Faculteit der Letteren Opleiding Kunstgeschiedenis Studiegids collegejaar 2005-2006
Faculteit der Letteren Radboud Universiteit Nijmegen Erasmusplein 1 6525 HT Nijmegen Telefoon: 024 - 3612832 Internet: www.ru.nl/kunstgeschiedenis/ E-mail:
[email protected]
Colofon: Redactie: Ontwerp: Opmaak: Drukwerk:
Faculteitsbureau Letteren Nies en Partners bno, Nijmegen Scriptura, Nijmegen Drukkerij Quickprint, Nijmegen
ISBN 90-77407-40-5 juni 2005
LETTEREN 2005-2006
Inhoud Hoofdstuk 1
Kunstgeschiedenis
Hoofdstuk 2
Propedeuse - het eerste bachelorjaar (B1)
11
Hoofdstuk 3
De bachelorjaren 2 en 3 (B2-B3)
25
Hoofdstuk 4
Het masterjaar
47
Hoofdstuk 5
Algemene informatie over de opleiding
65
Hoofdstuk 6
Algemene voorzieningen voor studenten
79
Bijlagen
3
5
93
LETTEREN 2005-2006
4
L E- T KT U EN RS ET N G2E0S0C5 H - 2I 0 1 E 0D6E N I S
1
Kunstgeschiedenis
Als u deze Studiegids leest, is de kans groot dat u hebt gekozen voor een studie Kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen (RU). Een inspirerende stap, want uw keuze viel op een boeiend en interessant vak met afstudeermogelijkheden in de gehele kunstgeschiedenis, van de Oudheid tot de hedendaagse kunst. Naast een pakket basiskennis komt in de studie een scala aan praktische vaardigheden en theoretische benaderingen aan bod. Binnen studies die zich op een of andere wijze met visuele cultuur bezighouden, neemt Kunstgeschiedenis een geheel eigen plaats in. De discipline Kunstgeschiedenis bestudeert die bijzondere categorie van beelden, objecten en gebouwen die u, in bepaalde tijden en onder bepaalde omstandigheden, als kunstwerken kunt kwalificeren. U doet dat vanuit een historisch perspectief. Als kunsthistoricus onderzoekt u artistieke conventies en veranderingen die deze conventies hebben ondergaan. Daarbij gaat de kunsthistoricus uit van het concrete kunstwerk en hij analyseert dit in materiaaltechnische en stilistische zin. Deze discipline stelt echter niet alleen vragen naar de bijzondere verschijningsvorm van het kunstwerk, maar ook naar de betekenis en de culturele achtergronden ervan, in de breedste zin van het woord, en naar de veranderingen die zich in de loop van de tijd in de receptie en de functie van het kunstwerk hebben voorgedaan. Een student die aan het eerste jaar van de studie begint, heeft vaak nog weinig inzicht in de aard, problematiek en omvang van de studie. Kunstgeschiedenis in Nijmegen houdt hiermee rekening door een brede basis aan te bieden waarin de vier specialisaties – Kunstgeschiedenis van de Oudheid, van de Middeleeuwen, van de Vroeg-moderne en van de Moderne periode – alle zijn vertegenwoordigd. Hiermee wordt een fundament gelegd voor een vergelijkende studie van kunstopvattingen uit verschillende tijden. Door deze opzet komt de specialisatiefase in Nijmegen relatief laat in de studie: vooral in het derde jaar van de bacheloropleiding, met een verdiepend vervolg in de masteropleiding. Als afgestudeerd kunsthistoricus kan men in veel verschillende beroepen terechtkomen. Men wordt conservator of tentoonstellingsmaker, journalist of criticus, leraar, rondleider of reisgids, monumentenbeheerder of restaurator, beleidsmedewerker op het terrein van kunst en cultuur, medewerker op het gebied van pers en voorlichting, of men vindt emplooi in de kunsthandel of het galeriewezen. Sommigen gaan verder in de wetenschap. De studie kwalificeert u in behoorlijke mate voor al deze beroepen. Dat houdt voor het curriculum in dat naast een gedegen opleiding in de geschiedenis van de beeldende kunst en architectuur, de theorie en methodologie van de kunstgeschiedenis ook andere vaardigheden en attitudes worden geleerd. U leert u goed in woord en geschrift uit te drukken. Maar ook moet u zelfstandig gecompliceerde vraagstukken kunnen analyseren, erover kunnen rapporteren en zo nodig eigen voorstellen kunnen ontwikkelen. De vraagstukken moeten bovendien vanuit verschillende (inter)disciplinaire invalshoeken kunnen worden benaderd. Hier verbindt zich 5
LETTEREN 2005-2006
de vakgerichte studie Kunstgeschiedenis met een academische attitude en met meer algemene academische en communicatieve vaardigheden. De opleiding Kunstgeschiedenis in Nijmegen is er enerzijds op gericht studenten af te leveren die breed zijn opgeleid en inzetbaar zijn op verschillende terreinen van kunst en cultuur van het maatschappelijke leven. Daarnaast beoogt de opleiding om studenten de mogelijkheid te bieden zich toe te leggen op een van de vier aangeboden bachelorspecialisaties naar tijdvak (Kunstgeschiedenis van de Oudheid, van de Middeleeuwen, van de Vroeg-moderne en van de Moderne periode). Bovendien kan men in de master ook nog kiezen voor de éénjarige varianten Onderzoeksgerichte, Overdrachtsgerichte of Algemene Kunstgeschiedenis, met opnieuw een inhoudelijke specialisatie naar tijd. Bij het ter perse gaan van deze Studiegids werd nog gewerkt aan de invoering van een tweejarige researchmaster, in samenwerking met de opleiding Algemene Cultuurwetenschappen (ACW).
Globale omschrijving van de studie De opleiding tot kunsthistoricus bestaat in Nederland uit een driejarige bacheloropleiding, gevolgd door een één- of tweejarige masteropleiding. De studie bestrijkt het hele terrein van het vakgebied: Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-moderne en Moderne periodes en alle kunstsoorten: architectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst en toegepaste kunsten. Alle periodes en media komen in de propedeuse (jaar B1 = 60 studiepunten) gelijkelijk aan bod. De bacheloropleiding bestaat uit een major (120 studiepunten) en drie minoren (3 x 20 studiepunten). De major is opgebouwd uit het propedeusejaar (60 studiepunten) en een deel van het tweede jaar (40 studiepunten) en derde jaar (20 studiepunten). In het tweede en derde jaar worden ook de minoren gevolgd (respectievelijk 20 en 40 studiepunten). In het tweede jaar is al een gedeeltelijke specialisatie mogelijk door de keuzes die u moet maken uit de aangeboden werkcolleges en enkele andere cursussen. Ook volgt u al de eerste minor. In de loop van het derde jaar kiest u in de majorwerkgroep voor een van de vier genoemde periodes, waarvoor, met redenen omkleed, ook een van de jaarlijks aangeboden minorwerkgroepen mag worden ingezet. U kiest zo ook in het bachelorwerkstuk voor een van de vier periodes. De twee minoren die u in het derde jaar volgt, bepalen verder het profiel dat u aan uw studie wilt geven. Na het bachelorexamen begint u in het vierde jaar aan de doorstroommaster. Deze masteropleiding is een specialisatiefase waarbij in de eerste plaats wordt gekozen uit de varianten Overdrachtsgerichte, Onderzoeksgerichte of Algemene Kunstgeschiedenis. Binnen de gekozen variant legt elke student zijn accent op een van de periodes van de westerse kunstgeschiedenis: Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-moderne periode of Moderne periode. Voor de minoren kan in beginsel uit het gehele facultaire aanbod worden gekozen. De opleiding Kunstgeschiedenis adviseert haar studenten sterk in elk geval één van de vakspecifieke minoren te kiezen, namelijk ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’. Deze minor wordt door 6
L E- T KT U EN RS ET N G2E0S0C5 H - 2I 0 1 E 0D6E N I S
onze stafleden beschouwd als onontbeerlijk in de studie. In het derde jaar kan een tweede vakspecifieke minor worden gevolgd, vooral door hen die zich met beeldende kunst gaan bezighouden: ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’. Meer architectuurhistorisch gerichte studenten zullen de minor ‘Architectuur en representatie’ kiezen. Alle studenten met het bachelordiploma Kunstgeschiedenis kunnen hun studie voortzetten in de éénjarige master. De master Algemene Kunstgeschiedenis geeft een relatief grote vrijheid om elders mastercursussen uit het facultaire aanbod te kiezen. Andere studenten zullen de master Onderzoeksgerichte Kunstgeschiedenis gaan volgen. Weer anderen zullen kiezen voor Overdrachtsgerichte Kunstgeschiedenis. Voor diegenen die zich nog verder willen specialiseren, komt er waarschijnlijk een tweejarige researchmaster, in samenwerking met Algemene Cultuurwetenschappen (ACW). Al deze varianten leiden op tot ‘master of arts’ (MA) in de Kunstgeschiedenis.
Schematisch overzicht van het eerste bachelorjaar (propedeuse) cursussen
studiepunten
‘Gombrich’-cursus1
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4 X
Oudheid
10
5
5
Middeleeuwen
10
5
5
Vroeg-moderne periode
10
Moderne periode
10
Methoden en vaardigheden2
10
Iconografie-1
5
Alfa-informatiekunde3
5
5
Totaal
60
15
10 10 X
5
X
5
5 15
15
15
1
De ‘Gombrich’-cursus omvat 2,5 studiepunten, die geïncorporeerd zijn in de cursus Methoden en vaardigheden.
2
Methoden en vaardigheden beslaat in totaal 4 periodes.
3
Let goed op! Een voltooide cursus Alfa-informatiekunde is een instapeis voor alle studie-onderdelen in jaar B2. Zorg
dat u aan het eind van het propedeusejaar uw modules Alfa-informatiekunde hebt afgerond!
Schematisch overzicht van het tweede bachelorjaar (B2) cursussen
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Werkgroep en excursie Parijs
10
10
Filosofie
5
Hoge en lage cultuur
5
Werkgroep en excursie Florence
10
5
5
Majorwerkgroep
10
5
5
Minor ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’
20
Totaal
60
7
5 5
15
15
5
15
15
15
LETTEREN 2005-2006
Schematisch overzicht van het derde bachelorjaar (B3) cursussen
studiepunten
Werkgroep en excursie Middeleeuwen Gotland
10
Minor ‘Architectuur en representatie’
20
Minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’
20
Bachelorwerkstuk
10
TOTAAL
60
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4 7,5 15
15
2,5
5 10
10
2,5
2,5
5
15
15
15
Voorlopig schematisch overzicht van de master Algemene Kunstgeschiedenis, vanaf 2006-2007 cursussen
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Vrije ruimte cursussen niveau 5 en 6
25
10
10
Stage
10
5
5
Scriptiewerkgroep en referaat
5
2,5
2,5
Masterscriptie
20
7,5
12,5
TOTAAL
60
15
15
15
15
5
Voorlopig schematisch overzicht van de master Onderzoeksgerichte Kunstgeschiedenis, vanaf 2006-2007 cursussen
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Mastercursus onderzoek
15
5
5
Studieproject
10
5
5
Stage
10
5
5
Scriptiewerkgroep en referaat
5
2,5
2,5
Masterscriptie
20
7,5
12,5
TOTAAL
60
15
15
8
15
15
5
L E- T KT U EN RS ET N G2E0S0C5 H - 2I 0 1 E 0D6E N I S
Voorlopig schematisch overzicht van de master Overdrachtsgerichte Kunstgeschiedenis, vanaf 2006-2007 cursussen
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Mastercursus overdracht
15
5
5
Studieproject
10
5
5
Stage
10
5
5
Scriptiewerkgroep en referaat
5
2,5
2,5
Masterscriptie
20
7,5
12,5
TOTAAL
60
15
15
15
15
5
Opleidingsdoelstellingen De opleiding Kunstgeschiedenis leidt studenten op tot kunsthistorici – en in samenwerking met de afdeling Griekse en Latijnse Taal en Cultuur (GLTC) tot archeologen – die een breed overzicht hebben verworven van de verschillende periodes en de verschillende kunstsoorten. U beschikt over de benodigde vaardigheden om objecten uit verschillende periodes en van verschillende typen te analyseren en te interpreteren en ze in hun onderlinge samenhang te vergelijken. U kunt bepaalde onderzoeksmethoden toepassen en met wetenschappelijke criteria evalueren. U kunt de stand van de wetenschap zelfstandig bijhouden. U bent in staat om zelfstandig onderzoek te verrichten en daarvan verslag te doen in een scriptie conform de daartoe bestaande wetenschappelijke normen. Verder kunt u een wetenschappelijk gefundeerd oordeel geven over het functioneren van Kunstgeschiedenis binnen maatschappelijke instellingen van beheer, beleid en overdracht op het gebied van de beeldende kunsten. U kunt de verworven kennis in het maatschappelijke veld praktisch toepassen en daarvan verslag doen in een stagerapport. Ten slotte kunt u tentoonstellingen en museale opstellingen beoordelen op vakinhoudelijke en overdrachtstechnische aspecten.
Toelating tot de studie U wordt tot de bachelorstudie Kunstgeschiedenis toegelaten als u in het bezit bent van een vwo-diploma. Alle vwo-profielen zijn geldig, waarbij moet worden opgemerkt dat behalve een goede kennis van het Engels een passieve kennis van het Duits en van het Frans zeer gewenst is. Ook een hbo-propedeuse geeft toegang tot de studie. Ten slotte kunt u worden toegelaten op basis van een zogenaamd colloquium doctum; zie hiervoor de brochure Studeren in Nijmegen: colloquium doctum of wend u tot studieadviseur dr. C.A. Veelenturf.
9
LETTEREN 2005-2006
Studiepunten Aan elke cursus die wordt gevolgd in het kader van de opleiding is een bepaalde waarde toegekend, uitgedrukt in studiepunten. Deze studiepunten worden volgens een Europese standaard (ECTS) berekend en vastgelegd. Eén studiepunt staat voor 28 uur studeren. Een studiejaar bestaat uit 60 studiepunten. De totale studielast van een opleiding bedraagt dus 1680 uur per studiejaar. Om in drie jaar een bacheloropleiding af te ronden, moet u 60 studiepunten per jaar halen. In totaal zijn dat dus 180 studiepunten. Om in één jaar een masteropleiding af te ronden, moet u 60 studiepunten behalen in dat jaar.
Overgangsregelingen Met ingang van het studiejaar 2003-2004 is een aantal wijzigingen in het studieprogramma doorgevoerd. Vanaf de propedeuse zijn nieuwe onderdelen in het programma opgenomen en van sommige bestaande cursussen is de inhoud en de omvang in studiepunten gewijzigd. Met ingang van 2004-2005 zijn alle cursussen vastgesteld op eenheden van 5 of 10 studiepunten. Voor studenten die nog onderdelen uit het inmiddels gewijzigde programma moeten behalen, zullen een verantwoordelijke docent en de studieadviseur in overleg een individuele oplossing bepalen. Voor de ‘oude’ doctoraalstudenten geldt dat zij tot uiterlijk 1 september 2007 in de oude doctoraalopleiding kunnen afstuderen. Doctoraalstudenten (tot en met cohort 1999-2000) kunnen verder met vragen en/of problemen contact opnemen met de studieadviseur van de opleiding.
10
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
2
Propedeuse - het eerste bachelorjaar (B1)
Schematisch overzicht van het eerste bachelorjaar (propedeuse, B1) cursussen
studiepunten
‘Gombrich’-cursus1
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4 X
Oudheid
10
5
5
Middeleeuwen
10
5
5
Vroeg-moderne periode
10
Moderne periode
10
Methoden en vaardigheden2
10
Iconografie-1
5
Alfa-informatiekunde3
5
5
TOTAAL
60
15
10 10 X
5
X
5
5 15
15
15
1
De ‘Gombrich’-cursus omvat 2,5 studiepunten, die geïncorporeerd zijn in de cursus Methoden en vaardigheden.
2
Methoden en vaardigheden beslaat in totaal 4 periodes.
3
Let goed op! Een voltooide cursus Alfa-informatiekunde is een instapeis voor alle studie-onderdelen in jaar B2. Zorg
dat u aan het eind van het propedeusejaar uw modules Alfa-informatiekunde hebt afgerond!
Propedeuse De propedeuse heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats biedt zij een indruk van de verschillende aspecten van de studie Kunstgeschiedenis. Op grond hiervan kunt u vaststellen of uw studiekeuze de juiste is. Daarnaast heeft de propedeuse een selecterend doel. Als u het propedeuse-examen op tijd haalt, bestaat er een redelijke verwachting dat u de rest van de bacheloropleiding met succes kunt doorlopen. Aan het eind van de propedeuse bent u in staat om objecten van beeldende kunst binnen een artistieke traditie te plaatsen. Dit blijkt uit de kennis van een vast aantal key monuments, uit de vaardigheid in het stilistisch en iconografisch beschrijven en interpreteren van kunstvoorwerpen, en uit de kennis van de meest gebruikte materialen, technieken en constructiewijzen binnen de verschillende takken van beeldende kunst. Verder bent u in staat om in de Kunstgeschiedenis gehanteerde systemen om kunstwerken te rubriceren toe te passen met gebruikmaking van vakspecifieke termen en begrippen, en bent u vertrouwd met de voornaamste afbakeningen in periodes en stromingen binnen de kunstgeschiedenis van de Oudheid tot en met de Moderne periode. Tevens beschikt u over traditionele en ICT-basisvaardigheden om inhoudelijke gegevens op te sporen en de verworven vakinhoud over te dragen. Dit blijkt uit de vaardigheid om een schriftelijk werkstuk samen te stellen dat consistent en logisch is opgebouwd en onderverdeeld, dat 11
LETTEREN 2005-2006
duidelijk en met de juiste toepassing van vaktermen is geformuleerd en dat volgens de geldende regels van annotatie is voorzien. Ten slotte beschikt u over de vaardigheid om vakkennis mondeling te bespreken en te presenteren, op duidelijke en vakspecifiek verantwoorde wijze met behulp van daartoe geschikte technische middelen (ICT, diaprojectie, enzovoort).
Studieadvies propedeuse De opleiding Kunstgeschiedenis heeft een commissie studieadvies eerste jaar, die aan alle eerstejaarsstudenten tussentijds (vóór 1 februari) en aan het einde van het eerste cursusjaar een advies uitbrengt over de voortzetting van hun studie. Het doel van een studieadvies is u te ondersteunen in uw keuzeproces en u vroegtijdig inzicht te verschaffen in de studiemogelijkheden en de te verwachten voortgang. Op het – schriftelijke – advies kan een persoonlijk gesprek volgen waarin het advies nader wordt toegelicht. De commissie baseert haar advies op behaalde studieresultaten en eventuele persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn geweest op die studieresultaten. Het eerste advies is gebaseerd op de studievoortgang in de eerste twee periodes. Het tweede advies heeft een zwaarder gewicht als het gaat om uw geschiktheid voor deze studie. Beide adviezen geven aan of u redelijkerwijs aan het einde van het eerste jaar, behoudens persoonlijke omstandigheden, aan de gestelde norm kunt voldoen. Propedeusestudenten die voor het eerst staan ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs (universiteit of hbo) kunnen, als ze met de studie zouden willen ophouden, vóór 1 februari van dat eerste studiejaar de studiefinanciering stopzetten. Als u in het vervolg van dat studiejaar niet opnieuw studiefinanciering aanvraagt, wordt de tot dan toe verleende prestatielening omgezet in een gift. Voor meer informatie kunt u terecht bij de studieadviseur van de opleiding Kunstgeschiedenis, de facultaire studieadviseur en de studentendecanen van de Dienst Studentenzaken. Voor adressen en dergelijke, zie elders in deze Studiegids.
Studiebegeleiding en tutoraat De studiebegeleiding van de eerstejaarsstudenten is in handen van de studieadviseur en de tutor. Bij de studieadviseur kunt u terecht met vragen en problemen die verband houden met de studie. Ook met persoonlijke problemen kunt u bij de studieadviseur terecht. Het spreekt vanzelf dat gesprekken met de studieadviseur vertrouwelijk zijn. Het is belangrijk om de studieadviseur altijd op de hoogte te houden van alles wat de normale voortgang van de studie kan vertragen, zoals bijvoorbeeld ziekte, twijfel over de studie of gebrek aan motivatie. Studieadviseur voor de opleiding Kunstgeschiedenis is dr. C.A. Veelenturf. Desgewenst kunt u een afspraak met hem maken via e-post (
[email protected]). Aan het begin van het studiejaar worden alle eerstejaarsstudenten in tutorgroepen ingedeeld. Elke tutorgroep telt ongeveer 15 studenten en wordt in de regel begeleid door een docent uit het eerste jaar. Tutorgroepen komen 4 keer per jaar bij elkaar. Het tutoraat is vooral bedoeld om de overgang tussen middelbare school en universiteit zo soepel mogelijk te laten verlopen. Tijdens een tutorbijeenkomst wordt daarom gesproken over 12
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
verschillen tussen universiteit en middelbare school, het studieprogramma, de eerste studieervaringen, het voorbereiden op tentamens en studievaardigheden. Andere zaken die tijdens een tutorbijeenkomst aan de orde kunnen komen, zijn studieplanning, het studentenleven, studielast en eventuele bijbaantjes. Bij Kunstgeschiedenis is een tweetal docenten als eerstejaarstutor nauw betrokken bij het hele propedeusejaar. Zij zullen het onderwijs en eventuele problemen die zich voordoen nauwgezet volgen. Voor het studiejaar 2005-2006 zijn de tutoren mw.dr. D. Nicolaisen en drs. W.J.G. Weijers.
Cursussen propedeuse Bij de hierna gegeven cursusbeschrijvingen dient het volgende in overweging te worden genomen. De cursussen van B1 zijn uitvoerig beschreven in zogenaamde blokboeken. Daarin staat in detail aangegeven wat er van u wordt verwacht. Het betreft de volgende vier blokboeken: • Blokboek Klassieke Archeologie (2 delen, cursusjaar 2005-2006); • Blokboek Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen (1 deel, cursusjaar 2005-2006); • Blokboek Kunstgeschiedenis van de Vroeg-moderne periode (1 deel, cursusjaar 20052006); • Blokboek Kunstgeschiedenis van de Moderne periode (2 delen, cursusjaar 2005-2006). Voor de andere cursussen geldt dat er hand-outs worden gemaakt die aan het begin van de cursus beschikbaar zijn, met het collegerooster en de belangrijkste spelregels en overige praktische informatie. In het eerste jaar betreft dit hand-outs voor de Introductiecursus ‘Gombrich’; Iconografie-1; Methoden en vaardigheden, waarin Algemene Communicatieve Vaardigheden (ACV) zijn opgenomen alsmede een eindwerkstuk.
1. Introductiecursus ‘Gombrich’ (B1) Periode 1, week 1 en 2 Niveau 1 Docenten drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), de nagenoeg volledige staf Kunstgeschiedenis en Archeologie Code KGB1000 Studiepunten 2,5 (geïncorporeerd in de cursus Methoden en vaardigheden) Opzet van de cursus:
Leerdoelen: in het korte tijdsbestek van twee weken leest en bestudeert u grondig een introducerend Engelstalig overzichtsboek van de westerse kunstgeschiedenis, vanaf de Oudheid tot aan onze tijd. U leert de eerste kunstvormen kennen, die later in de studie opnieuw aan de orde komen, en u leert een tekst kritisch en analyserend lezen, kortom: u verwerft de eerste basiskennis van de kunstgeschiedenis.
13
LETTEREN 2005-2006
Onderwijsvorm: één hoorcollege en negen werkcolleges van 2 uur, waarin telkens een gedeelte van het handboek E.H. Gombrich, The story of art, wordt besproken in groepen van ca. 12 studenten. Aan het slot van deze introductiecursus wordt een deeltoets afgenomen, waarvan het resultaat meetelt binnen het onderdeel Methoden en vaardigheden. Het beeldmateriaal uit ‘Gombrich’ moet volledig worden beheerst na deze twee weken. Dit wil zeggen dat u (op het tentamen) alle afbeeldingen moet herkennen en kennen: voorstelling, maker, medium, techniek enzovoort, zoals die in bijschriften en lopende tekst worden aangegeven. Een hulpmiddel daarbij is het Musée Imaginaire, waar dit beeldmateriaal per hoofdstuk is terug te vinden (via http://www.let.ru.nl/kunstgeschiedenis/mi.html). Daarnaast kent u de inhoud van de opgegeven hoofdstukken in het boek. Inhoud van de cursus: het volledige boek The story of art, met uitzondering van de niet-westerse kunst Toetsvorm: schriftelijk deeltentamen, op de maandag in week 3 Literatuur: E.H. Gombrich, The story of art, Oxford (meest recente editie). Specifieke
hoofdstukken en de verdeling over de werkcolleges worden opgegeven in het Blokboek Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen. Inlichtingen: drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), alle deelnemende docenten, Secretariaat
2. Kunstgeschiedenis van de Oudheid (B1) Periode 1 en 2 Niveau 1 Docenten prof.dr. E.M. Moormann, dr. S.T.A.M. Mols (coördinatie), prof.dr. M. Erdrich Code KLB115 en KLB116 Studiepunten 10 (5 + 5); beide onderdelen moeten met een voldoende worden afgesloten Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt gebouwen en kunstwerken uit de Oudheid herkennen, analyseren en deze plaatsen in de toenmalige context. Verder hebt u inzicht gekregen in de Archeologie als wetenschap. Onderwijsvorm: in elke periode zeven keer een hoorcollege van 2 uur met daarop aansluitend een werkcollege van 2 uur met opdrachten en bestudering van afbeeldingen in het Musée Imaginaire, volgens uitgebreide instructies verwoord in het bijbehorende blokboek. Inhoud van de cursus in periode 1: Griekse kunst, met als onderdelen: de Egeïsche wereld; Griekse architectuur en stedenbouw; Griekse beeldhouwkunst, vrijstaand en als tempelsculptuur; Griekse keramiek. Inhoud van de cursus in periode 2: Romeinse kunst, met als onderdelen: Rome van dorp tot wereldstad; bouwen en wonen in de eerste en tweede eeuw v.Chr.; het Augusteïsche Rome; de Flaviërs, Traianus en Hadrianus en de late Oudheid.
14
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
Toetsvorm: participatie en mondelinge presentatie(s), schriftelijk tentamen Literatuur: collegestof; Blokboek Klassieke Archeologie (2 delen; cursusjaar 2005-2006);
Woodford, S. (2004). The art of Greece and Rome. Cambridge: Cambridge University Press. ISBN 0-521-54037-2 (paperback) Inlichtingen: prof.dr. E.M. Moormann, dr. S.T.A.M. Mols (coördinatie), prof.dr. M. Erdrich,
Secretariaat
3. Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen (B1) Periode 1 en 2 Niveau 1 Docenten prof.dr. S.L. de Blaauw, dr. C.A. Veelenturf (coördinatie), dr. C.P.J. van der Ploeg, prof.dr. A.M. Koldeweij Code KGB1100A en KGB1100B Studiepunten 10 (5 + 5); beide onderdelen moeten met een voldoende worden afgesloten Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt kunsthistorische voorwerpen uit de Middeleeuwen herkennen, analyseren en verklaren. U kunt mondeling en schriftelijk samenvattingen maken. U kunt teksten over middeleeuwse kunst interpreteren en vergelijken. Onderwijsvorm: in periode 1 vijf maal en in periode 2 zeven maal een exemplarisch hoorcollege van 2 uur met daarop aansluitend een werkcollege van 2 uur met opdrachten en bestudering van afbeeldingen, volgens uitgebreide instructies verwoord in het bijbehorende blokboek. Inhoud van de cursus: architectuur en beeldende kunst vanaf de vroeg-christelijke periode tot en met het romaans en de gotiek. Toetsvorm: participatie en mondelinge presentatie(s), opdrachten, schriftelijk tentamen Literatuur: collegestof; Blokboek Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen (cursusjaar 2005-
2006); Snyder, J. Medieval art: painting-sculpture-architecture, 4th-14th century. New York: Prentice Hall-Abrams (meest recente editie); Janson, H.W. History of art. New York (meest recente editie), deel 3 hoofdstuk 1 (de ‘laat-gotische’ schilderkunst, beeldhouwkunst en de grafische kunsten) Inlichtingen: prof.dr. S.L. de Blaauw, dr. C.A. Veelenturf (coördinatie), dr. C.P.J. van der
Ploeg, prof.dr. A.M. Koldeweij, Secretariaat
4. Kunstgeschiedenis van de Vroeg-moderne periode (B1) Periode 3 Niveau 1 15
LETTEREN 2005-2006
Docenten Code Studiepunten
dr. A.R. de Klerck (coördinatie) plus de vervanger van prof.dr. V. Manuth KGB1200 10
Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u hebt kennisgemaakt met de voornaamste monumenten van beeldende kunst en architectuur uit de Vroeg-moderne periode. U kunt deze kunstwerken in een kunsthistorische samenhang plaatsen. U hebt inzicht verworven in het feit dat kunsthistorische kennis afhankelijk is van aan verandering onderhevige methodes en benaderingswijzen. Onderwijsvorm: veertien keer een exemplarisch hoorcollege van 2 uur met daarop aansluitend een werkcollege van 2 uur met opdrachten en bestudering van afbeeldingen in het Musée Imaginaire, volgens instructies verwoord in het bijbehorende blokboek. Inhoud van de cursus: inleidend overzicht van de kunstgeschiedenis van Renaissance en barok in Noord- en Zuid-Europa. Toetsvorm: participatie en mondelinge presentatie(s), schriftelijk tentamen Literatuur: collegestof; Blokboek Vroeg-moderne periode (cursusjaar 2005-2006); Janson,
H.W. History of art. New York (meest recente editie), deel 3 (de Renaissance) Inlichtingen: dr. A.R. de Klerck (coördinatie), Secretariaat
5. Kunstgeschiedenis van de Moderne periode (B1) Periode 4 Niveau 1 Docenten drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), mw.dr. E.P. Tibbe, mw.dr. D. Nicolaisen, drs. W.J.G. Weijers Code KGB1300 Studiepunten 10 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt kunstwerken uit de Moderne periode herkennen en analyseren. U kunt kunstwerken plaatsen in de ontwikkelingen binnen de Moderne periode, zowel door de tijd heen als binnen de maatschappelijke context. U kunt een aantal artistieke problemen in de Moderne periode benoemen en verband leggen met bepaalde kunstuitingen. Onderwijsvorm: veertien inleidende hoorcolleges van 2 uur met daarop aansluitend een werkcollege van 2 uur met opdrachten en bestudering van afbeeldingen in het Musée Imaginaire, volgens uitgebreide instructies verwoord in het bijbehorende blokboek. Inhoud van de cursus: geschiedenis van de beeldende kunst en architectuur van ca. 1750 tot ca. 1970: het neoclassicisme en de Romantiek in de beeldende kunst en de architectuur; het historisme in de architectuur; het realisme; de motiefkeuze in het (neo-)impressionisme en het symbolisme; de architectuur van rond 1900; de wijze waarop kunstenaars aan het eind van de negentiende eeuw op de vrije markt opereerden; het concept ‘expressie’ en het 16
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
expressionisme in de schilderkunst; het ‘nieuwe bouwen’; de ontwikkeling van de abstracte schilderkunst; moderniteit en traditie in de pop art en de minimal art; modernisme en postmodernisme in de architectuur. Toetsvorm: participatie en mondelinge presentatie(s), schriftelijk tentamen Literatuur: collegestof; Blokboek Moderne periode (2 delen; cursusjaar 2005-2006); Janson,
H.W. History of art. New York (meest recente editie), deel 4 (de moderne wereld) Inlichtingen: drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), mw.dr. D. Nicolaisen, mw.dr. E.P. Tibbe, drs.
W.J.G. Weijers, Secretariaat
6. Iconografie-1 (B1) Periode 3 Niveau 1 Docenten prof.dr. E.M. Moormann, dr. C.A. Veelenturf (coördinatie), mw.drs. W. Weusten Code KGB1500 Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u hebt kennis van en inzicht in de kunsthistorische subdiscipline van de iconografie (leer van de beeldvoorstellingen), de methoden daarvan en het bijbehorend apparaat. Het gaat met name om christelijke en Antiek-mythologische voorstellingen in de westerse kunstgeschiedenis. Onderwijsvorm: zeven hoor- en werkcolleges, literatuurstudie, practica en opdrachten Inhoud van de cursus: theoretische inleiding op het vak iconografie, onderdelen uit het christelijke en Antiek-mythologische voorstellingsrepertoire, het leren werken met het iconografisch apparaat Toetsvorm: mondelinge en schriftelijke opdrachten, schriftelijk tentamen Literatuur: Straten, R. van (2002 - 5). Inleiding in de iconografie: enige theoretische en
praktische kennis. Bussum; Laarhoven, J. van (1992). De beeldtaal van de christelijke kunst: geschiedenis van de iconografie. Nijmegen; Woodford, S. (2003). Images of myths in classical Antiquity. Cambridge Inlichtingen: dr. C.A. Veelenturf (coördinatie), Secretariaat
7. Methoden en vaardigheden (B1) Periode 1 t/m 4 Niveau 1 17
LETTEREN 2005-2006
Docenten Code Studiepunten
drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), alle docenten uit de propedeuse KGB1600A 10
Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt literatuur en beeldmateriaal opzoeken via diverse systemen en rubriceringen. U kunt zowel mondeling als schriftelijk kunstvoorwerpen beschrijven volgens gegeven criteria. U kunt een samenvatting maken van een kunsthistorische tekst volgens gegeven richtlijnen. U kunt verschillende kunsthistorische benaderingswijzen onderscheiden. U bent in staat een wetenschappelijke vraag- of probleemstelling te formuleren en kunt hiervan uitgaande een beperkt kunsthistorisch onderzoek opzetten en uitvoeren. U kunt daarover een mondelinge presentatie verzorgen. Onderwijsvorm: een reeks van hoor- en werkcolleges, excursies, schriftelijke opdrachten, volgens een uitvoerig programma met gedetailleerde instructies Inhoud van de cursus: oefening van algemene communicatieve vaardigheden (zie hieronder bij 7b) en in het zoeken van literatuur en afbeeldingen in bibliotheken en archieven. Beschrijven, mondeling en schriftelijk, van kunsthistorische objecten. Inleidingen in kunsthistorische methoden en op het maken van samenvattingen en tekstvergelijkingen. Inleiding in de presentatie van kunst in musea en op tentoonstellingen. Voorbereiding op het eerstejaarswerkstuk. Toetsvorm: participatie en mondelinge presentatie(s), schriftelijk tentamen, werkstuk/essay Literatuur: Becker, J. Boekenwijsheid. Leiden (nieuwste druk) Inlichtingen: drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), Secretariaat
7a. Eerstejaarswerkstuk (afsluitend onderdeel van Methoden en vaardigheden, B1) Periode 4 Niveau 1 Docenten drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), alle docenten uit de propedeuse Code KGB1600Y Studiepunten opgenomen in Methoden en vaardigheden Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt binnen een beperkte tijd een werkstuk schrijven over een afgebakend kunsthistorisch onderwerp. Met name de cursus Methoden en vaardigheden vormt de grondslag hiervoor, naast de kunsthistorische basiskennis uit het propedeusejaar. Onderwijsvorm: groepsgewijze besprekingen (vier bijeenkomsten) met individuele presentaties en individuele beoordeling van de werkstukken Inhoud van de cursus: u formuleert een korte vraagstelling en werkt deze, op basis van enige literatuurstudie en een korte beschrijving van het behandelde onderwerp, uit tot een nauwkeurig en correct opgeschreven analyse met conclusie. Hierover rapporteert u in groepsverband, dit alles met literatuur- en bronverantwoording evenals een precieze annotatie. 18
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
Toetsvorm: schriftelijk werkstuk Inlichtingen: drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), Secretariaat
7b. Algemene communicatieve vaardigheden (ACV, B1) Periode 1 t/m 4 Niveau 1 Docenten drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), alle docenten uit de propedeuse Code KGB1600Z Studiepunten opgenomen in Methoden en vaardigheden Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt verschillende communicatievormen (met name teksten) analyseren, evalueren en toepassen. Dit met het oog op een verbetering van de eigen algemene communicatieve vaardigheden waarover u vervolgens in uw studie en later in welke beroepspraktijk ook moet beschikken. Vaardigheden uit deze deelcursus worden onmiddellijk toegepast in de overige onderdelen van de cursus Methoden en vaardigheden. Onderwijsvorm: werkcolleges met mondelinge en schriftelijke opdrachten, zelfstudie en een werkstuk Inhoud van de cursus: aan de hand van kunsthistorisch materiaal wordt geoefend in het samenvatten van teksten, het analyseren van argumentaties, het maken van zogenaamde bouw- en schrijfplannen, in de diverse aspecten van het schrijven en in het mondeling presenteren. Toetsvorm: mondelinge en schriftelijke opdrachten, werkstuk Literatuur: de opgegeven en zelf verzamelde literatuur voor de cursus Methoden en vaardig-
heden Inlichtingen: drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), Secretariaat
8. Alfa-informatiekunde (B1) Periode 1 Niveau 1 Docent drs. C.P.M. Cuijpers Code KGB1900 Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Inleiding: de cursus Alfa-informatiekunde beoogt de student wegwijs te maken in een aantal ICT-toepassingen die van belang zijn voor het verrichten van wetenschappelijk alfa-onderzoek. Alfa-onderzoek is een begrip dat een zeer ruime lading dekt: het kan – om maar iets 19
LETTEREN 2005-2006
te noemen – gaan om de literaire of syntactische analyse van teksten, om het uitvoeren van statistische berekeningen, of om het analyseren en bewerken van afbeeldingen en geluiden. Daarom, en omdat niet iedere alfa-opleiding behoefte heeft aan dezelfde ICT-toepassingen, is de cursus in modulaire vorm opgezet, waarbij iedere opleiding voor haar studenten uit het beschikbare aanbod een keuze van drie modules heeft gemaakt. De modules staan in het eerste studiejaar geprogrammeerd. Leerdoelen: na afronding van de modules Alfa-informatiekunde kunt u verantwoord omgaan met een specifieke ICT-toepassing die van belang is voor het verrichten van onderzoek binnen de wetenschappelijke discipline waarbinnen u onderwijs volgt. Informatie- en communicatietechnologie wordt toegepast wanneer zich in een bepaald onderzoeksveld een informatieprobleem voordoet, dat – geheel of gedeeltelijk – lijkt te kunnen worden opgelost met behulp van ICT-hulpmiddelen. Dat betekent dat elke module de volgende drie leerdoelen omvat: • u hebt inzicht in de manier waarop het onderzoek binnen de wetenschappelijke discipline plaatsvindt; • u hebt inzicht in de aard en mate waarin zich hierbij informatieproblemen voordoen; • u bezit basale vaardigheden om dit informatieprobleem met behulp van ICT-hulpmiddelen op te lossen. Onderwijsvorm: de modules van de cursus Alfa-informatiekunde hebben de vorm van begeleid computerondersteund onderwijs waaraan een tentamen is gekoppeld. De modules worden aangeboden via een syllabus en via www-pagina’s. De syllabus is allereerst bedoeld als inlichtingengids. Dat betekent dat er meer informatie in de syllabus staat over regelingen rondom de cursus dan op de webpagina’s. De syllabus is daarnaast ook bedoeld als naslagwerk. Veel studenten vinden het prettig om op papier de essenties van een module te kunnen bestuderen, omdat ze dan wat gemakkelijker iets kunnen voorbereiden of nalezen. De syllabus biedt dus kernteksten aan: de leertaken, plus een uitgebreide samenvatting van de stof. De webpagina’s bieden soms meer gedetailleerde informatie, wanneer het nodig is om nader in te gaan op een specifiek onderwerp. Daarnaast bevatten de webpagina’s ook zelftoetsen en opdrachten. Een zelftoets is een verzameling meerkeuzevragen die men met een druk op de knop kan beantwoorden. Bij een fout antwoord wordt een nadere uitleg gegeven. Opdrachten zijn vragen die in essayvorm moeten worden beantwoord. Het antwoord moet via e-post worden opgestuurd naar de docent. De docent zal u – eveneens via e-post – binnen enige dagen informeren of de vraag wel of niet juist is beantwoord. De docent houdt een score bij van alle opdrachten. Pas wanneer alle opdrachten in een module voldoende beantwoord zijn, wordt de student uitgenodigd om zich in te schrijven voor het bijbehorende tentamen. Elke module wordt afgesloten met een tentamen. Meerdere keren per jaar is er gelegenheid om tentamen af te leggen. Het tentamen bestaat uit een of meer opdrachten die lijken op de opdrachten die al tijdens de cursus zijn gemaakt. Een student is geslaagd voor een module wanneer voor alle opdrachten en voor het tentamen een voldoende is behaald. Een student is geslaagd voor de cursus Alfa-informatiekunde wanneer hij voor drie modules is geslaagd. Inhoud van de cursus: de modules Alfa-informatiekunde: op dit moment zijn zeven modules Alfa-informatiekunde beschikbaar. Iedere student Kunstgeschiedenis volgt de hierna beschreven drie modules. Deze modules zijn met name gekoppeld aan de cursus Methoden en vaardigheden, maar zijn ook voor andere cursussen relevant.
20
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
•
•
•
Heuristiek: de kenmerken van wetenschappelijk onderzoek; de manier waarop over wetenschappelijk onderzoek wordt gerapporteerd; strategieën om (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur te vinden; vaardigheden in het gebruik van elektronische zoeksystemen om (verwijzingen naar) wetenschappelijke literatuur te vinden. Databases: de functie van databases in wetenschappelijk onderzoek; het vaststellen van een database-structuur; het bevragen van een database; het rapporteren op basis van gegevens in een database; het verwerven van basale vaardigheden in het computerprogramma MS-Access. Beeldverwerking: de functie van afbeeldingen in wetenschappelijk onderzoek; het leren onderscheid te maken tussen verschillende typen beeldinformatie in een afbeelding; het leren beoordelen welke beeldanalysetechnieken geschikt zijn voor bepaalde typen beeldinformatie; het verwerven van basale vaardigheden voor analyse en bewerking van afbeeldingen in het computerprogramma PaintShop Pro.
Toetsvorm: tentamen in het MMS Literatuur: syllabus en www-pagina’s. De syllabus is te koop bij de Dictatencentrale onder
nummer 3.01.001. De toegang tot de webpagina’s geschiedt via de URL: http://blackboard.ru.nl/. Bij de balie van het MMS zijn nadere instructies te verkrijgen. Inlichtingen: de coördinator van de cursus Alfa-Informatiekunde: dr. O. Boonstra, E.4.16,
024-3612997,
[email protected]. De coördinator voor deze cursus bij de opleiding Kunstgeschiedenis is drs. C.P.M. Cuijpers. Let goed op! Een voltooide cursus Alfa-informatiekunde is een instapeis voor alle studieonderdelen in jaar B2. Zorg dat u aan het eind van het propedeusejaar uw modules Alfainformatiekunde hebt afgerond!
21
LETTEREN 2005-2006
Tentamendata B1 eerste kans examenonderdelen propedeuse coördinatie
datum
Introductiecursus ‘Gombrich’
Cuijpers
19-9-2005
Oudheid I
Mols
1-11-2005
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Oudheid II
Mols
10-1-2006
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Middeleeuwen I
Veelenturf
28-10-2005
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Middeleeuwen II
Veelenturf
27-1-2006
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Vroeg-moderne periode
De Klerck
7-4-2006
10
presentaties, schriftelijk tentamen
Moderne periode
Cuijpers
16-6-2006
10
presentaties, schriftelijk tentamen
Iconografie-1
Veelenturf
30-6-2006
5
opdrachten, schriftelijk tentamen
Methoden en vaardigheden
Cuijpers
geen afzonderlijk tentamen
10
presentaties, opdrachten, schriftelijk tentamen, werkstukken
Eerstejaarswerkstuk
Cuijpers
8-5 t/m 7-7-2006
Alfa-informatiekunde
Cuijpers
zie syllabus Alfainformatiekunde
22
stp
toetsvorm schriftelijk tentamen
schriftelijk werkstuk 5
schriftelijk werkstuk
L TR EO RE 5 -E2 0- 0H6E T E E R S T E B A C H E L O R J A A R ( B 1 ) 2 E- T P PN E D2E0U0 S
Tentamendata B1 tweede kans examenonderdelen propedeuse coördinatie
datum
Introductiecursus ‘Gombrich’
Cuijpers
3-10-2005
Oudheid I
Mols
18-1-2006
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Oudheid II
Mols
10-3-2006
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Middeleeuwen I
Veelenturf
19-1-2006
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Middeleeuwen II
Veelenturf
4-4-2006
5
presentaties, schriftelijk tentamen
Vroeg-moderne periode
De Klerck
23-6-2006
10
presentaties, schriftelijk tentamen
Moderne periode
Cuijpers
25-8-2006
10
presentaties, schriftelijk tentamen
Iconografie-1
Veelenturf
28-8-2006
5
opdrachten, schriftelijk tentamen
Methoden en vaardigheden
Cujipers
geen afzonderlijk tentamen
10
presentaties, opdrachten, schriftelijk tentamen, werkstukken
Alfa-informatiekunde
Cuijpers
zie syllabus Alfainformatiekunde
5
schriftelijk werkstuk
23
stp
toetsvorm schriftelijk tentamen
LETTEREN 2005-2006
24
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
3
De bachelorjaren 2 en 3 (B2-B3)
Schematisch overzicht van het tweede bachelorjaar (B2) cursussen
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Werkgroep en excursie Parijs
10
10
Filosofie
5
Hoge en lage cultuur
5
Werkgroep en excursie Florence
10
5
5
Majorwerkgroep
10
5
5
Minor 1
20
Totaal
60
5 5
15
15
5
15
15
15
Doelstellingen van de bacheloropleiding Als doelstellingen van de bacheloropleiding gelden dat u vakliteratuur op kritische wijze kunt beoordelen en selecteren en dat u inzicht hebt in de verschillende wetenschapsopvattingen, vaktheoretische uitgangspunten, methodologische benaderingen en centrale kunsthistorische probleemstellingen. Verder bent u in staat om binnen de Kunstgeschiedenis gangbaar bronnenmateriaal, zowel tekstueel als beeldend, te vinden, te organiseren, te beoordelen en te selecteren. Ook bent u in staat om een consistent verslag van literatuuronderzoek te schrijven, waarbij u naar wetenschappelijke maatstaven blijk geeft van inzicht in een gegeven kunsthistorische en/of archeologische problematiek. Ten slotte bent u in staat om de belangrijkste kunst- en archeologische collecties in binnen- en buitenland te lokaliseren en de verschillende wijzen van collectievorming te traceren en te evalueren.
Cursusbeschrijvingen B2 Het tweede bachelorjaar bestaat voor 40 studiepunten uit cursussen die tot de major Kunstgeschiedenis behoren. Voor 20 studiepunten kiest iedere student een minor. De opleiding Kunstgeschiedenis adviseert elke student die Kunstgeschiedenis als zijn hoofdvak beschouwt, in het tweede jaar de disciplinaire minor ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’ te volgen. In deze minor is een aantal elementen samengebracht die voor elke kunsthistoricus elementair zijn. Deze minor en de major Kunstgeschiedenis zijn sterk supplementair: met dit pakket wordt een stevige disciplinaire basis gelegd, van waaruit in het derde jaar naar eigen interesse en capaciteiten keuzes voor ‘breder’ of ‘dieper’ kunnen worden gemaakt, binnen en buiten de opleiding Kunstgeschiedenis.
25
LETTEREN 2005-2006
Excursies Inleiding op de excursies in het algemeen In de bacheloropleiding vindt een drietal excursiewerkgroepen plaats met excursies, het ‘practicum’ van de studie. Twee ervan zijn gepland in het tweede jaar (B2), de feitelijke excursies vallen respectievelijk in periode 1 en in periode 3. De derde excursie vindt plaats in periode 3 van het derde jaar (B3), met een voorbereiding in periode 2. Achtereenvolgens komen de Moderne periode, de Vroeg-moderne periode en de Middeleeuwen aan bod. Er is duidelijk sprake van een oplopende moeilijkheidsgraad, waarbij de studenten na de drie excursies een scala aan vaardigheden beheersen die hen in hun latere beroepspraktijk ten goede kunnen komen. De excursies dienen in de eerste plaats voor het trainen van algemene en methodologische vaardigheden, waarbij de kennis die op inhoudelijk gebied wordt opgedaan van groot belang is.
1. Werkgroep en excursie Kunstgeschiedenis van de Moderne periode (B2) Periode 1 Niveau 2 Docenten drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), drs. J. de Haan Reisdoel Parijs Code KGB220 Instapeisen propedeusetentamen Kunstgeschiedenis van de Moderne periode, Methoden en vaardigheden, Alfa-informatiekunde Studiepunten 10 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: de nieuwe vaardigheden die u beheerst zijn de rol van deelnemer aan een forumdiscussie en de rol van rondleider. Dit gaat hand in hand met het uitbreiden van de inhoudelijke kennis die in het eerste jaar op het gebied van de Kunstgeschiedenis van de Moderne periode is opgedaan. Bovendien kunt u specifieke gebouwen en/of kunstwerken afzonderlijk en in hun oorspronkelijke of nieuwe context door autopsie beter leren kennen en leren analyseren. U kunt een zinvolle bijdrage leveren aan een inhoudelijke discussie op het vakgebied. Onderwijsvorm: de excursie bestaat uit twee delen: een voorbereiding door middel van zeven werkcolleges à 3 uur en een reis naar Parijs van ruim een week. Tijdens de werkcolleges dienen de studenten actief deel te nemen aan een forumdiscussie naar aanleiding van grondig bestudeerde literatuur. Iedere student geeft bovendien in Parijs een presentatie over een gekozen onderwerp. Aan het einde van periode 4 van het eerste jaar vindt een introductiebijeenkomst plaats waarin procedure-afspraken worden gemaakt en in het kort wordt ingegaan op de inhoud van de cursus, alsook op een aantal praktische zaken die de excursie zelf betreffen. Toetsvorm: de beoordeling vindt plaats op basis van de participatie in de voorbereiding, de
individuele presentatie tijdens de excursie voor de groep medestudenten en de schriftelijke neerslag daarvan. Dit schriftelijke werkstuk moet voldoen aan de richtlijnen zoals in Methoden en vaardigheden geleerd (opbouw, spelling, literatuurverantwoording, voet- of eindnoten). 26
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Literatuur: Wood, P. (red.). (1999). The challenge of the avant-garde. New Haven & London;
Karn, G.P. (2000). “Architektur des Klassizismus und der Romantik in Frankreich”, in: Toman, R. (red.). (2000). Klassizismus und Romantik. Köln. pp. 62-103; Durant, S. (1999). “Ferdinand Dutert, Palais des Machines Paris 1889”, in: (1999). Lost masterpieces. London. (zonder paginering: 24 pp. + afbeeldingen); Benton, T. (1987). “Raoul la Roche – Sammlung und Haus”, in: (1987). L’esprit nouveau: Le Corbusier und die Industrie 1920-1925. Zürich. pp. 80-93 Inlichtingen: drs. C.P.M. Cuijpers (coördinatie), drs. J. de Haan, Secretariaat
2.
Werkgroep en excursie Kunstgeschiedenis van de Vroeg-moderne periode (B2) Periode 2 en 3 Niveau 2 Docenten dr. A.R. de Klerck en een tweede begeleider Reisdoel Florence Code KGB225 Instapeisen voltooide propedeuse Kunstgeschiedenis (inclusief Alfa-informatiekunde); werkgroep en excursie Kunstgeschiedenis van de moderne periode (Parijs). Studenten dienen zich vóór de aanvang van het Kerstreces definitief op te geven voor de reis naar Florence in verband met het reserveren van accomodatie. Studiepunten 10 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: de vaardigheden die u beheerst zijn onder meer die van een panellid in een discussie met deskundigen. Dit gaat hand in hand met het uitbreiden van de inhoudelijke kennis die in het eerste jaar op het gebied van de Kunstgeschiedenis van de Vroeg-moderne periode is opgedaan. Bovendien kunt u specifieke gebouwen en/of kunstwerken, afzonderlijk en in hun oorspronkelijke of nieuwe context door autopsie beter leren kennen en analyseren. Evenals bij de excursie Kunstgeschiedenis van de Moderne periode ligt ook hier grote nadruk op het verwerven van een visueel kader aan de hand waarvan men kunstwerken kan plaatsen. Onderwijsvorm: de excursie bestaat uit twee delen: een voorbereiding door middel van zeven werkcolleges à 3 uur en een reis naar Florence van acht dagen (exclusief reisdagen). Discussie tijdens de werkcolleges over de grondig bestudeerde literatuur moet leiden tot een gedegen analyse van de inhoud van de teksten. Nadat een ieder een presentatie heeft gehouden, wordt de schriftelijke – eventueel aangepaste – neerslag daarvan gebundeld. Deze bundel kan als naslagwerk dienen tijdens de excursie. De excursie naar Florence is vooral gericht op het leren kijken en vergelijken, waar mogelijk met terugkoppeling naar de literatuur. De studenten leren een kunstwerk vaktechnisch te beschrijven en te analyseren. Beurtelings geven zij individuele korte presentaties, die aanzetten tot discussie in de groep. Bovendien worden in subgroepen speciale opdrachten uitgevoerd, bijvoorbeeld in de Galleria degli Uffizi, en deze opdrachten worden daarna uitgewerkt in de bibliotheek van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut te Florence. 27
LETTEREN 2005-2006
Een woordvoerder van elke subgroep doet vervolgens verslag van de bevindingen ten overstaan van de medestudenten. Er volgt een discussie met de subgroep als panel. Toetsvorm: de eindbeoordeling vindt plaats op basis van een combinatie van de mondelinge
presentatie, de schriftelijke neerslag daarvan en de inzet op locatie, onder meer bij de uitvoering van de opdrachten in subgroepen. Literatuur: Welch, E. (1997). Art and society in Italy 1350-1500. Oxford Inlichtingen: dr. A.R. de Klerck, Secretariaat
Interdisciplinaire en facultaire cursussen 3. Hoge en lage cultuur (B2) Periode 1 Niveau 2 Docenten prof.dr. A.M. Koldeweij (coördinatie), drs. C.P.M. Cuijpers, mw.prof.dr. A.M. Smelik (Algemene Cultuurwetenschappen) Code KGB200 Instapeisen voltooide propedeuse Kunstgeschiedenis (inclusief Alfa-informatiekunde) Opzet van de cursus:
Inleiding: deze cursus behandelt de kwestie ‘hoge en lage cultuur’ aan de hand van drie ijkpunten uit de westerse beeldgeschiedenis, te weten 1450-1475 (grafiek en boekdrukkunst), 1850-1875 (fotografie, druktechnieken) en 1950-1975 (televisie). Leerdoelen: u verwerft inzicht in drie cruciale momenten voor de ontwikkeling van de westerse beeldcultuur. Op basis van de hoorcolleges en de studie van de literatuur leert u deze technische ontwikkelingen chronologisch te plaatsen en de implicaties ervan aan te geven voor de verspreiding van beelden. U kunt de cultuurhistorische context van deze ontwikkelingen duiden en bepalen wat hun betekenis was voor de westerse cultuur. U bent in staat om de beeldverbreiding tussen elite en massa te plaatsen binnen het kunst- en cultuurwetenschappelijke debat over hoge en lage cultuur. Tevens bent u in staat om vergelijkingen te trekken en parallellen aan te geven tussen de drie geselecteerde ijkpunten en zo dit fenomeen in een diachronisch perspectief te evalueren. Onderwijsvorm: hoorcolleges; literatuurstudie. De cursus heeft drie blokken van 4 colleges à 2 uur; elk blok wordt afgesloten met een individuele opdracht. Toetsvorm: wordt nog bekendgemaakt Literatuur: wordt nog bekendgemaakt Inlichtingen: prof.dr. A.M. Koldeweij (coördinatie), drs. C.P.M. Cuijpers, mw.prof.dr.
A.M. Smelik (Algemene Cultuurwetenschappen;
[email protected]), Secretariaat Kunstgeschiedenis, Secretariaat Algemene Cultuurwetenschappen 28
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
4. Filosofie (Inleiding in de filosofische esthetica, B2) Periode 2 Niveau 2 Docent wordt nog bekend gemaakt (Filosofie) Code FVK02 Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u hebt grondig inzicht in belangrijke vraagstukken van de filosofische esthetica, in zowel historisch alsook systematisch perspectief. Hierbij wordt naar aansluiting bij concrete kunsttheoretische vraagstukken gestreefd. U kent de meest relevante standpunten en hun argumentatieve vervlechting. U begrijpt theoretische literatuur (van een matige moeilijkheidsgraad) en kunt die in groepsverband bespreken. U kunt met bepaalde belangrijke vraagstukken zelfstandig omgaan. Onderwijsvorm: hoor- en werkcollege. Er wordt per onderwerp (er zijn zes onderwerpen die aan het begin van de cursus bekend zullen worden gemaakt) een hoorcollege van twee uur gegeven, gevolgd door twee uur werkcollege. Toetsvorm: schriftelijk tentamen Literatuur: Baumeister, Th. (2001). Filosofie en de kunsten. Nijmegen. Andere teksten zullen
gedurende de cursus worden opgegeven. Inlichtingen: Secretariaat
Kunsthistorische cursussen 5.
Majorwerkgroepen 2005-2006: a) Vroeg-moderne periode en b) Moderne periode (B2) Studenten Kunstgeschiedenis in hun B2-jaar kunnen in 2005-2006 kiezen uit twee majorwerkgroepen. In de loop van periode 1 zullen de docenten de onderwerpen van de werkgroepen kort toelichten, waarna de studenten een keuze maken. a) Vroeg-moderne periode: ‘Het Meesterwerk’
Periode Niveau Docenten Code Instapeisen Studiepunten
29
2 en 3 2 drs. K.M. Ilsink, drs. A. Wattel KGB250 voltooide propedeuse Kunstgeschiedenis (inclusief Alfa-informatiekunde) 10
LETTEREN 2005-2006
Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt een specifiek kunsthistorisch probleem in groepsverband aanpakken en oplossen. Deze vaardigheid verwerft u door de groepsgewijze bewerking van een geproblematiseerd thema uit de Vroeg-moderne periode. U kunt de bestaande benaderingen ervan kritisch analyseren en zo een bijdrage leveren aan de verheldering van het gekozen probleem. U kunt algemeen inleidende en meer specifieke literatuur verwerken en bent in staat hierover groepsdiscussies te voeren. U kunt een essay schrijven over (een onderdeel van) de gekozen probleemgestuurde discussies. U kunt praktische onderzoeksvaardigheden toepassen, zoals het verzamelen van materiaal, het aanleggen van documentatie, het mondeling en schriftelijk verslag doen van gevonden resultaten en het gebruik van ICT-middelen. Onderwijsvorm: de eerste week bestaat uit een inleidend college, gevolgd door 13 werkcolleges à 3 college-uren. Tijdens de cursus zal gebruik worden gemaakt van de elektronische leeromgeving Blackboard ter uitwisseling van informatie en als platform voor discussie. Inhoud van de cursus: voor veel studenten zullen beroemde schilderijen, beelden of gebouwen de aanleiding zijn geweest om kunstgeschiedenis te gaan studeren. De canon van onze westerse kunst wordt gevormd door meesterwerken. Dit klinkt logisch en voor de hand liggend. Maar welke factoren zijn er te benoemen die ervoor hebben gezorgd dat bijvoorbeeld de David van Michelangelo algemeen beschouwd wordt als een meesterwerk? Waarom wordt de Nachtwacht van Rembrandt wél een meesterwerk genoemd, maar zijn Eed van de Bataven niet? En is er bij Rubens wel een meesterwerk aan te wijzen? Aan de hand van concrete voorbeelden zullen dergelijke vragen worden onderzocht. Daarbij wordt zowel gekeken naar het ontstaan van het kunstwerk en de ontvangst in de eigen tijd als de receptie in later tijd. Hebben Marcel Duchamp en Andy Warhol bijvoorbeeld bijgedragen aan de status van de Mona Lisa als meesterwerk? En was de Tuin der lusten van Jeroen Bosch zonder de verregaande kunsthistorische interpretaties wel zo beroemd geweest? De historiografie, dus de geschiedenis van de kunstgeschiedenis, zal in deze werkgroep een belangrijke rol spelen. Hoewel het begrip ‘meesterwerk’ objectiviteit suggereert, zullen studenten leren dat meesterwerken niet alleen door kunstenaars worden gemaakt. Toetsvorm: participatie, mondelinge presentatie(s), werkstuk/essay Literatuur: Belting, H. (2001). The invisible masterpiece. London: Reaktion Books; Dienst
et alii, Barbara (2004). Faszination Meisterwerk: Dürer, Rembrandt, Riemenschneider. Nürnberg: Germanisches Nationalmuseum. Inlichtingen: drs. K.M. Ilsink, drs. A. Wattel, Secretariaat b) Moderne periode: ‘Het symbolisme in de Nederlandse schilderkunst’
Periode Niveau Docent Code Instapeisen Studiepunten 30
2 en 3 2 mw.dr. E.P. Tibbe KGB250 voltooide propedeuse Kunstgeschiedenis (inclusief Alfa-informatiekunde) 10
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Opzet van de cursus:
Inleiding: het onderwerp van deze cursus valt binnen de afstudeerrichting Moderne periode. De in de propedeuse en in de excursiestof behandelde visies op het symbolisme in internationaal perspectief worden hier toegespitst op de Nederlandse situatie. Leerdoelen: u kunt een specifiek kunsthistorisch probleem in groepsverband aanpakken en oplossen. Deze vaardigheid verwerft u door de groepsgewijze bewerking van een geproblematiseerd thema uit een van de vier kunsthistorische periodes (Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-moderne en Moderne periode). In dit verband is het thema van de werkgroep: visies met betrekking tot het al dan niet avant-gardistische karakter van het symbolisme. U kunt de bestaande benaderingen van het probleem kritisch analyseren en zo een bijdrage leveren aan de verheldering ervan. U kunt algemeen inleidende en meer specifieke literatuur verwerken en u bent in staat hierover groepsdiscussies te voeren. U kunt een essay schrijven over (een onderdeel van) de gekozen probleemstelling in correct Nederlands, met gebruik van literatuur en met verwerking van de gevoerde discussies. U kunt praktische onderzoeksvaardigheden toepassen, zoals het verzamelen van materiaal, het aanleggen van documentatie, het mondeling en schriftelijk verslag doen van gevonden resultaten en het gebruik van ICT-middelen. Onderwijsvorm: de eerste week bestaat in principe uit twee instructiecolleges, gevolgd door zes weken van telkens twee werkcolleges à 3 college-uren. Een dagexcursie kan deel uitmaken van het cursusprogramma. Inhoud van de cursus: aanleiding voor de keuze van ‘Het symbolisme in de Nederlandse schilderkunst’ als thema van de werkgroep is de recente herdruk van het klassiek geworden proefschrift van Bettina Spaanstra-Polak uit 1953 met dezelfde titel. Bekeken wordt welk belang de auteur heeft toegekend aan invloeden uit Frankrijk en Engeland. Vervolgens wordt bezien hoe bepaalde thema’s uit dit boek in de latere literatuur zijn uitgewerkt, en in hoeverre daarbij sprake is van nieuwe inzichten, met name in relatie tot het avant-gardeprobleem. In het bijzonder wordt aandacht geschonken aan de relatie met contemporaine literaire werken. Toetsvorm: participatie, mondelinge presentatie(s), werkstuk/essay. Literatuur: Spaanstra-Polak, B. (2004). Het symbolisme in de Nederlandse schilder-
kunst. Bussum: Thoth; cat. tent. (1978) Kunstenaren der Idee: symbolistische tendenzen in Nederland ca. 1880-1930. ’s-Gravenhage: Haags Gemeentemuseum/Staatsuitgeverij; Kemperink, M. (2001). Het verloren paradijs: de literatuur en de cultuur van het Nederlandse fin de siècle. Amsterdam: AUP; Blotkamp, C., Groot, M., Tibbe, L. (2004). In het diepst van mijn gedachten... Symbolisme in Nederland (1890-1935). Assen-Zwolle: Drents Museum-Waanders. Inlichtingen: mw.dr. E.P. Tibbe, Secretariaat.
31
LETTEREN 2005-2006
Schematisch overzicht van de kunsthistorische minor 1 (B2) minor ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’
studiepunten
1. Iconografie-2: Liefde en eros
5
2. Kunstenaar en materiaal
5
3. Werkgroep Vorm en betekenis
10
TOTAAL
20
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4 5 5 5
5
(1) Minor ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’ Contactpersoon dr. C.A. Veelenturf Ingangseisen als binnenminor Kunstgeschiedenis toegankelijk met voltooide propedeuse (inclusief Alfa-informatiekunde), als buitenminor toegankelijk na de minor ‘Westerse Kunstgeschiedenis’ of gelijkwaardige kwalificatie (ter beoordeling van de examencommissie) Type binnenminor Kunstgeschiedenis; buitenminor voor alle overige opleidingen Inhoud: beeldende kunst en bouwkunst hebben van de Oudheid tot op heden betekenis
gedragen: kunstenaars hebben met vorm, decoratie en voorstelling altijd iets willen uitdrukken. In de modules 1 en 2 wordt op vorm en betekenis van visuele kunst ingegaan, respectievelijk op de voorstellingen en op de toegepaste materialen. In module 3 wordt een thema(veld) door de studenten zelf uitgewerkt voor wat betreft aspecten als voorstelling, stijl, functie en context. Module 1: Iconografie-2: Liefde en eros
Docenten Code Studiepunten Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
de vervanger van prof.dr. V. Manuth, prof.dr. E.M. Moormann, dr. C.A. Veelenturf (coördinatie), drs. W.J.G. Weijers KGB205 5 hoorcollege, werkcollege, literatuurstudie 2 opdrachten, tentamen 2 4
Inhoud: de Antieke en de christelijke iconografie worden, voortbouwend op de B1-cursus
Iconografie-1, verder uitgediept. Voor de mythologie wordt ingegaan op het voortleven in de Vroeg-moderne periode, maar daarnaast komen ook niet-mythologische thema’s aan bod, waaronder het ‘(schijn)realisme’ in de zeventiende eeuw. In deze cursus wordt eveneens een inleiding geboden op de semiotische benadering van de moderne kunst. Zoveel mogelijk worden in de hoorcolleges voorstellingen over liefde en eros behandeld.
32
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Module 2: Kunstenaar en materiaal
Docenten Code Studiepunten Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
prof.dr. A.M. Koldeweij (coördinatie) en anderen KGB210 5 hoor- en werkcolleges, excursies 2x3 participatie, tentamen 2 4
Inhoud: kunsttechnieken worden in een kunsthistorisch perspectief geplaatst en bijzondere
iconografische aspecten komen aan de orde, evenals theoretische problemen van beheer en behoud. Aan de hand van originelen wordt gekeken naar de materiaaltechnische kant van het kunstwerk en de betekenis daarvan. Module 3: Werkgroep Vorm en betekenis 2005-2006: Middeleeuwen ‘Beelden rond de beeldenstrijd’ + ‘Scheepsgraven in Noordwest-Europa’
Docenten Code Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
prof.dr. S.L. de Blaauw; dr. C.A. Veelenturf KGB260 10 kan ook als majorwerkgroep worden gevolgd werkcollege, excursie(s) 2 participatie, mondelinge presentatie, werkstuk 2 3 en 4
Inhoud: door de studenten wordt collectief een thema uit de kunstgeschiedenis bestudeerd,
waarbij kwesties met betrekking tot iconografie, stilistiek, functioneren en context centraal staan. Jaarlijks roulerend komt een onderwerp uit Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-moderne of Moderne periode aan de orde. In referaten worden de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd. De werkgroep wordt afgesloten met een werkstuk. De afzonderlijke werkstukken worden na afloop gebundeld. In het studiejaar 2005-2006 wordt dit onderdeel van de minor ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’ verzorgd door de afdeling Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen. Er worden in 2005-2006 twee verschillende werkgroepen aangeboden: a) Vroeg-christelijke periode en Byzantium: ‘Beelden rond de beeldenstrijd’ De werkgroep van prof.dr. S.L. de Blaauw is getiteld ‘Beelden rond de beeldenstrijd’. De werkgroep zal zich bezighouden met de beeldtaal, de betekenis en de materialisatie van heilige voorstellingen (vooral in monumentale schilderingen en iconen) in de vroeg-christelijke en Byzantijnse wereld, vóór, tijdens en na het Byzantijnse iconoclasme (achtste-negende eeuw).
33
LETTEREN 2005-2006
b) Vroege Middeleeuwen: ‘Scheepsgraven in Noordwest-Europa’ Dr. C.A. Veelenturf begeleidt een werkgroep over ‘Scheepsgraven in Noordwest-Europa’. Zowel in schriftelijke bronnen als in de archeologie komen we in de vroege Middeleeuwen begravingen in schepen tegen. Bekende scheepsgraven zijn die van Sutton Hoo, Gokstad, Tune, Myklebostad en Oseberg. De in deze graven aangetroffen artefacten hebben lang niet alle kunsthistorische betekenis, maar sommige daarvan worden evenwel als kernmonumenten uit de vroeg-middeleeuwse kunst beschouwd. Deze Angelsaksische en Scandinavische scheepsgraven en hun bewaard gebleven inhoud bieden aanknopingspunten voor onderzoekingen van stilistische, typologische en iconografische aard. Daarbij zullen ook literaire bronnen en de historische context aan bod komen. Een niet-verplichte excursie naar Oslo of Londen behoort tot de mogelijkheden.
Tentamendata B2 eerste kans examenonderdelen B2
Datum
stp
toetsvorm
Majorwerkgroep Vroeg-moderne Ilsink & Wattel periode Majorwerkgroep Moderne periode Tibbe
coördinatie
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Excursie Moderne periode Parijs
Cuijpers
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Excursie Vroeg-moderne periode Florence
De Klerck
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Filosofie
docent Filosofie
18-1-2006
5
schriftelijk tentamen
Hoge en lage cultuur
Koldeweij
geen afzonderlijk tentamen
5
participatie, schriftelijke opdrachten
Iconografie-2
Veelenturf
23-6-2006
5
schriftelijk tentamen
Kunstenaar en materiaal
Koldeweij
30-6-2006
5
schriftelijk tentamen
Werkgroep Vorm en betekenis
De Blaauw Veelenturf
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Minor Het kunstwerk: vorm en betekenis
34
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Tentamendata B2 tweede kans examenonderdelen B2
datum
stp
toetsvorm
Majorwerkgroep Vroeg-moderne Ilsink & Wattel periode Majorwerkgroep Moderne periode Tibbe
coördinatie
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Excursie Moderne periode Parijs
Cuijpers
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Excursie Vroeg-moderne periode Florence
De Klerck
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Filosofie
docent Filosofie
7-4-2006
5
schriftelijk tentamen
Hoge en lage cultuur
Koldeweij
aanvullend tentamen
5
schriftelijk tentamen
Iconografie-2
Veelenturf
28-8-2006
5
schriftelijk tentamen
Kunstenaar en materiaal
Koldeweij
29-8-2006
5
schriftelijk tentamen
Werkgroep Vorm en betekenis
De Blaauw Veelenturf
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Minor ‘Het kunstwerk: vorm en betekenis’
Schematisch overzicht van het derde bachelorjaar (B3) cursussen
studiepunten
Werkgroep en excursie Middeleeuwen Gotland
10
Minor ‘Architectuur en representatie’
20
Minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’
20
Bachelorwerkstuk
10
TOTAAL
60
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4 7,5 15
15
2,5
5 10
10
2,5
2,5
5
15
15
15
1. Werkgroep en excursie Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen (B3) Periode 2 en 3 Niveau 4 Docent dr. C.A. Veelenturf (coördinatie) Reisdoel Gotland (onder voorbehoud) Code KGB320 Instapeisen voltooide propedeuse Kunstgeschiedenis, majorwerkgroep Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen (B2) en de beide andere excursies naar Parijs en Florence (B2) Studiepunten 10
35
LETTEREN 2005-2006
Opzet van de cursus:
Inleiding: zie hoofdstuk 3, Excursies, Inleiding op de excursies in het algemeen Leerdoelen: bij deze laatste van de drie excursies ligt de inhoudelijke verantwoordelijkheid in belangrijke mate bij de studenten. U werkt in groepen en individueel aan een presentatie en maakt een kunsthistorische reisgids. Tot de vaardigheden die u beheerst, behoren onder meer de rol van wetenschappelijk reisleider en de rol van voorzitter in een wetenschappelijke discussie. Dit gaat hand in hand met het uitbreiden van de inhoudelijke kennis die in het eerste en tweede jaar op het gebied van de Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen is opgedaan. Bovendien kunt u specifieke gebouwen en/of kunstwerken, afzonderlijk en in hun oorspronkelijke of nieuwe context door autopsie beter leren kennen en analyseren. U bent in staat een groepsreis op te zetten en het bijbehorende studiemateriaal daarvoor te verzorgen. In de rol van wetenschappelijk reisleider kunt u ten overstaan van een deskundig publiek in kleine groepjes en individueel op heldere wijze een presentatie geven en hierover met dit publiek van gedachten wisselen. Als voorzitter kunt u bovendien een wetenschappelijke discussie in goede banen leiden. Onderwijsvorm: de excursie bestaat uit twee delen: een voorbereiding door middel van werkcolleges en een reis van ruim een week naar een steeds wisselend reisdoel, dat voor dit jaar (onder enig voorbehoud) Gotland zal zijn. Inhoud: het Zweedse eiland Gotland in de Baltische Zee is een klein mediëvistisch paradijs. Hier werden uit de vroege Middeleeuwen ongeveer 700 Vikingzilverschatten teruggevonden. De Gotlandse beeldstenen met scènes uit de Noordse mythologie, en soms met runen, zijn alom bekend. De stad Visby is UNESCO-Werelderfgoed wegens de staat van conservering van deze middeleeuwse Hanzestad met omwalling. De stad heeft een dozijn overblijfselen van kerken en twee kloosters. Hier bevindt zich ook het Länsmuseet på Gotland. Buiten de stad zijn op het eiland 92 middeleeuwse kerken bewaard gebleven. Er is dus meer te zien dan op één excursie mogelijk zal zijn. Van de deelnemende studenten zal, wegens de voor ons nogal ‘exotische’ middeleeuwse Gotlandse cultuur, een stevige inspanning worden gevraagd om tot acceptabele resultaten te komen. De mogelijkheid wordt onderzocht om deze excursie te ondernemen samen met docent en studenten Oudgermanistiek (richting Oudnoordse taal en literatuur) van de Universiteit van Amsterdam. Toetsvorm: de eindbeoordeling vindt plaats op basis van een combinatie van de mondelinge
presentaties, de schriftelijke neerslag daarvan in de uitvoerige kunsthistorische reisgids en de inzet in de diverse discussies Literatuur ter oriëntatie: Jonsson, M., Lindquist, S.-O. (1997). Gateway to Gotland. [Visby:]
Gotlands Fornsal; Svensson, B. (1998). Guide to Visby. [Visby:] Gotlands Fornsal. Inlichtingen: dr. C.A. Veelenturf (coördinatie), Secretariaat
2. Het bachelorwerkstuk (B3) Periode 2 t/m 4 Niveau 4 36
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Docent Code Instapeisen Studiepunten
alle docenten KGB4000 voltooide propedeuse Kunstgeschiedenis, voltooid B2-jaar, excursie Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen 10
Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt een specifiek kunsthistorisch probleem in overleg met de docent ontwikkelen en zelfstandig consistent uitwerken. Het probleem moet een zekere reikwijdte en diepgang hebben. U kunt een duidelijk en volledig beeld geven van de stand van wetenschap over het onderwerp. U kunt primaire en secundaire bronnen en literatuur vanuit diverse methodologische invalshoeken, zowel actuele als oudere, op de juiste waarde schatten en gebruiken. De werkwijze en het literatuurgebruik zijn controleerbaar via correct gebruik van noten en literatuuropgaven. Samenvattend kan men stellen dat uit het werkstuk ten minste in aanzet een zelfstandig inzicht in de aanpak van een kunsthistorisch probleem moet blijken. Onderwijsvorm: de begeleider van uw bachelorwerkstuk kiest u in principe zelf. In overleg met de begeleider wordt het onderwerp vastgesteld, dat u zelfstandig uitwerkt, maar met regelmatige consultering van de begeleider. In de loop van periode 3 wordt de begeleider gekozen en wordt een overeenkomst voor dit bachelorwerkstuk opgesteld, een contract waarin de afspraken over onderwerp en begeleiding worden vastgelegd. Overleg moet plaatsvinden over ten minste de volgende onderdelen van het werkproces: • vaststelling van de probleemstelling/hypothese/doelstelling; • opstellen van het werkplan; overleg over de volgorde van werken; • vaststellen van de methodologische aanpak; • voortgangsrapportage, volgens afspraak; • bespreking van gerezen problemen, volgens afspraak; • opstellen van de voorlopige indeling van het werkstuk; • grondige bespreking van het eerste hoofdstuk; • bespreking(en) van de volgende hoofdstukken en/of het gehele werkstuk; • eindoordeel/nabespreking. In principe is er geen tweede lezer van het bachelorwerkstuk. Bij problemen en/of conflicten met de begeleider, wende men zich tot de geëigende instanties als, indien van toepassing, examencommissie en Dagelijks Bestuur van de opleiding. Het werkstuk moet typografisch en qua spelling correct afgewerkt zijn. De vaardigheden die getoetst zijn in het eerstejaarswerkstuk en de overige onderdelen van Methoden en vaardigheden in de propedeuse, en vervolgens in de jaren B2 en B3, worden verondersteld aanwezig te zijn. De omvang mag tussen de 30 en 50 bladzijden liggen, exclusief illustraties en bijlagen (lettercorps 11; regelafstand 1,5). De student dient twee exemplaren van het definitieve werkstuk in te leveren: één voor de begeleider en één voor het archief (Secretariaat), alwaar het alleen met toestemming van de scribent valt te raadplegen. Aan het begin van periode 3 organiseren prof.dr. V. Manuth en dr. C.A. Veelenturf drie bijeenkomsten voor B3-studenten. Daarin komen keuze van onderwerp en begeleider aan de orde, alsook probleemstelling en het opstellen van een werkplan. In deze bijeenkomsten 37
LETTEREN 2005-2006
wordt men verder geholpen bij het ontwikkelen van een plan voor het bachelorwerkstuk. In het vroege voorjaar van 2006 moeten onderwerp en begeleider bekend zijn, zodat het contract daarvoor kan worden opgesteld. Inlichtingen: alle docenten, studieadviseur dr. C.A. Veelenturf, Secretariaat
Schematisch overzicht van de kunsthistorische minor 2 (B3) minor ‘Architectuur en representatie’
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
1. Bronnen en andere teksten
5
5
2. Architectuurparade
5
5
3. Werkgroep Architectuur en representatie 10 TOTAAL
5
5
20
(2) Minor ‘Architectuur en representatie’ Contactpersoon dr. C.P.J. van der Ploeg Ingangseisen als binnenminor Kunstgeschiedenis toegankelijk met voltooide propedeuse (inclusief Alfa-informatiekunde), als buitenminor toegankelijk na de minor ‘Westerse Kunstgeschiedenis’ of gelijkwaardige kwalificatie (ter beoordeling van de examencommissie) Type binnenminor Kunstgeschiedenis; buitenminor voor alle overige opleidingen Inhoud: bouwkunst is niet alleen een tak van kunst waarin (ruimtelijke) vorm en stijl voor-
opstaan, maar wordt wellicht nog sterker gekenmerkt door betekenis en functie. Architectuur geeft vaak op geheel eigen wijze uitdrukking aan status en aan ideologie, en is daardoor uitbeeldend, allusief, representatief. We zien dit heel sterk terug in bouwwerken die met de staat of met de overheid te maken hebben en dus een politieke connotatie bezitten. In deze minor worden bouwwerken en teksten daarover geanalyseerd voor wat betreft hun (politiek-)representatieve karakter. Module 1: Representatie in de architectuur: bronnen en andere teksten
Docenten Code Studiepunten Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
38
dr. C.P.J. van der Ploeg, mw.dr. D. Nicolaisen KGB300 5 werkcollege, literatuurstudie 2 participatie, opdrachten, tentamen 2/3 1
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Inhoud: aan de hand van schriftelijke bronnen en van architectonische beschrijvingen en
analyses verwerft de gevorderde student kennis van en inzicht in de verwevenheid van ideeën van macht en geloof en hun representatie in de bouwkunst. De historische bronnen en secundaire literatuur vormen het uitgangspunt voor een vergelijking van ‘tekst’ en ‘beeld’, van bouwkundige intenties en verklaringen en gebouwde praktijk. Aandacht zal worden besteed aan geschreven bronnen (en andere teksten) over de volgende onderwerpen: de middeleeuwse architectuurkopie; het gotische kerkgebouw; het stadhuis op de Dam in Amsterdam; koloniale en wereldtentoonstellingen; de Houses of Parliament in Londen; het raadhuis te Hilversum van W.M. Dudok; architectuur van nationaal-socialistisch Duitsland en fascistisch Italië. Literatuur: reader Module 2: Architectuurparade
Docenten Code Studiepunten Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. C.P.J. van der Ploeg, mw.dr. D. Nicolaisen KGB301 5 hoor- en werkcolleges, excursies 3 participatie, opdrachten, tentamen 2/3 1
Inhoud: in de ‘Architectuurparade’ staan specifieke bouwwerken met een politiek-representa-
tieve betekenis centraal. In deze module worden die bouwwerken tijdens excursies uitvoerig bestudeerd en aan de hand van opdrachten geanalyseerd. Aan de orde zullen daarbij kunnen komen: verhouding tussen vormen en functies; representatief betekenisvolle bouwvormen en decoratie, geïntendeerd en effectief (architectuuriconografie); bedoelingen van bouwheer en van bouwmeester, de verhouding daartussen en hun uitwerking; ideologie en vormentaal; status en receptie. De onderwerpen-excursiedoelen zullen zijn: het raadhuis van Kampen; gerechtsgebouwen te Groningen; het Gelders Provinciehuis in Arnhem; het complex van de Staten-Generaal in ’s-Gravenhage. Literatuur: reader Module 3: Werkgroep Architectuur en representatie 2005-2006: Moderne periode ‘Bouwwerken van naoorlogse Rijksbouwmeesters, of onder hun supervisie gebouwd, als uitdrukking van overheidsambities in Nederland’
Docent Code Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Contacturen per week 39
prof.drs. A.L.L.M. Asselbergs KGB302 10 kan ook als majorwerkgroep worden gevolgd werkcollege, excursie(s) 2
LETTEREN 2005-2006
Toetsvorm Niveau Periode
participatie, mondelinge presentatie, werkstuk 2/3 1 en 2
Inhoud: in deze werkgroep oefent de student zich in de architectuuranalyse aan de hand
van autopsie en formele beschrijving, gekoppeld aan bronnen- en literatuuronderzoek. Het thema van de werkgroep is steeds de representatie van macht of importantie enzovoort in de architectuur. Afhankelijk van de (afstudeer)periode (Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-moderne periode, Moderne periode) wordt een type bouwwerk en/of regio gekozen, en worden afzonderlijke architectonische onderwerpen of specifieke bouwwerken of clusters daarvan tot onderzoeksobject gemaakt. In 2005-2006 vormen bouwwerken van Rijksbouwmeesters na 1945, of bouwkundig werk dat onder hun supervisie tot stand kwam, het onderwerp van de werkgroep. De aandacht zal met name uitgaan naar de ideologische aspecten van de destijds ontworpen gebouwen ten behoeve van de Rijkshuisvesting, die immers gezien kunnen worden als expressie van Nederlandse overheidsambities. Deze werkgroep wordt voor de afdeling Moderne Kunstgeschiedenis verzorgd door Nederlands eerste Rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed, die lid is van het college van Rijksadviseurs dat onder leiding staat van de Rijksbouwmeester. Voor het thema van deze werkgroep zit men dus vlakbij het vuur. Literatuur ter oriëntatie: Peet, C. van der, Steenmeijer, G. (1995). De Rijksbouwmeesters:
twee eeuwen architectuur van de Rijksgebouwendienst en zijn voorlopers. Rotterdam: Uitgeverij 010; Kuipers, M. (2002). Toonbeelden van de wederopbouw: architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrijzend Nederland. Zwolle: Waanders, in samenwerking met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het Nederlands Architectuurinstituut; Back, A. de, Coenen, J., Kuipers, M., Röling, W. (2004). Gesloopt, gered, bedreigd: omgaan met naoorlogse bouwkunst. Rotterdam: Episode Publishers.
Schematisch overzicht van de kunsthistorische minor 3 (B3) minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’
studiepunten
1. Collectievorming in perspectief
5
2. Museumarchitectuur
5
3. Werkgroep Verzameld en geëxposeerd
10
TOTAAL
20
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4 5 5 5
5
(3) Minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’ Contactpersoon mw.dr. E.P. Tibbe Ingangseisen als binnenminor Kunstgeschiedenis toegankelijk met voltooide propedeuse (inclusief Alfa-informatiekunde), als buitenminor toegankelijk na de minor ‘Westerse Kunstgeschiedenis’ of gelijkwaardige kwalificatie (ter beoordeling van de examencommissie) 40
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Type
binnenminor Kunstgeschiedenis; buitenminor voor alle overige opleidingen
Inhoud: in deze minor wordt ingegaan op wat er na het ontstaan van een kunstwerk mee kan
gebeuren. Vaak wordt het kunstwerk beschouwd als iets dat op een speciale manier bewaard moet worden. De context waarbinnen dat geschiedt, komt aan de orde in module 1. Module 2 gaat in op bouwwerken die speciaal voor het verzamelen van (kunst)objecten werden ontworpen en ingericht. In module 3 wordt een casus op het gebied van de verzamelgeschiedenis uitgelicht. Het onderwerp kan in principe liggen binnen elk van de vier afstudeerperiodes (Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-moderne periode en Moderne periode). Aan het eind van deze minor heeft de student kennis van uiteenlopende opvattingen over collectievorming en -ordening in de loop der geschiedenis, kennis van typen van museale architectuur en hun praktische en ideologische functie, en inzicht in probleemstellingen en bestudering van thema’s binnen het terrein van de minor. Module 1: Collectievorming in historisch perspectief
Docent Code Studiepunten Onderwijsvorm: Contacturen per week: Toetsvorm: Niveau Periode Studiepunten
mw.dr. E.P. Tibbe KGB305 5 5 hoor- en werkcolleges, 2 excursies met aansluitende opdrachten colleges 3 uur; excursies 1 dag participatie, opdrachten bij excursies, schriftelijk tentamen 2/3 3 5
Inhoud: deze cursus dient als inleidende module van de minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’. Aan de orde komen verschillende vormen van collectioneren van beeldende kunst in de loop der geschiedenis, gerelateerd aan de opvattingen daarover en aan de maatschappelijke context. Leerdoelen: u kunt belangrijke collectievormen uit het verleden karakteriseren en beschrijven. U kunt (bronnen over/overblijfselen van) collecties analyseren vanuit het besef dat er in het verleden op uiteenlopende manieren is omgegaan met voorwerpen van (kunst)historische waarde. U kunt verschillende manieren van presenteren van collecties onderscheiden en u weet welke de achterliggende principes zijn. U bent op de hoogte van een aantal problemen met betrekking tot behoud en beheer van diverse soorten (kunst)voorwerpen. Onderwijsvorm: 5 hoor-/werkcolleges, 2 excursies, met aansluitende opdrachten. Inhoud van de cursus: vroege verzamelvormen (tempel- en kerkschatten); rariteitenkabinetten, geleerden- en hofverzamelingen; het verzamelen van Antieke kunst door ‘dillettanti’; ontstaan en ontwikkeling van het museum. De literatuur wordt concreet getoetst door bezoeken aan exemplarische musea of collecties. Toetsvorm: participatie, opdrachten bij de excursies, schriftelijk tentamen
41
LETTEREN 2005-2006
Literatuur: Bergvelt, E., Meijers, D.J., Rijnders, M. (2005). Kabinetten, galerijen en musea:
het verzamelen en presenteren van naturalia en kunst van 1400 tot heden. Heerlen-Zwolle: Open Universiteit-Waanders. Inlichtingen: mw.dr. E.P. Tibbe Module 2: Museumarchitectuur
Docent Code Studiepunten Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
drs. W.J.G. Weijers KGB306 5 4 hoor-/werkcolleges, 3 excursies met aansluitende opdrachten colleges 3 uur; excursies 1 dag participatie, opdrachten bij excursies, schriftelijk werkstuk 2/3 4
Inhoud: cursus over de functionele en representatieve vormen van museale bouwwerken;
de mate waarin de architectuur is afgestemd op de bewaar- en tentoonstellingsfunctie; de ideologische uitstraling van museumarchitectuur. In het bijzonder komen de vier belangrijkste typen van museumbouw aan de orde: het klassieke ‘tempelgebouw’, het schilderachtige gebouw in ‘nationale’ stijl, het modernistische neutrale gebouw en de postmoderne ‘showarchitectuur’. Module 3: Werkgroep Verzameld en geëxposeerd 2005-2006: Oudheid ‘Verzamelingen’
Docenten Code Studiepunten Verplicht/optioneel Onderwijsvorm Contacturen per week Toetsvorm Niveau Periode
dr. S.T.A.M. Mols (coördinatie), prof.dr. E.M. Moormann KL03017 10 kan ook als majorwerkgroep worden gevolgd werkcolleges 3 participatie, mondelinge presentatie, schriftelijk werkstuk 3 3-4
Inhoud: is afhankelijk van docent en (afstudeer)periode (Oudheid, Middeleeuwen, Vroeg-
moderne periode, Moderne periode). Te denken valt aan geschiedenis van een verzamelaar of museumdirecteur; bouw- en instellingsgeschiedenis (ook van premuseale verzamelvormen); lotgevallen van bepaalde collecties, kunstwerken of groepen kunstwerken; wisselingen in waardering en collectievorming; structuur en onderliggend wereldbeeld van verzamelingen; de impact van bepaalde tentoonstellingen; opdrachten van musea aan kunstenaars, enzovoort. In 2005-2006 is de titel van de werkgroep ‘Verzamelingen’ en zal deze worden verzorgd door de afdeling Klassieke en Provinciaal-Romeinse Archeologie. Door de studenten wordt collectief een bepaalde casus bestudeerd, aan de hand van literatuur en analyse van een collectie 42
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
en haar entourage. In referaten wordt het onderzoeksresultaat gepresenteerd. De geschreven werkstukken worden gebundeld.
Studeren in het buitenland Voor informatie over studeren in het buitenland, zie hoofdstuk 5 van deze Studiegids, Adviespunt Letteren.
Stageminor Kennisvergaring is belangrijk in een academische opleiding. Het gaat echter om meer dan het stapelen van kennis, die immers snel veroudert. Uzelf toegang weten te verschaffen tot (nieuwe) kennis en deze kunnen toepassen, dat is wat de samenleving straks ook van u verwacht. Er zijn verschillende mogelijkheden om u hier al tijdens de studie op voor te bereiden. Eén daarvan is de stageminor voor Letterenstudenten, die in het studiejaar 2005-2006 voor het eerst wordt aangeboden. De stageminor is een buitenminor die u kunt kiezen wanneer u uw propedeuse hebt voltooid en minstens 60 studiepunten van het tweede en derde bachelorjaar hebt gehaald. De minor omvat twee modules. In module 1 gaat u zich door middel van hoorcolleges, werkgroepen en individuele opdrachten oriënteren op de arbeidsmarkt. Wat zijn voor Letterenstudenten relevante maatschappelijke sectoren? Waar komen Letterenstudenten terecht, in welke functies? Welke ontwikkelingen vinden er plaats op de arbeidsmarkt voor Letterenstudenten? U leert verschillende bedrijfsculturen herkennen en u beoordeelt of die bij u passen. U leert relevante informatiebronnen hanteren en maakt een zoekplan. Verder leert u hoe men zichzelf op de arbeidsmarkt kan presenteren. U maakt een goed curriculum vitae, u schrijft een wervende sollicitatiebrief en voert een overtuigend sollicitatiegesprek. Ook wordt aandacht besteed aan wat u wilt en wat u kunt in relatie tot uw latere loopbaan. Waar liggen uw sterke en zwakke kanten? Aan het einde van deze module gaat u op zoek naar een geschikte stageplaats. Bij het Adviespunt Letteren werken twee stagecoördinatoren die u daarbij behulpzaam kunnen zijn. Zij bieden stageplaatsen aan en hebben veel contacten met allerlei organisaties. Deze voorbereidingsmodule heeft een zwaarte van 5 studiepunten. In module 2 volgt een stage van minimaal 420 uur (voltijds of in deeltijd) bij een bedrijf of instelling. Stages verschillen. Soms zijn ze meer operationeel van karakter en ligt de nadruk op de uitvoering van gangbare taken. In een stage kan het ook om een specifieke opdracht gaan. U rondt module 2 van de stageminor af met een stageverslag en krijgt daarvoor 15 studiepunten. Zie voor verdere informatie de Minorgids 2005-2006 en http://www.ru.nl/ adviespuntletteren onder Stages. Nadere inlichtingen over specifieke stages voor kunsthistorici kunt u inwinnen bij de stagecoordinator van de opleiding Kunstgeschiedenis dr. A.R. de Klerck. De facultaire stagecoördinator drs. C.A.M. Wijlens (
[email protected]) bij het Adviespunt Letteren kan u voorlichten over andere stages, die niet per se kunsthistorisch georiënteerd zijn. 43
LETTEREN 2005-2006
Tentamendata B3 examenonderdelen B3
coördinatie
datum
stp
Toetsvorm
Excursie Middeleeuwen Gotland
Veelenturf
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Bachelorwerkstuk
Manuth & Veelenturf
geen afzonderlijk tentamen
10
schriftelijk werkstuk
Representatie in de architectuur: bronnen en andere teksten
Van der Ploeg
1-11-2005
5
schriftelijk tentamen
Architectuurparade
Van der Ploeg
4-11-2005
5
schriftelijk tentamen
Werkgroep Architectuur en representatie
Asselbergs
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Collectievorming in historisch perspectief
Tibbe
7-4-2006
5
participatie, opdrachten, schriftelijk tentamen
Museumarchitectuur
Weijers
geen afzonderlijk tentamen
5
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Werkgroep Verzameld en geëxposeerd
Mols
geen afzonderlijk tentamen
10
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Minor Architectuur en representatie
Minor Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd
Tentamendata B3 tweede kans examenonderdelen B3
coördinatie
datum
stp
toetsvorm
Excursie Middeleeuwen Gotland
Veelenturf
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Representatie in de architectuur: bronnen en andere teksten
Van der Ploeg
9-1-2006
5
schriftelijk tentamen
Architectuurparade
Van der Ploeg
12-1-2006
5
schriftelijk tentamen
Werkgroep Architectuur en representatie
Asselbergs
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Collectievorming in historisch perspectief
Tibbe
16-6-2006
5
schriftelijk tentamen
Museumarchitectuur
Weijers
aanvullend tentamen
5
schriftelijk tentamen
Werkgroep Verzameld en geëxposeerd
Mols
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
Minor ‘Architectuur en representatie’
Minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’
44
L T E RBEANC H 2 0E 0L 5O- R 20 0 6R E N 2 E N 3 ( B 2 - B 3 ) 3 E- T D JA
Het bachelorexamen Letterenstudenten die voor het eerst in 2000 of later zijn ingeschreven, komen aan het eind van hun derde jaar in aanmerking voor het bachelor- (of kandidaats-)examen. Wanneer zij aan alle onderdelen hebben voldaan die in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding worden genoemd, dat wil zeggen alle studiepunten van de eerste drie jaar (3 x 60 stp) hebben behaald, kunnen zij het bachelorexamen aanvragen op het Secretariaat van de opleiding. De examencommissie stelt dan een dossieronderzoek in, en bij positief resultaat wordt een bachelor- of kandidaatsdiploma uitgereikt. De student mag zich daarna ‘bachelor of arts’ (BA) of ‘kandidaat in de letteren’ (kand.) noemen.
45
LETTEREN 2005-2006
46
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
4
Het masterjaar
Het masterjaar vanaf 2006-2007 (M4) De informatie in dit hoofdstuk betreft de varianten van de master Kunstgeschiedenis zoals die in het studiejaar 2006-2007 van start zullen gaan. Voor de master in 2005-2006, zie de volgende paragraaf. De masteropleiding Kunstgeschiedenis is de voltooiing van de academische vorming op het vakgebied van de Kunstgeschiedenis en geeft daarmee tevens, maar uiteraard niet exclusief, toegang tot het promotietraject. Naast een specialisatie naar periode en kunstvorm, wellicht al aangezet in de bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, wordt in de éénjarige doorstroommaster een breder of een meer gespecialiseerd traject gekozen. Dat laatste kan meer theoretisch en onderzoeksgericht zijn of meer overdrachtsgericht. De masteropleiding Kunstgeschiedenis is binnen de Nijmeegse Faculteit der Letteren bovendien toegankelijk vanuit andere bacheloropleidingen, indien de betreffende student drie kunsthistorische minoren van in totaal 60 studiepunten heeft voltooid. Het bachelorprogramma legt een brede basis en neemt over de drie jaren qua moeilijkheidsgraad toe. In het masterprogramma volgt een toegespitste kunsthistorische verdieping. De éénjarige master Algemene Kunstgeschiedenis start met de mastercursus, die ingaat op diverse aspecten van kunsthistorisch onderzoek dan wel van kunsthistorische overdracht, waaraan parallel het daar thematisch bij aansluitende studieproject en een bijpassende stage lopen. Tijdens de mastercursus, het studieproject en de stage wordt de keuze gemaakt voor een specifiek scriptieonderwerp en voor de begeleidende docent van dat specialisme, voortgaand op de in de mastercursus ingeslagen weg. Het individuele traject van het scriptieonderzoek en het scriptieschrijven wordt begeleid in de scriptiewerkgroep, waarin de student zijn opzet en voortgang rapporteert aan docent en medestudenten. De student ontvangt en geeft hier feedback en presenteert ten slotte een aspect uit zijn scriptie in een openbare lezing aan de medestudenten en andere belangstellenden. In het hieronder weergegeven schematische overzicht van het onderwijsprogramma zijn de volgorde, omvang, werk- en toetsvorm afleesbaar, alsmede de volgorde waarin de student in beginsel geacht wordt zijn studiepad af te lopen.
47
LETTEREN 2005-2006
Voorlopig schematisch overzicht van de master Algemene Kunstgeschiedenis, vanaf 2006-2007 cursussen
studiepunten
periode
werkvorm
toetsvorm
Vrije ruimte kunsthistorische cursussen niveau 5 en 6
25
1-3
hoor- en werkcollege
participatie, mondelinge en schriftelijke presentaties
Stage
10
1-2
werkcollege
idem
Scriptiewerkgroep en referaat
5
4
werkcollege
participatie, mondelinge presentatie
Masterscriptie
20
3-4
scriptie
schriftelijk werkstuk
Voorlopig schematisch overzicht van de master Onderzoeksgerichte Kunstgeschiedenis, vanaf 2006-2007 cursussen
studiepunten
periode
werkvorm
toetsvorm
Mastercursus onderzoek
15
1-3
hoor- en werkcollege
participatie, mondelinge en schriftelijke presentaties
Studieproject
10
1-2
werkcollege
idem
Stage
10
1-2
stage
verslag, werkbeoordeling
Scriptiewerkgroep en referaat
5
4
werkcollege
participatie, mondelinge presentatie
Masterscriptie
20
3-4
scriptie
schriftelijk werkstuk
Voorlopig schematisch overzicht van de master Overdrachtsgerichte Kunstgeschiedenis, vanaf 2006-2007 cursussen
studiepunten
periode
werkvorm
toetsvorm
Mastercursus overdracht
15
1-3
hoor- en werkcollege
participatie, mondelinge en schriftelijke presentaties
Studieproject
10
1-2
werkcollege
idem
Stage
10
1-2
stage
verslag, werkbeoordeling
Scriptiewerkgroep en referaat
5
4
werkcollege
participatie, mondelinge presentatie
Masterscriptie
20
3-4
scriptie
schriftelijk werkstuk
48
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
Het masterjaar 2005-2006 (M4) De informatie in dit hoofdstuk betreft de varianten van de master Kunstgeschiedenis zoals die alleen nog in het studiejaar 2005-2006 zullen worden aangeboden. Voor de master in 20062007, zie de vorige paragraaf.
Overzicht De masteropleiding Kunstgeschiedenis omvat twee studievarianten: de theoretische variant en de maatschappelijke variant. Om aan het masterprogramma te kunnen beginnen, moet de bacheloropleiding zijn afgerond. Wanneer een student enige achterstand heeft opgelopen en desondanks al cursussen uit de masteropleiding wil volgen, moet daarvoor toestemming worden verkregen van de examencommissie. In het verzoek daartoe moet enerzijds de achterstand worden omschreven en anderzijds de individuele planning voor de dus aan te passen master worden voorgelegd. Schematisch overzicht van de theoretische variant van de master (M4) onderdeel
studiepunten
Projectgroep
13
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Actualiteitencollege
5
x
x
Masterscriptie
30
x
x
Referaat
3
Bijvakruimte*
9
x
TOTAAL
60
15
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
15
15
15
* Het betreft hier vakken van buiten het kunsthistorisch vakgebied, die ter ondersteuning dienen van de vakspecifieke onderdelen. De keuze uit deze vakken dient ter goedkeuring aan de examencommissie te worden voorgelegd.
In deze theoretische variant kan men zich in de volgende deelgebieden specialiseren: • Klassieke Archeologie • Provinciaal-Romeinse Archeologie • Kunstgeschiedenis van de Vroeg-christelijke periode • Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen • Kunstgeschiedenis van de Vroeg-moderne periode • Kunstgeschiedenis van de Moderne periode De eindtermen van de theoretische variant van de masteropleiding kunnen als volgt worden samengevat: • U kunt een beredeneerd, op wetenschappelijke criteria gefundeerd oordeel geven van de resultaten van kunsthistorisch onderzoek.
49
LETTEREN 2005-2006
• • •
U kunt de in de studie aan bod gekomen kunsthistorische onderzoekmethoden binnen een van de afstudeerrichtingen van de opleiding zelfstandig toepassen. U kunt de stand van wetenschap op uw onderzoeksterrein zelfstandig bijhouden. U bent in staat tot het opzetten en uitwerken van een onderzoek in een van de afstudeerrichtingen van de opleiding, en kunt daarvan verslag doen in een scriptie conform de bestaande wetenschappelijke normen.
De maatschappelijke variant (M4) onderdeel
studiepunten
periode 1 periode 2 periode 3 periode 4
Kunsthistorische vakken*
21
x
x
Actualiteitencollege
5
x
x
Masterscriptie
22
x
x
Referaat
3
x
x
Bijvakken**
9
x
x
x
x
TOTAAL
60
15
15
15
15
x
* Te kiezen uit het aanbod van kunsthistorische vakken, momenteel bestaande uit a) Stage (9-14 stp); b) Museologie (9 stp); c) Tentoonstellingsanalyse (4 of 9 stp); d) Projectgroep (13 stp); e) Kunsthistorische documentatie (9 stp); f) Interuniversitaire werkgroep, NIKI, Florence (10 stp). De consistentie van de gekozen vakken, ook in verband met het onderwerp van de masterscriptie, is ter beoordeling van de examencommissie. ** Het betreft hier vakken van buiten het kunsthistorisch vakgebied, die ter ondersteuning dienen van de vakspecifieke onderdelen. De keuze uit deze vakken dient ter goedkeuring aan de examencommissie te worden voorgelegd.
De eindtermen van de maatschappelijke variant van de masteropleiding kunnen als volgt worden samengevat: • U kunt een wetenschappelijk gefundeerd oordeel geven over het functioneren van Kunstgeschiedenis binnen maatschappelijke instellingen van beheer, beleid en overdracht op het gebied van de beeldende kunsten. • U kunt de verworven kennis in het maatschappelijke veld praktisch toepassen en daarvan verslag doen in een stagerapport en/of tentoonstellingen en museale opstellingen beoordelen op vakinhoudelijke en overdrachtstechnische aspecten. (Voor dit laatste is vertrouwdheid met de verschillende mogelijkheden van het exposeren van kunstwerken, door vergelijking of door praktische ervaring, vereist.) • U kunt in teamverband een kunsthistorische probleemstelling formuleren en uitwerken en daarvan, eveneens in teamverband, een verslag opstellen volgens de geldende normen. • U bent in staat zelfstandig, op basis van een probleemstelling, een literatuurstudie uit te voeren en daarvan verslag te doen in een scriptie conform de bestaande wetenschappelijke normen.
50
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
Cursusbeschrijvingen master 1.
Projectgroepen 2005-2006: a) Middeleeuwen en b) Vroeg-moderne periode (M4) Studenten Kunstgeschiedenis in hun M4-jaar of hoger kunnen in 2005-2006 kiezen uit twee projectgroepen. In de loop van periode 1 zullen de docenten de onderwerpen van de projectgroepen kort toelichten, waarna de studenten een keuze maken. a) Middeleeuwen: ‘Devote souvenirs: middeleeuwse pelgrimstekens’
Periode Niveau Docent Code Instapeisen Studiepunten
2 t/m 4 5 prof.dr. A.M. Koldeweij KGM505 voor deelname aan de projectgroep is een voltooide bacheloropleiding verplicht. 13
Opzet van de cursus:
Leerdoelen: na afronding van de projectgroep wordt de student geacht: • kennis te hebben opgedaan van aspecten van de middeleeuwse pelgrimagecultuur, alsmede van de belangrijkste categorie objecten die daarvan getuigen; • inzicht te hebben verkregen in de manieren waarop in de kunsthistorische literatuur gedachten zijn geformuleerd over de classificering en interpretatie van profane en vooral religieuze insignes in een religieus-devotionele context; • in staat te zijn gebleken om, zelfstandig en in groepsverband, een relevante vraagstelling te formuleren aan de hand van de objecten en de literatuur, en die vraagstelling uit te werken; • in staat te zijn gebleken van zijn/haar bevindingen op adequate wijze mondeling en schriftelijk verslag te doen. Onderwijsvorm: werkcollege Inhoud van de cursus: sinds de jaren 1970 werden met name in verdronken dorpen in het Zeeuwse deltagebied en in verschillende Nederlandse binnensteden (Dordrecht, Amsterdam, ’s-Hertogenbosch en andere) spectaculaire archeologische ontdekkingen gedaan. In totaal kwamen, dankzij de inzet van de metaaldetector, duizenden religieuze en profane insignes tevoorschijn. Deze grotendeels goedkope, uit tin en lood gegoten sieraden dateren van de late twaalfde eeuw tot het midden van de zestiende eeuw. Dit materiaal bevindt zich deels in openbare verzamelingen en deels in particuliere collecties. In 1993 en in 2001 werden maar liefst 2242 verschillende exemplaren gepubliceerd in een lexicografisch opgezet naslagwerk van alle verschillende, in Nederland en Vlaanderen gevonden insignes. De afgelopen vijf jaar is nog een aantal onbekende typen en varianten ontdekt, die in een derde en vooralsnog afsluitend deel gepubliceerd zullen worden. In de projectgroep zullen we ons, na een korte inwerkperiode, met deze ‘nieuwe’ pelgrimstekens bezighouden: iconografische duiding, identificatie en beschrijving van de herkomst, populariteit en andere aspecten van de verschillende bedevaartsoorden. 51
LETTEREN 2005-2006
Toetsvorm: participatie, referaat, schriftelijk werkstuk
Literatuur ter oriëntatie: Beuningen, H.J.E. van, Koldeweij, A.M. (1993). Heilig en profaan: 1000 laatmiddeleeuwse insignes uit de collectie H.J.E. van Beuningen. Rotterdam papers 8. Cothen; Beuningen, H.J.E. van, Koldeweij, A.M., Kicken, D. (2003). Heilig en profaan 2: 1200 laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties. Rotterdam papers 12. Cothen; onze eigen database van pelgrimstekens Kunera, CKD/opleiding Kunstgeschiedenis, Radboud Universiteit Nijmegen: http://www.let.ru.nl/ckd/kunera/ Inlichtingen: prof.dr. A.M. Koldeweij, Secretariaat b) Vroeg-moderne periode: ‘Sacro monte: de verbeelding van de Passiedevotie in het Vroeg-moderne Noord-Italië’
Periode Niveau Docent Code Instapeisen
Studiepunten
2 t/m 4 5 dr. A.R. de Klerck KGM510 voor deelname aan de projectgroep is een voltooide bacheloropleiding verplicht. Niet vereist, maar wel gewenst, is enige (passieve) beheersing van de Italiaanse taal. 13
Opzet van de cursus:
Inleiding: de projectgroep maakt deel uit van de masteropleiding Kunstgeschiedenis, en bouwt inhoudelijk voort op verschillende cursussen uit de bacheloropleiding, zoals Iconografie, Historiografie en de excursie Florence. Er zal naar worden gestreefd (een deel van) de te behandelen objecten tijdens een excursie ter plekke te bestuderen. Leerdoelen: na afronding van de projectgroep wordt de student geacht • kennis te hebben opgedaan van de manieren waarop in het Vroeg-moderne Noord-Italië de Passiedevotie in de beeldende kunst heeft vorm gekregen, alsmede van de belangrijkste objecten die daarvan getuigen; • inzicht te hebben verkregen in de manieren waarop in de kunsthistorische literatuur gedachten zijn geformuleerd over de interpretatie van de gebruiksfunctie van genoemde objecten in een religieus-devotionele context; • in staat te zijn gebleken om, zelfstandig en in groepsverband, een relevante vraagstelling te formuleren aan de hand van de objecten en de literatuur, en die vraagstelling uit te werken; • in staat te zijn gebleken van zijn/haar bevindingen op adequate wijze mondeling en schriftelijk verslag te doen. Onderwijsvorm: werkcollege Inhoud van de cursus: de projectgroep richt zich op de bijzondere wijze waarop in de late Middeleeuwen en de Renaissance in de Noorditaliaanse regio’s Lombardije en Piemonte het leven en vooral ook het lijden van Christus is verbeeld in decoraties van kapellen en pelgrimsheiligdommen. Centraal staan daarbij de fascinerende ensembles van schilderkunst, sculptuur en architectuur zoals die vanaf het einde van de vijftiende eeuw zijn ontstaan op 52
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
zogenoemde sacri monti (‘heilige bergen’). De opvallend levensechte weergave in de vorm van tableau-vivant-achtige episodes met levensgrote beelden zal worden onderzocht in het licht van zowel de artistieke als devotionele tradities waarin dergelijke decoraties geplaatst kunnen worden. Toetsvorm: participatie, referaat, schriftelijk werkstuk Literatuur: wordt tijdens de bijeenkomsten vastgesteld Inlichtingen: dr. A.R. de Klerck, Secretariaat
2.
Actualiteitencollege 2005-2006: ‘Conservering en restauratie van kunstvoorwerpen en historische binnenruimten’ (M4) Periode 1 en 2 Niveau 5 Docent mw.prof. A. van Grevenstein Code KGM540 Instapeisen bachelor Kunstgeschiedenis of gelijkwaardige kwalificatie Studiepunten 5 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt een actueel probleem op het terrein van de conservering en restauratie van kunstvoorwerpen doorgronden en voorzien van historische redenen die tot het probleem hebben geleid. U bent in staat in een mondelinge presentatie het actuele probleem van kritische kanttekeningen te voorzien en de historische achtergronden ervan duidelijk te maken. U bent in staat een gewogen oordeel te formuleren over het bestaande actuele probleem. Onderwijsvorm: hoorcollege. De cursus bestaat uit 12 hoorcolleges van drie uur per week. In de hoorcolleges zullen een of meerdere case studies gepresenteerd worden van restauratieprojecten in hun historische, ethische en materiaaltechnische context. Inhoud van de cursus: de cursus beoogt een overzicht te geven van de meest actuele staat van onze kennis omtrent de restauratie van schilderijen, polychrome sculptuur, schilderingen en decoraties in historische binnenruimten, hedendaagse kunst, boeken en archieven, kunstwerken op papier, meubels, objecten gemaakt van glas, keramiek, metaal en textiel. De cultuurhistorische context en het maakproces, maar ook de restauratiegeschiedenis, zullen bij alle case studies worden behandeld. Toprestauratoren zullen worden uitgenodigd om hun specialisatie toe te lichten. Aan de studenten en toehoorders wordt in het laatste uur gelegenheid geboden tot discussie en het stellen van vragen. Mw. A. van Grevenstein is directeur van de Stichting Restauratie Atelier Limburg, Maastricht, en werd in 2005 voor de duur van drie jaar buitengewoon hoogleraar bij de opleiding Kunstgeschiedenis. Toetsvorm: schriftelijk tentamen
53
LETTEREN 2005-2006
Literatuur: Price, N.S., Kirby Talley, M., Melucco Vaccaro, A. (eds). (1986). Historical and
philosophical issues in the conservation of cultural heritage, Readings in conservation, Los Angeles: The Getty Conservation Institute.
3. Masterscriptie van de theoretische variant (M4) Periode 3 en 4 Niveau 6 Docent alle docenten. Elke scriptie wordt beoordeeld door twee docenten, van wie één als begeleider optreedt, de ander als ‘lezer’. Code KGM650 Instapeisen bachelor Kunstgeschiedenis of gelijkwaardige kwalificatie. Uiterlijk in december 2005 moet worden gekozen voor de docent en het scriptieonderwerp. De afspraken en planning worden vastgelegd in de scriptieovereenkomst. Studiepunten 30 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt een specifiek kunsthistorisch probleem na overleg met de docent zelfstandig ontwikkelen en uitwerken – het probleem moet een zekere reikwijdte, complexiteit en diepgang hebben. U kunt een duidelijk en volledig beeld geven van de stand van wetenschap in relatie tot het onderwerp. U kunt primaire en secundaire bronnen en literatuur vanuit diverse methodologische invalshoeken, zowel actuele als van oudere datum, op de juiste waarde schatten en gebruiken. Uit de aanpak van het probleem blijkt een duidelijke eigen inbreng, dat wil zeggen dat er in de verslaggeving nieuwe elementen aan de orde komen. De eigen, nieuwe inbreng kan blijken uit de verwerking van nog niet eerder ontsloten bronmateriaal, het leggen van nieuwe verbanden tussen objecten onderling en/of met bronnen en literatuur, een nieuwe combinatie van bestaand materiaal, een originele probleemstelling of theoretische invalshoek. Samenvattend kunnen we stellen dat uit de scriptie een zelfstandig inzicht in de aanpak van een gespecialiseerd kunsthistorisch probleem blijkt. Onderwijsvorm: de hoofdbegeleider wordt in principe door de student gekozen. In overleg met hem/haar wordt het onderwerp vastgesteld dat de student zelfstandig, maar met regelmatige consultering van de begeleider, uitwerkt. Er wordt in periode 2 een zogenoemde scriptieovereenkomst afgesloten waarin de keuze voor de begeleider en de gemaakte afspraken over onderwerp en planning worden vastgelegd. Overleg moet plaatsvinden over ten minste de volgende onderdelen van het werkproces: • vaststelling van de probleemstelling/hypothese/doelstelling; • opstellen van het werkplan; overleg over de volgorde van werken; • vaststelling van de methodologische aanpak; • voortgangsrapportage, volgens afspraak; • bespreking gerezen problemen, volgens afspraak; • voorlopige indeling van de scriptie; • bespreking van een eerste proeve van (een deel van) de tekst; • overleg over de keuze van de tweede lezer; 54
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
• bespreking van de gehele tekst; • eindoordeel/nabespreking. De scriptie moet logisch en duidelijk opgebouwd en ingedeeld zijn. Werkwijze en literatuurgebruik moeten controleerbaar zijn via correcte toepassing van noten en literatuuropgaven. Verder moet de scriptie typografisch en qua spelling correct zijn afgewerkt. De vaardigheden die getoetst zijn in diverse onderdelen van de bacheloropleiding worden als aanwezig verondersteld. De omvang van de scriptie moet tussen de 70 en 120 bladzijden liggen, exclusief illustraties en bijlagen (lettercorps 11; regelafstand 1,5). Afsluitingsprocedure: de hoofdbegeleider doet in principe het voorstel voor een tweede lezer aan de student. Indien de student het niet eens is met de keuze voor de tweede lezer, zal de hoofdbegeleider deze keuze beargumenteren. Als de student het hier vervolgens nog niet mee eens is, wordt dit geval aan de examencommissie voorgelegd. Een tweede lezer moet minstens één maand voor het inleveren van de definitieve versie van de scriptie op de hoogte worden gesteld van zijn/haar taak. De tweede lezer heeft alleen te maken met het definitieve product. Het cijfer wordt gegeven door de hoofdbegeleider; de tweede lezer laat weten of hij/zij het hiermee eens is. Bij eventuele onenigheid tussen begeleider en lezer met betrekking tot de beoordeling vraagt de examencommissie aan beiden om de beoordeling te beargumenteren. De student dient drie exemplaren van zijn/haar definitieve werkstuk in te leveren: twee zijn bestemd voor de beide lezers, het derde exemplaar wordt bewaard in het archief van het Secretariaat en is daar alleen met toestemming van de scribent te raadplegen.
4. Masterscriptie van de maatschappelijke variant (M4) Periode 3 en 4 Niveau 6 Docent alle docenten. Elke scriptie wordt beoordeeld door twee docenten, van wie één als begeleider optreedt, de ander als ‘lezer’. Code KGM660 Instapeisen bachelor Kunstgeschiedenis of gelijkwaardige kwalificatie. Uiterlijk in december 2005 moet worden gekozen voor de docent en het scriptieonderwerp. De afspraken en planning worden vastgelegd in de scriptieovereenkomst. Studiepunten 22 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt een specifiek kunsthistorisch probleem na overleg met de docent zelfstandig ontwikkelen en uitwerken - het probleem moet een zekere reikwijdte, complexiteit en diepgang hebben. U kunt een duidelijk en volledig beeld geven van de stand van wetenschap in relatie tot het onderwerp. U kunt primaire en secundaire bronnen en literatuur vanuit diverse methodologische invalshoeken, zowel actuele als van oudere datum, op de juiste waarde schatten en gebruiken. Uit de aanpak van het probleem blijkt een duidelijke eigen inbreng, dat wil zeggen dat er in de verslaggeving nieuwe elementen aan de orde komen. De eigen, nieuwe inbreng kan blijken uit de verwerking van nog niet eerder ontsloten bronmateriaal, 55
LETTEREN 2005-2006
het leggen van nieuwe verbanden tussen objecten onderling en/of met bronnen en literatuur, een nieuwe combinatie van bestaand materiaal, een originele probleemstelling of theoretische invalshoek. Samenvattend kunnen we stellen dat uit de scriptie een zelfstandig inzicht in de aanpak van een gespecialiseerd kunsthistorisch probleem blijkt. Onderwijsvorm: de hoofdbegeleider wordt in principe door de student gekozen. In overleg met hem/haar wordt het onderwerp vastgesteld dat de student zelfstandig, maar met regelmatige consultering van de begeleider, uitwerkt. Er wordt in periode 2 een zogenoemde scriptieovereenkomst afgesloten waarin de keuze voor de begeleider en de gemaakte afspraken over onderwerp en planning worden vastgelegd. Overleg moet plaatsvinden over ten minste de volgende onderdelen van het werkproces: • vaststelling van de probleemstelling/hypothese/doelstelling; • opstellen van het werkplan; overleg over de volgorde van werken; • vaststelling van de methodologische aanpak; • voortgangsrapportage, volgens afspraak; • bespreking gerezen problemen, volgens afspraak; • voorlopige indeling van de scriptie; • bespreking van een eerste proeve van (een deel van) de tekst; • overleg over de keuze van de tweede lezer; • bespreking van de gehele tekst; • eindoordeel/nabespreking. De scriptie moet logisch en duidelijk opgebouwd en ingedeeld zijn. Werkwijze en literatuurgebruik moeten controleerbaar zijn via correcte toepassing van noten en literatuuropgaven. Verder moet de scriptie typografisch en qua spelling correct zijn afgewerkt. De vaardigheden die getoetst zijn in diverse onderdelen van de bacheloropleiding worden als aanwezig verondersteld. De omvang van de scriptie moet tussen de 70 en 120 bladzijden liggen, exclusief illustraties en bijlagen (lettercorps 11; regelafstand 1,5). Afsluitingsprocedure: de hoofdbegeleider doet in principe het voorstel voor een tweede lezer aan de student. Indien de student het niet eens is met de keuze voor de tweede lezer, zal de hoofdbegeleider deze keuze beargumenteren. Als de student het hier vervolgens nog niet mee eens is, wordt dit geval aan de examencommissie voorgelegd. Een tweede lezer moet minstens één maand voor het inleveren van de definitieve versie van de scriptie op de hoogte worden gesteld van zijn/haar taak. De tweede lezer heeft alleen te maken met het definitieve product. Het cijfer wordt gegeven door de hoofdbegeleider; de tweede lezer laat weten of hij/zij het hiermee eens is. Bij eventuele onenigheid tussen begeleider en lezer met betrekking tot de beoordeling vraagt de examencommissie aan beiden om de beoordeling te beargumenteren. De student dient drie exemplaren van zijn/haar definitieve werkstuk in te leveren: twee zijn bestemd voor de beide lezers, het derde exemplaar wordt bewaard in het archief van het Secretariaat en is daar alleen met toestemming van de scribent te raadplegen.
5. Referaat (M4) Periode 3 of 4 Niveau 6 56
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
Docent Code Instapeisen Studiepunten
dezelfde als de scriptiebegeleider KGM600 het onderzoek voor de masterscriptie moet geheel of nagenoeg geheel zijn voltooid 3
Opzet van de cursus:
Onderwijsvorm: mondelinge voordracht Inhoud: u houdt voor uw medestudenten en andere belangstellenden een referaat over een in het kader van de scriptie verricht deelonderzoek of over uw scriptie als geheel. Aan het referaat moeten ten minste twee discussiepunten worden toegevoegd. Het is verstandig en collegiaal om referaten van medestudenten bij te wonen. Bijzonderheden: het referaat moet op het prikbord worden aangekondigd Toetsvorm: bespreking achteraf
6. Stage (op kunsthistorisch of archeologisch gebied, M4) Periode 1 t/m 4 Niveau 5 Docent stagecoördinator dr. A.R. de Klerck, alle docenten Code KGM550 Studiepunten minimaal 3, maximaal 20 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u hebt kennisgemaakt met aspecten van het kunsthistorisch of archeologisch werk in de praktijk en kunt die toepassen. Bijzonderheden: een stage kan gelopen worden bij musea of andere culturele instellingen op het gebied van de beeldende kunst of architectuur. U kunt denken aan bijvoorbeeld tentoonstellingsdiensten, galeries, documentatiecentra van kunsthistorische of archeologische aard (CKD, Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek), of instellingen van niet-kunsthistorische aard waarbij de te verrichten werkzaamheden wel aansluiten bij de studie Kunstgeschiedenis (dit ter beoordeling van de stagecoördinator). Een stage kan zowel op aanvraag van een instelling als op initiatief van de student gestart worden. De stagecontactpersoon zoekt een begeleider onder de stafleden van de opleiding en de student stelt een werkplan op waarmee zowel de instelling als de begeleiding het eens zijn. Op basis van dit werkplan wordt het te behalen aantal studiepunten vastgesteld en dient via de facultaire stagecoördinator, drs. C.A.M. Wijlens, een stagecontract te worden opgesteld. Hij is de vraagbaak van de Faculteit der Letteren voor alles wat met stages te maken heeft. Hij kan informatie geven over allerlei stagemogelijkheden en adviseren bij het vinden van een geschikte stageplaats. Wie van plan is om stage te gaan lopen, kan het beste tevoren een afspraak met hem maken. Hij houdt open spreekuur op dinsdag van 10.00-12.00 uur. 57
LETTEREN 2005-2006
Daarnaast kunt u intekenen voor het spreekuur op donderdag van 10.00-12.00 uur. Drs. C.A.M. Wijlens, Adviespunt Letteren, kamer 6, Erasmusgebouw begane grond, tel. 0243615583, e-post:
[email protected]. De stagecontactpersoon van de opleiding Kunstgeschiedenis is dr. A.R. de Klerck. Alle stages, in binnen- en buitenland, alsmede buitenlandse studieverblijven dienen bij hem te worden aangemeld. Ook kan men bij hem terecht voor inlichtingen. Toetsvorm: stageverslag en/of in het kader van de stage gemaakt product (catalogus, inventa-
risatie, educatieve teksten, audio-visueel programma). De eindbeoordeling ligt bij de begeleider van de opleiding Kunstgeschiedenis Bijzonderheden: naarmate een stage langer loopt, worden hogere eisen gesteld aan de
‘inhoudelijke’ aspecten van de werkzaamheden en de rapportage daarover
7. Museologie (M4) Periode 3 en 4 Code KGM560 Studiepunten 9 De cursus Museologie zal in het jaar 2005-2006 niet zoals in voorgaande jaren worden aangeboden. Studenten in hun vierde studiejaar of later kunnen de modules ‘Collectievorming in perspectief ’ en ‘Museumarchitectuur’ van de minor ‘Het kunstwerk verzameld en geëxposeerd’ volgen. Zij dienen tevoren te overleggen met de coördinator van de minor om duidelijke afspraken over eventuele aanpassingen te maken. Inlichtingen: mw.dr. E.P. Tibbe
8. Tentoonstellingsanalyse (M4) Periode individuele opdracht, kan gedurende het hele jaar worden gemaakt Niveau 5 Docent alle docenten Code KGM565, KGM566 Instapeisen bachelor Kunstgeschiedenis Studiepunten 4 of 9 Opzet van de cursus:
Inleiding: u kiest, in overleg met de begeleidende docent een tentoonstelling uit – of een groep tentoonstellingen – waarop de hieronder omschreven analyse toegepast kan worden. Na lezing van de theoretische literatuur, en na bezoek(en) aan de tentoonstelling wordt met de begeleider een opzet voor een werkstuk besproken, die vervolgens zelfstandig uitgewerkt wordt tot een essay op academisch niveau.
58
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
Leerdoelen: u kunt een museale opstelling of tentoonstelling op kunsthistorisch gebied beredeneerd beoordelen, met gebruikmaking van vakwetenschappelijke en overdrachtstechnische criteria. Onderwijsvorm: het schrijven van een verslag. Het verslag moet, exclusief illustraties en bijlagen, ten minste 10 pagina’s bedragen (lettercorps 11; regelafstand 1,5) en typografisch en qua spelling correct verzorgd zijn. De te analyseren tentoonstelling moet van behoorlijke omvang zijn, en inhoudelijk verband hebben met gelijktijdig lopende of vroegere tentoonstellingen. Ook moet de tentoonstelling vergezeld gaan van een wetenschappelijke catalogus. Het verslag moet in elk geval bevatten: • een systematische en gedetailleerde beschrijving van de geanalyseerde tentoonstelling, inclusief audio-visuele presentaties, nevententoonstellingen enzovoort (desgewenst kunt u hiervoor een lijst met te analyseren punten krijgen); • een beschrijving en kritische analyse van de diverse soorten schriftelijk (propaganda)materiaal bij deze tentoonstelling (catalogus, zaalteksten, folders, routes, lesbrieven en dergelijke), zowel inhoudelijk als wat betreft duidelijkheid, leesbaarheid en afstemming op bepaalde doelgroepen; • een analyse van besprekingen (recensies) van de tentoonstelling, en een kritische argumentatie over in hoeverre men het met die besprekingen eens is; • een hoofdstuk waarin de relatie wordt gelegd met de voor dit onderdeel te lezen theoretische literatuur over musea en tentoonstellingen (welke bestanddelen uit die literatuur kunt u terugvinden; hoe past deze tentoonstelling in een presentatietraditie?); • een conclusie. De studielast van dit onderdeel bedraagt 4 stp. Desgewenst kan dit onderdeel worden uitgebreid tot 9 stp. Een tentoonstellingsanalyse van 9 stp moet dan bovendien bevatten: • een gedegen analyse van de bijbehorende catalogus: deze moet vergeleken worden met catalogi van gelijktijdig lopende of eerdere tentoonstellingen met hetzelfde of een soortgelijk onderwerp (of ook met andere kunsthistorische literatuur). Het verschil in benadering of wat betreft de stand van wetenschap moet duidelijk aangegeven worden. Globaal wordt voor de literatuurstudie 3 stp (ongeveer 400 pagina’s) aangehouden; een en ander moet worden verwerkt in een hoofdstuk van ongeveer 10 pagina’s bij het tentoonstellingswerkstuk.
9. Kunsthistorische documentatie (M4) Periode 3 en 4 Niveau 5 Docent mw.drs. W. Weusten Code KGM570 Instapeisen bachelor Kunstgeschiedenis Studiepunten 9 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: u kunt beeldarchieven geautomatiseerd ontsluiten. U kunt bijvoorbeeld portretten – of een andere categorie kunstwerken of een andere selectie – uit de eigen plaat- en 59
LETTEREN 2005-2006
diaverzameling of uit de verzameling van een museum of een privécollectie wetenschappelijk bewerken en in een database opslaan. Onderwijsvorm: hoorcolleges, werkcolleges, praktijkopdracht. Een excursie behoort tot de mogelijkheden (niet verplicht). Inhoud van de cursus: bij kunsthistorische documentatie staan correcte beschrijvingen en het achterhalen van de vereiste documentaire gegevens centraal. Waar zoekt u betrouwbare gegevens over de beeldvoorstellingen en hoe voert u de gevonden gegevens op een consistente manier in een database in? Er wordt verwacht dat u gedisciplineerd te werk gaat en beseft dat bij de invoer van gegevens in de database een wetenschappelijk instrumentarium voor kunsthistorisch onderzoek wordt opgebouwd. Literatuur: wordt tijdens de cursus opgegeven Toetsvorm: participatie, uitvoering van de praktijkopdracht Inlichtingen: mw.drs. W. Weusten, Secretariaat
10. Interuniversitaire werkgroep: ‘Kunst en kunstgeschiedenis in het Florence van de Medici, 1400-1700’ (M4) Periode 3 (verblijf in Florence: 28 februari-27 maart 2006) Niveau 3 Organisatie Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut te Florence (NIKI) Docenten prof.dr. B.W. Meijer, dr. G.J. van der Sman (coördinatie) en anderen Instapeisen bachelor Kunstgeschiedenis, behoorlijke passieve kennis van de Italiaanse taal, geldige inschrijving Deelnemers maximaal 10 Studiepunten 10 Opzet van de cursus:
Leerdoelen: deze jaarlijkse werkgroep heeft tot doel om studenten grondig kennis te laten maken met karakteristieke aspecten en benaderingswijzen van de Italiaanse kunst, in het bijzonder van de kunst in Toscane in de periode 1400-1700. De kunstbemoeienissen en kunstcollecties van de Medici staan daarbij centraal. De werkgroep resulteert in een aanzienlijke kennisvermeerdering op het gebied van de Italiaanse kunst en een brede confrontatie met benaderingswijzen die kunnen verschillen van de Nederlandse kunsthistorische praktijk. Dit alles vindt plaats in één van de mondiale centra van kunst en kunstgeschiedenisbeoefening. Onderwijsvorm: gedurende de eerste weken zal door middel van colleges, gegeven door Nederlandse en internationale docenten, speciale aandacht worden besteed aan vorm, inhoud en typologie van objecten. Ook zullen andere aspecten aan de orde komen, waaronder het museale gebruik van historische gebouwen en restauratiemethodieken en het moderne bronnenonderzoek zoals dat wordt verricht door de Scuola Normale Superiore in Pisa. Voordrachten door experts zullen worden aangevuld met bezoeken aan monumenten en instellingen. 60
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
Daarnaast zullen deelnemers aan de werkgroep individueel aan een eigen onderwerp werken, hetgeen dient uit te monden in een schriftelijk werkstuk. Daarvoor zullen zij onderzoek verrichten in de in Florence aanwezige onderzoekinstellingen en bekend raken met de aldaar aanwezige instrumenten van onderzoek. Van de deelnemers wordt verwacht dat zij de benaderingswijzen en invalshoeken die in de colleges enzovoort aan de orde komen kritisch in hun opdracht verwerken. Ook zal een tentamen worden afgenomen, zo mogelijk op locatie, op kennis en begrip van de in de colleges voorgelegde materie. Er zal gedurende een maand worden gelogeerd in het Instituut in Florence. Logieskosten worden vergoed; er wordt alleen een eigen bijdrage in de reiskosten verwacht. Het schriftelijk werkstuk zal direct na terugkeer in Nederland worden afgerond. Bijzonderheden: inschrijvingen inzenden vóór 1 januari 2006 onder vermelding van naam, adres, geboortedatum, studentnummer, voltooide studie-onderdelen, behaalde cijfers en dergelijke. Inlichtingen: dr. G.J. van der Sman (coördinatie;
[email protected]), NIKI, Viale
Torricelli 5, 50125 Florence, Italia
Bijvakruimte en studeren in het buitenland De bijvakruimte geeft u de mogelijkheid om u verder te verdiepen in een aspect van uw hoofdrichting, of om uw horizon te verbreden door middel van het volgen van vakken buiten uw hoofdrichting. U kunt de bijvakruimte dus invullen met cursussen van binnen of van buiten de opleiding. Voor het cursusaanbod van buiten de opleiding raadpleegt u de facultaire en universitaire keuzegidsen. Voor een overzicht van de keuzevakken van deze opleiding kunt u terecht in deze gids. De bijvakruimte kan ook worden ingevuld met een Socrates-verblijf in het buitenland. Een andere mogelijkheid voor invulling van de bijvakruimte is het volgen van een stage. Om na het afronden van het masterexamen in aanmerking te komen voor een promotieplaats om een proefschrift te schrijven, geldt een zware selectieprocedure. Bovendien zijn er weinig plaatsen beschikbaar. Hoe de bijvakruimte met het oog op een dergelijke functie ingevuld zou moeten worden, kan het best worden besproken met de studieadviseur of met één van de docenten. Voor meer informatie over studeren in het buitenland, zie hoofdstuk 5 van deze Studiegids, Adviespunt Letteren.
61
LETTEREN 2005-2006
Tentamendata M4 De theoretische variant examenonderdelen M4
coördinatie
datum
stp
toetsvorm
Projectgroep Middeleeuwen
Koldeweij
geen afzonderlijk tentamen
13
participatie, presentatie, schriftelijk werkstuk
Projectgroep Vroeg-moderne periode
De Klerck
Actualiteitencollege
Van Grevenstein
13-1-2006
5
schriftelijk tentamen
Masterscriptie
scriptiebegeleider
geen afzonderlijk tentamen
30
schriftelijk werkstuk
Referaat
scriptiebegeleider
geen afzonderlijk tentamen
3
presentatie
Interuniversitaire werkgroep NIKI
Van der Sman
periode 3
10
schriftelijk tentamen, schriftelijk werkstuk
De maatschappelijke variant examenonderdelen M4
coördinatie
datum
stp
toetsvorm
Actualiteitencollege
Van Grevenstein
13-1-2006
5
schriftelijk tentamen
Masterscriptie
scriptiebegeleider
geen afzonderlijk tentamen
22
schriftelijk werkstuk
Referaat
scriptiebegeleider
geen afzonderlijk tentamen
3
presentatie
Museologie
Tibbe
zie bij B3: minor 2
9
zie bij B3: minor 2
Tentoonstellingsanalyse
begeleider
geen afzonderlijk tentamen
4 of 9 schriftelijk werkstuk
Kunsthistorische documentatie
Weusten
4
9
participatie, ICTopdrachten
Tentamendata M4 tweede kans De theoretische variant examenonderdelen M4
coördinatie
datum
stp
toetsvorm
Projectgroep Middeleeuwen
Koldeweij
aanvullend tentamen
13
schriftelijk tentamen
Projectgroep Vroeg-moderne periode
De Klerck
Actualiteitencollege
Van Grevenstein
31-3-2006
5
schriftelijk tentamen
Interuniversitaire werkgroep NIKI
Van der Sman
aanvullend tentamen
10
schriftelijk tentamen
62
L TET R EMNA S 2 0T 0E5R- J2 A0 A 06 4 E- T H R
De maatschappelijke variant examenonderdelen M4
coördinatie
datum
stp
toetsvorm
Actualiteitencollege
Van Grevenstein
31-3-2006
5
schriftelijk tentamen
Museologie
Tibbe
zie bij B3: minor 2
9
zie bij B3: minor 2
63
LETTEREN 2005-2006
64
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
5
Algemene informatie over de opleiding
Inschrijven voor cursussen Studenten die willen deelnemen aan cursussen van de Letterenfaculteit dienen zich daarvoor altijd van tevoren in te schrijven via KISS. De inschrijving voor cursussen van het eerste semester (periode 1 en 2) vindt plaats in de laatste twee volle weken van juni, de inschrijving voor cursussen van het tweede semester (periode 3 en 4) in de eerste twee volle weken van december. Studenten die voor hun eerste jaar bij de opleiding zijn ingeschreven, dienen zich voor cursussen van het eerste semester in te schrijven gedurende de introductieperiode. Voor vragen over, of problemen met uw KISS-account kunt u terecht bij de Balie Studentenzaken. Ook kunt u een e-bericht sturen naar
[email protected].
Inschrijving voor tentamens Studenten die in een bepaalde tentamenperiode aan een (her)tentamen willen deelnemen, dienen zich daarvoor via KISS in te schrijven, ook als het tentamen bestaat uit een werkstuk. Inschrijving voor een tentamen is mogelijk tot uiterlijk één week voor het tijdstip waarop het desbetreffende tentamen wordt afgenomen. Controleer aan de hand van de bevestiging die u krijgt, dat u voor de goede (her)tentamens bent ingeschreven. Als uit controle blijkt dat er iets niet in orde is met uw inschrijving(en), neem dan onmiddellijk contact op met het Secretariaat. Sommige studentenadministraties hanteren een automatische tentameninschrijving voor studenten die voor de betreffende cursus ingeschreven zijn. In die gevallen worden studenten geacht hun tentameninschrijving zelf te controleren. Studenten die zich niet hebben ingeschreven voor een tentamen, of die te laat waren met hun inschrijving, kunnen niet aan het tentamen deelnemen, tenzij er voldoende plaatsen en tentamenopgaven zijn. In dat geval worden zij tot het tentamen toegelaten tegen inlevering van hun collegekaart. Na betaling van 5,00 administratiekosten, te voldoen bij het Secretariaat, krijgen zij hun collegekaart terug.
Inschrijven voor minoren Als u wilt deelnemen aan een minor, dan moet u zich daarvoor inschrijven via KISS in het domein ‘Letteren alle’. Voor minoren uit het eerste semester (periode 1 en 2) van het studiejaar 2005 - 2006 kunt u zich inschrijven van 1 mei tot 1 juni 2005. De inschrijving voor minoren uit het tweede semester (periode 3 en 4) loopt van 15 september tot 15 oktober 2005. Een minor vindt slechts doorgang wanneer er een minimumaantal studenten aan deelneemt. Daardoor kan het aantal minoren dat in principe wordt aangeboden verschillen van het aantal minoren dat daadwerkelijk zal worden gegeven. Er is dus géén garantie dat alle minoren zullen doorgaan. Soms zullen minoren gedeeltelijk worden uitgevoerd via ‘begeleide zelfstudie’, of zal worden verwezen naar andere minoren, voor zover deze een redelijk alternatief vormen. 65
LETTEREN 2005-2006
Informatie over de Onderwijs- en Examenregeling (OER) Elke opleiding beschikt over een Onderwijs- en Examenregeling. Hierin staat het programma van de opleiding beschreven alsook de regels waaraan het onderwijs en de examens dienen te voldoen. De Onderwijs- en Examenregeling is in te zien op de Secretariaten van de afzonderlijke opleidingen of via de websites van de opleidingen. Regelingen ten aanzien van tentamens, de inlevering van werkstukken en dergelijke, staan in de Studiegids bij de afzonderlijke vakken vermeld.
Tentamens en herkansingen Elke cursus wordt afgesloten met een toets waarvoor u een deelcijfer of een eindcijfer krijgt. Wanneer u het tentamen niet hebt gehaald, kunt u aan een herkansing meedoen. De herkansing vindt plaats aan het einde van de periode volgend op het eerste tentamen. U hebt recht op één herkansing, mits de tentamendata (van zowel de eerste als tweede kans) aan het begin van de periode bekend zijn.Voor onderdelen waarvoor u pas aan het einde van periode 4 een eindcijfer krijgt, geldt dat de herkansing in augustus plaatsvindt. Ongedaan maken van inschrijving Indien u niet deelneemt aan het tentamen waarvoor u zich hebt ingeschreven, wordt u uitgesloten van deelneming aan de herkansing in de volgende periode, tenzij u zich uiterlijk een week van tevoren terugtrekt. Legitimeren bij tentamens Als u tentamen gaat afleggen, neem dan één van de volgende legitimatiebewijzen mee: collegekaart, paspoort, rijbewijs of OV-jaarkaart. Voor studenten bestaat namelijk bij tentamens de verplichting om zich op verzoek te legitimeren. Toegang tot de tentamenzaal bij schriftelijke tentamens Studenten hebben tot uiterlijk een half uur na aanvang van het schriftelijke tentamen toegang tot de tentamenzaal. Verlaten van de tentamenzaal bij schriftelijke tentamens Studenten mogen de tentamenzaal niet binnen een half uur na aanvang van het schriftelijk tentamen verlaten. Frequentie tentamens In de periode van 12 maanden na afloop van een cursus zijn er twee tentamengelegenheden voor studenten die zich voor de betreffende cursus hebben ingeschreven (een tentamen en een herkansing). Voor werkstukken geldt eveneens dat er twee inlevermomenten zijn. Hertentamens Na elk tentamen wordt één maal de gelegenheid geboden tot het afleggen van een hertentamen over dezelfde stof. Na de herkansing kunt u, bijvoorbeeld als het programma gewijzigd 66
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
is, geen recht doen gelden op een tentamen over dezelfde leerstof. Na de herkansing moet u zich dus conformeren aan het studieprogramma zoals het op dat moment geldt. Incidentele problemen die zich op dit gebied voordoen, moet u voorleggen aan de examencommissie. Voor tentamens en hertentamens, zowel mondelinge als schriftelijke, dient de student zich te houden aan de regels en afspraken die voor die bepaalde cursus gelden. Voor hertentamens geldt dezelfde inschrijfregeling als voor tentamens. Te laat ingeleverde werkstukken Bij het inleveren van werkstukken geldt de afgesproken inleverdatum als tentamendatum. Bij 1 à 2 dagen te laat ingeleverde werkstukken wordt een punt van het cijfer afgetrokken; bij 3 à 5 dagen worden twee punten van het cijfer afgetrokken; langer dan 5 dagen te laat: het werkstuk wordt niet meer geaccepteerd. Uiteraard kunt u van tevoren bij de docent om een geldige reden uitstel aanvragen. Dit kan niet achteraf. Hebt u het werkstuk te laat ingeleverd, dan vervalt het recht op herkansing. Hebt u het werkstuk op tijd ingeleverd, maar wordt het als onvoldoende beoordeeld, dan kunt u dit herkansen, waarbij dezelfde regels gelden voor tijdig inleveren als hierboven. Hebt u na de herkansing alsnog een onvoldoende, dan moet u de gehele cursus opnieuw volgen. Geldigheidsduur cijfers De geldigheidsduur van propedeutische examenonderdelen bedraagt 24 maanden. De geldigheidsduur van postpropedeutische bachelor-examenonderdelen bedraagt 48 maanden. Voor tentamens van bachelor-onderdelen behaald vóór 1 september 2004 geldt een geldigheidsduur van 72 maanden. De geldigheidsduur van de tot de éénjarige master behorende examenonderdelen bedraagt 48 maanden. Voor tentamens van master-onderdelen behaald vóór 1 september 2004 geldt een geldigheidsduur van 36 maanden. Op verzoek van de student kan de examencommissie in geval van bijzondere omstandigheden op inhoudelijke gronden besluiten de geldigheidsduur te verlengen. NB: De cijfers van onderdelen van cursussen (dat wil zeggen de cijfers van deeltentamens) vervallen als studenten ook na de herkansing niet geslaagd zijn voor de gehele cursus. Inleveren van werkstukken Werkstukken stelt u getypt op schrift met een niet al te kleine letter en ruimte voor commentaar van de docent. U levert een werkstuk in tweevoud in op de afgesproken datum, voor 17.00 uur in het postvakje van de docent op het Secretariaat. De kopie is voor het archief. Per e-post verzonden werkstukken worden niet geaccepteerd. Fraude en plagiaat Fraude is het handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Voorbeelden van fraude zijn het afkijken tijdens een tentamen of het plegen van plagiaat in werkstukken. Fraude heeft tot gevolg dat er voor de student geen uitslag van het tentamen wordt vastgesteld. De student kan tevens door de examencommissie worden uitgesloten van deelneming aan het tentamen in hetzelfde semester en eventueel het daaropvolgende semester. Indien fraude herhaalde malen geconstateerd wordt, kan de desbetreffende student 67
LETTEREN 2005-2006
uitgesloten worden van deelneming aan een of meer aan te wijzen tentamens en/of examens gedurende een periode van maximaal 12 maanden. Ook plagiaat is een vorm van fraude. Onder plagiaat wordt verstaan het zonder bronvermelding overnemen van andermans ideeën, formuleringen, resultaten, enzovoort. Plagiaat is een strafrechtelijk vergrijp en dus te allen tijde verboden. Het kan leiden tot uitsluiting bij onderwijs, tentamens en examens. Bij gevallen van ernstig en/of omvangrijk plagiaat zal de opleiding Kunstgeschiedenis aangifte doen bij de politie. Voor werkstukken geldt tevens dat indien een docent het gegronde vermoeden heeft dat een student (delen van) een werkstuk gebaseerd heeft op het werk van een of meer andere auteurs zonder dat op de juiste manier aangegeven te hebben, de examencommissie de student kan verplichten onder toezicht een stuk over hetzelfde onderwerp te schrijven. Indien uit de vergelijking van het werkstuk en het onder toezicht geschreven stuk tekst blijkt dat (delen van) het werkstuk niet door de student zijn geschreven, geldt dit eveneens als fraude. Tenslotte moet in verband met het opsporen van plagiaat elk werkstuk in tweevoud ingeleverd worden. Bewaar kopieën van werkstukken en huiswerkopdrachten Zorg ervoor dat u van alles wat u inlevert (werkstukken en huiswerkopdrachten) een kopie bewaart. Mocht, om wat voor reden dan ook, een ingeleverde opdracht kwijtraken, dan kunt u gemakkelijk de opdracht opnieuw inleveren. Groepsopdrachten: elk groepslid is verantwoordelijk voor de gehele opdracht Ook bij een groepsopdracht is het de verantwoordelijkheid van elk individueel groepslid dat de opdracht voldoet aan de eisen en dat deze op tijd wordt ingeleverd en eventueel herzien. In geval een groepsopdracht niet op tijd is ingeleverd, of niet voldoet aan de eisen, kan een student zich dus niet beroepen op het feit dat andere groepsleden (delen van) de groepsopdracht niet gemaakt of herzien hebben of niet op tijd hebben ingeleverd.
De Universitaire Lerarenopleiding van het Instituut voor Leraar en School (ILS) De universitaire lerarenopleiding als master Na het behalen van een vakwetenschappelijke mastertitel is het mogelijk om door te stromen naar de universitaire lerarenopleiding, die eveneens leidt tot een mastertitel, maar dan met een beroepsprofiel. Voorwaarde voor toelating tot deze mastervariant is een masterdiploma in een aan een schoolvak gerelateerde vakwetenschappelijke opleiding, waarbij het bachelor- en masterprogramma samen moeten voldoen aan landelijk afgesproken vakinhoudelijke eisen. De universitaire lerarenopleiding leidt op tot een eerstegraads bevoegdheid. Deze opleiding duurt een vol jaar, maar kan ook als deeltijdstudie binnen twee jaar worden afgerond. De opleiding combineert activiteiten op het instituut (50%) met een uitvoerig schoolpracticum (50%), waarvoor de leraar-in-opleiding (lio) een in principe betaalde leer–werkovereenkomst sluit met een school voor voortgezet onderwijs. Meer informatie over het Instituut voor Leraar en School is te vinden in het Vademecum en op de website http://www.ru.nl/ils/. U kunt ook terecht bij de Secretaris Onderwijs en 68
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
onderzoek van het ILS, mw.drs. E.E.G. Verbeet, kamer N 01.550 in het Gymnasion, tel. 024– 3530094, openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00–17.00 uur, e-post:
[email protected]. Educatieve minor Er bestaat dit jaar (nog) geen educatieve minor voor het vak Kunstgeschiedenis. Studenten Kunstgeschiedenis met belangstelling voor educatieve aspecten kunnen overwegen deel te nemen aan de minor ‘Kunst- en cultuureducatie’, die door de opleiding Algemene Cultuurwetenschappen (ACW) en het ILS wordt aangeboden. Kort voor het ter perse gaan van deze Studiegids werd een principeafspraak gemaakt, die behelst dat ook een docent van de opleiding Kunstgeschiedenis zal participeren in de invulling van deze minor.
Adviespunt Letteren Wie meer wil weten over studeren in het buitenland, over stage-, afstudeer- en beroepsmogelijkheden of behoefte heeft aan een gesprek over studieplanning en studievoortgang, doet er goed aan binnen te lopen bij het Adviespunt Letteren. U kunt er gebruikmaken van het documentatiecentrum of een gesprek aanvragen met één van de medewerkers. De spreekuren staan hieronder vermeld. Van stage tot studieadvies De medewerkers van het Adviespunt Letteren informeren u graag over: • studeren in het buitenland • stages en afstudeerprojecten • de opleiding Taal- en Cultuurstudies • minoren • studie- en loopbaanmogelijkheden • het Ambassadorschap. Als u vragen hebt over studiefinanciering, inschrijfduur, tijdelijke uitschrijving wegens ziekte en dergelijke kunt u terecht bij de Dienst Studentenzaken van de RU Nijmegen, http://www.ru.nl/studentenzaken. Locatie en openingstijden Het Adviespunt Letteren bevindt zich in de hal van het Erasmusgebouw, links van de portiersloge en is geopend van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur. Teken vooraf in als u één van de spreekuren van de medewerkers wilt bezoeken. De spreekuurmap ligt op de tafel bij de ingang. Enkele medewerkers hebben ook een inloopspreekuur waar u zonder intekening terecht kunt. In de hal van het Adviespunt Letteren staat een computer met Internetaansluiting. Deze computer bevat snelkoppelingen naar interessante sites. In de documentatiehoek vindt u informatie over onder andere stages, studeren in het buitenland, de arbeidsmarkt en allerlei studies. Regelmatig organiseert het Adviespunt Letteren lezingen en bijeenkomsten over stages en studeren in het buitenland. Als onderdeel van de stageminor leert het Adviespunt Letteren 69
LETTEREN 2005-2006
studenten hoe zij de arbeidsmarkt kunnen benaderen. Bekijk de website voor meer informatie: http://www.ru.nl/adviespuntletteren. Medewerkers Adviespunt Letteren Secretariaat: Joke Remmers Kamer E 1, tel. 024 - 3612851, fax: 024 - 3611674, e-post:
[email protected], openingstijden: dagelijks van 09.00 - 17.00 uur, op vrijdag tot 13.00 uur. Facultair voorlichter: Audrey van den Ham Voor informatie over voorlichtingsactiviteiten en ambassadors. Kamer E 2, tel. 024 - 3615602, e-post:
[email protected] Facultair studieadviseur: Peter van Oorschot Voor informatie over de opleiding Taal- en Cultuurstudies, andere Letterenopleidingen, minoren, studieplanning en studieadvies. Kamer E 3, tel. 024 - 3616057, e-post:
[email protected]. Spreekuur: maandag: 14.00 - 15.30 uur (intekenen 20 min.), donderdag: 10.00 - 12.00 uur (intekenen 30 min.) Medewerker internationalisering: Elly van der Borgh Voor informatie over studeren in het buitenland. Kamer E 5, tel. 024 - 3612876, e-post:
[email protected]. Spreekuur: dinsdag: 11.00 - 12.00 uur (inloop), donderdag: 11.00 - 12.00 uur (intekenen 15 minuten) Facultair stagecoördinator, tevens hoofd van Adviespunt Letteren: Clemens Wijlens Voor informatie over stage- en afstudeermogelijkheden en arbeidsmarktoriëntatie. Kamer E 6, tel. 024 - 3615583, e-post:
[email protected]. Spreekuur: donderdag: 10.00 - 12.00 uur (intekenen 15 minuten) Coördinator afstudeerprojecten Bedrijfscommunicatie: Evelyne Vos-Fruit Voor informatie over afstudeermogelijkheden voor studenten IBC. Kamer E 4, tel. 024 - 3611256, e-post:
[email protected]. Spreekuur: dinsdag: 10.00 - 12.00 uur (intekenen 20 minuten), woensdag: 10.00 - 12.00 uur (inloop). Coördinator afstudeerprojecten Bedrijfscommunicatie, en voorlichter: Cindy Nijland. Voor informatie over afstudeermogelijkheden voor studenten BCO en informatie over studentenwerving in Duitsland. Kamer E6, tel. 024 - 3610079, e-post:
[email protected]. Spreekuur: dinsdag 10.00 - 12.00 uur (inloop), donderdag: 10.00 - 12.00 uur (inteken).
Opleidingsgebonden studiekosten Een student Kunstgeschiedenis dient rekening te houden met de aanschaf van studieboeken die door hun uitvoering en vooral door de opname van (zeer) veel afbeeldingen vaak duurder uitvallen dan andere studieboeken. In de loop van de collegejaren worden per cursus fotoko70
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
pieën uitgereikt met extra informatie en/of teksten of met voor de betreffende cursus gemaakte werkstukken die collectief worden gelezen. De hiervoor gemaakte kosten moeten bij het afhalen van de tentamenbriefjes worden voldaan op het Secretariaat. Verder zijn er extra kosten verbonden aan de geprogrammeerde excursies. Het betreft de driedaagse excursie naar Keulen op het einde van het eerste jaar en drie tiendaagse excursies naar het buitenland gedurende het tweede en derde jaar. De reiskosten van deze excursies komen voor rekening van de Radboud Universiteit, de verblijfskosten zijn voor rekening van de student.
Post voor studenten Iedere student heeft een eigen postmap op de twaalfde verdieping van het Erasmusgebouw in de hangmappenkast tegenover kamer 12.09. Deze hangmappenkast is tijdens kantooruren geopend. In deze postmappen komen mededelingen voor de studenten betreffende de studie, van de Organisatie Studenten Kunstgeschiedenis (OSK), van docenten betreffende bepaalde cursussen enzovoort. Meer privacy-gevoelige stukken worden uiteraard per post naar het woonadres verzonden. Ook berichten van de OSK, het tijdschrift Desipientia en dergelijke worden via deze postmappen verspreid. Deze postmappen zijn een initiatief van de opleiding Kunstgeschiedenis in samenwerking met de OSK.
E-post voor studenten Elke student Kunstgeschiedenis krijgt een e-adres (e-mail-account) van de Radboud Universiteit. Dat e-adres eindigt op @student.ru.nl. Al dan niet dringende e-berichten – bijvoorbeeld bij ziekte van een docent – worden door het Secretariaat uitsluitend naar @student.ru.nl-adressen verzonden. U kunt uw privé-e-adres aan dit @student.ru.nl-adres koppelen. Zie hiervoor: http:// kiss.hosting.kun.nl/kiss-html/emailvragen.html/#doorsturen.
Nieuws over de opleiding Kunstgeschiedenis Nieuws over de opleiding Kunstgeschiedenis, ontwikkelingen, stafleden en gebeurtenissen zijn zo snel mogelijk beschikbaar op onze eigen website http://www.ru.nl/kunstgeschiedenis/. Zie aldaar: Actueel, Nieuws en mededelingen.
Secretariaat opleiding Kunstgeschiedenis Mw. Astrid Hidding Bezoekadres: Erasmusplein 1, kamer 10.02 Postadres: Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen
71
LETTEREN 2005-2006
Openingstijden: iedere dag van 11.00-12.00 uur en van 14.00-15.00 uur Telefoon: 024-3612832, e-post:
[email protected] Het Secretariaat van de afdeling Archeologie is gehuisvest in het Secretariaat van de afdeling Griekse en Latijnse Taal en Cultuur (GLTC), Erasmusplein 1, kamer 9.04, mw. Th. Hesen, tel. 024-3612958, e-post:
[email protected]
Dagelijks bestuur Voorzitter: prof.dr. A.M. Koldeweij; lid: prof.dr. V. Manuth (tot 1 januari 2006); secretaris/ beheerder: mw.drs. W. Weusten; studentlid: bij het ter perse gaan van deze Studiegids nog onbekend. Opleidingscoördinator: prof.dr. A.M. Koldeweij
Studiebegeleiding en studieadviseur De studieadviseur van de opleiding Kunstgeschiedenis is dr. C.A. Veelenturf. Bij persoonlijke problemen betreffende de studie en de studieplanning kunt u zich tot hem wenden. De studieadviseur is ook de contactpersoon bij Kunstgeschiedenis voor het colloquium doctum en fungeert voorts als Socrates-coördinator. U kunt met hem via e-post een afspraak maken:
[email protected]. Vanaf het moment dat u daadwerkelijk aan een masterscriptie begint, gaat de persoonlijke begeleiding van de studie over naar de scriptiebegeleider. Naast het raadplegen van de studieadviseur van de eigen opleiding bestaat de mogelijkheid een beroep te doen op de facultaire studieadviseur Peter van Oorschot (
[email protected]), voor met name de arbeidsmarktoriëntatie en overige uitstroombegeleiding. In samenwerking met de facultaire stagecoördinator verzorgt de facultaire studieadviseur cursussen op het gebied van arbeidsmarktoriëntatie. Ook het voeren van een individueel loopbaanadviesgesprek behoort tot de mogelijkheden. Het gaat in een dergelijk gesprek in eerste instantie om het zoeken naar datgene wat de student motiveert in de studie, in een eventuele baan, maar ook in het leven buiten studie en werk. Antwoorden op deze vragen kunnen richting geven aan keuzes die de student tijdens de studie moet maken, bijvoorbeeld over de invulling van de bijvakruimte of het zoeken van een stage. Een loopbaanadviesgesprek kan daarom al vroeg in de studie plaatsvinden. Studenten die niet meer zo gemotiveerd zijn voor hun studie, zijn van harte welkom om daar eens over te komen praten. In een open gesprek wordt gekeken naar de achterliggende redenen voor het gebrek aan motivatie. Afhankelijk daarvan – en desgewenst – wordt gekeken naar mogelijke oplossingen of alternatieven. Eventueel kan ook de hulp van de studie- en beroepskeuzeadviseur van de Dienst Studentenzaken worden ingeroepen. NB: Als u voorziet dat u studievertraging gaat oplopen door bijvoorbeeld langdurige ziekte of persoonlijke omstandigheden, zorg er dan voor dat u dit zo vroeg mogelijk meldt bij de studieadviseur. Dit kan van groot belang zijn bij het aanvragen van studieduurverlenging!
72
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
Naast het raadplegen van de studieadviseur van de eigen opleiding bestaat de mogelijkheid een beroep te doen op de facultaire studieadviseur. Hij fungeert als vertrouwenspersoon voor studenten en kan in dat kader bemiddelen bij problemen tussen student en opleiding. Ook met meer persoonlijke problemen kunt u bij de facultaire studieadviseur terecht. Hij is verder verantwoordelijk voor het gehandicaptenbeleid op de Faculteit en weet welke speciale regelingen en voorzieningen allemaal mogelijk zijn.
Opleidingscommissie De opleidingscommissie van Kunstgeschiedenis behandelt voorstellen of klachten betreffende het onderwijsprogramma, de inhoudelijke kant van het onderwijs dus. Veranderingen of nieuwe onderdelen in het studieprogramma worden door haar voorbereid. Ook heeft de opleidingscommissie tot vaste taak om jaarlijks een gedeelte van het onderwijs te evalueren. Zowel voor de bachelor als voor de master bestaat een opleidingscommissie, die beide echter dezelfde leden hebben. De opleidingscommissie adviseert de decaan en de Facultaire Gezamenlijke Vergadering inzake onderwijsaangelegenheden. Ze bestaat voor de helft uit studenten en is dan ook het aangewezen orgaan voor studenten om invloed uit te oefenen op het programma van de opleiding en de kwaliteit van het onderwijs. De commissie bestaat uit: mw.dr. E.P. Tibbe (voorzitter), prof.dr. S.L. de Blaauw, dr. S.T.A.M. Mols, drs. W.J.G. Weijers en studieadviseur dr. C.A. Veelenturf. De studentleden zijn: Gonnie van der Eerden, Julie Roselle, Maurice Werij en Yvette van der Zande.
Examencommissie De examencommissie heeft als taak de dossiers van de studenten te controleren en na te gaan of aan de eisen van de OER is voldaan. De examencommissie behandelt verzoeken om vrijstelling dan wel aanpassingen van onderdelen van het studieprogramma. Voorzitter: mw.dr. D. Nicolaisen; secretaris: drs. C.P.M. Cuijpers; lid: dr. A.R. de Klerck.
Onderzoeksprogramma’s De stafleden van de opleiding Kunstgeschiedenis hebben het onderzoek waar zij zich mee bezighouden ondergebracht in het facultaire, interdisciplinaire onderzoeksinstituut HLCS (Historische, Literaire en Culturele Studies). Een overzicht van het kunsthistorisch onderzoek van de opleiding wordt jaarlijks gepubliceerd in het met onze opleiding verbonden tijdschrift Desipientia - zin & waan. Uit de daar vermelde publicaties is goed afleesbaar op welke gebieden de verschillende stafleden actief zijn. Het kunsthistorisch onderzoek, van vroeg-christelijk tot modern, is gericht op vragen betreffende de invloed van religieuze, filosofische of politieke stromingen op de kunst. Deze kunnen worden afgeleid uit specifieke beeldprogramma’s, of uit een bepaalde stijl, uit een gekozen ruimteconcept of vormgeving. 73
LETTEREN 2005-2006
Onderzocht wordt welke invloed de opdrachtgever, de plaats waarvoor het kunstwerk bedoeld was en de functie die het moest krijgen, hierop hebben uitgeoefend. Verder sluit het onderzoek van diverse stafleden ook aan bij interuniversitaire onderzoeksverbanden, zoals de onderzoeksscholen Mediëvistiek, Huizinga en Kunstgeschiedenis. Voor de masterstudie is het handig om te weten tot wie u zich het best kunt wenden voor scriptiebegeleiding of een speciaal tentamen. Hieronder volgt een overzicht van de diverse onderzoeksspecialisaties van de staf. Een iets uitgebreider overzicht met kenmerkende publicaties vindt u op de website van de opleiding: http://www.ru.nl/kunstgeschiedenis/ onder Onderzoek, Specialisaties. • • • • • • • • • • • • •
prof.dr. S.L. de Blaauw: vroeg-christelijke kunst en architectuur; drs. C.P.M. Cuijpers: schilderkunst in de negentiende eeuw, in het bijzonder in Nederland; kunst en fotografie; prof.dr. M. Erdrich: de materiële neerslag van de contacten tussen Romeinse machthebbers en de barbaarse elite; prof.dr. A.M. Koldeweij: beeldende kunst en kunstnijverheid van de Middeleeuwen; kunst in relatie tot stadscultuur in de late Middeleeuwen in de Nederlanden; prof.dr. V. Manuth: schilderkunst van de Gouden Eeuw in de Nederlanden; dr. S.T.A.M. Mols: Romeinse binnenhuisarchitectuur en stadskernonderzoek; prof.dr. E.M. Moormann: Romeinse binnenhuisarchitectuur en stadskernonderzoek, voortleven van de klassieken; mw.dr. D. Nicolaisen: architectuur van de negentiende en twintigste eeuw, in het bijzonder in Duitsland en Nederland; dr. M. Polak: uitwerking van de opgravingen in Nijmegen (Canisius College) en bij Alphen aan den Rijn; mw.dr. E.P. Tibbe: kunsttheorie en kunstnijverheid omstreeks 1900; (geschiedenis van) kunstonderwijs, musea en tentoonstellingswezen; drs. J.P. van Rijen: edelsmeedwerk, met name zilver dr. C.A. Veelenturf: vroeg-middeleeuwse, in het bijzonder de Insulaire kunst; drs. W.J.G. Weijers: beeldende kunst van ca.1900-heden, in het bijzonder de Amerikaanse kunst na 1945.
Verder zijn de volgende onderzoekers en onderzoeksmedewerkers aan de opleiding Kunstgeschiedenis verbonden: • mw.drs. H. van Asperen: pelgrimstekens in manuscripten (promovenda); • dr. E. de Groot: het beeld van de vreemde in de Vroeg-moderne Nederlandse cultuur (postdoc); • drs. K.M. Ilsink: Jheronimus-Bosch-grafiek (promovendus); • drs. H.W.J. Piron: database van pelgrimstekens (onderzoeksmedewerker); • mw.drs. M.C.J. Verhoeven: ‘Alles verandert, niets vergaat’: de vroeg-christelijke monumenten van Ravenna (promovenda); • drs. A. Wattel: Il Garofalo: schilderkunst en devotie in Ferrara in de eerste helft van de 16de eeuw (promovendus).
74
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
Vakspecifieke voorzieningen voor studenten Organisatie van Studenten Kunstgeschiedenis (OSK) Hoewel Kunstgeschiedenis een studie is die verband houdt met veel aspecten in de wereld om ons heen, is het bestuderen van de studiestof soms een solitaire bezigheid. U volgt weliswaar colleges, maar een flink deel van uw studietijd brengt u alleen achter uw boeken door. Toch kan juist de discussie met anderen zeer vruchtbaar zijn, ook met het oog op de studie. De OSK biedt, met deze gedachte in het achterhoofd, studenten Kunstgeschiedenis de mogelijkheid deel te nemen aan al dan niet kunsthistorische activiteiten buiten het reguliere studieprogramma. Het vergroten van contact tussen studenten onderling en tussen studenten en staf, het stimuleren van de betrokkenheid bij de studie en het leggen van contacten met vergelijkbare organisaties zijn de belangrijkste doelstellingen van deze studievereniging. De OSK organiseert zoveel mogelijk leuke, nuttige en gezellige activiteiten. Deze lopen uiteen van jaarlijkse kerstborrel, zomerbarbecue, uitstapjes naar verschillende tentoonstellingen, excursies naar het buitenland, tot feesten en borrels. Als OSK-lid krijgt men bij activiteiten korting, bijvoorbeeld op de entree. Ieder lid van de OSK met een OSK+abonnement krijgt bovendien twee keer per jaar Desipientia - zin & waan, een tijdschrift met kunsthistorische artikelen van docenten en studenten. Actuele informatie vindt men op de website van de OSK: http://www.kgsn.nl/. Het OSKbestuur heeft een postbakje op het Secretariaat en kan men ook per e-post bereiken: osk_
[email protected]. Reünistenvereniging De kring Kunstgeschiedenis & Archeologie van de Nijmeegse Vereniging voor Reünisten is opgericht in 1996 en staat open voor eenieder die aan de RU (voorheen KUN) is afgestudeerd in de Kunstgeschiedenis of Archeologie. De reünistenkring heeft tot doel de band tussen afgestudeerden en de universiteit te onderhouden, en het contact tussen de afgestudeerden onderling te bevorderen. Enerzijds voor de gezelligheid, anderzijds om op de hoogte te blijven van de mogelijkheden die het vak biedt. Op deze wijze kan de reünistenkring functioneren als een bron van kennis, ervaring en bovenal van interessante en leuke activiteiten, zoals excursies en lezingenavonden. Om het onderlinge contact tussen reünisten te bevorderen en studenten Kunstgeschiedenis te helpen in het zoeken naar een stageplaats, geeft de reünistenkring eens in de twee jaar de Wie-is-wie-gids uit met profielen van de leden. Bovendien ontvangen reünisten tweemaal per jaar het Nijmeegs kunsthistorisch tijdschrift Desipientia - zin & waan. Contactpersoon: drs. A. Wattel, 024-612832 (E. 12.11). Desipientia - zin & waan Desipientia - zin & waan is het kunsthistorisch tijdschrift van de opleiding Kunstgeschiedenis en de Reünistenkring Kunstgeschiedenis & Archeologie. Het periodiek heeft tot doel studenten en recent afgestudeerde kunsthistorici de mogelijkheid te bieden de resultaten van hun onderzoek te publiceren tussen bijdragen van gerenommeerde vakgenoten. Het tijdschrift, dat sinds 1994 verschijnt, bestrijkt de kunstgeschiedenis van de Oudheid tot heden. Door middel van themanummers presenteert Desipientia de veelheid aan facetten van het kunsthistorisch onderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen binnen de nationale en internationale con75
LETTEREN 2005-2006
text van het vakgebied. In samenwerking met diverse Nederlandse musea werden in de voorbije jaren themanummers uitgegeven bij de tentoonstellingen Jheronimus Bosch (2001), Jan van Eyck (2002) en Vincent van Gogh (2003). Daarnaast werd aandacht besteed aan thema’s als Kunstnijverheid (2001), Modern glas-in-lood (2003) en Recycling (2004). Elke aflevering van het tijdschrift bevat wetenschappelijke bijdragen van Nijmeegse studenten, medewerkers en alumni, en van vakgenoten uit binnen- en buitenland. Telkens wordt aangesloten bij de actuele ontwikkelingen binnen de kunsthistorische wetenschap. Desipientia publiceert interessante informatie over de Nijmeegse opleiding Kunstgeschiedenis, zoals overzichten van bachelor- en masterscripties Kunstgeschiedenis uit Nijmegen, van publicaties van de hand van medewerkers van de opleiding, en in Nijmegen verdedigde kunsthistorische dissertaties. Desipientia verschijnt tweemaal per jaar. Het abonnementsgeld bedraagt e 15,00 (e 13,00 voor studenten). Meer informatie vindt u op: http://desip2.tripod.com. Abonnee worden kan via e-post:
[email protected] of door aanmelding bij drs. A. Wattel, 024-612832 (E. 12.11). Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut, Florence Het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut (NIKI) te Florence heeft als taak het bevorderen van de bestudering van Italiaanse kunst, van Nederlandse en Vlaamse kunst en kunstenaars in Italië, en van de artistieke relaties tussen deze gebieden. Voor dat doel biedt het Instituut onderdak aan studenten en wetenschappelijke onderzoekers en levert het wetenschappelijke begeleiding. Met het oog op het onderzoek heeft het NIKI een gespecialiseerde bibliotheek en een fototheek, gewijd aan voornoemde onderzoeksgebieden. Voor een verblijf in Florence zijn studiebeurzen beschikbaar. Voor inlichtingen over beurzen en scriptieonderwerpen kunt u terecht bij prof.dr. V. Manuth en dr. A.R. de Klerck, bij het Bureau Externe Relaties of bij het NIKI zelf: Viale Torricelli 5, 50125 Florence, tel. 09-39-05-21612, tel. gasten: 09-39-05-223675, fax: 09-39-05-221106. Het Nederlands Instituut te Rome Het Nederlands Instituut te Rome (NIR) is een interuniversitaire instelling voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op het gebied van de geschiedenis, kunstgeschiedenis en archeologie. Het NIR stelt beurzen ter beschikking aan studenten en jonge onderzoekers van Nederlandse universiteiten voor een studieverblijf in Rome. Voorts organiseert het NIR cursussen op bovengenoemde vakgebieden voor studenten van Nederlandse universiteiten. In september is er steeds een kunsthistorische cursus voor gevorderde studenten (B3 of master). Het Nederlands Instituut speelt een bemiddelende rol tussen de Nederlandse universitaire wereld en de in Rome aanwezige internationale en Italiaanse wetenschappelijke instellingen en bevordert de contacten door het organiseren van lezingen en congressen. Voor informatie over beurzen en cursussen, zie steeds de mededelingen op het prikbord. U kunt ook terecht bij prof.dr. A.M. Koldeweij of bij dr S.T.A.M. Mols, bij het Bureau Externe Relaties of bij het NIR zelf (http://www.nir-roma.it/). De aan het NIR verbonden kunsthistoricus is dr. A. Treffers (
[email protected]), de klassiek-archeoloog is mw.dr. N. de Haan (
[email protected]); beiden werden gedetacheerd vanuit Nijmegen.
76
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5I -N2F0O0 R 6 M AT I E O V E R D E O P L E I D I N G 5
Centrum voor Kunsthistorische Documentatie (CKD) Het Centrum voor Kunsthistorische Documentatie (CKD) beheert onder andere omvangrijke bestanden van dia’s en foto’s die in het kunsthistorisch onderwijs en onderzoek in Nijmegen worden gebruikt. Het CKD biedt studenten van de Letterenfaculteit de mogelijkheid dia’s te lenen ten behoeve van referaten of presentaties in het kader van hun opleiding. Ook kunnen foto’s worden gezocht voor de masterscriptie en eventueel besteld, waarna deze blijvend in de collectie van het CKD worden opgenomen. Medewerkers en studenten van de Faculteit kunnen bovendien voor onderwijsdoeleinden gratis dia’s laten maken, mits ze in de collectie van het CKD passen. Dit laatste is ter beoordeling aan het CKD. In andere gevallen wordt de kostprijs doorberekend aan de besteller. Studenten en medewerkers van de opleiding Kunstgeschiedenis kunnen daarnaast ook digitale beelden laten maken. Het CKD beschikt over ca. 2 miljoen afbeeldingen van voornamelijk Westeuropese beeldende kunst en architectuur: foto’s, reproducties, ansichtkaarten of afbeeldingen op microfiches. Veel van dit materiaal kan bij het CKD digitaal gereproduceerd worden. Het CKD is toegankelijk in E. 12.03. Hoofd van het CKD is mw.drs. W. Weusten. Voor meer informatie, zie: http://www.let.ru.nl/ckd/. Stichting voor Postuniversitair Kunsthistorisch Onderzoek (SPKO) De Stichting voor Postuniversitair Kunsthistorisch Onderzoek is een belangenorganisatie met als doelstelling het ondersteunen van vakgenoten bij het vergroten van vakkennis en het verder ontplooien van praktische vaardigheden. De SPKO behartigt de belangen van haar deelnemers op de arbeidsmarkt onder andere door het geven van voorlichting en richtlijnen in de WegWijsSerie. Tot nu toe zijn in deze serie brochures verschenen met als onderwerp: de kunsthistoricus als ondernemer; tarieven; tentoonstellen; fondsen en beurzen; promoveren; en kunstjournalistiek. Deelnemers kunnen een beroep doen op de Stichting voor individuele adviezen. De SPKO bemiddelt in haar Nieuwsbrief exclusief voor de deelnemers in free-lance werkzaamheden. De SPKO streeft ernaar dat alle kunsthistorische werkzaamheden naar behoren worden betaald en verzet zich tegen de vanzelfsprekendheid van vrijwilligerswerk in de culturele sector. In het kader van de belangenbehartiging is de werkgroep Overleg Docenten Kunstgeschiedenis actief. Het Overleg streeft onder andere naar beroepsbescherming voor docenten Kunstgeschiedenis en verbreding van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Daarnaast stimuleert het Overleg het uitwisselen van ervaringen, om zodoende nieuwe ideeën op te doen en zich te blijven ontwikkelen in het vak. Om het kunsthistorisch onderzoek van haar deelnemers te stimuleren, looft de SPKO jaarlijks beurzen uit. Tevens geeft de SPKO haar deelnemers de kans om elkaar te ontmoeten en ideeën uit te wisselen tijdens onderzoeksbijeenkomsten en lezingen. Deelnemers van de SPKO ontvangen tien keer per jaar de SPKO-Nieuwsbrief en kunnen de brochures uit de WegWijsSerie ontvangen. Daarnaast krijgen zij korting op lezingen en dergelijke. Deelnemer van de SPKO wordt men door schriftelijke aanmelding. Informatie: op vrijdagmiddag van 13.00-15.00 uur via telefoonnummer 030-2536224.
77
LETTEREN 2005-2006
Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) Iedereen die in Nederland is afgestudeerd in de Kunstgeschiedenis, kan lid worden van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici. De VNK organiseert jaarlijks een Nationaal Kunsthistorisch Congres, looft diverse prijzen uit voor kunsthistorisch onderzoek en verzorgt het nieuwsbulletin Kunsthistorici. Wie lid wil worden, kan zich schriftelijk opgeven bij de ledenadministratie, Postbus 1410, 3500 BK Utrecht. Dinsdag en vrijdag van 10.00-14.00 uur kan men daar tevens terecht met telefonische vragen (030-2536437), of anders met een e-bericht naar:
[email protected]. De kosten van het lidmaatschap, inclusief het abonnement op Kunsthistorici, zijn 22,00 per jaar; voor leden zonder betaalde baan geldt een gereduceerd tarief van 15,00. De VNK biedt na de studie Kunstgeschiedenis een alle specialisaties en beroepsgroepen overstijgend verenigingsverband. Al vóór de Tweede Wereldoorlog opgericht, vervult de VNK aldus al ruimschoots meer dan een halve eeuw een samenbindende rol in kunsthistorisch Nederland. Ieder jaar geeft ze hiervan blijk door de publicatie van de Nederlandse kunsthistorische bibliografieën (in samenwerking met uitgeverij Primavera Pers te Leiden), een cyclisch verschijnende reeks literatuuroverzichten van in Nederland verricht kunsthistorisch onderzoek op respectievelijk het gebied van de beeldende kunst en kunstnijverheid van de Middeleeuwen, de Vroeg-moderne periode, de achttiende en negentiende eeuw, de twintigste eeuw, en afzonderlijk van de architectuur en stedenbouw.
78
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
6
Algemene voorzieningen voor studenten
Studentenmedezeggenschap Ieder voorjaar worden er verkiezingen gehouden onder studenten voor de opleidingscommissie, de Facultaire Studentenraad en de Universitaire Studentenraad. Via deze organen hebben studenten de mogelijkheid tot medezeggenschap. Per post ontvang je één of meer stembiljetten. Je stem laat je dus horen door te gaan stemmen en/of door je kandidaat te stellen voor een plaats in één van de raden.
Facultaire Studentenraad Letteren (FSRL) De FSRL bestaat uit 6 studenten die zitting hebben in de Facultaire Gezamenlijke Vergadering (FGV). Ondersteund door één of meerdere schaduwleden, vormt hij de vertegenwoordiging van alle letterenstudenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Samen met de Onderdeelcommissie Letteren (OCL), de vertegenwoordigers van het personeel van de faculteit, en het faculteitsbestuur worden in de FGV zaken besproken die het onderwijs van de hele faculteit aangaan. Aan bod komen bijvoorbeeld alle onderwijsvernieuwingen, ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie en studentenvoorzieningen zoals het MultiMedia Studiecentrum. Ook in verschillende facultaire commissies (bijv. bibliotheekcommissie en internationaliseringcommissie) vertegenwoordigt de FSRL de letterenstudenten. De FSRL is onafhankelijk van universitaire of landelijke belangenverenigingen en probeert een algemeen studentenbelang te vertegenwoordigen. Dit doet de raad door de verschillende meningen van studenten te horen en die, voor zover mogelijk, te combineren tot één standpunt. De FSRL laat zich hierbij graag informeren door de verschillende opleidingscommissies binnen de faculteit. Maar ook alle overige letterenstudenten kunnen kenbaar maken wat zij willen. Heb je bijv. klachten over het onderwijs en kom je er niet uit bij je opleiding, dan probeert de FSRL een oplossing te vinden. Voor het facultaire bestuurswerk zoekt de FSRL ieder jaar enthousiaste en actieve studenten, die zich (minimaal) één jaar willen inzetten in de FGV en in één van de facultaire commissies. Wie zijn mening wil laten horen over zaken die verder gaan dan de eigen opleiding, of wie interesse heeft in een jaar medezeggenschap, surf naar: www.ru.nl/fsrl of mailto:
[email protected].
Centrale bibliotheek Waar, wat en voor wie? De Centrale bibliotheek (CB) ligt aan de Erasmuslaan 36 en is voor iedereen toegankelijk. De collectie van de CB bestaat in De Verdieping (-1) uit de boekencollectie van (o.a.) Algemene Literatuurwetenschap, Algemene Cultuurwetenschappen, Algemene 79
LETTEREN 2005-2006
Taalwetenschap, Bedrijfscommunicatie, Dialectkunde, Duits, Engels, Fonetiek, Frans, Nederlands, Spaans, Toegepaste Taalwetenschap evenals de collectie Geschiedenis, Intellectuele Betrekkingen, Klassieke Talen en Archeologie, Kunstgeschiedenis, Muziekwetenschap, Talen en Culturen van het Midden-Oosten. In de Tijdschriftenzaal (+1) staan de recente afleveringen en gebonden jaargangen van tijdschriften. Op de Begane grond staan de bibliografieën en naslagwerken in twee verschillen zalen, respectievelijk het Bibliografisch Centrum en de Leeszaal. Alle boeken en tijdschriften uit bovengenoemde zalen staan in open opstelling. In open opstelling betekent dat je de boeken/tijdschriften zelf uit de kast kunt halen in tegenstelling tot boeken/tijdschriften uit een gesloten magazijn. Deze dienen aangevraagd te worden via de catalogus van de Radboud Universiteit (te bereiken via de site van de universiteitsbibliotheek: http://www.ru.nl/ubn/). Studenten van de RU kunnen lenen met hun collegekaart via de leenautomaat. Niet uitgeleend worden: bibliografieën en naslagwerken, tijdschriften, losbladige publicaties en boeken met gekleurd etiket. Bij te late terugbezorging worden rappelkosten in rekening gebracht. Na drie rappels worden voor de betrokken lener alle leenfaciliteiten geblokkeerd. Publicaties die niet in Nijmegen aanwezig zijn, kunnen door IBL-accounthouders online worden aangevraagd via het Interbibliothecair Leenverkeer (IBL). Kijk voor meer informatie op de homepage van de bibliotheek: www.ru.nl/ubn/ onder “Diensten; Lenen, raadplegen, aanvragen”. Wanneer open? De centrale bibliotheek is open: maandag t/m donderdag van 08.30 tot 22.00 uur. (Het ophalen van aanvragen uit gesloten magazijnen tot 22.00 uur; deze moeten uiterlijk 17.00 uur zijn ingediend.) Op vrijdag is de bibliotheek open van 8.30 tot 20.00 uur. (Het ophalen van aanvragen uit gesloten magzijnen tot 20.00 uur; deze moeten uiterlijk 17.00 uur zijn ingediend.) Op zaterdag van 9.00 tot 17.00uur. (Het ophalen van aanvragen uit gesloten magazijnen tot 17.00 uur; deze moeten uiterlijk 12.30 uur zijn ingediend.) In vakantieperiodes gelden andere openingstijden. Zie hiervoor de homepage van de bibliotheek: www.ru.nl/ubn/ onder “Vestigingen; Centrale Bibliotheek; Adres, openingstijden…”. Meer informatie nodig? Wil je meer informatie over de bibliotheek, dan is er de Informatiebalie. Mailadres:
[email protected] en telefoonnummer: 024-3612428. Centrum Kunsthistorische Documentatie (CKD) Het CKD biedt studenten van de letterenfaculteit de mogelijkheid dia’s te lenen ten behoeve van referaten of presentaties in het kader van hun opleiding. Medewerkers en studenten van de faculteit kunnen bovendien voor dit doel gratis dia’s laten maken, mits ze in de collectie van het CKD passen. Dit laatste is ter beoordeling aan het CKD. Het CKD beschikt over ca. 2 miljoen afbeeldingen van voornamelijk West-Europese beeldende kunst en architectuur: foto’s, reproducties, ansichtkaarten of afbeeldingen op microfiches. Veel van dit materiaal kan bij het CKD digitaal gereproduceerd worden. Voor meer informatie: www.ru.nl/ckd. 80
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
MultiMedia Studiecentrum Het MultiMedia Studiecentrum (MMS) van de Faculteit der Letteren is een onderwijs- en studieomgeving met allerlei voorzieningen voor studenten en docenten. Er staan 244 multimediacomputers die via een netwerk aan elkaar zijn gekoppeld. Het zijn nieuwe modellen, voorzien van onder meer een dvd-speler, geluidskaart en headset-aansluiting. De computers zijn ondergebracht in: Locatie
Aantal
Openingstijden
Drie collegezalen (TP1A, 1B en TP2) Digitale talenpractica en computercollegezalen. Indien niet gereserveerd te gebruiken door studenten
47
Openingstijden Erasmusgebouw
Grote zaal (1.63) Individuele plekken en werkplekken voor groepswerk
88
Ma t/m do 9.00-19.00 uur Vrijdag 9.00-17.00 uur
Stilteruimte (SR)
26
Openingstijden grote zaal
Vide 1e (binnenkort 2e) verdieping laagbouw
27
Openingstijden Erasmusgebouw
MMS@CB Computerruimte op de onderverdieping van de Centrale Bibliotheek voor humaniora studenten (na 17.30 toegankelijk voor alle studenten)
48
Ma t/m do 8.30-22.00 uur Vrijdag 8.30-20.00 uur Zaterdag 9.00-17.00 uur
Sta-pc’s Voor het snel checken van e-mail of uitprinten van documenten in de grote zaal en op de vide
8
Zie Grote zaal en Vide
Alle studenten van de Faculteit der Letteren met een geldige collegekaart kunnen gebruik maken van het MMS. Zij krijgen de beschikking over 50 megabyte (MB) harde schijfruimte op de server. Deze schijfruimte, die functioneert als een externe harde schijf, biedt de gebruikers de mogelijkheid om hier hun eigen bestanden en programma’s op te zetten. Eén van de voordelen hiervan is dat je geen backups hoeft te maken van de bestanden die je op de server hebt staan, want dat doet de beheerder van de server. De computers zijn uitgerust met Windows XP met een aantal standaard kantoortoepassingen en een snel groeiend aantal computertoepassingen, die direct gerelateerd zijn aan de letterenopleidingen. Zo worden er voor het taalverwervingsonderwijs oefenprogramma’s aangeboden voor o.a. grammatica en woordenschat (Hologram-modules), statistische software (SPSS), terwijl er een groeiend aantal onderwijsmodules is die via het World Wide Web worden aangeboden (Blackboard-modules). Aanvullende voorzieningen van het MMS zijn onder andere: printen (vanaf alle werkplekken kan er via het netwerk in kleur of zwart wit geprint worden tegen kostprijs), scannen en de uitleen van studie gerelateerde cd-roms en dvd’s. Voor meer informatie kun je terecht bij de balie van het MMS, tel. 024 - 361 23 59, e-mail:
[email protected], of de website: http://www.ru.nl/mms. 81
LETTEREN 2005-2006
Universitair Centrum Informatievoorziening (UCI) Het UCI is de centrale leverancier van ICT-dienstverlening op de campus van de Radboud Universiteit. Voor de RU ontwikkelen en beheren we een groot aantal (informatie)systemen en het campusnetwerk. De meeste ICT-diensten verkrijgen studenten via hun faculteit of via de Dienst Studentenzaken. Voor het aanvragen van een Interkabel-aansluiting (internettoegang via de kabel) moet je echter bij het UCI zijn. In de hal van het UCI-gebouw is de pcshop gevestigd, waar je terecht kunt voor (advies over) de aanschaf van hardware. Enter is het gratis huisblad van het UCI en verschijnt vijf keer per jaar. In de Enter staan nieuws over ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie, ‘tips and tricks’ en aankondigingen van UCI-activiteiten. Enter is gratis op te halen in de hal van het UCI, of als pdf-bestand te downloaden vanaf de site. Meer informatie is te vinden op de website van het UCI: http://www.ru.nl/uci Openingstijden servicedesk: maandag t/m vrijdag van 9.00 – 17.00 uur Geert Grooteplein 41, 6525 GA, Nijmegen, tel. (024) 361 79 39, e-mail:
[email protected]
Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen (UTN) Het Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen, is al ruim 13 jaar een zelfstandig onderdeel van de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het aanbod van het UTN is geschikt voor studenten, junioronderzoekers, medewerkers van de Radboud Universiteit Nijmegen en het UMC St Radboud, maar ook voor anderen. Het aanbod bestaat uit taalvaardigheidscursussen, vertalingen en diverse communicatietrainingen, zoals het verbeteren van presentatievaardigheden of schriftelijke vaardigheden. Taalvaardigheidscursussen Het UTN biedt taalvaardigheidscursussen aan in groepsverband, van beginners tot vergevorderden. Het hoofddoel bij de meeste cursussen is het leren communiceren in een vreemde taal. Het aanbod omvat Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaan, Turks en Nederlands (zowel moedertaal als tweede taal.) Het cursusprogramma heeft een grote verscheidenheid aan algemene en specifieke trainingen, bijvoorbeeld Communiceren in het Frans, Mondeling presenteren in het Engels of een cursus Spaans voor beginners. Bij voldoende belangstelling kan er een cursus Juridisch Nederlands speciaal voor anderstaligen georganiseerd worden. Voor het gebruik van de faciliteiten van het UTN wordt voor RU-studenten (+ 50% korting) en medewerkers van de RU en het UMC St Radboud een speciaal tarief berekend. Studententaalpas UTN Wat houdt de studententaalpas in?
De studententaalpas, die vanaf september 2005 bij het UTN ingevoerd wordt, is een nieuwe regeling voor reguliere voltijdse studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij kunnen tegen een zeer aantrekkelijk tarief taal- en communicatietrainingen bij het UTN volgen. 82
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
Bovendien kunnen zij gratis workshops volgen en hebben zij een jaar lang gratis toegang op vertoon van hun pas in het digitale zelfstudielab. Dit alles is mogelijk gemaakt door de steun van het College van Bestuur, dat via deze regeling wil bijdragen aan een actief en serieus taalbeleid op de campus, waar internationalisering tenslotte hoog in het vaandel staat! Het aanschaffen van een studententaalpas kan in september en in februari. Welke taalcursussen en communicatietrainingen worden geboden?
Taalcursussen worden aangeboden voor de volgende talen: Engels – Duits – Frans – Italiaans – Spaans – Turks en nieuw in ons aanbod: Nieuwgrieks – Latijn en Grieks. Vanaf 2006 zal ons aanbod nog uitgebreid worden met o.a. Chinees. De cursussen worden aangeboden vanaf beginnersniveau en zijn ingedeeld volgens het Common European Framework of References for Languages (internationale standaardnormen). Na afloop van de cursussen ontvangen alle deelnemers een certificaat. Hierop staan ook de toetsresultaten vermeld. Per taal worden per semester minimaal twee niveaus aangeboden, zodat studenten binnen één jaar kunnen doorstromen naar een hoger niveau voor een optimaal resultaat. Voor Engels worden meer niveaus aangeboden: van opfris tot near-native. Onze Communicatietrainingen zijn als volgt ingedeeld: Schriftelijke communicatie – Mondelinge communicatie – Persoonlijke effectiviteit. Voor uitgebreide informatie raadpleeg onze website: www.ru.nl/utn. Gratis workshops
Studenten die in het bezit zijn van de studententaalpas kunnen een gratis workshop volgen en kiezen uit: - workshop spelling – workshop e-mailen in het Engels – workshop spelling in het Engels. Hoe kom je in het juiste niveau terecht?
Een aantal keren per jaar zullen er centrale intake- en inschrijfmiddagen worden gehouden. Deze dagen en tijden zullen op onze website vermeld worden. Docenten en trainers zullen op die middagen aanwezig zijn om u te informeren over de verschillende niveau’s. Voor Engels kan er bovendien een toets, de Quick Placement Test, afgenomen worden die goed het niveau van het Engels bepaalt. Communicatie Het UTN levert ook producten en diensten op het gebied van communicatie. Er zijn trainingen in groepsverband, zoals ‘Doelgericht notuleren’, ‘Eigentijds corresponderen en e-mailen’, ‘(E-)formulieren ontwerpen’, ‘Handleidingen schrijven’, ‘Nota’s opstellen met beleid’, ‘Praktische PR’, ‘Snel en efficiënt lezen’, ‘Webschrijven, Wetenschapsjournalistiek’, ‘Argumenteren en debatteren’, ‘Praktische gesprekstechniek’, ‘Presenteren met effect’ en ‘Vergaderen voor voorzitters’. Ook coaching, gericht op zowel schriftelijke als mondelinge communicatie, behoort tot de mogelijkheden. Taalbegeleiding voor buitenlandse studenten Naast de moderne vreemde talen worden er op verschillende niveaus cursussen Nederlands als tweede taal aangeboden, o.a. een cursus schrijfvaardigheid en grammatica en een cursus 83
LETTEREN 2005-2006
spreek- en luistervaardigheid voor (ver)gevorderde anderstaligen. Buitenlandse studenten van de Radboud Universiteit voor wie de Nederlandse taal nog problemen oplevert, kunnen ook voor individuele begeleiding bij het UTN terecht tegen een geringe bijdrage. Zij kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij het maken van een werkstuk of het houden van een referaat. Afspraken voor een intakegesprek kunnen gemaakt worden via het secretariaat: UTN
Gymnasion, Heyendaalseweg 141, 3e verdieping Internet: www.ru.nl/utn E-mail:
[email protected] Openingstijden
maandag t/m vrijdag: 9.00 - 17.00 uur Telefonische bereikbaarheid secretariaat: (024) 361 21 59
Academisch Schrijfcentrum Nijmegen In alle opleidingen en overal op de wereld zijn er studenten die er last van hebben: schrijfproblemen. Eerstejaars rechten die moeite hebben met het helder op papier zetten van een essay. Biologen die tobben over hun labverslag. En laatstejaars communicatiewetenschap die het lastig vinden om de rode draad strak te trekken in hun enorme verzameling van feitenmateriaal. Aan de RU Nijmegen is er een unieke mogelijkheid om echt iets te doen aan alle schrijfproblemen die je tijdens je opleiding kunt tegenkomen: het Academisch Schrijfcentrum Nijmegen (ASN). Daar kun je aankloppen met elk schrijfprobleem, maar je kunt er ook terecht als je een kritische en onafhankelijke lezer wil, waardoor je tekst wellicht nog beter kan worden. Speciaal opgeleide tutoren staan er klaar om je verder te helpen, of je nou een eerstejaars Beleidswetenschappen of vierdejaars Filosofie bent. Gratis en voor niks. In het ASN gaat het overigens nadrukkelijk niet in de eerste plaats om spellingscorrectie en eindredactie. Natuurlijk is de tekstversie die er ligt het uitgangspunt en de tekst zoals die moet worden het beoogde eindproduct. Maar centraal staat bij ons de weg die van begin naar eindpunt moet worden afgelegd. Daar kan de echte leerwinst worden geboekt, en daarop zijn de gesprekken in het ASN gericht. Helder denken leidt tot helder schrijven en andersom, dat is de sleutel. De uitgangspunten van het ASN op een rijtje: • laagdrempelig en gratis • persoonlijke coaching • één-op-één-tutorgesprekken • inschrijving via internet, per telefoon of ter plekke • aandacht voor specifieke opdrachten voor studenten uit alle opleidingen • workshops en gastlezingen voor studenten en docenten • helpdesk en instructiebank 84
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
Het ASN is een onderdeel van het Universitair Taal- en Communicatiecentrum Nijmegen (UTN) en staat onder inhoudelijke supervisie van Carel Jansen, hoogleraar Bedrijfscommunicatie aan de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen. ASN
Universiteitsbibliotheek, 1e verdieping, Erasmuslaan 36 Telefoon: 024-3610077 Internet: www.ru.nl/asn e-mail:
[email protected] Openingstijden
ma t/m do van 9.00-17.00 uur
Dictatencentrale Binnen de Radboud Universiteit Nijmegen zijn enkele verkooppunten gevestigd waar dictaten, readers, studiehandleidingen en studiegidsen verkrijgbaar zijn. De Dictatencentrale van de A-faculteiten is verkooppunt voor de Faculteit der Letteren en is gevestigd aan de Thomas van Aquinostraat 5, tel. 024 - 361 62 50. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 11.00 uur – 15.00 uur.
Copyshop Op de Thomas van Aquinostraat 5 kun je in de doe-het-zelf-shop onder deskundige begeleiding kopieer- en printwerk vervaardigen en afwerken. Een greep uit de mogelijkheden: kopiëren en printen in zwart-wit en kleur tot A3-formaat; scannen van afbeeldingen; digitale fotobewerking; pasfoto en digitale foto’s; lamineren van card-formaat tot A3. Ook voor mid-volume-printopdrachten kun je bij de copyshop terecht. Afwerkmogelijkheden: inbinden in ringbanden (metaal en kunststof) lijmen, met plastic voorkant en gekleurde achterkant, snijden en vouwen en nieten.
Universitair Sportcentrum (USC) De Radboud Universiteit Nijmegen beschikt over een schitterend sportcentrum. De accommodatie omvat onder andere een fitnessruimte, vier squashbanen, een dojo, twee sporthallen, twaalf tennisbanen, een kunstgras tennis- en voetbalveld, een rugbyveld, beachvolleybalvelden en een in- en outdoor klimmuur. Daarnaast kun je terecht in het gezellige sportcafé met terras. Het sportaanbod voor studenten is breed en veelzijdig. Wat voor type sporter je ook bent, het USC heeft iedereen veel te bieden. Het programma bestaat uit cursussen, ticketuren, inloopu85
LETTEREN 2005-2006
ren, interne competities en vrije sportbeoefening. Daarnaast zijn dertig studentensportverenigingen verbonden aan het USC. Het sportaanbod bestaat uit: alpinisme/sportklimmen, aquabom, atletiek/looptraining, badminton, basketbal, bewegen op muziek, body workout, boksen, capoeira, darten, fitness, frisbie, futsal, golf, hockey, jazzdance, jiu jitsu, judo, karate, kickfit, korfbal, mountainbiken, ontspanning, paardrijden, power workout, poweryoga, roeien, rugby, rsi, schaatsen, schermen, skeeleren / skaten, softbal, spinning, squash, steps, streetdance, surfen, tafeltennis, tai chi chi kung, tennis, total workout, trenduren, turnen / trampolinespringen, voetbal, volleybal, waterpolo, wielrennen, yoga, ijshockey, zaalhandbal, zeilen, zelfverdediging voor vrouwen en zwemmen. Meer weten? Ga naar onze website: www.ru.nl/usc Je kunt ook terecht bij de balie van het USC, Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen (telefoon: 024-3612392, e-mail:
[email protected])
De Dienst Studentenzaken Heb je vragen over je inschrijving aan de universiteit of loop je vast in je studievoortgang? Wil je meer weten over regels op het gebied van studiefinanciering of ben je op zoek naar studentencultuur? De medewerkers van de Dienst Studentenzaken zijn er om jou op weg te helpen op onder andere het gebied van studentenadministratie, studentenbegeleiding en studentencultuur. Hieronder worden de centrale studentenvoorzieningen van de Dienst Studentenzaken per onderwerp besproken.
Centrale Studentenbalie De ingang van de Dienst Studentenzaken wordt gevormd door de Centrale Studentenbalie. Hier kun je onder meer terecht voor informatie over de studentendecanen, de studentenpsychologen, de studieloopbaan- en beroepskeuze-adviseuse of de vaardigheidstrainers en kun je een afspraak maken met een van hen of je aanmelden voor een training. Verder kun je bij de Centrale Studentenbalie terecht voor alle vragen met betrekking tot je inof uitschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen, voor informatie en aanvraag van het Afstudeer- of het Noodfonds, voor melding van studievertraging wegens bijzondere omstandigheden, voor basisinformatie over studiefinanciering, voor het aanvragen van je examen via het Examenbureau van de A-Faculteiten en voor diverse folders, formulieren en brochures. Ook de KISS-helpdesk is ondergebracht bij de Centrale Studentenbalie van Studentenzaken. De Centrale Studentenbalie is dagelijks geopend van 10.00 tot 17.00 uur, met uitzondering van de eerste vrijdagmiddag van elke maand. Je vindt de Centrale Studentenbalie aan de Comeniuslaan 4 op de campus. Ook kun je de medewerkers van de Centrale Studentenbalie op werkdagen van 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17.00 uur telefonisch bereiken 86
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
via telefoonnummer 024 - 3612345. Je kunt je vragen ook per e-mail stellen via adres
[email protected]. Verder vind je Studentenzaken natuurlijk ook op het internet via www.ru.nl/ studentenzaken.
Studentenadministratie Inschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen De Centrale Studentenadminstratie verzorgt de inschrijving van alle studenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Voor de aanvang van een nieuw collegejaar ontvangt iedere ingeschreven student een herinschrijvingsformulier. Om tijdig in het bezit te komen van je collegekaart kun je dit formulier het beste voor 15 juli terugsturen. Wegens grote drukte bij de Centrale Studentenbalie, juist aan het begin van het studiejaar, wordt aangeraden de herinschrijving per post terug te sturen. Je moet je inschrijfformulier wel ondertekenen, anders is je inschrijving ongeldig. De collegekaart ontvang je doorgaans gemiddeld zes weken nadat je de inschrijfformulieren opgestuurd hebt. Meer informatie rondom inschrijving vind je in het Vademecum en in het Studentenstatuut. De uitschrijving bij je afstuderen regel je bij het Examenbureau. Bureau Examens A-faculteiten en ILS Formulieren voor het aanvragen van je examen kun je verkrijgen bij de Centrale Studentenbalie. Je formulieren kun je inleveren bij het Examenbureau. Het Examenbureau controleert je gegevens, maakt het getuigschrift, organiseert alles rondom het examen en informeert je over de gang van zaken. KISS Iedere student van de Radboud Universiteit Nijmegen heeft toegang tot KISS. Via KISS kun je onder andere je eigen tentamenresultaten raadplegen, je inschrijven voor werkgroepen en tentamens, je adres wijzigen, e-mail ontvangen en verzenden, een eigen webpagina maken en toegang tot internet krijgen. Ook wordt via KISS de maandelijkse nieuwsbrief verzonden aan alle studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hierin staan allerlei belangrijke nieuwtjes die te maken hebben met de universiteit. Aan het begin van je eerste jaar krijg je de informatie over je KISS-account toegestuurd met je persoonlijke activeringswachtwoord. Dit activeringswachtwoord moet de eerste keer omgezet worden in een regulier wachtwoord. Als je je wachtwoord kwijt bent, kun je op vertoon van je collegekaart bij de Centrale Studentenbalie een nieuw aanvragen. Je vindt de KISS-pagina’s op het internet via www.student.ru.nl. Op deze pagina’s kun je ook lezen hoe je via de Radboud Universiteit Nijmegen toegang kunt krijgen tot internet. Voor vragen en problemen met je KISS-account kun je terecht bij de Centrale Studentenbalie. Ook kun je mailen naar
[email protected].
87
LETTEREN 2005-2006
Studentenbegeleiding Studentendecanen Als je vragen hebt, of informatie wil over wet- en regelgeving, of als je met persoonlijke problemen zit, kun je terecht bij de studentendecanen. De studentendecanen geven advies en begeleiding bij problemen op bijvoorbeeld financieel gebied, bij ziekte, bij het stopzetten van je studie, bij problemen met de studiefinanciering, met huisvesting of omdat je je onrechtvaardig behandeld voelt bij een tentamen of examen. Meldingen van studievertraging moeten via de studentendecaan worden ingediend. Voorts treden de studentendecanen op als vast aanspreekpunt voor topsporters die aan de Radboud Universiteit Nijmegen staan ingeschreven en voor studenten met een lichamelijke functiebeperking, chronische ziekte, dyslexie of een buitenlandse vooropleiding. Je kunt een afspraak met een studentendecaan maken via de Centrale Studentenbalie. Ook is er op werkdagen van 9.00 tot 10.00 en van 16.00 tot 17.00 uur telefonisch spreekuur via telefoonnummer 024 - 3612345. Studentenpsychologen Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met klachten die verband houden met je studie. Als je bijvoorbeeld last hebt van concentratieproblemen of van examenangst kan het wel eens helpen een afspraak te maken met een studentenpsycholoog. Ook andere persoonlijke problemen die je studie belemmeren, zoals depressiviteit of onzekerheid, kun je bespreken met een van de psychologen. Je hoeft niet zwaar in de problemen te zitten voor een afspraak met een studentenpsycholoog. Je kunt ook met persoonlijke vragen terecht die betrekkelijk eenvoudig lijken. Na een intakegesprek is individuele of groepsgewijze hulpverlening mogelijk. In een aantal gevallen zal doorverwijzing plaatsvinden naar een andere therapeut of instantie. Ook kan het intakegesprek alleen voldoende zijn voor informatie, advies of bemiddeling. Je kunt een afspraak met een studentenpsycholoog maken via de Centrale Studentenbalie. Ook is er op werkdagen van 8.30 tot 9.00 uur en van 12.00 tot 12.30 uur telefonisch spreekuur via telefoonnummer 024 - 3612345. De intake is gratis. Voor het deelnemen aan een groep of voor individuele gesprekken na de intake, wordt een eenmalige eigen bijdrage van € 25,- gevraagd. (Studie-) vaardigheidstrainingen De trainers van de Dienst Studentenzaken verzorgen cursussen en trainingen op het gebied van studievaardigheden en beroepsgerichte vaardigheden. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een cursus scriptieschrijven of strategisch studeren, maar ook aan een cursus zelfmanagement. In samenwerking met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) worden workshops voor (bijna) afgestudeerden gegeven, gericht op het zoeken en vinden van werk. In samenwerking met de studentenpsychologen worden ook sociale vaardigheidstrainingen en een training op het gebied van het hanteren van studiestress en examenvrees gegeven en een training ‘grip op je dip’, gericht op greep krijgen op stemmingswisselingen. In het Vademecum en op de website vind je alle cursussen en trainingen kort beschreven. De Centrale Studentenbalie heeft een overzicht met de data waarop de cursussen gepland zijn. In 88
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
VOX staan geregeld vooraankondigingen Voor alle cursussen (m.u.v. de workshops solliciteren) maak je eerst een afspraak voor een intakegesprek. Voor iedere cursus wordt een eigen bijdrage gevraagd van € 25,-. Aanmelding loopt via de Centrale Studentenbalie. Studiekeuze- en loopbaanadviseur Als je twijfelt over je huidige studie, je vervolgtraject of overweegt te stoppen met je studie, kun je je door middel van een onderzoek bij de studieloopbaanadviseur oriënteren op alternatieve mogelijkheden. Je kunt hierbij onderzoeken wat je mogelijkheden zijn gezien je vooropleiding, vakkenpakket, capaciteiten en interesses en ervaringen met je studie tot nu toe. Ook kun je de studieloopbaanadviseur raadplegen bij vragen over de invulling van de bijvakruimte, voorbereiding op de arbeidsmarkt, om- en bijscholing of post-wo/hbo opleidingen. Het is mogelijk om een beroepskeuzeonderzoek te doen. Het onderzoek bestaat uit een aantal tests en een gesprek met de studiekeuze- en loopbaanadviseur. Voor een consult wordt een eigen bijdrage van € 25,- gevraagd. Informatie en aanmelding bij de Centrale Studentenbalie. Studeren met een lichamelijke functiebeperking, chronische ziekte of dyslexie Onder functiebeperking en chronische ziekte vallen alle aandoeningen die (vooralsnog) blijvend van aard zijn en die een vertragend effect kunnen hebben op de studievoortgang. Hieronder vallen: visuele, auditieve en motorische handicaps; stoornissen in de taal (dyslexie), spraak, in het uithoudingsvermogen, in het geheugen-/concentratievermogen, in orgaanfuncties; het hebben van een psychische aandoening, epilepsie, reuma, M.E., zware migraine, whiplash, RSI etc. Wanneer deze functiebeperking, chronische ziekte of dyslexie een belemmerende factor zijn bij het studeren, is het raadzaam om bij aanvang van de studie contact op te nemen met een studentendecaan. In overleg met de studentendecaan en de studieadviseur van de faculteit wordt ernaar gestreefd het onderwijs zo in te richten dat een student met een functiebeperking evenveel kansen heeft op succesvol studieverloop als medestudenten. Ook is het soms mogelijk een beroep te doen op wettelijke en universitaire regelingen op het gebied van financiën, huisvesting, studiemateriaal en studie- en tentamenregelingen. Om van de voorzieningen aan de Radboud Universiteit Nijmegen optimaal gebruik te kunnen maken, is het dus van groot belang om reeds op een vroeg tijdstip contact op te nemen met de studieadviseur en met de studentendecaan. Meer informatie vind je op www.ru.nl/studentenzaken/handicap.html en in het Vademecum. Daarnaast is er aan de Radboud Universiteit Nijmegen de ‘klankbordgroep studeren met een handicap’ werkzaam. Deze zet zich in voor studenten met een handicap, wil bestaande voorzieningen en het huidige beleid in alle geledingen van de Radboud Universiteit Nijmegen bekendmaken, zonodig aan de orde stellen of verder verbeteren in samenwerking met de Dienst Studentenzaken. De groep bestaat uit studenten, docenten en een studentendecaan en staat open voor signalen van studenten en docenten, als bepaalde (studie)regelingen ontbreken of niet goed functioneren (je kunt hierbij ook denken aan toegankelijkheid van de gebouwen). Adres: Comeniuslaan 4, postbus 9102, 6500 HC Nijmegen, tel. 024-3612345, e-mail:
[email protected]
89
LETTEREN 2005-2006
Vertrouwenspersoon en Klachtencommissie Ongewenst Gedrag Een van de studentendecanen (Riekje Stuut) fungeert als Vertrouwenspersoon Ongewenst Gedrag voor studenten. Je kunt bij haar terecht in geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, pesten en treiteren. Wanneer je liever wilt spreken met een mannelijke vertrouwenspersoon, kan een afspraak gemaakt worden met Alex Buiks, studentenpsycholoog en waarnemend vertrouwenspersoon. Je kunt een afspraak maken met de vertrouwenspersoon via de Centrale Studentenbalie. Als de tussenkomst van de vertrouwenspersoon geen oplossing biedt, kun je een klacht indienen bij de universitaire Klachtencommissie Ongewenst Gedrag. Je kunt dat overigens ook rechtstreeks doen. Klachten moeten binnen twee jaar nadat het ongewenst gedrag plaatsvond schriftelijk zijn ingediend. Deze termijn geldt niet als het om een strafbaar feit gaat. De Klachtencommissie, waarin ook een student zitting heeft, onderzoekt de klacht en hoort zowel de klager als de aangeklaagde. Binnen zes weken na ontvangst van de klacht wordt het onderzoek afgerond. Uiterlijk twee weken later rapporteert de commissie aan het College van Bestuur en adviseert ze over eventuele maatregelen. De Klachtenregeling is aan het Studentenstatuut toegevoegd als bijlage 8 van het Vademecum. Een folder met nadere informatie is verkrijgbaar bij het Informatiecentrum bachelor-master van de Dienst Studentenzaken en bij de vertrouwenspersoon. Het adres voor formele klachten is: Secretaris Klachtencommissie Ongewenst Gedrag Radboud Universiteit Nijmegen, Postbus 9102, 6500 HC Nijmegen. Vermeld op de envelop: ‘persoonlijk’.
Studievoorlichting Het Informatiecentrum bachelor-master In het Informatiecentrum bachelor-master vind je alle informatie en documentatie over opleidingen binnen en buiten de Radboud Universiteit Nijmegen, over de arbeidsmarkt en over studeren en stage lopen in het buitenland. Je kunt er met al je vragen over bachelors en masters terecht. Ook beschikt het Informatiecentrum over uitstekende computervoorzieningen waarmee je (eventueel met behulp van speciale zoekprogramma’s) informatie op het internet kunt opzoeken. Het Informatiecentrum is op werkdagen geopend van 11.00 tot 17.00 uur. Je kunt de medewerkers van het Informatiecentrum ook bereiken via telefoonnummer 024 3612975 of via e-mailadres
[email protected].
Studentencultuur: Cultuur op de Campus Elke collegeweek is er op de campus van alles te doen op het gebied van cultuur: de studenten en medewerkers van Cultuur op de Campus voorzien je van live muziek, cabaret, theatersport, stand-up comedy, beeldende kunst, literatuur en film. Op de films (à € 1,50) na, kun je bijna alle optredens en festivals gratis bezoeken. De voorstellingen vinden plaats op het podium van het CultuurCafé, in filmzaal CC3 (CollegezalenComplex) en in kleintheater Halte 4 (Erasmusgebouw). Eens per jaar trekt Cultuur op de Campus naar het stadscentrum, waar het oergezellige StudentenKamerFestival plaatsvindt in tientallen studentenkamers. Het programma van Cultuur op de Campus vind je in de maandfolder en op de cultuurmenukaartjes in de 90
L E- T AT LEG R EE M N E2N0E0 5V- O 20 6 O0R6Z I E N I N G E N V O O R S T U D E N T E N
kantines van de Radboud Universiteit. Of surf naar www.ru.nl/cultuuropdecampus en meld je aan voor de mailinglist. Als je (studie)vereniging een partner zoekt voor de organisatie van een cultureel evenement, neem dan gerust contact op via
[email protected] of 024-3615912. Mail of bel ook als je zelf wilt optreden of meewerken! Cultuur op de Campus is altijd op zoek naar studententalent, bijvoorbeeld voor de bandcompetitie Kaf en Koren. En jaarlijks wordt er een nieuwe Studenten Programmerings Commissie (SPC) aangesteld, die een collegejaar lang de culturele podia van de campus runt.
Overige voorzieningen Noodfonds Het Noodfonds helpt studenten die aan de Radboud Universiteit Nijmegen zijn ingeschreven via een renteloze lening wanneer er sprake is van financiële noodsituaties. Deze dienen incidenteel te zijn: dat wil zeggen dat het niet gaat om structurele (permanente) problemen met de (studie)financiering. Bij de Centrale Studentenbalie kun je direct een lening tot € 350,- aanvragen. Het maximaal te lenen bedrag is € 700,-, in uitzonderingsgevallen kan dit verhoogd worden tot € 900,-. Leningen boven € 350,- worden op afspraak via een studentendecaan verstrekt. Financiële ondersteuning bij studievertraging door bijzondere omstandigheden Als je door omstandigheden studievertraging dreigt op te lopen en daardoor in de problemen komt met studiefinanciering, kun je in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Onder bijzondere omstandigheden worden onder andere verstaan ziekte, bijzondere familieomstandigheden, een functiestoornis, de inrichting van de opleiding of topsportbeoefening. Je moet hierover binnen drie maanden melding maken bij de Centrale Studentenbalie. Hierbij is het noodzakelijk dat je overlegt met je studieadviseur - in verband met studieplanning en eventuele begeleiding - én met een studentendecaan. De afspraken hierover vermeld je op een meldingsformulier, dat verkrijgbaar is bij de Centrale Studentenbalie. Na afloop van het studiejaar ontvang je een registratieformulier om de studievertraging vast te leggen. Dit stuur je samen met bewijsstukken en een verklaring van de studieadviseur terug. Hierna krijg je een beschikking van het College van Bestuur met aanspraak op een aantal maanden financiering uit het fonds. Deze maanden kun je opvragen zodra je door het beursgedeelte van je studiefinanciering bent en nog niet bent afgestudeerd. Voor dit aantal maanden ontvang je dan een uitkering uit het afstudeerfonds. Bij de Centrale Studentenbalie kun je hiervoor een aanvraagformulier krijgen. De hele regeling Financiële Ondersteuning Studenten staat als bijlage in het Studentenstatuut (opgenomen in het Vademecum). Financiële ondersteuning bij studievertraging door bestuursactiviteiten Studenten aan de Radboud Universiteit Nijmegen die bestuurswerk doen in facultaire raden, commissies of studentenverenigingen kunnen financiële ondersteuning krijgen vanuit het Afstudeerfonds als compensatie voor de studievertraging die zij oplopen als gevolg van hun bestuurswerk. Sinds het collegejaar 2002-2003 wordt deze financiële vergoeding direct uitbetaald in het jaar waarin je het bestuurswerk doet en dus niet zoals voorheen, pas als het beursgedeelte van de studiefinanciering afloopt. 91
LETTEREN 2005-2006
De verenigingen waarbij de bestuurders in aanmerking komen voor afstudeersteun staan vermeld in de bijlage bij de regeling FONDS. Jaarlijks krijgen deze verenigingen een aantal ‘maanden’ die zij over hun bestuursleden verdelen. Om de drie jaar wordt getoetst in hoeverre het aantal toegekende maanden aan deze vereniging nog van toepassing is. Nieuwe verenigingen kunnen een aanvraag doen om ook voor maanden uit het afstudeerfonds in aanmerking te komen. Informatie over de voorwaarden voor verenigingen en organisaties en ook over de aanvraagprocedure van de vervangende uitkering is te krijgen bij de Centrale Studentenbalie. De hele regeling Financiële Ondersteuning Studenten staat als bijlage in het studentenstatuut (opgenomen in het Vademecum). Vademecum en het Studentenstatuut voor studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen Het Vademecum voor studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen bevat algemene informatie over wonen, leven, welzijn, studiefinanciering, studeren, rechten en plichten van studenten, dienstverlening, verenigingen en organisaties voor studenten. Bovendien zijn er nuttige adressen en telefoonnummers in te vinden. Ook is het Studentenstatuut opgenomen in het Vademecum. Dit bestaat uit een beschrijving van de rechten en plichten van alle aan de Radboud Universiteit Nijmegen ingeschreven studenten die voortvloeien uit wettelijke en universitaire regelingen. Het Vademecum is gratis verkrijgbaar bij de Centrale Studentenbalie, alle Dictatencentrales en het Adviespunt Letteren. De informatie die vermeld staat in het Vademecum is ook te vinden op het internet: www.ru.nl/studentenzaken
92
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 1 Jaarindeling 2005-2006 Faculteit der Letteren Periode
1 5/9 t/m 4/11
2 7/11 t/m 27/1
3 30/1 t/m 7/4
4 10/4 t/m 7/7
week 1
05/9-09/9
o
07/11-11/11
o
30/1-3/2
o
10/4-14/4
o
week 2
12/9-16/9
o
14/11-18/11
o
06/2-10/2
o
17/4-21/4
o
week 3
19/9-23/9
o
21/11-25/11
o
13/2-17/2
o
24/4-28/4
o
week 4
26/9-30/9
o
28/11-02/12
o
20/2-24/2
o
01/5-05/5 meivakantie
week 5
03/10-07/10
o
05/12-09/12
o
27/2-03 voorjaarsvakantie
week 6
10/10-14/10
o
12/12-16/12
o
06/3-10/3
week 7
17/10-21/10 herfstvakantie
19/12-23/12
o
13/3-17/3
week 8
24/10-28/10
26/12-30/12 kerstvakantie
20/3-24/3
week 9
31/10-04/11 tent./herkans.
02/1-6/1 kerstvakantie
27/3-31/3 tent./herkans.
05/6-09/6 (o) uitloop colleges
week 10
09/1-13/1 tent./herkans.
03/4-07/4 tent.herkans.
12/6-16/6 tent./herkans.
week 11
16/1-20/1 tent./herkans.
19/6-23/6 tent./herkans.
week 12
23/1-27/1 tent./herkans.
26/6-30/6 tent./herkans.
o
08/5-12/5
o
o
15/5-19/5
o
o
22/5-26/5
o
o
29/5-02/6
o
week 13
03/7-07/7 tent./herkans.
week 14
10/7-14/7 tent./herkans. 7 cursusweken 2 studieweken
7 cursusweken 3 studieweken
7 cursusweken 3 studieweken
7 cursusweken 6 studieweken
o = cursusweek; (...vakantie) telt mee als studieweek Onderwijs-, tentamen- en examenloos: • Herfstvakantie: maandag 17 oktober t/m vrijdag 21 oktober 2005*) • Kerstvakantie: maandag 26 december 2005 t/m vrijdag 6 januari 2006 • Voorjaarsvakantie (incl. carnaval): maandag 27 februari t/m vrijdag 3 maart 2006*) • Goede Vrijdag: vrijdag 14 april 2006 • Tweede Paasdag: maandag 17 april 2006 • Koninginnedag: zondag 30 april 2006 • Meivakantie: maandag 1 mei t/m vrijdag 5 mei 2006*) • Bevrijdingsdag: vrijdag 5 mei 2006 • Diesviering: donderdag 18 mei 2006 • Hemelvaart: donderdag 25 mei 2006
93
LETTEREN 2005-2006
• Vrijdag na Hemelvaart: • Tweede Pinksterdag: • Zomervakantie:
vrijdag 26 mei 2006 maandag 5 juni 2006 maandag 17 juli t/m vrijdag 11 augustus 2006 (echter examenloos t/m vrijdag 25 augustus 2006 en onderwijsloos t/m vrijdag 1 september 2006)
*) In deze perioden is het eventueel wel mogelijk tentamens af te leggen.
94
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 2 Overzicht bachelor- en masteropleidingen Faculteit der Letteren BA + studierichtingen
MA + studierichtingen
1
Algemene cultuurwetenschappen
1
Algemene cultuurwetenschappen
2
Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen
2
Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen
3
Communicatie- en Informatiewetenschappen
3
Bedrijfscommunicatie
4
Duitse taal en cultuur - Duitse taal en cultuur - Duitsland-Studies
4 5
Duitse taal en cultuur Duitsland-Studies
5
Engelse taal en cultuur - Engelse taal en cultuur - Amerikanistiek
6 7
Engelse taal en cultuur Amerikanistiek
6
Geschiedenis
8
Geschiedenis
7
Griekse en Latijnse taal en cultuur
9
Griekse en Latijnse taal en cultuur
8
Kunstgeschiedenis
10
Kunstgeschiedenis
11
Literatuurwetenschap
9
Nederlandse taal en cultuur
12
Nederlandse taal en cultuur
10
Romaanse talen en culturen - Franse taal en cultuur - Spaanse taal en cultuur - Mediterrane Studies
13 14 15
Franse taal en cultuur (tot 1-9-2006) Spaanse taal en cultuur (tot 1-9-2006) Romaanse talen en culturen (vanaf 2006) - Franse taal en cultuur - Spaanse taal en cultuur - Mediterrane Studies
11
Taal- en cultuurstudies
16
Taal- en cultuurstudies
12
Taalwetenschap
17
Taalwetenschap - Algemene Taalwetenschap - Toegepaste Taalwetenschap Taal- en Spraakpathologie Taal- en Spraaktechnologie
18 19
95
20
Kunst en Cultuur (tweejarige onderzoeksmaster)
21
Historische Wetenschappen (tweejarige onderzoeksmaster)
22
Language and Communication (tweejarige onderzoeksmaster)
23
Letterkunde en Literatuurwetenschap (tweejarige onderzoeksmaster)
24
Cognitieve Neurowetenschappen (tweejarige interfacultaire onderzoeksmaster)
LETTEREN 2005-2006
96
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 3 Inschrijfregels Regels ten behoeve van de inschrijving voor cursussen, minoren en tentamens Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen 1. Vooraf 1.1 Studenten van binnen en buiten de Letterenfaculteit die deel willen nemen aan het onderwijs van de faculteit (cursussen, minoren en tentamens), dienen zich daarvoor van tevoren in te schrijven. 1.2 De inschrijving loopt via het concernsysteem KISS. 1.3 Opleidingen worden geacht studenten te wijzen op de inschrijvingsplicht. 2. Inschrijving voor cursussen 2.1 Studenten die deel willen nemen aan een cursus (hoorcollege, werkcollege, practicum, etc.), dienen zich daarvoor voorafgaand aan de cursus in te schrijven. De inschrijving geschiedt via KISS in het domein van de administratie waaronder de betreffende cursus valt. De inschrijvingsgegevens zijn van belang voor het reserveren van passende zalen, het aanmaken en bestellen van onderwijsmateriaal en het realiseren van eventuele parallelgroepen. 2.2 De inschrijving voor cursussen van het eerste semester vindt plaats in de laatste twee volle weken van juni, de inschrijving voor cursussen van het tweede semester in de eerste twee volle weken van december. 2.3 Studenten die voor hun eerste jaar bij de opleiding zijn ingeschreven (waaronder ook uit het buitenland afkomstige uitwisselingsstudenten), dienen zich voor cursussen van het eerste semester in te schrijven gedurende de introductieperiode. 2.4 Studenten die zich niet tijdig hebben ingeschreven voor cursussen, kunnen geen aanspraak maken op tijdig beschikbaar onderwijsmateriaal of een zitplaats in de onderwijsruimte. 3. Inschrijving voor minoren 3.1 Studenten die deel willen nemen aan een minor dienen zich daarvoor voorafgaand aan het onderwijs van de minor in te schrijven. De inschrijving loopt via KISS in het domein ‘Letteren alle’. 3.2 De inschrijving voor minoren van het eerste semester vindt plaats in de periode 1 mei – 1 juni, de inschrijving voor minoren van het tweede semester in de periode 15 september – 15 oktober. 3.3 Studenten schrijven zich voor het komende semester steeds in voor drie minoren, waarbij zij aangeven welke minor hun eerste voorkeur heeft, welke de tweede en welke de derde. Bij de inschrijving dienen studenten de toelatingseisen die gelden ten aanzien van sommige minoren, in acht te nemen. Sommige minoren zijn uitsluitend toegankelijk voor studenten van de Letterenfaculteit. 97
LETTEREN 2005-2006
3.4 Wanneer studenten ervoor kiezen om in het komende semester een vrije minor of een stageminor te volgen, dan schrijven zij zich uitsluitend voor deze minor in en maken zij geen tweede en derde keus. 3.5 Nadat de inschrijvingsperiode voor minoren is verstreken, besluit het faculteitsbestuur op basis van de inschrijvingen welke minoren doorgang zullen vinden (zie ook hoofdstuk 1 van de Minorgids). 3.6 Vervolgens bericht Bureau Onderwijs aan de ingeschreven studenten welke minor zij komend semester kunnen volgen. 3.7 Wanneer een minor geen keuzeonderdelen kent maar bestaat uit (in de regel vier) vaste onderdelen, worden alle deelnemende studenten automatisch voor de betreffende cursussen ingeschreven. Voor minoren met keuzeonderdelen geldt dat de deelnemende studenten zich vervolgens nog dienen in te schrijven voor de afzonderlijke cursussen. Daarvoor gelden de termijnen zoals genoemd onder punt 2.2. 3.8 Met voorkeuren of voornemens van studenten die zich niet, niet tijdig of niet correct hebben ingeschreven voor minoren, wordt geen rekening gehouden bij de besluitvorming over het al dan niet laten doorgaan van minoren en de verdeling van studenten over de minoren die worden aangeboden. 4. Inschrijving voor tentamens 4.1 Studenten die deel willen nemen aan een tentamen (ook wanneer het tentamen bestaat uit een werkstuk), dienen zich daarvoor van tevoren in te schrijven. De inschrijving loopt via KISS in het domein van de administratie waaronder de betreffende cursus valt. 4.2 Inschrijven voor tentamens kan tot uiterlijk één week voor het tentamen. 4.3 Sommige studentenadministraties hanteren een automatische tentameninschrijving voor studenten die voor de betreffende cursus ingeschreven zijn. In die gevallen worden studenten geacht hun tentameninschrijving zelf te controleren. 4.4 Studenten die zich niet hebben ingeschreven voor een tentamen of die te laat waren met hun inschrijving, kunnen niet aan het tentamen deelnemen, tenzij er voldoende plaatsen en tentamenopgaven zijn. In dat geval worden zij tot het tentamen toegelaten tegen inlevering van hun collegekaart. Na betaling van 5,00 administratiekosten, te voldoen bij het Secretariaat van hun opleiding, krijgen zij hun collegekaart terug. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Letteren op 15 december 2004
98
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Bijlage 4 Adressen medewerkers Mw.drs. H. van Asperen, Van Oldenbarneveltstraat 46, 6512 AZ Nijmegen Tel. 024-3503025. Instituut: 024-3615690, E. 12.04a, e-post:
[email protected] Prof.drs. A.L.L.M. Asselbergs, Regentesselaan 15, 3818 HH Amersfoort Tel. 033-4613631, e-post:
[email protected] Prof.dr. S.L. de Blaauw, Postbus 62, 9620 AB Slochteren Tel. 0598-421470. Instituut: 024-3612834, E. 12.12, e-post:
[email protected] of
[email protected] Spreekuur: dinsdag, 12.30-13.00 uur, op afspraak via het Secretariaat Drs. C.P.M. Cuijpers, Heijendaalseweg 69, 6524 GS Nijmegen Tel. 024-3235512. Instituut: 024-3615509, E. 12.07, e-post:
[email protected] Spreekuur: op afspraak via e-post Prof.dr. M. Erdrich, Bovenover 166, 1025 JZ Amsterdam Tel. 020-6321944. Instituut: 024-3611701, E. 9.12, e-post:
[email protected] Mw.prof. A. van Grevenstein, p/a Stichting Restauratie Atelier Limburg, Postbus 1679, 6201 BR Maastricht Tel. 043-3218444 (SRAL), e-post:
[email protected] Dr. E. de Groot, De Voorstenkamp 1606, 6545 GH Nijmegen Tel. 024-3540602. Instituut: 024-3611074, E. 12.11, e-post:
[email protected] Mw.dr. N. de Haan, Nederlands Instituut Rome, Via Omero 10-12, 00197 Roma, Italia Tel. 00-39-063269621, e-post:
[email protected] Drs. K.M. Ilsink, Barnierstraat 1, 3032 PA Rotterdam Tel. 010-4650260 / 06-30396853. Instituut: 024-3616064, E. 12.11, e-post:
[email protected] Dr. A.R. de Klerck, Kromme Elleboog 22, 6511 ZA Nijmegen Tel. 024-3233448. Instituut: 024-3615713, E. 12.13, e-post:
[email protected] Prof.dr. A.M. Koldeweij, Kornewal 3, 4116 BJ Buren Tel. 0344-572276. Instituut: 024-3615948, E.12.08, e-post:
[email protected] Spreekuur: op afspraak via e-post
99
LETTEREN 2005-2006
Prof.dr. V. Manuth, Stieltjesstraat 111, 6511 AK Nijmegen Tel. 024-3234574. Instituut: 024-3615762, E. 12.09, e-post:
[email protected] Dr. S.T.A.M. Mols, Grotestraat 91, 6511 VB Nijmegen Tel. 024-3222186. Instituut: 024-3612870, E. 9.06, e-post:
[email protected] Prof.dr. E.M. Moormann, Keizersgracht 643d, 1017 DT Amsterdam Tel. 020-6700530. Instituut: 024-3612711, E. 9.06, e-post:
[email protected] Mw.dr. D. Nicolaisen, Schepenenstraat 71, 6525 XG Nijmegen Tel. 024-3564051. Instituut: 024-3615712, E. 12.02, e-post:
[email protected] Spreekuur: dinsdag, 10.00-12.00 uur, op afspraak via het Secretariaat Drs. H.W.J. Piron, Athlonestraat 32, 6524 DH Nijmegen Tel. 024-3234518. Instituut: 024-3612623, E.12.03, e-post:
[email protected] Dr. C.P.J. van der Ploeg, Winschoterdiep 67c, 9724 GK Groningen Tel. 050-3142535, RU Groningen: 050-3632379. Instituut: 024-3615948, E. 12.08, e-post:
[email protected] (let.rug ipv let.ru!) Spreekuur: op afspraak via e-post Dr. M. Polak, Aldenhof 38-14, 6537 BD Nijmegen Tel. 024-3440476. Instituut: 024-3612877, E. 9.12, e-post:
[email protected] Drs. J.P. van Rijen, Muntweg 171, 6532 TH Nijmegen. Tel. 024–3500460. Instituut: 024-3616064, E. 12.11, e-post:
[email protected] Drs. D.K.L. Van Speybroeck, Moeder Teresahof 19, 6525 JW Nijmegen Tel. 024-3883351. Instituut: 024-3612833, E. 12.02a, e-post:
[email protected] Mw.dr. E.P. Tibbe, 1ste Helmerstraat 208-1, 1054 EN Amsterdam Tel. 020-6839020. Instituut: 024-3615509, E. 12.07, e-post:
[email protected] Spreekuur: donderdag, 11.15-12.15 uur Dr. A. Treffers, Nederlands Instituut Rome, Via Omero 10-12, 00197 Roma, Italia Tel. 00-39-063269621, e-post:
[email protected] Dr. C.A. Veelenturf, Zuid-Linschoterzandweg 21, 3425 EM Snelrewaard Tel. 0348-560071. Instituut: 024-3612221, E.12.10, e-post:
[email protected] Spreekuur: op afspraak via e-post Mw.drs. M.C.J. Verhoeven, Oude Molenweg 224, 6533 WS Nijmegen Tel. 024-3556267. Instituut: 024-3616115, E. 12.27, e-post:
[email protected]
100
L BE I JTLTAEGREENN 2 0 0 5 - 2 0 0 6
Drs. A. Wattel, Maaslandstraat 1e, 5211 VE ’s-Hertogenbosch Tel. 073-6124501. Instituut: 020-3611074, E. 12.11, e-post:
[email protected] Drs. W.J.G. Weijers, Koningsholster 69, 6573 VV Beek-Ubbergen Tel. 024-6841467. Instituut: 024-3612834, E. 12.12, e-post:
[email protected] Spreekuur: dinsdag, 10.00-11.00 uur Mw.drs. W. Weusten, Tooropstraat 116, 6521 NT Nijmegen Tel. 024-3238684. Instituut: 024-3612623, E. 12.03, e-post:
[email protected] Mw.drs. M.H. Weymans, Vinkweg 6, 6571 BW Berg en Dal Tel. 024–6842118. Instituut: 024–3612623, E. 12.03, e-post:
[email protected]
101
LETTEREN 2005-2006
102