3 en 4 Docent dr. J.G.M. Kienhorst Code NE3163C Niveau 4 Ingangsvoorwaarde propedeuse Studiepunten 4,3 58
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
Opzet van de cursus:
Inleiding: wie zich bezighoudt met literatuur uit de Middeleeuwen, dient iets te weten van het oude schrift en van de handschriften waarin de teksten zijn overgeleverd. In deze cursus wordt aandacht besteed aan de geschiedenis, productie en vormgeving van het handgeschreven boek in de Middeleeuwen. Parallel daaraan wordt de ontwikkeling van het Latijnse schrift aan de orde gesteld. De nadruk ligt op de periode die ‘gotisch’ genoemd wordt, die loopt vanaf het begin van de dertiende eeuw tot circa 1500. Uit deze periode dateren ook de handschriften waarin de Middelnederlandse letterkunde is overgeleverd. Daaraan zal bijzondere aandacht worden besteed. Middels een aantal opdrachten zal geoefend worden in het transcriberen van Middelnederlandse en – als daarvoor interesse bestaat – Latijnse teksten (van na circa 800). Leerdoelen: de studenten hebben inzicht in de wijze waarop in de Middeleeuwen boeken werden vervaardigd en kunnen deze kennis toepassen op andere vakgebieden, waaronder de filologie en literatuurgeschiedenis. Ze herkennen de meest kenmerkende eigenschappen van het boekschrift uit de late Middeleeuwen en weten handschriften op basis van het schrift globaal te plaatsen in hun tijd van ontstaan. Daarnaast hebben ze ervaring opgedaan in het transcriberen van Middelnederlandse teksten. Onderwijsvorm: deels hoorcollege, deels werkcollege. De hoorcolleges zullen geïllustreerd worden met dia’s. Een van de colleges zal in de UB Nijmegen (Bijzondere Leeszaal IV) gegeven worden, waarbij ook originele handschriften getoond worden. Inhoud van de cursus: de eerste colleges gaan in op de geschiedenis van boek en schrift in de Middeleeuwen tegen de achtergrond van belangrijke cultuurhistorische ontwikkelingen in het avondland. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de materiële uitvoering van handschriften uit de late Middeleeuwen en aan de ontwikkeling en geschiedenis van het gotische schrift. De verschillende schrifttypen uit de ‘gotische periode’ komen aan de orde. Voorts wordt ingegaan op de handschriftelijke overlevering van de Middelnederlandse letterkunde en wordt geoefend in het transcriberen van Middelnederlandse handschriften. Het laatste college zal gaan over handschriften met toneelteksten uit de 15de en 16de eeuw. Toetsvorm: mondeling tentamen en dossieropdrachten. Het mondeling tentamen bestaat
deels uit een casusbespreking. Aanwezigheid bij de colleges is verplicht. Literatuur: syllabus en reader; Obbema, Pieter (1996). De middeleeuwen in handen. Over
boekcultuur in de late middeleeuwen. Hilversum: Verloren. ISBN 90-6550-277-7. Inlichtingen: secretariaat Nederlands
4. Het gedrukte boek, boek en cultuur Periode 3 Docent mw. prof. dr. C.M.G. Berkvens-Stevelinck Code NE3163D Niveau 3
59
LETTEREN 2005-2006
Ingangsvoorwaarden Studiepunten
propedeuse en Oudere Letterkunde 2 4,3
Opzet van de cursus:
Inleiding: de West-Europese cultuur is ondenkbaar zonder het boek. In deze colleges worden de productie, de verspreiding en de consumptie van boeken bestudeerd, van de vijftiende tot de twintigste eeuw. Leerdoelen: de studenten verstaan het proces van het maken van boeken, begrijpen hun verspreidingswijze en kunnen hun gebruik analyseren. Ze kunnen antwoord geven op de vraag: wie las wat, wanneer en waarom. Onderwijsvorm: deels hoorcollege, deels werkcollege. Het tweede college vindt plaats in Bijzondere Leeszaal IV van de UB Nijmegen, waar een aantal drukken uit de 16de–18de eeuw bekeken zal worden. De colleges 3-7 worden gegeven aan de hand van afbeeldingen (schilderijen, gravures). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de onderzoeksmogelijkheden van het internet. Inhoud van de cursus: in het eerste college wordt geoefend in het lezen van manuscripten uit de 16de–18de eeuw. College 2 heeft de analytische bibliografie tot onderwerp, dat wil zeggen de studie van het gedrukte boek tot 1800. Na een definitie van het vak boekwetenschap en een uiteenzetting van de recente onderzoeksrichtingen in dit vak, wordt in de colleges 3-7 aan de volgende onderwerpen aandacht geschonken: het belang van het humanisme voor de boekcultuur (ad fontes: terugkeer naar de bronnen), de uitvinding van de boekdrukkunst, de verspreiding van het boek in Europa, de leescultuur en de plaats van Nederland als centrum van de Europese boekhandel. Het college wordt afgerond met een excursie naar de historische drukkerij De ammoniet te Leiden. Toetsvorm: college 1 en 2 worden elk afgesloten met een dossieropdracht. Voor de colleges
3-7 moeten studenten enkele artikelen en websites bestuderen en op waarde beoordelen. De toetsing ervan gebeurt met een mondelinge presentatie en vergelijking van relevante artikelen en websites. Aanwezigheid bij de colleges en deelname aan de excursie zijn verplicht. Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands
5. Editie en annotatie Periode 4 Docenten prof. dr. A.J. Hanou en dr. J.B. Oosterman Code NE3131A Niveau 4/5 Ingangsvoorwaarden propedeuse en Oudere Letterkunde 2 Studiepunten 4,3
60
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
Opzet van de cursus:
Inhoud: iedere neerlandicus bestudeert naast moderne ook historische teksten. Voor die laatste worden vrijwel altijd moderne edities gebruikt. Er worden verschillende methoden van editeren voorgesteld en geoefend. Daarbij worden secundaire literatuur en kopieën uit handschriften en vroege drukken gebruikt. Op een vergelijkbare manier wordt het annoteren van een historische tekst theoretisch belicht en praktisch geoefend. Leerdoelen: de studenten bezitten basiskennis die nodig is om een uitgave kritisch te kunnen beoordelen en zelf een eenvoudige tekstuitgave op basis van de bronnen te kunnen maken. Onderwijsvorm: wekelijks 2 tot 4 uur hoor- en werkcollege Toetsvorm: nota’s en eindgesprek Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands
Moderne Letterkunde 1. Jeugdliteratuur Periode Docent Code Niveau Ingangsvoorwaarde Studiepunten
1 en 2 dr. H. Bekkering NE3127AA 5 propedeuse 5,7 of 8,6
Opzet van de cursus:
Inleiding: doel van de cursus is een basis te leggen voor de benadering van literatuur bestemd voor de lezersgroep van 12- tot 16-jarigen. Tijdens de colleges is zowel aandacht voor de primaire als de secundaire literatuur. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege Inhoud van de cursus: er zal een overzicht gegeven worden van relevante secundaire literatuur (onder meer aan de hand van een reader), waaruit ter bespreking tijdens de colleges een keuze gemaakt wordt. Ook zal enige aandacht besteed worden aan een historisch overzicht van primaire jeugdliteratuur. Er zal een lijst van primaire jeugdliteratuur worden aangeboden, waaruit iedere deelnemer een representatieve (d.w.z. de verschillende ‘soorten’ jeugdliteratuur omvattende) keuze dient te maken. Tijdens de cursus zal - in overleg - worden bepaald welke jeugdboeken nader geanalyseerd worden. De te volgen analysemethode wordt, aan de hand van een theoretisch model en een praktische toepassing daarvan, toegelicht. De analytische methode zal zowel structureel als sociologisch van aard zijn; dat laatste aspect houdt in dat de analyse gericht is op de ‘wereldbeeld’-analyse van het desbetreffende jeugdboek. In groepjes maakt de student nota’s over de verschillende jeugdboeken, als basis en richtlijn voor de discussie. 61
LETTEREN 2005-2006
Toetsvorm: werkstuk/referaat en een boekenlijst van 15 werken + schriftelijk tentamen (over
reader en collegestof) Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen:
[email protected]
2. Geschiedenis van de Nederlandse poëzie sinds 1945 Periode 1 en 2 Docent prof.dr. F.J.M. de Feijter Code NE3177AB Niveau 5 Studiepunten 8,6 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: de studenten hebben inzicht in de twintigste-eeuwse Nederlandse poëziegeschiedenis. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege. Inhoud van de cursus: In een recent voorstel voor de geschiedschrijving van de naoorlogse Nederlandse poëzie wordt de scheidslijn tussen modernisme en postmodernisme getrokken rond 1960, dat wil zeggen tussen de Beweging van Vijftig en Zestig (Fokkema 1999). Hier valt menige kanttekening bij te plaatsen. Om maar twee uitersten te noemen: enerzijds dat een grens tussen modernisme en postmodernisme rond 1960 wel een erg vroege start van het postmodernisme in de Nederlandse literatuur impliceert (Brems 1998), anderzijds dat de Beweging van Vijftig als een soort opmaat naar het postmodernisme van Zestig kan worden beschouwd (Van de Akker 1991). In de colleges zal worden nagegaan welk beeld Fokkema ontwerpt van de voorgeschiedenis van de Beweging van Vijftig en van de Beweging van Vijftig zelf en van de verhouding van Vijftig en Zestig tot de historische avant-garde. Toetsvorm: werkstuk Literatuur: wordt in het college bekend gemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands of prof.dr. F.J.M. de Feijter
3. Geschiedenis van het Nederlands proza sinds 1945 Periode 2 en 3 Docent nog niet bekend Code NE3121H Niveau 5 Studiepunten 8,6
62
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
Opzet van de cursus:
Leerdoelen: de studenten hebben inzicht in de twintigste-eeuwse Nederlandse prozageschiedenis. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege. Inhoud van de cursus: Het college wil een bijdrage leveren aan het antwoord op de vraag hoe de scheidslijn tussen modernisme en postmodernisme in de Nederlandse literatuur getrokken dient te worden. Het onderwerp uit de naoorlogse Nederlandse prozageschiedenis zal zo spoedig mogelijk bekend worden gemaakt. Toetsvorm: werkstuk Literatuur: wordt in het college bekend gemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands of prof. dr. F.J.M. de Feijter
4. Negentiende-eeuwse letterkunde Periode 3 en 4 Docent dr. R.J.M. van de Schoor Code NE3184AA Niveau 5 Ingangsvoorwaarden: Studiepunten 8,6 Opzet van de cursus:
Inleiding: De cursus negentiende-eeuwse letterkunde gaat over “het vaderlands gevoel” bij dichters, romanschrijvers en schilders in de periode 1830-1900. Anderhalve eeuw geleden werd liefde voor het vaderland beschouwd als een inspiratiebron voor kunst en literatuur. De vaderlandse geschiedenis was een levend verleden, dat aanwijzingen en opdrachten bevatte voor de inrichting van de eigentijdse Nederlandse samenleving: een inrichting die wij rechtstreeks van de negentiende eeuw geërfd hebben. Leerdoelen: het college beoogt een (hernieuwde) kennismaking met de momenten uit de vaderlandse geschiedenis die in de negentiende eeuw werden beschouwd als bepalend voor de Nederlandse identiteit. Die kennismaking vindt plaats door middel van proza en poëzie uit de negentiende eeuw, tegen de achtergrond van contemporaine én hedendaagsche geschiedschrijving. Onderwijsvorm: 2 uur werkcollege per week Inhoud van de cursus: Voor ons, die aan het begin staan van de 21ste eeuw, is vaderlandsliefde of nationale trots iets om je voor te schamen of om te bespotten — al is er de laatste tijd een herbezinning bespeurbaar op de betekenis van het nationale verleden. In het college lezen we proza en poëzie uit de negentiende eeuw waarin de Nederlandse identiteit of het Nederlands verleden behandeld worden. Onderwerpen uit de geschiedenisboeken die al sinds jaar en dag uit het lager (en voortgezet?) onderwijs verbannen zijn en waarover veel studenten Nederlands in ongewisheid verkeren, passeren zo, gehuld in een fraai letter63
LETTEREN 2005-2006
kundig gewaad, de revue: Opstand en Tachtigjarige Oorlog, Van Oldenbarneveld, de Gouden Eeuw, de gebroeders De Witt, de VOC, Neêrlands zeevaart en koloniën, de pruiken- en patriottentijd. Deze literaire werken worden vervolgens vergeleken met contemporaine én moderne historische studies en onderworpen aan een poëticaal onderzoek. In de negentiende eeuw werden figuren en taferelen uit het Nederlands verleden vereeuwigd in schilderijen en standbeelden, die nog heden ten dage hoofdschuddend op ons neerzien, zoals het beeld van Willem de Zwijger op het Plein in Den Haag. Deze kunstwerken en de visie op het verleden dat daarmee werd uitgedrukt, werden door dichters uitbundig in versvorm becommentarieerd. En wie wil er niet weten wie er vroeger op de Dam in Amsterdam stond (en vervolgens in brokstukken naar beneden is gekomen)? Toetsvorm: presentaties in de colleges; werkstuk/dossier Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt. Er wordt een reader met primaire en secun-
daire literatuur samengesteld. Inlichtingen: Rob van de Schoor, vragen per e-mail:
[email protected]
5. Vlaamse letterkunde. Recent proza in historisch en cultureel perspectief Periode 3 en 4 Docent dr. J.M.G. Muyres Code NE3158 Niveau 5 Ingangsvoorwaarden propedeuse en Literatuurgeschiedenis van de 20ste eeuw Studiepunten 8,6 Opzet van de cursus:
Inleiding: voorkennis: cursussen Inleiding Verhaalanalyse uit B1 en Moderne Nederlandse Letterkunde uit B1 en B2 of gelijkwaardige kennis Leerdoelen: inzicht in de Vlaamse maatschappelijke en culturele context en kennis van het recent verschenen Vlaamse proza Onderwijsvorm: 2 uur hoorcollege per week in periode 3; 2 uur werkcollege per week in periode 4 Inhoud van de cursus: in deze cursus, die aansluit bij het facultaire onderzoeksprogramma ‘De constructie van het culturele geheugen’, staat de dikwijls complexe verhouding tussen literatuur enerzijds en de maatschappelijke en culturele context anderzijds centraal. Uitgangspunt vormt de overtuiging dat literatuur niet alleen als een autonoom gegeven kan worden bestudeerd, maar ook in relatie met de historische en culturele werkelijkheid. In de hoorcolleges wordt met hulp van een aantal gastdocenten een beeld geschetst van de Vlaamse maatschappelijke en culturele context. Daarbij wordt onder meer ingegaan op de geschiedenis, de politieke en staatkundige situatie, de corruptieschandalen, de taal en het literaire systeem. Vervolgens wordt het recent verschenen proza in kaart gebracht en wordt een methode van analyse besproken. In de werkcolleges komen de studenten aan het woord. 64
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
In een referaat stellen zij een recent verschenen roman voor. Daarbij hebben ze de keuze uit werk van: Herman Brusselmans, Kristien Hemmerechts, Stefan Hertmans, Tom Lanoye, Jan van Loy, Erwin Mortier, Joseph Pearce, Koen Peeters, Peter Terrin, Jeroen Theunissen, Margot Vanderstraeten, Kamiel Vanhole, Annelies Verbeke, Dimitri Verhulst c.s. Ter afronding van het college schrijven de studenten een werkstuk over een bepaald aspect (thema) in de tijdens de werkcolleges behandelde romans. Toetsvorm: werkstuk Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands of
[email protected]
6. Tekstcultuur: tijdschriftstudies Periode 3 Docenten dr. R.J.M. van de Schoor en mw. prof. dr. S.A. Levie Code NE3199 Niveau 3/5 Ingangsvoorwaarde propedeuse Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: wie deze cursus heeft afgerond, is op de hoogte van de methodologische problemen van het tijdschriftonderzoek en kan het vigerende beeld van de periode 1918-1935 confronteren met het beeld uit de tijdschriften. Onderwijsvorm: werkcollege (4 uur per week). Na een korte introductie op de problematiek van het tijdschriftonderzoek, waarbij de docenten een profiel voor tijdschriftonderzoek presenteren, delen de studenten zich op in kleine groepjes en gaan met één tijdschrift aan de slag. De bevindingen worden vastgelegd in kleine werkstukjes die tijdens de colleges besproken worden en aanleiding geven tot uitwisseling van ideeën. Tijdens de cursus wordt gewerkt aan een dossier dat in de plaats komt van een werkstuk. Inhoud van de cursus: in deze cursus wordt vanuit een comparatistische invalshoek een aantal tijdschriften uit de periode 1910-1940 bestudeerd in het perspectief van de oppositie tussen Historische Avantgarde en Modernisme. In tijdschriften die in het Interbellum hun bloeitijd hadden – bijvoorbeeld i 10, Forum, Close-up, Bifur, Le Disque Vert, Der Sturm - komen verschillende kunsten ook in onderlinge samenhang aan bod: muziek, toneel, literatuur, beeldende kunst. Tevens valt in deze bladen een groeiende aandacht voor populaire cultuur (film) te bespeuren. Een kennismaking met het fenomeen tijdschrift in al zijn organisatorische en inhoudelijke aspecten brengt de deelnemende studenten tot een reeks vragen met betrekking tot het vigerende beeld van de periode. Wie waren de sleutelfiguren in deze tijd? Hoe werden zij in deze bladen gepresenteerd? Welke onderwerpen kwamen aan bod? Is het zo dat ons concept van het Interbellum in deze tijdschriften wordt bevestigd of wordt het doorbroken?
65
LETTEREN 2005-2006
Toetsvorm: presentaties tijdens werkcollege en dossier Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen: mw. prof. dr. S.A. Levie, 024-3612973,
[email protected] en dr. R.J.M. van de
Schoor, 024-16114,
[email protected]
Historische Taalkunde 1. Kerncollege Taalkundig Denken Periode 1 Docenten staf taalkunde Code NEM1401A Niveau 4 Ingangsvoorwaarden inleidingen taalkunde op het terrein van de fonologie, morfologie en syntaxis. Studiepunten 4,3 Opzet van de cursus:
Inleiding: Deze cursus vormt het beginpunt van de masterfase voor studenten Historische en Moderne Taalkunde. Het college behandelt recente issues en controversiële punten van taalkundig denken, waarbij zowel de synchrone als de diachrone aspecten van taal aan de orde komen. Leerdoelen: Kennis van de huidige vragen in de Historische en Moderne Taalkunde, vaardigheid in het zelfstandig formuleren van onderzoeksvragen in aansluiting op de bestudeerde stof en vaardigheid in het opzetten van een onderzoekstraject. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege. Inhoud van de cursus: Dit college behandelt centrale punten van discussie uit de huidige taalkundige literatuur zoals de evolutie van taal, taal en denken, competence en performance, opslag van kleinere of grotere gehelen, de rol van regels in taalgebruik, verwerving en gebruik van taal. De onderwerpen liggen op terreinen waarin de studenten zich willen specialiseren. Toetsvorm: presentaties en opdrachten. Literatuur: artikelen Inlichtingen: secretariaat Nederlands
2. Syntactische veranderingen in het Nederlands Periode 2 en 3 Docenten staf Taalkunde 66
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
Code Niveau Ingangsvoorwaarden Studiepunten
NE3233 3/5 propedeuse en Ouder Nederlands 2 8,6
Opzet van de cursus:
Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege Inhoud van de cursus: in deze cursus wordt een syntactische en/of morfologische verandering die in het Nederlands is opgetreden onder de taalkundige loep genomen. Het specifieke onderwerp zal van jaar tot jaar verschillen, maar betreft in elk geval een fenomeen dat op het raakvlak van syntaxis en morfologie ligt. Hierbij kan men denken aan het verlies van zogenaamde clitica (zwakke vormen van pronomina met een speciale syntactische distributie) in het Nederlands, syntactische gevolgen van deflexie, met name de relatie tussen het verlies van naamvalsuitgangen op nomina en het vaster worden van de woordvolgorde, of veranderingen in de syntaxis van de werkwoordelijke eindgroep in de zin. Toetsvorm: werkstuk Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands
3. Klankveranderingen in het Nederlands Periode 3 Docent mw. dr. J.P.M. Fikkert Code NE3235 Niveau 4/5 Ingangsvoorwaarden propedeuse en Morfologie Studiepunten 4,3 Opzet van de cursus:
Inleiding: taal is voortdurend onderhevig aan verandering. Die veranderingen zijn duidelijk te zien in de woordenschat, maar ook de fonologie, morfologie, syntaxis en semantiek zijn in de loop der eeuwen sterk veranderd. Leerdoelen: de studenten hebben kennis van en inzicht in de klanksystemen van het Nederlands van nu en vroeger, in de belangrijkste principes van de historische taalkunde (klankverandering, analogie, lexicale diffusie, etc.) en in de hedendaagse theoretische kaders. Ze zijn in staat taalkundige observaties te beoordelen en analyseren. Onderwijsvorm: 2 uur werkcollege per week Inhoud van de cursus: in deze cursus staan fonologische en morfologische veranderingen in de geschiedenis van het Nederlands centraal. Aan de hand van diverse aspecten van werkwoordsvormen in het Nederlands onderzoekt de student de interactie tussen fonologie en
67
LETTEREN 2005-2006
morfologie en vergelijkt hij deze met andere West-Germaanse talen. Tijdens de cursus komen verschillende theoretische benaderingen aan de orde. Toetsvorm: opdrachten en werkstuk Literatuur: syllabus Inlichtingen:
[email protected]
Moderne Taalkunde 1. Kerncollege Taalkundig Denken Periode 1 Docenten staf taalkunde Code NEM1401A Niveau 4 Ingangsvoorwaarden inleidingen taalkunde op het terrein van de fonologie, morfologie en syntaxis. Studiepunten 4,3 stp Opzet van de cursus:
Inleiding: Deze cursus vormt het beginpunt van de masterfase voor studenten Historische en Moderne Taalkunde. Het college behandelt recente issues en controversiële punten van taalkundig denken, waarbij zowel de synchrone als de diachrone aspecten van taal aan de orde komen. Leerdoelen: Kennis van de huidige vragen in de Historische en Moderne Taalkunde, vaardigheid in het zelfstandig formuleren van onderzoeksvragen in aansluiting op de bestudeerde stof en vaardigheid in het opzetten van een onderzoekstraject. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege. Inhoud van de cursus: Dit college behandelt centrale punten van discussie uit de huidige taalkundige literatuur zoals de evolutie van taal, taal en denken, competence en performance, opslag van kleinere of grotere gehelen, de rol van regels in taalgebruik, verwerving en gebruik van taal. De onderwerpen liggen op terreinen waarin de studenten zich willen specialiseren. Toetsvorm: presentaties en opdrachten. Literatuur: artikelen Inlichtingen: secretariaat Nederlands
68
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
2. Syntaxis-onderzoeksgroep Periode 1 en 2 Docent staf Taalkunde Code NE3234 Niveau 3/5 Ingangseis Propedeuse en vervolgcursus Syntaxis Studiepunten 8,6 Opzet van de cursus:
Inleiding: in dit college wordt, na een periode van inlezen in een bepaald onderwerp van de syntaxis, onderzoek opgezet. Het onderwerp van onderzoek varieert per jaar. Leerdoelen: de studenten kennen een bepaald probleemgebied binnen de syntaxis van het Nederlands. Ze leren onderzoeksvragen daarover te formuleren en ze leren onderzoek daarover op te zetten, uit te voeren en in een artikel op te schrijven. Onderwijsvorm: werkcollege met wekelijkse opdrachten (ook deelverslagen) en participatie in de vorm van presentaties Inhoud van de cursus: het onderwerp van onderzoek varieert per jaar. Bijvoorbeeld: de relatie tussen lexicon en syntaxis (bestudeerd aan de hand van een bepaald syntactisch onderwerp zoals idiomen of onaccusatieve werkwoorden zoals dansen en vallen), woordvolgorde, of nevenschikking en onderschikking. Daarbij wordt, afhankelijk van het onderwerp, een bepaalde invalshoek gekozen, zoals het taalgebruik van eerste- en tweedetaalverwervers, de varianten van het Nederlands overzees, spreektaal tegenover schrijftaal, of het Nederlands in vergelijking met andere talen. Toetsvorm: wekelijkse opdrachten, tentamen en werkstuk Literatuur: syllabus Inlichtingen: secretariaat Nederlands
3.
Vroege taalperceptie en productie – Early language perception and production Periode 2 en 3 Docent mw. dr. J.P.M. Fikkert Code NE3231 Niveau 5 Ingangsvoorwaarden propedeuse en Psycholinguïstiek Studiepunten 4,3 of 8,6 Opzet van de cursus:
Inleiding: hoe leren baby’s en jonge kinderen de klanken en de klankwetten van hun moedertaal? In deze cursus onderzoeken we hoe kinderen taal leren waarnemen en produceren, en welke rol het mentale lexicon daarbij speelt. 69
LETTEREN 2005-2006
Leerdoelen: de studenten hebben kennis van en inzicht in de methoden die gebruikt worden bij de bestudering van taalverwerving, zowel op het gebied van perceptie als productie. Ze zijn in staat theoretische vraagstellingen door middel van experimentele methoden te onderzoeken. Onderwijsvorm: 2 uur werkcollege per week. Bijzonderheden: deze cursus wordt (deels) in het Engels onderricht. Inhoud van de cursus: centraal in deze cursus staat de methodologie die gebruikt wordt om taalverwerving te bestuderen: van experimenten om perceptie bij baby’s te onderzoeken tot experimenten om taalproductie bij jonge kinderen uit te lokken. Aan de relatie tussen perceptie en productie en de rol die het mentale lexicon daarbij speelt zal veel aandacht worden besteed. Toetsvorm: opdrachten en werkstuk Literatuur: syllabus Inlichtingen:
[email protected]
4. Schriftsystemen Periode Docenten Code Niveau Ingangsvoorwaarden Studiepunten
3 en 4 prof. dr. A.H. Neijt en prof. dr. R. Schreuder NE3225 4 inleidingen taalkunde op het terrein van de fonologie, morfologie, syntaxis en spelling. 4,3 of 8,6
Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus wordt eens per twee jaar aangeboden, wel in 2005-2006. Leerdoelen: de studenten hebben inzicht in de diversiteit van schriftsystemen en ze verwerven zich een overzicht van factoren die van belang zijn voor het omzetten van gesproken taal in geschreven taal en omgekeerd: hoe geschreven taal verklankt wordt. Ze kennen de belangrijkste onderzoeksvragen op dit terrein en kunnen een onderzoeksvoorstel op dit terrein formuleren. Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege. Inhoud van de cursus: De cursus heeft twee delen. In het eerste deel wordt een globaal overzicht gegeven van verschillende schriftsystemen vanuit een taalkundig en psycholinguistisch perspectief. Daarbij wordt het Nederlandse schriftsysteem vergeleken met andere schriftsystemen; ook niet-alfabetische. In het tweede deel worden publicaties behandeld op het terrein van onderwijs, dyslexie, analfabetisme, spellingfouten en de representatie van het visuele signaal in het mentale lexicon. Toetsvorm: per college schriftelijke opdrachten over de gelezen literatuur, ter afsluiting
werkstuk of tentamen. 70
L TE N R2P0R0 O 5 -G2R0 A 0M 6 MA 2006-2007 4 E- T M AR SE TE
Literatuur: H. Rogers (2005) Writing systems (deel 1) en een verzameling artikelen (deel 2). Inlichtingen: secretariaat Nederlands
Taalbeheersing 1. Mijlpalen in het Taalbeheersingsonderzoek II Periode 2 Docent dr. M. Klein Code NE3317 Niveau 3 Ingangsvoorwaarden propedeuse en Mijlpalen in het Taalbeheersingsonderzoek I Studiepunten 2,9 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: de studenten zijn vertrouwd met recent richtinggevend taalbeheersingsonderzoek Onderwijsvorm: wekelijks 2 uur werkcollege in de eerste zes weken van periode 2 Inhoud van de cursus: aan de orde komen artikelen uit belangrijke tijdschriften op het gebied van de (Nederlandse) taalbeheersing over onderwerpen als Schrijven, Tekststructuur en Argumentatie. Deze cursus is verplicht voor alle studenten Taalbeheersing Toetsvorm: tentamen Literatuur: wordt in de colleges bekendgemaakt Inlichtingen: secretariaat Nederlands
2. Tekst en gedragsverandering II Periode 1 Docent mw. dr. L.G.M.M. Hustinx Code NE3316 Niveau 5 Ingangsvoorwaarde Tekst en gedragsverandering I Studiepunten 5,7 Opzet van de cursus:
Inleiding: in deze werkcolleges gaan we een onderzoek uitvoeren dat ligt op het gebied van de persuasieve voorlichting, fondswerving, reclame of argumentatieleer, afhankelijk van de lopende onderzoeksprogramma’s. Het thema van dit jaar zal nog bekend worden gemaakt. Leerdoelen: de studenten zijn in staat zelfstandig een empirisch onderzoek uit te voeren, hetgeen inhoudt dat ze materiaal, instructie en onderzoeksdesign kunnen ontwerpen, het experiment uitvoeren, en invoeren, zodat statistische verwerking mogelijk is. 71
LETTEREN 2005-2006
Onderwijsvorm: 2 uur werkcollege per week Inhoud van de cursus: in deze cursus lezen studenten zich eerst in in de theorie van het beoogde onderwerp van onderzoek. Vervolgens krijgen ze een kijkje in de keuken van het experimenteel onderzoek doen op het terrein van sociaal-psychologisch onderzoek. Studenten participeren in een gezamenlijk onderzoek, waarin ze meedenken en mee ontwerpen aan experimenteel materiaal, en waarin ze nadenken over de experimentele methode en procedure. Vervolgens treedt elke student op als proefleider en wordt hij nauw betrokken bij het verwerken van de statistische gegevens. De resultaten van het onderzoek zullen in verband worden gebracht met de uitkomsten van de bestudeerde en nieuw te bestuderen artikelen. Toetsvorm: werkstuk Literatuur: artikelen worden in de colleges uitgereikt Inlichtingen:
[email protected]
72
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
5
Algemene informatie over de opleiding
Inschrijven voor cursussen Studenten die deel willen nemen aan cursussen van de letterenfaculteit, dienen zich daarvoor altijd van tevoren in te schrijven via KISS. De inschrijving voor cursussen van het eerste semester (periode 1 en 2) vindt plaats in de laatste twee volle weken van juni, de inschrijving voor cursussen van het tweede semester (periode 3 en 4) in de eerste twee volle weken van december. Studenten die voor hun eerste jaar bij de opleiding zijn ingeschreven, dienen zich voor cursussen van het eerste semester in te schrijven gedurende de introductieperiode. Voor vragen over, of problemen met je KISS-account kun je terecht bij de Balie Studentenzaken. Ook kun je mailen naar
[email protected].
Inschrijving voor tentamens Studenten die in een bepaalde tentamenperiode aan een (her)tentamen willen deelnemen, dienen zich daarvoor via KISS in te schrijven, ook als het tentamen bestaat uit een werkstuk. Inschrijving voor een tentamen is mogelijk tot uiterlijk één week voor het tijdstip waarop het desbetreffende tentamen wordt afgenomen. Controleer aan de hand van de bevestiging die je krijgt, dat je voor de goede (her)tentamens bent ingeschreven. Als uit controle blijkt dat er iets niet in orde is met je inschrijving(en), neem dan onmiddellijk contact op met het secretariaat. Sommige studentenadministraties hanteren een automatische tentameninschrijving voor studenten die voor de betreffende cursus ingeschreven zijn. In die gevallen worden studenten geacht hun tentameninschrijving zelf te controleren. Studenten die zich niet hebben ingeschreven voor een tentamen of die te laat waren met hun inschrijving, kunnen niet aan het tentamen deelnemen, tenzij er voldoende plaatsen en tentamenopgaven zijn. In dat geval worden zij tot het tentamen toegelaten tegen inlevering van hun collegekaart. Na betaling van 5,- administratiekosten, te voldoen bij het secretariaat van hun opleiding, krijgen zij hun collegekaart terug.
Inschrijven voor minoren Als je deel wilt nemen aan een minor, dan moet je je daarvoor inschrijven via KISS in het domein ‘Letteren ALLE’. Voor minoren uit het eerste semester (periode 1 en 2) van het studiejaar 2005 - 2006 kun je je inschrijven van 1 mei tot 1 juni 2005. De inschrijving voor minoren uit het tweede semester (periode 3 en 4) loopt van 15 september tot 15 oktober 2005. Een minor vindt slechts doorgang wanneer er een minimumaantal studenten aan deelneemt. Daardoor kan het aantal minoren dat in principe wordt aangeboden verschillen van het aantal minoren dat daadwerkelijk zal worden gegeven. Er is dus géén garantie dat alle minoren door zullen gaan. Soms zullen minoren gedeeltelijk worden uitgevoerd via ‘begeleide zelfstudie’, of zal worden verwezen naar andere minoren, voor zover deze een redelijk alternatief vormen. 73
LETTEREN 2005-2006
Informatie over de Onderwijs- en Examenregeling (OER) Elke opleiding beschikt over een Onderwijs- en Examenregeling. Hierin staan het programma van de opleiding alsook de regels waaraan het onderwijs en de examens dienen te voldoen beschreven. De Onderwijs- en Examenregeling is in te zien op het secretariaat van de afzonderlijke opleidingen of via de website van de opleidingen. Regelingen t.a.v. tentamens, de inlevering van werkstukken e.d., staan in de studiegids bij de afzonderlijke vakken vermeld.
Aanwezigheid werkcolleges Bij werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Studenten die verhinderd zijn moeten de docent daarvan tijdig op de hoogte stellen en moeten rekenen op een vervangende opdracht ter compensatie. Indien een student om wat voor reden dan ook meer dan twintig procent van de colleges absent is, is het (behoudens bijzondere omstandigheden) niet meer mogelijk te voldoen aan de voor dat vak gestelde eisen.
Tentamens en herkansingen Iedere cursus wordt afgesloten met een toets waarvoor je een deelcijfer of een eindcijfer krijgt. In de periode van twaalf maanden na afloop van een cursus zijn er twee tentamengelegenheden voor studenten die zich voor de betreffende cursus hebben ingeschreven (een tentamen en een herkansing). Voor werkstukken geldt eveneens dat er twee inlevermomenten zijn. Wanneer je het tentamen niet hebt gehaald, heb je recht op één herkansing. De herkansing vindt plaats aan het einde van de periode volgend op het eerste tentamen. Voor onderdelen waarvoor je pas aan het einde van periode 4 een eindcijfer krijgt, geldt dat de herkansing in augustus plaatsvindt. Na elk tentamen wordt één maal de gelegenheid geboden tot het afleggen van een hertentamen over dezelfde stof. Na de herkansing kun je, bijvoorbeeld als het programma gewijzigd is, geen recht doen gelden op een tentamen over dezelfde leerstof. Na de herkansing moet je je dus conformeren aan het studieprogramma zoals het op dat moment geldt. Incidentele problemen die zich op dit gebied voordoen, moet je voorleggen aan de examencommissie. Legitimeren bij tentamens Als je tentamen gaat doen, neem dan één van de volgende legitimatiebewijzen mee: collegekaart, paspoort, rijbewijs of OV-jaarkaart. Voor studenten bestaat namelijk bij tentamens de verplichting om zich op verzoek te legitimeren. Toegang tot de tentamenzaal bij schriftelijke tentamens Studenten hebben tot uiterlijk een half uur na aanvang van het schriftelijke tentamen toegang tot de tentamenzaal. Verlaten van de tentamenzaal bij schriftelijke tentamens Studenten mogen de tentamenzaal niet binnen een half uur na aanvang van het schriftelijk tentamen verlaten. 74
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
Geldigheidsduur cijfers De geldigheidsduur van propedeutische examenonderdelen bedraagt 24 maanden. De geldigheidsduur van postpropedeutische bachelorexamenonderdelen bedraagt 48 maanden. Voor tentamens van bacheloronderdelen behaald vóór 1 september 2004 geldt een geldigheidsduur van 72 maanden. De geldigheidsduur van de tot de éénjarige master behorende examenonderdelen bedraagt 24 maanden. Voor tentamens van masteronderdelen behaald vóór 1 september 2004 geldt een geldigheidsduur van 36 maanden. Op verzoek van de student(e), kan de examencommissie in geval van bijzondere omstandigheden op inhoudelijke gronden besluiten de geldigheidsduur te verlengen. NB: De cijfers van onderdelen van cursussen (d.w.z. de cijfers van deeltentamens) vervallen als studenten ook na de herkansing niet geslaagd zijn voor de gehele cursus. Fraude en plagiaat Fraude is het handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Voorbeelden van fraude zijn het afkijken tijdens een tentamen of het plegen van plagiaat in werkstukken. Onder plagiaat wordt verstaan het zonder bronvermelding overnemen van andermans ideeën, formuleringen, resultaten, enzovoorts. Fraude heeft tot gevolg dat er voor de student geen uitslag wordt vastgesteld van het tentamen. De student kan tevens door de examencommissie worden uitgesloten van deelneming aan het tentamen in hetzelfde semester en eventueel het daaropvolgende semester. Indien fraude herhaalde malen geconstateerd wordt, kan de desbetreffende student uitgesloten worden van deelneming aan een of meer aan te wijzen tentamens en/of examens gedurende een periode van maximaal 12 maanden. Voor werkstukken geldt tevens dat indien een docent(e) het gegronde vermoeden heeft dat een student(e) (delen van) een werkstuk gebaseerd heeft op het werk van een of meer andere auteurs zonder dat op de juiste manier aangegeven te hebben, de examencommissie de student(e) kan verplichten onder toezicht een stuk over hetzelfde onderwerp te schrijven. Indien uit de vergelijking van het werkstuk en het onder toezicht geschreven stuk tekst blijkt dat (delen van) het werkstuk niet door de student(e) zijn geschreven, geldt dit eveneens als fraude. Ten slotte moet i.v.m. het opsporen van plagiaat elk werkstuk in tweevoud ingeleverd worden. Bewaar kopieën van werkstukken/huiswerkopdrachten Zorg ervoor dat je van alles wat je inlevert (werkstukken/ huiswerkopdrachten) een kopie bewaart. Mocht, om wat voor reden dan ook, een ingeleverde opdracht kwijtraken, dan kun je gemakkelijk de opdracht opnieuw inleveren. Groepsopdrachten: elk groepslid is verantwoordelijk voor de gehele opdracht Ook bij een groepsopdracht is het de verantwoordelijkheid van elk individueel groepslid dat de opdracht voldoet aan de eisen en dat deze op tijd wordt ingeleverd en eventueel herzien. In geval een groepsopdracht niet op tijd is ingeleverd of niet voldoet aan de eisen, kan een student(e) zich dus niet beroepen op het feit dat andere groepsleden (delen van) de groepsopdracht niet gemaakt of herzien hebben of niet op tijd hebben ingeleverd. 75
LETTEREN 2005-2006
De Universitaire Lerarenopleiding van het Instituut voor Leraar en School (ILS) De universitaire lerarenopleiding als master De universitaire lerarenopleiding leidt op tot een eerstegraads bevoegdheid. Deze opleiding duurt een vol jaar, maar kan ook als deeltijdstudie binnen twee jaar worden afgerond. De opleiding combineert activiteiten op het instituut (50%) met een uitvoerig schoolpracticum (50%), waarvoor de leraar-in-opleiding (LIO) een leerarbeidsovereenkomst sluit met een school voor voortgezet onderwijs. Voorwaarde tot toelating tot de universitaire lerarenopleiding is een doctoraaldiploma dan wel een masterdiploma in een aan een schoolvak gerelateerde vakwetenschappelijke opleiding. Het masterdiploma moet samen met het bachelorprogramma voldoen aan landelijk afgesproken vakinhoudelijke eisen. De universitaire lerarenopleiding leidt eveneens tot een mastertitel, maar dan met een beroepsprofiel. Het met goed gevolg en positief advies afgesloten hebben van een educatieve minor – het voormalige predoctoraal – is geen vereiste meer, al is en blijft deze cursus uiteraard een oriëntatie op het beroep van docent, en dientengevolge een pre voor studenten die later de universitaire lerarenopleiding willen volgen. Mocht een student de minor niet hebben gevolgd of halverwege hebben afgerond, dan wordt in de eerste periode van de universitaire lerarenopleiding een extra selectiemoment ingelast. Educatieve minoren De educatieve minor wordt in de vorm van een buitenminor verzorgd door docenten van het ILS voor de opleidingen Duits, Engels, Frans, Geschiedenis, GLTC, Nederlands en Spaans. De minor wordt aangeboden in periode 1 en 2. Doel van deze minor is het beantwoorden van twee vragen: is het onderwijs iets voor mij en ben ik iemand voor het onderwijs? Tijdens de minor krijg je een representatief beeld van het docentschap, van de huidige ontwikkelingen binnen de didactiek in het voortgezet onderwijs en van de school als organisatie. Ook ga je je verdiepen in jouw vak als schoolvak. Alleen wanneer je beide oriënterende modules op het docentschap (module 1 en 2) volgt, kan deze minor aangemerkt worden als een ‘educatieve minor’. Wanneer je besluit module 2 niet te volgen, kun je module 1 gebruiken als onderdeel van een vrije minor. Tijdens de colleges van module 1 en 2 zitten studenten van meerdere vakken bij elkaar. Daarnaast komen de aparte vakken aan bod tijdens de vakspecifieke bijeenkomsten. De inhoudelijke component van module 1 komt tijdens de colleges aan bod in de vorm van het maken van goede lesvoorbereidingen, omgaan met ordeproblemen en oefenen met lesgeven aan je medestudenten. De toepassing krijgt gestalte binnen de stage. Gedurende de module loop je ongeveer acht dagdelen stage op een school voor voortgezet onderwijs. Tijdens deze stage werk je aan opdrachten, die o.a. bestaan uit het observeren en zelf verzorgen van onderwijs (ongeveer 4 lessen) op het gebied van je vak. De inhoudelijke component van module 2 komt tijdens de colleges aan bod in de vorm van het geven van goede instructies, klassenmanagement, omgaan met zelfstandig leren en toetsing. De toepassing krijgt gestalte binnen de stage. Gedurende de module loop je ongeveer acht dagdelen stage op een school voor voortgezet onderwijs. Tijdens deze stage werk je aan opdrachten, die o.a. bestaan uit het observeren en zelf verzorgen van onderwijs (ongeveer 6 lessen) op het gebied van je vak. 76
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
Aanmelding en informatie Meer informatie over het Instituut voor Leraar en School is te vinden in het Vademecum en het Studentenstatuut voor RU-studenten en op het internetadres: http://www.ru.nl/ils Een aanmeldingsformulier kun je verkrijgen op het secretariaat van het ILS, Gymnasion n01.550, openingstijden: maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur. Voor nadere informatie kun je terecht bij Edith Verbeet, Gymnasion n01.550, tel. 024 - 3530094, e-mail:
[email protected]
Adviespunt Letteren Wie meer wil weten over studeren in het buitenland, over stage-, afstudeer- en beroepsmogelijkheden of behoefte heeft aan een gesprek over studieplanning en studievoortgang, doet er goed aan binnen te lopen bij Adviespunt Letteren. Je kunt er gebruikmaken van het documentatiecentrum of een gesprek aanvragen met één van de medewerkers. De spreekuren staan hieronder vermeld. Van stage tot studieadvies De medewerkers van het Adviespunt Letteren informeren je graag over: • studeren in het buitenland • stages en afstudeerprojecten • de opleiding Taal- en Cultuurstudies • minoren • studie- en loopbaanmogelijkheden • ambassadorschap Als je vragen hebt over studiefinanciering, inschrijfduur, tijdelijke uitschrijving wegens ziekte en dergelijke kun je terecht bij de Dienst Studentenzaken van de Radboud Universiteit Nijmegen, www.ru.nl/studentenzaken. Locatie en openingstijden Adviespunt Letteren bevindt zich in de hal van het Erasmusgebouw, links van de portiersloge en is geopend van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur. Teken vooraf in als je één van de spreekuren van de medewerkers wilt bezoeken. De spreekuurmap ligt op de tafel bij de ingang van Adviespunt Letteren. Enkele medewerkers hebben ook een inloopspreekuur waar je zonder intekening terecht kunt. In de hal van Adviespunt Letteren staat een computer met snelkoppelingen naar interessante sites. In de documentatiehoek vind je informatie over onder andere stages, studeren in het buitenland, de arbeidsmarkt en allerlei studies. Regelmatig organiseert Adviespunt Letteren lezingen en bijeenkomsten over stages en studeren in het buitenland. Als onderdeel van de stageminor leert Adviespunt Letteren studenten hoe zij de arbeidsmarkt kunnen benaderen. Bekijk de website voor meer informatie: www.ru.nl/adviespuntletteren
77
LETTEREN 2005-2006
Medewerkers Adviespunt Letteren Secretariaat: Joke Remmers Kamer E 1, tel. 024 - 3612851, fax: 024 - 3611674, e-mail:
[email protected], openingstijden: dagelijks van 9.00 - 17.00 uur, op vrijdag tot 13.00 uur. Facultair voorlichter: Audrey van den Ham Voor informatie over voorlichtingsactiviteiten en ambassadors. Kamer E 2, tel. 024 - 3615602, e-mail:
[email protected] Facultair studieadviseur: Peter van Oorschot Voor informatie over de opleiding Taal- en Cultuurstudies, andere letterenopleidingen, minoren, studieplanning en studieadvies. Kamer E 3, tel. 024 - 3616057, e-mail:
[email protected] spreekuur: maandag: 14.00 - 15.30 uur (intekenen 20 min.), donderdag: 10.00 - 12.00 uur (intekenen 30 min.) Medewerker internationalisering: Elly v.d. Borgh Voor informatie over studeren in het buitenland. Kamer E 5, tel. 024 - 3612876, e-mail:
[email protected], spreekuur: dinsdag: 11.00 - 12.00 uur (inloop), donderdag: 11.00 - 12.00 uur (intekenen 15 min.) Facultair stagecoördinator, tevens hoofd van Adviespunt Letteren: Clemens Wijlens Voor informatie over stages en arbeidsmarktoriëntatie. Kamer E 6, tel. 024 - 3615583, e-mail:
[email protected], spreekuur: donderdag: 10.00 - 12.00 uur (intekenen 15 min.) Coördinator afstudeeronderzoeken Bedrijfscommunicatie: Evelyne Vos-Fruit Voor informatie over afstudeermogelijkheden voor studenten BC. Kamer E 4, tel. 024 - 3611256, e-mail:
[email protected], spreekuur: dinsdag: 10.00 - 12.00 uur (intekenen 20 min.), woensdag: 10.00 - 12.00 uur (inloop). Coördinator stages Bedrijfscommunicatie, en voorlichter: Cindy Nijland. Voor informatie over stagemogelijkheden voor studenten BC en informatie over studentenwerving in Duitsland. Kamer E6, tel. 024 - 3610079, e-mail:
[email protected], spreekuur: woensdag: 10.00 - 12.00 uur (inteken).
Studiekosten De studie Nederlandse Taal en Cultuur is in vergelijking met de meeste andere studies geen dure studie. Gemiddeld zijn studenten – afgezien van het collegegeld – per jaar zo’n 300 78
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
kwijt aan verplichte secundaire literatuur (studieboeken, readers). Als ze er voor kiezen om ook de primaire literatuur (romans, dichtbundels e.d.) aan te schaffen, dan kan dit bedrag oplopen tot 400 à 450. Natuurlijk kunnen studenten de meeste primaire literatuur gewoon in de bibliotheek lenen. Daar is ook de secundaire literatuur voor handen, maar aanbevolen wordt om studieboeken te kopen.
Bijvakruimte Naast de hierboven genoemde mogelijkheden om de bijvakruimte in te vullen, kunnen studenten er ook voor kiezen de bijvakruimte helemaal zelf in te vullen. Dit kan onder andere met een Socratesverblijf in het buitenland of de oriëntatie op het leraarschap (5,7 of 11,4 studiepunten). Een andere mogelijkheid voor invulling van de bijvakruimte is het volgen van een stage. Tijdens een stageperiode kunnen studenten kennis en vaardigheden die ze tijdens de studie hebben opgedaan, in de praktijk brengen. Het aantal punten dat aan een stage wordt toegekend bedraagt maximaal 12,9 studiepunten. Iedere stage moet na overleg met de stagebegeleider voor goedkeuring worden voorgelegd aan de examencommissie.
Vrijstelling en verkorte programma’s voor zij-instromers De studie Nederlandse taal en cultuur in Nijmegen biedt vrijstellingsprogramma’s aan voor bezitters van een akte MO-A Nederlands, MO-B Nederlands of 2e-graadsdiploma NLONederlands. Er gelden de volgende vrijstellingsregelingen: Verkorte opleiding voor zij-instromers De Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur biedt een verkort programma aan voor bezitters van een HBO-diploma Nederlands, een akte MO-A en of MO-B Nederlands. Zij krijgen toegang tot de master Nederlandse Taal en Cultuur (RU) na het volgen van een speciaal schakelprogramma van 60 stp. Informatie over de samenstelling van dat schakelprogramma is verkrijgbaar bij de studieadviseur (dr. J. Muyres). Voor studenten van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen is een speciale regeling getroffen, waarbij een aantal onderdelen en cursussen van het schakelprogramma al in het curriculum van de HBO-opleiding kunnen worden ingepast.
Secretariaat Afdeling Nederlands Mw. Trix Verstraaten, Bezoekadres: Erasmusplein 1, kamer 7.02. Postadres: Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen. Openingstijden: maandag, donderdag en vrijdag van 10.00 - 12.00 uur en van 14.00 - 15.30 uur; dinsdag en woensdag van 10.00 – 12.00 uur. Tel. 024-3612048, fax 024-3611972, e-mail:
[email protected]. 79
LETTEREN 2005-2006
Studenten kunnen op het secretariaat terecht met vragen over bijvoorbeeld organisatorische aspecten van de studie. Verder regelt en registreert de secretaresse bijna alle administratieve zaken, zoals adreswijzigingen, inschrijvingswijzigingen, studieoponthoud, tentamenuitslagen, collegeroosters en dergelijke. Op het secretariaat bevinden zich ook postvakjes, waarin de student brieven of mededelingen voor de verschillende docenten kan leggen. Via het secretariaat of per e-mail kunnen studenten ook een afspraak maken met een docent. Sommige docenten hebben een vast spreekuur, waar de student op kan intekenen. De spreekuren worden aan het begin van het studiejaar ad valvas bekendgemaakt. Op de prikborden op de achtste verdieping verschijnen mededelingen met betrekking tot de studie. Er zijn gescheiden borden voor eerstejaars, tweedejaars, derdejaars, masterstudenten, minorenaanbod, bijvakruimte, opleiding Nederlands algemeen, studieadviseur, vacatures en studentenvereniging Nederlands (SVN). Verder zijn er borden voor roosters en tentamenuitslagen. Veel informatie is ook te vinden op de website van de Opleiding Nederlands (www.ru.nl/nederlands). Tentamenuitslagen kunnen worden geraadpleegd via het programma KISS (kiss.uci.ru.nl/kiss-html). Let op! Raadpleeg de borden en de website regelmatig: er kunnen belangrijke mededelingen op staan en de studenten worden geacht bekend te zijn met wat op de prikborden en op de website is meegedeeld!
Studiebegeleiding De opleiding Nederlands heeft twee studieadviseurs; mw. dr. Lettica Hustinx voor het eerste jaar en dr. Jos Muyres voor de overige jaren. Bij hen kunnen studenten terecht voor informatie en adviezen bij problemen die tijdens de studie optreden. De studenten kunnen via het secretariaat Nederlands (kamer 7.02, tel. 024 - 3612048) een afspraak met hem of haar maken. Voor propedeusestudenten heeft de Opleiding Nederlands behalve een studieadviseur ook tutoren aangesteld bij wie studenten eveneens terecht kunnen met eventuele vragen en of problemen. Naast het raadplegen van de studieadviseurs van de eigen opleiding bestaat de mogelijkheid, met name voor de arbeidsmarktoriëntatie en overige uitstroombegeleiding, een beroep te doen op de facultaire studieadviseur. Deze verzorgt in samenwerking met de facultaire stagecoördinator cursussen op het gebied van arbeidsmarktoriëntatie. Ook het voeren van een individueel loopbaangesprek behoort tot de mogelijkheden. Het gaat in een dergelijk gesprek in eerste instantie om het zoeken naar datgene wat de student motiveert in de studie, in een eventuele baan, maar ook in het leven buiten studie en werk. Antwoorden op deze vragen kunnen richting geven aan keuzes die de student tijdens de opleiding moet maken, bijvoorbeeld over de invulling van de bijvakruimte of het zoeken van een stage. Een loopbaangesprek kan daarom al vroeg in de studie plaatsvinden. Studenten die niet meer zo gemotiveerd zijn voor hun studie zijn van harte welkom om daar eens over te komen praten. In een open gesprek wordt gekeken naar de achterliggende redenen voor het gebrek aan motivatie. Afhankelijk daarvan - en desgewenst - wordt gekeken naar mogelijke oplossingen of alternatieven. Eventueel kan ook de hulp van de studie- en beroepskeuze-adviseur van de Dienst Studentenzaken worden ingeroepen. 80
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
De facultaire studieadviseur kan bemiddelen bij problemen tussen student en opleiding en fungeert als vertrouwenspersoon voor studenten en kan in dat kader bemiddelen inzake speciale regelingen voor studenten. De facultaire studieadviseur is werkzaam bij Adviespunt Letteren (zie elders in deze gids).
Bestuur, opleidingscommissie en examencommissie Binnen de opleiding Nederlandse taal en cultuur geven de afdelingsvoorzitter, prof. dr. Peter Jan Schellens, en de opleidingscoördinator, dr. Johan Oosterman, leiding aan de inrichting en de verzorging van het onderwijs. Alle kwesties rondom de organisatie van de opleiding dienen aan hen te worden voorgelegd. Daarnaast bestaat er een opleidingscommissie die het faculteitsbestuur en de Facultaire Gezamenlijke Vergadering adviseert inzake onderwijsaangelegenheden. Het gaat daarbij om zowel evaluatie van het lopende onderwijs als het voorbereiden van wijzigingen en verbeteringen. De commissie speelt dus een belangrijke rol bij de interne kwaliteitszorg en bereidt alle wijzigingen in het studieprogramma (mee) voor. Ze bestaat voor de helft uit studenten en is dan ook het aangewezen orgaan voor studenten om invloed uit te oefenen op het programma van de opleiding en de kwaliteit van het onderwijs. De beslissingsbevoegdheid over onderwijs ligt overigens bij faculteitsbestuur. Op dit moment bestaat de opleidingscommissie Nederlands uit de stafleden prof. dr. André Hanou (voorzitter), mw. prof. dr. Anneke Neijt, dr. Rob van de Schoor en dr. Johan Oosterman én uit de studentleden Dorine Boudewijn, Renée Gabriël, Marlon Poppelaars en Manon Wittenaar. Als studenten een algemeen aspect van het onderwijs besproken willen hebben, kunnen ze dit individueel of via de jaarraad op de agenda van de opleidingscommissie laten zetten. Voor individuele kwesties of uitzonderingsregelingen moeten studenten zich echter, al dan niet via studieadviseur of vakdocent, tot de examencommissie wenden. De examencommissie van de opleiding Nederlandse taal en cultuur heeft tot taak om tentamens en examens te regelen. Studenten hebben in twee situaties met de examencommissie te maken. In het eerste geval wanneer ze om een uitzonderingsregeling (bijvoorbeeld een apart tentamen, een extra gelegenheid, een latere inlevertermijn, etc.) willen vragen; in het tweede geval wanneer ze het programma van hun specialisatiefase bepalen. Dat behoeft namelijk de goedkeuring van de examencommissie. Als studenten een afwijkend vakkenpakket willen samenstellen moeten ze dat eerst schriftelijk ter goedkeuring voorleggen. De belangrijkste regelingen voor de inrichting van het onderwijs zijn vervat in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding, die in te zien is op het secretariaat. De examencommissie Nederlands bestaat momenteel uit: prof. dr. André Hanou (voorzitter), mw. prof.dr. Anja de Feijter en prof. dr. Peter Jan Schellens.
81
LETTEREN 2005-2006
Studentenverenigingen Studievereniging voor Neerlandici De SVN organiseert allerlei activiteiten ter aanvulling op de studie. Aan het begin van ieder semester kunnen eerste- en tweedejaarsstudenten die lid zijn van de SVN tegen gereduceerde prijzen hun studieboeken bij de vereniging bestellen. Samen met studentenorganisatie Diogenes presenteert de SVN regelmatig lezingen van bekende en minder bekende schrijvers en letterkundigen. In deze reeks zijn onder andere Tom Lanoye en Adriaan van Dis al te gast geweest. Ook excursies (Koninklijke Bibliotheek, De Gelderlander) en een jaarlijkse reis (Antwerpen, Brussel, Berlijn) behoren tot het programma. De SVN organiseert ook regelmatig feesten en feestjes, soms ook samen met andere letterenverenigingen. Belangrijk is dat de SVN open staat voor suggesties. Schriftelijke ideeën of vragen kunnen in het SVN-postvakje op het secretariaat Nederlands (kamer 8.02) worden gelegd. Informatie over activiteiten is te vinden op het SVN-prikbord op de achtste verdieping van het Erasmusgebouw. Het lidmaatschap van de SVN bedraagt 12 per jaar en is vereist als studenten bij de vereniging boeken kopen. Daarnaast krijgen SVN-leden korting bij de meeste activiteiten. Aanmelden kan tijdens de boekverkoop of bij andere activiteiten. SVN, Erasmusplein 1, kamer 1.60a, postadres: Erasmusplein 1, kamer 7.02, 6525 HT Nijmegen. Jaarraden In het eerste en tweede jaar bestaat er een jaarraad. De jaarraad wordt aan het begin van ieder studiejaar samengesteld en bespreekt in principe een keer per maand eventuele problemen en klachten van studenten betreffende inrichting en verloop van de studie met de studieadviseur.
Relevante/interessante organisaties en of verenigingen Propedeuse-adviescommissie De Commissie studieadvies eerstejaars is belast met het uitbrengen van het wettelijk voorgeschreven schriftelijk studieadvies aan alle eerstejaars. De commissie komt twee keer per jaar – eind januari en begin juli - bijeen en bestaat uit: mw. prof. dr. Anneke Neijt (voorzitter), mw. dr. Lettica Hustinx, dr. Rob van de Schoor. Voorlichtingscommissie De Voorlichtingscommissie Nederlands heeft de coördinatie van de voorlichtings- en introductieactiviteiten Nederlands tot taak. De commissie schenkt aandacht aan keuzemogelijkheden, inhoud en opbouw van de studie en aan stage- en toekomstperspectieven. De subcommissie Voorlichting richt zich op de interne en externe voorlichting. Zij bestaat voor het studiejaar 2005-2006 uit de stafleden dr. Walter Haeseryn (voorzitter), dr. Jos Muyres, dr. Paula Fikkert en dr. Johan Oosterman en uit een zestal studentleden, afkomstig uit diverse studiejaren. Vaste activiteiten van deze commissie zijn de BAMA-voorlichting (aan resp. tweede- en derdejaars), de Proefstudeerdag, de Stage-middag, assistentie bij de voorlichtingszaterdagen en regionale voorlichting. 82
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
De subcommissie Introductie bereidt jaarlijks het introductieprogramma voor. Zij bestaat voor het studiejaar 2005-2006 uit dr. Jos Muyres, dr. Walter Haeseryn, dr. Lettica Hustinx (stafleden) en een aantal studenten. Reünistenvereniging Afgestudeerde neerlandici kunnen lid worden van de Vereniging van Reünisten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Deze vereniging heeft als doelstelling de relatie tussen de Nijmeegse universiteit en diegenen die daar hebben gestudeerd én de relatie tussen de afgestudeerden onderling te behouden en te verstevigen. U kunt zich als lid van de Vereniging van Reünisten aanmelden door het aanmeldingsformulier op de website (www.ru.nl/alum) in te vullen en op te sturen naar het Alumnibureau. De kosten van het lidmaatschap bedragen 16 per jaar. Leden van de Alumni-vereniging ontvangen ieder kwartaal het blad Radboud Magazine en krijgen een alumnipas, waarmee ze gebruik kunnen maken van talloze universitaire en buiten-universitaire aanbiedingen (o.a. internet-, sport-, bibliotheekfaciliteiten, concerten, Wie-is-wie-gidsen, na- en bijscholingscursussen). Het adres van de Vereniging van Reünisten: Alumnibureau Radboud Universiteit Nijmegen, Comeniuslaan 6, k. 62 / Postbus 9102 6500 HC Nijmegen; tel. 024-3612979 / fax 0243611230 / e-mail:
[email protected] Het lidmaatschap van de Vereniging voor Reünisten houdt voor afgestudeerde neerlandici automatisch het lidmaatschap van de reünistenkring Nederlands in. Deze kring bestaat sinds 1996 en organiseert jaarlijks – al dan niet in samenwerking met andere verenigingen – een aantal activiteiten voor haar leden. Tweejaarlijks geeft de kring een bundel uit in de reeks Nederlandistiek in Nijmegen, toen en nu, waarin aandacht wordt besteed aan actueel onderzoek en onderwijs op het gebied van de neerlandistiek én waarin ook wordt teruggeblikt op de rijke geschiedenis van de opleiding Nederlands in Nijmegen. Het bestuur van de reünistenkring Nederlands bestaat uit: Jos Muyres (voorzitter), Lisenka Fox (secretaris), Mascha van Vark (penningmeester), Eke Dijkstra en Frits Lithmaat. Het adres: Reünistenkring Nederlands, t.a.v. mw. drs. L. Fox, Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen; e-mailadres
[email protected].
83
LETTEREN 2005-2006
84
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
6
Algemene voorzieningen voor studenten
Studentenmedezeggenschap Ieder voorjaar worden er verkiezingen gehouden onder studenten voor de opleidingscommissie, de Facultaire Studentenraad en de Universitaire Studentenraad. Via deze organen hebben studenten de mogelijkheid tot medezeggenschap. Per post ontvang je één of meer stembiljetten. Je stem laat je dus horen door te gaan stemmen en/of door je kandidaat te stellen voor een plaats in één van de raden.
Facultaire Studentenraad Letteren (FSRL) De FSRL bestaat uit 6 studenten die zitting hebben in de Facultaire Gezamenlijke Vergadering (FGV). Ondersteund door één of meerdere schaduwleden, vormt hij de vertegenwoordiging van alle letterenstudenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Samen met de Onderdeelcommissie Letteren (OCL), de vertegenwoordigers van het personeel van de faculteit, en het faculteitsbestuur worden in de FGV zaken besproken die het onderwijs van de hele faculteit aangaan. Aan bod komen bijvoorbeeld alle onderwijsvernieuwingen, ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie en studentenvoorzieningen zoals het MultiMedia Studiecentrum. Ook in verschillende facultaire commissies (bijv. bibliotheekcommissie en internationaliseringcommissie) vertegenwoordigt de FSRL de letterenstudenten. De FSRL is onafhankelijk van universitaire of landelijke belangenverenigingen en probeert een algemeen studentenbelang te vertegenwoordigen. Dit doet de raad door de verschillende meningen van studenten te horen en die, voor zover mogelijk, te combineren tot één standpunt. De FSRL laat zich hierbij graag informeren door de verschillende opleidingscommissies binnen de faculteit. Maar ook alle overige letterenstudenten kunnen kenbaar maken wat zij willen. Heb je bijv. klachten over het onderwijs en kom je er niet uit bij je opleiding, dan probeert de FSRL een oplossing te vinden. Voor het facultaire bestuurswerk zoekt de FSRL ieder jaar enthousiaste en actieve studenten, die zich (minimaal) één jaar willen inzetten in de FGV en in één van de facultaire commissies. Wie zijn mening wil laten horen over zaken die verder gaan dan de eigen opleiding, of wie interesse heeft in een jaar medezeggenschap, surf naar: www.ru.nl/fsrl of mailto:
[email protected].
Centrale bibliotheek Waar, wat en voor wie? De Centrale bibliotheek (CB) ligt aan de Erasmuslaan 36 en is voor iedereen toegankelijk. De collectie van de CB bestaat in De Verdieping (-1) uit de boekencollectie van (o.a.) Algemene Literatuurwetenschap, Algemene Cultuurwetenschappen, Algemene 85
LETTEREN 2005-2006
Taalwetenschap, Bedrijfscommunicatie, Dialectkunde, Duits, Engels, Fonetiek, Frans, Nederlands, Spaans, Toegepaste Taalwetenschap evenals de collectie Geschiedenis, Intellectuele Betrekkingen, Klassieke Talen en Archeologie, Kunstgeschiedenis, Muziekwetenschap, Talen en Culturen van het Midden-Oosten. In de Tijdschriftenzaal (+1) staan de recente afleveringen en gebonden jaargangen van tijdschriften. Op de Begane grond staan de bibliografieën en naslagwerken in twee verschillen zalen, respectievelijk het Bibliografisch Centrum en de Leeszaal. Alle boeken en tijdschriften uit bovengenoemde zalen staan in open opstelling. In open opstelling betekent dat je de boeken/tijdschriften zelf uit de kast kunt halen in tegenstelling tot boeken/tijdschriften uit een gesloten magazijn. Deze dienen aangevraagd te worden via de catalogus van de Radboud Universiteit (te bereiken via de site van de universiteitsbibliotheek: http://www.ru.nl/ubn/). Studenten van de RU kunnen lenen met hun collegekaart via de leenautomaat. Niet uitgeleend worden: bibliografieën en naslagwerken, tijdschriften, losbladige publicaties en boeken met gekleurd etiket. Bij te late terugbezorging worden rappelkosten in rekening gebracht. Na drie rappels worden voor de betrokken lener alle leenfaciliteiten geblokkeerd. Publicaties die niet in Nijmegen aanwezig zijn, kunnen door IBL-accounthouders online worden aangevraagd via het Interbibliothecair Leenverkeer (IBL). Kijk voor meer informatie op de homepage van de bibliotheek: www.ru.nl/ubn/ onder “Diensten; Lenen, raadplegen, aanvragen”. Wanneer open? De centrale bibliotheek is open: maandag t/m donderdag van 08.30 tot 22.00 uur. (Het ophalen van aanvragen uit gesloten magazijnen tot 22.00 uur; deze moeten uiterlijk 17.00 uur zijn ingediend.) Op vrijdag is de bibliotheek open van 8.30 tot 20.00 uur. (Het ophalen van aanvragen uit gesloten magzijnen tot 20.00 uur; deze moeten uiterlijk 17.00 uur zijn ingediend.) Op zaterdag van 9.00 tot 17.00uur. (Het ophalen van aanvragen uit gesloten magazijnen tot 17.00 uur; deze moeten uiterlijk 12.30 uur zijn ingediend.) In vakantieperiodes gelden andere openingstijden. Zie hiervoor de homepage van de bibliotheek: www.ru.nl/ubn/ onder “Vestigingen; Centrale Bibliotheek; Adres, openingstijden…”. Meer informatie nodig? Wil je meer informatie over de bibliotheek, dan is er de Informatiebalie. Mailadres:
[email protected] en telefoonnummer: 024-3612428. Centrum Kunsthistorische Documentatie (CKD) Het CKD biedt studenten van de letterenfaculteit de mogelijkheid dia’s te lenen ten behoeve van referaten of presentaties in het kader van hun opleiding. Medewerkers en studenten van de faculteit kunnen bovendien voor dit doel gratis dia’s laten maken, mits ze in de collectie van het CKD passen. Dit laatste is ter beoordeling aan het CKD. Het CKD beschikt over ca. 2 miljoen afbeeldingen van voornamelijk West-Europese beeldende kunst en architectuur: foto’s, reproducties, ansichtkaarten of afbeeldingen op microfiches. Veel van dit materiaal kan bij het CKD digitaal gereproduceerd worden. Voor meer informatie: www.ru.nl/ckd. 86
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
MultiMedia Studiecentrum Het MultiMedia Studiecentrum (MMS) van de Faculteit der Letteren is een onderwijs- en studieomgeving met allerlei voorzieningen voor studenten en docenten. Er staan 244 multimediacomputers die via een netwerk aan elkaar zijn gekoppeld. Het zijn nieuwe modellen, voorzien van onder meer een dvd-speler, geluidskaart en headset-aansluiting. De computers zijn ondergebracht in: Locatie
Aantal
Openingstijden
Drie collegezalen (TP1A, 1B en TP2) Digitale talenpractica en computercollegezalen. Indien niet gereserveerd te gebruiken door studenten
47
Openingstijden Erasmusgebouw
Grote zaal (1.63) Individuele plekken en werkplekken voor groepswerk
88
Ma t/m do 9.00-19.00 uur Vrijdag 9.00-17.00 uur
Stilteruimte (SR)
26
Openingstijden grote zaal
Vide 1e (binnenkort 2e) verdieping laagbouw
27
Openingstijden Erasmusgebouw
MMS@CB Computerruimte op de onderverdieping van de Centrale Bibliotheek voor humaniora studenten (na 17.30 toegankelijk voor alle studenten)
48
Ma t/m do 8.30-22.00 uur Vrijdag 8.30-20.00 uur Zaterdag 9.00-17.00 uur
Sta-pc’s Voor het snel checken van e-mail of uitprinten van documenten in de grote zaal en op de vide
8
Zie Grote zaal en Vide
Alle studenten van de Faculteit der Letteren met een geldige collegekaart kunnen gebruik maken van het MMS. Zij krijgen de beschikking over 50 megabyte (MB) harde schijfruimte op de server. Deze schijfruimte, die functioneert als een externe harde schijf, biedt de gebruikers de mogelijkheid om hier hun eigen bestanden en programma’s op te zetten. Eén van de voordelen hiervan is dat je geen backups hoeft te maken van de bestanden die je op de server hebt staan, want dat doet de beheerder van de server. De computers zijn uitgerust met Windows XP met een aantal standaard kantoortoepassingen en een snel groeiend aantal computertoepassingen, die direct gerelateerd zijn aan de letterenopleidingen. Zo worden er voor het taalverwervingsonderwijs oefenprogramma’s aangeboden voor o.a. grammatica en woordenschat (Hologram-modules), statistische software (SPSS), terwijl er een groeiend aantal onderwijsmodules is die via het World Wide Web worden aangeboden (Blackboard-modules). Aanvullende voorzieningen van het MMS zijn onder andere: printen (vanaf alle werkplekken kan er via het netwerk in kleur of zwart wit geprint worden tegen kostprijs), scannen en de uitleen van studie gerelateerde cd-roms en dvd’s. Voor meer informatie kun je terecht bij de balie van het MMS, tel. 024 - 361 23 59, e-mail:
[email protected], of de website: http://www.ru.nl/mms. 87
LETTEREN 2005-2006
Universitair Centrum Informatievoorziening (UCI) Het UCI is de centrale leverancier van ICT-dienstverlening op de campus van de Radboud Universiteit. Voor de RU ontwikkelen en beheren we een groot aantal (informatie)systemen en het campusnetwerk. De meeste ICT-diensten verkrijgen studenten via hun faculteit of via de Dienst Studentenzaken. Voor het aanvragen van een Interkabel-aansluiting (internettoegang via de kabel) moet je echter bij het UCI zijn. In de hal van het UCI-gebouw is de pcshop gevestigd, waar je terecht kunt voor (advies over) de aanschaf van hardware. Enter is het gratis huisblad van het UCI en verschijnt vijf keer per jaar. In de Enter staan nieuws over ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie, ‘tips and tricks’ en aankondigingen van UCI-activiteiten. Enter is gratis op te halen in de hal van het UCI, of als pdf-bestand te downloaden vanaf de site. Meer informatie is te vinden op de website van het UCI: http://www.ru.nl/uci Openingstijden servicedesk: maandag t/m vrijdag van 9.00 – 17.00 uur Geert Grooteplein 41, 6525 GA, Nijmegen, tel. (024) 361 79 39, e-mail:
[email protected]
Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen (UTN) Het Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen, is al ruim 13 jaar een zelfstandig onderdeel van de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het aanbod van het UTN is geschikt voor studenten, junioronderzoekers, medewerkers van de Radboud Universiteit Nijmegen en het UMC St Radboud, maar ook voor anderen. Het aanbod bestaat uit taalvaardigheidscursussen, vertalingen en diverse communicatietrainingen, zoals het verbeteren van presentatievaardigheden of schriftelijke vaardigheden. Taalvaardigheidscursussen Het UTN biedt taalvaardigheidscursussen aan in groepsverband, van beginners tot vergevorderden. Het hoofddoel bij de meeste cursussen is het leren communiceren in een vreemde taal. Het aanbod omvat Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaan, Turks en Nederlands (zowel moedertaal als tweede taal.) Het cursusprogramma heeft een grote verscheidenheid aan algemene en specifieke trainingen, bijvoorbeeld Communiceren in het Frans, Mondeling presenteren in het Engels of een cursus Spaans voor beginners. Bij voldoende belangstelling kan er een cursus Juridisch Nederlands speciaal voor anderstaligen georganiseerd worden. Voor het gebruik van de faciliteiten van het UTN wordt voor RU-studenten (+ 50% korting) en medewerkers van de RU en het UMC St Radboud een speciaal tarief berekend. Studententaalpas UTN Wat houdt de studententaalpas in?
De studententaalpas, die vanaf september 2005 bij het UTN ingevoerd wordt, is een nieuwe regeling voor reguliere voltijdse studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij kunnen tegen een zeer aantrekkelijk tarief taal- en communicatietrainingen bij het UTN volgen. 88
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
Bovendien kunnen zij gratis workshops volgen en hebben zij een jaar lang gratis toegang op vertoon van hun pas in het digitale zelfstudielab. Dit alles is mogelijk gemaakt door de steun van het College van Bestuur, dat via deze regeling wil bijdragen aan een actief en serieus taalbeleid op de campus, waar internationalisering tenslotte hoog in het vaandel staat! Het aanschaffen van een studententaalpas kan in september en in februari. Welke taalcursussen en communicatietrainingen worden geboden?
Taalcursussen worden aangeboden voor de volgende talen: Engels – Duits – Frans – Italiaans – Spaans – Turks en nieuw in ons aanbod: Nieuwgrieks – Latijn en Grieks. Vanaf 2006 zal ons aanbod nog uitgebreid worden met o.a. Chinees. De cursussen worden aangeboden vanaf beginnersniveau en zijn ingedeeld volgens het Common European Framework of References for Languages (internationale standaardnormen). Na afloop van de cursussen ontvangen alle deelnemers een certificaat. Hierop staan ook de toetsresultaten vermeld. Per taal worden per semester minimaal twee niveaus aangeboden, zodat studenten binnen één jaar kunnen doorstromen naar een hoger niveau voor een optimaal resultaat. Voor Engels worden meer niveaus aangeboden: van opfris tot near-native. Onze Communicatietrainingen zijn als volgt ingedeeld: Schriftelijke communicatie – Mondelinge communicatie – Persoonlijke effectiviteit. Voor uitgebreide informatie raadpleeg onze website: www.ru.nl/utn. Gratis workshops
Studenten die in het bezit zijn van de studententaalpas kunnen een gratis workshop volgen en kiezen uit: - workshop spelling – workshop e-mailen in het Engels – workshop spelling in het Engels. Hoe kom je in het juiste niveau terecht?
Een aantal keren per jaar zullen er centrale intake- en inschrijfmiddagen worden gehouden. Deze dagen en tijden zullen op onze website vermeld worden. Docenten en trainers zullen op die middagen aanwezig zijn om u te informeren over de verschillende niveau’s. Voor Engels kan er bovendien een toets, de Quick Placement Test, afgenomen worden die goed het niveau van het Engels bepaalt. Communicatie Het UTN levert ook producten en diensten op het gebied van communicatie. Er zijn trainingen in groepsverband, zoals ‘Doelgericht notuleren’, ‘Eigentijds corresponderen en e-mailen’, ‘(E-)formulieren ontwerpen’, ‘Handleidingen schrijven’, ‘Nota’s opstellen met beleid’, ‘Praktische PR’, ‘Snel en efficiënt lezen’, ‘Webschrijven, Wetenschapsjournalistiek’, ‘Argumenteren en debatteren’, ‘Praktische gesprekstechniek’, ‘Presenteren met effect’ en ‘Vergaderen voor voorzitters’. Ook coaching, gericht op zowel schriftelijke als mondelinge communicatie, behoort tot de mogelijkheden. Taalbegeleiding voor buitenlandse studenten Naast de moderne vreemde talen worden er op verschillende niveaus cursussen Nederlands als tweede taal aangeboden, o.a. een cursus schrijfvaardigheid en grammatica en een cursus 89
LETTEREN 2005-2006
spreek- en luistervaardigheid voor (ver)gevorderde anderstaligen. Buitenlandse studenten van de Radboud Universiteit voor wie de Nederlandse taal nog problemen oplevert, kunnen ook voor individuele begeleiding bij het UTN terecht tegen een geringe bijdrage. Zij kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij het maken van een werkstuk of het houden van een referaat. Afspraken voor een intakegesprek kunnen gemaakt worden via het secretariaat: UTN
Gymnasion, Heyendaalseweg 141, 3e verdieping Internet: www.ru.nl/utn E-mail:
[email protected] Openingstijden
maandag t/m vrijdag: 9.00 - 17.00 uur Telefonische bereikbaarheid secretariaat: (024) 361 21 59
Academisch Schrijfcentrum Nijmegen In alle opleidingen en overal op de wereld zijn er studenten die er last van hebben: schrijfproblemen. Eerstejaars rechten die moeite hebben met het helder op papier zetten van een essay. Biologen die tobben over hun labverslag. En laatstejaars communicatiewetenschap die het lastig vinden om de rode draad strak te trekken in hun enorme verzameling van feitenmateriaal. Aan de RU Nijmegen is er een unieke mogelijkheid om echt iets te doen aan alle schrijfproblemen die je tijdens je opleiding kunt tegenkomen: het Academisch Schrijfcentrum Nijmegen (ASN). Daar kun je aankloppen met elk schrijfprobleem, maar je kunt er ook terecht als je een kritische en onafhankelijke lezer wil, waardoor je tekst wellicht nog beter kan worden. Speciaal opgeleide tutoren staan er klaar om je verder te helpen, of je nou een eerstejaars Beleidswetenschappen of vierdejaars Filosofie bent. Gratis en voor niks. In het ASN gaat het overigens nadrukkelijk niet in de eerste plaats om spellingscorrectie en eindredactie. Natuurlijk is de tekstversie die er ligt het uitgangspunt en de tekst zoals die moet worden het beoogde eindproduct. Maar centraal staat bij ons de weg die van begin naar eindpunt moet worden afgelegd. Daar kan de echte leerwinst worden geboekt, en daarop zijn de gesprekken in het ASN gericht. Helder denken leidt tot helder schrijven en andersom, dat is de sleutel. De uitgangspunten van het ASN op een rijtje: • laagdrempelig en gratis • persoonlijke coaching • één-op-één-tutorgesprekken • inschrijving via internet, per telefoon of ter plekke • aandacht voor specifieke opdrachten voor studenten uit alle opleidingen • workshops en gastlezingen voor studenten en docenten • helpdesk en instructiebank 90
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
Het ASN is een onderdeel van het Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen (UTN) en staat onder inhoudelijke supervisie van Carel Jansen, hoogleraar Bedrijfscommunicatie aan de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen. ASN
Universiteitsbibliotheek, 1e verdieping, Erasmuslaan 36 Telefoon: 024-3610077 Internet: www.ru.nl/asn e-mail:
[email protected] Openingstijden
ma t/m do van 9.00-17.00 uur
Dictatencentrale Binnen de Radboud Universiteit Nijmegen zijn enkele verkooppunten gevestigd waar dictaten, readers, studiehandleidingen en studiegidsen verkrijgbaar zijn. De Dictatencentrale van de A-faculteiten is verkooppunt voor de Faculteit der Letteren en is gevestigd aan de Thomas van Aquinostraat 5, tel. 024 - 361 62 50. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 11.00 uur – 15.00 uur.
Copyshop Op de Thomas van Aquinostraat 5 kun je in de doe-het-zelf-shop onder deskundige begeleiding kopieer- en printwerk vervaardigen en afwerken. Een greep uit de mogelijkheden: kopiëren en printen in zwart-wit en kleur tot A3-formaat; scannen van afbeeldingen; digitale fotobewerking; pasfoto en digitale foto’s; lamineren van card-formaat tot A3. Ook voor mid-volume-printopdrachten kun je bij de copyshop terecht. Afwerkmogelijkheden: inbinden in ringbanden (metaal en kunststof) lijmen, met plastic voorkant en gekleurde achterkant, snijden en vouwen en nieten.
Universitair Sportcentrum (USC) De Radboud Universiteit Nijmegen beschikt over een schitterend sportcentrum. De accommodatie omvat onder andere een fitnessruimte, vier squashbanen, een dojo, twee sporthallen, twaalf tennisbanen, een kunstgras tennis- en voetbalveld, een rugbyveld, beachvolleybalvelden en een in- en outdoor klimmuur. Daarnaast kun je terecht in het gezellige sportcafé met terras. Het sportaanbod voor studenten is breed en veelzijdig. Wat voor type sporter je ook bent, het USC heeft iedereen veel te bieden. Het programma bestaat uit cursussen, ticketuren, inloopu91
LETTEREN 2005-2006
ren, interne competities en vrije sportbeoefening. Daarnaast zijn dertig studentensportverenigingen verbonden aan het USC. Het sportaanbod bestaat uit: alpinisme/sportklimmen, aquabom, atletiek/looptraining, badminton, basketbal, bewegen op muziek, body workout, boksen, capoeira, darten, fitness, frisbie, futsal, golf, hockey, jazzdance, jiu jitsu, judo, karate, kickfit, korfbal, mountainbiken, ontspanning, paardrijden, power workout, poweryoga, roeien, rugby, rsi, schaatsen, schermen, skeeleren / skaten, softbal, spinning, squash, steps, streetdance, surfen, tafeltennis, tai chi chi kung, tennis, total workout, trenduren, turnen / trampolinespringen, voetbal, volleybal, waterpolo, wielrennen, yoga, ijshockey, zaalhandbal, zeilen, zelfverdediging voor vrouwen en zwemmen. Meer weten? Ga naar onze website: www.ru.nl/usc Je kunt ook terecht bij de balie van het USC, Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen (telefoon: 024-3612392, e-mail:
[email protected])
De Dienst Studentenzaken Heb je vragen over je inschrijving aan de universiteit of loop je vast in je studievoortgang? Wil je meer weten over regels op het gebied van studiefinanciering of ben je op zoek naar studentencultuur? De medewerkers van de Dienst Studentenzaken zijn er om jou op weg te helpen op onder andere het gebied van studentenadministratie, studentenbegeleiding en studentencultuur. Hieronder worden de centrale studentenvoorzieningen van de Dienst Studentenzaken per onderwerp besproken.
Centrale Studentenbalie De ingang van de Dienst Studentenzaken wordt gevormd door de Centrale Studentenbalie. Hier kun je onder meer terecht voor informatie over de studentendecanen, de studentenpsychologen, de studieloopbaan- en beroepskeuze-adviseuse of de vaardigheidstrainers en kun je een afspraak maken met een van hen of je aanmelden voor een training. Verder kun je bij de Centrale Studentenbalie terecht voor alle vragen met betrekking tot je inof uitschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen, voor informatie en aanvraag van het Afstudeer- of het Noodfonds, voor melding van studievertraging wegens bijzondere omstandigheden, voor basisinformatie over studiefinanciering, voor het aanvragen van je examen via het Examenbureau van de A-Faculteiten en voor diverse folders, formulieren en brochures. Ook de KISS-helpdesk is ondergebracht bij de Centrale Studentenbalie van Studentenzaken. De Centrale Studentenbalie is dagelijks geopend van 10.00 tot 17.00 uur, met uitzondering van de eerste vrijdagmiddag van elke maand. Je vindt de Centrale Studentenbalie aan de Comeniuslaan 4 op de campus. Ook kun je de medewerkers van de Centrale Studentenbalie op werkdagen van 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17.00 uur telefonisch bereiken 92
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
via telefoonnummer 024 - 3612345. Je kunt je vragen ook per e-mail stellen via adres
[email protected]. Verder vind je Studentenzaken natuurlijk ook op het internet via www.ru.nl/ studentenzaken.
Studentenadministratie Inschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen De Centrale Studentenadminstratie verzorgt de inschrijving van alle studenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Voor de aanvang van een nieuw collegejaar ontvangt iedere ingeschreven student een herinschrijvingsformulier. Om tijdig in het bezit te komen van je collegekaart kun je dit formulier het beste voor 15 juli terugsturen. Wegens grote drukte bij de Centrale Studentenbalie, juist aan het begin van het studiejaar, wordt aangeraden de herinschrijving per post terug te sturen. Je moet je inschrijfformulier wel ondertekenen, anders is je inschrijving ongeldig. De collegekaart ontvang je doorgaans gemiddeld zes weken nadat je de inschrijfformulieren opgestuurd hebt. Meer informatie rondom inschrijving vind je in het Vademecum en in het Studentenstatuut. De uitschrijving bij je afstuderen regel je bij het Examenbureau. Bureau Examens A-faculteiten en ILS Formulieren voor het aanvragen van je examen kun je verkrijgen bij de Centrale Studentenbalie. Je formulieren kun je inleveren bij het Examenbureau. Het Examenbureau controleert je gegevens, maakt het getuigschrift, organiseert alles rondom het examen en informeert je over de gang van zaken. KISS Iedere student van de Radboud Universiteit Nijmegen heeft toegang tot KISS. Via KISS kun je onder andere je eigen tentamenresultaten raadplegen, je inschrijven voor werkgroepen en tentamens, je adres wijzigen, e-mail ontvangen en verzenden, een eigen webpagina maken en toegang tot internet krijgen. Ook wordt via KISS de maandelijkse nieuwsbrief verzonden aan alle studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hierin staan allerlei belangrijke nieuwtjes die te maken hebben met de universiteit. Aan het begin van je eerste jaar krijg je de informatie over je KISS-account toegestuurd met je persoonlijke activeringswachtwoord. Dit activeringswachtwoord moet de eerste keer omgezet worden in een regulier wachtwoord. Als je je wachtwoord kwijt bent, kun je op vertoon van je collegekaart bij de Centrale Studentenbalie een nieuw aanvragen. Je vindt de KISS-pagina’s op het internet via www.student.ru.nl. Op deze pagina’s kun je ook lezen hoe je via de Radboud Universiteit Nijmegen toegang kunt krijgen tot internet. Voor vragen en problemen met je KISS-account kun je terecht bij de Centrale Studentenbalie. Ook kun je mailen naar
[email protected].
93
LETTEREN 2005-2006
Studentenbegeleiding Studentendecanen Als je vragen hebt, of informatie wil over wet- en regelgeving, of als je met persoonlijke problemen zit, kun je terecht bij de studentendecanen. De studentendecanen geven advies en begeleiding bij problemen op bijvoorbeeld financieel gebied, bij ziekte, bij het stopzetten van je studie, bij problemen met de studiefinanciering, met huisvesting of omdat je je onrechtvaardig behandeld voelt bij een tentamen of examen. Meldingen van studievertraging moeten via de studentendecaan worden ingediend. Voorts treden de studentendecanen op als vast aanspreekpunt voor topsporters die aan de Radboud Universiteit Nijmegen staan ingeschreven en voor studenten met een lichamelijke functiebeperking, chronische ziekte, dyslexie of een buitenlandse vooropleiding. Je kunt een afspraak met een studentendecaan maken via de Centrale Studentenbalie. Ook is er op werkdagen van 9.00 tot 10.00 en van 16.00 tot 17.00 uur telefonisch spreekuur via telefoonnummer 024 - 3612345. Studentenpsychologen Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met klachten die verband houden met je studie. Als je bijvoorbeeld last hebt van concentratieproblemen of van examenangst kan het wel eens helpen een afspraak te maken met een studentenpsycholoog. Ook andere persoonlijke problemen die je studie belemmeren, zoals depressiviteit of onzekerheid, kun je bespreken met een van de psychologen. Je hoeft niet zwaar in de problemen te zitten voor een afspraak met een studentenpsycholoog. Je kunt ook met persoonlijke vragen terecht die betrekkelijk eenvoudig lijken. Na een intakegesprek is individuele of groepsgewijze hulpverlening mogelijk. In een aantal gevallen zal doorverwijzing plaatsvinden naar een andere therapeut of instantie. Ook kan het intakegesprek alleen voldoende zijn voor informatie, advies of bemiddeling. Je kunt een afspraak met een studentenpsycholoog maken via de Centrale Studentenbalie. Ook is er op werkdagen van 8.30 tot 9.00 uur en van 12.00 tot 12.30 uur telefonisch spreekuur via telefoonnummer 024 - 3612345. De intake is gratis. Voor het deelnemen aan een groep of voor individuele gesprekken na de intake, wordt een eenmalige eigen bijdrage van € 25,- gevraagd. (Studie-) vaardigheidstrainingen De trainers van de Dienst Studentenzaken verzorgen cursussen en trainingen op het gebied van studievaardigheden en beroepsgerichte vaardigheden. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een cursus scriptieschrijven of strategisch studeren, maar ook aan een cursus zelfmanagement. In samenwerking met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) worden workshops voor (bijna) afgestudeerden gegeven, gericht op het zoeken en vinden van werk. In samenwerking met de studentenpsychologen worden ook sociale vaardigheidstrainingen en een training op het gebied van het hanteren van studiestress en examenvrees gegeven en een training ‘grip op je dip’, gericht op greep krijgen op stemmingswisselingen. In het Vademecum en op de website vind je alle cursussen en trainingen kort beschreven. De Centrale Studentenbalie heeft een overzicht met de data waarop de cursussen gepland zijn. In 94
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
VOX staan geregeld vooraankondigingen Voor alle cursussen (m.u.v. de workshops solliciteren) maak je eerst een afspraak voor een intakegesprek. Voor iedere cursus wordt een eigen bijdrage gevraagd van € 25,-. Aanmelding loopt via de Centrale Studentenbalie. Studiekeuze- en loopbaanadviseur Als je twijfelt over je huidige studie, je vervolgtraject of overweegt te stoppen met je studie, kun je je door middel van een onderzoek bij de studieloopbaanadviseur oriënteren op alternatieve mogelijkheden. Je kunt hierbij onderzoeken wat je mogelijkheden zijn gezien je vooropleiding, vakkenpakket, capaciteiten en interesses en ervaringen met je studie tot nu toe. Ook kun je de studieloopbaanadviseur raadplegen bij vragen over de invulling van de bijvakruimte, voorbereiding op de arbeidsmarkt, om- en bijscholing of post-wo/hbo opleidingen. Het is mogelijk om een beroepskeuzeonderzoek te doen. Het onderzoek bestaat uit een aantal tests en een gesprek met de studiekeuze- en loopbaanadviseur. Voor een consult wordt een eigen bijdrage van € 25,- gevraagd. Informatie en aanmelding bij de Centrale Studentenbalie. Studeren met een lichamelijke functiebeperking, chronische ziekte of dyslexie Onder functiebeperking en chronische ziekte vallen alle aandoeningen die (vooralsnog) blijvend van aard zijn en die een vertragend effect kunnen hebben op de studievoortgang. Hieronder vallen: visuele, auditieve en motorische handicaps; stoornissen in de taal (dyslexie), spraak, in het uithoudingsvermogen, in het geheugen-/concentratievermogen, in orgaanfuncties; het hebben van een psychische aandoening, epilepsie, reuma, M.E., zware migraine, whiplash, RSI etc. Wanneer deze functiebeperking, chronische ziekte of dyslexie een belemmerende factor zijn bij het studeren, is het raadzaam om bij aanvang van de studie contact op te nemen met een studentendecaan. In overleg met de studentendecaan en de studieadviseur van de faculteit wordt ernaar gestreefd het onderwijs zo in te richten dat een student met een functiebeperking evenveel kansen heeft op succesvol studieverloop als medestudenten. Ook is het soms mogelijk een beroep te doen op wettelijke en universitaire regelingen op het gebied van financiën, huisvesting, studiemateriaal en studie- en tentamenregelingen. Om van de voorzieningen aan de Radboud Universiteit Nijmegen optimaal gebruik te kunnen maken, is het dus van groot belang om reeds op een vroeg tijdstip contact op te nemen met de studieadviseur en met de studentendecaan. Meer informatie vind je op www.ru.nl/studentenzaken/handicap.html en in het Vademecum. Daarnaast is er aan de Radboud Universiteit Nijmegen de ‘klankbordgroep studeren met een handicap’ werkzaam. Deze zet zich in voor studenten met een handicap, wil bestaande voorzieningen en het huidige beleid in alle geledingen van de Radboud Universiteit Nijmegen bekendmaken, zonodig aan de orde stellen of verder verbeteren in samenwerking met de Dienst Studentenzaken. De groep bestaat uit studenten, docenten en een studentendecaan en staat open voor signalen van studenten en docenten, als bepaalde (studie)regelingen ontbreken of niet goed functioneren (je kunt hierbij ook denken aan toegankelijkheid van de gebouwen). Adres: Comeniuslaan 4, postbus 9102, 6500 HC Nijmegen, tel. 024-3612345, e-mail:
[email protected]
95
LETTEREN 2005-2006
Vertrouwenspersoon en Klachtencommissie Ongewenst Gedrag Een van de studentendecanen (Riekje Stuut) fungeert als Vertrouwenspersoon Ongewenst Gedrag voor studenten. Je kunt bij haar terecht in geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, pesten en treiteren. Wanneer je liever wilt spreken met een mannelijke vertrouwenspersoon, kan een afspraak gemaakt worden met Alex Buiks, studentenpsycholoog en waarnemend vertrouwenspersoon. Je kunt een afspraak maken met de vertrouwenspersoon via de Centrale Studentenbalie. Als de tussenkomst van de vertrouwenspersoon geen oplossing biedt, kun je een klacht indienen bij de universitaire Klachtencommissie Ongewenst Gedrag. Je kunt dat overigens ook rechtstreeks doen. Klachten moeten binnen twee jaar nadat het ongewenst gedrag plaatsvond schriftelijk zijn ingediend. Deze termijn geldt niet als het om een strafbaar feit gaat. De Klachtencommissie, waarin ook een student zitting heeft, onderzoekt de klacht en hoort zowel de klager als de aangeklaagde. Binnen zes weken na ontvangst van de klacht wordt het onderzoek afgerond. Uiterlijk twee weken later rapporteert de commissie aan het College van Bestuur en adviseert ze over eventuele maatregelen. De Klachtenregeling is aan het Studentenstatuut toegevoegd als bijlage 8 van het Vademecum. Een folder met nadere informatie is verkrijgbaar bij het Informatiecentrum bachelor-master van de Dienst Studentenzaken en bij de vertrouwenspersoon. Het adres voor formele klachten is: Secretaris Klachtencommissie Ongewenst Gedrag Radboud Universiteit Nijmegen, Postbus 9102, 6500 HC Nijmegen. Vermeld op de envelop: ‘persoonlijk’.
Studievoorlichting Het Informatiecentrum bachelor-master In het Informatiecentrum bachelor-master vind je alle informatie en documentatie over opleidingen binnen en buiten de Radboud Universiteit Nijmegen, over de arbeidsmarkt en over studeren en stage lopen in het buitenland. Je kunt er met al je vragen over bachelors en masters terecht. Ook beschikt het Informatiecentrum over uitstekende computervoorzieningen waarmee je (eventueel met behulp van speciale zoekprogramma’s) informatie op het internet kunt opzoeken. Het Informatiecentrum is op werkdagen geopend van 11.00 tot 17.00 uur. Je kunt de medewerkers van het Informatiecentrum ook bereiken via telefoonnummer 024 3612975 of via e-mailadres
[email protected].
Studentencultuur: Cultuur op de Campus Elke collegeweek is er op de campus van alles te doen op het gebied van cultuur: de studenten en medewerkers van Cultuur op de Campus voorzien je van live muziek, cabaret, theatersport, stand-up comedy, beeldende kunst, literatuur en film. Op de films (à € 1,50) na, kun je bijna alle optredens en festivals gratis bezoeken. De voorstellingen vinden plaats op het podium van het CultuurCafé, in filmzaal CC3 (CollegezalenComplex) en in kleintheater Halte 4 (Erasmusgebouw). Eens per jaar trekt Cultuur op de Campus naar het stadscentrum, waar het oergezellige StudentenKamerFestival plaatsvindt in tientallen studentenkamers. Het programma van Cultuur op de Campus vind je in de maandfolder en op de cultuurmenukaartjes in de 96
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
kantines van de Radboud Universiteit. Of surf naar www.ru.nl/cultuuropdecampus en meld je aan voor de mailinglist. Als je (studie)vereniging een partner zoekt voor de organisatie van een cultureel evenement, neem dan gerust contact op via
[email protected] of 024-3615912. Mail of bel ook als je zelf wilt optreden of meewerken! Cultuur op de Campus is altijd op zoek naar studententalent, bijvoorbeeld voor de bandcompetitie Kaf en Koren. En jaarlijks wordt er een nieuwe Studenten Programmerings Commissie (SPC) aangesteld, die een collegejaar lang de culturele podia van de campus runt.
Overige voorzieningen Noodfonds Het Noodfonds helpt studenten die aan de Radboud Universiteit Nijmegen zijn ingeschreven via een renteloze lening wanneer er sprake is van financiële noodsituaties. Deze dienen incidenteel te zijn: dat wil zeggen dat het niet gaat om structurele (permanente) problemen met de (studie)financiering. Bij de Centrale Studentenbalie kun je direct een lening tot € 350,- aanvragen. Het maximaal te lenen bedrag is € 700,-, in uitzonderingsgevallen kan dit verhoogd worden tot € 900,-. Leningen boven € 350,- worden op afspraak via een studentendecaan verstrekt. Financiële ondersteuning bij studievertraging door bijzondere omstandigheden Als je door omstandigheden studievertraging dreigt op te lopen en daardoor in de problemen komt met studiefinanciering, kun je in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Onder bijzondere omstandigheden worden onder andere verstaan ziekte, bijzondere familieomstandigheden, een functiestoornis, de inrichting van de opleiding of topsportbeoefening. Je moet hierover binnen drie maanden melding maken bij de Centrale Studentenbalie. Hierbij is het noodzakelijk dat je overlegt met je studieadviseur - in verband met studieplanning en eventuele begeleiding - én met een studentendecaan. De afspraken hierover vermeld je op een meldingsformulier, dat verkrijgbaar is bij de Centrale Studentenbalie. Na afloop van het studiejaar ontvang je een registratieformulier om de studievertraging vast te leggen. Dit stuur je samen met bewijsstukken en een verklaring van de studieadviseur terug. Hierna krijg je een beschikking van het College van Bestuur met aanspraak op een aantal maanden financiering uit het fonds. Deze maanden kun je opvragen zodra je door het beursgedeelte van je studiefinanciering bent en nog niet bent afgestudeerd. Voor dit aantal maanden ontvang je dan een uitkering uit het afstudeerfonds. Bij de Centrale Studentenbalie kun je hiervoor een aanvraagformulier krijgen. De hele regeling Financiële Ondersteuning Studenten staat als bijlage in het Studentenstatuut (opgenomen in het Vademecum). Financiële ondersteuning bij studievertraging door bestuursactiviteiten Studenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen die bestuurswerk doen in facultaire raden, commissies of studentenverenigingen kunnen financiële ondersteuning krijgen vanuit het Afstudeerfonds als compensatie voor de studievertraging die zij oplopen als gevolg van hun bestuurswerk. Sinds het collegejaar 2002-2003 wordt deze financiële vergoeding direct uitbetaald in het jaar waarin je het bestuurswerk doet en dus niet zoals voorheen, pas als het beursgedeelte van de studiefinanciering afloopt. 97
LETTEREN 2005-2006
De verenigingen waarbij de bestuurders in aanmerking komen voor afstudeersteun staan vermeld in de bijlage bij de regeling FONDS. Jaarlijks krijgen deze verenigingen een aantal ‘maanden’ die zij over hun bestuursleden verdelen. Om de drie jaar wordt getoetst in hoeverre het aantal toegekende maanden aan deze vereniging nog van toepassing is. Nieuwe verenigingen kunnen een aanvraag doen om ook voor maanden uit het afstudeerfonds in aanmerking te komen. Informatie over de voorwaarden voor verenigingen en organisaties en ook over de aanvraagprocedure van de vervangende uitkering is te krijgen bij de Centrale Studentenbalie. De hele regeling Financiële Ondersteuning Studenten staat als bijlage in het studentenstatuut (opgenomen in het Vademecum). Vademecum en het Studentenstatuut voor studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen Het Vademecum voor studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen bevat algemene informatie over wonen, leven, welzijn, studiefinanciering, studeren, rechten en plichten van studenten, dienstverlening, verenigingen en organisaties voor studenten. Bovendien zijn er nuttige adressen en telefoonnummers in te vinden. Ook is het Studentenstatuut opgenomen in het Vademecum. Dit bestaat uit een beschrijving van de rechten en plichten van alle aan de Radboud Universiteit Nijmegen ingeschreven studenten die voortvloeien uit wettelijke en universitaire regelingen. Het Vademecum is gratis verkrijgbaar bij de Centrale Studentenbalie, alle Dictatencentrales en het Adviespunt Letteren. De informatie die vermeld staat in het Vademecum is ook te vinden op het internet: www.ru.nl/studentenzaken
98
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 1 Jaarindeling 2005-2006 Faculteit der Letteren Periode
1 5/9 t/m 4/11
2 7/11 t/m 27/1
3 30/1 t/m 7/4
4 10/4 t/m 7/7
week 1
05/9-09/9
o
07/11-11/11
o
30/1-3/2
o
10/4-14/4
o
week 2
12/9-16/9
o
14/11-18/11
o
06/2-10/2
o
17/4-21/4
o
week 3
19/9-23/9
o
21/11-25/11
o
13/2-17/2
o
24/4-28/4
o
week 4
26/9-30/9
o
28/11-02/12
o
20/2-24/2
o
01/5-05/5 meivakantie
week 5
03/10-07/10
o
05/12-09/12
o
27/2-03 voorjaarsvakantie
week 6
10/10-14/10
o
12/12-16/12
o
06/3-10/3
week 7
17/10-21/10 herfstvakantie
19/12-23/12
o
13/3-17/3
week 8
24/10-28/10
26/12-30/12 kerstvakantie
20/3-24/3
week 9
31/10-04/11 tent./herkans.
02/1-6/1 kerstvakantie
27/3-31/3 tent./herkans.
05/6-09/6 (o) uitloop colleges
week 10
09/1-13/1 tent./herkans.
03/4-07/4 tent.herkans.
12/6-16/6 tent./herkans.
week 11
16/1-20/1 tent./herkans.
19/6-23/6 tent./herkans.
week 12
23/1-27/1 tent./herkans.
26/6-30/6 tent./herkans.
o
08/5-12/5
o
o
15/5-19/5
o
o
22/5-26/5
o
o
29/5-02/6
o
week 13
03/7-07/7 tent./herkans.
week 14
10/7-14/7 tent./herkans. 7 cursusweken 2 studieweken
7 cursusweken 3 studieweken
7 cursusweken 3 studieweken
7 cursusweken 6 studieweken
o = cursusweek; (...vakantie) telt mee als studieweek Onderwijs-, tentamen- en examenloos: • Herfstvakantie: maandag 17 oktober t/m vrijdag 21 oktober 2005*) • Kerstvakantie: maandag 26 december 2005 t/m vrijdag 6 januari 2006 • Voorjaarsvakantie (incl. carnaval): maandag 27 februari t/m vrijdag 3 maart 2006*) • Goede Vrijdag: vrijdag 14 april 2006 • Tweede Paasdag: maandag 17 april 2006 • Koninginnedag: zondag 30 april 2006 • Meivakantie: maandag 1 mei t/m vrijdag 5 mei 2006*) • Bevrijdingsdag: vrijdag 5 mei 2006 • Diesviering: donderdag 18 mei 2006 • Hemelvaart: donderdag 25 mei 2006
99
LETTEREN 2005-2006
• Vrijdag na Hemelvaart: • Tweede Pinksterdag: • Zomervakantie:
vrijdag 26 mei 2006 maandag 5 juni 2006 maandag 17 juli t/m vrijdag 11 augustus 2006 (echter examenloos t/m vrijdag 25 augustus 2006 en onderwijsloos t/m vrijdag 1 september 2006)
*) In deze perioden is het eventueel wel mogelijk tentamens af te leggen.
100
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 2 Overzicht bachelor- en masteropleidingen Faculteit der Letteren BA + studierichtingen
MA + studierichtingen
1
Algemene cultuurwetenschappen
1
Algemene cultuurwetenschappen
2
Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen
2
Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen
3
Communicatie- en Informatiewetenschappen
3
Bedrijfscommunicatie
4
Duitse taal en cultuur - Duitse taal en cultuur - Duitsland-Studies
4 5
Duitse taal en cultuur Duitsland-Studies
5
Engelse taal en cultuur - Engelse taal en cultuur - Amerikanistiek
6 7
Engelse taal en cultuur Amerikanistiek
6
Geschiedenis
8
Geschiedenis
7
Griekse en Latijnse taal en cultuur
9
Griekse en Latijnse taal en cultuur
8
Kunstgeschiedenis
10
Kunstgeschiedenis
11
Literatuurwetenschap
9
Nederlandse taal en cultuur
12
Nederlandse taal en cultuur
10
Romaanse talen en culturen - Franse taal en cultuur - Spaanse taal en cultuur - Mediterrane Studies
13 14 15
Franse taal en cultuur (tot 1-9-2006) Spaanse taal en cultuur (tot 1-9-2006) Romaanse talen en culturen (vanaf 2006) - Franse taal en cultuur - Spaanse taal en cultuur - Mediterrane Studies
11
Taal- en cultuurstudies
16
Taal- en cultuurstudies
12
Taalwetenschap
17
Taalwetenschap - Algemene Taalwetenschap - Toegepaste Taalwetenschap Taal- en Spraakpathologie Taal- en Spraaktechnologie
18 19
101
20
Kunst en Cultuur (tweejarige onderzoeksmaster)
21
Historische Wetenschappen (tweejarige onderzoeksmaster)
22
Language and Communication (tweejarige onderzoeksmaster)
23
Letterkunde en Literatuurwetenschap (tweejarige onderzoeksmaster)
24
Cognitieve Neurowetenschappen (tweejarige interfacultaire onderzoeksmaster)
LETTEREN 2005-2006
102
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 3 Inschrijfregels Regels ten behoeve van de inschrijving voor cursussen, minoren en tentamens Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen 1. Vooraf 1.1 Studenten van binnen en buiten de letterenfaculteit die deel willen nemen aan het onderwijs van de faculteit (cursussen, minoren en tentamens), dienen zich daarvoor van tevoren in te schrijven. 1.2 De inschrijving loopt via het concernsysteem KISS. 1.3 Opleidingen worden geacht studenten te wijzen op de inschrijvingsplicht. 2. Inschrijving voor cursussen 2.1 Studenten die deel willen nemen aan een cursus (hoorcollege, werkcollege, practicum, etc.), dienen zich daarvoor voorafgaand aan de cursus in te schrijven. De inschrijving geschiedt via KISS in het domein van de administratie waaronder de betreffende cursus valt. De inschrijvingsgegevens zijn van belang voor het reserveren van passende zalen, het aanmaken en bestellen van onderwijsmateriaal en het realiseren van eventuele parallelgroepen. 2.2 De inschrijving voor cursussen van het eerste semester vindt plaats in de laatste twee volle weken van juni, de inschrijving voor cursussen van het tweede semester in de eerste twee volle weken van december. 2.3 Studenten die voor hun eerste jaar bij de opleiding zijn ingeschreven (waaronder ook uit het buitenland afkomstige uitwisselingsstudenten), dienen zich voor cursussen van het eerste semester in te schrijven gedurende de introductieperiode. 2.4 Studenten die zich niet tijdig hebben ingeschreven voor cursussen, kunnen geen aanspraak maken op tijdig beschikbaar onderwijsmateriaal of een zitplaats in de onderwijsruimte. 3. Inschrijving voor minoren 3.1 Studenten die deel willen nemen aan een minor dienen zich daarvoor voorafgaand aan het onderwijs van de minor in te schrijven. De inschrijving loopt via KISS in het domein ‘Letteren alle’. 3.2 De inschrijving voor minoren van het eerste semester vindt plaats in de periode 1 mei – 1 juni, de inschrijving voor minoren van het tweede semester in de periode 15 september – 15 oktober. 3.3 Studenten schrijven zich voor het komende semester steeds in voor drie minoren, waarbij zij aangeven welke minor hun eerste voorkeur heeft, welke de tweede en welke de derde. Bij de inschrijving dienen studenten de toelatingseisen die gelden ten aanzien van sommige minoren, in acht te nemen. Sommige minoren zijn uitsluitend toegankelijk voor studenten van de Letterenfaculteit. 103
LETTEREN 2005-2006
3.4 Wanneer studenten ervoor kiezen om in het komende semester een vrije minor of een stageminor te volgen, dan schrijven zij zich uitsluitend voor deze minor in en maken zij geen tweede en derde keus. 3.5 Nadat de inschrijvingsperiode voor minoren is verstreken, besluit het faculteitsbestuur op basis van de inschrijvingen welke minoren doorgang zullen vinden (zie ook hoofdstuk 1 van de Minorgids). 3.6 Vervolgens bericht Bureau Onderwijs aan de ingeschreven studenten welke minor zij komend semester kunnen volgen. 3.7 Wanneer een minor geen keuzeonderdelen kent maar bestaat uit (in de regel vier) vaste onderdelen, worden alle deelnemende studenten automatisch voor de betreffende cursussen ingeschreven. Voor minoren met keuzeonderdelen geldt dat de deelnemende studenten zich vervolgens nog dienen in te schrijven voor de afzonderlijke cursussen. Daarvoor gelden de termijnen zoals genoemd onder punt 2.2. 3.8 Met voorkeuren of voornemens van studenten die zich niet, niet tijdig of niet correct hebben ingeschreven voor minoren, wordt geen rekening gehouden bij de besluitvorming over het al dan niet laten doorgaan van minoren en de verdeling van studenten over de minoren die worden aangeboden. 4. Inschrijving voor tentamens 4.1 Studenten die deel willen nemen aan een tentamen (ook wanneer het tentamen bestaat uit een werkstuk), dienen zich daarvoor van tevoren in te schrijven. De inschrijving loopt via KISS in het domein van de administratie waaronder de betreffende cursus valt. 4.2 Inschrijven voor tentamens kan tot uiterlijk één week voor het tentamen. 4.3 Sommige studentenadministraties hanteren een automatische tentameninschrijving voor studenten die voor de betreffende cursus ingeschreven zijn. In die gevallen worden studenten geacht hun tentameninschrijving zelf te controleren. 4.4 Studenten die zich niet hebben ingeschreven voor een tentamen of die te laat waren met hun inschrijving, kunnen niet aan het tentamen deelnemen, tenzij er voldoende plaatsen en tentamenopgaven zijn. In dat geval worden zij tot het tentamen toegelaten tegen inlevering van hun collegekaart. Na betaling van 5,- administratiekosten, te voldoen bij het secretariaat van hun opleiding, krijgen zij hun collegekaart terug. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Letteren op 15 december 2004
104
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 4 Adressen medewerkers Medewerkers opleiding Nederlands Dr. H. Bekkering tel. 024-3612981. e-mail:
[email protected] Mw. drs. S.V.H. van der Feest tel. 024-3615491. e-mail:
[email protected] Mw. prof. dr. F.J.M. de Feijter tel. 024-3612881. e-mail:
[email protected] Mw. dr. J.P.M. Fikkert tel. 024-3612669. e-mail:
[email protected] Dr. W. Haeseryn tel. 024-3616272. e-mail:
[email protected] Prof. dr. A.J. Hanou tel. 024-3612888. e-mail:
[email protected] Mw. dr. L. Hustinx tel. 024-3616273. e-mail:
[email protected] Drs. R. Kerkhofs tel. 024-3615969. IWTS, e-mail:
[email protected] Drs. J.M. Kessler e-mail:
[email protected] Dr. J.G.M. Kienhorst tel. 024-3612976. e-mail:
[email protected] Dr. M. Klein tel. 024-3612899. e-mail:
[email protected] Dr. M.M. Kors tel. 024-3612046. e-mail:
[email protected]
105
LETTEREN 2005-2006
Drs. A. Kouwenberg tel. 024 -3612058. e-mail:
[email protected] Prof. dr. J.W.M. Kroon e-mail:
[email protected] Dr. I. Leemans tel. 024-3611233. e-mail:
[email protected] Dr. J.M.G. Muyres tel. 024-3612915. e-mail:
[email protected] Mw. prof. dr. A.H. Neijt tel. 024-3615716. e-mail:
[email protected] Dr. J.B. Oosterman tel. 024-3615492. e-mail:
[email protected] Drs. F. van Renssen tel. 024-3615491. e-mail:
[email protected] Drs. N.G.J. Roos tel. 024-3615717. e-mail:
[email protected] Drs. G.J. Rutten tel. 024-3612976. e-mail:
[email protected] Prof. dr. P.J.M.C. Schellens tel. 024-3615898. e-mail:
[email protected] Dr. R.J.M. van de Schoor tel. 024-3616114. e-mail:
[email protected] Mw. B.S.J. Verstraaten (secretaresse) tel. 024-3612048. e-mail:
[email protected]
106