Examen Federatie Financieel Planner
11 december 2009
DEEL I 10.00 - 12.00 uur - Meerkeuzevragen Dit deel van het examen bevat 30 meerkeuzevragen, op 14 pagina's.
Norm is 10 fouten.
N.B.: Schriftelijke toelichting op antwoorden wordt niet bij de beoordeling meegewogen. Uw naam en examennummer s.v.p. correct op het antwoordformulier vermelden. Vul uw antwoorden in met potlood.
© 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 1 Tim Korporaal bezit een eigen woning van € 300.000 met een eigenwoningschuld van € 300.000. Tim heeft in 2006 een kapitaalverzekering eigen woning (KEW, zonder garantiekapitaal) afgesloten bij een Nederlandse verzekeringsmaatschappij in combinatie met een aflossingsvrije lening voor 30 jaar. De rentevast-periode op de lening is 30 jaar. Verder bezit Tim alle aandelen in een B.V. (Tim B.V.). Bij Tim bestaat er onduidelijkheid over zijn kapitaalverzekering. Wat is juist met betrekking tot zijn KEW? A. De KEW keert altijd voor maximaal 90% uit. B. De kapitaalverzekering kan fiscaal gefacilieerd worden voortgezet met het KEWregime bij Tim B.V. C. De begunstigde van een KEW moet de uitkering aanwenden ter aflossing van de eigenwoningschuld. D. De kapitaalverzekering is extra voordelig bij een lage rentestand.
Vraag 2 Sophie Koudijs (60 jaar) is overleden in 2007. Enig erfgenaam is haar zoon Bert (30 jaar). Sophie had ten tijde van haar overlijden als enig actief een effectenportefeuille van € 60.000 bestaande uit beleggingsfondsen die geen dividend uitkeren. Bert heeft de nalatenschap in 2007 zuiver aanvaard en de effectenportefeuille in stand gelaten. De effectenportefeuille heeft thans een waarde van € 30.000. Volkomen onverwacht bleek op 1 december 2009 dat Sophie nog een schuld had van € 80.000 die ontstaan is in 2006. Bert heeft zelf een vermogen van € 500.000. Wat zijn de gevolgen van het zuiver aanvaarden door Bert? A. Bert kan binnen 3 maanden nadat hij kennis heeft gekregen van de negatieve nalatenschap alsnog beneficiair aanvaarden en daardoor verhaal op zijn vermogen voorkomen. B. De betreffende schuldeiser kan zich tot maximaal € 30.000, zijnde de huidige waarde van de effectenportefeuille, op het vermogen van Bert verhalen. C. De betreffende schuldeiser kan de volledige € 80.000 verhalen op het vermogen (inclusief de nalatenschap van Sophie) van Bert. D. De schuldeiser kan van rechtswege nooit meer verhalen dan 50% van de vordering van € 80.000 op het vermogen van Bert.
Pagina 1 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 3 Bij de volgende stellingen in deze vraag dient uitgegaan te worden van algemene definities en dient geen rekening te worden gehouden met kostenopslag van de beheerder van het beleggingsfonds. Stelling I.
Voor de systematiek van het bepalen van de koers van een aandeel in een open-end beleggingsfonds geldt als hoofdregel de intrinsieke waarde.
Stelling II. Bij een closed-end beleggingsfonds wordt de koers van een aandeel in het fonds bepaald door vraag en aanbod. De koers van het aandeel in dat fonds kan substantieel afwijken van de intrinsieke waarde. Welke stelling is juist? A. B. C. D.
Zowel stelling I, als stelling II is juist. Stelling I is juist, stelling II is onjuist. Stelling I is onjuist, stelling II is juist. Zowel stelling I, als stelling II is onjuist.
Vraag 4 Gert de Breul heeft 5 jaar geleden een woning in eigendom verkregen voor € 400.000. Hij heeft 4 jaar geleden de helft van de woning voor € 200.000 verkocht en overgedragen aan Froukje, zijn vriendin met wie hij een gemeenschappelijke huishouding ging voeren. De relatie is uitgegaan. Gert is met Froukje overeengekomen dat hij op 4 december 2009 zijn helft van de woning door middel van een koopovereenkomst aan haar overdraagt voor € 150.000. De werkelijke waarde van de helft van de woning is op 4 december 2009 € 220.000. Welk bedrag aan overdrachtbelasting moet Froukje betalen over de transactie van 4 december 2009? A. B. C. D.
€ 0. € 9.000. € 11.100. € 13.200.
Pagina 2 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 5 Een weduwe (nabestaande) heeft een kind van 15 jaar uit het huwelijk met de overledene. Er bestaat recht op een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering uit hoofde van de ANW. Het kind verkrijgt vervolgens een eigen inkomen uit arbeid. Welke uitkering wordt gekort door het eigen inkomen uit arbeid van het kind? A. B. C. D.
De nabestaandenuitkering uit hoofde van de ANW. De halfwezenuitkering uit hoofde van de ANW. De wezenuitkering uit hoofde van de ANW. Geen van bovengenoemde uitkeringen.
Vraag 6 Piet Kloosters en Nadine Bestevaer zijn onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. Piet is verzekeringnemer op de Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW), die op 1 december 2005 is afgesloten voor de gezamenlijke financiering, die zij zijn aangegaan voor de aankoop van hun gezamenlijke woning. Piet en Nadine zijn beiden verzekerden op de polis. Nadine besluit een punt achter haar relatie met Piet te zetten en vraagt een echtscheiding aan. In het echtscheidingsconvenant wordt de woning aan Piet toebedeeld. Nadine wenst de helft van de KEW op haar naam te zetten, met zichzelf als verzekerde en begunstigde. Nadine koopt direct nadat de echtscheiding is ingeschreven in de registers een eigen woning, zonder eerst tussentijds in een huurwoning te hebben gewoond. Kunnen de wensen van Nadine fiscaal geruisloos worden doorgevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel? A. Nee, de overgang van de helft van de KEW naar Nadine wordt gezien als een vervreemding. Het gehele rentebestanddeel dat in de verzekering is opgebouwd is op het moment van overdracht belast met inkomstenbelasting. B. Nee, bij de overgang van de helft van de KEW naar Nadine is zij over de helft van het rentebestanddeel dat in de verzekering is opgebouwd inkomstenbelasting verschuldigd. C. Ja, omdat Nadine als verzekerde op de verzekering was opgenomen, was zij al voor de helft eigenaar van de KEW. D. Ja, omdat Nadine over een eigen woning beschikt, kan zij de helft van de polis op haar eigen naam voortzetten.
Pagina 3 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 7 Berend Bovenkerk heeft een woning in eigendom. Hij heeft de aankoop van de woning in 2003 gefinancierd met een aflossingsvrije lening van € 100.000 bij bank B. Bank B heeft daarbij een hypotheekrecht op de woning van Berend van € 100.000 (exclusief renten en kosten) verkregen. De woning is nu € 150.000 waard. De huidige lening is nog steeds € 100.000. Op grond van de overwaarde heeft Bank C in 2006 Berend een rekeningcourant krediet verstrekt, waarbij Bank C een tweede hypotheek op de woning van Berend heeft verkregen van € 50.000 (exclusief rente en kosten). Berend komt zijn verplichtingen naar Bank B en C niet na en is door Bank B en C in gebreke gesteld. Gaat het hypotheekrecht van Bank B en/of Bank C teniet na een levering, voortvloeiend uit een executoriale verkoop van de woning van Berend door Bank B? A. B. C. D.
Zowel het hypotheekrecht van Bank B als van Bank C gaan teniet. Zowel het hypotheekrecht van Bank B als van Bank C gaan NIET teniet. Alleen het hypotheekrecht van Bank B gaat teniet. Alleen het hypotheekrecht van Bank C gaat teniet.
Vraag 8 Annemieke Dansing belegt haar gehele vermogen in obligaties en wil de duration van haar obligatieportefeuille substantieel verhogen. Het verhogen van de duration is een strategie die in het kader van rendementsverbetering bij obligatieportefeuilles wordt gebruikt. Bij welke renteverwachting wordt deze strategie vooral gebruikt? A. B. C. D.
Een te verwachten rentestijging van de korte rente. Een te verwachten rentedaling van de korte rente. Een te verwachten rentestijging van de lange rente. Een te verwachten rentedaling van de lange rente.
Pagina 4 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 9 Victor Bouwens is getrouwd met Angela Appels in gemeenschap van goederen. Victor heeft door een mislukt beleggingsavontuur een schuld van € 1.000.000 aan X -bank. Angela heeft met dit avontuur geen bemoeienis gehad. Victor en Angela wonen in een huurhuis. De verdere bezittingen, die in de gemeenschap vallen, vertegenwoordigen geen waarde en er zijn geen andere schulden. Angela heeft zelf een bedrag van € 50.000 op een spaarrekening bij Y-bank. Dit bedrag heeft zij van haar ouders geschonken gekregen. Bij deze schenking is notarieel een uitsluitingsclausule opgenomen. Het huwelijk loopt slecht en zal eindigen. Angela wil bereiken dat het bedrag van € 50.000 buiten de verhaalsmogelijkheden blijft van X-bank. Met welke onderstaande mogelijkheid kan Angela voorkomen dat spaarrekening bij Y-bank buiten de verhaalsmogelijkheden van X-bank blijft?
haar
A. Opmaken van huwelijkse voorwaarden, inhoudende beëindiging van de huwelijksgemeenschap. B. Scheiding van tafel en bed. C. Flitsscheiding. D. Afstand doen van de huwelijksgemeenschap.
Vraag 10 Gea Vrolijk heeft een handelsonderneming in de vorm van een eenmanszaak. Zij werkt al 5 jaar minimaal 1.300 uur per jaar in haar onderneming. Haar winst over 2009 bedraagt € 40.000. Zij doteert maximaal aan de oudedagsreserve en heeft recht op de zelfstandigenaftrek. De omvang van het ondernemingsvermogen levert voor de dotatie oudedagsreserve geen beperking op. Op welk bedrag (afgerond) aan MKB-winstvrijstelling over 2009 heeft Gea recht? A. B. C. D.
€ € € €
2.952. 3.696. 3.926. 4.200.
Pagina 5 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 11 Antoinette Overbaan overweegt voor € 15.000 deel te nemen in een scheepvaartmaatschap. Antoinette valt door haar loon in het hoogste tarief voor de inkomstenbelasting. Dankzij de fiscale behandeling van de maatschap, kan zij de vervroegde afschrijving toepassen, waardoor zij meer dan haar inleg van € 15.000 als belastingteruggaaf ontvangt. Hoe wordt in de inkomstenbelasting de deelname van Antoinette in de scheepvaartmaatschap aangemerkt? A. B. C. D.
Als belastbare winst uit onderneming als medegerechtigde. Als belastbare winst uit onderneming als ondernemer. Als resultaat uit overige werkzaamheden. Als belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.
Vraag 12 Stel dat A een stuk grond heeft en B hierop een gebouw neerzet. B verkrijgt van A het zakelijk recht van opstal op het stuk grond van A. Een en ander is notarieel vastgelegd en ingeschreven in het Kadaster. Stelling I.
Het recht van opstal voorkomt dat het gebouw door natrekking eigendom van A wordt.
Stelling II. Op het recht van opstal van B kan GEEN hypotheek worden gevestigd. Welke stelling is juist? A. B. C. D.
Stelling I en II zijn beiden juist. Stelling I is juist en stelling II is onjuist. Stelling I is onjuist en stelling II is juist. Stelling I en II zijn beiden onjuist.
Pagina 6 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 13 Els Heuveling (27 jaar) is sinds februari 2009 als directeur in dienst bij B.V. A. Zij is tevens enig aandeelhouder van B.V. A. Het jaarsalaris van Els bedraagt € 100.000. Zij heeft bij haar vorige werkgever tot 31 december 2008 als normale werknemer pensioen opgebouwd. Wat zijn voor Els binnen de kaders van de Pensioenwet en de Wet op de loonbelasting 1964 de mogelijkheden voor pensioenopbouw in de periode dat zij directeur, enig aandeelhouder bij B.V. A is? A. Els kan waardeoverdracht van haar bij de vorige werkgever opgebouwde pensioen laten plaatsvinden naar B.V. A en vervolgens in eigen beheer pensioen opbouwen. B. B.V. A kan de pensioenverzekering van de oude werkgever van Els voortzetten en op dezelfde verzekering pensioen gaan opbouwen. C. B.V. A kan aan Els voor de toekomst een nieuwe pensioenregeling toezeggen en onderbrengen bij een verzekeraar. D. Els kan voor haar pensioenvoorziening een zogenaamde Fiscale Oudedags Reserve opbouwen bij B.V. A.
Vraag 14 Henk Houtzager is sinds 1 januari 2008 werkzaam in de directie van investeringsmaatschappij Invest B.V. Henk heeft per 1 januari 2008 2,5% van de cumulatief preferente aandelen Invest B.V. verkregen uit een uitgifte van aandelen door Invest B.V. Het cumulatief preferent dividend op deze aandelen is per jaar 20% van de nominale waarde. Invest B.V. heeft Henk een lening verstrekt waarmee Henk het 2,5% belang in Invest B.V. gekocht heeft. Hoe moet Henk het 2,5% aandelenbelang en de lening voor de aankoop van het 2,5% aandelenbelang in zijn aangifte IB 2009 opnemen? A. B. C. D.
2,5% aandelenbelang box 3, lening 2,5% aandelenbelang box 3. 2,5% aandelenbelang box 3, lening 2,5% aandelenbelang box 1. 2,5% aandelenbelang box 1, lening 2,5% aandelenbelang box 1. 2,5% aandelenbelang box 1, lening 2,5% aandelenbelang box 3.
Pagina 7 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 15 Karel Zomers heeft een bruto jaarsalaris van € 25.000 en doet mee aan een levensloopregeling met maandelijkse inleg. Wat is het gevolg van deze inleg voor de premie WW en/of inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet? A. Alleen minder inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is verschuldigd. B. Alleen minder premie WW is verschuldigd. C. Zowel minder premie WW, als minder inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet is verschuldigd. D. Zowel premie WW, als inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet zijn NIET minder verschuldigd.
Vraag 16 Rating Agency S&P heeft de rating van een obligatie van bedrijf X aangepast van BBB+ naar A-. Alle andere omgevingsvariabelen wijzigen niet. Wat zal normaliter het gevolg zijn waartegen bedrijf X geld kan lenen? A. Alleen via de kapitaalmarkt kan geld tegen betere condities worden geleend. B. Alleen via de geldmarkt kan geld tegen slechtere condities worden geleend. C. Zowel via de kapitaalmarkt, als via de geldmarkt kan geld tegen betere condities worden geleend. D. Zowel via de kapitaalmarkt, als via de geldmarkt kan geld tegen slechtere condities worden geleend.
Vraag 17 Johan Koppel heeft in 1998 als belegging voor € 80.000 aan losse 7,5%-jaarrente coupons gekocht inzake de 30-jarige staatslening 1993-2023. De rentecoupons hebben betrekking op het jaar 2009 en 2012. In 2009 is de rentecoupon 2009 tot uitkering gekomen en heeft Johan de rentecoupon van 2012 verkocht. Stelling I. De verkoopopbrengst van de rentecoupon 2012 is gedeeltelijk belast in box 1 bij Johan. Stelling II. De uitkering van de rentecoupon 2009 is gedeeltelijk belast in box 1 bij Johan. Welke stelling is juist in het kader van de heffing van de inkomstenbelasting? A. B. C. D.
Stelling I is juist, stelling II is juist. Stelling I is juist, stelling II is onjuist. Stelling I is onjuist, stelling II is juist. Stelling I is onjuist, stelling II is onjuist. Pagina 8 van 14
© 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 18 Astrid Hoevers (60 jaar) is gehuwd met Bob Brand (58 jaar). Bob en Astrid hebben 8 kinderen waarvan de oudste 40 jaar is en de jongste 30 jaar is. Bob is op 2 januari 2009 overleden zonder testament. Zijn nalatenschap bedraagt € 180.000 hetgeen ook de waarde is voor de bepaling van het successierecht. De begrafeniskosten zijn gedekt dankzij een begrafenisverzekering die uitkeerde in natura. Astrid en de kinderen doen thans de aangifte successierecht. Astrid heeft ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap geen rechtshandelingen verricht. Astrid en de kinderen hebben sinds het overlijden geen afspraken gemaakt over de nalatenschap en evenmin zijn zij in dat kader met elkaar zaken overeengekomen. Welk bedrag aan successierecht zijn Astrid en de kinderen gezamenlijk verschuldigd? A. B. C. D.
€ 0. € 3.871. € 8.000. € 9.000.
Vraag 19 Peter Branding, geboren in 1945, heeft in 1987 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, een zogenoemde pre-brede herwaardering polis, afgesloten. De premie hiervoor is volledig in aftrek op zijn belastbaar inkomen gebracht. De waarde van de polis is op dit moment € 100.000. Peter wil de uitkeringen in 5 jaar laten toekomen aan zijn 20-jarige dochter Helena. Helena studeert nog en ontvangt studiefinanciering. Wat zijn de gevolgen voor Helena indien zij begunstigde is van de lijfrenteuitkeringen? A. De uitkeringen zijn vrijgesteld in box 1 voor de Wet IB 2001, er zijn geen gevolgen voor haar recht op studiefinanciering. B. De uitkeringen zijn belast in box 1, haar studiefinanciering kan mogelijk worden gekort. C. De uitkeringen zijn belast in box 1, er zijn sowieso geen gevolgen voor haar recht op studiefinanciering. D. De uitkeringen zijn vrijgesteld in box 1 voor de Wet IB 2001, haar studiefinanciering kan mogelijk worden gekort.
Pagina 9 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 20 Arend Kuipers woont samen met zijn zus Sabine en voert met haar duurzaam een gemeenschappelijke huishouding. Zij hebben geen notarieel samenlevingscontract en zij opteren niet voor het fiscaal partnerschap. Arend heeft in 2008 een woning gekocht voor € 200.000. De WOZ-waarde van de woning is in 2008 en 2009 tevens € 200.000. Om de aankoop te financieren heeft hij in 2008 bij Sabine een lening afgesloten van € 20.000 met een rente van 5%, die jaarlijks door Arend wordt voldaan. Als zekerheid voor de lening is een hypotheek gevestigd. Het restant van de koopsom heeft Arend uit eigen middelen voldaan. Welk bedrag aan aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld heeft Arend over het belastingjaar 2009? A. B. C. D.
€ 0. € 100. € 1.000. € 1.100.
Vraag 21 Adriaan Slootjens heeft op 12 december 2009 een obligatie gekocht met een aankoopkoers van 104,67. De obligatie heeft nog een looptijd van 3 jaar en lost af tegen een koers van 100. De rente over 2008/2009 is op 11 december 2009 voldaan. De obligatie geeft een jaarlijkse coupon van 5,25%. Welk van onderstaande antwoorden benadert het effectieve rendement op deze obligatie het meest? A. B. C. D.
3,70%. 4,67%. 5,02%. 5,25%.
Vraag 22 Arthur Kielstra (80 jaar) heeft twee kinderen, Willem en Tom. Het vermogen van Arthur is heden € 1.000.000. Aan het Rode Kruis heeft Arthur in januari 2009 een bedrag van € 500.000 geschonken. In 2003 heeft Arthur een bedrag van € 100.000 aan Tom geschonken. Arthur onterft Willem geheel. Arthur overlijdt in december 2009. Wat is de omvang van de legitieme portie van Willem? A. B. C. D.
€ 250.000. € 275.000. € 375.000. € 400.000. Pagina 10 van 14
© 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 23 Werknemer Jan van Doorn is werkzaam bij werkgever Y. Y is getroffen door de kredietcrisis en is genoodzaakt Jan te ontslaan. Jan heeft 20 jaar arbeidsverleden en dus in beginsel recht op een WW-uitkering gedurende 20 maanden. Na een gesprek met het UWV start Jan een eigen onderneming in de vorm van een eenmanszaak, waarin hij gedurende de hele werkweek werkt. Na 1 jaar staakt Jan wegens onvoldoende succes zijn onderneming. Jan gooit het bijltje er bij neer en vraagt een WW-uitkering aan. Wat is de WW-positie van Jan bij aanvraag van de WW-uitkering na staken van zijn onderneming? A. Jan krijgt geen WW-uitkering, omdat ondernemers niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. B. Jan krijgt een WW-uitkering, maar het UWV legt een sanctie op omdat hij zich pas na een jaar werkloosheid bij het UWV meldt. C. Jan krijgt een WW-uitkering, omdat hij zijn werknemerschap herkrijgt indien hij zijn onderneming staakt binnen 20 maanden na aanvang van zijn werkloosheid. D. Jan krijgt een WW-uitkering, maar zijn uitkering vangt niet eerder aan dan 6 maanden voordat hij de aanvraag heeft ingediend.
Vraag 24 Piet Bootsma heeft de volgende twee lijfrentevarianten in het verleden afgesloten en de premie volledig in aftrek gebracht op zijn belastbaar inkomen: - Een lijfrenteverzekering afgesloten in 2005 bij verzekeraar A: waarde op 1 december 2009: € 4.030; - Een lijfrentespaarrekening afgesloten in 2008 bij bancaire instelling B: waarde op 1 december 2009: € 4.030. Piet wil door geldgebrek beide varianten op 1 december 2009 afkopen. Piet heeft in 2009 een brutosalaris van € 50.000. Hij heeft geen compensabele verliezen en aftrekposten. Wat zijn voor Piet de fiscale gevolgen? A. De afkoopwaarde van de lijfrenteverzekering en de waarde van de lijfrentespaarrekening zijn belast met inkomstenbelasting. In beide gevallen is er revisierente verschuldigd. B. De afkoopwaarde van de lijfrenteverzekering en de waarde van de lijfrentespaarrekening zijn belast met inkomstenbelasting. In beide gevallen is er geen revisierente verschuldigd. C. De afkoopwaarde van de lijfrenteverzekering is belast met inkomstenbelasting en er is revisierente verschuldigd. De waarde van de lijfrentespaarrekening is belast met inkomstenbelasting, maar er is geen revisierente verschuldigd. D. Afkoop van beide lijfrentevarianten is onbelast voor de inkomstenbelasting en er is geen revisierente verschuldigd.
Pagina 11 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 25 Jan Drukker koopt per 1 januari 2010 een nieuwe woning. Hij gaat hiervoor een lening met hypothecaire zekerheid afsluiten van € 300.000. Een gedeelte van de lening wenst hij na 30 jaren af te lossen uit een op te bouwen spaarkapitaal. Het te verwachten rendement is 4% op jaarbasis, bij te schrijven per 1 januari van het volgende jaar. Een eerste storting van € 10.000 doet Jan op 1 januari 2010. Daarna stort hij gedurende 19 jaren jaarlijks € 4.000 per 1 januari van een betreffend jaar. Kosten en belastingen dient u bij de berekening buiten beschouwing te laten. Hoeveel spaartegoed heeft Jan na 30 jaar (inclusief rendement) opgebouwd? A. B. C. D.
€ 195.027. € 196.275. € 202.828. € 255.800.
Vraag 26 Lodewijk Broerse heeft een renteloze direct opeisbare lening van zijn vader ten behoeve van de aankoop van zijn eerste eigen woning gekregen. Welke handeling is vereist om deze renteloze lening als eigenwoningschuld voor de Wet IB 2001 te laten kwalificeren? A. B. C. D.
Vastlegging van de lening bij notariële akte. Vestiging van een hypotheekrecht. Het aanbieden van de leningovereenkomst ter registratie bij de Belastingdienst. Geen van bovengenoemde handelingen zijn vereist.
Vraag 27 Welke typen pensioenovereenkomsten pensioenovereenkomst? A. B. C. D.
kent
de
Pensioenwet,
naast
de
De kapitaalovereenkomst en de uitbestedingsovereenkomst. De kapitaalovereenkomst en de uitkeringsovereenkomst. De uitkeringsovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst. De uitbestedingsovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst.
Pagina 12 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 28 Albert Hoeding heeft een bedrag van € 400.000 aan spaargeld. Albert wil de komende 20 jaar jaarlijks een bedrag opmaken, zodat over 20 jaar het bedrag aan spaargeld nihil is. Het jaarlijks te onttrekken bedrag wordt elk jaar aan het eind van het jaar onttrokken. Hou rekening met een rente van 5% op jaarbasis, bij te schrijven per 1 januari van het volgende jaar. Hou met belasting en kosten geen rekening. Welk bedrag kan Arend jaarlijks onttrekken aan het spaargeld zodat over 20 jaar het bedrag aan spaargeld nihil is? A. B. C. D.
€ 31.697. € 31.897. € 32.097. € 32.297.
Vraag 29 Adrie Koetsier (alleenstaand en wonend in Nederland) heeft de volgende vermogensbestanddelen: - een onder de Natuurschoonwet 1928 (NSW) aangewezen landgoed in Nederland van 5 hectare met daarop: - een geheel aan derden verhuurd pand en - een eigen woning. Adrie vraagt zich af wat juist is aangaande vermogensbestanddelen in het kader van de Wet IB 2001?
de
boven
vermelde
A. Het NSW-landgoed van 5 hectare en de daarop gelegen verhuurde woning zijn in box 3 vrijgesteld. B. Alleen het NSW-landgoed van 5 hectare is in box 3 vrijgesteld. C. Voor de eigen woning geldt niet het eigenwoningforfait, omdat de eigen woning op een NSW-landgoed is gelegen. D. Voor de waardering van het aan derden verhuurde pand geldt in box 3 de WOZwaarde, omdat het pand op een NSW-landgoed is gelegen.
Pagina 13 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP
Onderstaande vragen beantwoorden op basis van de gegevens in de desbetreffende vraag.
Vraag 30 Thomas van Dam (90 jaar) woont in Verzorgingstehuis Avondrood en is ernstig ziek, maar nog volledig handelingsbekwaam. Zijn huisarts Willem geeft hem bijstand op het gebied van individuele gezondheidszorg. Thomas is dankbaar voor alle goede zorgen en schenkt aan Verzorgingstehuis Avondrood € 100.000 en aan huisarts Willem € 50.000. Welke van de genoemde schenkingen is onaantastbaar? A. B. C. D.
Geen van de schenkingen is onaantastbaar. Alleen de schenking aan Verzorgingstehuis Avondrood is onaantastbaar. Alleen de schenking aan huisarts Willem is onaantastbaar. Zowel de schenking aan Verzorgingstehuis Avondrood als de schenking aan Willem zijn onaantastbaar.
- EINDE -
Pagina 14 van 14 © 2009, Stichting Certificering FFP