Inleiding tot het Internationaal & Europees Fiscaal Recht BAB-Kortrijk Maandag 14 september 2015 Rolf Declerck Vennoot DWVA - Belastingconsulent Ondervoorzitter Commissie Permanente Vorming IAB www.dwva.be
I. Inleiding
I. Inleiding 1. Internationaal fiscaal recht: concept Internationaal fiscaal recht = geheel aan regels die, in een grensoverschrijdend kader bepalen waar en hoe een welbepaald inkomen van een belastingplichtige belast wordt Let wel: taxatieregels zelf worden bepaald door het intern recht
I. Inleiding 1. Internationaal fiscaal recht: concept Voorbeeld: □ Dividend betaald door Belgische vennootschap aan Ierse vennootschap Ierse moeder
Dividend Belgische dochter
□ Waar is dividend belastbaar? Ierland? België? Beide landen? □ Hoeveel (in België) ?
I. Inleiding 1. Internationaal fiscaal recht: concept Voorbeeld: □ Dividend betaald door Belgische vennootschap aan Ierse vennootschap Ierse moeder
Dividend Belgische dochter
□ Waar belastbaar? => Woonstaat (= Ierland) + beperkte heffing bronstaat (= België) van maximaal 15% □ Maar: artikel 106 §5 KBWIB: intenrechterlijke vrijstelling RV
I. Inleiding 2. Algemeen beginsel = fiscale soevereiniteit Soevereiniteit = bevoegdheid van een land om zelfstandig op te treden op
3 niveaus: wetgevende macht, uitvoerende macht, en rechterlijke macht Landen hebben fiscale soevereiniteit: □ Recht van een land om eigen fiscale regelgeving vast te leggen □ Bevoegdheid van een land om belastingen te heffen en te innen Maar: Een territoriaal aanknopingspunt is vereist (cf. Vaste Inrichting): □ Personeel: band tussen persoon en staat (bv.
inwonerschap/nationaliteit) □ Materieel: band tussen inkomen en grondgebied (bv. roerende inkomsten) □ Functioneel: band tussen functie en grondgebied (bv. tewerkstelling)
I. Inleiding 3. Dubbele belasting: definitie Definitie: eenzelfde inkomen = meermaals belast □ 2 of meer landen (cf. territoriale soeveriniteit) □ zelfde / gelijkaardige belasting (bv. inkomstenbelasting) □ zelfde periode (bv. zelfde boekjaar) □ zelfde voorwerp (bv. dividenduitkering)
2 soorten van dubbele belasting: □ Juridische dubbele belasting = zelfde persoon □ Economische dubbele belasting = zelfde inkomen
I. Inleiding 4. Dubbele belasting: juridische dubbele belasting Voorbeeld: dubbel inwonerschap
Een persoon wordt beschouwd inwoner te zijn van 2 landen op basis van verschillende criteria voor het bepalen van inwonerschap – bv. in Land A op basis van rijksinwonerschap (bv. België) en in Land B op basis van nationaliteit (bv. VS) – cf. De “tie-breaker rules” in geval van dubbel rijksinwonerschap – artikel 4 (“Inwoner”) van het OESO-Modelverdrag
I. Inleiding 4. Dubbele belasting: economische dubbele belasting Voorbeeld 2
Voorbeeld 1
Moederbedrijf - België RV of PB VenB
Dividend
Dividend
Bronheffing
Bronheffing
Vennootschap - Verenigde Staten -
Dochterbedrijf - Verenigde Staten VenB
VenB
I. Inleiding 6. Dubbele belasting: oorzaken Situaties die een aanknopingspunt hebben in verschillende landen,
en derhalve binnen de toepassingsfeer vallen van de fiscale regelgevingen van verschillende landen Conflict tussen verschillende aanknopingsfactoren: □ combinatie van woonplaatsbeginsel en bronbeginsel □ dubbele woonplaats □ eenzelfde aanknopingspunt wordt ≠ opgevat (bv. ≠ kwalificatie omtrent
aard van het inkomen – bv. profit participating loans: België: interestbetaling – Nederland: dividendinkomen)
Opmerking: omgekeerde van dubbele belasting = dubbele niet-
belasting
I. Inleiding 6. Vermijding dubbele belasting: 2 hoofdmethoden Aftrek van inkomen van de belastbare basis = Vrijstellingsmethode □ “Tax exemption” □ Eenvoudig □ Eventueel met “progressievoorbehoud” (bv. in de PB: buitenlands belast beroepsinkomen) □ Eventuele voorwaarden (cf. DBI-regeling: taxatievoorwaarde) Aftrek van de belasting van de initiële belastingschuld = belastingkrediet □ “Tax credit” □ Werkelijke belasting (bv. WBB) <> forfaitair belastingkrediet (bv. FBB) □ Klassiek <> “Tax sparing” (= belastingkrediet ondanks geen belasting)
I. Inleiding 7. Vermijding dubbele belasting: 2 hoofdmethoden Voorbeeld 1: Vrijstellingsmethode (Tax exemption) Inkomen hoofdhuis (Woonstaat) Inkomen buitenlands bijhuis Totaal belastbaar inkomen hoofd- en bijhuis Vrijstelling van inkomen buitenlands bijhuis Inkomen belastbaar in Woonstaat Stel tarief Woonstaat = 30% => Belasting Woonstaat (100 x 30%) = Stel tarief bijhuisstaat = 20% => Belasting bijhuisstaat (30 x 20%) = Totale belasting = Zonder “vrijstelling”: woonstaat: 39 (130 x 30%) + bronstaat: 6 (30 x 20%) = 45 (besparing = 9) GEVOLG: “import” van het buitenlandse (lagere) belastingtarief (cf. België, Nederland, ...)
100 30 130 -30 100 30 6 36
I. Inleiding 7. Vermijding dubbele belasting: 2 hoofdmethoden Voorbeeld 2: Methode van belastingkrediet (Tax credit) Inkomen hoofdhuis (Woonstaat) Inkomen buitenlands bijhuis Inkomen belastbaar in Woonstaat Belasting Woonstaat (130 x 30%) Belastingkrediet voor buitenlandse belasting (30 x 20%) Verschuldigde belasting in Woonstaat = Totale belasting = 33 (woonstaat) + 6 (bronstaat) =
Zonder “belastingkrediet”: woonstaat: 39 (130 x 30%) + bronstaat: 6 (30 x 20%) = 45 (besparing = 6) GEVOLG: behoud van het (hogere) belastingtarief van de woonstaat (cf. Japan, USA, VK, ...)
100 30 130 39 -6 33 39
I. Inleiding 8. Vermijding dubbele belasting: intern recht (= WIB) WIB voorziet reeds in verschillende interne mechanismen voor het vermijden of beperken van dubbele belasting Voorbeelden: Personenbelasting □ Art 156 WIB: ½ vrijstelling van bepaalde buitenlandse inkomsten
Vennootschapsbelasting □ Art 202-205 WIB: Regime van Definitief Belaste Inkomsten voor dividenden
Werkelijke/Forfaitaire verrekening buitenlandse belastingen □ Art 285 – 289 WIB: WBB/FBB op interesten en royalty's
I. Inleiding 8. Vermijding dubbele belasting: intern recht
Voorbeeld 1: WBB (interesten – buitenlandse bronheffing = 10%) □ □ □ □ □
Buitenlandse interesten Buitenlandse bronbelasting (bv. 10%) Netto-interesten “aan de grens” V.U.: brutering “WBB” (= 90 x 10/90) Belastbare basis
□ □ □
Initiële belastingschuld Ven.B (33,99%) Minus: verrekening WBB Verschuldigde Belgische Ven.B
□ □
Totale belastingschuld: België (23,99) + Buitenland (10) = 33,99 Belgische belasting indien van Belgische oorsprong = 33,99
100 -10 90 10 100 33,99 -10 23,99
I. Inleiding 8. Vermijding dubbele belasting: intern recht Voorbeeld 2: FBB (royalties – Buitenlandse bronheffing = 10%) □ Buitenlandse royalties □ Buitenlandse bronbelasting (bv. 10%) □ Netto-royalties “aan de grens” □ V.U.: brutering “FBB” (= 90 x 15/85) □ Belastbare basis □ □ □
Initiële belastingschuld Ven.B (33,99%) Minus: verrekening FBB Verschuldigde Belgische Ven.B
□ □
Totale belastingschuld: België (20,11) + Buitenland (10) = 30,11 Belgische belasting indien van Belgische oorsprong = 33,99
100 -10 90 15,88 105,88 35,99 -15,88 20,11
I. Inleiding 8. Vermijding dubbele belasting: intern recht Voorbeeld 3: FBB (royalties – Braziliaanse bronheffing = 20%) □ Royalties van Braziliaanse bron □ Braziliaanse bronbelasting (20% - cf. DBV B-Br.) □ Netto-royalties “aan de grens” □ V.U.: brutering “FBB” (= 80 x 15/85) □ Belastbare basis □ □ □
Initiële belastingschuld Ven.B (33,99%) Minus: verrekening FBB (= Braziliaanse bronheffing!) Verschuldigde Belgische Ven.B
□ □
Totale belastingschuld: België (11,99) + Brazilië (20) = 31,99 Belgische belasting indien van Belgische oorsprong = 33,99
100 -20 80 14,12 94,12 31,99 -20 11,99
I. Inleiding 8. Vermijding dubbele belasting: intern recht Voorbeeld 4: DBI (ontvangen dividenden) □ Ontvangen dividend dochtervennootschap □ Belastbare basis
100 -95 5
□ Verschuldigde Ven.B (33,99%)
1,7
□ DBI-aftrek (95%)
□ Totale belastingschuld: Dochter (33,99) + Moeder (1,7) = 35,69 □ Belgische belasting indien “gewone” winst Moeder = 33,99
I. Inleiding 8. Vermijding dubbele belasting: intern recht Voorbeeld 5: DBI-overschotten (ontvangen dividenden van Belgische of EER oorsprong – Arrest Europees HvJ: Cobelfret) □ Boekhoudwinst Belgische Moeder:
-
Ontvangen dividend Dochter (B/EER)
-
Operationeel verlies van het boekjaar Boekwinst
□ DBI-aftrek (95% x 100; beperkt tot 80) □ Belastbare basis
100 (20) 80
-80 0
□ Verschuldigde Ven.B (33,99%)
Nihil □ Fiscaal overdraagbaar verlies (DBI-overschot)
15
I. Inleiding 9. Vermijding dubbele belasting: internationaal recht Dubbelbelastingverdragen □ Bilateraal (tussen 2 staten) – cf. OESO-Modelverdrag □ Multilateraal (tussen meerdere staten)
Europese regelgeving □ □ □ □
Europees Verdrag Fusierichtlijn Moeder-Dochterrichtlijn Interest- & Royaltyrichtlijn
(1990) (1990) (2003)
II. Dubbelbelastingverdragen
II. Dubbelbelastingverdragen 1. Definitie en doel Dubbelbelastingverdrag (DBV) bevat regels voor: □ voorkomen van dubbele belasting en dubbele niet-belasting (artikel 23
OESO Modelverdrag) □ bestrijden van internationale belastingsvlucht (cf. “treaty shopping”, “Limitations on Benefits (LOB) provisions” (DBV België-VSA), enz.) □ voorzien in niet-discriminatie (artikel 24 OESO Modelverdrag) □ voorzien in internationale samenwerking (cf. “procedure van onderling overleg” (artikel 25 OESO Modelverdrag), informatie-uitwisseling (artikel 26 OESO Modelverdrag), enz.)
II. Dubbelbelastingverdragen 2. Krachtlijnen Twee uitgangspunten voor het toewijzen van heffingsbevoegdheid: □ □
Woonstaat: belastingplicht bij één persoon/entiteit (cf. artikel 4 OESO Modelverdrag: “Inwoner”) Bronstaat: verschillende regels in functie van het type van (roerend) inkomen
Verdragen beperken de toepassing van het interne recht in de woonstaat
en de bronstaat: Bronstaat (vb. dividenden, interest, royalty’s, beroepsinkomen) Woonstaat (wereldwijde inkomen) Vermijding dubbele (niet) belasting (artikel 23 OESO Modelverdrag) Eerst nagaan of dubbelbelastingverdrag de toepassing van het intern recht beperkt, daarna pas intern recht toepassen ⇒ Indien Europese richtlijnen (beperkt tot EU!): toepassen vóór dubbelbelastingverdrag □ □ □ ⇒
II. Dubbelbelastingverdragen 2. Krachtlijnen Heffing van belasting is gebaseerd op intern recht (niet op basis van DBV) □ □
Doel van een DBV: het vermijden of beperken van dubbele belasting, niet het opleggen van belastingen DBV verdrag regelt enkel de heffingsbevoegdheid – welk land mag belasting heffen over welk type inkomen
Definities kunnen een verschillende betekenis hebben in DBV versus in
nationale wetgeving (d.i. relatieve werking van DBV) Definities en classificatie van inkomen volgens het DBV is enkel van belang voor de toepassing van het DBV => zij hebben geen relatieve werking voor de toepassing van nationale wetgeving (bv. royalties)
II. Dubbelbelastingverdragen 2. Krachtlijnen In het algemeen verbetert een DBV de belastingsituatie van de
belastingplichtige: □ Vermijden of beperken van dubbele belasting □ Dus, niet het opleggen van belastingen. Primauteit van DBV t.o.v. nationale wetgeving □ Verdrag = lex specialis: DBV heeft voorrang op nationale
wetgeving (vb. België)
II. Dubbelbelastingverdragen 3. Overzicht door België afgesloten verdragen België heeft > 90 DBV in werking Zie Fisconetplus: http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/
→ Fiscaliteit → Inkomstenbelastingen → Wetgeving & reglementering → Overeenkomsten tot het vermijden van DB
II. Dubbelbelastingverdragen 4. Modelverdragen OESO Modelverdrag – cf. zie bespreking hierna
Verschillende landen hebben een “eigen” modelverdrag : Verenigde Staten □ Frankrijk □ ... □
II. Dubbelbelastingverdragen 5. Nuttige toepassingsrichtlijnen inzake DBV Intern: □ □
Administratieve Commentaar op de Overeenkomsten (Com.OV) Circulaires (bv. circulaire DBV België-Hong Kong)
Internationaal: □ □ □ □ □ □
Commentaar OESO Modelverdrag OESO richtlijnen inzake Verrekenprijzen (1995 en updates) OESO Partnership rapport (1999) OESO rapport inzake Winsttoewijzing aan Vaste Inrichtingen (2006) OESO rapport inzake “Business Restructurings” (ontwerp – 2008) Internationale vooraanstaande rechtsleer: Klaus Vogel
II. Dubbelbelastingverdragen 6. OESO-Modelverdrag: historiek □ Bilateraal Modelverdrag voor
Belastingen naar Inkomen en Vermogen □ 1963 □ Updates: ’77, ’92, ’94, ’95, ’97, ’03, ’08 □ Uitzonderingen: FRA, VS, ...
II. Dubbelbelastingverdragen 7. OESO-Modelverdrag: belang
Op zich geen juridische bindende kracht (enkel de verdragen zelf) Vormt uitgangspunt bij onderhandelingen tussen 2 OESO-lidstaten Bijna alle DBV’en opgesteld volgen het OESO-modelverdrag Staten kunnen reserves maken (afwijkingen) – Cf. VS (“LOB’s”) Commentaar op verdragsartikelen: niet bindend □ van belang bij de interpretatie verdragsmodel anders dan OESO
□
II. Dubbelbelastingverdragen 8. OESO-Modelverdrag: structuur
Preambule Art. 1 t.e.m. 2 Art. 3 t.e.m. 5 Art. 6 t.e.m. 22 Art. 23 Art. 24 t.e.m. 29 Art. 30 & 31 Protocol
= = = = = = = =
Welke landen Toepassingsgebied (bereik van het DBV) Definities (bv. “inwoner”, “VI”, enz.) Heffingsbevoegdheid voor inkomsten Voorkoming van dubbele belasting Diverse bepalingen Inwerkingtreding & beëindiging Wijziging / aanvulling van het DBV
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 1. Toepassingsgebied – Personele werkingssfeer □ “Personen” die “inwoner” zijn van minstens één van beide
Staten: → “Personen” = Zie definitie artikel 3 DBV • Natuurlijk persoon • Vennootschap • Elke rechtspersoon en elke eenheid die voor belastingheffing als een rechtspersoon
wordt behandeld (bv. VZW) → “Inwoner” = Zie artikel 4 DBV (≠ bijhuis: één en dezelfde rechtspersoon)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 2. Toepassingsgebied – Materiële werkingssfeer □ Inkomsten- en Vermogensbelastingen
Inbegrepen: PB / VenB / RPB / BNI Voorheffingen, opcentiemen en aanvullende belastingen Bijzaken van de belastingen (belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, enz.) Toekomstige (inkomsten)belastingen
Uitgesloten: Registratie- en successierechten (successie: verdrag met Frankrijk &Zweden) BTW, Sociale Zekerheidsbijdragen
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 3. Algemene definities □ Definitie begrippen: DBV verwijst voor de inhoud van een verdragsterm rechtstreeks naar het intern recht
(vb. Verhuur van vliegtuigen – artikel 7 (ondernemingswinsten) versus artikel 12 (royalties) Voor een niet in het DBV gedefinieerde term: intern recht is van toepassing, tenzij de context het anders vereist (art. 3 §2)
□ Welk intern recht? Quid indien intern recht wijzigt na inwerkingtreding verdrag?
Statische of historische interpretatiemethode (moment van afsluiten) Dynamische of evolutieve interpretatiemethode (moment van toepassing)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 4. Definitie van Inwoner
□ “Inwoner van een overeenkomstsluitende staat”: Iedere “persoon” (art. 3) die, ingevolge de wetgeving van de staat (België:
art. 3 § 2 WIB en art. 179 WIB), aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid
□ In geval van dubbel inwonerschap: Natuurlijke persoon > “Tie-breaker”-rules (art. 4 § 2): “Duurzaam tehuis”
(feitenkwestie), “Middelpunt van de levensbelangen” (feitenkwestie), “Gewoonlijke verblijfplaats” (feitenkwestie), “Onderdaan” (nationaliteit), “Onderling overleg” (last resort) Vennootschappen > plaats van “werkelijke leiding”
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 5. Definitie van Vaste Inrichting □ Artikel 5 DBV omschrijft het begrip vaste
inrichting □ Belang: toewijzen heffingsbevoegdheid
inzake ondernemingswinst
OESO-Modelverdrag
Art. 5. Definitie van Vaste Inrichting – Gebruik in de praktijk
Art.5 §§ 1-2
Beschikt de buitenlandse entiteit over een vaste bedrijfsinrichting in België?
Bouwplaats
Neen
Ja Art. 5 § 4
Wordt de vaste bedrijfsinrichting aangewend om activiteiten van voorbereidende of hulpverlenende aard uit te voeren? Ja Neen
De buitenlandse entiteit beschikt over een vaste inrichting in België
Personele Vaste inrichting?
Zie volgende slide
OESO-Modelverdrag
Art. 5. Definitie van Vaste Inrichting – Gebruik in de praktijk
Art. 5 § 3
Beschikt de buitenlandse entiteit over een bouw- of constructiewerkzaamheid in België ? Ja Is de duurtijd van het uitgevoerde werk langer dan die vastgesteld in het toepasbare verdrag ? Ja
De buitenlandse entiteit heeft een vaste inrichting in België
Neen
Zijn er bepaalde activiteiten die niet gerelateerd zijn aan de bouwplaats die aanleiding kunnen geven tot een vaste inrichting overeenkomstig de algemene definitie. Indien zo, analyse dient opnieuw te starten
OESO-Modelverdrag
Art. 5. Definitie van Vaste Inrichting – Gebruik in de praktijk
Personele Vaste inrichting?
Art. 5 §§ 5-6
Art. 5 § 6
Handelt de vertegenwoordiger in het kader van zijn normale activiteit? Ja
Ja
Neen
De buitenlandse entiteit beschikt niet over een vaste inrichting in België
Gebruikt de buitenlandse entiteit een onafhankelijke vertegenwoordiger, i.e. een vertegenwoordiger die juridisch en economisch onafhankelijk is? Neen Criteria afhankelijk vertegenwoordiger
Zie volgend slide
Art. 5 § 5
OESO-Modelverdrag
Art 5. Definitie van Vaste Inrichting – Gebruik in de praktijk Heeft de vertegenwoordiger de bevoegdheid om contracten te ondertekenen in naam van de buitenlandse entiteit ? Ja Neen Oefent hij deze bevoegdheid
Art. 5 § 5
Neen
gewoonlijk uit? Ja Ja
De buitenlandse entiteit beschikt niet over een vaste inrichting in België
Zijn de activiteiten van de vertegenwoordiger beperkt tot voorbereidende of hulpverlenende aard zoals vermeld in artikel 5 § 4? Neen De buitenlandse entiteit beschikt over een vaste inrichting in België
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 6. Inkomsten uit onroerende goederen □ Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in
de staat waar de onroerende goederen zijn gelegen □ De uitdrukking onroerende goederen heeft de
betekenis die zij heeft volgens het recht van de staat waar de goederen zijn gelegen □ Dit principe is eveneens van toepassing op inkomsten
uit onroerende goederen aangewend door een onderneming (bv. huurinkomsten)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 7. Winsten van ondernemingen □ Algemeen principe: Winst van een onderneming van een staat is slechts in die staat
belastbaar, tenzij de onderneming in de andere staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting Indien een Vaste Inrichting (VI), land van VI mag belasting heffen
□ Begrippen “winst” en “onderneming”: in te vullen door intern recht
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 7. Winsten van ondernemingen □ Zelfstandigheidfictie (Art 7 § 2) De winst wordt vastgesteld alsof de onderneming en haar VI
zelfstandige ondernemingen zouden zijn (toepassing van het “arm’s length” beginsel)
Winsten die VI zou kunnen behalen indien:
o o o o
zij een onafhankelijke onderneming zou zijn die dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of vergelijkbare omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij VI is geheel onafhankelijk zou handelen
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 7. Winsten van ondernemingen □ Verhouding tot andere artikelen: Artikel 7 DBV = restartikel t.o.v. andere verdragsbepalingen Als heffingsbevoegdheid kan toegewezen worden op basis van andere
verdragsbepaling: o
Andere bepalingen primeren op algemene toewijzingsregel van artikel 7 DBV
o
Vb. : artikelen 6, 8, 10/11/12, 16, 17 DBV
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 8. Inkomsten uit lucht-, binnen- en zeevaart □ Artikel 8 DBV = uitzondering op artikel 7 DBV □ Winsten uit exploitatie van schepen of vliegtuigen in internationaal
verkeer of schepen die dienen voor vervoer in de binnenwateren zijn belastbaar in het land waar de plaats van werkelijke leiding van de onderneming is gelegen □ Winst uit exploitatie van schepen en luchtvaartuigen: ruime interpretatie:
Winst uit vervoer passagiers of vracht Winst die nauw verbonden zijn met vervoer (bv. duty free shop) Winst uit aanvullende werkzaamheden luchtvaartmaatschappij
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 9. Onderling afhankelijke ondernemingen □
□
Artikel 9 DBV wijkt fundamenteel af van andere verdragsartikelen:
Het regelt niet de heffingsbevoegdheid maar wel het inkomen van 2 verbonden ondernemingen die in verschillende staten gelegen zijn
Het doel is vermijden van artificiële winstverschuivingen
Art. 9 laat de DBV-staten toe te controleren of de verrekenprijzen tussen de verbonden ondernemingen overeenkomstig het “at arm’s length” principe worden toegepast en om zo nodig aanpassingen door te voeren
§1: mogelijkheid tot opwaartse aanpassing §2: correlatieve (neerwaartse) aanpassing i.g.v. dubbele belasting
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 9. Onderling afhankelijke ondernemingen Wat is transfer pricing ? Bepalen van prijzen tussen verbonden ondernemingen Voorbeelden
Levering van goederen: grondstoffen, goederen in bewerking, afgewerkte producten, enz.
Verlenen van diensten: managementdiensten, logistiek, etc.
Immateriële elementen: octrooien, know-how, merknamen, enz.
Financiële transacties: leningen, leasing, factoring, enz.
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 9. Onderling afhankelijke ondernemingen Belang van bepaling van “at arm’s length” Transfer Pricing politiek Noodzaak van Transfer Pricing studies en TP documentatie Op basis van OESO Richtlijnen inzake Verrekenprijzen Verhoogde aandacht vanwege Belgische Belastingadministratie:
TP specialistengroep TP controlecentrum Actieve controles – Standaard vragenlijst Mogelijkheid tot voorafgaande beslissing vanwege Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB), of een bi- of multilaterale “APA”
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 10. Dividenden □ Belastbaar in de Woonstaat (= land waar moedervennootschap is
gevestigd) □ Maar ook: beperkt recht om belasting te heffen in bronstaat (bronheffing
– bv. roerende voorheffing) □ Percentages bronheffing in OESO Modelverdrag: Max. 5% indien de genieter een vennootschap is die onmiddellijk 25% bezit van de vennootschap die het dividend uitkeert Max. 15% in de andere gevallen Steeds specifieke DBV na te kijken (cf. ook DBV met vrijstelling)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 11. Interesten
□ Belastbaar in de woonstaat □ Maar ook: beperkt recht om belasting te heffen in
bronstaat (bronheffing) □ Percentages bronheffing in OESO Modelverdrag:
10%
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 12. Royalty’s □ Enkel belastbaar in de woonstaat □ Maar ook: beperkt recht om belasting te heffen in bronstaat
(bronheffing – bv. roerende voorheffing)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 13. Vermogenswinsten □
Algemene principe: Meerwaarden = belastbaar in staat waarvan de vervreemder inwoner is
(woonstaatprincipe)
□
Uitzonderingen: Meerwaarden op onroerende goederen = belastbaar waar OG gelegen is
(artikel 6 DBV) Meerwaarden op roerende goederen die behoren tot het vermogen van een vaste inrichting = belastbaar in de staat van de vaste inrichting Meerwaarden verkregen bij de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen = belastbaar in land van werkelijke leiding (artikel 8 DBV)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 14. Zelfstandige beroepen □ Algemene principe:
Heffingsbevoegdheid over inkomsten uit uitoefening van vrij beroepen of uit werkzaamheid van zelfstandige aard wordt toegewezen aan woonstaat □ Uitzondering: Belastingplichtige beschikt over vaste basis in bronstaat Inkomsten kunnen worden toegerekend/toegewezen aan vaste basis Grote gelijkenis tussen artikel 14 DBV (‘vaste basis’) en 7 DBV (‘vaste
inrichting’)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 15. Niet-zelfstandige beroepen □
Principe: belastbaar in de woonstaat van de genieter
□
Uitzondering (= belastbaar in werkstaat): Indien beroep uitgeoefend wordt in de andere staat, aldaar belastbaar = werkstaatprincipe = “Lex loci labori”
□
Uitzondering op uitzondering (= belastbaar in woonstaat): 183-dagen regel (zie hierna) Scheep- en luchtvaartuigpersoneel Internationale chauffeurs Grensarbeiderregeling (enkel nog “uitdoofscenario” met Frankrijk) Diplomatieke en consulaire ambtenaren en aanverwanten (artikel 28 DBV)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 15. Niet-zelfstandige beroepen □
183-dagen regel: enkel belastbaar in de woonstaat van de genieter
=> 3 voorwaarden (cumulatief): Duur van de werkzaamheden in de andere DBV-staat in enig tijdperk van 12
maanden
bedraagt
niet
meer
dan
183
dagen
De loonlast mag niet worden betaald door of namens een werkgever gevestigd
in de andere DBV-Staat De loonlast mag niet ten laste genomen zijn van een in de andere DBV-Staat
gevestigde vaste inrichting van de werkgever
=> Bij “split salary”: bewust niet respecteren van (één van de voorwaarden van) de183-dagen regel
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 16 t.e.m. 21 – Overige heffingsbevoegdheid
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 16 t.e.m. 21 – Overige heffingsbevoegdheid
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 23. Voorkoming van dubbele belasting
□ Maatregelen die de woonstaat moet nemen om
dubbele belasting te vermijden □ 2 hoofdmethoden (zie supra): Vrijstellingsmethode Belastingkrediet (al dan niet terugbetaalbaar
bij onvoldoende mogelijkheid tot volledige verrekening)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 23. Voorkoming van dubbele belasting Belgische toepassing: □
België kiest in de door haar afgesloten verdragen traditioneel voor de toepassing van de “vrijstellingsmethode”: PB. VenB. VenB.
□
Vrijstelling met progressievoorbehoud (art 155 WIB) Vrijstelling van winsten buitenlandse VI Definitief Belaste Inkomsten (art 202-205 WIB)
Voor bronheffingen op interesten en royalty’s past België “belastingkrediet” methode toe (WBB / FBB art. 285-289 WIB) Interesten: Werkelijke Buitenlandse Belastingen (WBB) Royalty’s: Forfaitaire Buitenlandse Belastingen (FBB)
II. Dubbelbelastingverdragen OESO-Modelverdrag Art. 24 t.e.m. 31 – Diverse bepalingen
Art. 24: Art. 25: Art. 26: Art. 27: Art. 27: Art. 28: Art. 29: Art. 30:
Non-discriminatie Onderling overleg Uitwisseling van inlichtingen Invorderingsbijstand Diplomatieke of consulaire ambtenaren Mogelijke uitbreiding tot andere grondgebieden Inwerkingtreding Beëindiging
III. Europese regelgeving
III. Europese regelgeving EG-Verdrag □ Directe werking – gaat voor intern recht + DBV □ Relevante artikelen, bv.: Gelijkheidsbeginsel (artikel 12 EG-verdrag) Vrij goederenverkeer (artikel 28 EG-verdrag) Vrij Verkeer van Werknemers (artikel 39 EG-verdrag) Vrije Vestiging (artikel 43 EG-verdrag) Vrije Dienstverlening (artikel 49 EG-verdrag) Vrij Kapitaal- en betalingsverkeer (artikel 56 EG-
verdrag) Verbod op Staatssteun (artikel 87 EG-Verdrag)
III. Europese regelgeving Europese richtlijnen
□ Fusierichtlijn (90/434/EEG) □ Moeder-Dochterrichtlijn (90/435/EEG) □ Interest & royaltyrichtlijn (2003/49/EG) □
...
III. Europese regelgeving A. Fusierichtlijn □
Grensoverschrijdende reorganisaties: Fusies Splitsing Inbreng van vermogen (ook bedrijfstakken) Ruil van aandelen Zetelverplaatsing
□
Twee of meer vennootschappen binnen EU
□
Kapitaalvennootschappen
□
Onderworpen aan vennootschapsbelasting
□
Hoofddoel mag niet zijn om belastingen te ontwijken
□
Doelstelling: nastreven van fiscale neutraliteit => behoud van VI in land opslorptende Vp!
□
Definitieve omzetting in België, in werking vanaf 12 januari 2009
III. Europese regelgeving B. Moeder-Dochterrichtlijn
Toepassingsgebied: Dividendstromen tussen moeder- en dochtervennootschappen gevestigd in verschillende EU lidstaten: □
Minimum deelnemingsvereiste:
25% voor 1 januari 2005 20% vanaf 1 januari 2005 tot 31 december 2006 15% vanaf 1 januari 2007 tot 31 december 2008 10% vanaf 1 januari 2009
□
Geen minimale bezitsduur (landen mogen minimale bezitsduur voorzien)
□
Alleen voor kapitaalvennootschappen (lijst toegevoegd aan Richtlijn) bv. niet Comm.V!
III. Europese regelgeving B. Moeder-Dochterrichtlijn
Doel:
Vermijden van dubbele belasting op vennootschapswinsten:
Moederbedrijf - EU -
□
Vrijstelling van ontvangen dividenden (min. 95%) of verrekening van onderliggende buitenlandse belasting (belastingkrediet) Vrijstelling, bv.: België (DBI - 95% aftrek), NL
(100%), Lux (100%), FR (95%), DE (95%), maar ook JPN (95%)
Dividend
Verrekening, vb.: UK en IE, maar ook VS Dochterbedrijf - EU -
□
Vrijstelling van bronheffing op dividenden
III. Europese regelgeving C. Interest & Royaltyrichtlijn
Toepassingsgebied: □
Interest- en royaltystromen tussen verbonden vennootschappen gevestigd in verschillende EU lidstaten:
□
Minimum deelnemingsvereiste van 25%: Moeder-dochter (“directe” deelneming) Zuster vennootschappen met gemeenschappelijke EU moeder
(“indirecte” deelneming) 2 jaar minimumhoudperiode (landen mogen kortere duur voorzien) □
Anti-misbruikbepalingen
III. Europese regelgeving
C. Interest & Royaltyrichtlijn Doel: Vermijden van bronheffing op interesten en royalty’s tussen verbonden EU vennootschappen (incl. EU bijhuizen van EU vennootschappen)
Moederbedrijf - EU Interest / Royalty Vrijstelling bronheffing
Interest / Royalty Vrijstelling bronheffing Min 25%
Dochterbedrijf - EU -
Min 25%
Interest / Royalty Vrijstelling bronheffing
Dochterbedrijf - EU -
III. Europese regelgeving Andere
□
Gedragscodes
Harmful tax competition België – afschaffing van de standaard rulingregimes voor dienstencentra,
distributiecentra en coördinatiecentra (laatste ook aangevallen op basis van “Staatssteun”-regels EG-Verdrag) Documentatie verrekenprijzen (Transfer Pricing), bv. “EUTPD” □
Initiatief EU Commissie
Common Consolidated Corporate Tax Base (“CCCTB”)
IV. Mogelijke examenvragen
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 1 België Moederbedrijf - België -
Lening
Uitgezonden
Verenigde Staten
Frankrijk
Dochterbedrijf - V.S. -
Bijkantoor - Frankrijk -
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 1 Vragen
□
A. VenB
Zijn de interesten betaald door VS aan België belastbaar? Is er verrekening mogelijk van VS-bronheffing in België? Waar zijn de inkomsten (quid winst of verlies?) van de Franse VI
belastbaar?
□
B. PB
In welk land zijn de beroepsinkomsten van de Belgische
gedetacheerde werknemer belastbaar? Is er aangifteplicht in België?
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 2 België + Gehuwd + familie in België
Betaling loon op bankrekening in Bahama’s (geen DBV met België)
Ghana (DBV met België) Plaats van activiteit (evenwel geen taxatie geheven, noch belastingaangifte ingediend + geen VI in Ghana)
Zuid-Afrika (DBV met België) Werkgever Zuid-Afrika
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 2 Vragen
□
Van welk land is de natuurlijke persoon fiscaal inwoner?
□
In welk land zijn de beroepsinkomsten belastbaar (in de PB)?
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 3 België Moederbedrijf - België -
Dividend Monaco (geen DBV met België)
Dochterbedrijf - Monaco-
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 3 Vragen
□
Waar zijn dividenden betaald door de dochtervennootschap in Monaco aan de moedervennootschap in België belastbaar?
□
Is er vermijding mogelijk van dubbele belasting (indien van toepassing)?
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 4 België Hoofdhuis - België -
Frankrijk (DBV met België)
Onroerend Goed (villa) - Frankrijk -
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 4 Vragen
□
Waar zijn inkomsten behaald uit het onroerend goed in Frankrijk belastbaar?
□
Is er aangifteplicht in België (in de VenB)?
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 5 Nederland (DBV met België)
Bijkantoor - Nederland -
Dividend Duitsland (DBV met België)
Dochterbedrijf - Duitsland -
België Moederbedrijf - België -
IV. Mogelijke examenvragen Situatie 5 Vragen
□
Welk dubbelbelastingverdrag moet worden toegepast m.b.t. de dividenden betaald door de Duitse dochtervennootschap aan de Nederlandse vaste inrichting van de Belgische moedervennootschap? (Hypothese: voorwaarden M-D richtlijn zijn niet van toepassing)
□
Waar zijn de dividenden belastbaar?
Vragen?
Get in Touch with us in : Rolf Declerck Partner
DWVA Kaasmarkt, 24 B-1780 Wemmel Belgium Phone : +32 (0)2 451 65 85 E-Mail:
[email protected] www.dwva.be