Zelfstudie 2003–2006
Masteropleiding Informatiekunde Universiteit van Amsterdam
3 mei 2006
Inhoudsopgave • Inleiding
1
• 1 Doelstelling
3
• 2 Programma
17
• 3 Inzet
31
• 4 Voorzieningen
34
• 5 Interne kwaliteitszorg
40
• 6 Resultaten
47
iii
iv
MA-Inleiding From Informatics Institute
Zelfevaluatie MSc Informatiekunde Inleiding Dit document bevat een zelfstudie van de Masteropleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam, met CROHO-nummer 60229 (voltijd en deeltijd) en met "Information Studies" als Engelse benaming. De MSc Informatiekunde is een interfacultaire opleiding waarin de Faculteit der Economie en Bedrijfskunde en de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica participeren. De Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica voert voor deze opleiding het penvoerderschap. De opleiding is derhalve ondergebracht bij Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen van deze faculteit. De opleiding Informatiekunde werd op 1 september 2000 ingesteld bij een ministeriële herschikking van alle CROHO geregistreerde opleidingen. Daarbij moesten de voormalige opleidingen Bedrijfsinformatiesystemen, Sociaal Wetenschappelijke Informatica, en Medische Informatiekunde samengaan. De laatste opleiding heeft zich daar met succes tegen verzet en is zelfstandig gebleven. De opleiding Informatiekunde werd administratief ondergebracht bij het Interfacultaire Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen dat is ondergebracht bij de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. De docenten van de opleiding Informatiekunde waren afkomstig uit een drietal faculteiten, te weten de Faculteit der Economie en Bedrijfskunde (FBE), de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG), en, voor een klein deel ook de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde, en Informatica (FNWI). Hoewel de onderwijsinzet van de bij de opleiding betrokken docenten viel onder het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen, bleven de docenten in dienst bij de faculteiten hun "eigen" faculteiten. In de jaren na 2000 kreeg de FNWI een steeds sterkere greep op de opleiding. Vooral omdat de financiering voor deze opleiding vanaf 2000 naar deze faculteit ging en de verrekening hiervan met de overige twee onderwijsverzorgende faculteiten stroef liep. In die periode werd ook de onderwijsinbreng vanuit de FNWI vergroot van een klein propedeuseonderdeel naar bijna één-derde deel van de opleiding op dit moment. In 2004 werd de SWI-groep overgeheveld van de FMG naar de FNWI. Sinds 2004 wordt de opleiding verzorgd door de FEB en de FNWI. De MSc-opleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam kent een toenemende belangstelling vanuit het HBO, wat leidt tot een substantiële zij-instroom in het tweede en derde jaar van de Bachelor-opleiding; dergelijke zogeheten schakelaars maken nu het leeuwendeel van de studentenpopulatie in de Master-opleiding uit.
Over dit document Dit document is opgebouwd uit een zestal hoofdstukken, die samen de 21 facetten uit het beoordelingskader van de NVAO afdekken; in een aantal bijlagen wordt additionele informatie op detail-niveau aangeleverd. Het document is samengesteld door een aantal leden van het MSc Informatiekunde docententeam, met bijdragen van mede-docenten, studenten en administratieve ondersteuning door het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen: Drs Richard Kellerman Deibel (studieadviseur) Dr Ben Kröse (opleidingscoördinator) Dr Maarten Marx (namens de Opleidingscommissie Informatiekunde) Prof.dr Maarten de Rijke Michael Meinders (student) Dr Erik de Vries (opleidingscoördinator) 1
Dr Marcel Worring (opleidingscoördinator) Drs Kees van Wensen (OWII) Voor het schrijven werd gebruik gemaakt van MediaWiki—software die oorspronkelijk ontwikkeld is voor Wikipedia maar die nu veelvuldig wordt ingezet voor het ondersteunen van, en delen van documenten bij, samenwerkingsprojecten. Prof.dr Maarten de Rijke Opleidingsdirecteur MSc Informatiekunde Amsterdam, 1 mei 2006
1 Doelstellingen 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure N Kwaliteitsplan UvA
MA-Zelfevaluatie > MA-Inleiding Mdr 22:37, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Inleiding"
This page was last modified 07:48, 4 May 2006.
2
MA-Doelstellingen From Informatics Institute
Inleiding 1 Doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen De MSc Informatiekunde is een éénjarige op de beroepspraktijk gerichte masteropleiding, met twee specialisatieprogramma's. In het onderstaande zetten we eerst het kader voor de opleiding in zijn geheel neer, zowel internationaal als nationaal, en vervolgens positioneren we de beide specialisatie-programma's. 1.1.1 Referentiekader voor de Informatiekunde-opleiding in zijn geheel 1.1.1.1 Internationaal
Om de gehele opleiding Informatiekunde internationaal te kunnen positioneren, spiegelen we ons aan het referentiekader voor informatiekundige opleidingen dat opgesteld is door de ACM (Association for Computing Machinery) en de AIS (Association for Information Systems), en met name aan het ontwikkelde modelcurriculum (http://cais.isworld.org/articles/11-1/article.pdf) voor de opleidingen op het vakgebied Information Systems. In de breedte van dit referentiekader en de verschillende monodisciplines die daaraan ten grondslag liggen en de daaruit voortvloeiende breedte van de doelstellingen van de opleiding, in relatie tot de door de UvA gemaakte strategische keuze om een eenjarige, in de eerste plaats op de academische beroepspraktijk gerichte masteropleiding aan te bieden, ligt de rationale besloten om een masteropleiding te bieden met daarin twee samenhangende programma's: Het programma Business Information Systems (BIS) is gericht op het functioneren van informatiesystemen in de context van organisaties en het management van aan informatiesystemen gerelateerde voorzieningen en kent zijn primaire grondslag in de mono disciplines informatica en sociale wetenschappen. Het programma Human Centered Multimedia (HCM) is gericht op de interactie tussen (multimediale) informatiesystemen en individuele gebruikers en kent zijn primaire grondslag in de monodisciplines informatica en psychologie. Om tot het voor masteronderwijs vereiste specialistische niveau te kunnen reiken, moet de gehele duur van de opleiding worden gewijd aan het opbouwen van deze specialistische kennis en is een op deze specialistische kennis gerichte vooropleiding vereist. Bovendien werd bij de vorming van de opleiding verwacht dat beide specialisaties verschillende typen van studenten zouden vereisen (in termen van oriëntatie en interesse), hetgeen de afgelopen jaren ook is gebleken. De masteropleiding Informatiekunde is derhalve een opleiding waarbinnen twee samenhangende clusters van vakken worden aangeboden. Binnen deze opleiding behoort een methodologie-vak tot beide programma's en kennen beide programma's een individueel curriculumonderdeel in de vorm van de masterthesis. (Het bedoelde methodologie-vak, ter waarde van 5 EC, heet Research Methods, Consultancy and Reflection bij BIS, en met een kleine uitbreiding tot 6 EC heet het Onderzoeksmethoden bij HCM.) De opleiding biedt studenten de mogelijkheid om vakken uit beide programma's te combineren. De student dient daartoe een gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie van de opleiding die het verzoek beoordeeld op zijn samenhang. 1.1.1.2 Nationaal
Als nationaal referentiekader hanteren we de beschrijving van de gemeenschappelijke kern van de opleidingen Informatiekunde zoals die in het CROHO is opgenomen: 3
Informatiekunde richt zich op theorievorming en onderzoek naar het effectief structureren, verwerken en communiceren van informatie en de rol die ICT daarbij speelt. Informatieprocessen bij individuen en organisaties worden niet alleen uit technisch, maar ook uit cognitief, sociaal en bedrijfskundig perspectief bezien. Daarbij ligt het accent in de MSc Informatiekunde BIS op het sociaal en bedrijfskundig perspectief, en bij de MSc Informatiekunde HCM op het cognitief, sociaal, en technisch aspect. Uitgaande van bachelor vooropleidingen met een multidisciplinaire karakter (veelal uitgaande van de monodisciplines economie, informatica of sociale wetenschappen) biedt de MSc Informatiekunde een specialistische opleiding waarin deze informatieprocessen bij organisaties en individuen diepgaand worden bestudeerd vanuit de verschillende perspectieven. Daarnaast geldt het recent opgerichte Nationaal regieorgaan voor ICT onderzoek en innovatie, ICT Regie (ICT regieorgaan, 2005), als nationaal wetenschappelijk referentiekader voor de MSc Informatiekunde. Voor de MSc Informatiekunde BIS moet hierbij met name worden gedacht aan de meer toepassingsgerichte thema's zoals ServiceSciences of ICT in de Zorg. Voor de MSc Informatiekunde HCM zijn dit de thema's: ICT en Nieuwe Media, Ambient Intelligence, en de Data-explosie. De uitwerking van deze thema's biedt een goed zicht op het type van onderzoek waar in Nederland naar gezocht wordt, de kwalificaties van personen die dit zouden moeten doen en hoe de studie Informatiekunde daaraan kan bijdragen (zoals bijvoorbeeld blijkt uit De Rooij (2006)). In de hierop volgende tekst zal steeds onderscheid worden gemaakt tussen beide programma's daar waar aan de inhoud van beide programma's gerelateerde zaken worden behandeld. Dat is voornamelijk in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2; in de overige hoofdstukken worden voornamelijk zaken behandeld die betrekking hebben op de opleiding in zijn algemeenheid. 1.1.2 Wetenschappelijk referentiekader MSc Informatiekunde BIS 1.1.2.1 Internationaal
Naast het model curriculum van de AIS, spiegelen we de MSc Informatiekunde BIS doorlopend aan de wetenschappelijke literatuur zoals deze gangbaar wordt gebruikt in het vakgebied Business Information Systems. In Bijlage G is een lijst opgenomen van de wetenschappelijke tijdschriften die in de MSc Informatiekunde BIS wordt gebruikt voor onderzoeks- en onderwijsdoeleinden. Deze lijst is in hoge mate geënt op de recente scientometrische studie binnen het vakgebied informatie systemen van Lowry et al. (2004). Met name de Europees georienteerde journals uit deze lijst en de door het docentenkorps van de MSc Informatiekunde BIS frequent bezochte European Conference on Information Systems nuanceren het overwegend van Noord-Amerikaanse oorsprong afkomstige AIS model curriculum. Een tweede nuancering wordt door de samenstellers van het curriculum zelf verwoord in Gorgone e.a. (2000). Het samenstellen van en overeenstemming verkrijgen over een dergelijk curriculum neemt zoveel tijd dat het model curriculum in zekere zin altijd achterloopt. Een derde spiegeling met het internationaal wetenschappelijk kader vindt plaats aan de hand van de internationaal erkende en door de Association for Information Systems erkende website voor onderzoek en onderwijs in de informatiesystemen: http://www.ISworld.org. Deze spiegeling betreft met name de op deze site genoemde theorieën die veelvuldig gebruikt worden in het onderzoek naar informatiesystemen en de gangbare onderzoeksmethoden. De site voorziet tevens in een overzicht van de belangrijkste wetenschappelijke conferenties. Regelmatige inventarisatie van de thema's van deze conferenties (zoals bijvoorbeeld in Meinders (2005)) draagt bij aan afstemming van onze doelstellingen op het internationaal onderzoekskader. Vanuit deze aanvullende spiegeling aan het internationaal wetenschappelijk referentiekader legt de MSc Informatiekunde BIS meer accent op begrippen als Informatie(management), Kennis(management) en (ICT)Diensten dan gebeurt in het AIS model curriculum. 1.1.2.2 Nationaal
Het programma MSc Informatiekunde BIS sluit nauw aan bij het PrimaVera (http://primavera.fee.uva.nl) onderzoeksprogramma van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde, sectie Informatiemanagement. Dit programma sluit in zichzelf weer aan bij het hierboven genoemde internationaal referentiekader voor onderzoek in de informatiesystemen. 1.1.3 Wetenschappelijk referentiekader MSc Informatiekunde HCM 4
1.1.3.1 Internationaal
Naast het model curriculum van de AIS, wordt de MSc Informatiekunde HCM continue gespiegeld aan de wetenschappelijke literatuur zoals deze gangbaar is in het vakgebied Human Centered Multimedia. In Bijlage G is een lijst opgenomen van de wetenschappelijke tijdschriften die in de MSc Informatiekunde HCM wordt gebruikt voor onderzoeks- en onderwijsdoeleinden. Voor de basistechnieken uit het model curriculum wordt de basis gelegd in de bachelor, de master richt zich op innovatieve technologieën, die het model information systems curriculum uitbreiden met nieuwe methodes en toepassingsmogelijkheden. Om te garanderen dat vakinhoud aan de grens van de internationale state-of-the-art is wordt door twee van de docenten jaarlijks meegedaan aan internationale evaluatie-exercities op het gebied van tekst retrieval (TREC, CLEF, INEX), Image Retrieval (CLEF), Video Retrieval (TRECVID), en taaltechnologie (ACE). De docenten horen daarbij tot de wereldtop in hun vakgebied. De technieken die worden gebruikt op deze conferenties, alsmede hoe goed deze zijn worden direct verwerkt in de vakken van het curriculum. Daarnaast geldt dat een van de docenten onderzoek doet waarbij sterk gebruik wordt gemaakt van, en bijgedragen aan, internationale standaarden op het gebied van knowledge engineering zoals die worden vastgelegd door de W3C. 1.1.3.2 Nationaal
Het programma MSc Informatiekunde HCM sluit nauw aan bij de onderzoeksprogrammas van het Intelligent Systems Lab Amsterdam (http://www.science.uva.nl/research/isla/) en het Human Computer Studies lab (http://hcs.science.uva.nl/) . Deze programma's sluiten in zichzelf weer aan bij het hierboven genoemde internationaal referentiekader voor onderzoek in de informatiesystemen. Een belangrijke nationale inbedding wordt gevormd door het BSIK programma MultimediaN waarin ISLA de wetenschapplijke leiding heeft. MultimediaN is een wetenschappelijke samenwerking van de volgende universiteiten: Universiteit van Amsterdam, Technische Universiteit Delft, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, en de Vrije Universiteit. Daarnaast zijn de volgende instituten betrokken: het Telematica Instituut, TNO en het Centrum voor Wiskunde en Informatica. Het programma is gericht op vele van de onderwerpen die ook een rol spelen in de MSc Informatiekunde HCM, nl. het indexeren, structuren, opslaan, (gepersonaliseerd) presenteren, interacteren met, en doorzoeken van multimedia en innovatieve applicaties van deze technieken. 1.1.4 Referentiekader beroepspraktijk MSc Informatiekunde BIS 1.1.4.1 Nationaal
De MSc Informatiekunde BIS draagt in haar communicatie naar toekomstige studenten de volgende beroepsperspectieven uit. Informatiekundigen werken als ontwerper, adviseur, beleidsmedewerker, onderzoeker of (project)manager mee aan toepassingen van ICT in organisaties. Zij analyseren organisaties of maatschappelijke situaties. Zij ontwerpen oplossingen waarin organisatorische en technologische aspecten worden geïntegreerd. Zij adviseren bestuur en management en leveren een bijdrage aan het managen van systeemontwikkelingsprojecten en bestaande voorzieningen van meerdere informatiesystemen in organisaties. Informatiekundigen adviseren over beleidsvraagstukken zoals de organisatie van de informatievoorziening, informatie-architectuur, uitbouwen van infrastructuren, ondernemen met informatie(producten), ketenintegratie, informatieuitwisseling in netwerken, etc. Typische beroepen zijn projectmanager, informatie analist, beleidsadviseur, organisatieadviseur, consultant, ICTadviseur, informatie-architect, ontwerper, etc. Natuurlijk werken Informatiekundigen ook als docent of onderzoeker aan universiteiten, hogescholen of onderzoeksinstellingen, zoals bijvoorbeeld TNO. Deze beroepsperspectieven vloeien voort uit beeldvorming betreffende de beroepspraktijk die wordt gevoed vanuit participatie van de kerndocenten van de MSc Informatiekunde BIS in verschillende gremia: 1 . Post doctorale opleiding Executive Master in Information Management en het Amsterdams Genootschap voor Informatie Managers. Dit is een twee-jarige na-ervarings opleiding voor mensen met 5-10 jaar werkervaring in het vakgebied informatiesystemen en een genootschap van alumni van deze opleiding. De opleiding bestaat bijna 20 jaar, heeft er inmiddels 20 leergangen op zitten en heeft daarmee ruim 350 alumni. De kerndocenten en vele van de overige docenten participeren actief in deze opleiding en dit 5
2. 3.
4. 5.
genootschap en bouwen daarmee een rijk beeld op van de beroepspraktijk in Nederland (in overheid en bedrijfsleven). Adviesraad MSc Informatiekunde BIS. Deze adviesraad bestaat uit beroepsbeoefenaren en komt eens per jaar bijeen. De doelstellingen en samenstelling van de adviesraad staan vermeld in Bijlage J CIO commité verbonden aan de International Conference on Information Systems en de boek serie Perspectives on Information Management. Vanaf 1 mei 2005 participeren de drie kerndocenten van de MSc Informatiekunde BIS in de editorial board van de boeken serie "Perspectives on Information Management" van Elsevier en de daarbij behorende International Conference on Information Management. Beide initiatieven worden uitgewerkt in internationaal verband en in samenwerking met Elsevier. Een klankbord groep van Chief Information Officers uit vooraanstaande organisaties maakt onderdeel uit van de organisatie van beide initiatieven en vormt voor de drie kerndocenten een verbinding met de beroepsuitoefening op executive niveau. Gastdocenten. Bijlage H bevat een overzicht van gastdocenten en begeleiders van afstudeeropdrachten die hun werkveld primair binnen de praktijk hebben. Deze mensen brengen op zeer actieve wijze de beroepspraktijk binnen de opleiding en dragen bij aan bovengenoemde beeldvorming. Onderzoek. Onderzoek van de kerndocenten en verschillende andere docenten vindt actief plaats in de samenleving en draagt bij aan inzicht in de praktijk van de beroepsuitoefening.
1.1.5 Referentiekader beroepspraktijk MSc Informatiekunde HCM 1.1.5.1 Nationaal
Voor de beroepspraktijk onderscheidt de MSc Informatiekunde HCM drie verschillende profielen, nl. het interactieve media profiel, het content management profiel, en het innovatieve systemen profiel. Deze worden ook in de communicatie naar toekomstige studenten uitgedragen. Beroepen die horen bij de verschillende profielen zijn: Voor het interactieve media profiel zijn mogelijke beroepen: Webspecialist, Communicatiemanager, Business development manager, Visualisatiespecialist, Projectleider digitale media, Creative/content director, Manager digitale marketing, Consultant interactieve media, E-business/commerce manager Voor het contentmanagement profiel: Hoofd Documentatie Afdeling, Consultant informatievoorziening, Internet en/of intranetmanager, Specialist datamining/datawarehousing, Informatiespecialist, Informatiearchitect, Mediatheek- of bibliotheekmanager, Informatie/content manager, Kennistechnoloog En tenslotte voor het innovatieve systemen profiel: Software architect, High-tech software engineer, Innovatie consultant, Innovatie manager, IT service manager, Human Technoloog, IT R&D medewerker Daarnaast geldt uiteraard voor alle profielen dat er een mogelijkheid is om verder te gaan binnen een academische omgeving als Assistent In Opleiding (AIO) leidend naar een promotie op het gebied van Human Centered Multimedia. Doordat de docenten in nauwe samenwerking met verschillende externe partijen hun onderzoek verrichten is er een directe relatie met het afnemende veld. Dit geldt met name voor het MultimediaN programma waarin o.a. de volgende partijen deelnemen : Philips, LogicaCMG, de Waag, V2, Ilse Media, Beeld en Geluid, Fab Channel, Digitaal Erfgoed Nederland, Nederlands Forensisch Instituut, Nederlanse Spoorwegen, NOC-NSF, en de Politie. 1.1.6 Doelstellingen De doelstellingen van de MSc Informatiekunde, zoals vastgelegd in Artikel 1.1 van de Onderwijs- en Examenregeling voor de MSc Informatiekunde, zijn de volgende: De masteropleiding Informatiekunde leidt studenten op tot een niveau waarop ze in staat zijn om een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis op het gebied van de Informatiekunde, c.q. de beschikbare kennis toe te passen in organisatorische en maatschappelijke contexten. Hierbij is niet zozeer de gedetailleerde kennis van de technologie, maar is veel meer kennis van de toepassingscontexten en de socio-technische ontwerp- en implementatie-aspecten van belang. Een afgestudeerde Master in de Informatiekunde: 6
1 . heeft inzicht in hoe theorieën binnen de Informatiekunde zijn ontstaan door de combinatie van inzichten uit de sociale en economische wetenschappen en de informatica; dit inzicht is op academisch niveau en generatief, waardoor de afgestudeerde tot eigen nieuwe en academisch onderbouwde inzichten kan komen; 2 . heeft kennis van de maatschappelijke, strategische en organisatorische implicaties van het toepassen van moderne ICT en kan deze kennis zelfstandig omzetten in beleidsmatige keuzes; 3 . heeft kennis van informatie- en kennismanagement in brede zin, waardoor hij/zij de brug kan maken tussen de bedrijfsmatige vraagkant en de technische aanbodzijde van informatie en kennis. De doelstellingen van de MSc Informatiekunde sluiten aan bij bovengenoemd (inter)nationaal referentiekader waarbij we specifieke Amsterdamse accenten aanbrengen richting Business Information Systems en Informatiemanagement (BIS) en Human Centered Multimedia (HCM) die voortbouwen op onze tradities en sterktes in onderzoek en onderwijs. Met name de derde doelstelling van de opleiding moet worden gezien in het licht van deze traditie. Deze wordt ondersteund vanuit het nationaal beroeps- en onderzoeksreferentiekader en vormt een mooi voorbeeld van de nuancering die gemaakt moet worden op het AIS model curriculum, waarin aandacht voor informatie als te managen resource en kennismanagement (nog) onderbelicht blijven. 1.1.7 Eindtermen 1.1.7.1 Algemene eindtermen
De globale doelstelling worden in artikel 1.2 en 1.4 van het OER MSc Informatiekunde deel 2 vertaald in de volgende eindkwalificaties: 1 . heeft grondige kennis van theorieën van de Informatiekunde en beheerst de voor de Informatiekunde relevante theorieën uit de informatica, de economische wetenschappen en de gedragswetenschappen; 2 . is in staat nieuwe kennis van buiten de Informatiekunde te verwerven die voor de Informatiekunde relevant is en deze als onderzoek aan het vakgebied van de Informatiekunde toe te voegen; 3 . is in staat bestaande en nieuwe omstandigheden van de informatiekunde innovatief op te lossen, theorie en praktijk van de informatiekunde te verbinden en als resultaat aan het vakgebied toe te voegen; 4 . kan functioneren in posities zoals adviseur, ontwerper of docent waarin wordt verlangd dat men kennis en kunde zelfstandig, academisch en kritisch toepast; 5 . kan een bijdrage leveren aan het ontwerp, de bouw en het beheer van complexe informatie-, kennis- of mediasystemen en aan het onderhoud, de renovatie en het management van complexe infrastructuren daarvan; 6 . kan als beleidsonderzoeker of adviseur, het management adviseren over kennis-, informatie- en technologiegebruik in een organisatie. 7 . kan werken in en leiding geven aan multidisciplinaire projectteams; 8 . bezit onderzoeksvaardigheden op academisch niveau, waardoor hij of zij in staat is zelfstandig onderzoek op het gebied van de informatiekunde uit te voeren c.q. onder leiding van een promotor aan een proefschrift op het gebied van de informatiekunde te werken; 9 . bezit in het algemeen kennis en vaardigheden om het vakgebied van de informatiekunde mede vorm te helpen geven, zowel in theorie als in praktijk. Naast de algemene eindtermen van de Master Informatiekunde, gelden voor beide programma's een aantal specifieke eindtermen. Voor het programma Business Information Systems geldt dat de afgestudeerde: 1 . kennis en vaardigheden bezit waarmee informatie en kennis kan worden gemanaged als een business resource; 2 . kennis heeft over de effecten van het toepassen van ICT op organisaties/netwerken van organisaties (het "impact" vraagstuk) en de effecten van bedrijfs/netwerk karakteristieken op ICT applicaties en complexe informatiehuishoudingen (het "alignment" vraagstuk); 3 . de brugrol kan vervullen tussen de bedrijfskundige en de technische afdelingen van een organisatie, of tussen de bedrijfskundige en de informatie beherende afdelingen van een organisatie; hij/zij kan zijn kennis van de strategische en organisatorische implicaties van het toepassen van moderne ICT zelfstandig omzetten in beleidsmatige keuzes; 4 . inzicht heeft in hoe theorieën binnen de Informatiekunde zijn ontstaan door de combinatie van inzichten uit de economische wetenschappen en de informatica; dit inzicht is op academisch niveau en generatief, waardoor de afgestudeerde tot eigen nieuwe en academisch onderbouwde inzichten kan komen en daarmee 7
actief kan bijdragen aan het vakgebied; 5 . specialistische en actuele kennis bezit op het terrein van bedrijfsinformatiesystemen betreffende theorie, praktijk en onderzoeksmethode zodat hij/zij in staat is zelfstandig onderzoek op dit terrein uit te voeren c.q. onder leiding van een promotor aan een proefschrift op dit terrein te werken. Naast de algemene eindtermen van de Master Informatiekunde, geldt voor het programma Human Centered Multimedia dat de afgestudeerde: 1 . inzicht heeft in theorieen betreffende het ontwerpen, realiseren en evalueren van complexe, interactieve, human centered multimedia systemen; 2 . met zijn of haar kennis van de informatiekunde in een multidisciplinair team van informatici, en/of communicatiewetenschappers en/of perceptiepsychologen kan functioneren; 3 . kennis heeft van de theorie en praktijk van complexe mens-machine communicatie en ICT gemedieerde mens-mens communicatie; 4 . inzicht heeft in de state of the art in multimedia technologie in het bijzonder de combinatie van de informatica (computer vision, audio processing, natuurlijke taalverwerking, information retrieval, kennistechnologie, data mining, internet) met de communicatie wetenschap (informatie visualisatie, personalisatie) en de psychologie (perceptie, leerprocessen). Hieronder bespreken we de eindtermen van de beide programma's in meer detail. 1.1.7.2 De eindtermen MSc Informatiekunde BIS
Voor de MSc Informatiekunde BIS vallen de eindtermen uiteen vier categorieën: 1 . Eindtermen betreffende kennis van theorieën in de informatiekunde (eindterm 1 en specifieke eindterm 1 en 2). 2 . Eindtermen betreffende verwerving van kennis van buiten de informatiekunde welke voor informatiekundige vraagstukken relevant is (eindterm 1 en 2 en specifieke eindterm 4). 3 . Eindtermen betreffende vaardigheden voor het uitoefening van de wetenschappelijke beroepspraktijk (eindterm 3, 4, 5, 6, 7 en specifieke eindterm 3). 4 . Eindtermen betreffende onderzoeksvaardigheden (eindterm 3, 8, 9 en specifieke eindterm 5). Categorie een, twee en vier vloeien voort uit de eerste doelstelling van de opleiding. De tweede en derde doelstelling leiden met name tot de eindtermen uit de eerste en derde categorie. Het internationaal en nationaal wetenschappelijk kader worden concreet met de opleiding verbonden in de eerste, tweede en laatste categorieën van eindtermen, terwijl het nationaal beroepskader met name wordt verbonden met de opleiding in de derde categorie van eindtermen. De uitbouw van theorieën op het terrein van de informatiekunde en de business information systems in het bijzonder (categorie 1) komt in de eerste plaats tot uitdrukking in de vakken ICT en Dienstverlening (ICTD) en Management van Immateriële Waarden (MIW) waarin de student zijn kennis uitbouwt met verschillende van de theorieën die onderdeel uitmaken van het hierboven genoemde internationaal wetenschappelijk kader. Daarnaast bouwt de student zijn theoretische kennis uit aan de hand van de individuele kleuring die hij aan het curriculum geeft in het vak Informatiemanagement in de praktijk (IMP) en de master thesis. Ook in deze curriculum onderdelen wordt veelvuldig teruggevallen op het hierboven genoemde internationaal wetenschappelijk kader. In deze laatste twee curriculumonderdelen wordt ook aan de tweede en derde categorie van eindtermen gewerkt. In het vak IMP worden vaardigheden voor de uitoefening van de beroepspraktijk in innovatieve praktijksituaties geoefend (categorie 3) en wordt kennis van buiten de informatiekunde verworven voor het oplossen van concrete praktijkproblemen (categorie 2). De thesis kan grosso modo twee vormen aannemen: praktijkgericht onderzoek of theoriegericht onderzoek. Het praktijkgericht onderzoek zal veelal plaatvinden in de context van een organisatie waarin met name aan eindtermen van de eerste en derde categorie kan worden gewerkt, terwijl theoriegericht onderzoek vooral mogelijkheden biedt voor het werken aan de eindtermen van de categorieën een, twee en vier. Binnen het vak Research Methods, Consultancy and Reflection (RMCR) worden onderzoeksvaardigheden 8
(categorie 4) onderwezen en worden deze verbonden aan vaardigheden voor de uitoefening van de academische beroepspraktijk (organisatieadvies vaardigheden, de gevalstudie en actie onderzoek en reflectie). De thesisopzet draagt aan dezelfde eindtermen bij als de thesis. Projectmanagement vaardigheden worden primair opgedaan in de curriculum onderdelen IMP, Thesisopzet en de Thesis. Maar ook in de zaakvakken worden relatief grote opdrachten vervuld in teams waardoor projectmanagement-vaardigheden worden geoefend. Het internationaal en nationaal wetenschappelijk kader wordt concreet met de opleiding verbonden in de eerste, tweede en laatste categorieën van eindtermen, terwijl het nationaal beroepskader met name wordt verbonden met de opleiding in de derde categorie van eindtermen. Categorie 1 van eindtermen stemt overeen met de doelen "information systems and business foundations" en "IS core" uit het AIS model curriculum en de integratie daartussen. Categorie 2 van eindtermen is (in de Europese traditie) ruimer opgevat dan slechts het kunnen combineren van kennis uit de Informatieystemen met kennis uit business studies en brengt in zekere zin in wat in het AIS model curriculum wordt verwoord als het doel om "broad business and real world perspectives" te bieden. Categorie 3 brengt met name het AIS doel in zicht van "communication/interpersonal and team skills" en "carreer tracks", hoewel deze niet zijn ondergebracht in op specifieke beroepen gerichte vakken (conform de Europese tradititie). De "analytical and critical thinking skills" uit de AIS model curriculum worden afgedekt door categorie 4 van eindtermen. Het behalen van de eindtermen van de MSc Informatiekunde BIS geeft voldoende zich op carrierepaden nop het terrein van academisch onderzoek, organisatieadvies, data wharehouse management, electronic commerce, enterprise resource planning, kennismanagement, management van informatieysteem functie (van buiten de functie zelf), project management en informatieanalyse en systeemontwerp en nieuwe manieren van werken zoals bedoeld in tabel 3 (Gorgone, 2000) betreffende representatieve carrierepaden in het AIS model curriculum. Opgemerkt moet worden dat de MSc Informatiekunde BIS met name beoogt mensen op te leiden voor de academische beroepspraktijk, dat deze in de ogen van de opleiding altijd bestaat uit een combinatie van theorie, onderzoeksvaardigheden en beroepsvaardigheden (kortom alle vier categorieën van eindtermen) en dat niet beoogd wordt op te leiden voor specifieke beroepen, maar juist een dusdanig kader van kennis en vaardigheden wordt opgebouwd dat mogelijkheden biedt om diverse carrierepaden in te slaan. De doelstellingen en eindtermen worden doorlopend getoetst aan het internationaal wetenschappelijk kader en het nationaal kader vanuit het onderzoek en de onderwijspraktijk van het aan de MSc Informatiekunde BIS verbonden korps van docent-onderzoekers. Dit wordt nader geconcretiseerd in een jaarlijkse herijking door de MA coördinator in overleg met betrokken docenten en het halfjaarlijks overleg van MA coördinatoren en de opleidingsdirecteur (in voorbereiding op het volgende academische jaar). De opleidingscommissie heeft in veranderingen een adviserende functie en kan zelf initiatief nemen tot veranderingen in doelstellingen of eindtermen. Input voor en toetsing van doelstellingen, eindtermen en programma van de MSc Informatiekunde BIS vanuit het beroepsveld en het nationaal onderzoeksveld is structureel vormgegeven in een onderwijsadviesraad bestaande uit beroepsbeoefenaren (zie Bijlage J). Het betreft hier met name de voor de MSc Informatiekunde BIS specifieke eindtermen. 1.1.7.3 De eindtermen MSc Informatiekunde HCM
Voor de HCM vallen de specifieke eindtermen als volgt in de bovenstaande categoriën: 1 . Eindtermen betreffende kennis van theorieën in de informatiekunde (eindterm 1 en specifieke eindtermen 1, 3 en 4). 2 . Eindtermen betreffende verwerving van kennis van buiten de informatiekunde welke voor informatiekundige vraagstukken relevant is (eindterm 1 en 2 en specifieke eindterm 4). 3 . Eindtermen betreffende vaardigheden voor het uitoefening van de wetenschappelijke beroepspraktijk (eindterm 3, 4, 5, 6, 7 en specifieke eindterm 1 en 2). 4 . Eindtermen betreffende onderzoeksvaardigheden (eindterm 3, 8, 9 en specifieke eindterm 1). Om de eindtermen te realiseren zijn er drie verschillende soorten vakken in het programma opgenomen. Vakken waarbij het interpreteren en verwerken van wetenschappelijke literatuur en de reflectie daarop centraal staan: Intelligente Interactieve Systemen (IIS), Kennis Processen en Media (KPM), Ontologieën voor Multimedia (OM). Vakken waarbij theorie gekoppeld wordt aan projecten: Gepersonaliseerde Informatie Voorziening (GIV), Internet Informatie (II) en Informatie Visualisatie (IV), en tenslotte een vak dat specifiek is gericht op onderzoeksvaardigheden, nl. Onderzoeksmethoden zoals reeds boven beschreven. 9
Voor wat betreft inzichten in de theorieën van de informatiekunde (categorie 1) wordt in alle vakken doorgebouwd op de basis die gelegd is in de BSc Informatiekunde. In de mastervakken worden deze theorieën verder uitgebouwd en uitgediept. Hierbij ligt de nadruk op die theorieën die verdere uitwerking vereisen voordat ze gebruikt kunnen worden binnen innovatieve applicaties in de Human Centered Multimedia. Naast de kennis uit de informatiekunde wordt veelvuldig gebruik gemaakt van theorieën uit de cognitie wetenschappen, de sociale wetenschappen en de informatica. Binnen het programma krijgt de student hierbij stukken theorie onderwezen vanuit deze aanpalende gebieden en dient ook zelf kennis te verwerven door middel van het zelfstandig verwerken en evalueren van artikelen uit deze vakgebieden (categorie 2). Binnen de MSc Informatiekunde HCM geldt dat de vakken IIS en KPM met name gericht zijn op de combinatie van informatiekunde theorieën met de cognitie wetenschappen en de sociale wetenschappen en daarmee de specifieke eindterm drie afdekken. IV is met name gericht op Informatiekunde en cognitie en GIV, II, en OM leggen de nadruk op de Informatiekunde in samenhang met de meer technische aspecten van de Informatica. Samen dekken deze vakken specifiek eindterm 4 af. Het verwerven van vaardigheden voor de academische beroepspraktijk (categorie 3) richt zich vooral op het ontwerpen van complexe systemen en het opereren in multi-disciplinaire teams. Dit wordt gedaan in de projecten van de vakken GIV en II. In deze vakken wordt gewerkt in multi-disciplinaire teams (op dit moment vooral uit de informatiekunde, AI, en informatica) aan innovatieve applicaties. In GIV wordt hierbij op basis van de theorie uit de hoorcolleges met alle studenten gewerkt aan een geintegreerd en complex systeem waar teams van vier mensen werken aan deelcomponenten. In II wordt gewerkt in teams van 6 tot 12 mensen, waarbij elk team een innovatieve applicatie ontwikkelt op basis van state-of-the-art tools die beschikbaar worden gesteld. In de projecten komt het hele traject van literatuuronderzoek naar ontwerp via realisatie naar evaluatie aan bod. In het vak IV speelt ook naast de theorie het project een grote rol, maar hier bestaan de teams uit 2 personen en speelt het werken in multidisciplinaire teams dus minder een rol. Hier ligt dan ook de nadruk op het gebruik van de theorie rond het onderwerp in een door de teams zelfgekozen innovatieve visualisatie en de reflectie op het resultaat. In de vakken IIS, KPM, en OM ligt de nadruk meer op het op academische wijze omgaan met wetenschappelijke literatuur uit de HCM en hoe deze op waarde te kunnen schatten. Hiermee wordt het MSc Informatiekunde HCM specifieke deel voor categorie 4 bereikt. Algemene vaardigheden voor deze categorie worden getraind in het eerder genoemde vak Onderzoeksmethoden. De theorie en onderzoeksvaardigheden worden gebundeld om te leiden tot de uiteindelijke thesis. Hiervoor wordt eerst een thesis opzet gemaakt waarin een afgeronde literatuurstudie is opgenomen. Daarna volgt het uiteindelijke afstudeerwerk vastgelegd in een thesis.
1.2 Niveau: Bachelor en Master Net als de voorgaande secties is ook deze sectie gesplitst in een deel gewijd aan de MSc Informatiekunde BIS en een deel gewijd aan de MSc Informatiekunde HCM. Voor elk worden één voor één de Dublin descriptoren voor een academische Master-opleiding doorgenomen. 1.2.1 MSc Informatiekunde BIS Ons programma voldoet aan de Dublin descriptoren voor een academisch masteropleiding. Vanuit de algemene oriëntatie op het ACM-AIS modelcurriculum, onze nationale en internationale oriëntatie binnen het onderzoek, onze verbinding met de beroepspraktijk en ons inzicht in diverse bacheloropleidingen, worden internationaal erkende kwalificaties bereikt die verdiepend zijn op bachelor opleidingen en nauw aansluiten bij internationaal wetenschappelijk onderzoek en de daaruit voortvloeiende wetenschappelijke literatuur. 1.2.1.1 Kennis en inzicht
Deze descriptor wordt afgedekt door de eerste twee categorieën van eindtermen. De literatuur binnen de opleiding vormt een combinatie van internationaal geaccepteerde handboeken, wetenschappelijke artikelen en proefschriften. Handboeken worden gebruikt om de student snel en gedegen een overzicht van de materie te laten krijgen. Door gebruik te maken van wetenschappelijke artikelen en proefschriften krijgt de student inzicht in (actuele) onderzoeksoutput en ontwikkelt de student de vaardigheid om specialistisch werk tot zich te nemen en de kwaliteit daarvan op zijn waarde te schatten. Een overzicht van verplichte literatuur in het programma wordt 10
gegeven in Bijlage L. Bijlage G toont de lijst van wetenschappelijke tijdschriften de aan studenten wordt aanbevolen voor het doen van literatuuronderzoek. Binnen de curriculumonderdelen IMP, Thesisopzet en Thesis ontwikkelt de student zijn vaardigheden in het vinden van unieke oplossingen voor multidisciplinaire vraagstukken en of richt hij zich op het doen van wetenschappelijk onderzoek op master niveau. In deze cursusonderdelen werkt de student tevens aan zijn beroepsvaardigheden. Het niveau van de verworven kennis en inzicht wordt continu getoetst aan de hand van verschillende toetsvormen: mondelinge tentamens, werkstukken, mondelinge verslagen/presentaties/verdedigingen, opdrachten en de thesis. 1.2.1.2 Toepassen kennis en inzicht
Deze descriptor wordt afgedekt door de categorieën van eindtermen 1, 3 en 4. Het toepassen van verworven kennis en inzichten wordt geoefend in werkstukken, opdrachten binnen de context van de praktijk (IMP) en de thesis. Deze toepassing is wisselend gericht op onderzoek of gericht op het oplossen van multi-disciplinaire vraagstukken. Training van professionaliteit komt sterk tot uitdrukking in het vak IMP waarin de student tot een eigen probleemstelling moet komen waarbij de probleemschets van de opdrachtgever veelal moet worden herinterpreteerd (langs verschillende invalshoeken), moet worden vertaald in een plan van aanpak en vervolgens moet worden gebracht tot een oplossing waar mensen uit de praktijk hun oordeel over uit spreken. Daarnaast wordt professionaliteit (in termen van klantgerichte dienstverlening) onderwezen in het vak ICTD en wordt planmatig/projectmatig werken sterk benadrukt in de Thesisopzet en de Thesis. Niet in de laatste plaats wordt door het docentenkorps van de opleiding steeds weer gewezen op het belang van eigenstandigheid, planning, afspraken nakomen, actieve opstelling in groepsverband, bewustzijn van collectieve belangen (versus individuele), eigenaarschap van de eigen intellectuele ontwikkeling en verantwoordelijkheidszin. Dit is bedoeld in de zin van attitudevorming. Argumenteren in schriftelijke en mondelinge vorm wordt continue ontwikkeld in de Master Informatiekunde BIS. Dit uit zich in het schrijven van werkstukken, mondelinge tentamens en verdedigingen, het verzorgen van delen van colleges, projectgroepen, het presenteren van oplossingen voor praktijkvraagstukken aan professionals, het operationaliseren van theorie, het concluderen op basis van onderzoeksgegevens en natuurlijk het schrijven van de thesis. In de vakken MIW en ICTD worden vraagstukken belicht vanuit verschillende theoretische invalshoeken. In het vak IMP wordt hetzelfde gedaan maar dan aan de hand van een uit de praktijk voortkomend vraagstuk. In de thesis worden vraagtsukken over het algemeen ook vanuit diverse invalshoeken belicht. Op deze wijze leert de student tot creatieve oplossingen van vraagstukken te komen, gebruik makend van een breed repertoire van oplossingsstrategieën en leert hij omgaan met alternatieve strategieën. 1.2.1.3 Oordeelsvorming
Deze descriptor wordt afgedekt door met name de vierde categorie van eindtermen. In meer dan de helft van het programma MSc Informatiekunde BIS wordt de student geacht zijn eigen probleem te stellen en vanuit dit probleem gestuurd te werken. In de vakken ICTD en MIW wordt gewerkt met ruwe probleemschetsen die ten dele kunnen worden opgelost met door de docent aangereikte literatuur, maar ten dele ook om oordeelsvorming over aanvullende literatuurbronnen vraagt. In het vak IMP moet de student zijn eigen oordeel vormen over probleemschets, oplossingsstrategie, sociale context waarin het probleem zich afspeelt, literatuur die behulpzaam kan zijn, vergaarde onderzoeksgegevens en de doelgroep waaraan het eindresultaat moet worden gecommuniceerd. Parallel aan deze vakken ontwikkelt de student in het vak RMCR inzicht in verschillende onderzoeksmethoden en gegevensverzamelingstechnieken. Tevens ontwikkelt hij een eerste idee voor een thesisonderwerp. Dit wordt verder uitgewerkt in de thesisopzet en thesis waarin de student zijn eigen oordeel moet vormen over te gebruiken literatuur, onderzoeksmethode, onderzoeksresultaat en de kwaliteitseisen die gesteld worden aan het eindresultaat. Op deze wijze wordt een actieve oordeelsvorming gestimuleerd betreffende het stellen van problemen, het kiezen van onderwerpen, literatuur- en methodekeuze en het gewenste niveau van eindresultaten. Deze oordeelsvorming wordt geleidelijk opgebouwd binnen de opleiding in stappen die over het algemeen groter zijn dan in bacheloropleidingen gebruikelijk is.
11
1.2.1.4 Communicatie
Deze descriptor wordt afgedekt door de categorieën van eindtermen 3 en 4. De student leert binnen de vakken MIW, ICTD en de thesis adequaat schiftelijk en mondeling te argumenteren en kennis en motieven over te dragen op een wijze die voldoet aan de eisen die binnen een onderzoeksomgeving worden gesteld. Binnen de vakken IMP en de thesis leert de student tevens om de consequenties van zijn aanpak en beslissingen voor de arbeidsorganisatie en zijn medemens te overzien en daarin ethisch verantwoorde beslissingen te nemen. Begrip voor de argumentatie van medemensen wordt ook gestimuleerd binnen de vakken MIW en RMCR door de traditionele epistemologische benadering van het positivisme af te zetten tegen interpretatisme en kritisch onderzoek. De student leert hierbij dat er opvattingen bestaan waarin wordt aangenomen dat er meerdere waarheden bestaan, waardoor de student zijn eigen waarheid leert relativeren en die van anderen leert waarderen. In de vakken RMCR en MIW maakt de student kennis met participatief actieonderzoek en op organisatieadvies gerichte vaardigheden waardoor de student vorm leert te geven aan op interventie gerichte strategieën en aan zijn eigen rol in een netwerk van actoren. In verschillende opdrachten wordt gewerkt in teamverband waarin de student zijn eerste leidinggevende ervaringen kan opdoen. De groepsgrootte van de master en het intensieve contact dat de groep met elkaar heeft gedurende het gehele jaar toont iedere deelnemer welke verschillende leiderschapstijlen zich kunnen manifesteren in een groep. Hoewel Informatiekunde een Nederlandstalige opleiding is, worden studenten in de master uitgedaagd schriftelijk te rapporteren in het Engels, hetgeen ook tot Engelstalige theses leidt. 1.2.1.5 Leervaardigheden
Deze descriptor wordt afgedekt door alle categorieën van eindtermen. De expliciete aandacht voor beroeps- en onderzoeksvaardigheden, het gebruik van theorie van binnen en van buiten de informatiekunde, de aansluiting bij lopend onderzoek, het opbouwen van inzicht in de wetenschappelijke literatuur en de diversiteit van de instroom van de opleiding tonen de student niet alleen wat hij kan leren binnen de opleiding, maar tonen hem bovenal wat er nog meer is of ontwikkeld zou kunnen worden. De master brengt de randen van de eigen kennis en kennis in zijn algemeenheid in zicht. De student leert daardoor verschillende paden voor de eigen ontwikkeling te zien. Het oplossen van vraagstukken, individueel, in groepsverband, in de context van een organisatie (IMP) of in hoge mate op eigen visier (zoals in de Thesis), brent de student zelfinzicht bij en noodzaakt hem tot het opbrengen van discipline. De combinatie van zelfinzicht, zicht op datgene dat de student nog niet weet, zijn leerervaring en de diverse oplossingsstrategieën die hij ontwikkeld in zijn opleiding, geven hem de leervaardigheden die hij nodig heeft om vorm te kunnen geven aan levenslang leren en het acteren als reflective practitioner. 1.2.2 MSc Informatiekunde HCM Ons programma voldoet aan de Dublin descriptoren voor een academisch Master-opleiding. Vanuit de algemene oriëntatie op het ACM-AIS model curriculum, onze nationale en internationale oriëntatie binnen het onderzoek, onze verbinding met de beroepspraktijk en ons inzicht in diverse bacheloropleidingen, worden internationaal erkende kwalificaties bereikt die verdiepend zijn op bachelor opleidingen en nauw aansluiten bij internationaal wetenschappelijk onderzoek en de daaruit voortvloeiende wetenschappelijke literatuur. 1.2.2.1 Kennis en inzicht
Deze descriptor wordt afgedekt door de eerste twee categorieën van eindtermen. De literatuur binnen de opleiding vormt een combinatie van internationaal geaccepteerde handboeken, wetenschappelijke artikelen uit journals en internationale conferenties. Handboeken worden gebruikt voor die delen van het vakgebied waar de theorievorming reeds een stabiele situatie heeft bereikt (IV, II, IIS). Middels de wetenschappelijke artikelen verkent de student de grenzen van de huidige mogelijkheden. Waar nodig wordt dit ondersteund door een syllabus die de verschillende artikelen in het juiste perspectief plaatst (GIV). Een overzicht 12
van verplichte literatuur in het programma wordt gegeven in Bijlage L. Bijlage G toont de lijst van wetenschappelijke tijdschriften de aan studenten wordt aanbevolen voor het doen van literatuuronderzoek. Het niveau van de verworven kennis en inzicht wordt continu getoetst aan de hand van verschillende toetsvormen: schriftelijke tentamens, werkstukken, mondelinge presentaties/verdedigingen, opdrachten en de thesis. 1.2.2.2 Toepassen kennis en inzicht
Deze descriptor wordt afgedekt door de categorieën van eindtermen 1, 3 en 4. Het toepassen van verworven kennis en inzichten wordt geoefend in projecten (GIV, II, IV), de opdrachten (KMP, IIS, OM) en de thesis. Voor de projecten geldt dat de docenten de kaders scheppen waarin het project plaatsvindt, maar dat de studenten zelf hun weg kiezen in het definieren van de onderzoeksvragen die opgelost dienen te worden, zelf de relevante literatuur verwerven en gebruiken, en zelf de management van het project doen. De docenten geven feedback op de rapportages om op deze wijze de studenten te sturen. In de opdrachten van de vakken KMP, IIS, en OM leert de student op gestructureerde wijze hoe wetenschappelijke artikelen kunnen worden ingezet om te komen tot de vereiste inzichten voor theorievorming en applicaties in de HCM. In alle bovengenoemde projecten en opdrachten wordt expliciet feedback gegeven door de docenten en de studenten worden uitgedaagd om te reflecteren op hun eigen werk. In een aantal iteraties tussen student en docent levert dit het eindproduct zoals dat bij een vak is gedefineerd. Bij projecten is dit een gerealiseerd systeem met een conferentieartikel of rapport, bij de opdrachten een helder beargumenteerd en wetenschappelijk onderbouwd design van een systeem. De thesis brengt theorie en praktijk samen. In de meeste gevallen is het onderwerp van de thesis een combinatie van de theorie zoals die in een van de vakken is onderwezen en een concrete innovatieve toepassing. 1.2.2.3 Oordeelsvorming
Deze descriptor wordt afgedekt door met name de vierde categorie van eindtermen. In de opdrachten van de vakken KMP, IIS, en OM leert de student zich een oordeel te vormen over de wetenschappelijke literatuur op basis van de een interpretatie van de resultaten en technieken en een inschatting van de bruikbaarheid en het belang van de verschillende theorien. Voor de projecten geldt dat studenten op soortgelijke wijze een oordeel moeten vormen over de literatuur en dan met name gericht op de bruikbaarheid van de methoden voor de projectdoelstelling. Op basis van de realisatie van een systeem, en de empirische evaluatie van de resultaten leert de student om wetenschappelijk onderbouwde oordelen te geven op basis van kwantitatieve gegevens. In IV worden de studenten naast zelfreflectie ook gevraagd om de evaluatie te doen van het werk van de andere studenten in het college. Het beoordelen van de literatuur komt terug in de thesis opzet en daarna in de thesis zelf. Ook de kwantitatieve oordeelsvorming komt terug in de meeste afstudeeronderzoeken. Tenslotte komt oordeelsvorming in meer algemene zin terug in het vak Onderzoeksmethoden. 1.2.2.4 Communicatie
Deze descriptor wordt afgedekt door de categorieën van eindtermen 3 en 4. In alle inhoudelijke vakken (GIV, II, IV, KMP, IIS, OM) en de thesis leert de student adequaat schiftelijk en mondeling te argumenteren en kennis en motieven over te dragen op een wijze die voldoet aan de eisen die binnen een onderzoeksomgeving worden gesteld. Dit kan zijn in de vorm van een rapportage, een conferentieartikel, een mindmap, of een powerpoint presentatie. In het vak Onderzoeksmethoden maakt de student kennis met participatief actieonderzoek en op organisatieadvies 13
gerichte vaardigheden waardoor de student vorm leert te geven aan op interventie gerichte strategieën en aan zijn eigen rol in een netwerk van actoren. In de verschillende projecten wordt gewerkt in teamverband waarin de student zijn eerste leidinggevende ervaringen kan opdoen. De groepsgrootte van de master en het intensieve contact dat de groep met elkaar heeft gedurende het gehele jaar toont iedere deelnemer welke verschillende leiderschapstijlen zich kunnen manifesteren in een groep. 1.2.2.5 Leervaardigheden
Deze descriptor wordt afgedekt door alle categorieën van eindtermen. De expliciete aandacht voor beroeps- en onderzoeksvaardigheden, het gebruik van theorie van binnen en van buiten de informatiekunde, de aansluiting bij lopend onderzoek, het opbouwen van inzicht in de wetenschappelijke literatuur en de diversiteit van de instroom van de opleiding tonen de student niet alleen wat hij kan leren binnen de opleiding, maar tonen hem bovenal wat er nog meer is of ontwikkeld zou kunnen worden. De master brengt de randen van de eigen kennis en kennis in zijn algemeenheid in zicht. De student leert daardoor verschillende paden voor de eigen ontwikkeling te zien. Het oplossen van vraagstukken, individueel, in groepsverband, in de context van een innovatieve applicatie of in hoge mate op eigen visie (zoals in de Thesis), brengt de student zelfinzicht bij en noodzaakt hem tot het opbrengen van discipline. De combinatie van zelfinzicht, zicht op datgene dat de student nog niet weet, zijn leerervaring en de diverse oplossingsstrategieën die hij ontwikkeld in zijn opleiding, geven hem de leervaardigheden die hij nodig heeft om vorm te kunnen geven aan levenslang leren en het acteren als reflective practitioner.
1.3 Oriëntatie HBO/WO 1.3.1 MSc Informatiekunde BIS Het hierboven genoemde internationaal en nationaal wetenschappelijk referentiekader in combinatie met het referentiekader voor de academische beroepspraktijk bieden de garantie dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de internationale wetenschappelijke discipline Information Systems. De eindkwalificaties betreffende onderzoeksvaardigheden sluiten aan bij het onderzoeksrepertoire dat op www.ISworld.org wordt voorgestaan en sluiten aan bij een recente inventarisatie van paradigmatische en methodologische aspecten van informatiesystemen onderzoek (Chen en Hirschheim, 2004). Hieruit blijkt dat het onderzoeksveld wordt gekenmerkt door paradigmatisch en methodologisch pluralisme. Dit pluralisme weerspiegelt zich in het curriculum MSc Informatiekunde BIS, waarin in de vakken RMCR, MIW en IMP aandacht wordt geschonken aan onderzoek vanuit het interpretatieve paradigma naast het voor het onderzoeksveld meer gangbare onderzoek dat wordt gedaan vanuit het positivistisch paradigma. Methodologisch pluralisme komt in het curriculum terug in de aandacht voor zowel analitisch onderzoek als kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Chen en Hirschheim constateren een verruimde aandacht voor kwalitatief onderzoek (met name case studie onderzoek), naast survey onderzoek en verminderde aandacht voor laboratorium onderzoek. Hetgeen aangeeft dat de onderzoeksgemeenschap zich richt op het verkrijgen van kennis in de "real world context" (Chen en Hirschheim, 2004, pag. 197). Het curriculum MSc Informatiekunde BIS beweegt zich nadrukkelijk mee in deze trend, hetgeen tot uitdrukking komt in alle vakken en in het bijzonder in RMCR en de thesis en thesisopzet. Bijlage F bevat een overzicht van onderzoeksvaardigheden die de master IK BIS geacht wordt te bezitten. Deze vaardigheden stellen de afgestudeerde in staat andere onderzoeksmethoden of additionale vaardigheden eigen te maken, mochten deze vereist zijn in toekomstig (promotie)onderzoek of voor het oplossen van multi of interdisciplinaire vraagstukken. Het opgebouwde inzicht stelt hem tevens in staat de methodologische aspecten uit onderzoek in de aan de informatiekunde belendende disciplines te doorgronden. De doelstelling en de eindtermen van de MSc Informatiekunde BIS omvatten het verrichten van zelfstandig onderzoek en het oplossen van multi en interdisciplinaire vraagstukken. Deze eindkwalificaties worden bereikt vanuit het combineren van onderzoeksvaardigheden, inhoudelijke kennis, overzicht van relevante literatuur uit A en B tijdschriften betreffende inhoudelijke, methodische en paradigmatische thema's en de gewenning bij de student om kennis te ontlenen aan aan de informatiekunde belendende disciplines. 14
Docenten in de MSc Informatiekunde BIS zijn actieve, internationaal georiënteerde onderzoekers met contacten en posities binnen de internationale onderzoeksgemeenschap (zie Bijlage E). Dit draagt ertoe bij dat onze eindkwalificaties in de pas zijn met internationaal geaccepteerde academische standaarden. 1.3.2 MSc Informatiekunde HCM Het hierboven genoemde internationaal en nationaal wetenschappelijk referentiekader in combinatie met het referentiekader voor de academische beroepspraktijk bieden de garantie dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de internationale wetenschappelijke discipline Information Systems. De eindkwalificaties betreffende onderzoeksvaardigheden sluiten aan bij het onderzoeksrepertoire dat op www.ISworld.org wordt voorgestaan en sluiten aan bij een recente inventarisatie van paradigmatische en methodologische aspecten van informatiesystemen onderzoek. Methodologisch pluralisme komt in het curriculum terug in de aandacht voor zowel analytisch onderzoek als kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Net als in de MSc Informatiekunde BIS wordt aandacht besteed aan kwalitatief onderzoek (IIS, OM, KMP) echter waar (Chen en Hirschheim, 2004, pag. 197) een beweging naar meer kwalitatief onderzoek zien, is voor multimedia content juist de kwantitatieve aanpak, gedreven door de grote beschikbare hoeveelheid data, steeds belangrijker. Kenmerken voor bruikbaarheid in een reëele context zijn hoge precisie en recall en robuustheid van methoden tegen onverwachte omstandigheden (GIV, II). Bijlage F bevat een overzicht van onderzoeksvaardigheden die de master IK HCM geacht wordt te bezitten. Deze vaardigheden stellen de afgestudeerde in staat andere onderzoeksmethoden of additionale vaardigheden eigen te maken, mochten deze vereist zijn in toekomstig (promotie)onderzoek of voor het oplossen van multi of interdisciplinaire vraagstukken. Het opgebouwde inzicht stelt hem tevens in staat de methodologische aspecten uit onderzoek in de aan de informatiekunde belendende disciplines te doorgronden. De doelstelling en de eindtermen van de MSc Informatiekunde HCM omvatten het verrichten van zelfstandig onderzoek en het ontwerpen en realiseren van complexe en innovatieve systemen. Deze eindkwalificaties worden bereikt vanuit het combineren van onderzoeksvaardigheden, inhoudelijke kennis, overzicht van relevante literatuur uit tijdschriften en conferenties betreffende methoden en technieken en de gewenning bij de student om kennis te ontlenen aan aan de informatiekunde belendende disciplines m.n. de sociale wetenschappen en de informatica. Docenten in de MSc Informatiekunde HCM zijn actieve, internationaal georiënteerde onderzoekers met contacten en posities binnen de internationale onderzoeksgemeenschap (zie Bijlage E). Dit draagt ertoe bij dat onze eindkwalificaties in de pas lopen met internationaal geaccepteerde academische standaarden.
1.4 Analyse en Acties Analyse: De opleiding is voldoende ingebed in het internationaal en nationaal kader van wetenschappelijk onderzoek en het nationaal kader van de academische beroepspraktijk. De opleiding is ook voldoende van niveau. Actie: Hoewel er veel contact bestaat tussen de opleiding en haar alumni in de zin dat vele alumni participeren in het MSc Informatiekunde BIS programma (zie Bijlage H) kan het contact met de beroepspraktijk van alumni verstevigd worden door een meer formele jaarlijkse bijeenkomst met alumni. De master coördinator is van plan een dergelijk contact in het leven te roepen nadat de master opleiding vijf jaar heeft bestaan en daarmee een ruime groep van afgestudeerden heeft, waarvan sommigen inmiddels een carriere van vijf jaar hebben kunnen opbouwen. Tot dan blijft het contact zoals het is en dus met voornamelijk alumni uit de aan de MSc Informatiekunde voorafgaande vierjarige doctoraal opleiding Bedrijfsinformatiesystemen. Analyse: De MSc Informatiekunde HCM is een nieuw programma dat minder direct is voortgekomen uit een eerder bestaande opleiding. Er zijn daarom nog geen alumni die de bovenstaande rol van contactpersoon in het veld kunnen vervullen. De eerste afstudeerders worden verwacht in augustus. Van deze mensen zal gevraagd worden om de master coordinator hun huidige positie door te geven. Parallel aan het hierboven aangegeven actiepunt voor de MSc Informatiekunde BIS zal er na 5 jaar opleiding een formele jaarlijkse bijeenkomst worden georganiseerd.
2 Programma 15
3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische Vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure N Kwaliteitsplan UvA
MA-Zelfevaluatie > MA-Doelstellingen Mdr 22:41, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Doelstellingen"
This page was last modified 07:19, 4 May 2006.
16
MA-Programma From Informatics Institute
Inleiding 1 Doelstellingen 2 Programma De Master Informatiekunde opleiding is een éénjarige opleiding. Elk jaar is onderverdeeld in 2 semesters van elk 20 weken. Een semester is op zijn beurt weer onderverdeeld in twee blokken van 8 weken en een blok van 4 weken. Voor de beschrijving van de programma's, de centrale thema's in de programma's, onze onderwijsvisie en de wijze van instroom in het programma's verwijzen we de lezer naar Bijlage K. Deze bijlagen bevatten de tekst die in de uitingen van de programma's naar de buitenwereld worden gebruikt en de kern van de opleiding weergeeft. We achten het van belang op deze plaats deze uiting te herhalen. In Hoofdstuk 1 is op verschillende plaatsen aangegeven hoe de eindtermen samenhangen met het internationaal en nationaal wetenschappelijk referentiekader en hoe de eindtermen doorwerken in de vakken uit het curriculum. Hieronder treft u puntsgewijs enkele aanvullingen daarop waarmee benadrukt wordt hoe de kennisontwikkeling van de student plaatsvindt in interactie met wetenschappelijk onderzoek en de beroepspraktijk. Hoewel de inhoudelijke verzorging en kwaliteitsbewaking van vakken uit deficiëntieprogramma's die voorafgaan aan de Ma onderdeel uitmaken van de Bachelor Informatiekunde, worden aan de samenstelling van deze programma's en aan de inhoud en verzorging daarvan wel eisen gesteld vanuit de Master. Derhalve behandelen we deze eisen en de wijze van samenstelling in dit hoofdstuk (met name in de paragraaf Instroom). Net als in Hoofdstuk 1 behandelen we, waar nodig, de twee masterprogramma's BIS en HCM steeds apart.
2.1 Eisen WO 2.1.1 MSc Informatiekunde BIS Verbanden in het programma met wetenschappelijk onderzoek: 1 . Gebruik van leerboeken, proefschriften (zie Bijlage L) en door de student zelf te zoeken wetenschappelijke literatuur uit A en B tijdschriften (zie Bijlage G). 2 . Het MSc-programma Informatiekunde BIS sluit nauw aan bij het PrimaVera (http://primavera.fee.uva.nl) research programma aan de Universiteit van Amsterdam (Faculteit der Economie en Bedrijfskunde, afdeling Business Studies, sectie Informatiemanagement). Dit programma biedt zowel inhoudelijke input aan de MSc Informatiekunde BIS als methodologisch. Alle docenten en een aantal gastdocenten zijn verbonden aan dit onderzoeksprogramma. Studenten kunnen onderzoeksseminars bezoeken, de output uit het programma wordt opgenomen in de MSc Informatiekunde BIS en de onderwerpen voor de thesis komen vaak overeen met de onderzoeksthema's binnen dit programma. Studenten leveren ook soms ook een input aan het onderzoeksprogramma in hun Master Thesis. Gasthoogleraren binnen het PrimaVera onderzoeksprogramma participeren in de MSc-opleiding Informatiekunde BIS. 3 . Binnen de opleiding Executive Master of Information Management van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie (afdeling Business Studies, sectie Informatiemanagement) wordt gewerkt met een uitgebreid netwerk van externe docenten van gerenomeerd niveau. De literatuur die deze docenten inbrengen wordt ook gebruikt binnen de MSc Informatiekunde BIS en enkele van deze docenten participeren ook in de opleiding MSc Informatiekunde BIS als gastdocent. 4 . Op de website van AIS (http://www.ISworld.org) is een lijst opgenomen van theorieën die in internationaal wetenschappelijk onderzoek in de informatiesystemen regelmatig worden gebruikt. Veel van deze theorieën worden onderwezen in de MSc Informatiekunde BIS, dan wel regelmatig gebruikt in werkstukken en theses binnen dit programma. 17
Aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. 1 . Binnen het programma participeren beoefenaars uit uiteenlopende beroepen en organisaties (zie Bijlage H). 2 . Studenten studeren regelmatig af binnen de context van bedrijven of overheidsorganisaties of verzamelen empirisch materiaal binnen organisaties. 3 . Binnen vakken worden soms bedrijfsbezoeken afgelegd of worden interviews met mensen uit de praktijk gehouden. 4 . Openbare aan de informatiekunde gerelateerde programma's binnen de overheid worden via het internet ontsloten voor studenten (programma Electronische gemeenten (EGEM), ICT in de zorg, Overheidsloket2000, Nederland Kennisland, etc). 5 . Enkele docenten binnen de opleiding zijn in deeltijd verbonden aan de UvA en zijn daarnaast beroepsbeoefenaars. 6 . Aan de hand van case studies wordt de problematiek van organisaties verbonden aan de theorie. 7 . Met behulp van aan de praktijk ontleende opdrachten wordt door studenten geoefend in het opstellen van beleidsadviezen die worden gebaseerd op theorie. 2.1.2 MSc Informatiekunde HCM Verbanden in het programma met wetenschappelijk onderzoek: 1 . In het programma wordt gebruik gemaakt van recente leerboeken (zie Bijlage L) en door de student zelf te zoeken wetenschappelijke literatuur uit diverse recente tijdschriften en wetenschappelijke conferenties (zie Bijlage G). 2 . De docenten zijn zeer actief in wetenschappelijk onderzoek zowel in de theorie van de informatiekunde, toegepast onderzoek, alsook middels de participatie in internationale benchmarks. Binnen de colleges wordt veel gebruik maakt van de laatste wetenschappelijke resultaten zoals die door de verschillende docenten zijn bereikt (zie Bijlage E). 3 . De projecten zoals die bij de verschillende vakken worden gedaan zijn innovatief en zijn op de rand van wat er in de literatuur bekend is aan techniek. Daar de docenten zelf binnen hun teams veel aan systeemontwikkeling doen kunnen de studenten gebruiken maken van state-of-the-art tools en hierop voortbouwen. 4 . Afstudeerprojecten worden veelal gedaan in aansluiting op wat er in de colleges is behandeld en sluiten aan bij de research onderwerpen van de verschillende docenten. Aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk: 1 . De docenten doen veel van hun onderzoek in samenwerking met bedrijven. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor het MultimediaN project, zoals aangegeven in de nationale inbedding waar een groot aantal bedrijven meedoen als partner of eerste gebruiker. 2 . De projecten leiden tot concrete systemen. De onderwerpen van de projecten zijn altijd geinspireerd op concrete toepassingen in de beroepspraktijk. 3 . De projecten zijn multidisciplinair en de studenten zijn zelf verantwoordelijk in het afronden van projecten en het behoud van de samenhang. Dit zijn belangrijke elementen binnen de academische beroepspraktijk waarvoor de MSc Informatiekunde HCM studenten worden opgeleid.
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Wij zien onze MSc Informatiekunde programma's als een directe concretisering van de eindkwalificaties zoals die geformuleerd zijn in Hoofdstuk 1. Deze zijn op zich gedetailleerde explicaties van de doelstelling van onze opleiding. In Bijlage B zijn verkorte versies van de studiewijzers van de vakken van de MSc Informatiekunde opgenomen. Daarin is opgenomen welke eindtermen uit artikel 1.2 en 1.4 uit het OER MSc Informatiekunde worden gerealiseerd in het vak. Bijlage B bevat een nadere concretisering van de studiewijzer van de Thesis in de vorm van het scriptiereglement (http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/images/6/6e/207scriptiereglementIK.pdf) . Tabel 2.1 geeft voor het BIS programma aan in welke vakken wordt bijgedragen aan de eindtermen (totaaloverzicht).
18
Tabel 2.1: Bijdragen van vakken aan eindtermen (BIS) In Tabel 2.2 geven we voor het HCM programma aan hoe de verschillende vakken uit het programma bijdragen aan de eindtermen:
Tabel 2.2: Bijdragen van vakken aan eindtermen (HCM) Qua niveau is de MSc Informatiekunde een adequate afspiegeling van de eindkwalificaties, waarbij het een juiste balans weet te vinden tussen uitdagend en studeerbaar. We zetten internationaal erkende standaardteksten in, reiken waar mogelijk en gepast recente vakliteratuur aan ter verdieping—hiermee zorgen we voor calibratie op het internationale niveau. Door (open) individuele opdrachten (MSc Informatiekunde BIS) en zeer open geformuleerd projectonderwijs (MSc Informatiekunde BIS en HCM) worden studenten geprikkeld om boven dit niveau uit te stijgen. Het opzoeken van de randen van algemene kennis in verschillende opdrachten, het aanreiken van mind expanding vraagstukken in bijvoorbeeld IMP en II en de mogelijkheid tot het formuleren van een eigen afstudeeronderzoek, wordt door studenten als uitdagend ervaren. De eindkwalificaties zoals die zijn opgenomen in ons Onderwijs- en Examenregelement zijn adequaat vertaald in termen van leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Voor elk vak wordt door de betrokken docenten expliciet vermeld wat de leerdoelen van dat vak zijn, en binnen door de mastercoördinatoren geïnitieerd regelmatig intercollegiaal overleg wordt gewaakt over de adequaatheid van de vertaling van de eindkwalificaties in termen van leerdoelen. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
2.3 Samenhang programma Op het begrip samenhang laat de MSc Informatiekunde zich op de volgende aspecten beschrijven: 1. 2. 3. 4. 5.
Inhoudelijke samenhang binnen het programma Samenhang binnen de semesters van het programma Samenhang tussen de bachelor Informatiekunde aan de UvA en de Master Samenhang tussen andere bachelor opleidingen en de MSc Informatiekunde BIS/HCM Samenhang tussen oude stijl doctoraal programma's en programma's onder de nieuwe BaMa stuctuur 19
De eerste twee zijn specifiek voor de twee programma's en zullen daarom apart worden behandeld. 2.3.1 Inhoudelijke samenhang 2.3.1.1 MSc Informatiekunde BIS programma
De inhoudelijke samenhang komt tot uitdrukking in de drie in Bijlage K genoemde mogelijkheden om verder te specialiseren en de daarbij behorende clusters van vakken. Inhoudelijk thema: het managen van informatie en kennis als een business resource (cluster van vakken: MIW - IMP - Thesisopzet - Thesis). Inhoudelijk thema: het managen van de ‘business-ICT’ relatie. Dit moet worden gezien als het bestuderen van effecten van ICT op organisaties (het ‘impact’ vraagstuk) en het bestuderen van effecten van bedrijfskarakteristieken op ICT applicaties en complexe informatiehuishoudingen (het ‘alignment’ vraagstuk) (cluster van vakken: ICTD - IMP - Thesisopzet - Thesis). Methodisch: theorie- en praktijkgericht onderzoek in methodische zin (cluster van vakken: RMCR Thesisopzet - Thesis) Afhankelijk van de invulling welke wordt gegeven aan de curriculumonderdelen IMP, Thesisopzet en Thesis, wordt inhoudelijke voortgebouwd op een van bovenstaande twee inhoudelijke thema's. Methodisch wordt voortgebouwd op de kennis uit het vak RMCR in de Thesisopzet en Thesis. Het methodenboek dat in RMCR wordt opgebouwd is bedoeld om in het thesistraject de kennis van de student betreffende onderzoeksmethoden expliciet communiceerbaar te maken richting de thesis begeleider. Binnen RMCR wordt een eerste start gemaakt met de onderwerpsbepaling voor thesisopzet en thesis. Het verband tussen thesisopzet en thesis is evident. Onderdeel van de eisen aan de thesisopzet is om expliciet te maken bij welke vakken uit de Ma en vooropleiding het onderwerp van de thesis aansluit. Het methodenboek wordt als bijlage meegeleverd in de thesisopzet. In de vakken MIW en ICTD is het vizier in het aanbieden van de stof gericht op het afstuderen binnen de master. Binnen het vak IMP is het vizier gericht op het integraal aanwenden van alle kennis uit de opleiding om uitdagende praktijkvraagstukken tot een innovatieve oplossing te brengen. Indien de thesis wordt gedaan binnen een organisatie, zal de wijze van werken uit het vak IMP doorklinken in de aanpak van de problemen binnen deze organisatie. Om de samenhang binnen het curriculum te versterken geldt als ingangseis voor de thesisopzet dat 25 ects van de master moet zijn afgerond. Dit impliceert voor het primaire instroommoment september dat de vakken ICTD, MIW en RMCR zullen moeten zijn afgerond. Voor het secundaire instroommoment februari impliceert dit afronding van IMP, RMCR en ICTD of MIW. 2.3.1.2 MSc Informatiekunde HCM programma
Het curriculum is inhoudelijk opgebouwd rond de gedachte dat de mens centraal staat en dat er in de interactie met media vier factoren van belang zijn in de persoonlijke, beroepsmatige, en maatschappelijke processen. De content waar een persoon informatie uithaalt en die gebruikt wordt voor presentaties in de vorm van vrije tekst, beeld, video en geluid. De perceptie, dat wil zeggen de waarneming door de mens (de ogen, tast, gehoor etc.) alsmede door de computer middels sensoren (camera, microfoon, GPS, etc.). De kennis die een persoon heeft of verkrijgt middels kennisoverdracht, al dan niet expliciet gemaakt in een voor het systeem begrijpelijke vorm. De intelligentie waarmee een systeem redeneert en de mens assisteert, of de intelligentie van de mens zelf. De inhoud van de vakken is dusdanig dat steeds de relatie tussen de mens en twee van de factoren centraal staat. Als deze relatie complex is worden er twee vakken over het onderwerp gegeven die beide vanuit een ander gezichtspunt naar het probleem kijken i.h.b. vanuit het systeem of vanuit de mens. Op basis hiervan zijn de volgende vakken in het curriculum opgenomen: Informatie visualisatie: het presenteren van content aan de gebruiker op een manier waarbij er zo goed mogelijk rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van menselijke perceptie. Gepersonaliseerde informatie voorziening: het aanbieden van de juiste multimedia content gegeven persoon, locatie, context en device. Intelligente interactieve systemen: methodieken voor systemen waarin de computer de mens ondersteunt, 20
waarbij het initiatief zowel bij de computer als bij de mens kan liggen. Kennisprocessen en media: ondersteuning van kennisprocessen met behulp van multimedia. Internet Informatie: systemen die de informatie op het web gebruiken om nieuwe kennis te genereren. Ontologiën voor multimedia: kennisbeschrijvingen die structuur brengen in de complexe relatie tussen multimedia content, content analyse en kennis.
Figuur 2.1: Overzicht van de MSc Informatiekunde HCM Naast deze inhoudelijk vakken bestaat het programma nog uit een vak Onderzoeksmethoden, een Thesisopzet, en de Thesis. De vakken zijn zo opgezet dat ze niet gestapeld zijn. Alle inhoudelijke vakken kunnen onafhankelijk van elkaar worden gevolgd omdat ze allen een deel van het hierboven geschetste raamwerk doceren. Een van de redenen om het op deze wijze te definieren is om de mogelijkheid tot februari instroom mogelijk te maken. De modulariteit kan omdat de vereiste meer algemene voorkennis reeds is afgedekt in de BSc Informatiekunde opleiding. 2.3.2 Samenhang binnen de semesters 2.3.2.1 MSc Informatiekunde BIS programma
De samenhang in semester 1 wordt doorlopend bewaakt door de kerndocenten Huizing en de Vries die respectievelijk MIW en ICTD doceren. Beide docenten participeren ook in het vak RMCR. Afstemming vindt plaats op te behandelen onderwerpen, maar ook door bijvoorbeeld deadlines af te spreken en dezelfde signalen aan de groep af te geven (bijvoorbeeld over ambitieniveau, zwaarte van vakken, verwachtingen betreffende de beroepspraktijk, etc.). In semester 2 wordt de samenhang op soortgelijke wijze bewaakt, maar dan door onderlinge afstemming van IMP, RMCR, MIW/ICTD en Thesisbegeleiding. Voor de septemberinstroom is dit vormgegeven in 5 bijeenkomsten van februari tot juli waarin de mastercoördinator aan de hand van zgn. kilometerpalen de voortgang in de thesis in relatie tot IMP bespreekt (zie ook Bijlage B). Voor de februari-instroom krijgt dit vorm doordat één van de kerndocenten Huizing of de Vries zowel MIW/ICTD als RMCR doceert en dit afstemt met docent Maes van IMP. 2.3.2.2 MSc Informatiekunde HCM programma
Gegeven de modulariteit van de vakken zijn vakken binnen een semester inhoudelijk zo veel mogelijk onafhankelijk van elkaar. Afstemming vindt plaats op te behandelen onderwerpen, maar ook door bijvoorbeeld 21
deadlines af te spreken en dezelfde signalen aan de groep af te geven (bijvoorbeeld over ambitieniveau, zwaarte van vakken, verwachtingen betreffende de beroepspraktijk, etc.). Op basis van informeel overleg tussen de betrokken docenten en evaluaties door de studenten wordt gekeken of er mogelijk inhoudelijke overlap is die gereduceerd of verwijderd kan worden. Voor studenten die het afstudeertraject reeds ingegaan zijn wordt middels een 3-tal bijeenkomsten de samenhang van hun semester bewaakt. 2.3.3 Samenhang tussen de MSc Informatiekunde en de BA Informatiekunde aan de UvA Inhoudelijk uit deze samenhang zich in de overeenstemming die bestaat tussen de afstudeerrichtingen in de bachelor (BIS en HCM) en de daarop voortbouwende masterprogramma's. Bovendien bestaat er een duidelijke lijn van vakken waarin kennis en vaardigheden op onderzoeksgebied worden gedoceerd: onderzoekspracticum jaar 1 BSc - statistiek jaar 2 BSc - onderzoeksmethoden en technieken jaar 2 BSc - Filosofische Aspecten van de IK jaar 3 BSc - Afstudeerproject jaar 3 BSc - RMCR MSc - Thesisopzet MSc - Thesis MSc. Daarmee is de belangrijkste samenhang tussen de twee MSc programma's en drie van de zes vakstromen in de bachelor geschetst (BIS, HCM, Vaardigheden en Fundamentals). Het integrerende karakter uit de bachelorstroom Synergie en het reflecterende karakter van de bachelorstroom Fundamentals komt in de MSc Informatiekunde BIS terug in de vakken IMP en de thesis en bij de MSc Informatiekunde HCM in de projecten en de thesis. Binnen de MSc Informatiekunde wordt de kennis over basisinformatica als bekend verondersteld. Binnen de sectie Informatiemanagement van de FEB vindt regelmatig docentenoverleg plaats waarin de afstudeerrichting van de bachelor wordt afgestemd met het masterprogramma. Daarnaast is doorlopend intercollegiaal overleg tussen de docenten die het meest doceren in de master en bachelor (Maes, De Vries, Huizing, Truijens en Abcouwer). Deze docenten vervullen zowel een rol in de master als de bachelor en de master-kerndocenten De Vries en Huizing maken onderdeel uit van het BSc docententeam. Voor de MSc Informatiekunde HCM geldt dat, naast geregeld informeel contact "op de werkvloer", de docent vanuit de Human Computer Studies (Wielinga) en de docenten uit het Intelligent Systems Lab Amsterdam (Kröse, De Rijke, Worring) tenminste drie-maandelijks bijeen komen om het programma inhoudelijk te bespreken en zo nodig bij te sturen. De Rijke en Wielinga geven ook les in de BSc Informatiekunde en bewaken daarmee de relatie. Het overleg over de lijn onderzoeksmethoden vakken vindt jaarlijks plaats tussen betrokken docenten op initiatief van de MSc coördinator BIS (tevens docent in het vak). De uitkomsten van zowel het overleg uit de sectie Informatiemanagement en HCS en ISLA als dat betreffende de vakken onderzoeksmethoden wordt ingebracht in het BA team en de half-jaarlijkse vergadering van de opleidingsdirecteur met de master- en bachelorcoördinatoren. Met name in dit laatste overleg worden ook de eindtermen van de bachelor jaarlijks afgestemd op de ingangseisen en eindtermen van de master. 2.3.4 Samenhang tussen andere bachelor opleidingen en de MSc Informatiekunde De doelgroep van de MSc Informatiekunde is uitdrukkelijk ruimer dan de eigen bacheloropleiding alleen. De meest voor de hand liggende vooropleidingen zijn: universitaire bacheloropleidingen Informatiekunde, universitaire bacheloropleidingen in aan de Informatiekunde verwante richtingen, HBO Hogere Informatica, HBO Information Engineering, HBO Informatica en Informatiekunde, HBO Communicatiesystemen, HBO Bedrijfsinformatica (MSc Informatiekunde BIS) of HBO Interactieve Media (MSc Informatiekunde HCM). De MSc Informatiekunde kan ook worden gevolgd door mensen met werkervaring in de ICT en een relevante vooropleiding. Veel universitaire Informatiekunde opleidingen in Nederland hanteren het vakgebied Information Systems als referentiekader. Dit hebben zij gemeenschappelijk met onze opleidingen, waarbij ook regelmatig elders in het land het AIS referentiekader wordt gebruikt en wordt gewerkt vanuit dezelfde wetenschappelijke achtergrond en literatuur. Op deze wijze bestaat afstemming met BSc Informatiekunde opleidingen elders in het land. Deze afstemming wordt nader geformaliseerd in het Landelijk Overleg Informatiekunde dat begin 2006 is opgericht, en waarbij de MSc Informatiekunde aan de UvA betrokken is via de opleidingsdirecteur. De genoemde HBO vooropleidingen werken vanuit het landelijk referentiekader HBO-i Profiel Bachelor of ICT (HBO-I Stichting, 2004). Dit referentiekader biedt in de eerste plaats een beroepsgerichte oriëntatie en geen wetenschappelijke waardoor veel elementen die in een WO opleiding als essentieel worden beschouwd niet 22
worden benoemd in dit referentiekader. Toch biedt dit referentiekader wel inzicht in de bijdrage van competenties die binnen de HBO-i opleidingen worden nagestreefd aan de toelatingseisen van de MSc Informatiekunde. Deze bijdrage is in kaart gebracht in Bijlage I en toont de aansluiting die bestaat tussen deze vooropleidingen en de MSc Informatiekunde BIS en MSc Informatiekunde HCM. Deficiënties in wetenschappelijke competenties en theoretisch inhoudelijke kennis van studenten met een HBO-i opleiding kunnen worden weggewerkt in een deficiëntieprogramma/schakelprogramma (zie verder onder Instroom en Bijlage I). Ook voor andere studenten die niet onze eigen BSc-opleiding Informatiekunde hebben gevolgd, kunnen deficiënties worden vastgesteld en ook zij kunnen deze wegwerken met behulp van een deficiëntieprogramma. Deze programma's bestaan altijd uit met name derde- en soms tweede jaars vakken uit de bachelor, waarmee aansluiting op inhoud, vaardigheden, werkwijze en sfeer ontstaat. Met aan de UvA gelieerde opleidingen van de HvA wordt intensief gewerkt aan aansluiting van de HBO bachelor op de MSc Informatiekunde of een eventeel daaraan voorafgaand verkort deficiëntieprogramma/schakelprogramma. Door de samensmelting van de oude opleidingen Bedrijfsinformatiesystemen en Sociaal Wetenschappelijke Informatica enerzijds en de komst van een major-minor systeem zowel aan de UvA anderzijds, heeft het BSc Informatiekunde curriculum regelmatig wijzigingen moeten ondergaan. Daarnaast hebben HvA en UvA de afgelopen jaren geïnvesteerd in het opbouwen van wederzijds vertrouwen en begrip. Beide ontwikkelingen hebben geleid tot de stabilisatie die nodig is om curricula over de grenzen van instellingen heen op elkaar af te stemmen. Dit is een van de voornaamste acties die we de komende periode zullen ondernemen rond de MSc Informatiekunde. 2.3.5 Samenhang tussen oude stijl doctoraal programma's en programma's onder de nieuwe BaMa stuctuur Het betreft hier de mate waarin de uitfasering van oude doctoraal programma's in samenhang met de nieuwe programma's onder de BaMa structuur plaats vindt. We behandelen dit als onderdeel van het master programma omdat vrijwel alle studenten uit deze oude doctoraal programma nu of uiterlijk volgend jaar in hun vierde jaars afstudeerfase zullen zitten en als zodanig vakken volgen die onder de verantwoordelijkheid van de mastercoördinatoren vallen. In ons geval betreft het drie oude doctoraal opleidingen: 1 . Het cohort 2001 dat aan de vierjarige doctoraalopleiding Informatiekunde is begonnen. 2 . Cohorten van voor 2001 die de vierjarige doctoraalopleiding Bedrijfsinformatiesystemen zijn begonnen. 3 . Cohorten van voor 2001 die de vierjarige doctoraalopleiding Sociaal Wetenschappelijke Informatica (SWI) zijn begonnen. Ad. 1 Deze groep van studenten is de keuze geboden om in de oude of de nieuwe structuur af te studeren. Het meerendeel heeft voor de BaMa structuur gekozen en valt daarmee onder het reguliere programma. De groep die heeft gekozen voor een vierjarige opleiding volgt de BSc Informatiekunde in de eerste drie jaar en kent de Master als invulling van het vierde jaar. Dit cohort studeert in het gebruikelijke tempo en de opleiding heeft geen signalen ontvangen dat deze groep belemmerd zou worden in zijn studie door de overgang naar het BaMa systeem. Ad 2 en 3. Voor deze groep is een overgangsregeling ontworpen. In de zomer van 2002 hebben alle studenten een uitnodiging ontvangen om in samenspraak met de studieadviseur (op basis van de overgangsregeling) een studieprogramma samen te stellen en een planning te maken. Vele studenten zijn op deze uitnodiging ingegaan. Een groot aantal van de vakken uit de oorspronkelijke studierichting is met een vertraging van twee jaar uitgefaseerd zodat studenten deze vakken nog twee jaar konden volgen. Binnen de studieprogramma's is aangesloten bij het karakter van de oorsronkelijke afstudeerrichting. Programma's Bedrijfsinformatiesystemen met een orientatie op bestuurlijke informatiesystemen zijn omgezet richting vakken uit de bachelor en master met een accent op Business Information Systems. Programma's Bedrijfsinformatiesystemen met een orientatie op technische informatiesystemen zijn omgezet richting vakken uit de bachelor en master met een accent op Human Centered Computing. Programma's SWI met een orientatie op maatschappelijke aspecten van de informatica zijn omgezet richting vakken uit de bachelor en master met een accent op Business Information Systems. Programma's SWI met een orientatie op computer mediated communication systems zijn omgezet richting vakken uit de bachelor en master met een accent op Human Centered Multimedia.
23
Momenteel bevindt de helft van de ingeschreven Bedrijfsinformatiesystemen studenten zich in de scriptiefase en in het studiejaar 2005/2006 verwachten wij rond de 25 studenten die de oude studie afronden (hetzelfde aantal als vorig studiejaar). De master coördinator MSc Informatiekunde BIS en de studieadviseur voeren actief beleid op deze groep studenten door hen aan te sporen werk te maken van het afstuderen, het verloop van deze groep te bewaken en het docentenkorps te overtuigen van het belang van aandacht voor de groep. Bij de SWI-studenten gaat het om soortgelijke aantallen; HCS-staflid Wielinga en de studieadviseur voeren beleid ten behoeve van deze groep studenten.
2.4 Studielast 2.4.1 MSc Informatiekunde BIS Onderdeel van de evaluatieprocedure van vakken zijn vragen over de studielast van de MSc Informatiekunde BIS. Hieruit blijkt dat de studielast van de vakken conform de planning is. Dit betekent dat de MSc Informatiekunde BIS binnen een jaar kan worden afgerond door een 'gemiddelde student' als deze 40 uur per week besteedt aan zijn studie. Studenten die zijn toegelaten tot de master, zijn ook toegelaten tot de vakken ICT D, MIW, RMCR en IMP. Deze vakken zijn niet gestapeld, mede om een instroommoment in februari te kunnen hebben. Om het jaar wordt ICT D of MIW in beide semesters aangeboden. RMCR wordt altijd dubbel aangeboden. Omdat de thesisopzet en de thesis hoofdzakelijk individueel onderwijs zijn, kunnen deze het hele jaar worden gedaan. Hier is wel sprake van stapeling. Eerst moeten 25 ects zijn gehaald (waaronder RMCR), dan kan aan de thesisopzet worden begonnen en pas nadat de thesisopzet voldoende is bevonden kan men aan de thesis beginnen. Deze stapeling versterkt de kwaliteit van de student en faciliteert de studeerbaarheid. De MSc Informatiekunde BIS is efficiënt geroosterd, d.w.z. dat contactonderwijs geconcentreerd is op dinsdagen en donderdagen. Dit betekent dat de studie ook part-time in twee jaar kan worden gevolgd met een gemiddelde studielast van 20 uur per week en slechts 1 dag contactonderwijs per week. Toetsing van vakken vindt plaats aan het einde van de periode waarin het vak wordt gegeven. Herkansingmomenten worden bepaald in samenspraak tussen student en docent, waarbij afronding van vakken altijd prioriteit heeft boven nieuw opgestarte vakken. Herkansingen blijven beperkt tot het aantal dat in het OER is opgenomen. In de MSc Informatiekunde BIS blijven docenten ruim binnen de in het OER bepaalde nakijkperiode. De ongeschreven afspraak is om studenten aan hun deadlines te houden en nakijkperiodes zoveel mogelijk in de agenda te plannen direct na de aan studenten opgelegde deadline. 2.4.2 MSc Informatiekunde HCM Onderdeel van de evaluatieprocedure van vakken zijn vragen over de studielast van de MSc Informatiekunde HCM. Hieruit blijkt dat de studielast van de vakken conform de planning is. Dit betekent dat de MSc Informatiekunde HCM binnen een jaar kan worden afgerond door een "gemiddelde student" als deze 40 uur per week besteedt aan zijn studie. Studenten die zijn toegelaten tot de master, zijn ook toegelaten tot de vakken GIV, II, KMP, OM, IV, IIS en Onderzoeksmethoden. Deze vakken zijn niet gestapeld, mede om een instroommoment in februari te kunnen hebben. De februari instroom is ook de reden dat Onderzoeksmethoden altijd dubbel wordt aangeboden. Thesisopzet en thesis worden individueel gegeven, maar studenten lopen wel een gelijktijdig traject dat start in blok 1c en eindigt in blok 2c voor de septemberinstroom, bij de februari stroom is de start in 2c en einde in 1c. Bij het begin is er een inleidende bijeenkomst waar uitleg over het afstuderen en mogelijke onderwerpen wordt gegeven. Aan het einde van blok 1c is de thesisopzet en de bijbehorende literatuurstudie afgerond. Midterm presenteren de studenten aan de docenten en elkaar het onderwerp van onderzoek en de tot dan toe bereikte resultaten. Aan het einde is een gezamelijke bijeenkomst waarin de studenten aan docenten en elkaar de finale presentatie geven. Voor de thesis opzet en thesis is wel sprake van stapeling. Eerst moeten 25 ects zijn gehaald (waaronder Onderzoeksmethoden), dan kan aan de thesisopzet worden begonnen en pas nadat de thesisopzet voldoende is bevonden kan men aan de thesis beginnen. Deze stapeling versterkt de kwaliteit van de student en faciliteert de studeerbaarheid. De MSc Informatiekunde HCM is efficiënt geroosterd waarbij de theorie van vakken en het bijbehorende begeleide deel van het eigen werk na elkaar op dezelfde dag zijn geroosterd. Dit betekent dat de studie ook part24
time in twee jaar kan worden gevolgd met een gemiddelde studielast van 20 uur. Toetsing van vakken vindt plaats aan het einde van de periode waarin het vak wordt gegeven. Herkansingen voor schriftelijke tentamens zijn in de vrije periode tussen het 1e en 2e 8 weken blok in het volgende semester. Voor andere vormen van tentaminering worden herkansingsmomenten bepaald in samenspraak tussen student en docent, waarbij afronding van vakken altijd prioriteit heeft boven nieuw opgestarte vakken. Herkansingen blijven beperkt tot het aantal dat in het OER is opgenomen. In de MSc Informatiekunde HCM blijven docenten ruim binnen de in het OER bepaalde nakijkperiode. De tussenrapportages zijn strak geroosterd en de deadlines daarvan worden nageleefd. Daarmee is het goed mogelijk afronding van het hele vak binnen de daar voor staande tijd te realiseren.
2.5 Instroom De beide programma's kennen gelijkwaardige instroom-eisen en -procedures, en worden derhalve niet afzonderlijk besproken. Studenten kunnen alleen instromen in de MSc Informatiekunde op basis van een toelatingsbewijs. Aan studenten die de BSc Informatiekunde aan de UvA hebben gevolgd wordt dit bewijs uitgereikt op basis van hun bachelor diploma. Studenten van alle andere voorpleidingen moeten daarvoor een verzoek indienen bij de examencommissie van de MSc Informatiekunde. Deze beoordeelt of in de genoten vooropleiding voldoende kwalificaties zijn opgebouwd om aan de master te kunnen deelnemen. De aansluiting in vorm en inhoud op de vooropleidingen van de Master beschrijven we dan ook langs twee lijnen: 1 . Aansluiting op de kwalificaties van studenten afkomstig uit onze eigen BSc Informatiekunde. 2 . Aansluiting op de kwalificaties van studenten afkomstig uit overige vooropleidingen. 2.5.1 Aansluiting op de kwalificaties van studenten afkomstig uit de eigen BSc-opleiding Informatiekunde Hierboven is al uitvoerig ingegaan op de afstemming tussen de BSc Informatiekunde en de MSc Informatiekunde en het stelsel van overlegmaatregelen dat daarvoor bestaat. Hier kan nog worden opgemerkt dat de Informatiekunde BIS voortbouwt op haar voorloper de doctoraal opleiding Bedrijfsinformatiesystemen, afstudeerrichting Bestuurlijke Informatiesystemen. De vakinhoudelijke en intercollegiale afstemming die altijd bestond in de laatste specialisatiejaren van deze opleiding is overgegaan in een afstemming tussen de specialisatiefase van de nieuwe bacheloropleiding en het massterprogramma BIS (uiteraard met in achtname van inhoudelijke en onderwijskundige vernieuwing). Binnen dit afgestemd specialisatieonderwijs zijn sinds 1990 vele studenten afgestudeerd en doen dit tot 1 september 2007 nog steeds. Daarnaast zijn inmiddels enkele van onze exbachelorstudenten afgestudeerd en hebben studenten Informatiekunde uit het laatste cohort van de vierjarige doctoraal studie de eindstreep bereikt. De MSc Informatiekunde HCM bouwt voort op twee voorlopers namelijk het programma Technische Informatie Systemen binnen de Bedrijfsinformatiesystemen en de Sociaal Wetenschappelijke Informatica. Voor deze mensen zijn individuele studieprogramma's gedefinieerd die grotendeels bestaan uit de nieuwe vakken uit de MSc Informatiekunde HCM. Ook deze mensen zullen nog tot maximaal 1 september 2007 afstuderen in de oude doctoraal variant. De afstemming tussen onze bachelor- en masteropleiding en de ervaringen van de afgelopen jaren met vier groepen van studenten (Bedrijfsinformatiesystemen (oude stijl); Sociaal Wetenschappelijke Informatica (oude stijl); Informatiekunde (vierjarige doctoraal); Informatiekunde Ba/Ma) die hierin zijn afgestudeerd, doen ons concluderen dat het MSc Informatiekunde programma goed aansluit bij de kwalificaties van studenten die instromen in dit onderwijs vanuit onze eigen vooropleiding. 2.5.2 Aansluiting op de kwalificaties van studenten afkomstig uit overige vooropleidingen Studenten die van andere vooropleidingen instromen moeten daarvoor toestemming vragen aan de examencommissie van de MSc Informatiekunde. De student dient daarvoor een aanvraag in waarin een uitgebreid dossier wordt overlegd aan een toelatingscommissie (zie toelatingsprocedure in Bijlage M). De toelatingscommissie beoordeelt de aanvraag namens de examencommissie en conform de eisen en richtlijnen die 25
deze daaraan stelt. Deze eisen en richtlijnen zijn vastgelegd in het OER, alsmede de beroepsmogelijkheden die de student heeft om tegen het besluit van de examencommissie in beroep te gaan. De toelatingscommissie bestaat voor het programma BIS uit de MSc coördinator BIS en de voorzitter van de examencomissie en voor het programma HCM uit de MSc coördinator HCM en de vice-voorzitter van de examencomissie. Indien nodig kan de toelatingscommissie ertoe overgaan om de student uit te nodigen voor een gesprek waarin hij zijn aanvraag nader kan toelichten. In veel gevallen zal de examencommissie slechts tot toelating kunnen overgaan nadat een reeks van deficiënties is weggewerkt door de student. Voor zover deze deficiënties redelijkerwijs binnen een termijn van 1 jaar en met behulp van vakken uit de BSc-opleiding Informatiekunde zijn weg te werken, zal de toelatingscommissie een deficiëntieprogramma samenstellen voor de student en aangeven dat de student na succesvolle afrondingen van alle in dit programma opgenomen vakken tot de master opleiding zal worden toegelaten. Een deficiëntieprogramma van een individuele student wordt op maat (d.w.z. afhankelijk van zijn vooropleiding en werkervaring) vastgesteld. Voor studenten met de hierboven genoemde HBO-i vooropleiding zal dit programma er bijvoorbeeld uitzien zoals opgenomen in Bijlage I. We werken voortudrend aan vereenvoudiging van de aansluiting met het HBO. Zo is met de HvA een minor "Digital Life" op de HvA opgezet die wordt verzorgd door het Instituut voor Information Engineering van de HvA en toegankelijk is voor de ICT studenten van de HvA. Doordat binnen deze minor onder meer de vakken "Onderzoeksmethoden", "Digitale Multimedia", "Mensmachine interactie" en "Mobile computing" worden verzorgd kunnen studenten die deze minor gevolgd hebben (en bovendien voldoen aan de algemene ingangseisen op het gebied van wiskunde en taalvaardigheid) met een half jaar schakelen instromen. Voor studenten met een goed aansluitende WO bachelor vooropleiding mag verwacht worden dat het programma korter is dan voor studenten met een HBO-vooropleiding. Studenten met een WO BSc Informatiekunde die niet aan de UvA is afgelegd zullen geen of vrijwel geen deficiënties hebben weg te werken. De aansluiting van de MSc Informatiekunde op de kwalificaties van studenten afkomstig uit overige vooropleidingen wordt dus gewaarborgd door de combinatie van beoordeling van deze vooropleiding op individuele basis enerzijds en het afronden van een op maat gesneden deficiëntieprogramma anderzijds. Zoals blijkt uit de cijfers in Hoofdstuk 6 heeft de opleiding hier inmiddels positieve ervaring mee opgedaan. Daarbij moet opgemerkt worden dat binnen de oude doctoraal opleiding Bedrijfsinformatiesystemen ook sprake was van 'zij-instroom' vanuit het HBO. In een periode van 10 jaar zijn in deze opleiding rond de 50 studenten uit het HBO ingestroomd. Voor velen van hen bleek afronding van het programma mogelijk. We hebben derhalve ruime ervaring met deze doelgroep. Bijlage I bevat een stelsel van maatregelen dat de afgelopen jaren is genomen om in het schakelprogramma de brug te slaat tussen de praktijk orientatie van de HBO student en de WO orientatie aan de UvA. Bijschaven van dit stelsel enerzijds en overdracht van verschillende maatregelen naar HBO curricula anderzijds blijven om doorlopende aandacht vragen. Deze aandacht wordt geïnitieerd door de Ma coordinatoren en uitgewerkt en doorgevoerd door het Ba docententeam. De voortgang van studenten in schakelprogramma's wordt door de studieadviseur bijgehouden en waar nodig worden gesprekken gevoerd met de student. Halfjaarlijks vindt een ontmoeting plaats tussen de mastercoördinatoren en het cohort schakelaars om problemen bespreekbaar te maken en het vizier op de master scherp te houden.
2.6 Duur De opleiding biedt een in 1 jaar studeerbaar programma met de omvang van 60 EC. Voor part-time studerende studenten is het programma studeerbaar in 2 jaar met een gemiddelde werkdruk van 20 uur per week.
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Gezien de inhoudelijke verschillen tussen de beide programma's bespreken we de afstemming tussen vormgeving en inhoud voor BIS en HCM in afzonderlijke subsecties. 2.7.1 MSc Informatiekunde BIS Zoals uit Bijlage K blijkt, wordt in de MSc Informatiekunde BIS gestreefd naar een open sfeer waarin verdieping 26
van kennis en een onderzoekende en reflectieve houding worden gestimuleerd en de verschillende achtergronden in initiële opleiding, werkervaring en levenservaring van studenten en docenten wordt aangewend als kennis- en inspiratiebron. Het programma biedt ruime gelegenheid tot individuele kleuring en kent vrijwel alleen actieve werkvormen. We gaan daarbij uit van wat wij noemen het learning by sharing principe waarin wordt gewerkt vanuit een leermodel met vier onderling gerelateerde rollen (docent, student, onderzoeker en reflective practitioner) (Maes, 2003). De groepsgrootte (20-40) laat deze vorm van werken toe en de docenten nemen steeds een coachende houding aan. In het eerste semester zijn de werkvormen nog vrij sterk gebonden aan "de klas", "de zaal", de groep. In het tweede semester vindt het vak IMP geheel in de praktijk plaats in projectgroepen van drie tot vier studenten waarbij regelmatige terugkoppeling in de grotere groep zorgt voor verbintenis met "de klas"/de groep. De vernieuwende vorm van dit vak heeft ruime aandacht getrokken binnen de UvA en de gemeente Amsterdam (zie de bijlage die bij de beschrijving van dit vak wordt gegeven in Bijlage B). De thesisopzet en thesis zijn individueel, maar hierbij is expliciet gezorgd voor verbinding met de sociale structuur van de groep door zes collectieve bijeenkomsten te beleggen en samen te werken in "peer review" groepen van drie studenten zodat plaats blijft bestaan voor feedback vanuit "gelijken". Deze werkvormen sluiten aan bij de inhoud van de stof waarin visievorming, samenwerking, multi-disciplinariteit en argumentatie van keuzes een belangrijke rol spelen. De werkvormen sluiten met name aan bij de algemene eindtermen 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 en de specifieke eindtermen 3, 4 en 5. Het programma BIS past in onze visie op levenslang leren en in het gezamenlijke aanbod van HvA en UvA leerpaden om dit mogelijk te maken. Het programma volgt op bachelors opleidingen van de HvA of UvA en preludeert op post academisch na-ervaringsonderwijs zoals de Executive Master in Information Management van de UvA. De vele keuzes die studenten steeds zelfstandiger moeten maken in hun leertraject binnen de MSc Informatiekunde BIS en de zelfstandige vergaring en interpretatie van materiaal, draagt bij aan competenties om levenslang leren vorm te geven. 2.7.2 MSc Informatiekunde HCM De MSc Informatiekunde HCM richt zich op innovatie in een multi-disciplinaire setting gebaseerd op een solide theoretische basis. De werkvormen sluiten hier goed op aan en zijn gericht op alle eindtermen zoals die geformuleerd zijn voor de MSc Informatiekunde en de specifieke eindtermen voor de MSc Informatiekunde HCM. Alle vakken hebben een inhoudelijk deel waarin de theorie wordt onderwezen in de vorm van hoorcolleges. Tijdens de hoorcolleges wordt ruimte gemaakt om de studenten actief mee te laten denken bij het interpreteren van de theorie. In de projecten van II, GIV en IV, staat samenwerking en innovatie voorop. De multi-disciplinariteit komt tot uiting in de verschillende achtergronden die de studenten hebben. In de projecten wordt er naar gestreefd om de sterke punten uit ieders achtergrond naar voren te brengen in plaats van het creeren van de grootste gemene deler waar een ieder zich al het verworvene van de ander ook eigen moet maken. Er wordt gebruik gemaakt van stateof-the-art tools in multimedia ontsluiting en presentatie. Deze practica zijn gedeeltelijk begeleid en worden gedeeltelijk door de studenten in hun eigen team gedaan. Het werken met opdrachten gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur waarbij structuur wordt gebracht in het interpreteren en in context plaatsen van de methoden (KMP, IIS, OM) sluit goed aan bij een werkcollege setting. De groepsgrootte die varieert van 10-25 laat actieve vormen van begeleiding toe. De student kan zelf veel initiatief ontplooien in onderwerp en aanpak en toch voldoende wetenschappelijke feedback krijgen om een academische manier van werken aan te leren. De thesisopzet en thesis zijn individueel, maar hierbij is expliciet gezorgd voor verbinding met de sociale structuur van de groep door drie collectieve bijeenkomsten te beleggen, en door het beschikbaar stellen van zogeheten master-ruimtes binnen het onderzoeksinstituut waarvan alle studenten die binnen het ISLA afstuderen gebruik kunnen maken. Het programma HCM past in onze visie op levenslang leren en in het gezamenlijke aanbod van HvA en UvA leerpaden om dit mogelijk te maken. Het programma volgt op bachelors opleidingen van de HvA of UvA en 27
preludeert op post academisch na-ervaringsonderwijs. De innovatie gerichtheid en de drang om dit te baseren op solide wetenschappelijk onderzoek legt de basis om dit voort te zetten in de beroepspraktijk, waar het veld snel verandert en de academicus altijd een stapje voor zal moeten blijven.
2.8 Beoordeling en toetsing De toetsing van opgebouwde kwaliteiten in de MSc Informatiekunde BIS vindt plaats zoals vermeld in Tabel 2.3.
Table 2.3: Toetsingsvormen MA Informatiekunde BIS Deze toetsingsvormen sluiten aan op de leerdoelen van de vakken en zijn gevarieerd. De toetsing van opgebouwde kwaliteiten in de MSc Informatiekunde HCM vindt plaats zoals vermeld in Tabel 2.4.
Table 2.4: Toetsingsvormen MA Informatiekunde HCM Deze toetsingsvormen sluiten aan op de leerdoelen van de vakken en zijn gevarieerd.
2.9 Analyse en Acties Analyse: De programma's MSc Informatiekunde voldoen aan de eisen die aan wetenschappelijke master programma's worden gesteld. De eindtermen worden concreet in de inhoud van vakken vertaald en worden daar ook behaald. De programma's kennen een goede mate van samenhang, zowel binnen de programma's als tussen de programma's en haar vooropleidingen. Studiebelasting, duur van de opleiding, roostering, procedures, toetsing en nakijkperiodes vormen geen belemmering voor de studeerbaarheid van de programma's. Ook de meest voorkomende vakken in de HBO doorstroomprogramma's zijn zodanig geplaatst in het curriculum en zodanig geroosterd dat in deze programma's geen belemmeringen voorkomen voor de studeerbaarheid. Het programma sluit goed aan bij de eigen bachelor Informatiekunde, overige bachelors Informatiekunde in den lande en de HBO-i opleidingen (mede door een uitgebalanceerd 28
schakelprogramma). De vorm van de vakken sluit nauw aan bij de inhoud en eindtermen van de opleiding. Actie: De recente curriculumwijzinging in de BSc Informatiekunde geeft aanleiding tot wijzigingen in het OER van de BSc Informatiekunde (deel B). Op basis hiervan kunnen kleine wijzigingen noodzakelijk zijn in bijvoorbeeld de toelatingseisen van de MSc Informatiekunde. Deze analyse wordt voor 1 mei 2006 afgerond. Analyse: Tabel 2.1 schetst hoe de vakken bijdragen aan de eindtermen van het BIS programma. Dit geeft het beeld van overlap van specifieke en algemene eindtermen en toont dat aan algemene eindterm 7 moeizaam kan worden bijgedragen in de vakken. Het OER wordt nader geanalyseerd op deze overlap. Algemene eindterm 7 moet worden verwijderd want deze kan in de context van een studie moeilijk worden waargemaakt. Algemene eindterm 5 kan beter worden geformuleerd in termen van "een bijdrage leveren in multi-disciplinaire projectteams aan..." Actie: Bijschaven van het stelsel van maatregelen om ex-HBO studenten succesvol te kunnen laten schakelen enerzijds en overdracht van verschillende maatregelen naar HBO curricula anderzijds blijven om doorlopende aandacht vragen. Deze aandacht wordt geïnitieerd door de mastercoordinatoren en uitgewerkt en doorgevoerd door het BSc docententeam. Onderdeel daarvan vormt de afstemming van HBO curricula van de HvA op de master programma's Informatiekunde, waarbij het streven is om deze afstemming in de komende twee jaar concreet te realiseren. Actie: Afstemming van de Informatiekunde opleidingen in den lande zodat overstap van de Bachelor van de ene naar de Master van een andere universiteit zonder efficiëntieprogramma's kan worden gewaarborgd, wordt opgenomen in het Landelijk Overleg Informatiekunde Actie: Bijlage I toont dat binnen de HBO-I competentiebouwstenen explicete aandacht bestaat voor bouwsteen A10 (Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid). Hoewel dit besef beslist wordt aangewakkerd in de MSc Informatiekunde BIS, is het, gezien de grote maatschappelijke en organisatorische consequenties van ICT, aanbevelenswaardig deze expliciet op te nemen in de eindtermenen en in het studieprogramma aandacht te schenken aan ethische en juridische aspecten van het vakgebied. Voor 1 mei 2006 wordt dit opgenomen in het overleg tussen de opleidingsdirecteur, de Ma cöordinatoren en de Ba cöordinator om te bezien of dit vorm moet krijgen binnen de Ba, de Ma of beiden. Actie: De evaluatie van het huidige HCM programma door de studenten heeft aangegeven dat het aantal ECs dat is toegekend aan de thesis te beperkt is. In de loop van het cursusjaar 2005/2006 is daarom studenten de keuze gegeven om in het tweede semester een vak niet te volgen en de vrijkomende studiepunten te gebruiken voor de thesis. Voor het komend studiejaar 2006/2007 wordt deze regel geformaliseerd waarbij de student altijd 2 van de 3 theorievakken in het tweede semester van de studie mag kiezen. Actie: In het curriculum is nog beperkt aandacht voor mobiele applicaties die toch een steeds belangrijker rol spelen in de Human Centered Media. Dit gekoppeld aan het feit dat OM en KMP qua inhoud dicht bij elkaar zitten is besloten om in 2006/2007 een nieuw vak mobiele systemen toe te voegen en OM en KMP samen te voegen tot Kennis en Media. Hiermee wordt ook beter aangesloten bij de samenstelling van de research groep HCS die op dit moment in transitie is wat betreft de leiding. Op deze manier blijft de relatie met state-of-the-art onderzoek gewaarborgd.
3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak 29
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische Vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure N Kwaliteitsplan UvA
MA-Zelfevaluatie > MA-Programma Mdr 22:43, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Programma"
This page was last modified 07:19, 4 May 2006.
30
MA-Inzet From Informatics Institute
Inleiding 1 Doelstellingen 2 Programma 3 Inzet personeel 3.1 Eisen WO Het onderwijs in de MSc Informatiekunde BIS wordt geheel ontwikkeld en voor het overgrote meerendeel verzorgd door staf in dienst bij de Universiteit van Amsterdam Business School, sectie Informatiemanagement van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. De stafleden zijn actief onderzoeker binnen het onderzoeksprogramma PrimaVera van deze business school. De kwaliteit van dit onderzoek wordt ondermeer bewaakt door jaarlijkse rapportage in wetenschappelijke jaarverslagen en regelmatige onderzoeksvisitaties. Het onderwijsprogramma wordt grotendeels verzorgd en gevormd door een team van kerndocenten: Prof. dr. ir. R. Maes, Dr. E.J. de Vries (master coördinator BIS) en Dr. A. Huizing. Daarnaast wordt in verschillende vakken een beroep gedaan op bijdragen vanuit de beroepspraktijk (zie Bijlage H), en is er additionele inzet van docenten voor begeleiding van de thesis door Prof.dr. G.G.M. Dedene, Dr. O. Truijens, Dr. T. Vinig, Drs. A.W. Abccouwer, en Drs. T. Vreeken. Voorts kent de groep een tweetal vacatures, voor een hoogleraar en een UD. Het onderwijs in de MSc Informatiekunde HCM wordt geheel ontwikkeld en verzorgd door staf in dienst bij het Instituut voor Informatica van de Universiteit van Amsterdam. De stafleden zijn allen actieve onderzoekers, binnen het Human Computer Studies Lab of het Intelligent Systems Lab Amsterdam. De kwaliteit van dit onderzoek wordt ondermeer bewaakt door publicaties in vooraanstaande congressen en tijdschriften, jaarlijkse rapportage in wetenschappelijke jaarverslagen en regelmatige onderzoeksvisitaties. Het team van kerndocenten (Bijlage E) bestaat uit Dr. B. Kröse (master coördinator HCM), Prof.dr. M. de Rijke, Prof.dr. B. Wielinga, en Dr. M. Worring (master coördinator HCM), met assistentie door juniorstaf (postdocs, gevorderde AIOs) en additionele inzet voor thesisbegeleiding (Dr. J. Sandberg, Dr. C.G.M. Snoek).
3.2 Kwantiteit personeel De totale inzet voor de MSc Informatiekunde BIS in aantallen en FTEs is als volgt:
Figuur 3.1: Personele inzet BIS De formatieve verhouding HL:UHD:UD onder de kerndocenten voor BIS is 1:1:1. Gemiddeld is er 0.02 FTE beschikbaar per EC. Totaal is een formatie van 1.2 FTE beschikbaar. De totale inzet voor de MSc Informatiekunde HCM in aantallen en FTEs is als volgt:
31
Figuur 3.2: Personele inzet HCM De formatieve verhouding HL:UHD:UD onder de kerndocenten voor HCM is 1:1:0. Binnen cursussen waarbinnen praktische vaardigheden worden geoefend assisteren postdocs of gevorderde AIOs. Gemiddeld is er 0.012 FTE beschikbaar per EC. Totaal is een formatie van 0.7 FTE beschikbaar. De staf/studenten ratio voor de MSc Informatiekunde is als volgt, waar we de ratios uitgesplitst hebben naar verschillende docentenpopulaties: alle masterstudenten, alleen de kerndocenten Informatiekunde: 1 staflid op 16 studenten alle masterstudenten, alle bij het onderwijs betrokken docenten: 1 staflid op 8 studenten Een aantal opmerkingen. De opleiding hanteert de laatste ratio als maatgevend voor de de staf-studenten ratio: hierin zijn immers alle betrokken docenten verdisconteerd. Ten tweede, gezien de internationale voorbeelden (uit de Verenigde Staten en Groot-Brittanië) achten we voor een masteropleiding een gemiddelde staf/student ratio van maximaal ongeveer 1 staflid op 16 studenten gepast. Ten derde verwacht de opleiding, om economische motieven en in het licht van veranderende begrotingsmethodieken, in de komende jaren een opwaartse druk op de staf/student ratio—vooralsnog kunnen we zonder probleem deze druk aan. Tot slot het volgende. De bovenstaande ratios geven gemiddelden over alle cursussen en alle onderwijsvormen weer. Bij hoorcollege's zullen de staf/student ratios van nature lager liggen (d.w.z. meer studenten per betrokken staflid) dan de hierboven genoemde verhouding. Bij werkcollege's wordt als vuistregel gehanteerd dat per 20 a 25 studenten een extra werkgroep (met een extra studentassistent) wordt ingericht. Bij intensief projectonderwijs (zoals II in de MSc Informatiekunde HCM) krijgt iedere projectgroep additionele "coaching". Bij het werk aan de Thesis wordt voornamelijk met één-op-één sessies gewerkt.
3.3 Kwaliteit personeel Het onderwijs binnen de MSc Informatiekunde BIS wordt verzorgd door de drie kerndocenten en wordt inhoudelijk en organisatorisch gecoordineerd door de master coördinator. Dit personeel is in vaste dienst van de Universiteit en heeft ruime onderwijs- en onderzoekservaring (zie bijlage Bijlage E). Het onderwijs binnen de MSc Informatiekunde HCM wordt verzorgd door een team van 4 kerndocenten en wordt inhoudelijk en organisatorisch gecoordineerd door de master coördinatoren. Dit personeel is in vaste dienst van de Universiteit en heeft ruime onderwijs- en onderzoekservaring (zie bijlage Bijlage E). De UvA hanteert het "Universitair Functie Ordenen" systeem voor al haar onderwijzend personeel. Hierin worden functieprofielen beschreven die worden gebruikt bij de aanstelling en bij jaargesprekken. Daarbij worden er afspraken gemaakt over nieuwe doelen voor het komende jaar, en waar nodig over aanvullende cursussen (bijvoorbeeld het volgen van een cursus didaktiek). De jaargesprekken worden gevoerd door de instituutsdirecteur. De faculteit heeft een "procedure jaargesprekken" waarin beschreven staat hoe het onderwijs daarbij besproken moet worden. De opleidingsdirecteur kan op verzoek bij dat gesprek aanwezig zijn. De kwaliteit van het onderwijzend personeel wordt ook van buitenaf erkend omdat leden ook worden uitgenodigd voor het verzorgen van post-doc onderwijs, het verzorgen van zogenaamde 'summer schools' (zoals de European Summer School for Logic, Language and Information en de European Summer School in Information Retrieval) en het geven van onderwijs aan AIO's in onderzoeksscholen (bijvoorbeeld bij SIKS, de "Dutch Research School in Knowledge and Information Systems", en ASCI, de Advanced School for Computing and Imaging).
3.4 Analyse en acties Analyse: Hoog gekwalificeerd personeel, voor beide programma's, met een voor een MSc zeer redelijke FTE:EC verhouding 32
Analyse: We hebben geen zicht op de staf/student ratio's binnen MSc-opleidingen Informatiekunde elders in Nederland. Actie: Gebruik het recentelijk opgerichte Landelijk Overleg Informatiekunde om dergelijke cijfers boven water te krijgen. Analyse: Gezien de veranderende begrotingsmethodieken binnen de UvA valt in de komende jaren een opwaartse druk op de staf/student ratio te verwachten Actie: Achterhaal in samenspraak met de directeuren van de betrokken onderzoeksinstituten wat economisch haalbare/wenselijke ratios zijn.
4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische Vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure N Kwaliteitsplan UvA
MA-Zelfevaluatie > MA-Inzet Mdr 22:44, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Inzet"
This page was last modified 07:20, 4 May 2006.
33
MA-Voorzieningen From Informatics Institute
Inleiding 1 Doelstellingen 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Het Onderwijsinstituut is gehuisvest op het Roeterseilandcomplex (REC) als onderdeel van de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI). Het REC bestaat uit een aantal universitaire gebouwen, waarin naast onderwijs- en onderzoeksinstituten van de FNWI twee andere faculteiten (FEB en FMG) zijn gehuisvest en waar voorzieningen voor studenten (bibliotheken, studiezalen, mensa) zijn. Een deel van de wetenschappelijke staf is gehuisvest in het Science Park Amsterdam (de Watergraafsmeer). Voor deze medewerkers geldt dat zij moeten reizen voor: het geven van onderwijs, de begeleiding van groepen studenten, overleg met collega’s. Dit is een aanzienlijke belasting. In één van de gebouwen op het REC is een docentenkamer ingericht, bestaande uit een kleine vergaderkamer en een werkkamer met 3 computerwerkplekken. Van deze voorziening wordt veel gebruik gemaakt. Het plan is om de gehele faculteit binnen vier jaar te clusteren in het het Science Park Amsterdam, waarmee in elk geval de reistijd voor de meeste docenten sterk wordt gereduceerd. 4.1.1 Onderwijsruimten De opleiding maakt gebruik van de beschikbare onderwijsruimten op het REC, in het Science Park Amsterdam en in een enkel geval de binnenstad. Het grootste deel van het onderwijs wordt gegeven op het REC. De onderwijsruimten op het REC worden jaarlijks verdeeld op basis van de aanvragen door de verschillende opleidingen van de daar gevestigde faculteiten (FEB, FMG, FNWI ). Gebruik makend van de toegewezen zalen worden in het voorjaar de onderwijsroosters voor het volgend academisch jaar gemaakt. De opleiding kan over voldoende hoor- en werkcollegeruimten beschikken, zij het dat het soms nodig is opeenvolgende onderwijsactiviteiten in een ander gebouw te roosteren. Dit brengt voor studenten (en docenten) verplaatsingen tussen gebouwen met zich mee. Voor de reguliere cursussen is het eenvoudig om zalen te reserveren. Het reserveren van zaalruimten voor incidentele activiteiten door het jaar heen levert, mits tijdig aangevraagd, ook geen onoverkomelijke problemen op. De onderwijsruimten verkeren in goede staat en zijn, naast een whiteboard of krijtbord, bijna allemaal standaard uitgerust met een beamer en een overheadprojector. Computers en internetverbinding zijn niet altijd aanwezig. Docenten gebruiken in dat geval eigen apparatuur, die van hun afdeling of lenen apparatuur bij de Audiovisuele 34
Dienst. (Vaste) internetverbindingen moeten worden aangevraagd. Draadloos internet is beperkt aanwezig. Deze extra faciliteiten moeten gereserveerd worden bij de op het REC aanwezige ICT-groep van de faculteit en de Audiovisuele Dienst van het REC. De FNWI beschikt in de Watergraafsmeer sinds 2000 over een Studio Classroom, sinds 2005 beschikt de FNWI over zo’n ruimte op het REC. In deze experimentele onderwijsruimten wordt (werk)college gegeven met optimale visuele- en audiomogelijkheden. Helaas zijn de mogelijkheden voor studenten om—buiten de geroosterde onderwijsactiviteiten—samen te werken in de onderwijsgebouwen van het REC beperkt. Er zijn geen vrij toegankelijke project- of werkgroep ruimtes. Dit is voor de opleiding een punt van zorg dat niet op korte termijn lijkt te kunnen worden weggenomen. 4.1.2 Computerwerkplekken De opleiding maakt voor de practica gebruik van de computerpracticumruimten op het REC. In gebouw Euclides zijn 5 computerzalen beschikbaar met in totaal ruim 100 werkplekken (PC’s onder Windows of Linux). Verder zijn er verspreid over de andere gebouwen enkele computerpracticumruimten. In deze ruimten worden de practica van de vakken uitgevoerd, buiten de practicumtijden zijn deze computerruimten voor zelfwerkzaamheid beschikbaar. De gebouwen op het REC zijn over het algemeen geopend van 9:00-20:00u. Elke werkplek is voorzien van een snelle computer met internet en standaard software. Voor diverse cursussen wordt van speciale software gebruik gemaakt. Deze wordt apart door de verantwoordelijke docent aangevraagd, door de beheerder geïnstalleerd en onderhouden. De meeste van deze computerwerkplekken worden gedeeld met andere opleidingen. Vanuit elke werkplek is minstens één printer bereikbaar. Studenten hebben ook de mogelijkheid om per maand 200 prints gratis af te drukken. Alle werkplekken zijn volgens ARBO richtlijnen ingericht en studenten worden gewezen op RSI gevaar bij veelvuldig computergebruik. Waar, in het kader van een cursus of van het afstuderen de standaard desktopfaciliteiten ontoereikend zijn qua reken- of opslagcapaciteit, maken studenten gebruik van de faciliteiten van de betrokken onderzoeksgroepen en via hen zonidg van nationale rekenfaciliteiten. Verder kunnen studenten in het Studie- en Informatiecentrum van de faculteit en in het Studiecentrum Roeterseiland gebruik maken van computerfaciliteiten. Studenten in de afstudeerfase van de MSc Informatiekunde HCM kunnen gebruik maken van de "master-ruimtes" van het Instituut voor Informatica in de Watergraafsmeer. 4.1.3 Bibliotheken De collectie boeken, (elektronische) tijdschriften voor de faculteit is ondergebracht in bibliotheken in de verschillende gebouwen op het REC, waaronder de Pierson bibliotheek van de FEB, en in de Watergraafsmeer. Materiaal dat in het archief is opgenomen is opvraagbaar en binnen één dag voor gebruik beschikbaar. Van elk studieboek is minimaal een (in sommige gevallen niet uitleenbaar) exemplaar aanwezig in de bibliotheek. Literatuur die niet aanwezig is op de UvA, kan worden aangevraagd via het Interbibliothecair Leenverkeer (IBL). Een account hiervoor kan alleen worden aangevraagd bij de eigen bibliotheek. Mits voorradig op een van de Nederlandse universiteiten, is de aanvraag binnen twee werkdagen geleverd. Naast de papieren collectie beschikt de universiteit over een zeer uitgebreide digitale bibliotheek van wetenschappelijke tijdschriften, die vanaf elke computer binnen de universiteit en via een UvA-vpn, UvA-inbel of UvA-dsl (zie hieronder) bereikbaar is. 4.1.4 Onderwijsbureau Het Onderwijsbureau waar de studentenadministratie van de opleiding is ondergebracht, vormt een centraal punt in de informatievoorziening richting studenten. Studenten kunnen er terecht voor: informatie over inschrijvingen, het aanvragen examens, enz. Het Onderwijsbureau is gehuisvest in gebouw C, centraal op het REC. Het Onderwijsbureau is voor studenten echter zeer beperkt geopend van maandag t/m donderdag van 10:00-14:00u. De informatievoorziening naar de studenten vanuit het onderwijsbureau gebeurt voornamelijk per e-mail of via de website van de opleiding (http://www.student.uva.nl) . Wanneer de verhuizing van de opleiding naar de nieuwbouw in de Watergraafsmeer plaatsvindt, zal een samenvoeging van de Onderwijsbureau’s van alle opleidingen van de FNWI plaatsvinden. 35
4.1.5 ICT-diensten Sinds september 2004 zijn diverse informatievoorzieningen die via internet worden aangeleverd gebundeld in de portal MijnUvA.nl. Deze portal bevat Studieweb: een applicatie gekoppeld aan het registratiesysteem ISIS. Studenten melden zich aan voor vakken en kunnen hier hun geregistreerde studieresultaten inzien. Blackboard: een elektronische leeromgeving voor studenten en docenten, waarop documenten geplaatst kunnen worden en discussiefora geopend kunnen worden. Tevens kan blackboard gebruikt worden voor toetsing en dient het als hulpmiddel voor het genereren en aanleveren van cijfers. De website van de opleiding (http://www.student.uva.nl) waarop alle informatie over de studie staat voor de zittende studenten, zoals onderwijsmededelingen, studieprogramma’s, roosters, etc. Studentmail waarop de studenten onderwijsmededelingen en andere al dan niet opleidingsspecifieke mededelingen ontvangen Door de invoering van MijnUvA.nl is een centrale plaats ontstaan voor het beheren van alle informatie die de student nodig heeft met één gebruikersnaam en wachtwoord. 4.1.6 Internettoegang en Software Alle informatie op het internet is bereikbaar vanaf een UvA-adres. Voor het inloggen vanaf huis biedt UvA de studenten tegen gereduceerd tarief UvA-inbel en UvA-dsl. Tevens is het mogelijk om via de UvA tegen gereduceerd tarief software voor thuisgebruik te verkrijgen via Surfspot (http://www.surfspot.nl) . Naast een studentaccount (van de UvA) hebben FNWI-studenten ook een science-account. Met dit account kan de student toegang krijgen tot specifieke software voor de opleiding. 4.1.7 UvA-dsl Studenten hebben de mogelijkheid om door middel van een goedkoop UvA-dsl abonnement thuis gebruik te maken van het UvA-netwerk en van de faciliteiten van de universiteit. 4.1.8 UvA-VPN Met het nieuwe UvA-VPN kunnen studenten en medewerkers vanaf een willekeurige plaats in de wereld via een internetkoppeling toegang te krijgen tot digitale bronnen (zoals toegang tot de digitale bibliotheek) die anders alleen vanuit het UvA-netwerk bereikbaar zijn. De toegang wordt geregeld met behulp van de Virtual Private Networking techniek (VPN). 4.1.9 Studiegids Elk jaar worden de studieprogramma’s en vakomschrijvingen en een overzicht van regelingen en voorzieningen gebundeld en gepubliceerd in de studiegids. Studenten kunnen de gedrukte versie van deze gids—kosteloos— afhalen op het Onderwijsbureau. De informatie over opleidingsprogramma’s en de vakomschrijvingen zijn ook te raadplegen in de Digitale Studiegids (http://www.studiegids.uva.nl) van de UvA. 4.1.10 Studievereniging VIA Voor de studenten van alle opleidingen is de Vereniging Informatiewetenschappen Amsterdam actief. Deze studievereniging organiseert de verkoop van boeken en syllabi, excursies en lezingen. Daarnaast heeft de vereniging een groot en gewaardeerd aandeel in de introductie van eerstejaarsstudenten.
4.2 Studiebegeleiding Studiebegeleiding is erop gericht studenten te ondersteunen in hun academische en persoonlijke ontwikkeling. Hierbij wordt er naar gestreefd de expertise van de verschillende begeleiders (studie-adviseur, 36
docenten/docentmentoren, studentmentoren) optimaal te gebruiken. Bij de start van de opleiding staat het wennen aan de nieuwe omgeving, de nieuwe manier van werken en het aanleren/verbeteren van studievaardigheden centraal. De vraag of de gekozen opleiding wel de juiste is voor de student (en andersom) speelt zeker in het eerste jaar een grote rol. In het vervolg van de studie heeft de student te maken met verschillende keuzemomenten (keuzevakken, specialisatie, afstudeerproject, master of vervolgtraject) ondersteuning in deze keuzes wordt mid-dels individuele begeleiding of voorlichting geboden. Studenten kunnen ook gebruik maken van UvA-brede instanties zoals studentendecanen en loopbaanadviseurs. De studieadviseur speelt een belangrijke rol in de studiebegeleiding van en informatievoorziening aan studenten van de opleiding: zij coördineren en initiëren de verschillende begeleidingsactiviteiten. De studenten van het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen kunnen beschikken over twee studieadviseurs (in totaal 1,6 fte, de studieadviseurs werken beiden vier dagen per week). In de stu-diegids en op de website van de opleiding staat bij welke studieadviseur een student van een bepaal-de opleiding terecht kan. Studieadviseurs worden geschoold (door UvA centraal) en overleggen geregeld met andere studiead-viseurs van de FNWI. 4.2.1 Taken/activiteiten van de studieadviseur De studiebegeleiding door de studieadviseur is erop gericht studenten te adviseren en te ondersteu-nen bij studiegerelateerde vragen en problemen. Dat gebeurt door: het het het het
volgen van de studievoortgang van groepen studenten maken van afspraken ter verbetering van de studieresultaten organiseren en coördineren van het student- en docentmentoraat organiseren van voorlichting
De studieadviseur heeft een wekelijks inloopspreekuur; bovendien kunnen studenten op afspraak terecht en zaken per e-mail regelen. Studenten kunnen bij de studieadviseur terecht voor vragen over studieplanning, studieprogramma, verandering van opleiding, voortzetten/staken van de studie en studie- en werkmogelijkheden na de bachelor’s programma’s. De studieadviseur ondersteunt studenten bij het maken en uitvoeren van een studieplanning en bij het verbeteren van studievaardigheden, doormiddel van een individueel studietraject of door te verwijzen naar relevante instanties/cursussen. Bij ziekte of persoonlijke om-standigheden maakt de studieadviseur individuele afspraken met studenten met de doelstelling stu-dieachterstand te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken. Indien nodig worden studenten doorverwezen naar studentendecanen, -psychologen of het loopbaanadviescentrum. De studieadviseur volgt de studievoortgang van de studenten en roept indien daar aanleiding toe is, de desbetreffende student op voor een gesprek. De Universiteit van Amsterdam maakt gebruik van het studentenadministratiesysteem ISIS, de studieadviseurs maken daarnaast gebruik van de webap-plicatie STAP voor administratieve doeleinden 4.2.2 Specifiek voor de MSc Studiebegeleiding die wordt aangeboden aan de MSc Informatiekunde studenten vindt voornamelijk plaats door docentmentor: studie-adviseurs beschikbaar (inloopspreekuur + afspraken) introductie nieuwe studenten controle op voortgang afstuderen afstudeergroep voor sterk vertraagde studenten Daarnaast wordt er waar mogelijk—en qua onderwerp gepast—naar gestreefd om afstudeerders mee te laten draaien met onderzoeksgroepen. Studenten in hun afstudeerfase spreken hun afstudeerdocent met vaste regelmaat, doen mee aan geregelde afstudeerklassen (waar afstudeerders hun voortgang en werk aan elkaar presenteren) en aan onderzoeksseminars, en doen mee aan de door de afstudeercoördinatoren georganiseerde bijeenkomsten: 5 37
voor het BIS traject, 3 voor het HCM traject. Mede gelet op vereiste aanpassingen wordt aan de zogeheten schakelaars tijdens het schakelen extra aandacht besteed, zowel door de coördinatoren als door de docenten van de vakken die door de schakelaars gevolgd worden. Bij knelpunten overleggen docenten en coördinatoren.
4.3 Analyse en acties Analyse: De computationele infrastructuur vooor de MSc Informatiekunde HCM is niet altijd toereikend— vooralsnog kan in de behoefte worden voorzien door gebruik te maken van onderzoeksfaciliteiten, maar gezien de toenemende "scheiding der middelen" (tussen onderzoek en onderwijs) is dit geen lange termijn oplossing. Actie: Aandringen op extra budget voor computationele infrastructuur, mede in het licht van een op te stellen begroting voor de opleiding. Analyse: Voor docenten voor wie de primaire werkplek niet samenvalt met de onderwijslocatie zijn de kantoorvoorzieningen ontoereikend. Actie: Bij het management blijven aandringen op het inrichten van "flexplekken" voor docenten op het REC. Analyse: De opleiding lijdt op dit moment onder een dislocatie van docenten en studenten. Studenten kunnen niet 'even langslopen'. Actie: Inrichting van een adequate docentenkamer op de plaats van het onderwijs. Analye: Met de centralisering van de dienstverlening binnen de UvA is er sprake van een toenemende afstand tussen docenten enerzijds en degenen die voor de computationele infrastructuur dienen te zorgen, anderzijds. In het bijzonder wordt het steeds problematischer om de computationele onderwijsvoorzieningen (software, hardware) up-to-date te houden, en het voor elkaar te krijgen dat machines zijn voorzien van de juiste programmatuur van de juiste versie. Actie: Bij het management aandringen op het terugdraaien van de centralisatie van deze diensten. Analyse: Op dit moment is toegang tot internet in de onderwijsruimten onzeker. De regels en aanvraagprocedures verschillen van gebouw tot gebouw. Actie: Bij het management aandringen op inrichting van een uniform systeem over alle onderwijsruimten in de UvA. Analyse: Op dit moment zijn de meeste onderwijsruimten weliswaar uitgerust met een beamer, maar ontbreekt een computer. Deze dient apart te worden gereserveerd of zelf te worden meegenomen. Dat laatste is lastig vanwege de dislocatie van staf en onderwijsruimte. Actie: Bij het management aandringen op het plaatsen van eenvoudige computers in de onderwijsruimten.
5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische Vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure 38
Bijlage N Kwaliteitsplan UvA MA-Zelfevaluatie > MA-Voorzieningen Mdr 22:45, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Voorzieningen"
This page was last modified 07:21, 4 May 2006.
39
MA-Interne kwaliteitszorg From Informatics Institute
Inleiding 1 Doelstellingen 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg Onder de paraplu van een tweetal kwaliteitsplannen (Naar een systeem van Integrale Kwaliteitszorg Onderwijs UvA en Integraal Kwaliteitsplan Onderwijs aan de FNWI; zie Bijlage N) wordt de kwaliteit van MSc-opleiding Informatiekunde door een aantal organen en personen bewaakt: Opleidingscommissie: De Opleidingscommissie (OC) heeft als taak de opleidingsdirecteur te adviseren over het onderwijsbeleid. De opleidingscommissie bestaat uit docenten (waaronder de voorzitter) van de opleiding en studenten (van elke OC zijn minstens evenveel studenten als docenten lid). De Opleidingsdirecteur is geen lid van de commissie, wel kan deze -op verzoek van de commissievergaderingen bijwonen. De vergaderingen worden regelmatig bijgewoond door de studieadviseur. De Opleidingscommissie komt eens per vier tot zes weken bijeen, bespreekt het onderwijs, de onderwijsevaluaties en adviseert over de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Examencommissie: De Examencommissie is verantwoordelijk voor de tentamens en de examens, beoordeelt de vakkenpakketten van de studenten en verleent vrijstellingen. Zij beslist over het behalen van diploma’s, neemt examens af en zorgt voor de uitreiking van diploma’s. Daarnaast waarborgt de examencommissie adequate tentaminering bij de diverse examenonderdelen en adviseert zij over de Onderwijs- en Examenregeling (OER). De examencommissie bepaalt de toelating tot de Master Informatiekunde. Tevens heeft deze commissie als taak om klachten en fraudegevallen af te handelen en incidentele curriculumaanpassingen te doen als dit nodig is (bv. bij gehandicapte studenten). Onderwijsdirecteur: De Onderwijsdirecteur is algemeen verantwoordelijk voor de inhoudelijke en didactische kwaliteit van bestaande opleidingen en de ontwikkeling van nieuwe opleidingen. Daarbij bewaakt hij de samenhang en onderlinge afstemming tussen de opleidingen binnen het onderwijs instituut. Opleidingsdirecteur: De Opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijsprogramma. De opleidingsdirecteur werkt in nauw contact met de betrokken opleidingscoördinatoren, de directeuren van de onderzoeksinstituten, de opleidingscommissie en het docententeam. MSc-coördinator: De MSc-coördinator draagt de operationele verantwoordelijkheid voor inhoudelijke afstemming en coördinatie van het onderwijsprogramma in nauwe samenwerking met de opleidingsdirecteur. Daarnaast is de MSc-coördinator in operationele zin verantwoordelijk voor de afstemming van het programma met bachelor-vooropleidingen en belendende MSc-programma's en de instroom, doorstroom en uitstroom van studenten (zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin). Docent: De docent vervult een centrale rol in het onderwijs. Hij geeft het onderwijs zodanig dat het voldoet aan de door de opleiding gestelde kwaliteitseisen. Hij is verantwoordelijk voor zowel de inhoud en de organisatie van het toegewezen examenonderdeel inclusief de hoorcolleges, de ondersteunende werkcolleges en practica als voor de afstemming met andere vakken. Verder levert de docent een bijdrage aan indirecte onderwijstaken zoals het lidmaatschap van een docententeam, en/of de Opleidings- of 40
Examencommissie en verzorgen van voorlichting. De docent zoals hierboven beschreven is de ‘verantwoordelijke’ docent. Hij kan taken delegeren naar zijn medewerkers, maar blijft te allen tijde verantwoordelijk voor zijn vak en kan hier zonodig op worden aangesproken. Student: De student vervult meerdere rollen binnen de interne kwaliteitszorg: als afnemer van het geboden product en als lid van de Opleidingscommissie. Daarnaast worden de studenten aangemoedigd om actief en mondig op te treden tijdens lopende cursussen om tijdig te kunnen komen tot aanpassingen en/of bijsturingen.
5.1 Evaluatie resultaten Het onderwijs wordt geëvalueerd met als doel: Kwaliteit van het onderwijs bewaken. Kwaliteit van het totale onderwijs per jaar bewaken (samenhang, studeerbaarheid, niveau en rendement). Kwaliteit van de opleiding als geheel bewaken. De opleiding hanteert hiertoe een kwaliteitsoordeel op drie niveaus dat planmatig wordt uitgevoerd om de bovengestelde doelen te bereiken, te weten: Op het niveau van een individueel vak. Op het niveau van een studiejaar. Op het niveau van de opleiding in zijn geheel. De evaluaties per vak richten zich voornamelijk op de inhoud van het vak, de didactiek van de docent en de aansluiting op de rest van het programma. Toetsing van de eindtermen gebeurt (gedeeltelijk) in de jaarlijkse evaluaties door de docententeams. Deze jaarlijkse evaluaties hebben betrekking op de onderlinge samenhang binnen het jaar en de studeerbaarheid van het studiejaar. Als aanvulling op deze evaluatie wordt ook jaarlijks o.l.v. de Opleidingsdirecteur door het docententeam naar de uitwerking van de einddoelen in het programma gekeken, en naar de verschillende stromen, zowel mbt interne als externe samenhang. Ook wordt dan bepaald in hoeverre de verschillende vaardigheden van de student getraind zijn. 5.1.1 Opleidingscommisssie Informatiekunde (OCIK) De Opleidingscommisssie Informatiekunde (OCIK) vervult binnen de interne kwaliteitszorg een spilfunctie. Een substantieel deel van het materiaal in dit hoofdstuk is derhalve gericht op het beschrijven van de activiteiten van de OC. We bespreken hieronder de evaluatie-instrumenten, de gevolgde methodiek, de streefdoelen van de OCIK, de verbetermaatregelen, en tot slot een zelfevaluatie van de OCIK. De OCIK gebruikt de volgende instrumenten om informatie te vergaren en te verwerken: Evaluaties van vakken Bij elk vak binnen de opleiding IK wordt aan het eind van de cursus een standaard OWII evaluatieformulier uitgereikt aan alle studenten die het vak gevolgd hebben (dit gebeurt meestal tijdens het afsluitende tentamen). Er zijn twee soorten formulieren, één voor regulier, en één voor projectmatig onderwijs. Deze formulieren worden verwerkt door het onderwijsbureau, die na 4--6 weken een overzicht van de resultaten, plus alle formulieren met opmerkingen doorspeelt naar de OC. De verwerking bij de OC wordt verder besproken onder het kopje Methodiek. Actief vragen bij studenten Zowel de docent- als de student-leden van de OCIK benaderen actief studenten met vragen over het door hun gevolgde onderwijs. De student-leden als ontvangers van het onderwijs brengen eventuele problemen als agendapunt in bij de OCIK. Adviezen over de OER De OCIK geeft jaarlijks advies over de OER. Gezien de snelle ontwikkelingen in het informatiekunde vakgebied, is het onderwijsprogramma ook altijd in beweging. Via advisering over de OER en advisering bij curriculumwijzigingen bewaakt de OCIK de kwaliteit van het onderwijsprogramma. De OCIK let in het bijzonder op de volgende zaken: Studeerbaarheid Is het rooster zo ingericht dat een studeerbaar programma ontstaat? Hierbij wordt niet alleen naar studeerbaarheid voor de reguliere studenten gekeken, maar ook gelet op studeerbaarheid voor HBO schakelaars, en oude stijl studenten. Overgangsregelingen Veranderingen in het studieprogramma leiden soms tot problemen voor ouderejaars die een bepaald vak nog niet gehaald hebben. Bijvoorbeeld als dit vak niet meer wordt 41
gegeven, of in een andere vorm (met een andere waardering in EC). De OCIK kijkt of de overgangsregelingen in de OER kloppen, en uitvoerbaar zijn, in ieder geval voor studenten met hoogstens 1 jaar vertraging. 5.1.2 Methodiek Afzonderlijke vakken worden volgens een vaste methodiek geëvalueerd. Dit gaat als volgt. 1 . Evaluaties van afgelopen studieperiode komen binnen bij OC. 2 . Evaluaties worden verdeeld over de OC leden, elk vak wordt door 1 OC lid nader onderzocht. 3 . Dit lid beoordeelt de evaluatie resultaten en vergelijkt die met voorgaande jaren. Zonodig wordt nader onderzoek verricht door studenten te benaderen die het vak gevolgd hebben. De beoordeling vindt plaats volgens een vast stramien, waarin de vragen uit de evaluatie gevolgd worden. 4 . Er wordt contact gezocht met de docent voor een reactie op de uitkomst van de evaluatie. 5 . Dit alles resulteert in een eindrapport volgens een vast protocol dat bestaat uit de resultaten van het vak, de uitkomst van de evaluatie, de reactie van de docent en de conclusie van het OC-lid. 6 . De OC bespreekt alle rapporten, en brengt zonodig advies uit. 7 . De adviezen worden verstuurd naar de docenten, en het geheel wordt gearchiveerd. De OCIK hecht groot belang aan het kunnen volgen van een vak door een aantal jaren, en ook aan de mogelijkheid om vergelijkbare vakken met elkaar te kunnen vergelijken. Om dit mogelijk te maken is een archief ingericht waarin de rapporten per vak worden opgeslagen. Door de vaste manier van rapportage, en het vaste onderzoekschema zijn resultaten onderling goed vergelijkbaar. Docenten kunnen makkelijk aangesproken worden door de OCIK op hun in het verleden beloofde verbeteringen, omdat alles goed gedocumenteerd is. Dit archief is sinds dit jaar voor OC-leden beschikbaar via het Blackboard Systeem van de UvA.
42
Figuur 5.1: Voorbeeld van het gehanteerde Blackboard systeem. 5.1.3 De kwaliteitszorg van de OCIK De kwaliteitszorg van de OCIK betreft de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4.
De uitvoering van het onderwijs. Het onderwijsprogramma. De onderwijsvoorzieningen. De aansluiting op de arbeidsmarkt.
De bulk van het OCIK werk richt zich op punt 1, zoals boven besproken. Punt 2 komt aan bod bij de bespreking van de OER. Er wordt gestreefd punten 3 en 4 eens per jaar aan bod te laten komen. Hieronder bespreken we de streefdoelen, in de vorm van een vragen checklist die steeds afgelopen wordt. Er wordt gestreefd naar een positieve beantwoording van alle vragen. Zijn er vragen waarbij dit niet zo is, dan neemt de OCIK contact op met de betrokkenen (meestal een docent). 5.1.4 De uitvoering van het onderwijs: streefdoelen 1 . Onderwijs door docenten Worden de lessen goed gegeven? Is de les ordelijk, is de docent verstaanbaar? Gebruikt hij de juiste middelen (beamer, slides, bord, handouts, etc)? 2 . Studiemateriaal Is het materiaal adequaat? In termen van hoeveelheid, passend bij de stof, passend bij het aantal ECs, prijs. 3 . Tentamens Sluit tentamen aan bij de behandelde stof? Is het in overeenstemming met het aantal ECs? Zijn 43
er goede mogelijkheden tot herkansen? 4 . Informatieverstrekking Was er duidelijke informatie over het vak? Was er een website? Werd Blackboard gebruikt, en zo ja, op een adequate wijze? Werd de informatie op tijd verstrekt? 5 . Practische zaken Zijn docenten en assistenten bereikbaar? Reageren ze op tijd? Zijn lokalen en practicaruimtes adequaat (niet te klein bijvoorbeeld)? Houdt men zich aan afspraken over tijd en tijdsbesteding? 6 . Studiebelasting Was de hoeveelheid tijd die een student in het vak stak in overeenstemming met het aantal ECs? Was de tijdsbesteding goed over de collegeperiode verspreid? Werden er geen fricties met andere vakken veroorzaakt? 5.1.5 Het onderwijsprogramma: streefdoelen Het onderwijsprogramma is altijd in beweging. Er komen vakken bij en vakken verdwijnen. Dit reflecteert de snelle ontwikkeling in de Informatiekunde. Een dynamisch programma vergt ook een continue kwaliteitsbewaking van de studie als geheel. De OCIK heeft hier twee typen doelen: inhoudelijke en meer technische. De inhoudelijke doelen behelsen vooral de interne samenhang en de opbouw van de gehele studie. De technische doelen gaan over studeerbaarheid: roosters, studiebegeleiding, informatievoorziening. Ook hier worden de streefdoelen gecontroleerd door middel van checklists: 1 . Samenhang Is er voldoende samenhang tussen de verschillende vakken, en wordt dat duidelijk voor de studenten? Meer concreet, wordt er in vakken naar elkaar verwezen? Zijn er overkoepelende of informatiekunde-brede vakken? Zijn ingangseisen voor vakken gekoppeld aan de beoogde samenhang? Zijn die ingangseisen adequaat, en leiden ze niet tot een moeilijk studeerbaar programma? Is de studie goed opgebouwd in jaren? Hebben studenten op keuzemomenten ook werkelijk de kennis ontvangen om een goede keuze te kunnen maken? Is de belasting goed verdeeld in elk jaar en over de jaren? Is er ook samenhang in onderwijsmethodes? Is er voldoende contact tussen de verschillende cohorten? Gaan eerste en tweede jaars naar afstudeer en/of project presentaties? 2 . Technische doelen Zijn de roosters goed, en goed en tijdig beschikbaar? Is er een studeerbaar programma mogelijk, voor alle soorten studenten (regulier, HBO-schakelaars, mensen met een achterstand)? Zijn er duidelijke overgansregelingen bij het verdwijnen of veranderen van vakken opgesteld? Is de studiebegeleiding adequaat en zijn studiebegeleiders en mentoren bereikbaar? 5.1.6 Onderwijsvoorzieningen: streefdoelen De OCIK streeft naar perfecte onderwijsvoorzieningen. Binnen de faculteit FNWI zijn de lokalen prima toegerust, met bord, beamer, goed licht, veel ramen. Wij letten structureel op de volgende zaken: 1 . Kwaliteit practica ruimtes en voorzieningen (computers, beeldschermen en software) 2 . Locatie. Wij streven ernaar om de lessen zo veel mogelijk op 1 locatie te laten plaatsvinden. 3 . Overlegmogelijkheden. Zijn er voldoende plekken voor studenten om in kleine groepjes te kunnen werken? 5.1.7 Aansluiting arbeidsmarkt: streefdoelen De OCIK streeft naar een goed contact met onze alumni, en spoort docenten aan om toch vooral sprekers van buiten bij het onderwijs te betrekken. Ze moedigt interactie tussen de arbeidsmarkt en huidige studenten in de vorm van projectonderwijs ten zeerste aan.
5.2 Maatregelen tot verbetering De boven geschetste evaluatiemethodiek maakt de wijze van actie ondernemen duidelijk. Samenvattend: bij vakken-evaluatie wordt altijd contact opgenomen met de betrokken docent. In het geval van een slechte evaluatie wordt de docent aangesproken en gevraagd om een reactie en een verbeterplan. Dit verbeterplan maakt het jaar daarop deel uit van de onderwijsevaluatie. Wanneer problemen structureel blijken voor te komen wordt contact opgenomen met het docententeam of de opleidingsdirecteur. Een voorbeeld hiervan is dat uit vakevaluaties blijkt dat niet alle practicumassistentie even geschikt is voor het geven van onderwijs door gebrekkige kennis van de stof en/of gebrekkige kennis van de 44
Nederlandse of Engelse taal. De OCIK heeft naar aanleiding hiervan de opleidingsdirecteur het volgende geadviseerd: De practicumassistent moet het vak waarbij hij begeleidt zelf gevolgd hebben. Bij voorkeur wordt het practicum meerdere jaren door dezelfde assistent gegeven. De practicumassistent is aanwezig bij de hoorcolleges. De docent is regelmatig aanwezig bij het practicum. Het practicum wordt van te voren door de assistent, eventueel in combinatie met de docent, voorbereid. De practicumassistent is de Nederlandse of Engelse taal goed machtig en beschikt over de juiste didactische vaardigheden. De OCIK blijft monitoren of dit probleem blijft bestaan en zal verder actie ondernemen wanneer dit het geval is. De structurele jaarlijkse evaluaties (Onderwijsprogramma, OER, voorzieningen) resulteren in adviezen aan de opleidingsdirecteur. Doordat een medewerker van het onderwijsbureau vaak bij de OCIK vergaderingen aanwezig is, worden de verbetermaatregelen in goed overleg opgesteld en meestal snel geimplementeerd. De OCIK streeft naar korte lijnen, en heeft die door haar constructieve houding van de laatste jaren ook weten te bereiken en weten vast te houden. De OCIK is van mening dat kwaliteitsverbetering hier het beste bij gediend is. 5.2.1 OCIK zelfevaluatie Eens per jaar (aan het eind van het studiejaar) evalueert de OCIK haar eigen functioneren op de volgende aspecten: 1 . Afspiegeling. Vormt de bezetting van de OCIK een goede afspiegeling van de opleiding? Zowel wat betreft de docenten als de studenten? Hoe zit dat in het komende jaar? Welke vacatures (rollen) komen er vrij? (Studenten verlaten de OC, of veranderen van "rol" (bijv. worden master-student). 2 . Communicatie (van/naar docenten) Hoe wordt er omgegaan met onze aanbevelingen naar individuele docenten? (van/naar studenten) Gebruiken de studenten de OCIK wel voldoende? Vinden ze ons, zowel voor onderwijsklachten als voor aanbevelingen? Staan we nog steeds "midden tussen de studenten"? (van/naar managment) Onderwijsbureau, onderwijsdirecteur, studieadviseur. (Typische punten: krijgen we stukken op tijd? Krijgen we op tijd antwoord op vragen/aanbevelingen? Kunnen we makkelijk contact maken?) 3 . Effectiviteit Liepen de evaluatie-trajecten op tijd, naar behoren, en wat gebeurde er met de adviezen? Worden nieuwe leden snel en gemakkelijk ingewerkt? Gaat de interne communicatie goed en is het archief op orde en makkelijk toegangkelijk?
5.3 Betrekken van medewerkers en studenten De OCIK bestaat uit minimaal 4 docenten en minimaal 4 studenten. Gestreefd wordt naar een goede afspiegeling van de opleiding (medewerkers uit alle delen van de opleiding: BIS, HCM en ISLA, studenten uit de verschillende jaren, BSc, MSc, schakelaars). Binnen de master-programma's worden regelmatig kwaliteitsverbeterende acties ondernomen, voortvloeiende uit het contact dat de master-coördinatoren hebben met hun respectievelijke cohorten, het intercollegiaal contact tussen de kerndocenten, het half-jaarlijks overleg tusse de master-coördinatoren en de opleidingsdirecteur, en een systeem waarmee de voortgang van de cohorten wordt gevolgd. Voorbeelden hiervan zijn al genoemd in eerdere hoofdstukken en worden hier kort herhaald: maatregelen in de schakelprogramma's (BIS; zie Bijlage I), introductie van het scriptiereglement, afstemmingsmaatregelen binnen semesters, afstemming met HBO-curricula, introductie van adviesraden, regelmatig contact met het beroepenveld ([[[MA-Bijlage-H|Bijlage H]]. 5.3.1 Betrekken van alumni Het MSc Informatiekunde BIS programma kent veel interactie met haar alumni (zie Hoofdstuk 1). Van deze contacten wordt al uitgebreid—maar informeel—gebruik gemaakt, zowel in het kader van de kwaliteitscontrole als in het verzorgen van onderwijs. De beoogde oprichting van adviesraden (zie Bijlage J) dient in de toekomst te 45
zorgen voor terugkoppeling vanuit het beroepenveld ten bate van de kwaliteitszorg. Het MSc Informatiekunde HCM programma kent vooralsnog slechts op beperkte schaal interactie met alumni; de beoogde oprichting van adviesraden (zie Bijlage J) dient in de toekomst te zorgen voor terugkoppeling vanuit het beroepenveld ten bate van de kwaliteitszorg.
5.4 Analyse en Acties Analyse: Beperkte communicatie tussen docent en OC bij evaluatie van een vak Actie: Ook docenten voeren een gestandaardiseerde evaluatie uit na afronding van elk vak, en het OC lid betrekt dit bij zijn/haar evaluatie van het vak. Analyse: De MSc Informatiekunde HCM heeft een beperkte blik op alumni en afnemersveld. Actie: De in oprichting zijnde adviesraden moeten hierin verandering brengen. Analyse: Evaluatie van voorzieningen, aansluiting arbeidsmarkt en de zelfevaluatie van de OCIK schiet er vaak bij in. Actie: Voor de evaluatie van vakken is er een goed gestructureerd protocol, waardoor dit als vanzelf een prioriteit wordt. Een vergelijkbare structuur opzetten voor de andere aspecten, zodat ze ook "als vanzelf" worden geevalueerd.
6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure N Kwaliteitsplan UvA
MA-Zelfevaluatie > MA-Interne kwaliteitszorg Mdr 22:46, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Interne_kwaliteitszorg"
This page was last modified 07:21, 4 May 2006.
46
MA-Resultaten From Informatics Institute
Inleiding 1 Doelstellingen 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten De MSc-opleiding Informatiekunde is formeel in september 2003 van start gegaan. In de periode tot april 2005 (!) hebben 10 studenten hun MSc afgerond: 2 in 2003, 4 in 2004, en 4 in 2005. Daarnaast zijn in de periode september 2003-april 2005 80 studenten afgestudeerd met een "oud" doctoraal examen.
6.1 Gerealiseerd niveau Wij zien het afstudeerproject en het eindverslag als graadmeter voor de kwaliteit van het gerealiseerde niveau zoals we dat in Hoofdstuk 1 hebben omschreven. Ter beoordeling van het niveau van dit afstudeerwerkstuk heeft het master-docententeam een lijst van criteria opgesteld. Dit zijn regels aangaande de inhoud (soort van onderzoek en onderwerpen die in het verslag aan de orde moeten komen), de vorm en het niveau (leeronderzoek, deelonderzoek, verslag toegesneden op "peer" masterstudenten) waaraan afstudeerwerkstukken moeten voldoen (zie Bijlage B: de MSc Informatiekunde programma's, en in het bijzonder de beschrijvingen van het afstudeeronderzoek alsmede het scriptiereglement). Het afstudeerwerk MSc Informatiekunde BIS heeft een omvang van 20 EC; dat van de MSc Informatiekunde HCM 18 EC (inclusief literatuurstudie). Bijlage C geeft een overzicht van de lopende MSc afstudeerwerkstukken. Elke scriptie wordt beoordeeld door twee beoordelaars op grond van de kwaliteit het verslag en de openbare presentatie en verdediging ten overstaan van staf en studenten. Naast het gemiddelde niveau van onze afstudeerwerkstukken is een tweede succesmaat of uit het afstudeerwerk en het eindverslag een wetenschappelijke publicatie kan worden gedestilleerd. Dit is tot op heden bij enkele studenten gelukt; zie bijvoorbeeld (Snoek et al. 2005). Een derde indicator voor het gerealiseerde niveau is de mate van succes van onze studenten in het vervolgtraject. Van de studenten die op of voor april 2005 hun MSc diploma hebben behaald (10 studenten) zijn enkele studenten aan een promotieproject begonnen, vooralsnog met succes.
6.2 Onderwijs-rendement Wij streven naar een rendement tussen de 85% en 90% voor studenten die serieus met de studie bezig zijn, waarbij we uitgaan van ongeveer 10% uitval per jaar door persoonlijke omstandigheden, en de rest door ongeschiktheid. 47
6.2.1 Ontbrekende rendementscijfers De Universiteit van Amsterdam is niet in staat om rendementscijfers te genereren. Hierbij spelen twee factoren een rol: Er is op dit moment geen helderheid binnen de FNWI (de faculteit waarbinnen het Onderwijsinstituut is gehuisvest dat zorgt draagt voor de MA-opleiding Informatiekunde) welke definities en maatstaven betreffende het rendement gehanteerd dienen te worden. De UvA heeft op dit moment geen werkend systeem dat rendementscijfers kan genereren. Om aan het tweede euvel tegemoet te komen houdt het MA-docententeam zelf bij wat, per vak, het rendement is; zie hieronder voor details. Wat het eerste euvel betreft, een stuurgroep van de onderwijsinstituten binnen de faculteit heeft inmiddels de volgende rendementsdefinities vastgesteld: Populatie: dit zijn de FNWI-actieve studenten. FNWI-actieve studenten zijn gedefinieerd als studenten die: EOI-student zijn: de studenten die zich voor de opleiding als hoofdstudie inschrijven, aan 50% van de tentamens van de eigen opleiding meedoen, van de vakken (ook weer van de eigen opleiding) waarvan het tentamen niet wordt gehaald, aan 50% van de werkgroepen/practica van de vakken in het eerste semester hebben deelgenomen. Deze groep 'show-studenten' wordt vastgesteld bij het begin van semester 2. Opleidingsrendement: Van de groep 'FNWI-actieve studenten' wordt bepaald: het propedeuserendement na 1, 2 of 3 jaar. het bachelorrendement na 3, 4 of 5 jaar. het studiepuntenrendement na 1, 2, x jaar (hierbij een onderscheid naar punten voor vakken van de eigen opleiding -OER- en minor en vakken uit andere opleidingen. Cursusrendement: Ook hierbij kijken we in eerste instantie naar de show-studenten, dit wordt aan het eind van de cursus vastgesteld. Per uitvoering van een cursus wordt vastgesteld wat het slagingspercentage is. Hierbij wordt ook vermeld wat aantal pogingen voor tentamen is geweest. Naast de show-studenten, wordt ook gerapporteerd over de studenten met inschrijvingen in meer opleidingen, schakelstudenten, studenten van andere UvA-opleidingen, student van andere universiteiten, HvA-studenten (keuzevakstudenten). 6.2.2 Rendementscijfers bij benadering Om inzicht te verkrijgen in haar eigen rendement houdt het MSc-docententeam zelf per cursus de rendementen bij. Het cursusrendement wordt als volgt vastgesteld: (aantallen actieve studenten in de cursus / aantal geslaagden), waarbij het aantal geslaagden bepaald wordt na twee herkansingen. MSc Informatiekunde HCM: gemiddeld: 88% ICT en dienstverlening: 84% Management van immateriële waarden: 79% Research methods, consultancy and reflection: 89% Informatiemanagement: toepassingen in de praktijk: 100% MSc Informatiekunde HCM: gemiddeld: 96% Gepersonaliseerde Informatievoorziening: 95% Intelligente Interactieve Systemen: 100% Onderzoeksmethoden MSc Informatiekunde HCM: 89% Ontologieën voor Multimedia: 100% Internetinformatie: 92% Informatie Visualisatie: nieuw vak; nog geen resultaten beschikbaar Kennisprocessen en Media: 100% Het cursusrendement loopt uiteen van 79% voor een cursus in de MSc Informatiekunde BIS tot 100% voor cursussen die voor een groot deel ingevuld zijn met uitvoerig begeleid groepswerk. De cijfers liggen hoog—dit wordt voor een belangrijk deel verklaard door het feit dat we van studenten op het MSc-niveau vragen duidelijke commitments verlangen: mee-doen is serieus mee-doen. 48
6.2.3 Instroom en uitstroom Hieronder geven we in twee afzonderlijke tabellen het aantal instromende studenten (Tabel 6.1) en het aantal uitstromende studenten (Table 6.2) voor de periode september 2003-april 2005. 2003 2004 2005 MSc Informatiekunde 4 2 11 Doctoraal BIS/SWI 90 Schakelstudenten 10 27 61 Tabel 6.1: Instroomcijfers Informatiekunde 2003-2005. De "Doctoraal"-cijfers betreffen het totaal aantal ingeschreven doctoraal-studenten in april 2005. 2003 2004 2005 MSc 2 4 4 Doctoraal 30 37 13 Tabel 6.2: Diploma's 2003-2005. We beschikken helaas niet over informatie over de gemiddelde studieduur voor de MSc Informatiekunde. We beschikken evenmin over gegevens over het aantal voltijdsstudenten vs het aantal deeltijdstudenten en eventuele verschillen in rendement tusen deze twee groepen. In verband met het feit dat 1 juli 2007 de absoluut laatste datum is waarop de studie nog met een "oud" doctoraalexamen kan worden afgerond, zijn de contacten met studenten uit oude cohorten, die hierin nog kansrijk zijn, geïntensiveerd. Dit heeft geleid tot ca 30 studenten uit vroegere jaren die alsnog aan een doctoraalwerkstuk zijn begonnen.
6.3 Analyse en acties Analyse: Op dit moment kunnen geen rendementscijfers worden gegenereerd voor de periode 2003-2005 en kan niet worden nagegaan of, en in hoeverre, het behaalde onderwijsrendement voldoet aan ons streefcijfer van 85 a 90% voor studenten die serieus met de studie bezig zijn. Actie: Naast het opzetten door het docententeam van een eigen schaduwadministratie, wordt er op dit moment UvA-breed een administratief systeem ingevoerd dat deze rendemenstcijfers kan leveren. Analyse: De werkelijke studieduur is over het algemeen langer dan de nominale studieduur. Deze vertraging lijkt niet zozeer te worden veroorzaakt door knelpunten binnen de opleiding zelf (zoals programmering, zwaarte, organisatie, etc), maar door externe factoren. Actie: De veronderstelling dat deze vertraging wordt veroorzaakt door het feit dat studenten de opleiding feitelijk als deeltijdstudie volgen, onderzoeken. Analyse: De MSc Informatiekunde opleiding heeft ten opzichte van het moment waarop nog de aparte (doctorale) opleiding "Bestuurlijke Informatie Systemen" en "Sociaal Wetenschappelijke Informatica" bestonden behoorlijk aan belangstelling ingeboet. Dit geldt vooral wat betreft belangstelling onder vrouwelijke studenten. Actie: De opleiding duidelijker profileren, en duidelijker in de markt zetten buiten de traditionele betatrajecten waar de vooorlichting van het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen zich op richt (zie ook Hoofdstuk 2) en aldus een gamma-karakter van de opleiding beter communiceren.
Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Referenties B Overzicht van alle MSc Informatiekunde vakken C Overzicht van afstudeerscripties D Overzicht van de leerdoelen per vak 49
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
E Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen F Academische Vaardigheden G Tijdschriften H Gastdocenten I HBO aansluiting J Adviesraden K Programmabeschrijvingen L Verplichte literatuur M Toelatingsprocedure N Kwaliteitsplan UvA
MA-Zelfevaluatie > MA-Resultaten Mdr 22:47, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/MA-Resultaten"
This page was last modified 08:32, 4 May 2006.
50