Fiscaal recht (2015 – 2016) Emine Özen
Inleiding v Benodigdheden o Handboek “Fiscaalrecht in essentie” uitgegeven door Intersentia + Wetboek Fiscaal Recht, 2016. § Onderlijnen, kleuren mag maar zonder systematiek. Ook geen kruisverwijzingen. o
Slides, zeer belangrijk. § Algemeen deel, welke belastingen bestaan er allemaal? Hoe worden die belastingen ingedeeld en welke beginselen gelden indien men een belasting wenst in te voeren? § Personenbelasting (belangrijkste, zeer uitgebreid). Een deel van een groter geheel, de inkomstenbelastingen. Het inkomen is dat wat een natuurlijke persoon verwerft, daarop wordt hij belast. Naast de natuurlijke personen kunnen ook de rechtspersonen, zoals de vennootschappen, vzw’s, belast worden. § Maar de belastingen op het inkomen van de vennootschappen wordt behandeld in het deel over vennootschapsbelastingen. Ook deze laatste vorm een onderdeel van de inkomstenbelasting. § Naast de hierboven opgesomde soorten bestaat nog een derde soort, rechtspersonenbelasting, i.e. de belastingen die worden geheven op de beleggingen waarmee je interesten bekomt. § Belasting van niet-inwoner, wanneer de persoon die belast dient te worden in Nederland woont maar naar België komt om te werken. Dan zal België inkomen moeten belasten als belasting van niet-inwoner. Dat zijn natuurlijke personen, maar het kunnen natuurlijk ook vennootschappen zijn. Wanneer de vennootschap in Nederland is gevestigd maar winsten behaald in België dan zullen die winsten ook belast worden in de belasting van niet-inwoner. Eenmaal men niet in België woont, dan sprake van belasting van niet-inwoner. § Wat met de procedure? • Hoe gaat men tewerk, hoe zal de fiscus die belastingen heffen. D.m.v. de aangiften. De burgers dienen hun inkomen aan te geven. Wanneer fiscus niet akkoord is met de aangifte, dan zal hij een bericht van wijziging sturen. Dit is formeel fiscaal recht. • Wees blij, formeel fiscaal recht, waar dus de procedure wordt behandeld, zullen we niet zien en is ook niet te kennen. §
BTW, dat deel gaan we ook niet behandelen. Wanneer een persoon-handelaar iets verkoopt aan iemand dan vraagt hij 100, dan moet hij daarop moet hij nog 21% BTW aanrekenen. Dus… hij vraagt 121. Maar je mag niet denken dat hij alles mag houden, die 100 is voor hem, maar die 21 moet hij aan de fiscus afgeven. Uitbesteding werk van de Belgische staat aan privépersonen, soort van inning van belastingen.
Dit document is samengesteld naar aanleiding van notities die ik heb genomen tijdens de hoorcolleges van het academiejaar 2015-2016. De artikelen waarnaar de professor verwees zijn in het geel gemarkeerd. De in de les gegeven voorbeelden zijn in het cursief gedrukt. Ik, Emine Özen, ben niet verantwoordelijk voor de eventuele onnauwkeurigheden, typefouten en andere fouten.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
2
Algemeen deel v
I. Bevoegdheid om belasting te heffen o
Soevereiniteit § Staat kan gelijk welke belasting heffen. Indien de overheid goesting heeft om milieuonvriendelijke wagens te gaan belasten, dan kan zij dat. Maar er zal praktisch een probleem zijn wanneer de overheid gaat zeggen “we gaan al de milieu-onvriendelijke wagens die rondrijden op de wereld belasten”. De overheid kan daar niet aan. § De belastingen die men invoert dienen wel een aanknopingspunt te hebben met België.
o
Twee soorten § Territorialiteitsbeginsel • Aanknopingspunt met het grondgebied van België. Dat kan je weer opdelen in 2: Ø Personeel aanknopingspunt: personen die in België wonen / gevestigd zijn. Alle mensen die hier wonen kan Belgische overheid belasten. Maar bovendien kan de overheid die mensen ook belasten op hun wereldwijd inkomen. Stel: ik woon en werk in België, maar ik werk ook in het buitenland, dan kan de Belgische staat ook mij belasten op dat inkomen dat ik in het buitenland verwerf. F Dat is in principe het domiciliebeginsel, de overheid zalen belasten waar ook ter wereld. Ook mogelijk indien het gaat om een vennootschap. Stel vennootschap is hier actief, maar ook inkomen in het buitenland? Dan kan de overheid ook dat inkomen gaan belasten. Ø Zakelijk aanknopingspunt: gewoon bepaalde verrichtingen, maar niet meer dan dat. Het gaat om de mensen die in het buitenland wonen, maar die hier op het Belgisch grondgebied verrichtingen doen. Een buitenlander die hier eigenaar is van een woning, die kan die woning hier verhuren, dus verhuring van woning gelegen in België. Indien die eigenaar zijn belastingen niet betaalt, dan kan men beslag leggen op die woning. Men kijkt naar de ligging van de woning. F Wat indien de buitenlander in het buitenland woont, maar naar België komt om hier inkomen te verwerven? Dat is dan Belgisch, het bronstaatbeginsel zal gelding vinden. §
Nationaliteitsbeginsel • Staat zegt “iedereen die mijn nationaliteit heeft, als die een inkomen heeft, dan ga ik die belasten”, ook al wonen die mensen misschien in het buitenland. Welk land doet dat wel? VS, indien een Amerikaanse staatsburger elders inkomen verwerft, dan heeft VS het recht om hem/haar te belasten op dat inkomen. Hoe moet men zoiets afdwingen? Staat heeft de steun nodig van andere landen waar die burgers wonen. Indien rechtmatig om belastingen te heffen, dan kan dat als aanknopingspunt gelden. • Maar in principe is het grondgebied het belangrijkste! Ø België bestaat uit een federale staat, maar daarnaast bestaan ook deelstaten (gewesten). Die moeten met z’n allen ervoor zorgen dat ze een aanknopingspunt hebben met hun grondgebied, indien zij een belasting invoeren.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
3
v
II. Indeling van de belastingen o
Welke overheid? § Rijksbelastingen: belastingen die centraal, door de federale overheid werden ingevoerd. Personenbelasting, vennootschapsbelasting, BTW. Wat blijft nog federaal? • Belastbare materie van de onroerende voorheffing, daar blijft enkel de federale overheid voor bevoegd. Wat willen we eigenlijk belasten? Ø Bij onroerende voorheffing (1), federaal zegt men dat dat een persoon is die eigenaar is van een onroerend goed. De gewesten hebben daar geen bevoegdheid. Gewesten kunnen NIET zeggen dat enkel huurders worden belast, dat mag en kan ook niet. Dat zal men teugvinden bij Art. 3 Bijzondere Financieringswet van 16 januari 1989, vroeger federaal bevoegdheid, nu gewesten bevoegd. F Dat is ook gebeurd met de successierechten (2). Indien iemand sterft en het vermogen overgaat naar de erfgenamen. Vroeger volledig federaal geregeld, op een bepaald moment heeft men gezegd “jullie mogen zeggen wat de grondslag is, op welk bedrag die successierechten mogen worden berekend”. Eigen tarief bepalen, ook vrijstellingen en verminderingen vaststellen, voorbeelden oneigenlijke fiscale bevoegdheden. §
Regionale belastingen: belastingen ingevoerd door gemeenschappen en gewesten. • Gemeenschappen hebben GEEN gebruik gemaakt van hun bevoegdheid tot invoer van belastingen. Het zijn de gewesten die effectief belastingen invoeren. Brussel? Daar zullen enkel gewesten belastingen kunnen invoeren. • Welke soorten belastingen kunnen de gewesten invoeren? Ø Eigenlijke fiscale bevoegdheden: Art. 170, §2 GW. Belastingen op afvalstoffen, belasting op grondwaterwinning, belasting op afvalwater. Belastingen die gewesten hebben ‘uitgevonden’ en hebben ingevoerd. Ø Oneigenlijke fiscale bevoegdheden: oneigenlijk gewestelijke belastingen. F Dat zijn belastingen die vroeger federaal waren. Vooraleer de opdeling in gewesten bestond, hadden we reeds een aantal belastingen. De gewesten hebben bepaalde bevoegdheden m.b.t. de reeds bestaande gekregen, onroerende voorheffing (i.e. een belasting, naast de inkomstenbelasting indien je eigenaar bent van een huis, je moet eerst aangeven in de personenbelasting dan ook nog eens in de onroerende voorheffing). Vroeger werd onroerende voorheffing federaal ingevoerd. - Op een bepaald moment heeft men gezegd dat men de gewesten zal toelaten om het tarief te laten bepalen. Ieder gewest beslist welk tarief ze willen hanteren. Gewesten kregen ook toelating om te bepalen wie een vrijstelling kreeg, dus wie niet moet betalen, maar een vermindering van onroerende voorheffing was ook mogelijk. Vrijstelling en vermindering overgelaten aan gewesten. - Gewesten mogen ook grondslag van voorheffing bepalen, dat is het kadastraal inkomen, i.e. de geschatte huuropbrengst. Wat mocht die woning opbrengen, indien verhuring, daarop is die onroerende voorheffing gebaseerd. Gewesten mogen grondslag bepalen.
§ §
Lokale belastingen: belastingen ingevoerd door de gemeenten en provincies. Fiscale autonomie in personenbelastingen • Heel recent (!), sinds 2014 hebben de gewesten ook uitgebreide bevoegdheden in personenbelastingen. Dat is eigenlijk een rijksbelasting, federaal wordt er bepaald op hoeveel je je belasting moet betalen. Eens dat dat achter de rug, gewesten kunnen zeggen dat zij aan eigen inwoners een vermindering van personenbelasting kunnen geven. Maar ook het omgekeerde is mogelijk. • Personenbelasting is eigenlijk volledig federaal (basis) maar de gewesten hebben bepaalde bevoegdheden, meer of minder. Titel 3/1, Art. 5/1 Bijzondere Financieringswet.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
4
•
o
Wijze van berekening § Vaste belastingen: je betaalt steeds vaste bedragen. • Registratierechten, die betaal je indien je een overeenkomst gesloten hebt. Je wenst een vaste datum te verkrijgen voor het vermijden van allerlei discussies. Dan betaal je daarvoor een bedrag, “algemeen vast recht”. Dat is 50 euro, dat is steeds hetzelfde. Ook al krijg je een bundel, je gaat hetzelfde bedrag moeten betalen. §
Evenredige belastingen: steeds hetzelfde percentage toepassen, maar indien je grondslag groter wordt dan zal je meer moeten betalen. • BTW bedraagt 21%, je betaalt dan op 100. Indien je iets verkoopt voor 100 dan 121 met BTW. Als verkoop 1.000, dan nog steeds 210 aangezien uw tarief hetzelfde blijft.
§
Progressieve belastingen: het tarief gaat stijgen als je grondslag stijgt. • Personenbelasting. Stel dat je een inkomen hebt, een beroepsinkomen. Je hebt maar een stukje in het jaar gewerkt, je start met het werken op het einde van het jaar, je hebt op het einde van het jaar 8.000 verdiend. Indien je kijkt naar het tarief, dan zal je 25% betalen als personenbelasting. Ø Stel dat je langer hebt gewerkt en dus ook meer hebt verdiend, wat dan? Die 25% geldt enkel voor het eerste stuk van het inkomen. Dat gaat enkel tot 8.710, daarop wordt belasting van 25% toegepast. Het stuk vanaf 8.710 tot 12.400, dat zal belast worden aan 30%. Indien je 20.000 inkomen hebt, dan stuk van 12.400 tot 20.000 zal belast worden aan 40%. Meer inkomen dan 45% of zelfs 50%. •
o
Indien het gaat over oneigenlijke belastingen, de federale overheid zorgt verder voor inningen. Als gewesten ervoor opteren om de inning zelf te doen, dan kan dat. De federale overheid wil zorgen voor de inning, maar de gewesten kunnen dat zelf ook doen. dat gebeurt ook zo bij onroerend voorheffingen. Ø Voorheffing wordt geïnd via een Vlaamse dienst, maar recent ook zo voor successierechten. Als je kijkt naar de bevoegdheden die onze gewesten gekregen hebben in personenbelastingen, dan gaan zij zich niet bezighouden met de inning. De personenbelasting zal volledig federaal worden geïnd. Ø Fiscale autonomie is het gevolg van de 6de staatshervorming.
Waarom is dat progressief? Je moet iemand belasten volgens zijn draagkracht. Indien die persoon maar 8.000 inkomen heeft, dan zal men 25% afnemen. De rest heeft die nodig om ervan te leven. Indien die persoon meer verdient, dan zal men op dat stuk dat hij heeft, 30% afnemen. Indien hij nog meer verdient, dan meer belasten.
Persoonsgebonden elementen § Persoonlijke belastingen • Houdt men rekening met persoonlijke elementen of niet? Personenbelasting. Zij gaat rekening houden met uw persoonlijke toestand. Ø Iemand die 20.000 inkomen heeft, de belasting die hij gaat moeten betalen zal verschillen of hij geen kinderen heeft of 3 kinderen heeft. Men zal rekening houden met de persoonlijke situatie in het berekenen van die belastingen. Er bestaat een belastingvrije som. Op het eerste stuk van het inkomen zal men niet belast worden. Iemand die 8.000 verdient (25%) dan zal er een belastingvrije som zijn. Die som bedraagt 7.380, en voor iedereen dit bedrag. In voorbeeld, persoon zal enkel op 620 belast worden aan 25%. Ø Persoon die 20.000 verdient, personenbelasting zal rekening houden met de persoonlijke toestand. Iemand die geen kinderen heeft en iemand die 3 kinderen heeft. Iemand zonder kinderen heeft gewoon een belastingvrije som van 7.380, alles erboven wordt belast. Indien je 3 kinderen hebt, dan heb je recht op een verhoging van de belastingvrije som, voor die 3 kinderen zal er nog iets bijkomen = 7.380 + 8.700 (belastingvrije som indien je 3 kinderen hebt).
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
5
§
o
Zakelijke belastingen • Deze houden geen rekening met je persoonlijke toestand. Het maakt niet veel uit hoeveel kinderen je hebt, voor iedereen 1 percentage = 21%.
Onderscheid directe en indirecte belastingen § Directe belastingen: belasting heeft betrekking op een bepaalde periode. • Personenbelasting, wordt geheven op het inkomen dat iemand heeft. Indien we kijken naar 2015, dan zal men kijken naar het inkomen dat volledig verworven is, eerst ganse periode laten voorbij gaan. Indien je een zelfstandige hebt, in januari positief, in februari negatief en dan moet je alles optellen. Op het bedrag, op het einde, op alles samen wordt belasting geheven. Ø Personenbelasting = resultaatsbelasting, “ik moet heel het jaar laten voorbij gaan, vooraleer ik kan weten hoeveel inkomen ik heb. Staat maar vast op 31/12/2015. • •
o
Belastingen die de belastingplichtige zelf moet dragen. Hebben betrekking op een ganse periode.
§
Indirecte belastingen: BTW, registratierechten • Elke verrichting geeft aanleiding tot het heffen van de belastingen. • Belastingen die je moet doorschuiven naar iemand anders, die draag je uiteindelijk niet zelf. BTW is een afgewentelde belasting. Handelaar die 121 ontvangt zal die 21 moeten doorstorten aan de fiscus. Hij moet belastingen betalen. Hij draagt die uiteindelijk niet, want heeft die aangerekend op de klant.
§
Als je eigenaar bent van een woning, en je verhuurt die aan iemand, dat is een gezin die de woning gaat gebruiken, en gebruik voor privédoeleinden. Dan ga je in personenbelasting belasting betalen op het kadastraal inkomen. De geschatte huuropbrengst, niet van wat je werkelijk ontvangt van de huurder. • K.I. is een laag bedrag, voor een gewone woning is dat 1.100. Dat bedrag vertegenwoordigt het huurinkomen die je zou kunnen hebben over het gans jaar. Klopt eigenlijk niet, waarom? Die huurinkomsten schatten van 1975. Hoeveel huurgelden mocht je in 01/01/1975 die woning verhuurd hebben. • Stel dat je 1.000 per maand vraagt, je krijgt uiteindelijk een bedrag van 12.000. maar je personenbelasting wordt toch bepaald op dat veel lagere K.I. Ø Indien we die woning verhuren aan iemand die beroepsmatig verhuurt, advocaat, en die betaalt ook 1.000 per jaar, dan zal men belast worden op werkelijke huurinkomsten. Dus 12.000 in een jaar, daarop zal men personenbelastingen moeten betalen. Draagt de eigenaar de personenbelasting? Dat is niet zo! Indien de eigenaar van plan is om te verhuren, dan zal hij meer vragen, bv 1.400 per maand vragen. De eigenaar moet meer personenbelasting betalen, maar dat zal hij doorrekenen aan huurder-advocaat. Dan zie je dat men dat kan afwentelen, een belasting die je zelf moet dragen, maar eigenlijk doorrekening aan iemand anders.
Welke soorten wetboeken? Vroeger alles federaal van belastingen, die verschillende soorten wetboeken zijn tot stand gekomen toen alles nog federaal was. § Wetboek van inkomstenbelastingen (WIB) • 4 belastingen: personen, vennootschappen, niet-inwoners (en nog iets!). maar ook procedures en voorheffingen. We hebben reeds een voorheffing vermeld, onroerende voorheffing, maar ook roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing. §
Wetboek van de met de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen • Verkeersbelasting wanneer je een auto hebt. Eigenlijk is dat geen inkomen. Men verwijst naar de procedureregels in Wetboek inkomstenbelastingen. • Inverkeerstelling m.b.t. inschrijving van nieuwe wagen, belastingen op spelen en weddenschappen en spelautomaten.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
6
§ §
Wetboek van BTW Wetboek registratie-, hypotheek- en griffierechten • Een algemeen vast recht van 50 euro, indien je een akte ter registratie aanbiedt. Maar daarnaast ook bepaalde verrichtingen die uitdrukkelijk worden voorzien en waar dat een apart tarief wordt verbonden. Ø Waarvoor bestaat een specifiek tarief in het wetboek? Verkoop van onroerende goederen. In het Vlaams Gewest bedraagt dat 10%. Indien je een verhuur doet, dan moet je ook de registratierechten betalen. Wanneer moet je nog registratierechten betalen? F Bij het vestigen van een hypotheek, d.w.z. als je een lening aangaat bij de bank. Die bank zal een waarborg vragen dat je zou terugbetalen. Indien je niet terugbetaalt, dan zal die een hypotheek vestigen op de woning zodanig men die woning kan verkopen indien je in gebreke blijft. Ook bij het vestigen van die hypotheek zullen er registratierechten verschuldigd zijn, de toestemming gegeven aan de bom om een hypothecaire inschrijving te nemen. Indien de inschrijving van de hypotheek effectief gebeurd is, dan zal men hypotheekrechten moeten betalen. F Verdeling van onroerende goederen, de miserietaks. Je bent onverdeeld eigenaar van een bepaald onroerend goed. F Inbreng in de vennootschap. F Schenking onder levenden. F Wat zijn dan de griffierechten, dat moet je betalen bij de inschrijving van de zaak op de rol.
§
Wetboek successierechten en van overgang bij overlijden • Successierechten indien overlijden persoon in België woont. • Overgang bij overlijden, eigenaar van een onroerend goed gelegen in België maar persoon woonde wel in het buitenland.
§
Wetboek van diverse rechten en taksen • Individuele levensverzekering, dan moet je premies betalen, maar onmiddellijk 2% belastingen. Op een bepaald moment moet dat worden uitbetaald, dan moet dat ook belast worden. Dat gaat men belasten. • Taks op lange termijn sparen.
§
Vlaamse Codex Fiscaliteit? • Op een bepaald moment kregen de gewesten bevoegdheden m.b.t. de federale belastingen. Onroerende voorheffing, waar zit dat ergens in de wetboeken? Zak in WIB. Dan zag men dat een bepaald artikel verschillende versies had in WIB. Gewesten maakten gebruik van de bevoegdheden om tarief zelf te bepalen. Dus 1 artikel, met 4 verschillende versies. • Vlaams Gewest heeft gezegd “we gaan al onze belastingen in een eigen wetboek samenbrengen”. Alles waarvoor we zelf de inning doen. Ø Eigenlijke gewestelijke belastingen, maar ook oneigenlijke waarvoor zij zelf de inning doen. Onroerende voorheffing zal je voortaan in Vlaamse Codex Fiscaliteit vinden. Ø Verkeersbelasting, belasting in verkeerstelling. Ø Wat met ontspanningstoestellen? Vlaams Gewest heeft bevoegdheden gekregen maar zullen zelf NIET innen, dus zal bij gelijkgestelde belastingen staan. Ø Wat met de registratierechten? Daar hebben de gewesten ook bevoegdheden gekregen, maar niet voor alle, slechts voor een aantal registratierechten bevoegdheden. Verkoop van onroerende goederen (dus NIET verhuur ervan)
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
7
v
III. Beginselen in het fiscaal recht o
Beginsel ter bescherming van de burger § Algemene rechtsbeginselen, i.e. ongeschreven normen die bestaan zonder dat zij ergens moeten neergeschreven zijn. Gelijkheidsbeginsel, is wel bevestigd in de grondwet. Nietretroactiviteit van de wetten is reeds bevestigd in het burgerlijk wetboek. De ongeschreven regels kan men ook gebruiken wanneer men naar cassatie gaat. Die kunnen rechtstreeks worden ingeroepen. Wel dient men een onderscheid te maken met grondwettelijke waarde of met wettelijke waarde. Grondwettelijke waarde betekent dat wetgever zelf ook daartoe gehouden is. Wettelijke waarde betekent dat wetgever eventueel daarvan kan afwijken. § Legaliteitsbeginsel, Art. 170 GW • Iedere overheid die wenst belastingen in te voeren, ongeacht niveau. Wetgevende macht, de raden, de kamers van volksvertegenwoordigers maken de wetten. Men wil komen tot een rechtvaardig belastingsysteem. Turteltaks: niet gestemd geweest door de vertegenwoordigers, maar niemand vindt dat een rechtvaardige belasting. • Die rechtvaardigheid is wel nogal theorie, het is vaak de regering (UM) die het initiatief neemt, het parlement keurt het gewoon goed. • Belasting is eigenlijk een inbreuk op het individueel eigendomsrecht. Men kan verwijzen naar Art. 16 GW (billijke schadevergoeding indien je onteigend wordt). Ingeval van belastingen nog erger aangezien je een stuk van je eigendom moet afgeven, ZONDER daarvoor een vergoeding terug te krijgen. Ø Belastingen moeten door de wetgever worden ingevoerd, Art. 170 GW. Het spiegelbeeld is Art. 172, tweede lid GW “ook wanneer je een vrijstelling wenst te geven, dan moet dat gebeuren door de wetgever”. Dat is toch geen inbreuk op het eigendomsrecht? Men wil komen tot een rechtvaardig belastingstelsel. Ø Wetgever moet het gelijkheidsbeginsel respecteren (Art. 172, eerste lid GW) en mag GEEN voorrechten toekennen. De wetgever mag vrijstellingen geven, maar geen voorrechten toekennen. Vrijstellingen moeten worden gemotiveerd. •
Legaliteitsbeginsel geldt specifiek voor de belastingen, maar wanneer is er sprake van belastingen? Wanneer je iets moet betalen, maar niet direct iets in de plaats terugkrijgt, GEEN directe tegenprestatie. Ø Te onderscheiden van een vergoedingsretributie: dat kan door een besluit worden ingevoerd. Parkeergeld betalen voor een parkeerplaats (geen echte belasting, ik betaal eigenlijk voor een geleverde dienst, een tegenprestatie). Afhaal paspoort. Maar het bedrag dat je betaalt moet wel in verhouding zijn tot de dienst die je ontvangt. Vergoedingsretributies moeten proportioneel zijn, zo niet heeft men te maken met een belasting. Ø Te onderscheiden van sociale zekerheidsbijdragen: bedrag dat je verschuldigd bent wordt vastgesteld bij KB. Je hebt daar uiteindelijk een ‘tegenprestatie’ voor. Je betaalt nu bijdragen, maar ingeval van werkloosheid dan uitkering krijgen. F Er was een probleem voor zelfstandigen: zelfstandigen richtten een vennootschap, waarbij al de opbrengsten in de rechtspersoon terechtkomen. Hij denkt om een loonuitkering te vragen, een klein bedrag aan loon, en dan gaat hij op dat kleinere bedrag sociale zekerheidsbijdragen betalen. - Staat zag dat niet graag en zei “we gaan dan een sociale zekerheidsbijdragen vragen aan de vennootschap”, vennootschapsbijdrage. Deze bijdrage werd ingevoerd om misbruiken tegen te gaan. Maar eigenlijk hier ook een probleem aangezien de vennootschap instaat voor de betaling van die bijdragen, terwijl zij zelf GEEN tegenprestatie ontvangt. Het is de zelfstandige/ondernemer/ bedrijfsleider die later een pensioen (tegenprestatie) zal ontvangen van de sociale zekerheid. De belastingplichtige (vennootschap) zal niets terugkrijgen. Een ECHTE belasting die ingevoerd moet worden door de wetgever.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
8
•
Delegatie essentiële bestanddelen moeten door de wetgever zelf worden gemaakt, mogen NIET worden gedelegeerd aan de uitvoerende macht. Wat is essentieel? Ø GEEN DELEGATIE F Belastbare materie: wat men mag belasten. Dat moet zelf door wetgever worden bepaald. Eigenaar van onroerend goed zoals bij onroerende voorheffing, huurder van onroerend goed, leegstand van onroerend goed. F Wie belasting moet betalen, wie is belastingplichtig: indien men eigenaar wenst te belasten, is dat enkel de volle eigenaar? Of ook blote eigenaar? F Vrijstelling: wetgever moet zeggen wie vrijstelling krijgt en wie vermindering krijgt van belastingen. F Grondslag. F Tarief: tarief van belasting. Indien je met een vast bedrag werk, dan kan je die vrijstellingen ook erbij betrekken. Ø WEL DELEGATIE, mits naleving van voorwaarden F Noodzaak - Het moet noodzakelijk zijn om een delegatie te doen aan de Koning. Wanneer je werkt via de wetgever, dan neemt dat tijd in beslag. Het kan zijn dat het dringend is en dat er iets moet worden gewijzigd in de wetgeving. Beroepsinkomsten die worden belast in personenbelastingen. Indien je een bepaald beroepsinkomen hebt, dan zal men belasting niet berekenen op het brutobedrag van je beroepsinkomen, maar men gaat daar iets in mindering brengen de beroepskosten. Deze worden afgetrokken en slechts op het bedrag dat men overhoudt berekend. Kosten waardoor je op een bepaald bedrag van je beroepsinkomen geen belasting betaalt. Stel dat je een beroepsinkomen van 1.000 en een beroepskost van 100 dan zal je slechts belasting betalen op 900, eigenlijk een vrijstelling. - In principe kan enkel wetgever bepalen hoeveel aftrek voor die beroepskosten. Je kunt dat bewijzen, maar als je dat niet bewijst dan krijg je als werknemer sowieso een forfaitair bedrag aan beroepskosten. Indien zo’n wijziging van de beroepskosten zeer dringend moet gebeuren, dan kan men onmogelijk wachten tot de volledige procedure van de wetgeving gedaan is. Dus men is beter af met een KB dan via de wetgever. F Machtiging uitdrukkelijk en ondubbelzinnig F Wettelijke bekrachtiging F Zonder bekrachtiging geen uitwerking.
•
Fiscale schuld ontstaat niet uit een overeenkomst Ø Wanneer fiscus zegt dat je geen belasting moet betalen, dan kan zij alsnog terugkomen op haar eerste beslissing. Dus men kan men de fiscus GEEN overeenkomsten sluiten over rechtskwesties. Wel overeenkomsten over feiten, maar niet over rechtskwesties. Ø Beroepsinkomen en beroepskosten F Zelfstandigen hebben geen forfaitair bedrag, zij MOETEN dat bewijzen. Wanneer zij geen bewijzen hebben, maar het staat wel vast dat ze kosten hebben gemaakt, in dat geval bestaat de mogelijkheid om met de fiscus een overeenkomst te sluiten en te zeggen “we schatten kosten op zoveel”. Indien zo afgesproken, dan kan de fiscus daar niet op terugkomen en nadien een ander bedrag vragen.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
9
Ø Onroerende voorheffing F Eigenaar van onroerend goed is voorheffing verschuldigd. Hij is dienen die eigenaar is op 01/01, die moet dan onroerende voorheffing betalen. Het kan zijn dat de eigenaar die woning verkoopt op 01/02. De onroerende voorheffing is wel een belasting die je voor gans het jaar moet betalen. Die verkoper kan zeggen dat hij maar 1 maand eigenaar is geweest in dat jaar, maar die kan aan de fiscus niet zeggen “fiscus, je krijgt 1/12 van mij en 11/12 van die andere”. Zoiets is niet mogelijk. Men kan GEEN overeenkomst sluiten over wie de belastingplichtige is. Fiscus zal sowieso bij de verkoper de volledige onroerende voorheffing gaan innen. In de praktijk, in de verkoopakte zal bepaald worden dat koper 11/12 van de onroerende voorheffing zal terugbetalen aan de verkoper. Ø Stel dat we te maken hebben met een werknemer die een loon van 4.000 per maand heef, dit is zijn bruto beroepsinkomen. Dat is niet het loon dat hij uiteindelijk op zijn rekening zal krijgen. De personenbelasting is een belasting die wordt geheven over een ganse periode. Op 31/12/2015 weet hij hoeveel hij in 2015 heeft verdiend (4.000 x 12 = 48.000). In 2016 moet hij aangifte doen, hij moet dan zeggen “mijn inkomen was 12 x 4.000, dus 48.000”. F We moeten rekening houden met het bedrag van forfaitaire beroepskosten, stel dat die beroepskosten 3.600 bedragen, dan zal belasting bepaald worden op 44.000 (48.000 – 3.600). We zullen werken met schijfjes. Stel dat we uitkomen aan gemiddelde belastingen van 30%. Dan is dat 13.320 te betalen personenbelasting. De belastingplichtige heeft tijd tot 30/06/2017, dat is de uiterlijke datum waarop de berekening moet worden gemaakt. Men moet dan tegen de plichtige zeggen dat hij 13.320 belastingen moet betalen. Men zal werken met een bedrijfsvoorheffing (spreiden over 12 maanden, iedere maand 1.110). Na de afhouding van 1.110 zal hij slechts een bedrag van 2.800 terughouden. 2015 passeert, hij moet weer een aangifte doen. De fiscus zal nu zeggen “je hebt dat wel al betaald in 2015, onder de vorm van voorheffing, we gaan die bedrijfsvoorheffing verrekenen”. 13.320 personenbelasting – 13.320 bedrijfsvoorheffing = 0, je moet dus 0 betalen. F Wanneer we meer beroepskosten willen geven, dus een groter bedrag willen vrijstellen, dan moeten ze minder personenbelasting betalen en hebben ze meer geld over. Stel dat de wetgever die regels wilt veranderen voor de inkomsten die verkregen zijn in 2015”. Iemand die 48.000 zal aangeven, forfaitaire beroepskosten van 4.800. Dan heb je 43.200 die belastbaar is 30%, zo komt men tot een bedrag van 12.960 aan personenbelasting. Indien je die personenbelasting hebt en je gaat die verwerken in bedrijfsvoorheffing, dat betekent dan dat de werkgever 1.080 moet inhouden als bedrijfsvoorheffing. Dat betekent dan 4.000 – 1.080, uiteindelijk blijft maar een bedrag van 2.920 over op de rekening. F Wat is het probleem? We zitten in 2015, en in 09/2015 denkt de wetgever eraan “ik zou graag de koopkracht van mensen willen verhogen, ik zou dus willen dat zij meer zullen overhouden, dit via verhoging van de beroepskosten”. Als de wetgever dat doet via de normale procedure, dan heb je tijd tot 31/12/2015, om de wet te wijzigen. De plichtige zal inkomsten aangeven, 4.000 x 12 = 48.000, men zal rekening houden met het nieuw bedrag, 4.800 aan beroepskosten. Dus men zal de personenbelasting bepalen op 43.200, dan is men maar 12.960 verschuldigd. De wetgever is er nog niet, de plichtige zal nog altijd maar 2.890 op zijn rekening krijgen. Te veel betaald? Dan zal hij dat terugkrijgen van de fiscus, hier is dat 360.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
10
F Wat wil de wetgever doen? De wetgever wil nu de koopkracht verhogen. In 2017 krijgt hij die 360 terug. Dan heeft hij meer inkomen, maar dat is niet de bedoeling. Dus parlementaire procedure doorlopen levert een probleem op aangezien we de koopkracht NU willen verhogen. •
Fiscale administratie mag niet afwijken van de fiscale wet Ø Wanneer omzendbrieven, berichten bestaan zal de administratie een bepaalde interpretatie moeten geven aan de belastingwet wanneer niet alles duidelijk is en er ruimte bestaat voor interpretatie. Uiteraard mag die administratie niets toevoegen aan de wet. Ø Fiscus mag zelf NIET aan wetgeving doen. Ø Circulaires zijn NIET BINDEND voor de belastingplichtige en de fiscale administratie Ø Ingeval van ruling zal plichtige aan de fiscus vragen “hoe wordt de wet toegepast, hoe gaan jullie die geplande verrichting behandelen?”. Die plichtige kan ook vragen “kan ik vrijstelling krijgen, kan ik me beroepen op een vrijstelling”. In zo’n geval moet fiscus weten dat zij enkel fiscale wet moet toepassen.
•
Strikte interpretatie Ø Het is steeds de wetgever die zegt wat belast en wat vrijgesteld moet worden. Ø GEEN analogische interpretatie F Niet op iets/iemand anders toepassen. Een vennootschap die wordt opgericht, aandeelhouders moeten een bepaald bedrag inbrengen. Zij zeggen “we gaan een bedrag van 1.000 inbrengen”. Wanneer vennootschap begint te werken en winsten realiseert, dan komen die op de balans onder de reserves. Er staat een vermogen in de vennootschap, maar dat kan terug uitgaan naar de aandeelhouders. Eventueel een kapitaalvermindering. F Kapitaalvermindering? Dan geen belastingen verbonden want zij krijgen enkel kapitaal terug wat ze hadden ingestoken. Wanneer je reserves uitkeert, dan krijgen die aandeelhouders een inkomen. Stel dat vennootschap beslist om 1.000 dividenden uit te keren. Aandeelhouders ontvangen dat = roerende voorheffingen, die de vennootschap moet inhouden en doorstorten aan de fiscus. Indien je een dividend uitkeert vanaf 01/01/2016, men moet werken met 47%. 270 roerende voorheffing, slechts resterend stukje 730 houdt aandeelhouder over. F Vroeger? I.p.v. dividend uit te keren zei de vennootschap “ik ga aandelen uitdelen”, je geeft eigenlijk stuk van kapitaal aan de aandeelhouders en je gaat 20% uitkeren van de opgebouwde reserves. Inkoop van eigen aandelen betekent dat de vennootschap eigen aandelen in eigen handen krijgt en betaalt de aandeelhouders een bedrag, voordien was dat nietbelastbaar gesteld. Men zei dat dat iets anders was dan dividendenuitkering. Dividend voegt zich bij het vermogen dat men heeft, dat is een inkomen. Terwijl inkoop van eigen aandelen, juridisch gezien meerwaarde is en verdwijnt in het vermogen. Vroeger waren enkel de roerende inkomsten belastbaar en niet de juridische meerwaarde. F Wetgever heeft ingegrepen en een nieuwe bepaling ingevoerd “inkoop van eigen aandelen wordt gelijkgesteld met dividendenuitkeringen”. Nu kan men inkoop wel belasten. Ø In dubio contrac fiscum F Een regelt wordt toegepast, maar is onduidelijk. Men gaat zeggen “er is pas iets belastbaar wanneer het echt belastbaar gesteld is”. Bij twijfel gaan we interpreteren in het nadeel van de fiscus en in het voordeel van de belastingplichtige.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
11
Ø In dubio pro fisco F Er zijn bepaalde vrijstellingen maar er bestaan wel twijfels of de plichtige ook kan genieten van deze. Indien niet duidelijk is bepaald, dan kan je GEEN vrijstelling genieten, je moet dat belasting betalen, dus in nadeel van belastingplichtige. •
Bestrijden van misbruiken Ø Keuze van minst belaste weg F Wat niet belastbaar is gesteld, is belastingvrij. Plichtige heeft het recht om te kiezen voor handelingen die niet-belastbaar zijn gesteld. Plichtige heeft het recht om te kiezen voor inkoop van eigen aandelen i.p.v. dividendenuitkeringen. We zullen enkel naar de juridische werkelijkheid kijken, dus welke handelingen er gesteld worden door plichtige en de kwalificatie die men moet geven aan de handeling. We kijken NIET naar de bedoeling van de belastingplichtige. F Arrest Brepols: recht om te kiezen voor minst belaste weg. Belastingontwijking mag zolang je de wet niet schendt. F Geen schending van wet Ø Belastingontduiking F Schending van wet door dissimulatie of door simulatie F Dissimulatie: verbergen van belastbare materie. Bepaalde inkomsten die je niet aangeeft. Beroepsinkomen die je niet aangeeft. F Simulatie: onjuist beleed geven van werkelijkheid. Je gaat de werkelijkheid verkeerd gaan voorstellen. - Verkeerde juridische kwalificatie. Stel je bent eigenaar van een onroerend goed en als je dat onroerend goed gaat verhuren, dan betekent dat dat je onroerend inkomen hebt. Indien je vruchtgebruik verleent aan iemand i.p.v. te verhuren, dan is dat GEEN onroerend inkomen, dat is niet belastbaar gesteld in de personenbelasting. Stel dat je eigenaar hebt en die een contract maakt en zegt “ik ga als eigenaar zorgen voor alle onderhoud, alle grote kosten van dat onroerend goed zal ik dragen en we noemen dat contract een vruchtgebruik” à juridisch is dat verhuur. Men zal toch belast worden op een verhuur. - Je komt naar buiten met een bepaalde handeling, maar met tweede handeling doe je de gevolgen van de eerste handeling teniet. Eigenaar van onroerend goed, eigenlijk zou die willen verhuren aan een vennootschap. Wanneer hij dat rechtstreeks doet, dan betekent dat dat hij zal belast worden op de werkelijke huurprijs. Maar hij zegt “ik zal eerst verhuren aan een natuurlijke persoon want zo zal ik belast worden o.b.v. kadastraal inkomen, een laag bedrag. Ik ga gewoon verhuren aan een natuurlijke persoon en deze moet maar doorverhuren aan de vennootschap.” Fiscus zal dat niet aanvaarden indien in contract staat dat de natuurlijke persoon verplicht moet doorverhuren aan de vennootschap + indien de vennootschap rechtstreeks aan de eerste eigenaar betaalt. Ø Art. 344, §1 WIB (versie 1993) F Juridische kwalificatie van een rechtshandeling kan NIET worden tegengeworpen, terwijl de rechtshandeling zelf wel kan worden tegengeworpen. Meeste handelingen die gesteld worden hebben maar 1 juridische kwalificatie. Handeling van inkoop van eigen aandelen, dan moet je kijken wat er daar gebeurt, plichtige had oorspronkelijk aandelen. Hij had 50, er worden 20 ingekocht, hij heeft er nog 30 over.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
12
-
-
-
Hoe ga je dat kwalificeren? Je kan enkel zeggen dat dat een inkoop van eigen aandelen is. Kan je dividendenuitkering zeggen? Neen, bij dividendenuitkering ben je geen aandelen kwijt want je behoudt die. Gevolgen zijn niet dezelfde & je kunt geen 2 kwalificaties toepassen op 1 geval. HvC zei “Voor toepassing van Art. 344, §1 WIB is het niet noodzakelijk dat de gevolgen identiek zijn, maar het is voldoende dat de gevolgen gelijksoortig zijn.”. Wat had HvC voor ogen? Indien je 2 aandeelhouders hebt en iedere aandeelhouder heeft 50 aandelen. Stel dat de inkoop van eigen aandelen gespreid wordt over die 2 aandeelhouders, na de inkoop ene nog 40 aandelen en de andere ook nog 40 aandelen. In ons voorbeeld waren er 2 aandeelhouders, ieder 50 en inkoop gebeurde volledig bij 1. Het is duidelijk dat Art. 344, §1 WIB hier niet kan worden toegepast, aandelen zijn weg + zijn niet gelijksoortig. Aandelenverhouding is gewijzigd. Nog voor de inkoop waren zij alle twee aandeelhouder voor 50 procent. Na de inkoop is dat niet meer. Men kan zeker niet zeggen dat dat gelijksoortige gevolgen zijn. Men kan zeggen dat er wel verschil is bij dividenduitkering, zij zijn aandelen kwijt, maar is dat erg? Nog geen toepassing van dit artikel gehad in de rechtspraak. Men heeft in 2012 opnieuw ingegrepen en heeft artikel gewijzigd en theorie van wetsontduiking/fraus legis ingevoerd.
F Vanaf 2012 kan je wel misbruik maken van je recht om minst belaste weg te kiezen. De fiscale administratie kan je dan toch belasten. Indien je kijkt naar de wettekst, dan zie je voortaan een rechtshandeling zelf die niet kan worden tegengeworpen aan de fiscale administratie. De rechtshandeling op zich kan niet worden tegengeworpen aan de fiscale administratie. Wat betekent dat? - Stel dat je eigenaar bent van een onroerend goed, en je gaat een vruchtgebruik vestigen. En dat is allemaal in orde dat vruchtgebruik. Je laat inderdaad de kosten van onderhoud dragen door vruchtgebruik, juridisch klopt dat allemaal. Maar deze rechtshandeling kan men negeren, fiscus kan zeggen “ik ga dat belasten als een verhuur”. Dus rechtshandeling verhuur wordt gewoon in de plaats gesteld van uw vestiging vruchtgebruik. Nu, wanneer mag de fiscus dat doen, wanneer mag zij hier gaan belasten zoals verhuur. Er moet sprake zijn van een fiscaal misbruik. Ofwel heb je normaal belasting te betalen en ga je kiezen voor een rechtshandeling zodanig dat daar geen belasting mogelijk wordt à objectief element, fiscaal voordeel realiseren ofwel belasting vermijden. Ofwel kunstmatig gaan wringen in een vrijstelling door te kiezen voor een bepaalde handeling en zo proberen een vrijstelling te bekomen. Fiscale administratie moet dat bewijzen, die moet zeggen “normaal levert vruchtgebruik onroerend voordeel op”. - Heb je andere motieven dan fiscale? Men zal belasten zoals een verhuur wanneer je geen andere motief meer hebt dan de fiscale. Welke economische motieven om te kiezen voor vruchtgebruik? Die moet voor instandhouding zorgen, een eigenaar die niet veel geld heeft, alle kosten zullen dan gedragen worden door die vruchtgebruiker. Bij een verhuur moet jij, als eigenaar, ervoor zorgen dat het goed in goede staat blijft. Dat kan een ander economisch motief zijn. Is deze bepaling in overeenstemming met het legaliteitsbeginsel aangezien de wetgever vruchtgebruik niet belastbaar heeft gesteld.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
13
F GwH zei “ja die bepaling is in orde, omdat we eigenlijk geen carte blanche geven aan de fiscale administratie. Fiscale administratie mag dat slechts doen indien doel & strekking kenbaar en duidelijk zijn voor de plichtige.” Eigenaar van een onroerend goed, de regel is dat wanneer eigenaar van een onroerend goed en je verhuurt aan je eigen vennootschap (een bedrijfsleider is eigenaar van een onroerend goed en die verhuurt aan zijn eigen vennootschap) dan zullen de huurgelden die hij ontvangt (in principe onroerend inkomen) herkwalificeerd worden als een beroepsinkomen. Die bedrijfsleider zegt “ik ga onroerend goed verhuren tegen een hoge prijs”, maar fiscale administratie zegt sowieso herkwalificeren naar beroepsinkomen. - Bedrijfsleider zegt “ik ga vruchtgebruik vestigen in het voordeel van de vennootschap”. Vruchtgebruik levert GEEN onroerend inkomen op dus ook GEEN beroepsinkomen. Indien fiscus dat vaststelt, dan zie je dat plichtige ervoor zorgt dat hij de belasting vermijdt. Hij krijgt een fiscaal voordeel. Waarom? Heeft hij andere motieven dan belastingontwijking? Misschien dat hij direct geld wil hebben, zo niet geen ander motief. Doel en strekking is kenbaar voor de plichtige. Indien je geld uit de vennootschap wenst te halen, dan bedoeling beroepsinkomen à belasten als beroepsinkomen. §
Eenjarigheidsbeginsel • Annualiteitsbeginsel, Art. 171 GW is niet van toepassing op alle niveaus van belastingwetgeving. Voor wetten moet eenjarigheidsbeginsel worden gerespecteerd, ook decreten en verordeningen. Maar NIET provinciale of gemeentelijke wetgeving. • Fiscale wetten bestaan maar voor 1 jaar, we moeten die wetten ieder jaar verlengen. Waarom heeft men dat gedaan? Men wil macht bij wetgever houden. Uitvoerende macht mag niet zomaar belastingen innen, als die belastingen ooit zijn ingevoerd. • Stel wetgeving 2015, we gaan de toestemming geven aan de uitvoerende macht die ook belastingen zal innen in 2016. • Ook begrotingstechnisch geldt het eenjarigheidsbeginsel. Geldt voor ALLE niveaus. Indien je in 2015 zit, dan ga je vooraleer het jaar teneinde is uw begroting goedkeuren voor 2016. Je kunt in 2016 maar inkomsten innen op voorwaarde dat de begroting goedgekeurd is. Zolang er geen goedkeuring is, dan ook geen inkomsten (hetzelfde principe geldt ook voor uitgaven). • DUS: wetten en decreten, wetgeving moet verlengd worden & voor alle niveaus moet je begroting gestemd zijn zodanig je effectief inkomsten kan innen en uitgaven kan verrichten. Stel dat je begroting niet op tijd klaar is, dan kan men verlenging van wetgeving in een aparte wet doen (Financiënwet: het fiscale eenjarigheidsbeginsel alleen). BS 18/12/2015, eerste is de wet van decreet. Wet? Bevoegdheid om in te vorderen, dat houdt in dat de fiscale wetgeving nog een jaar langer bestaat. Decreet? Bevoegdheid om in te vorderen, dus verlenging.
§
Gelijkheidsbeginsel • Beginsel met grondwettelijke waarde die beperkingen brengt in de fiscale autonomie van de wetgever, Art. 10-11 GW. Maar kan ook specifiek toegepast worden in het kader van Art. 172 GW. Ø Wanneer je een vrijstelling invoert, dan mag je geen voorrechten geven. Je moet het gelijkheidsbeginsel respecteren bij het toestaan van vrijstellingen. Het is voldoende dat gelijke toepassing van de norm is. Stel dat de regel zou zijn “ik ga eigenaars van onroerend goed belasten indien zij 1m70 zijn”. Dat is niet toegelaten, voor dat onderscheid heb je GEEN objectieve reden om dat op die manier te doen. Art. 172 GW gaat enkel over de vrijstellingen, maar voor de belastingen heeft men geen bepaling. Art. 172 GW is eigenlijk een toepassing van Art. 10-11 GW.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
14
In beginsel is er geen schending van het gelijkheidsbeginsel wanneer je de mensen verschillend behandeld, op voorwaarde dat je een objectieve en redelijke verantwoording hebt. Wanneer je verschillende situaties gelijk gaat behandelen, dan heb je misschien wel een schending van het gelijkheidsbeginsel aangezien je dan geen rekening houdt met de draagkracht van de mensen. Art. 159 GW, wanneer de rechtbank vaststelt dat een reglement niet in orde is, dan buiten beschouwing laten of een beroep bij de RvSt instellen. •
•
§
Zowel de wetgevende macht als de fiscale administratie moet het gelijkheidsbeginsel respecteren. Stel dat administratie vaststelt dat iemand belasting moet betalen, maar toch een vrijstelling verleent. Iemand voldoet aan de voorwaarden van belasting maar de administratie zegt “ik ga je niet belasten”, dan is er een schending van het beginsel. Wanneer een vrijstelling contra legem wordt toegepast, dan is er een schending van het gelijkheidsbeginsel. Hoe moet je dit probleem oplossen? Indien we vaststellen dat bepaalde mensen vrijstelling krijgen, dan moet je die ook geven aan anderen. Dus uitbreiden op andere personen, man dan zit je in een conflict. Legaliteitsbeginsel kan botsen met het gelijkheidsbeginsel. RvSt gaat niet akkoord wanneer men voorrang heeft aan het gelijkheidsbeginsel. RvSt zegt “een onterechte vrijstelling kan men niet zomaar uitbreiden naar anderen, legaliteitsbeginsel heeft voorrang t.o.v. het gelijkheidsbeginsel”. Gelijke toepassing van de norm; geen willekeurig onderscheid in de norm; geen schending van het gelijkheidsbeginsel. Ook schending gelijkheidsbeginsel wanneer verschillende gelijk behandeld worden.
Niet-retroactiviteitsbeginsel • Alweer een beperking van de fiscale autonomie van de wetgever. Geen belastingen met terugwerkende kracht. Dit beginsel is niet opgenomen in de grondwet maar wel Art. 2 BW die zegt “wetten worden niet ingevoerd met terugwerkende kracht”. Oorspronkelijk zei men dat het niet-retroactiviteitsbeginsel NIET van toepassing is op belastingen want die zijn van openbare orde. Nadien een bepaalde interpretatie gegeven die ervoor zorgt dat de belastingen ook daar onder zouden vallen. Dit principe is van groot belang, indien je wetgeving invoert met terugwerkende kracht dan heeft dat ook een impact op de lopende procedures. • Beginsel met wettelijke waarde! Hierdoor heeft men aan de wetgever of de decreetgever om hiervan af te wijken. Ø Op een bepaald moment heeft GwH moeten tussen komen en zei “WEL grondwettelijke waarde, waardoor ook de wetgever of de decreetgever ertoe gehouden zijn” à vertaling van het rechtszekerheidsbeginsel. Wetgever mag soms afwijken op voorwaarde dat het gelijkheidsbeginsel niet geschonden wordt, wanneer terugwerkende kracht onontbeerlijk is voor de doelstelling van het algemeen belang. Ø ó HvC zegt dat het niet-retroactiviteitsbeginsel wettelijke waarde heeft, als de wetgever wil afwijken dan kan hij dat zonder enig probleem. Er staat een vrijstelling op de interesten die je hebt staan op je spaarboekje, daar staat een bepaald bedrag op, en dat bedrag levert bepaalde interesten op. Die interesten zijn roerende inkomsten. Die zijn NIET belastbaar ten belope van 1.880. •
Stel dat je een jaar hebt, uw belastbaar feit doet zich voor in de loop van het jaar, indien je dan pas een belastingwet gaat publiceren bv 30/11/2015 dan kan je die belastingwet niet meer toepassen op het belastbaar feit dat vooraf zich heeft voorgedaan. Wanneer het belastbaar feit zich voordoet, dan moet je een onderscheid maken tussen handelingen of toestanden die worden belast en waarbij het belastbaar feit zich onmiddellijk voltrekt ó resultaatsbelastingen waar dat slechts gevolgen van belastbaar feit worden belast.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
15
Ø Een handeling, BTW-wetgeving: je hebt een verkoop op 01/10/2015 en stel dat BTW-wetgeving van toepassing was op die verkoop, dan moet je 6% bTW aanrekenen en dan kan je geen belastingwet maken en publiceren “voortaan die soorten verkopen zijn onderworpen aan 21% BTW”. Dat kan niet aangezien het belastbaar feit zich onmiddellijk volstrekt heeft. Daarnaast heb je een toestand die wordt belast. Uitbating van een restaurant, de gemeente heft een belasting. Stel dat ze dat ook invoeren op het einde van 2015. “Ik ga de mensen die in het kalenderjaar 2015 een uitbating hebben gedaan, onderwerpen aan de nieuwe belasting.” Dan kan je niet zeggen dat dat retroactief is. Het belastbaar feit van uitbaten van restaurant kan je op verschillende momenten gaan vaststellen, na het invoeren kan men nog vaststellen dat die personen nog een restaurant uitbaten. Ø Ander geval, wanneer je te maken hebt met de personenbelastingen. Je wordt daar als natuurlijke persoon belast op het inkomen dat je verwerft gedurende een bepaald jaar. Maand 1 verhuur, dus je hebt dan huurinkomsten, maand 2 weer huurinkomsten. Belastbaar feit volstrekt zich maar op het einde van het jaar, 31/12/2015, dan stelt men vast hoeveel inkomsten je gedurende 2015 hebt verworven. Stel dat de wetgeving oorspronkelijk was “verhuur aan een privégezin, dan belasting op het K.I.” Je verhuurt en je gaat ervan uit dat je op K.I. zal belast worden. Wetgever kan zeggen “ik wil dat systeem wijzigen, en ik wil ook belastingen heffen op de werkelijke huurinkomsten”, dan kan zij dat perfect doen door in BS een wet te publiceren dit ten laatste op 31/12/2015 met de zin “voortaan zullen belastingen geheven worden op werkelijke huurprijzen”. F Je kan misschien denken dat dat retroactief is, al de inkomsten worden op die manier belast. Je voelt dat aan als retroactief MAAR juridisch is er geen probleem. Het belastbaar feit doet zich voor in 31/12/2015 middernacht en de wetgeving is vooraf gepubliceerd. Wat dan? De handelingen worden niet belast, maar het zijn de gevolgen van de handelingen die hiervan een invloed zullen vinden. De huurinkomsten worden belast, slechts op het einde van het jaar weet je wat definitief het totaal van de huurinkomsten zijn. Indien je 3 kinderen hebt, dan genot van een verhoogde belastingvrije som. Wetgever kan einde jaar wijzigen. •
•
GEEN juridische retroactiviteit wanneer belastbaar feit nog niet voltrokken is bij de inwerkingtreding van de nieuwe norm, i.e. de onmiddellijke inwerking van de belastingwet. Die wet is onmiddellijk van toepassing op de gevolgen van de vroegere handelingen. Omdat er geen probleem is van retroactiviteit heeft men toegelaten dat de retroactiviteit niet geldt voor de belastingwetten. Indien we interpreteren dat de wet onmiddellijk van toepassing is op de gevolgen van de handeling, dan geen probleem. Dus het beginsel OOK toepassen in de belastingzaken. Wat hebben we in de personenbelastingen? Ø Inkomstenjaar 2015 moet voorbij zijn, dat is verbonden met aanslagjaar 2016. Waarom? Omdat we dan ten vroegste op 01/01/2016 de verschuldigde personenbelasting kunnen berekenen. Pas na het nieuwjaar kunnen we effectief de personenbelastingen berekenen. Stel 10.000, dan gaat de gemeente daar ook iets op heffen. De gemeente zegt bv “ik hef 6% op de personenbelastingen”, dus men dient 600 te betalen voor de gemeente. De gemeente gaat haar tarief pas in 2016 stemmen. Het HvC had oorspronkelijk geen probleem mee. Maar op een bepaald moment verandering in de rechtspraak. “Het is niet ok wat de gemeente doet, de beslissing tot invoering van aanvullende gemeentebeslissing.” De personenbelasting die bereken je op 31/12/2015, HvC zegt “als je nu een percentage berekent op uw personenbelasting, dan moet je voldoen aan zelfde regels” à wetgever heeft ingegrepen. Wetgever heeft in Art. 468, vierde lid WIB gezegd “de gemeenten hebben slechts tijd tot 31/01 om hun percentage te maken, indien na 31/01 dan is het retroactief”. De wetgever heeft zo een uitzondering voorzien voor de gemeente.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
16
§
Fiscale ne bis in idem beginsel • Vaak gebruikt men non bis in idem, maar ne bis in idem is correcter. Want een negatieve wens dat ter uitdrukking komt. Indien je non bis in idem zegt, dan is dat een vaststelling. HvJ gebruikt ook ne bis in idem. Dat beginsel, dat is eigenlijk een richtlijn voor de wetgever. Het is niet echt afdwingbaar, het is enkel afdwingbaar wanneer er een schending van gelijkheidsbeginsel zou zijn. Om daar onder te vallen moeten een heel aantal voorwaarden vervuld zijn. Verbod van juridische dubbele belasting. Ø Dezelfde belastbare materie F Hetzelfde belastbaar feit, wat wil men eigenlijk belasten. Dat moet eigenlijk hetzelfde zijn). Bv onroerende voorheffing (eigenaar van een onroerend goed moet onroerende voorheffing betalen), stel dat de eigenaar daarnaast ook een leegstandheffing moet betalen, dan kan je zeggen dat de eigenaar twee keer moet betalen. MAAR belastbaar materie is anders (eigenaar zijn vs leegstand). Ø Dezelfde persoon Ø Hetzelfde jaar F Gedurende hetzelfde jaar twee keer belast worden. Indien je te maken hebt met indirecte belastingen, dan geldt dat NIET (op elke koop mag er perfect belasting worden geheven). Ø Dezelfde overheid F Indien je naar de onroerende voorheffing kijkt, dan zie je dat er een bestemd is voor het Gewest en andere voor de gemeente. Twee keer dat je belast wordt, maar GEEN probleem aangezien twee verschillende overheden die je belasten. Bij leegstandheffing is het mogelijk dat het Gewest een belasting heft en daarenboven de gemeente een bepaald percentage opheft. Ø Dezelfde belasting F Bij onroerende voorheffing gewoon het heffen van een vermogen, bij de leegstandheffing daar wil men verkrotting tegen gaan, bedoeling dat ze hun handelswijze veranderen). In uw handboek heb je voorbeeld huisvuilbelasting (bepaald bedrag dat je moet betalen tegenover stickers je moet betalen op je vuilniszak. Bedrag is om de kosten van de gemeente te dekken, voor de organisatie ó het plakken van stickers om mensen meer aan te zetten om minder huisvuil te produceren). Wanneer kan je dat afdwingen, wanneer schending van gelijkheidsbeginsel. In het kader van gemeentebelastingen X was eigenaar van een stuk grond. Dat stuk grond grenst aan de ene straat en aan de andere straat. Gemeente had gezegd “ik ga een rioleringsbelasting heffen en ik ga kosten spreiden over woningen die aan die straten grenzen”. Dus X moest 2x die belasting betalen, toen heeft men gezegd dat dit een schending van gelijkheidsbeginsel is. Die heeft geen dubbel nut, daarom moet hij maar 1x betalen. F Een juridische dubbele belasting onderscheiden van een economische dubbele belasting. Economische dubbele belasting, daar volgt men eigenlijk het inkomen. Je hebt een vennootschap en die vennootschap produceert winst. Stel 100 winst, dan wordt dat bedrag belast in de vennootschapsbelasting (34%), die 100 – 34 = 66 naar de vennootschap. Alles wat binnenkomt in de vennootschap is vroeg of laat bestemd voor de aandeelhouders. Een roerend inkomen voor de aandeelhouders. Belastbaar als roerende voorheffing (bedraag 27%). 66 gaat naar de aandeelhouders, maar opnieuw 27% à 18 roerende voorheffing wordt ingehouden zodat maar 48 in de handen van de aandeelhouders komt.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
17
Het is de rechtspersoon die belast wordt, en daarna de aandeelhouders. Juridisch verschillende personen maar economisch een bedrag dat belast wordt. Ne bis viseert enkel de juridische dubbele belasting, niet de economische dubbele belasting. •
§
Geen probleem indien we belast worden door verschillende overheden. De creatie van de gewesten. Dus de kans dat je belasting moet betalen bij verschillende overheden, dat neemt wel toe. Daarom heeft men ook wetgeving ingevoerd die zegt “we gaan toch een bevoegdheidsverdeling organiseren” zodat de kans kleiner wordt dat je bij verschillende overheden belastingen moet betalen. Art. 170, §2 GW. Ø Daar kan je ook lezen dat de wetgever uitzonderingen kan voorzien. In principe mogen zij je gelijk voor wat belasten, maar de wetgever kan van uitzonderingen voorzien. De wetgever heeft toen gezegd dat gemeenschappen en gewesten GEEN belasting mogen invoeren indien op een materie reeds federale belastingen werden ingevoerd. Ø Die bepaling is actueel omwille van de taks die Turtelboom heeft ingevoerd (Turteltaks, decreet, daar is discussie of dat zij die bepaling niet heeft geschonden). Je hebt op het Vlaamse niveau een energiedecreet dat dateert van 2009. Daarnaast heb je een federale wet van 1998. Wat wordt in die wet belast? Men gaat daar een federale bijdrage innen op het gebruik/verbruik van energie. Men heeft dan een heffing per afnamepunt ingevoerd. Gaat de Vlaamse overheid niet dezelfde materie belasten? Wat wil men hier belasten? Het gebruik van energie. Wat wil men bij die tweede, gewoon het feit om aangesloten te zijn. Wat gebeurt er nu in 2015? Turtelboom gaat de bestaande belasting wijziging. I.p.v. vast bedrag per afnamepunt, berekenen in functie van het verbruik. Dat is niet meer hetzelfde bedrag voor iedereen. Dat bedrag varieert van aangesloten zijn volgens verbruik dat je maakt van energie. RvSt zegt er is WEL een probleem. Turtelboom zegt “ik ga hier gewoon het aangesloten zijn belasten, het is alleen het bedrag van verbruik wordt belast”. RvSt zegt “je belast wel dezelfde materie 2 keer”. Indien je je bedrag wenst te variëren dan moet je iets anders vinden. Ø Alle belastingen voor water, afvalverwerking dat is voor de gewesten. Dan hebben we de bijzondere financieringswet “gewesten hebben nu belastingbevoegdheid gekregen, maar opletten bij ingebruikname van die bevoegdheden, je moet ervoor zorgen dat je dubbele belasting vermijd, indien toch discussies dan overleggen met andere overheid”.
Rechtszekerheidsbeginsel • Formeel rechtszekerheidsbeginsel dat het recht voorzienbaar en toegankelijk moet zijn. Indien je een belastingwet maakt, dan moet dat een begrijpbare wet zijn. Het moet duidelijk zijn waarop die wet van toepassing zal zijn. Dat is bescherming bij het tot stand komen van materiële belastingen. • Je moet kunnen vertrouwen op de overheid, de fiscale administratie. Je moet erop kunnen vertrouwen dat ze belastingwetten correct toepast. Vrijstelling o.b.v. wetten, je moet erop kunnen vertrouwen dat administratie je vrijstelling zal geven. • Wat indien de fiscale administratie de fiscale wetgeving niet correct toepast, maar wel de indruk geeft dat die goed of correct bezig is. Administratie zegt “dit wordt vrijgesteld, die handeling zal niet belast worden”. Je gaat dan ervan uit dat dat zo is, maar nadien blijkt dat de fiscale administratie op haar beslissing terugkomt. Je kunt zeggen “ik wil die vrijstelling afdwingen, want jullie gaven mij de indruk”. Burgers moeten weten wat ze moeten verwachten. Belastingwetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast. • Rechtszekerheidsbeginsel wordt door het GwH getoetst via het gelijkheidsbeginsel. Waar heeft men dit nog toegepast? We hebben een wetgeving, indien je verhuurt aan iemand die gewoon in de woning, privé, woont dan wordt je belast op het K.I.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
18
Wanneer je die woning verhuurt aan iemand die het beroepsmatig zal gebruiken, dan wordt je belast op de werkelijke huurprijs. Ø Groot verschil! Lage K.I. tegenover de werkelijke huurprijs. Stel dat je verhuurt aan iemand en je zet in het contract dat de persoon dat huis niet mag gebruiken voor zijn beroep “verbod om dat huis beroepsmatig te gebruiken”. Wat indien de huurder zich niets van aantrekt en TOCH zijn beroep daarin uitoefent? Werkelijke situatie “het huis wordt gebruikt voor beroepsactiviteiten”, vroeger werd de eigenaar belast op de werkelijke huurprijs. Het is dan maar aan de eigenaar om als verhuurder een schadevergoeding te vragen van de huurder. Ø Dan een zaak voor het GwH: “verbod beroepsmatig verbruik”, de huurder heeft die woning gebruikt voor cannabisplantage dus een beroepsmatige activiteit. De facto was hij daar wel een beroepsmatige activiteit aan het uitoefenen. Fiscus komt dat te weten en zegt “ik ga die beroepsinkomsten belasten, maar het principe is dat de kosten die je doet om een inkomen te verwerven aftrekbaar zijn”. De huurprijs voor de woning, dat is een beroepskost, dus het moet er af. Bruto – huurgelden = voor de huurder een netto-belastbaar beroepsinkomen. Fiscus ging dan naar de eigenaar en zei “ik ga jou belasten op de werkelijke huurprijs, niet op K.I. GwH heeft gezegd dat het rechtszekerheidsbeginsel inhoudt dat je met een minimaal niveau van voorzienbaarheid belastingstelsel kunnen bepalen. In dit geval moeten we de verhuurder belasten o.b.v. K.I. en dus NIET o.b.v. de werkelijke huurprijs. Men heeft hier te maken met een wet die perfect in orde is, verhuur aan iemand die beroepsmatig een woning gebruikt à werkelijke huurprijs, maar TOCH gaan we die wet niet toepassen. Daarom staat daar dat het rechtszekerheidsbeginsel contra legem kan gelden. Rechtszekerheidsbeginsel heeft grondwettelijke waarde en staat BOVEN de wetten en kan daarom het legaliteitsbeginsel opzij schuiven. Ook HvC heeft aanvaard dat het hier om een algemeen rechtsbeginsel met grondwettelijke waarde ging, en dus ook boven de wet staat. §
Vertrouwensbeginsel • Totaal anders dan het rechtszekerheidsbeginsel. Dat betekent dat je contra legem begint te werken. Het beginsel zou betekenen dat je tegen de wetgeving in een vrijstelling zou krijgen. Dat is in strijd met rechtszekerheidsbeginsel (je mag erop vertrouwen dat de fiscale administratie de wetgeving correct toepast). Er is een vaste gedragslijn van de fiscale administratie. Ø Stel je voor dat de plichtige voldoet aan de voorwaarden MAAR de fiscale administratie handelt in strijd met de fiscale wetgeving. Wat zegt HvC daarover? Er is sowieso een evolutie: F HvC in 1992: “ja, opgewekte gerechtvaardigde verwachtingen zijn er, en die moeten we honoreren”. Maar nadien evolutie waardoor de rechtspraak is veranderd à “je kunt GEEN rechtvaardigde verwachtingen uit putten. •
Het vertrouwensbeginsel is een algemeen rechtsbeginsel met een wettelijke waarde. Stel dat die grondwettelijke waarde zou hebben, dan zou dat betekenen dat dat tegen de wet in zou kunnen gaan, en dus de wet opzij kan geschoven worden. HvC zei “slechts wettelijke waarde, je moet dus de wet respecteren!” Ø Een foutieve interpretatie, daar kan je geen rechten uit putten. Stel dat je wetgeving hebt die interpretatie toelaat. Ø Daarnaast heeft men ook rechtspraak van HvJ, indien het gaat over BTWwetgeving. BTW-wetgeving is eigenlijk de omzetting van de richtlijnen. Het is mogelijk dat er een discussie is over de Belgische BTW-wetgeving en de rechter die de zaak behandelt dan een vraag stelt aan het HvJ. Een plichtige die oorspronkelijk een vrijstelling heeft gekregen van de fiscale administratie “een bepaalde handeling wordt niet onderworpen aan de BTW”.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
19
Maar later komt men terug op deze beslissing. Plichtige vraagt “wat zegt de richtlijn, geeft de richtlijn mij vrijstelling of niet?” stel dat administratie verkeerd was, zij heeft u vrijstelling gegeven, maar uiteindelijk verkeerd. Kwam die beslissing dan van de bevoegde instantie? Indien jijzelf handelde als een voorzichtige en bezonnen belastingplichtige, dan zei HvJ “u krijgt desondanks die vrijstelling”. Men laat hier de werking contra legem toe. Het vertrouwensbeginsel speelt hier. Omdat hier rechtspraak van HvJ bestaat. Moet HvC van mening veranderen? Je moet een afweging maken tussen een individueel belang, individueel afweging tegen een algemeen belang. Het legaliteitsbeginsel is van belang en het gelijkheidsbeginsel is ook van belang. Die beginselen komen in conflict met elkaar en die moet je ook tegen elkaar afwegen. v
IV. Verhouding met andere rechtstakken o
Begrippen § Wanneer je de fiscale wetgeving hebt dan zal je bepaalde begrippen gebruiken. Je moet kijken naar de gemeenrechtelijke betekenis. Wat zegt het privaatrecht erover? • Inkomsten: inkomensbelasting, belasten van het inkomen maar wat is juist een inkomen. Dat wordt niet gedefinieerd in het WIB daarom zal men interpreteren volgens het BW. Indien je denkt aan een aandeel dat je hebt in een vennootschap, wanneer die vennootschap een dividend uitkeert dan is het volgens BW een inkomen. Je hebt een vermogensbestanddeel en daaraan wordt iets anders toegevoegd. Indien inkoop van eigen aandelen gebeurt, daar komt geld in de plaats en dat aandeel verdwijnt à burgerrechtelijk is dat GEEN inkomen, dat betekende ook dat men oorspronkelijk niet kon belasten in de inkomstenbelasting. • Indien je een andere interpretatie wilt, dan moet je uitdrukkelijk in het fiscaal recht een afwijking, een apart artikel, invoeren. Winst (beroepsinkomsten van de zelfstandigen). Boekhoudkundig betekent dat, dat je opbrengsten hebt. In principe gaat men dat bedrag ook gaan belasten tenzij fiscaal recht uitdrukkelijk afwijkt van het boekhoudrecht.
Notities Fiscaal recht – Emine Özen © (2015-2016) UGent
20