Zelfstudie 2003–2006
Bacheloropleiding Informatiekunde
1 mei 2006
Inhoudsopgave • Inleiding
1
• 1 Doelstelling
3
• 2 Programma
9
• 3 Inzet
20
• 4 Voorziening
25
• 5 Interne kwaliteitszorg
33
• 6 Resultaten
39
iii
iv
BA-Inleiding From Informatics Institute
Zelfevaluatie Bachelor Informatiekunde Inleiding Dit document bevat een zelfstudie van de Bacheloropleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam, met CROHO-nummer 56842. De BSc Informatiekunde is een interfacultaire opleiding waarin de Faculteit der Economie en Bedrijfskunde en de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica participeren. De Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica voert voor deze opleiding het penvoerderschap. De opleiding is derhalve ondergebracht bij Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen van deze faculteit. De opleiding Informatiekunde werd op 1 september 2000 ingesteld bij een ministeriële herschikking van alle CROHO geregistreerde opleidingen. Daarbij moesten de voormalige opleidingen Bedrijfsinformatiesystemen, Sociaal Wetenschappelijke Informatica, en Medische Informatiekunde samengaan. De laatste opleiding heeft zich daar met succes tegen verzet en is zelfstandig gebleven. De opleiding Informatiekunde werd administratief ondergebracht bij het Interfacultaire Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen dat is ondergebracht bij de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. De docenten van de opleiding Informatiekunde waren afkomstig uit een drietal faculteiten, te weten de Faculteit der Economie en Bedrijfskunde (FBE), de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG), en, voor een klein deel ook de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde, en Informatica (FNWI). Hoewel de onderwijsinzet van de bij de opleiding betrokken docenten viel onder het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen, bleven de docenten in dienst bij de faculteiten hun "eigen" faculteiten. In de jaren na 2000 kreeg de FNWI een steeds sterkere greep op de opleiding. Vooral omdat de financiering voor deze opleiding vanaf 2000 naar deze faculteit ging en de verrekening hiervan met de overige twee onderwijsverzorgende faculteiten stroef liep. In die periode werd ook de onderwijsinbreng vanuit de FNWI vergroot van een klein propedeuseonderdeel naar bijna één-derde deel van de opleiding op dit moment. In 2004 werd de SWI-groep overgeheveld van de FMG naar de FNWI. Sinds 2004 wordt de opleiding verzorgd door de FEB en de FNWI. De voormalige opleidingen Bedrijfsinformatiesystemen en Sociaal Wetenschappelijke Informatica waren duidelijk geprofileerd (en zichtbaar) voor de beoogde doelgroepen. Na de fusie in 2000 heeft het de nieuwe opleiding Informatiekunde enige jaren ontbroken aan een duidelijk profiel, waardoor de opleiding noch voor scholieren met een Economie & Maatschappij profiel (voorheen potentiële BIS-studenten) noch voor scholieren met een Cultuur & Maatschappij (voorheen potentiële SWI-studenten) een duidelijke en herkenbare optie was; het door universitaire voorlichters gepraktiseerde denken langs facultaire lijnen heeft hier zeker aan bijgedragen. Sinds medio 2005, en geïnformeerd door een marketinganalyse, zet de opleiding zichzelf neer als een brede, interdisciplinaire opleiding, met duidelijke specialisatiepaden in de bovenbouw van de opleiding. De opleiding bevindt zich derhalve in een overgangsfase: de neergaande lijn in de (eerstejaars) instroomcijfers is een halt toegeroepen, door duidelijker communicatie naar buiten toe, ook buiten de traditionele facultaire muren, en door het aanscherpen van de structuur van de opleiding zelf, waarin keuzeruimte gecombineerd wordt met duidelijke paden. Daarnaast kent Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam een toenemede belangstelling vanuit het HBO, wat leidt tot een substantiële zij-instroom in het tweede en derde jaar van de opleiding.
Over dit document Dit document is opgebouwd uit een zestal hoofdstukken, die samen de 21 facetten uit het beoordelingskader van de NVAO afdekken; in een aantal bijlagen wordt additionele informatie op detail-niveau aangeleverd. 1
Het document is samengesteld door een aantal leden van het BSc Informatiekunde docententeam, met bijdragen van mede-docenten, studenten en administratieve ondersteuning door het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen: Drs Toon Abcouwer Dr Wouter Jansweijer Drs Richard Kellerman Deibel (studieadviseur) Dr Maarten Marx (namens de Opleidingscommissie Informatiekunde) Prof.dr Maarten de Rijke Dr Jacobijn Sandberg (opleidingscoördinator) Drs Frits de Vries Koen Abcouwer (studentlid) Drs Kees van Wensen (OWII) Voor het schrijven werd gebruik gemaakt van MediaWiki—software die oorspronkelijk ontwikkeld is voor Wikipedia maar die nu veelvuldig wordt ingezet voor het ondersteunen van, en delen van documenten bij, samenwerkingsprojecten. Prof.dr Maarten de Rijke Opleidingsdirecteur BSc Informatiekunde Amsterdam, 1 mei 2006
1 Doelstellingen opleiding 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van leerdoelen, toetsingswijzen, en vaardigheden per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Inleiding"
This page was last modified 14:28, 1 May 2006.
2
BA-Doelstellingen From Informatics Institute
1 Doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen We bieden een academisch Bachelor programma Informatiekunde aan. De doelstellingen van dit programma, zoals vastgelegd in Artikel 1.1 van de Onderwijs- en Examenregeling voor de Bachelor Informatiekunde, zijn de volgende: 1 . De bacheloropleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam richt zich op het analyseren, ontwerpen en inrichten van samenwerkingsprocessen tussen mensen en geavanceerde computersystemen, waarbij kennis en informatie een centrale rol spelen. 2 . De theorievorming, het onderzoek en het onderwerp van samenwerkingsprocessen en innovatieve technologie worden benaderd vanuit de gezichtspunten van: individu, organisatie, samenleving. 3 . De afgestudeerde in de Informatiekunde is in staat tot het uitvoeren van fundamenteel en toegepast onderzoek naar bedoelde samenwerkingsprocessen. 4 . De afgestudeerde heeft kennis van de belangrijkste theorieën binnen de informatiekunde, is in staat deze verder te ontwikkelen, kritisch te beschouwen, te toetsen en te vertalen naar operationele systemen. Om ons internationaal te kunnen positioneren, spiegelen we ons, samen met de Master Informatiekunde, aan de internationale standaard voor informatiekundige opleidingen die opgesteld is door de ACM (Association for Computing Machinery) en de AIS (Association for Information Systems), en met name aan het ontwikkelde model-curriculum voor de opleidingen op het vakgebied Information Systems (J.T. Gorgone en P. Gray, MSIS 2000, Model Curriculum and Guidelines for Graduate Degree Programs in Information Systems; zie ook Hoofdstuk 2). Dit model-curriculum is geen standaard-curriculum dat tot in de kleinste details is voorgeschreven, maar biedt een gemeenschappelijk referentiekader waarin we specifieke Amsterdamse accenten aanbrengen die voortbouwen op onze lokale onderzoeks- en onderwijstradities en -sterktes. Voor onze nationale positionering hanteren we de beschrijving van de gemeenschappelijke kern van de opleidingen Informatiekunde zoals die in het CROHO is opgenomen: Informatiekunde richt zich op theorievorming en onderzoek naar het effectief structureren, verwerken en communiceren van informatie en de rol die ICT daarbij speelt. Informatieprocessen bij individuen en organisaties worden niet alleen uit technisch, maar ook uit cognitief, sociaal en bedrijfskundig perspectief bezien. Onze doelstellingen zijn een directe vertaling van deze beschrijving naar onze lokale Amsterdamse onderzoeksen onderwijstradities en -sterktes. Een belangrijk element van het Amsterdamse curriculum, waar we sterk aan hechten en waarin we ons onderscheiden van andere nationale informatiekundeopleidingen, is het essentieel multidisciplinaire karakter van de opleiding. Bouwend op een brede onderlaag waarin een drietal monodisciplines (economie, informatica, en sociale wetenschappen) wordt gecombineerd, biedt de opleiding in haar derde jaar een tweetal studiepaden aan (bedrijfsinformatiesystemen en human centered multimedia) die elk twee van deze drie mono-disciplines integreren. We beoordelen ons curriculum op een regelmatige basis, om te controleren op consistentie met het internationale ACM-AIS model, om nieuwe ontwikkelingen in de Informatiekunde in te kunnen passen in het curriculum, om terugkoppelingen door docenten en studenten ten aanzien van structuur, doceer- en studeerbaarheid, en keuzevrijheid te kunnen verwerken, en vanuit het oogpunt van de aansluiting op het Masterprogramma Informatiekunde. Bijvoorbeeld vanuit het masterprogramma is gesuggereerd dat de keuze voor één van de twee specialisaties een gefundeerde moet zijn en dat de studenten al vroeg in het Bachelorprogramma kennis moeten 3
maken met de spcialisatierichtingen in de vorm van profilerende vakken. Deze wens vanuit het masterteam heeft geleid tot drie aanpassingen in het Bachelorprogramma: 1 . Vroege kennismaking met specialisatierichtingen in de vorm van profilerende vakken (begin jaar 2). 2 . Herinrichting van profilerende vakken om een gefundeerde keuze van een van de specialisatierichtingen te ondersteunen. 3 . Herbenoeming van de twee profilerende vakken. Deze dragen voortaan de naam van de bijbehorende specialisatierichting: BIS (Bedrijfsinformatiesystemen) en HCM (Human Centered Multimedia). Naast de wens vanuit het Masterprogramma om een voortraject aan te bieden dat optimaal aansluit wordt er ook waardevolle terugkoppeling op het onderwijsprogramma verkregen vanuit het vak Research Methods, Consultancy and Reflection binnen de Master waar studenten wordt gevraagd te reflecteren op hun studie tot nu toe. De globale doelstellingen worden vertaald in de volgende eindkwalificaties. De afgestudeerde: 1 . heeft inzicht in de belangrijkste theorieën binnen de Informatiekunde en de wijze waarop zij zijn ontstaan door het combineren van inzichten uit de sociale en economische wetenschappen en de informatica; 2 . heeft kennis van de maatschappelijke, strategische en organisatorische implicaties van het toepassen van geavanceerde informatie- en communicatietechnologie (ICT); 3 . bezit kennis en vaardigheden op het gebied van modelleren, ontwerpen, ontwikkelen, evalueren en beheren van interactieve informatiesystemen, al dan niet verbonden middels netwerken; 4 . bezit kennis en vaardigheden om de sociale en economische betekenis van informatie en kennis te doorgronden en toe te passen in organisaties. 5 . bezit academische onderzoeksvaardigheden zoals: het ontwerpen van theoretisch en praktijkgericht onderzoek; het toepassen van kwalitatieve en kwantitatieve methoden; het uitvoeren van literatuuronderzoek; en het kritisch beschouwen van onderzoek en resultaten; 6 . bezit algemene academische vaardigheden op de gebieden van communiceren, schrijven, presenteren, analyseren en project management; 7 . kan interdisciplinair denken en werken. De eindtermen vallen uiteen in zes onderdelen (bedrijfsinformatiesystemen (BIS), basisinformatica (techniek), human centered multimedia (HCM), vaardigheden, fundamenten en synergie). Deze onderdelen corresponderen direct met de inhoud van ons curriculum zoals beschreven in Hoofdstuk 2. Wij bezien onze eindkwalificaties jaarlijks. Dit proces verloopt via het BA-docenteam, dat in de loop van het eerste semester van elk academisch jaar, in voorbereiding op het volgende academische jaar zowel het curriculum als de doelstellingen doorneemt. Input voor deze overwegingen wordt geleverd door leden van het docententeam, terugkoppeling vanuit de opleidingscommissie, en vanuit het MA-docententeam. Daarnaast vindt, met oog op het interdisciplinaire karakter van het vakgebied en de opleiding, terugkoppeling plaats vanuit de betrokken disciplines. De meest recente aanpassing van het curriculum was in september 2005, als eerste stap op weg naar een duidelijker gestructureerd curriculum in termen van de zes genoemde onderdelen (BIS, techniek, HCM, vaardigheden, fundamenten en synergie). Deze herstructuring wordt in september 2006 afgerond. Op dit moment is een externe commissie voor advies in deze zaken in oprichting.
1.2 Niveau: Bachelor en Master Ons programma voldoet aan de Dublin descriptoren voor een academisch Bachelor-programma. Door onze oriëntatie op het ACM-AIS model curriculum, en onze eigen internationale oriëntatie binnen het onderzoek aan de informatiekunde, leveren wij voldoende kennis van de informatiekunde en inzicht op het juist niveau. Door training en toetsing, in op synergie gerichte vakken, in projecten, in op reflectie gerichte vakken, en in het afstudeerproject, laten onze studenten zien dat ze deze opgedane kennis kunnen inzetten voor het analyseren en oplossen van informatiekundige vraagstukken. Door expliciete training, als onderdeel van reguliere vakken en in het kader van "vaardigheden"-vakken, beschikken onze afstudeerders over de kwalificaties zoals vereist voor een Bachelor. Ze worden adequaat voorbereid om succesvol te kunnen zijn in een vervolg Master-programma of in een professionele omgeving. 4
1.2.1 Kennis en inzicht Deze descriptor wordt afgedekt door onze eindkwalificaties 1, 2, en 3 (zie Sectie 1.1). Naast onderdelen die in het ACM-AIS model-curriculum worden opgevoerd, en die tot de kerninformatiekunde behoren, bieden we vakken aan die behoren tot de kern van de disciplines die betrokken zijn bij de Amsterdamse Bachelor-opleiding Informatiekunde: economie, informatica, en sociale wetenschappen. Waar beschikbaar worden standaardtekstboeken gehanteerd. Waar materiaal (nog) niet tegen een redelijke prijs beschikbaar is als tekstboek, wordt met readers gewerkt. Een overzicht van de gehanteerde literatuur wordt gegeven in Appendix A. Het niveau van de verworven kennis en inzicht wordt continu getoetst aan de hand van tentamens, portfolio's, schriftelijke en mondelinge verslagen, inleveropdrachten, etc. Studenten oefenen en toetsen hun vermogen om problemen op te lossen gedurende projecten en practica. In hun afstudeerproject, waarin zij onafhankelijk een probleem uit de informatiekunde aanpakken, wordt grondige kennis van en inzicht in de informatiekunde vereist, alsmede adequate probleemoplos-vaardigheden (zie ook de volgende descriptor). 1.2.2 Toepassen kennis en inzicht Deze descriptor wordt afgedekt door onze eindkwalificaties 3 en 4 (zie Sectie 1.1). Het toepassen van verworven mono-disciplinaire kennis en inzichten wordt continue getraind in practica, case studies, en inleveropdrachten. Het toepassen van disciplinaire kennis in de bredere en multidisciplinaire informatiekunde-context wordt getraind in de projecten en andere vakken die specifiek op synergie gericht zijn. In het afstudeerproject wordt de student gedwongen om zijn of haar kennis en inzichten op een professionele manier in te zetten, met adequate argumentatie, verantwoording, en analyse. Professionaliteit: binnen de projectmatige onderdelen van de opleiding, zoals het project Informatiekunde in de praktijk (jaar 1) en het Business modelling and design project (jaar 2), vormt een gedegen analyse van de voorliggende problematiek de eerste stap; in het afstudeerproject wordt hierbij een grotere zelfstandigheid vereist. De vraagstukken die daar worden aangepakt zijn meer open, zodat naast analyse ook een gedegen planning en afbakening wordt geleerd. Argumenteren: in vakken zoals Onderzoeksmethoden en -techniek, Informatie systeemtheorie, Project business modelling and design, en Data mining wordt van studenten een gedegen argumentatie verlangd, waarin studenten stapsgewijs uitleggen welke problemen en vraagstukken ze beantwoorden met behulp van welke methoden. Reflectie achteraf, op de gevolgde methodiek en op de gevonden resultaten, maakt ook deel uit van dit proces. Oplossen van problemen: in vakken als e-Business & e-Government, Human centered multimedia, Data mining en Project information retrieval bekijken studenten alternatieve analyse- of oplossingsmethoden alvorens tot een beargumenteerde keuze te komen. In Project information retrieval werken studenten samen in grotere teams, en wordt van de studenten verlangd dat zij complexe vraagstukken opbreken in hanteerbare vraagstukken, waarna ze, in een multidisciplinair team werken aan de deeloplossingen die ze dienen te coördineren. 1.2.3 Oordeelsvorming Deze descriptor wordt afgedekt door onze eindkwalificaties 3, 5, en 6. In de loop van het Bachelor-programma, vanaf het eerste tot aan het laatste jaar, verschuift de aandacht van opdracht uitwerken en door de docent gestuurd de literatuur en andere informatiebronnen verkennen naar probleemgestuurd werken waarbij de studenten zelfstandig aan het werk gaan met een probleemschets. De student stelt zelf vragen , bedenkt plannen van aanpak en overweegt alternatieve methoden. De docent treedt op als coach, biedt sturing waar nodig, helpt bij het formuleren van vragen, richt de aandacht op alternatieve bronnen van informatie en ondersteunt de studenten bij de vormgeving van hun leerproces. Vakken waarbij dit probleemgestuurd werken een belangrijke rolt speelt, gebaseerd op oordeelsvorming op grond van wetenschappelijke en/of maatschappelijke criteria, zijn Data mining, Project information retrieval, Toegepaste kennis-en communicatiesystemen (HCM richting) en Kennis management (BIS richting). Daarnaast zijn vakken als Informatiemaatschappij, Informatiesysteemtheorie, en Filosofische Aspecten van de Informatiekunde (die alle vallen onder het kopje "Fundamentals", zie Hoofdstuk 2) er specifiek op gericht om de student te leren reflecteren, op grond van maatschappelijke, wetenschappelijke, technische, en ethische overwegingen, op zijn of haar eigen rol als informatie-deskundige.
5
1.2.4 Communicatie Deze descriptor wordt afgedekt door onze eindkwalificaties 6 en 7 (zie Sectie 1.1). Communicatieve vaardigheden, zowel schriftelijk als mondeling, en zowel voor experts als niet-experts, worden expliciet geoefend en beoordeeld tijdens reguliere vakken (zoals bij Kennis en interactie) in de vorm van het presenteren van onderzoeksresultaten aan medestudenten of zoals bij Mens-computer interactie in het voorleggen van een ontwikkeld ontwerp aan een panel van interne- en externe deskundigen. Dat laatste gebeurt ook tijdens projecten zoals Project informatiekunde in de praktijk (jaar 1) en bij de eindverslaglegging. De Informatiekunde-opleiding is essentieel multidisciplinair van karakter. Dit blijkt niet alleen uit het naast elkaar bestaan van verschillende monodisciplinaire vakken uit de economie, informatica, en sociale wetenschappen binnen het Informatiekundecurriculum, maar ook uit het feit dat de opleiding een aantal multidisciplinaire, en op synergie gerichte, vakken kent zoals Project informatiekunde in de praktijk (jaar 1), Computer mediated communication (jaar 1), Business modeling & design (jaar 2), Data mining (jaar 3), Project information retrieval (jaar 3). Hoewel Informatiekunde een Nederlandstalige opleiding is, wordt in de laatste fase van de opleiding dikwijls Engelstalig onderwijs gegeven, hetzij om buitenlandse studenten tegemoet te komen, hetzij omdat docenten (of coaches in geval van project-werk) van buitenlandse afkomst zijn. Aan enkele vakken in het tweede jaar, en veel vakken in het derde jaar, nemen naast de reguliere studenten ook zogenaamde schakelaars deel, studenten afkomstig uit het HBO, die uiteindelijk in de Masteropleiding Informatiekunde willen instromen en daartoe enige aanvullende vakken dienen te volgen (zie Sectie 2.5). Deze heterogene populatie draagt verder bij aan het multidisciplinaire en veelzijdige karakter van met name het project-gebaseerde onderwijs in het derde jaar van de opleiding. In Project information retrieval en Human centered multimedia wordt een professionele dan wel wetenschappelijke omgeving gesimuleerd. In Project information retrieval worden studenten geconfronteerd met een uitdagende informatie-ontsluitingsbehoefte met een maatschappelijke of wetenschappelijke origine, alles met beperkte middelen, met een heterogeen team dat samengesteld wordt op basis van complementaire vaardigheden, en onder grote tijdsdruk. In het vak Interactive multimedia systemen werken studenten voor een echte klant: de "Waag Society". Deze zet projecten uit waarvoor van studenten een creatief en innovatief ontwerp van een oplossing wordt verlangd in de vorm van een demonstrator. 1.2.5 Leervaardigheden Deze descriptor wordt afgedekt door onze eindkwalificaties 5, 6 en 7 (zie Sectie 1.1). Voor onze eerstejaarsstudenten kennen we twee soorten van tutoring: door mede-studenten en door docenten. Hier hebben studenten geregeld overleg, en worden de studenten op mogelijkheden en verantwoordelijkheden gewezen. In de zogeheten fundamentals-vakken van de opleiding (Informatiemaatschappij, Informatiesysteemtheorie, en Filosofische aspecten van de informatiekunde) reflecteren de studenten op hun eigen rol als informatiekundigen binnen de opleiding en op hun toekomstige rol binnen de maatschappij. In projectgebaseerde cursussen binnen de opleiding ligt het initiatief grotendeels bij de studenten, en dienen zij zichzelf te stimuleren, moeten zij zelf (onderzoeks)vragen stellen en aan planning en bewaking van de voortgang werken. In het derde jaar culmineert deze trend in het afstuderen, waar studenten onafhankelijk werken om zodoende aan te tonen dat ze over voldoende leervaardigheden beschikken om het afstuderen en de opleiding af te ronden.
1.3 Orientatie HBO/WO Onze eindkwalificaties sluiten nauw aan bij het model-curriculum Informatiekunde van de ACM-AIS, dat op haar beurt een product is van de internationale informatiekundegemeenschap. Onze docenten zijn voor het merendeel (zie Hoofdstuk 3) zelf actieve onderzoekers, internationaal georiënteerd, met uitgebreide contacten en voorname posities binnen de internationale onderzoeksgemeenschap. Dit alles draagt ertoe bij dat onze eindkwalificaties in de pas zijn met internationaal geaccepteerde academische standaarden. Meer specifiek leggen we met name de nadruk op de volgende punten: Academische onderzoeksvaardigheden: De methodologische aspecten hiervan worden expliciet aangereikt in zogeheten vaardighedenvakken (zie Hoofdstuk 2), en geoefend in vakken en projecten gedurende de 6
gehele opleiding. Algemene academische vaardigheden op de gebieden van communiceren, schrijven, presenteren, analyseren en project management: Dit wordt expliciet getraind en geoefend, zowel in reguliere vakken, als in projecten. Binnen het curriculum Informatiekunde wordt systematisch gewerkt aan de opbouw van academische vaardigheden, zoals academisch schrijven, presenteren, analyseren, reflecteren en onderzoek doen. In alle Bachelorvakken worden de academische (deel)vaardigheden in de context van het vak geoefend; bijvoorbeeld het gebruik van digitale databases voor het zoeken van literatuur, het kort en bondig verslag doen van onderzoek, het presenteren van onderzoeksresultaten in de vorm van een onderzoeksposter. In de projectblokken vindt integratie van de deelvaardigheden plaats—binnen de projecten komen verschillende academische vaardigheden aan bod die in onderlinge samenhang worden toegepast en geoefend. Ter ondersteuning van de ontwikkeling van de academische vaardigheden wordt met verschillende feedback-mechanismen gewerkt. De eerstejaarsstudenten krijgen intensievere feedback—zij worden bijvoorbeeld in staat gesteld schrijfopdrachten via iteratieve feedback te verbeteren. In het tweede en derde jaar komen meer geavanceerde feedbackmechanismen aan de orde, zoals “peer-assessment” (beoordeling door medestudenten), of beoordeling door een derde partij (bijvoorbeeld een externe opdrachtgever). De academische vaardigheden worden in verschillende contexten toegepast, zodat de benodigde wendbaarheid ontstaat: de studenten leren onderzoeksresultaten bijvoorbeeld op verschillende wijzen presenteren, schriftelijk en mondeling, kort en bondig, of juist uitgebreid en gedetailleerd. Kennis van de maatschappelijke, strategische en organisatorische implicaties van de informatiekunde: Dit is een integraal onderdeel van de BIS vakken Informatie en organistatie, Organisatiekunde en Bedrijfsinformatiesystemen, en van de fundamentals vakken Informatiemaatschappij, Informatiesysteemtheorie en Filosofische aspecten van de informatiekunde. Modelleren, ontwerpen, ontwikkelen, evalueren en beheren van interactieve informatiesystemen: Dit komt uitgebreid aan bod in vakken zoals Conceptueel modelleren, Databases en Project databases, Webtalen en multimediale informatie, Human centered multimedia en Mens-computer interactie. Interdisciplinair denken en werken: Dit is inherent aan de opleiding, en daarnaast kunnen studenten een 30EC minorprogramma volgen. Wetenschappelijke ontwikkelingen en vermogen om deze te volgen: Binnen zowel de reguliere vakken als de projecten wordt aandacht besteed aan recente wetenschappelijke ontwikkelingen, de studenten bestuderen naast klassiekers uit het vakgebied ook de meest recente literatuur. Aangezien informatiekundige thema's een belangrijke rol spelen in de actualiteit (bijvoorbeeld therapie via Internet, het inzetten van robots in de bejaardenzorg, het automatisch verzamelen van nieuws uit verschillende bronnen) worden de studenten attent gemaakt op Informatiekunde in de media. Bovendien treden regelmatig gastsprekers op tijdens de reguliere cursussen om de laatste stand van onderzoek op een bepaald gebied onder de aandacht te brengen of juist een bepaalde problematiek vanuit de stand van zaken in de praktijk te belichten. (Bijvoorbeeld een gastspreker van het Rijksmuseum die spreekt over het belang van het digitaliseren van de collectie, de technische mogelijkheden en de communicatie met het publiek via de website van het museum, of een gastspreker van de TU-Delft die spreekt over moderne inzichten in Industrial Design, waarbij het integreren van de fysieke wereld en de virtuele wereld één van de voornaamste thema's vormt.) De Bachelor Informatiekunde geeft recht op toegang tot de Masteropleiding Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam. Op dit moment zijn er nog onvoldoende gegevens in hoeverre de Bachelor ook toegang geeft tot Master opleidingen elders. Het overgrote deel van onze Bachelorafstudeerders gaat verder met de Masteropleiding aan de Universiteit van Amsterdam. Een Bachelorafstudeerder (BIS richting) is verder gegaan in een Master bij de Universiteit van Utrecht, en een Bachelorafstudeerder (BIS richting) is naar het buitenland gegaan.
1.4 Analyse en Acties Analyse: Hoewel doordacht, en met zorg bewaakt en duidelijk gestructureerd, zijn de eindkwalificaties niet onderhevig aan externe toetsing en afstemming met de beroepspraktijk Actie: Een externe commissie met daarin leden uit het beroepenveld is in oprichting, in navolging van een soortgelijk initiatief tbv De Masteropleiding Informatiekunde. Gezien de beperkte uitstroom naar het beroepenveld na afloop van de Bachelor ziet het BA-docententeam het oprichten van een dergelijk commissie als wenselijk doch niet urgent. Analyse: Door het ontbreken van een landelijk kader van Informatiekunde-opleidingen is situering ten opzichte van nationale opleidingen onvoldoende expliciet. Actie: In januari 2006 is het Landelijk Overleg Informatiekunde opgericht. De opleidingsdirecteur is nauw 7
betrokken bij dit initiatief en één van de mede-oprichters. Een vervolgbijeenkomst is gepland voor mid september 2006, alsmede de oprichting van een Nederlandse chapter van de AIS.
2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van de leerdoelen per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
BA-Zelfevaluatie > BA-Doelstellingen Mdr 17:03, 30 April 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Doelstellingen"
This page was last modified 14:29, 1 May 2006.
8
BA-Programma From Informatics Institute
1 BA-Doelstellingen 2 Programma De Bachelor opleiding Informatiekunde kent een driejarig programma. Elk jaar is onderverdeeld in 2 semesters van elk 20 weken. Een semester is op zijn beurt weer onderverdeeld in twee blokken van 8 weken en een blok van 4 weken. Op dit moment worden in een blok van 8 weken standaardcursussen aangeboden en in een blok van 4 weken een project. Om voor studenten het plannen en volgen van externe minoren te vereenvoudigen, wordt met ingang van het seizoen 2006/2007 in het tweede en derde jaar van de opleiding het projectonderwijs voor een belangrijk deel naar de 8-weeks blokken geschoven, waardoor de 4-weeks blokken vooral voor afronding en tentaminering gebruikt zullen worden. (Zie Sectie 2.4 voor meer details over studiebelasting.) Alvorens op de verschillende facetten rondom het Bachelorprogramma Informatiekunde in te gaan, bespreken we nu eerst het curriculum voor 2006/2007. Dit curriculum is het product van een veranderslag binnen de opleiding die zich gedurende de voorbije twee jaren heeft voltrokken. Deze veranderslag had als belangrijke oogmerken: Verbeteren en meer expliciet maken van de interne samenhang en structuur Duidelijker neerzetten van het multidisciplinaire karakter van de opleiding Meer keuzemogelijkheden inbouwen Academische vaardigheden beter in kaart brengen en stroomlijnen Meer expliciete aansluiting bij en vergelijking met het ACM-AIS model-curriculum Het eerste jaar van de opleiding wordt afgerond met een Propedeuse diploma. In dit eerste jaar krijgen studenten een breed en representatief palet aan informatiekundevakken aangeboden. Halverwege het eerste jaar moeten studenten kunnen beoordelen of zij de juiste studierichting hebben gekozen en of ze gekwalificeerd zijn voor het programma dat we aanbieden. Als het antwoord op een van deze vragen nee luidt, dan helpen we studenten over te stappen. Voortbouwend op een brede, multidisciplinaire onderlaag maken studenten vroeg in het tweede jaar kennis met een tweetal profilerende vakken, één voor elk van de twee specialiserende studiepaden die de opleiding aanbiedt: Bedrijfsinformatiesystemen (BIS) en Human centered multimedia (HCM). In totaal (inclusief het profilerend vak in het tweede jaar) besteden studenten 30 EC aan hun studiepad, is er 30 EC keuzeruimte voor een minor, en 15 EC ruimte voor het afstuderen. Binnen ons curriculum kennen we een zestal stromen Bedrijfsinformatiesystemen Basisvakken uit de economie en organisatiekunde voorzover zij relevant zijn voor de Informatiekunde studie. (15 EC) Basis informatica Basisvakken uit de informatica voorzover zij relevant zijn voor de Informatiekunde studie. (25 EC) Human centered multimedia Basisvakken over multimedia en uit de sociale wetenschappen voorzover zij relevant zijn voor de Informatiekunde studie. (15 EC) Synergie/integratie Vakken die er op gericht zijn de verschillende monodisciplinaire invalshoeken bij elkaar te brengen en te integreren. (20 EC) Vaardigheden Vakken betreffende statistiek, methodologie en onderzoeksmethoden. (20 EC) Fundamentals Vakken van een meer reflecterend karakter die gericht zijn op de rol van informatie en de informatiekundige in economische en maatschappelijke processen. (15 EC) Hieronder volgt een schematisch overzicht van het BSc Informatiekunde curriculum, waarbij de kleuren de stromen weergeven. Alle stromen zijn gedurende de gehele studie aanwezig, hoewel in de latere fase van de studie, waar de studenten voor een studiepad en afstudeerproject kiezen, op natuurlijke wijze één van de twee specialiserende studiepaden de overhand krijgt.
9
Figuur 2.1: De structuur van de Bacheloropleiding Informatiekunde De specialiserende studiepaden bedrijfsinformatiesystemen (BIS) en human centered multimedia (HCM) bestaan uit de volgende onderdelen BIS: Informatiemanagement, Informatiearchitectuur en informatieinfrastructuur, Kennis en leren, Kennismanagement, Ebusiness en e-government. (25 EC; samen met profilerend vak 30 EC) HCM: Semantic web, Toegepaste kennis- en communicatiesystemen, Kennisengineering, Project Information Retrieval, en Multiagentsystemen. (25 EC; samen met profilerend vak 30 EC) Minoren kunnen buiten de studie gekozen worden, onder voorbehoud van goedkeuring door de examencommissie; zie Sectie 2.3. Studenten die het ene studiepad kiezen, kunnen het andere als minor nemen, waarbij bij BIS naast de vijf genoemde vakken als minor Project business modeling and design wordt gekozen, en bij HCM naast de vijf genoemde vakken Project data bases wordt gekozen, om tot een totaal van 30 EC te komen. Hoe verhoudt ons curriculum zich tot het ACM-AIS modelcurriculum zoals neergelegd in J.T. Gorgone en P. Gray, MSIS 2000, Model Curriculum and Guidelines for Graduate Degree Programs in Information Systems? In grote lijnen bestaat dit modelcurriculum uit vier onderscheiden onderdelen, te weten: Foundations: vakken die een basisinleiding zijn op het terrein van Information Systems Information systems core: vakken op gebieden als data management, analysis, modeling and design of information systems, project change and management Integration: vakken gericht op integratie van de verschillende disciplinaire invalshoeken Career tracks: specifieke (keuze)colleges gericht op beroepen na de studie zoals consultancy, wetenschappelijk onderzoeker. Dit modelcurriculum is overigens niet gericht op een bachelor programma, doch op volledige master programma's. Voor onze Bacheloropleiding Informatiekunde streven we derhalve niet naar een volledige afdekking van dit modelcurriculum, maar in samenhang met onze Masteropleiding Informaktiekunde is dit wel degelijk een oogmerk. Wanneer we ons beperken tot onze Bacheloropleiding Informatiekunde valt op dat de indeling van het Amsterdamse programma fijnmaziger is—dit is een bewuste keuze, ingegeven door de wens een veelzijdige en multidisciplinaire studie inzichtelijk te kunnen presenteren, vooral naar potentiële en zittende studenten toe (zie de hieronder genoemde PSYMA marketing-analyse voor het belang hiervan). Verder kent het Amsterdamse programma een categorie die niet expliciet aanwezig is in het ACM-AIS model (vaardigheden). De ACM-AIS onderdelen Foundations en Information Systems Core zijn af te beelden op onze BIS, Basis informatica, en HCM vakken, en gedeeltelijk op onze Fundamentals vakken Informatiemaatschappij en Filosofische aspecten van de informatiekunde. Het ACMAIS onderdeel Integration is af te beelden op onze Synergie/integratie vakken en onze Fundamentals vakken. De Career tracks zijn af te beelden op onze studiepaden BIS en HCM, gecombineerd met vakken uit onze Vaardigheden en Fundamentals stromen. Een totaaloverzicht met de vakken die worden aangeboden binnen het BSc-programma Informatiekunde is te vinden in Bijlage A.
2.1 Eisen WO Onderzoek, en onderzoeksmatig werken vormen een integraal onderdeel van de opleiding. Zo wordt in het eerste jaar reeds uitgebreid aandacht besteed aan het verwerven van elementaire vaardigheden die nodig zijn bij de planning, uitvoering en het management van een wetenschappelijk onderzoek (Project IK in de Praktijk, Onderzoekspracticum). In jaar twee wordt hierop
10
voortgebouwd (Onderzoeksmethoden en -technieken) door het uitbreiden van praktische ervaring met specifieke methoden en technieken van gegevensverzameling en bijbehorende statistische analyses. In het afstudeertraject worden studenten zeer nauw in contact gebracht met wetenschappelijk onderzoek: dikwijls pakken onze BA-afstudeerders een goed afgebakend thema uit één van de betrokken onderzoeksgroepen op als afstudeeronderwerp. Niet zelden leidt dit tot wetenschappelijke publicaties; zie Bijlage B voor een lijst van voorbeelden. Als interdisciplinaire opleiding rondom het thema informatie, bevindt de Informatiekunde zich op een gebied met veel en frequente veranderingen, zowel maatschappelijk, technologisch, als wetenschappelijk. Vanzelfsprekend moeten deze veranderingen hun weerslag hebben op academische Informatiekundeopleidingen, allereerst op Masterniveau, maar ook op het Bachelorniveau. Dit brengt met zich mee dat het BA Informatiekundecurriculum geregeld bijgewerkt dient te worden om in de pas te blijven met maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen. Als BA-opleiding zijn wij niet primair gericht op het afleveren van afgestudeerden voor de arbeidsmarkt, maar op het voorbereiden op de Masteropleiding. Op BA-niveau vindt terugkoppeling en bijsturing vanuit de arbeidsmarkt voornamelijk plaats via persoonlijke contacten van docenten, door studentenprojecten (jaar 1: Project informatiekunde in de praktijk; jaar 2: Human centered multimedia; jaar 3: Project information retrieval en het Bachelor Afstudeerproject), en indirect door input die we ontvangen van afgestudeerde MAstudenten. Daarnaast is een aantal van de docenten van de opleiding betrokken bij Master onderwijs en bij Post-doctoraal onderwijs. Wetenschappelijke terugkoppeling en bijsturing vindt direct plaats doordat een groot deel van de betrokken docenten actieve onderzoekers zijn die meedraaien aan het voorfront van hun respectievelijke disciplines en specialisaties. Zo heeft de huidige opleidingsdirecteur een Pioniersbeurs, en scoorden bij de opleiding betrokken informaticaonderzoeksgroepen zeer hoog bij de meest recente onderzoeksvisitatie informatica. Zoals in de inleiding is vermeld, is onze opleiding voortgekomen uit een fusie van de studie Bedrijfsinformatiekunde (BIK) en de studie Sociaal-Wetenschappelijke Informatica (SWI) in 2001. Dit leidde vanzelfsprekend tot veranderingen van de curricula. Ons curriculum onderging nogmaals een verandering in september 2003, bij de invoering van de Bachelor-Master-structuur, toen we met de huidige BSc-opleiding Informatiekunde begonnen. Sinds de fusie heeft de opleiding te kampen met een teruglopende instroom op het eerstejaars BSc-niveau (zie Hoofdstuk 6); om beter inzicht te krijgen in de redenen achter deze terugloop is in 2004 een marketing-analyse uitgevoerd door het Instituut voor Psychologische Marktanalyse PSYMA, met de volgende onderzoeksvragen: Wat de oorzaken zouden kunnen zijn van deze geringe belangstelling voor Informatiekunde t.o.v. studies als: Communicatiewetenschap, Economie en Bedrijfskunde, Psychologie, Media en cultuur? Of diegenen, die interesse tonen voor Economie, Psychologie, Communicatiewetenschap, Media en cultuur ook potentiële Informatiekunde-studenten zijn? Indien dit het geval is: of zij geïnteresseerd zijn in dezelfde thema’s, respectievelijk of zij op dezelfde wijze te motiveren zijn/communicatief benaderd zouden moeten worden. Indien niet: welk type student zou dan hoe benaderd moeten worden? De marketing-analyse gaf aanleiding tot een aantal concrete aanbevelingen, waarvan sommige duidelijke implicaties hebben voor ons Bachelor Informatiekundecurriculum: 1 . Economiestudenten zijn te interesseren als duidelijk wordt, dat ICT de belangrijkste groeitak zal worden in het bedrijfsleven (en je een goede carrierekans maakt als je als econoom voldoende vertrouwd bent met de ‘ins-en-outs’ van de computer). 2 . De meer wetenschappelijk georiënteerde psychologiestudenten zijn geïnteresseerd zodra duidelijk wordt, dat Informatiekunde vertrekt en eindigt bij hoe mensen communiceren. 3 . Informatiekunde zou zich duidelijker moeten positioneren, als een studie, die behalve een zachte ook een hardere kant heeft, waar de hele toekomstige communicatiemaatschappij om zal draaien. Een studie, die niet opleidt tot het beroep programmeur, maar die je wel zoveel van de ICT leert dat je er ook echt mee aan de slag kunt. 4 . Presenteer het multidisciplinaire karakter van de opleiding als een sterktepunt, maar zet het helder gestructureerd neer. Bij zijn aantreden, in april 2005, heeft de huidige opleidingsdirecteur de aanbevelingen uit deze analyse ter harte genomen, wat reeds in 2005 aanleiding gaf tot een gefaseerde herziening van het curriculum, met de oogmerken die aan het begin van dit hoofdstuk opgesomd zijn. De tweede en laatste fase van deze herziening is met het vaststellen van het curriculum voor 2006/2007 afgerond. Het curriculum blijft nu tenminste twee jaar onveranderd.
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Wij zien ons BA Informatiekunde programma als een directe concretisering van de eindkwalificaties zoals die geformuleerd zijn in Sectie 1.1. Deze zijn op zich gedetailleerde explicaties van de doelstelling van onze opleiding. Hieronder sommen we onze eindkwalificaties nogmaals op, tezamen met de stromen en vakken waardoor deze eindkwalificaties qua oriëntatie en domeinspecifieke eisen worden afgedekt: 1 . heeft inzicht in de belangrijkste theorieën binnen de Informatiekunde en de wijze waarop zij zijn ontstaan door het combineren van inzichten uit de sociale -, economische wetenschappen en de informatica; Relevante stromen Bedrijfsinformatiesystemen, Basis informatica, Human centered multimedia, Studiepad BIS,
11
Studiepad HCM Relevante vakken Informatie en organisatie, Organisatiekunde, Bedrijfsinformatiesystemen, Informatie en interactie, Mens computer interactie, Human centered multimedia, Informatiemanagement, Informatiearchitectuur en informatieinfrastructuur, Kennis en leren, Kennismanagement, E-business en e-government, Semantic web, Toegepaste kennis- en communicatiesystemen, Kennisengineering, Project Information Retrieval, en Multiagentsystemen 2 . heeft kennis van de maatschappelijke, strategische en organisatorische implicaties van het toepassen van geavanceerde informatie- en communicatietechnologie (ICT); Relevante stromen Fundamentals, Synergie, Studiepad BIS Relevante vakken Business Modeling and Design, Informatiemaatschappij, Informatiesysteemtheorie, Filosofische Aspecten van de Informatiekunde, Informatiemanagement, Informatiearchitectuur en informatieinfrastructuur, Kennis en leren, Kennismanagement, Kennisengineering, E-business en egovernment 3 . bezit kennis en vaardigheden op het gebied van modelleren, ontwerpen, ontwikkelen, evalueren en beheren van interactieve informatiesystemen, al dan niet verbonden middels netwerken; Relevante stromen Basis informatica, Synergie, Studiepad BIS, Studiepad HCM Relevante vakken Programmeren, Basis informatica, Conceptueel modelleren, Webtechnologie en -talen, Project IK in de Praktijk, Databases, Informatiearchitectuur en informatieinfrastructuur, Semantic web, Kennisengineering, Project information retrieval, Human centered multimedia, Multiagentsystemen 4 . bezit kennis en vaardigheden om de sociale en economische betekenis van informatie en kennis te doorgronden en toe te passen in organisaties. Relevante stromen Bedrijfsinformatiesystemen, Fundamentals, Synergie, Studiepad BIS, Studiepad HCM Relevante vakken Informatie en organisatie, Organisatiekunde, Bedrijfsinformatiesystemen, Business modeling en design, Informatiemaatschappij, Informatiesysteemtheorie, Filosofische aspecten van de informatiekunde, Informatiemanagement, Kennis en leren, Kennismanagement, E-business en egovernment, Toegepaste kennis- en communicatiesystemen, Project IK in de Praktijk. 5 . bezit academische onderzoeksvaardigheden zoals: het ontwerpen van theoretisch en praktijkgericht onderzoek; het toepassen van kwalitatieve en kwantitatieve methoden; het uitvoeren van literatuuronderzoek; en het kritisch beschouwen van onderzoek en resultaten; Relevante stromen Vaardigheden, Synergie, Studiepad BIS, Studiepad HCM Relevante vakken Project informatiekunde in de praktijk, Onderzoekspracticum, Onderzoeksmethoden en -technieken, Statistiek, Business modeling en design, Data mining, Computer mediated communication, Project information retrieval
12
6 . bezit algemene academische vaardigheden op de gebieden van communiceren, schrijven, presenteren, analyseren en project management; Relevante stromen Alle Relevante vakken Alle; zie Bijlage C voor een overzicht van de vaardigheden en leerdoelen voor alle vakken 7 . kan interdisciplinair denken en werken. Relevante stromen Synergie Relevante vakken Project informatiekunde in de praktijk, Business modeling en design, Data mining, Computer mediated communication, Project information retrieval Qua niveau is ons programma eveneens een adequate afspiegeling van de eindkwalificaties, waarbij het een juiste balans weet te vinden tussen uitdagend en studeerbaar. We zetten internationaal (h)erkende standaardteksten in, reiken waar mogelijk en gepast recente vakliteratuur aan ter verdieping—hiermee zorgen we voor calibratie op het internationale niveau. Door (open) individuele opdrachten en zeer open geformuleerd projectonderwijs (Project information retrieval en Human centered multimedia) worden studenten geprikkeld om boven dit niveau uit te stijgen. Tussentijdse toetsmomenten en evaluatie achteraf door de Opleidingscommissie (OC) waken voor de studeerbaarheid. Op dit moment kent de opleiding geen infrastructuur om in de loop van een vak te evalueren en, waar nodig, bij te sturen; binnen een aantal vakken wordt dit op informele basis echter al wel gedaan —zie [[[BA-Interne kwaliteitszorg|Hoofdstuk 5]] voor meer details over kwaliteitsbewaking. Middels maandelijks overleg binnen het BA-docententeam werkt de opleiding continu aan bewaking van het niveau van de opleiding als geheel; bij dit overleg worden toetsingsresultaten en input van zowel studenten als docenten meegenomen. De eindkwalificaties zoals die zijn opgenomen in ons Onderwijs- en Examenregelement zijn adequaat vertaald in termen van leerdoelen van (onderdelen van) het programma (zie Bijlage C1). Voor elk vak wordt door de betrokken docenten expliciet vermeld wat de leerdoelen van dat vak zijn, en binnen het BA-docententeam wordt binnen het maandelijks overleg gewaakt over de adequaatheid van de vertaling van de eindkwalificaties in termen van leerdoelen. Voor de monodisciplinaire vakken wordt door de docenten uit de betrokken disciplines eens per jaar overlegd over deze vertaling, voor de synergie- en vaardighedenvakken wordt eveneens, en eens per jaar, en petite comité overlegd over deze vertaling. Het dagelijks bestuur van het BA-docententeam (zie Bijlage D voor de betrokken docenten en een organogram van de verschillende subcomité's) bewaakt het globale overzicht en koppelt terug naar de docenten van de vakken in de Fundementals stroom. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het programma is zo gestructureerd dat studenten in de beginfase intensief begeleid en gemonitord worden, onder andere via frequente toetsmomenten, studentenmentoren, docentenmentoren, en studieadvies. Daarnaast is het karakter van de projecten en praktische opdrachten nog sterk dat van het stapsgewijs uitvoeren van instructies. Verder vindt in het eerste jaar gedurende alle blokken contactonderwijs plaats, en is er geen keuzeruimte. In het tweede jaar neemt de zelfwerkzaamheid en zelfsturing van de student toe: er is keuzeruimte, en verder wordt langzaam maar zeker afgestapt van opdrachten en gaan we toe naar onderzoeksvragen. Studenten worden in c-blokken van elk semester vrij gelaten in het zelfstandig afronden van vakken. Deze trend wordt voortgezet in het derde jaar, met een aantal gevorderde cursussen (Data mining, Kennisengineering en Kennis management), ruimte voor het afronden van een minor, en het afstudeerproject.
2.3 Samenhang programma Zoals hierboven uitgelegd is het huidige BA Informatiekunde programma het product van het zorgvuldig afstemmen en structureren van een zestal stromen (Bedrijfsinformatiesystemen, Basis informatica, Human centered multimedia, Synergie, Vaardigheden, en Fundamentals). De globale samenhang tussen de stromen, en tussen individuele vakken binnen de stromen, is reeds uit de doeken gedaan in de inleiding van dit hoofdstuk. Hieronder geven we een meer gedetailleerde blik op de afhankelijkheden tussen de vakken in de basislaag van de BA Informatiekunde.
13
Figuur 2.2: Afhankelijkheden binnen het Bachelorprogramma Informatiekunde (muv de specialiserende studiepaden) Een aantal observaties kan gemaakt worden. Allereerst, de Studiepaden bouwen op een natuurlijke manier voort op de bijbehorende monodisciplines. Ten tweede, de coherentie binnen het programma wordt gestalte gegeven door de synergie-vakken, Project informatiekunde in de praktijk, Data mining, Computer mediated communication, en Business modeling en design. Dergelijke verbanden helpen studenten om de verschillende aspecten van de Informatiekunde in een breder kader te plaatsen. De coherentie van de opleiding wordt verder gewaarborgd door vakken in de fundamentals-stroom en door projecten.
Figuur 2.3: Afhankelijkheden voor de specialiserende studiepaden Voor de minor dienen de studenten een reguliere minor (ter waarde van 30 EC) bij een studierichting buiten de deur te volgen of "het andere studiepad". Studenten kunnen bij de Examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen tot toelating van een zelf
14
samengestelde minor. In dit geval wordt er door de Examencommissie op toegezien dat het voorgestelde programma voldoende coherent is, van voldoende gewicht, en complementair aan de rest van het programma van de betreffende student. Voor studenten die elders—bijvoorbeeld als onderdeel van een HBO-programma—reeds studiepunten hebben vergaard, gelden andere regels. De MA Informatiekunde geniet grote populariteit onder HBO-studenten in de regio, die na een succesvol afgeronde HBO-opleiding de éénjarige Master willen volgen. Voor deze zogeheten schakelaars worden op maat gemaakte schakelprogramma's samengesteld waarin deficiënties worden weggewerkt en vrijstellingen verkregen kunnen worden. Voor schakelaars kan, afhankelijk van de genoten vooropleiding, afgeweken worden van de vereiste stapeling van vakken zoals die in het diagram is afgebeeld; zie Sectie 2.5 voor meer details over de instroom- en schakeleisen. Het evalueren en bewaken van de samenhang van het Bachelor Informatiekunde programma is een proces dat zich op een viertal niveau's afspeelt: individueel, en petite comité, in het BA-docententeam, en door de Opleidingscommissie. Iedere docent in het BA-team heeft gedegen kennis van het bereik en de positie van alle cursussen in het BA-programma. Tijdens de maandelijks bijeenkomsten van het BA-docententeam worden (veranderingen van de) inhoudelijke aspecten van de cursussen besproken. Er is speciale aandacht voor cursussen die op elkaar aansluiten; waar nodig wordt dit eerst voorbesproken en uitgewerkt door de docenten van de betrokken cursussen. Om een voorbeeld te noemen: Data mining bouwt voort op Statistiek en Statistiek vormt tegelijk een vereiste voor Onderzoeksmethoden en -technieken. Er zijn korte communicatielijnen waardoor de betrokken docenten eenvoudig de onderlinge afstemming van de inhoud van hun vakken kunnen bespreken, en vervolgens worden voorgenomen beslissingen ingebracht in de maandelijkse vergadering van het BA-docententeam. De opleidingscommissie bekijkt de samenhang van het programma structureel eens per jaar, en incidenteel op basis van verkregen informatie (bij elke vakevaluatie wordt specifiek naar de samenhang gevraagd). Zonodig wordt direct contact met de betrokken docenten gezocht.
2.4 Studielast De studielast wordt gemeten in het European Credit Transfer System (ECTS). 1 EC staat voor een studielast van 28 uur. Alle cursussen hebben een nominale studielast van 5 EC en worden gegeven in een blokperiode van 8 weken. Uitzonderingen hierop vormen de projecten in het 1e studiejaar die in 4 weken voltijds worden uitgevoerd en het bachelor afstudeerproject dat een omvang heeft van 15 EC en een doorlooptijd van 12 tot 20 weken (dit is afhankelijk van het blok waarin het laatste onderdeel van het 'minor' programma wordt gevolgd, dit kan zijn in blok 'a' of in blok 'b'). De totale studielast, gemeten in EC, is gelijkelijk over de 3 studiejaren verdeeld; 60 EC per jaar, 30 EC per semester. Elk semester is, universiteitsbreed en synchroon voor alle opleidingen, verdeeld in 2 blokken van 8 weken, gevolgd door een blok van 4 weken. Deze synchronisatie vergemakkelijkt het volgen van keuzevakken en minoren. De verdeling van de studielast over deze blokken is weergegeven in Figuur 2.4.
15
Figuur 2.4: Overzicht van de verdeling van de nominale studielast over de studiejaren De afronding van het practische werk en het bijbehorende tentamen vindt meestal plaats binnen het blok waarin het onderwijs gegeven wordt. Daarnaast worden de blokken 1c en 2c in het tweede studiejaar en 1c in het derde studiejaar gedeeltelijk gebruikt voor de tentaminering en afronding van vakken uit het A en B blok en voor eventuele herkansingen. Studenten dienen zich via 'studieweb' in te schrijven voor cursussen en zijn daarmee automatisch ingeschreven voor het bijbehorende tentamen en, zo nodig, voor de eerste herkansing. Inschrijving is alleen mogelijk voor vakken waarvoor de student aan de ingangseisen voldoet. Voor een tweede herkansing dienen studenten een verzoek in te dienen. De eerste herkansing vindt steeds plaats kort na de tentamens uit het voorgaande semester. De tweede herkansing voor alle vakken wordt alleen op verzoek afgenomen en vindt plaats in de laatste week van augustus. Dit 'op verzoek' is een tijdelijk compromis. Het docentencorps is van mening dat het hebben van veel herkansingsmogelijkheden leidt tot uitstelgedrag en slechte studiediscipline. Maar met name de Facultaire Studentenraad (FSR) is van mening dat deze 2e kans niet mag worden opgeheven. Voor de twee afstudeerrichtingen is het rooster zodanig ingericht dat het volledige programma in precies 3 jaar doorlopen kan worden, waarbij de studielast voor elk semester de omvang heeft van 30 EC. Voor schakelstudenten is geprobeerd de studielast ook op 30 EC per semester te houden. Waar nodig worden enkele vakken (zoals Project information retrieval) dubbel gegeven zodat schakelstudenten, die veelal vakken uit zowel het 2e als het 3e jaar volgen, niet opgescheept worden met een slecht studeerbare volgorde. Maar omdat elke schakelaar in zekere zin uniek is valt er voor deze categorie in enkele gevallen niet te ontkomen aan een individueel enigszins overvol, of juist ondergevuld semester rooster. De studielast is in de verschillende studiejaren verschillend verdeeld van veel contacturen en begeleiding in het eerste jaar naar meer zelfstandigheid in het derde jaar. De onderstaande tabel (Figuur 2.5) geeft een overzicht van de invulling van de studielasturen over de verschillende vormen van onderwijs, c.q. zelfstudie in de drie studiejaren.
16
Figuur 2.5: Overzicht van de verschillende onderwijsmethoden over de studiejaren en hun onderlinge verhoudingen. Het overzicht van de verdeling van de studielast over de studiejaren in Figuur 2.5 geeft de nominale studielast weer. Wij monitoren middels de standaard evaluatie, die altijd na een cursus plaatsvindt, de daadwerkelijke studielast. Hierbij wordt zowel een indruk gevraagd als het precieze aantal studie-uren. Een indruk wordt verkregen doordat studenten aan moeten geven in welke mate ze het eens zijn met de stelling dat "het aantal studiepunten in overeenstemming is met de zwaarte van de cursus". Hier wordt bijna altijd aangegeven dat het aantal punten in overeenstemming is met de zwaarte. Een enkele keer wordt aangegeven dat een cursus te zwaar is, maar nooit dat hij te licht is. In die zelfde evaluatie vragen wij ook naar het aantal uren dat ze per week aan de cursus besteed hebben. Dat geeft een ander beeld. Vrij systematisch wordt hier aangegeven dat zij minder uren dan bedoeld hebben besteed: voor vrijwel alle gewone vakken geven de studenten aan 75% van de gegeven tijd per week te gebruiken. Voor projectvakken wordt de 40 uur per week norm wel gehaald. De indruk bestaat echter ook dat deze uuropgaven weinig betrouwbaar zijn en dat studenten achteraf hun uren onderschatten. Op dit moment lopen er enkele experimenten (bijvoorbeeld in de cursussen Datamining en Project information retrieval waarbij studenten, lopende de cursus, in een persoonlijk dossier wekelijks aan moeten geven hoeveel uren zij aan welke werkzaamheden besteed hebben. Dit heeft het grote voordeel dat al tijdens de cursus zicht ontstaat op mogelijke onder- of juist overbelasting. Een groot bijkomend voordeel is dat deze methode ook allerlei 'spontane' feedback oplevert over onderdelen die heel erg, of juist niet gewaardeerd worden. Nog één opmerking naar aanleiding van Figuur 2.5: het totaal aantal uren dat studenten in het eerste jaar besteden aan zelfstudie en projectwerk is hoog. Door studenten en docenten te raadplegen gaan we vooortdurend na of het aantal niet te hoog is— gegeven de intensieve begeleiding in het eerste jaar (zie [[[BA-Voorzieningen#Immateriële voorzieningen|Sectie 4.2]]) menen we vooralsnog dat we een goede balans hebben gevonden tussen zelfwerkzaamheid en begeleiding.
2.5 Instroom Een persoon kan tot de opleiding worden toegelaten indien deze in bezit is van een VWO-diploma bedoeld in artikel 7.24 WHW, dan wel indien deze op grond van behaalde examens bij andere opleidingen hiervan is vrijgesteld. De student dient aan de volgende nadere vooropleidingseisen te voldoen: een VWO-diploma (alle profielen) of een VWO-diploma 'nieuwe stijl' met Wiskunde A1,2 of B1 of B1,2 of 'oude stijl' met wiskunde A of B. Indien de student niet voldoet aan deze vooropleidingseisen, kan deze alleen tot de opleiding worden toegelaten indien deficiënties zijn weggewerkt doordat de student heeft voldaan aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. Voorts is toegang mogelijk middels een colloquium doctum. Hierbij wordt een toelatingsonderzoek ingesteld als bedoeld in art. 7.29 van de wet. Hierbij worden de volgende eisen gesteld: Wiskunde A1,2 of Wiskunde B1 of B1,2 op VWO-niveau nieuwe stijl Engels, passieve kennis zodat de literatuur kan worden begrepen De examencommissie van de opleiding kan vrijstelling verlenen van één of meer colloquium doctum-eisen, indien zij van mening is dat de aspirant-student over voldoende kennis beschikt. De kwaliteit van de instroom zal worden gewaarborgd door een intakeprocedure. Naast de formele inschrijving als student behelst deze procedure in de bacheloropleidingen een gesprek met de studieadviseur waarin aan de orde komt: de motivatie van de student voor de opleiding en het bepalen van de noodzaak voor het wegwerken van eventuele deficiënties. Het doel van dit ‘intakegesprek’ is dat de verwachting van de student en van de opleiding op elkaar worden afgestemd. Deze intakeprocedure is in het studiejaar 2005/2006 van start gegaan. De Bachelor opleiding voorziet ook in onderwijs dat onderdeel uitmaakt van deficiëntieprogramma's voor afgestudeerde bachelors die om toegelaten te kunnen worden tot de master deficienties wegwerken. Toelating tot de master opleiding, de wijze van samenstelling van dergelijke programma's en maatregelen die worden getroffen om het onderwijs op deze doelgroep af te stemmen, worden behandeld in de hoofdstukken betreffende de MSc Informatiekunde.
2.6 Duur De opleiding biedt een in 3 jaar studeerbaar programma met de omvang van 180 EC (zie Sectie 2.4). Deze duur is gegarandeerd voor studenten die het reguliere programma volgen in een van onze twee afstudeerrichtingen en die de minor invullen met cursussen uit het andere afstudeerpad. In geval van een minor elders hangt dit mede af van de roostering aldaar.
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het hieronder beschreven didactisch concept vormt, naast de eindtermen voor de Bacheloropleiding en uitgangspunten voor de organisatie van onderwijs, de basis voor het vormgeven van het huidige onderwijs in de Informatiekunde. Dit didactisch concept kan op basis van implementatie en evaluatie van het curriculum verder worden aangescherpt. Een academische habitus staat centraal binnen de Informatiekunde opleiding. Bij het vormgeven van het onderwijs zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
17
De student is verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces; de docent zorgt voor de begeleiding daarvan en is medeverantwoordelijk; Studenten worden uitgedaagd zichzelf te ontplooien; dit vraagt om een activerende en uitdagende studieomgeving. Studenten krijgen de ruimte zelf keuzes te maken en ontvangen direct feedback op hun prestaties; In de leersituatie wordt rekening gehouden met verschillen in motivatie, capaciteit, voorkennis en leerstijl. Talenten van individuele studenten worden zo veel mogelijk ontwikkeld; dit vraagt differentiatie in inhoud en werkvormen, een geleidelijke toename van de zelfverantwoordelijkheid tijdens de opleiding en de ontwikkeling van een blijvend leervermogen (leren leren); Wetenschappelijke kennisverwerving, probleemanalyse, ontwerpvaardigheden, integratieactiviteiten, en reflectie worden duidelijk onderscheiden en hebben tegelijkertijd ook een duidelijke samenhang; Studenten worden geconfronteerd met een variëteit aan werkvormen, waarbij sprake is van een weloverwogen verhouding tussen kennisgeoriënteerde, probleemgeoriënteerde, ontwerpgeoriënteerde, integratiegeoriënteerde, en reflectiegeoriënteerde werkvormen; Onderwijsvormen zijn flexibel te hanteren, zodat ze aansluiten bij de in de loop van het curriculum veranderende competentie-eisen en de daarmee ook veranderende inhoud en eisen van het onderwijs; Studenten worden geconfronteerd met een veelheid aan disciplines en onderzoekstradities, die tezamen een afspiegeling vormen van het vakgebied; Het leeuwendeel van het programma wordt gedoceerd door een klein aantal nauw bij de opleiding betrokken docenten. Op basis van het didactisch concept zijn de volgende basisvormen ontwikkeld: thematisch, synergie, vaardigheden, en fundamentals. Thematisch: Thematische vakken zijn gericht op het verwerven en toepassen van thematische kennis en vaardigheden. In thematische vakken wordt verdieping aangeboden binnen de monodisciplines (economie, informatica, en sociale wetenschappen) die samen aan de Informatiekunde bijdragen. Er wordt met onderzoeks-, ontwerp- en oplossingsvarianten vanuit de verschillende monodisciplines gewerkt. Thematische vakken vormen de ruggegraat van de opleiding. Belangrijke werkvormen binnen de thematische basisvorm zijn traditionele hoorcollege's, mengvormen van hoor- en werkcollege's, en practica. Toetsing van thematische vakken sluiten aan bij de vakken en lopen uiteen van schriftelijke tentaminering (multiple choice, open vragen) tot presentatie, paper, verslag, en product of ontwerp. Synergie: Synergie-onderwijs is gericht op het multidisciplinair toepassen van kennis en vaardigheden. Synergie-onderwijs vormt het cement van de opleiding; het brengt de perspectieven uit het thematische onderwijs bijeen. In synergieonderdelen werken studenten in kleine groepen zelfstandig en samen aan informatiekundige vraagstukken. Deze werkvorm wordt ondersteund door werkgroepbijeenkomsten, vakoefeningen en voordrachten. Synergie wordt getoetst via proof of concept implementaties, presentaties, tussentijdse verslaglegging, een eindverslag waarin de voorgesteld oplossing wordt toegelicht en onderbouwd, en het eindproduct zelf. Vaardigheden: Vaardigheden-onderwijs is gericht op het verwerven en toepassen van analytische en methodologische inzichten en vaardigheden. Vaardigheden-vakken rusten studenten uit met essentiële academische "gereedschappen". De werkvorm is een mengeling van individueel gerichte hoorcollege's, practica en werkgroepen, en teamwerk in kleine groepen. Toetsing vindt plaats vooral plaats in de vorm van open opdrachten en verslagen, alle gericht op het toetsen van inzicht. Fundamentals: Onderdelen binnen de fundamentals vorm zijn gericht op reflectie op het vakgebied, de rol van de informatiekundige, zowel maatschappelijk, economisch, als technologisch, en de eigen rol (of potentiële rol) van de student als toekomstig informatiekundige. Werkvormen zijn onder andere traditionele hoor en werkcolleges, met een sterke nadruk op discussie en debat. Toetsing: uiteenlopend van schriftelijke tentamens en opdrachten in de eerste jaren tot papers en werkcollegeopdrachten voor fundamentals-vakken in latere jaren. Hoe komen deze basisvormen terug in de opbouw van ons onderwijs? Zoals hierboven beschreven is ons didactisch concept vertaald in een viertal basisvormen. Deze vier basisvormen zijn op hun beurt vertaald in een zestal stromen (BIS, Basis informatica, HCM, Synergie, Vaardigheden, en Fundamentals—zie de inleiding van dit hoofdstuk en Sectie 2.3. In het propedeutisch jaar maken studenten kennis met elk van de stromen, en daarmee met elk van de basisvormen; naar de mening van het docententeam is dit een belangrijk aspect in het oriënterende en selecterende karakter van het propedeutisch jaar. In de jaren 2 en 3 vinden we nog steeds de vier basisvormen terug, maar niet noodzakelijk elk van de zes stromen; in het tweede en derde jaar vindt thematische verdieping plaats (met additionele vakken binnen de BIS, Basis informatica en HCM stromen), en ook worden binnen de overige stromen/basisvormen vakken gegeven op een steeds uitdagender niveau. De student kan zich in de keuzeruimte thematisch verbreden of verdiepen. In het zesde en afrondende semester van de Bachelor Informatiekundeopleiding vindt een integrerende toets plaats (individueel afstudeerwerk) waarin toetsing op thematische, synergie-, vaardigheden-, en fundamentalsaspecten samenkomen.
2.8 Beoordeling en toetsing In de opleiding wordt een veelheid aan toetsingsvormen gebruikt, daarbij steeds zoveel mogelijk aansluitend op de leerdoelen van het vak. De toetsvorm hangt af van de kennis, het inzicht of de vaardigheden die getoets moeten worden. Veel cursussen hebben een combinatie van kennis, inzicht en vaardigheidsdoelen. In die gevallen wordt meestal ook een combinatie van toetsvormen gebruikt waarbij het eindcijfer bepaald wordt door een gewogen gemiddelde van de deeltoetsen. Meestal geldt als aanvullende eis dat elk onderdeel voldoende of bijna voldoende (minimaal 5,0) moet zijn, zodat compensatie slechts in beperkte mate mogelijk is.
18
De toetsvormen zelf zijn ook gevarieerd. Kennis en inzicht worden getoetst middels: tentamen, open vragen, korte antwoorden: soms met open boek of met aantekeningen, tentamen, open vragen, lange antwoorden: soms 'take home', soms open boek of met aantekeningen, tentamen multiple choice, het schrijven van een essay of een rapport. Vaardigheden worden getoetst middels: practisch werk (alleen of in groepen) zoals het uitvoeren van onderzoek in verschilende stadia, programmeeroefeningen, statistiek en dataverwerkingsoefeningen, modelleeroefeningen, ontwerpoefeningen, tentamens bestaande uit kleine op te lossen problemen (bijvoorbeeld statistiek) presentaties, zowel voor de 'eigen groep', als voor het docentencorps, als voor de buitenwereld rapporten van verschillende omvang en vorm: posterformaat, kort wetenschappelijk artikel formaat (< 10 blz), uitgebreide rapportage (> 20 blz). De vorm van de toetsing verandert gedurende de opleiding van vooral kennistoetsing in het eerste jaar naar vormen later in de cursus waarbij een groter beroep wordt gedaan op inzicht. Bijlage C geeft een overzicht van de gehanteerde toetsingsvormen per vak. Toetsingen zijn altijd individueel. Ook als het groepswerk betreft wordt ieders bijdrage in het eindproduct apart beoordeeld. De schriftelijke tentamens duren maximaal 3 uur. Ze worden georganiseerd onmiddellijk aan het einde van het blok. Voor sommige vakken in het 2e en 3e jaar waarbij vooral inzicht wordt getoetst is de toetsing in blok C zodat studenten meer tijd hebben de stof te laten 'rijpen'. Voor alle getentamineerde vakken zijn er drie examen mogelijkheden per jaar. Naast het reguliere tentamen onmiddellijk of kort na de cursus zelf zijn er 2 herkansingsmogelijkheden. Een eerste herkansing wordt georganiseerd in de laatste week van blok C voor de vakken uit het eerste semester en de eerste week na blok C voor de vakken uit het tweede semester. Eind augustus is er een tweede herkansing voor alle vakken uit het voorgaande jaar (zie Figuur 2.4). Deze tweede herkansing is op dit moment omstreden, maar wordt nog wel—op verzoek—aangeboden. De ervaring heeft geleerd dat het hebben van veel herkansingsmogelijkheden leidt tot uitstelgedrag bij studenten. De studeerbaarheid van de opleiding is het meest gediend bij het afronden van de vakken binnen de periode die daarvoor geroosterd staat. De OER regelt de afname van aangepaste toetsingen voor studenten met een handicap. De kwaliteit van de toetsingen wordt op verschillende niveau's bewaakt: door het Bachelor docenten team, door de opleidingscommissie en in een aantal gevallen door mede-beoordelaars. Hierbij komt de opleidingscommissie meestal pas achteraf in actie als blijkt dat de resultaten voor een bepaalde cursus significant afwijken van de gemiddelde resultaten. Het zou goed zijn als deze kwaliteitsbewaking op meer gestructureerde wijze plaatsvond. Bijvoorbeeld door jaarlijks steekproeven van nagekeken tentamens door de examencommissie te laten bekijken. De examencommissie, en in een vervolgstap (zelden) het College van Beroep voor de Examens (COBEX) kunnen worden geraadpleegd in geval er onenigheid bestaat tussen student en docent over de kwalificatie die door een beoordelaar over het werk van een student wordt afgegeven.
2.9 Analyse en Acties Analyse: Beperkte en informele niveaubewaking terwijl een vak gegeven wordt Actie: Breidt informele pilots met continue niveaubewaking uit, en bekijk inzetbaarheid voor alle vakken Analyse: Op dit moment is uitstroom naar de arbeidsmarkt zeer beperkt, en zet het gros van onze afstudeerders de studie voort met een Master opleiding. Te verwachten valt dat het aantal uitstromers zal toenemen (o.a. gezien internationale trends). Actie: Breng mogelijkheden voor terugkoppeling vanuit de arbeidsmarkt aan in de besluitvorming over leerdoelen en curriculum. Analyse: Sommige cursussen worden in meerderheid bevolkt door schakelstudenten uit het HBO. Dit levert vaak voordeel op omdat de combinatie van een projectmatige pragmatische aanpak samen met de meer academische aanpak veelal meerwaarde blijkt te hebben. Actie: Een monitoring systeem opzetten om eventuele nadelen vroegtijdig op het spoor te komen. Met name gaat het hierbij om het opzetten van een mentorsysteem ook voor het 2e jaar en het 3e jaar. Analyse: Er vindt op dit moment geen systematische kwaliteitscontrole op het nivo van de toetsingen plaats. Actie: Jaarlijks neemt de examencommissie steekproeven uit de nagekeken tentamens en beoordeelt het nivo en de afgegeven kwalificatie. Analyse: Hoewel er sprake is van intensieve student- en docentmentoring in het eerste jaar van de opleiding lijkt het aantal uren zelfstudie aan de hoge kant (Figuur 2.5); de som van uren besteed aan projectwerk en aan zelfstudie is in het eerste jaar het hoogst. Actie: Door gericht studenten en docenten aan te spreken voortdurend nagaan of dit inderdaad te hoog is; eventueel
19
verschuiven naar werkgroepen en practica.
3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van de leerdoelen per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
BA-Zelfevaluatie > BA-Programma Mdr 18:35, 30 April 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Programma"
This page was last modified 14:29, 1 May 2006.
20
BA-Inzet From Informatics Institute
1 Doelstellingen opleiding 2 Programma 3 Inzet personeel 3.1 Eisen WO Het onderwijs in de opleiding wordt geheel ontwikkeld en verzorgd door staf in dienst bij één van de twee bij het onderwijs betrokken onderzoeksinstituten. Het overgrote deel van het onderwijs wordt verzorgd door stafleden betrokken bij het academisch onderzoek waarvan de kwaliteit onder meer bewaakt wordt middels jaarlijkse rapportage in een jaarverslag en regelmatige onderzoeksvisitaties. Het onderwijsprogramma wordt grotendeels verzorgd door het Bachelord Docententeam Informatiekunde waarin 11 docenten zitten. Vooral in de specialisatie aangevuld met andere docenten. Daarnaast wordt in een aantal cursussen, vooral in die waarin practische opdrachten worden uitgevoerd, geassisteerd door onderwijs assistenten. Dit zijn meestal studenten uit een van de Master trajecten dan wel AIO's werkzaam op een van de relevante onderzoeksterreinen. Studenten komen elk jaar (en al direct in het 1e jaar in het onderzoeksproject) in contact met dit onderzoek in projecten die groepsgewijs uitgevoerd worden. Het onderwijzend personeel is bij voortduring bezig met de ontwikkeling van het door hem of haar gegeven onderwijs. Daarbij wordt enerzijds gebruik gemaakt van de feedback die gegeven wordt in de evaluatie die van elk onderwijsonderdeel gemaakt wordt. Anderzijds komt dit voort uit een voortdurend bijhouden van ontwikkelingen in het vakgebied, daarbij onder meer gevoed door het onderzoek dat wordt uitgevoerd en door het monitoren van soortgelijke cursussen die elders gegeven worden. Ook is er maandelijks een bijeenkomst van het docenten team. Dat bewaakt de inhoud, de samenhang en de kwaliteit van het curriculum en de gebruikte onderwijsmethoden en vervult een forumfunctie voor het uitwisselen van "tips-and-tricks" om te komen tot kwalitatief goed en effectief onderwijs.
3.2 Kwantiteit personeel De formatie voor het geven van het onderwijs is voldoende van omvang en voldoende gekwalificeerd. Totaal is een formatie van 4,6 FTE beschikbaar. Hiervan wordt 3,6 FTE (78%) ingevuld door het Bachelor Docententeam Informatiekunde. Zie Figuur 3.1 (waar de laatste kolom aangeeft welk percentage van de stafleden gepromoveerd is).
Figuur 3.1: Totale onderwijsformatie beschikbaar voor de BSc-opleiding Informatiekunde. De formatieve verhouding HL:UHD:UD onder het onderwijzend personeel is 2:1:6 is. Binnen het BSc 21
docententeam (zie hieronder) is deze verhouding 1:2:7. De opleiding is tevreden met deze verhouding: aangenomen dat UDs over een grotere beschikbaarheid beschikken (en derhalve directer aanspreekbaar zijn) dan UHDs en HLs, is het voor de interactie tussen studenten en docenten belangrijk dat een zeer substantieel deel van de onderwijsformatie die beschikbaar is voor de opleiding uit UDs bestaat.
Figuur 3.2: Samenstelling van het Bachelor Docententeam Informatiekunde. Binnen veel cursussen, vooral die waarbinnen vaardigheden worden geoefend, of theorieën op de praktijk worden toegepast, assisteren (ca 15) AIO's en postdocs uit de betrokken onderzoeksprogramma's. Zij begeleiden dan groepjes bij de uitvoering van hun opdracht. Gemiddeld is 0,001 FTE, oftewel 1,6 docentuur, beschikbaar per uitgeschreven EC. De staf/studenten ratio voor de BSc Informatiekunde is als volgt; we hebben in het onderstaande de ratios uitgesplitst naar verschillende studenten- en docentenpopulaties: reguliere studenten, alleen het BSc Docententeam Informatiekunde: 1 staflid op 10 studenten reguliere studenten, alle bij het onderwijs betrokken docenten: 1 staflid op 5,3 studenten reguliere studenten en schakelstudenten, alleen het BSc Docententeam Informatiekunde: 1 staflid op 15,7 studenten reguliere studenten en schakelstudenten, alle bij het onderwijs betrokken docenten: 1 staflid op 8,7 studenten Een aantal opmerkingen. Ten eerste hanteert de opleiding het de laatste ratio als maatgevend voor de de stafstudenten ratio: hierin zijn immers alle betrokken studenten en alle betrokken docenten verdisconteerd. Ten tweede, gezien de internationale voorbeelden (uit de Verenigde Staten en Groot-Brittanië) achten we een gemiddelde staf/student ratio van maximaal ongeveer 1 staflid op 12 studenten gepast. Ten derde verwacht de opleiding, om economische motieven en in het licht van veranderende begrotingsmethodieken, in de komende jaren een opwaartse druk op de staf/student ratio— vooralsnog kunnen we zonder probleem deze druk aan. Tot slot het volgende. De bovenstaande ratios geven gemiddelden over alle cursussen en alle onderwijsvormen weer. Bij hoorcollege's zullen de staf/student ratios van nature lager liggen (d.w.z. meer studenten per betrokken staflid) dan de hierboven genoemde verhouding. Bij werkcollege's wordt als vuistregel gehanteerd dat per 20 a 25 studenten een extra werkgroep (met een extra studentassistent) wordt ingericht. Bij intensief projectonderwijs (zoals Project information retrieval) heeft iedere projectgroep (van 7 a 9 studenten) een eigen "coach".
3.3 Kwaliteit personeel Het basisonderwijs wordt verzorgd door leden van het Bachelor docententeam. Binnen dit team opereert een "dagelijks bestuur" (bestaande uit vertegenwoordigers uit elk van de betrokken onderzoeksgroepen) dat verantwoordelijk is voor de snelle afhandeling van kleine problemen en dat het eerste aanspreekpunt van buiten vormt. Eens per maand is er een vergadering van het BSc docententeam over het onderwijsprogramma, over de gebruikte onderwijsstrategieën, over studenten die de cursussen bevolken en over eventuele knelpunten. De leden van dit team hebben bij elkaar vele jaren onderwijservaring. In de specialisatie worden ook onderdelen verzorgd door personeel dat nauw betrokken is bij internationaal erkend onderzoek van de bij het onderwijs betrokken onderzoeksinstituten. Het personeel is in vaste dienst van de Universiteit.
22
De UvA hanteert het "Universitair Functie Ordenen" systeem voor al haar onderwijzend personeel. Hierin worden functieprofielen beschreven die worden gebruikt bij de aanstelling en bij jaargesprekken. Daarbij worden er afspraken gemaakt over nieuwe doelen voor het komende jaar, en waar nodig over aanvullende cursussen (bijvoorbeeld het volgen van een cursus didaktiek). De jaargesprekken worden gevoerd door de instituutsdirecteur. De faculteit heeft een "procedure jaargesprekken" (november 2004) waarin beschreven staat hoe het onderwijs daarbij besproken moet worden. De opleidingsdirecteur kan op verzoek bij dat gesprek aanwezig zijn. De kwaliteit van het onderwijzend personeel wordt ook van buitenaf erkend omdat leden ook worden uitgenodigd voor het verzorgen van post-doc onderwijs, het verzorgen van zogenaamde "summer schools" (zoals de European Summer School for Logic, Language and Information en de European Summer School in Information Retrieval), en het geven van onderwijs aan AIO's in onderzoeksscholen (zoals SIKS, de "Dutch Research School for Information and Knowledge Systems"). Bij aanstelling wordt het onderwijzend personeel geselecteerd op bewezen onderwijskundige kwaliteiten. Zonodig worden docenten verplicht een didactische onderwijsprogramma te volgen. Dergelijke programma's worden regelmatig gegeven door "het Amstel Instituut", dat onderdeel is van de FNWI. Overigens maken deze programma's voor AIO's een verplicht onderdeel uit van het opleidingsprogramma. Ook student-assistenten krijgen een korte didactische opleiding alvorens zij worden ingezet in het onderwijs.
3.4 Analyse en acties Analyse: Het percentage PhDs onder de UDs is aan de lage kant (Sectie 3.2). Actie: In het overleg tussen de opleidingsdirecteur en de betrokken onderzoeksinstituten zal dit ter sprake worden gebracht. Analyse: We hebben geen zicht op de staf/student ratio's binnen BSc-opleidingen Informatiekunde elders in Nederland. Actie: Gebruik het recentelijk opgerichte Landelijk Overleg Informatiekunde om dergelijke cijfers boven water te krijgen. Analyse: Gezien de veranderende begrotingsmethodieken binnen de UvA valt in de komende jaren een opwaartse druk op de staf/student ratio te verwachten Actie: Achterhaal in samenspraak met de directeuren van de betrokken onderzoeksinstituten wat economisch haalbare/wenselijke ratios zijn.
4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van de leerdoelen per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
BA-Zelfevaluatie > BA-Inzet Mdr 10:05, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Inzet"
23
This page was last modified 14:29, 1 May 2006.
24
BA-Voorzieningen From Informatics Institute
1 Doelstellingen opleiding 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Het Onderwijsinstituut is gehuisvest op het Roeterseilandcomplex (REC) als onderdeel van de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI). Het REC bestaat uit een aantal universitaire gebouwen, waarin naast onderwijs- en onderzoeksinstituten van de FNWI twee andere faculteiten (FEB en FMG) zijn gehuisvest en waar voorzieningen voor studenten (bibliotheken, studiezalen, mensa) zijn. Een deel van de wetenschappelijke staf is gehuisvest in het Science Park Amsterdam (de Watergraafsmeer). Voor deze medewerkers geldt dat zij moeten reizen voor: het geven van onderwijs, de begeleiding van groepen studenten, overleg met collega’s. Dit is een aanzienlijke belasting. In één van de gebouwen op het REC is een docentenkamer ingericht, bestaande uit een kleine vergaderkamer en een werkkamer met 3 computerwerkplekken. Van deze voorziening wordt veel gebruik gemaakt. Het plan is om de gehele faculteit, inclusief het door haar verzorgde onderwijs, binnen vier jaar te clusteren in het het Science Park Amsterdam, waarmee in elk geval de reistijd voor de meeste docenten sterk wordt gereduceerd. 4.1.1 Onderwijsruimten De opleiding maakt gebruik van de beschikbare onderwijsruimten op het REC, in het Science Park Amsterdam en in een enkel geval de binnenstad. Het grootste deel van het onderwijs wordt gegeven op het REC. De onderwijsruimten op het REC worden jaarlijks verdeeld op basis van de aanvragen door de verschillende opleidingen van de daar gevestigde faculteiten (FNWI, FMG, FEB). Gebruik makend van de toegewezen zalen worden in het voorjaar de onderwijsroosters voor het volgend academisch jaar gemaakt. De opleiding kan over voldoende hoor- en werkcollegeruimten beschikken, zij het dat het soms nodig is opeenvolgende onderwijsactiviteiten in een ander gebouw te roosteren. Dit brengt voor studenten (en docenten) verplaatsingen tussen gebouwen met zich mee. Voor de reguliere cursussen is het eenvoudig om zalen te reserveren. Het reserveren van zaalruimten voor incidentele activiteiten door het jaar heen levert, mits tijdig aangevraagd, ook geen onoverkomelijke problemen op. De onderwijsruimten verkeren in goede staat en zijn, naast een whiteboard of krijtbord, bijna allemaal standaard uitgerust met een beamer en een overheadprojector. Computers en internetverbinding zijn niet altijd aanwezig. Docenten gebruiken in dat geval eigen apparatuur, die van hun afdeling of lenen apparatuur bij de Adiovisuele Dienst. Internetverbindingen moeten worden aangevraagd. Deze extra faciliteiten moeten gereserveerd worden bij de op het REC aanwezige ICT-groep van de faculteit en de Audiovisuele Dienst van het REC.
25
De FNWI beschikt in de Watergraafsmeer sinds 2000 over een Studio Classroom, sinds 2005 beschikt de FNWI over zo’n ruimte op het REC. In deze experimentele onderwijsruimten wordt (werk)college gegeven met optimale visuele- en audiomogelijkheden. Helaas zijn de mogelijkheden voor studenten om—buiten de geroosterde onderwijsactiviteiten—samen te werken in de onderwijsgebouwen van het REC beperkt—te beperkt. Er zijn geen vrij toegankelijke project- of werkgroepruimtes. Dit is voor de opleiding een punt van zorg dat niet op korte termijn lijkt te kunnen worden weggenomen. 4.1.2 Computerwerkplekken De opleiding maakt voor de practica gebruik van de computerpracticumruimten op het REC. In gebouw Euclides zijn 5 computerzalen beschikbaar met in totaal ruim 100 werkplekken (PC’s onders Windows of Linux). Verder zijn er verspreid over de andere gebouwen enkele computerpracticumruimten. In deze ruimten worden de practica van de vakken uitgevoerd, buiten de practicumtijden zijn deze computerruimten voor zelfwerkzaamheid beschikbaar. De gebouwen op het REC zijn over het algemeen geopend van 9:00-20:00u. Elke werkplek is voorzien van een snelle computer met internet en standaard software. Voor diverse cursussen wordt van speciale software gebruik gemaakt. Deze wordt apart door de verantwoordelijke docent aangevraagd, door de beheerder geïnstalleerd en onderhouden. De meeste van deze computerwerkplekken worden gedeeld met andere opleidingen. Vanuit elke werkplek is minstens één printer bereikbaar. Studenten hebben ook de mogelijkheid om per maand 200 prints gratis af te drukken. Alle werkplekken zijn volgens ARBO richtlijnen ingericht en studenten worden gewezen op RSI gevaar bij veelvuldig computergebruik. Verder kunnen studenten in het Studie- en Informatiecentrum van de faculteit en in het Studiecentrum Roeterseiland gebruik maken van computerfaciliteiten. 4.1.3 Bibliotheken De collectie boeken, (elektronische) tijdschriften voor de faculteit is ondergebracht in bibliotheken in de verschillende gebouwen op het REC en in de Watergraafsmeer. Materiaal dat in het archief is opgenomen is opvraagbaar en binnen één dag voor gebruik beschikbaar. Van elk studieboek is minimaal een (in sommige gevallen niet uitleenbaar) exemplaar aanwezig in de bibliotheek. Literatuur die niet aanwezig is op de UvA, kan worden aangevraagd via het Interbibliothecair Leenverkeer (IBL). Een account hiervoor kan alleen worden aangevraagd bij de eigen bibliotheek. Mits voorradig op één van de Nederlandse universiteiten, is de aanvraag binnen twee werkdagen geleverd. Naast de papieren collectie beschikt de universiteit over een zeer uitgebreide digitale bibliotheek van wetenschappelijke tijdschriften, die vanaf elke computer binnen de universiteit en via een UvA-vpn, UvA-inbel of UvA-dsl (zie hieronder) bereikbaar is. 4.1.4 Onderwijsbureau Het Onderwijsbureau waar de studentenadministratie van de opleiding is ondergebracht, vormt een centraal punt in de informatievoorziening richting studenten. Studenten kunnen er terecht voor: informatie over inschrijvingen, het aanvragen examens, enz. Het Onderwijsbureau is gehuisvest in gebouw C, centraal op het REC. Het Onderwijsbureau is voor studenten echter zeer beperkt geopend van maandag t/m donderdag van 10:00-14:00u. De informatievoorziening naar de studenten vanuit het onderwijsbureau gebeurt voornamelijk per e-mail of via de website van de opleiding (op http://www.student.uva.nl). Wanneer de verhuizing van de opleiding naar de nieuwbouw in de Watergraafsmeer plaatsvindt, zal een samenvoeging van de Onderwijsbureau’s van alle opleidingen van de FNWI plaatsvinden. 4.1.5 ICT-diensten Sinds september 2004 zijn diverse informatievoorzieningen die via internet worden aangeleverd gebundeld in de portal MijnUvA.nl (http://mijnuva.nl) . Deze portal bevat Studieweb: Een applicatie gekoppeld aan het registratiesysteem ISIS. Studenten melden zich aan voor 26
vakken en kunnen hier hun geregistreerde studieresultaten inzien. Blackboard: Een elektronische leeromgeving voor studenten en docenten, waarop documenten geplaatst kunnen worden en discussiefora geopend kunnen worden. Tevens kan blackboard gebruikt worden voor toetsing en dient het als hulpmiddel voor het genereren en aanleveren van cijfers. De website van de opleiding (http://www.student.uva.nl/ifk/) waarop alle informatie over de studie staat voor de zittende studenten, zoals onderwijsmededelingen, studieprogramma’s, roosters, etc. Studentmail waarop de studenten onderwijsmededelingen en andere al dan niet opleidingsspecifieke mededelingen ontvangen Door de invoering van MijnUvA.nl is een centrale plaats ontstaan voor het beheren van alle informatie die de student nodig heeft met één gebruikersnaam en wachtwoord. 4.1.5.1 Blackboard
Bij de Universiteit van Amsterdam wordt Blackboard als Electronische leeromgeving beschikbaar gesteld. Voor docenten verschaft Blackboard in elk geval direct inzicht in welke studenten er daadwerkelijk staan ingeschreven voor de door hem/haar gegeven cursus. Zeker de helft van de docenten Informatiekunde maakt gebruik van Blackboard, waarbij de aard van het gebruik sterk varieert: van minimaal gebruik tot essentiële ondersteuning. Er zijn vier vormen van gebruik te onderscheiden (tussen haakjes wordt verwezen naar de items uit het control panel van Blackboard): 1 . minimaal gebruik: uitsluitend het gebruik van de namenlijsten van ingeschreven studenten (list/modify users) en de e-mail faciliteit voor het sturen van berichten aan alle studenten of groepen studenten (send email), 2 . een uitgebreider gebruik van beschikbare faciliteiten, naast eerder genoemde, zoals: het doen van mededelingen aan studenten (announcements), het plaatsen van cursusinformatie, zoals literatuur, sheets, opdrachten ed. (course documents), de aanmaak van gedeelde werkplekken voor groepen studenten, waarbij ze documenten kunnen uitwisselen (collaboration), het instellen van discussiefora, uitwisselen van artikelen en andere informatie (discussion board), het bijhouden van cijfers van beoordelingen, het genereren van eindcijfers (gradebook), het gebruik van de statistische mogelijkheden, zoals het berekenen van gemiddeldes, etc. (course statistics), 3 . essentieel: het gebruik van diverse Blackboard faciliteiten is een integraal onderdeel van de cursus, zoals de verplichte samenwerking van studenten op Blackboard om een werkstuk te produceren; 4 . het beste van twee werelden: Blackboard wordt uitsluitend gebruikt voor de inschrijvingslijsten, het versturen van e-mail naar studenten en eventueel voor het plaatsen van urgente mededelingen, daarbij beheert de docent een eigen cursuswebsite, die eenvoudig en gemakkelijk te onderhouden is, voor uitgebreidere informatie over de cursus, beoordelingen, deadlines, oefeningen, practicumopdrachten, beoordelingslijsten, sheets, etc.. Studenten zien Blackboard steeds meer als centraal ingangkanaal voor informatie van en over cursussen waarvoor ze zich hebben ingeschreven. 4.1.5.2 Internettoegang en Software
Alle informatie op het internet is bereikbaar vanaf een UvA-adres. Voor het inloggen vanaf huis biedt UvA de studenten tegen gereduceerd tarief UvA-inbel en UvA-dsl. Tevens is het mogelijk om via de UvA tegen gereduceerd tarief software voor thuisgebruik te verkrijgen via www.surfspot.nl. Naast een studentaccount (van de UvA) hebben FNWI-studenten ook een science-account. Met dit account kan de student toegang krijgen tot specifieke software voor de opleiding. 4.1.5.3 UvA-dsl
Studenten hebben de mogelijkheid om door middel van een goedkoop UvA-dsl abonnement thuis gebruik te maken van het UvA-netwerk en van de faciliteiten van de universiteit. 27
4.1.5.4 UvA-VPN
Met het nieuwe UvA-VPN kunnen studenten en medewerkers vanaf een willekeurige plaats in de wereld via een internetkoppeling toegang te krijgen tot digitale bronnen (zoals toegang tot de digitale bibliotheek) die anders alleen vanuit het UvA-netwerk bereikbaar zijn. De toegang wordt geregeld met behulp van de Virtual Private Networking techniek (VPN). 4.1.6 Studiegids Elk jaar worden de studieprogramma’s en vakomschrijvingen en een overzicht van regelingen en voorzieningen gebundeld en gepubliceerd in de studiegids. Studenten kunnen de gedrukte versie van deze gids -kosteloosafhalen op het Onderwijsbureau. De informatie over opleidingsprogramma’s en de vakomschrijvingen zijn ook te raadplegen in de Digitale Studiegids van de UvA (www.studiegids.uva.nl) 4.1.7 Studievereniging VIA Voor de studenten van alle opleidingen is de Vereniging Informatiewetenschappen Amsterdam (VIA) actief. Deze studievereniging organiseert de verkoop van boeken en syllabi, excursies en lezingen. Daarnaast heeft de vereniging een groot en gewaardeerd aandeel in de introductie van eerstejaarsstudenten.
4.2 Immateriële voorzieningen 4.2.1 Studiebegeleiding De studiebegeleiding is erop gericht studenten te ondersteunen in hun academische en persoonlijke ontwikkeling. Hierbij wordt er naar gestreefd de expertise van de verschillende begeleiders (studie-adviseur, docenten/docentmentoren, studentmentoren) optimaal te gebruiken. Bij de start van de opleiding staat het wennen aan de nieuwe omgeving, de nieuwe manier van werken en het aanleren/verbeteren van studievaardigheden centraal. De vraag of de gekozen opleiding wel de juiste is voor de student (en andersom) speelt zeker in het eerste jaar een grote rol. In het vervolg van de studie heeft de student te maken met verschillende keuzemomenten (keuzevakken, specialisatie, afstudeerproject, master of vervolgtraject) - ondersteuning in deze keuzes wordt middels individuele begeleiding of voorlichting geboden. Studenten kunnen ook gebruik maken van UvA-brede instanties zoals studentendecanen en loopbaanadviseurs. De studieadviseur speelt een belangrijke rol in de studiebegeleiding van, en de informatievoorziening aan studenten van de opleiding: hij coördineert en initiëert de verschillende begeleidingsactiviteiten. De studenten van het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen kunnen beschikken over twee studieadviseurs (in totaal 1,6 fte, de studieadviseurs werken beiden vier dagen per week). Studieadviseurs worden geschoold (door UvA centraal) en overleggen geregeld met andere studieadviseurs van de FNWI. 4.2.1.1 Taken/activiteiten van de studieadviseur
De studiebegeleiding door de studieadviseur is erop gericht studenten te adviseren en te ondersteunen bij studiegerelateerde vragen en problemen. Dat gebeurt door: het het het het
volgen van de studievoortgang van groepen studenten, maken van afspraken ter verbetering van de studieresultaten, organiseren en coördineren van het studentmentoraat, organiseren van voorlichting.
De studieadviseur heeft een wekelijks inloopspreekuur; bovendien kunnen studenten op afspraak terecht en zaken per e-mail regelen. Studenten kunnen bij de studieadviseur terecht voor vragen over studieplanning, studieprogramma, verandering van opleiding, voortzetten/staken van de studie en studie- en werkmogelijkheden na de bachelor’s programma’s. De studieadviseur ondersteunt studenten bij het maken en uitvoeren van een studieplanning en bij het verbeteren van studievaardigheden, door middel van een individueel studietraject of door te verwijzen naar relevante instanties/cursussen. Bij ziekte of persoonlijke omstandigheden maakt de 28
studieadviseur individuele afspraken met studenten met de doelstelling studieachterstand te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken. Indien nodig worden studenten doorverwezen naar studentendecanen, -psychologen of het loopbaanadviescentrum. De studieadviseur volgt de studievoortgang van de studenten en roept indien daar aanleiding toe is, de desbetreffende student op voor een gesprek. De Universiteit van Amsterdam maakt gebruik van het studentenadministratiesysteem ISIS, de studieadviseurs maken daarnaast gebruik van de webapplicatie STAP voor administratieve doeleinden. 4.2.1.2 Docenten Mentoraat
Elke bachelor student wordt gekoppeld aan een docent die gedurende de gehele studie fungeert als de docent mentor. De rol van de docent mentor is wezenlijk anders dan die van de studiebegeleider, en ligt voornamelijk op het inhoudelijke vlak. De docent mentor adviseert de student vooral op keuzemomenten: welke keuzevakken? wat voor een minor? welke specialisatie? al dan niet een master volgen? etc. Hiernaast heeft de docentmentor een motiverende rol: de student kan op een informele en vertrouwelijke manier over de studie praten en klachten uiten. Daarnaast spoort de mentor de student aan om openstaande vakken af te ronden en een goede planning van de studie op te zetten. De docent spreekt de student twee keer per jaar, nadat de resultaten van het afgelopen semester binnen zijn. Daarnaast is de docent per email en telefoon steeds beschikbaar voor advies op inhoudelijk vlak. 4.2.2 Studiebegeleiding van jaar tot jaar 4.2.2.1 Het eerste studiejaar
De opleiding streeft naar ‘de student op de juiste plek’. Om die reden heeft het eerste jaar van de bachelor een selecterende en verwijzende functie, de studiebegeleiding is hierop afgestemd. 4.2.2.1.1 Introductieweek
Aankomende bachelorstudenten worden door het onderwijsinstituut en de opleiding verwelkomd in de week voorafgaand aan het begin van het onderwijs. In het programma van deze introductie (2 dagen) komen praktische zaken aan de orde, zoals uitdelen van de studiegids, bekendmaken van roosters, aanvragen van computeraccounts, introductie in de bibliotheek, rondleiding in de gebouwen, etc. als ook de kennismaking met de opleiding: studieprogramma, kennismaking met docenten van de opleiding, eerste (voorbereidend) college. Een grote rol speelt hierbij ook de sociale component: studenten maken kennis met elkaar, met de docenten, met de studieadviseur en de student-mentor. Daarnaast maken zij kennis met de eerder genoemde studievereniging VIA, die niet alleen een aandeel heeft in de organisatie van de introductie maar ook in de loop van de studie verschillende activiteiten ontwikkelt en daardoor een belangrijke rol in de opleidingen speelt. 4.2.2.1.2 Studentmentoraat
Na de eerste kennismaking met de studentmentor tijdens de introductie begint in de eerste week van het onderwijs het studentmentoraat. Het studentmentoraat is opgezet om studenten in de allereerste studieperiode te begeleiden. Het mentoraat wordt georganiseerd en gecoördineerd door een studieadviseur. Het doel van deze activiteit is om studenten te ontvangen en zo snel mogelijk wegwijs te maken in de onderwijsorganisatie. Informatie over het studieprogramma en directe feedback op het gegeven onderwijs spelen een belangrijke rol. Daarnaast staan studievaardigheden op het programma en informatie over instanties die van betekenis kunnen zijn tijdens de studie, zoals verschillende commissies, vertrouwenspersonen, studieadviseurs, docentmentoren, etc. Een niet onbelangrijk doel is hierbij ook de bevordering van sociale integratie. De mentoren zijn hogerejaars studenten van dezelfde opleiding als de 1e jaars studenten. Studenten kunnen solliciteren op deze baan, gekeken wordt naar studieprestatie en motivatie. De voornaamste begeleidende taken van de mentor zijn: informatie geven aan de student over de gang van zaken op de faculteit, vroegtijdig 29
opvallendheden signaleren zoals afhaken en twijfelen aan de studiekeuze, studenten helpen in een goed studieritme te komen en knelpunten in de opleiding signaleren. Ter voorbereiding op deze taken ontvangen de mentoren voor het begin van het mentoraat een een-daagse cursus met de volgende onderwerpen: ‘De ideale mentor – wat zijn de grenzen van het mentorschap’, basisgesprekstechnieken, wet- en regelgeving, groepsprocessen. Het mentoraat loopt vanaf de introductiedagen tot het eind van blok b van het 1e semester, dus grofweg 4 maanden. Binnen deze periode (uitgezonderd tentamenperiode en feestdagen) vindt idealiter één keer per week een bijeenkomst van de mentor met zijn studenten plaats. Deze bijeenkomsten duren over het algemeen 1 uur. Vervolgens vindt ook een keer per week een bijeenkomst met de mentoren en de studieadviseur plaats. In deze bijeenkomsten worden problemen besproken en feedback gegeven op het lopende onderwijs. Het studentenmentoraat wordt ondersteund door een uitgebreide mentorenhandleiding. Hier zijn voor elke bijeenkomst thema’s gepland en uitgebreid beschreven. De mentor bereidt vooraf de bijeenkomst voor en geeft achteraf in de bijeenkomst met de studieadviseur verslag over het verloop. Belangrijke onderwerpen die aan de orde komen zijn praktische zaken, studievaardigheden, studiebegeleiding, studiekeuze, evaluatie van het onderwijs, etc. 4.2.2.1.3 Pre-advies en Propedeuse-advies
In januari wordt aan alle eerstejaarsstudenten door de studieadviseur een propedeuse-pre-advies verstrekt. Dit advies is gebaseerd op de studieresultaten van de eerste twee onderwijsperioden en varieert van A (meer dan 90% van de studiepunten behaald - uitstekend; student komt in aanmerking voor honoursprogramma) tot D (minder dan de helft van de studiepunten behaald - de student wordt aangeraden om met de opleiding te stoppen). Studenten met een negatief studieadvies worden uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Het doel van deze gesprekken is om na te gaan wat de reden voor de slechte studieprestatie is, wat hieraan gedaan kan worden en of het staken van de opleiding een optie is. Studenten worden geregeld doorverwezen naar studievaardigheidstrainingen (timemanagement, efficiënter studeren, etc.) of (studie)loopbaanadviseurs/trainingen. Als blijkt dat studenten slechte studieresultaten halen door ziekte of persoonlijke omstandigheden dan wordt samen met de studieadviseur gekeken welke maatregelen eventueel tot betere resultaten kunnen leiden. In augustus (na de hertentamens) wordt door de studieadviseur het uiteindelijke Propedeuse-advies uitgebracht. Ook dit advies is gebaseerd op de behaalde studieresultaten en varieert van A tot D (zie pre-adviezen). Wederom worden studenten met een negatief advies uitgenodigd voor een gesprek. Voortlopend op de tijdens de preadviesgesprekken gemaakte afspraken wordt samen met de student gekeken wat de resultaten hiervan zijn en of eventueel uitstroom een optie is (met bespreking van vervolgtrajecten). Studenten die in hun eerste studiejaar minder dan 30 EC hebben behaald maar hun opleiding toch willen voortzetten krijgen te maken met een blokkering: zij mogen geen tweedejaars vakken volgen totdat zij tenminste 50% van de eerstejaarsvakken hebben afgerond. Alle studenten met een positief advies kunnen—indien gewenst—gebruik maken van de expertise van de studieadviseur. 4.2.2.1.4 Categorieën (niet-bindend) studieadvies
Per categorie met het aantal behaalde punten in het eerste jaar geldt een studieadvies: A: 50-60 EC, positief advies, doorgaan, B: 40-50 EC, positief advies, doorgaan maar verbeteren studievoortgang, C: 30-40 EC, grote twijfel of de opleiding geschikt is; gesprek studieadviseur, D: < 30 EC, opleiding niet geschikt; gesprek over andere mogelijkheden. 4.2.2.2 Het tweede studiejaar
Na de intensieve studiebegeleiding tijdens het eerste studiejaar worden studenten nu geacht zelfstandig te kunnen studeren en is de structurele studiebegeleiding door de studieadviseur beduidend minder. 30
Er vinden vervolggesprekken plaats met studenten met wie een studietraject is afgesproken. De studieadviseur monitort de studievoortgang van studenten en roept studenten met achterstand op voor een gesprek. Studenten kunnen bovendien op eigen initiatief te allen tijde advies vragen van de studieadviseur. Studenten moeten na twee jaar studeren het propedeusediploma hebben behaald—anders krijgen ze wederom te maken met een blokkering voor hogerejaars vakken. De studieadviseur verstuurt tegen eind van het studiejaar een waarschuwingsbrief aan alle studenten die nog geen propedeusediploma hebben behaald. Vanaf het tweede studiejaar krijgen studenten te maken met ruimte voor vrije keuze binnen hun curriculum. Aan het eind van het eerste studiejaar vindt een voorlichting over keuzevakken plaats. Studenten kunnen met vragen over keuzevakken terecht bij de studieadviseur. In het tweede studiejaar wordt door het International office een voorlichting georganiseerd over studeren in het buitenland. Regelmatig wordt informatie over diverse uitwisselingsprogramma’s en mogelijkheden voor het verkrijgen van beurzen aan alle studenten per e-mail verstuurd. 4.2.2.3 Het derde studiejaar
In het 3e studiejaar wordt onder meer Mastervoorlichting en Loopbaanadvies gegeven. Verder is er steeds meer individuele inhoudelijke begeleiding (bijvoorbeeld in het afstudeerproject).
4.3 Analyse en acties Analyse: Op dit moment is er geen laptop-programma, waarbij iedere student over een eigen laptop beschikt. Voor een opleiding die (getuige Hoofdstuk 1) zich richt op "theorievorming en onderzoek naar het effectief structureren, verwerken en communiceren van informatie en de ro die ICT daarbij speelt" is het inzetten van moderne ICT-middelen niet meer dan gepast. Actie: De opleidingsdirecteur brengt (on)mogelijkheden in kaart en is gesprekken aangegaan met opleidingen in het land die wel over een laptop-programma beschikken en met leveranciers over voorwaarden en financiering. Analyse: Op dit moment ontbreekt het aan voldoende sociale samenhang tussen iedereen die bij de opleiding betrokken is. Actie: Inrichten van een eigen plek voor de studenten van de opleiding. Organiseren van regelmatige bijeenkomsten voor alle studenten en docenten. Analyse: Voor docenten voor wie de primaire werkplek niet samenvalt met de onderwijslocatie zijn de kantoorvoorzieningen ontoereikend. Actie: Bij het management blijven aandringen op het inrichten van "flexplekken" voor docenten op het REC. Analyse: De opleiding lijdt op dit moment onder een dislocatie van docenten en studenten. Studenten kunnen niet 'even langslopen'. Actie: Inrichting van een adequate docentenkamer op de plaats van het onderwijs. Analye: Met de centralisering van de dienstverlening binnen de UvA is er sprake van een toenemende afstand tussen docenten enerzijds en degenen die voor de computationele infrastructuur dienen te zorgen, anderzijds. In het bijzonder wordt het steeds problematischer om de computationele onderwijsvoorzieningen (software, hardware) up-to-date te houden, en het voor elkaar te krijgen dat machines zijn voorzien van de juiste programmatuur van de juiste versie. Actie: Bij het management aandringen op het terugdraaien van de centralisatie van deze diensten. Analyse: Op dit moment is toegang tot internet in de onderwijsruimten onzeker. De regels en aanvraagprocedures verschillen van gebouw tot gebouw. Actie: Bij het management aandringen op inrichting van een uniform systeem over alle onderwijsruimten in de UvA. Analyse: Op dit moment zijn de meeste onderwijsruimten weliswaar uitgerust met een beamer, maar ontbreekt een computer. Deze dient apart te worden gereserveerd of zelf te worden meegenomen. Dat laatste is lastig vanwege de dislocatie van staf en onderwijsruimte. Actie: Bij het management aandringen op het plaatsen van eenvoudige computers in de onderwijsruimten. Analyse: Het docentmentoraat is ingevoerd met de eerstejaars van het cohort 2005. Het lijkt wenselijk ook de huidige tweede en derdejaars van een docent mentor te voorzien. Actie: Tijdens het tweede semester van het studiejaar 2005/2006 krijgen ook de studenten uit de cohorten 2004 en 2003 een docentmentor. Wegens het nieuwe karakter van deze functie neemt 1 docent dit nu op 31
zich. Deze vervult ook een coördinerende rol voor de volgende lichting docentmentoren.
5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van de leerdoelen per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
BA-Zelfevaluatie > BA-Voorzieningen Mdr 10:08, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Voorzieningen"
This page was last modified 14:30, 1 May 2006.
32
BA-Interne kwaliteitszorg From Informatics Institute
1 Doelstellingen opleiding 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg Onder de paraplu van een tweetal kwaliteitsplannen (Naar een systeem van Integrale Kwaliteitszorg Onderwijs UvA en Integraal Kwaliteitsplan Onderwijs aan de FNWI; zie Bijlage E) wordt de kwaliteit van Bachelor Informatiekundeopleiding door een aantal organen en personen bewaakt: Opleidingscommissie: De Opleidingscommissie (OC) heeft als taak de opleidingsdirecteur te adviseren over het onderwijsbeleid. De opleidingscommissie bestaat uit docenten (waaronder de voorzitter) van de opleiding en studenten (van elke OC zijn minstens evenveel studenten als docenten lid). De Opleidingsdirecteur is geen lid van de commissie, wel kan deze -op verzoek van de commissievergaderingen bijwonen. De vergaderingen worden regelmatig bijgewoond door de studieadviseur. De Opleidingscommissie komt eens per vier tot zes weken bijeen, bespreekt het onderwijs, de onderwijsevaluaties en adviseert over de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Examencommissie: De Examencommissie is verantwoordelijk voor de tentamens en de examens, beoordeelt de vakkenpakketten van de studenten en verleent vrijstellingen. Zij beslist over het behalen van diploma’s, neemt examens af en zorgt voor de uitreiking van diploma’s. Daarnaast waarborgt de examencommissie adequate tentaminering bij de diverse examenonderdelen en adviseert zij over de Onderwijs- en Examenregeling (OER). De examencommissie bepaalt de toelating tot de Master Informatiekunde. Tevens heeft deze commissie als taak om klachten en fraudegevallen af te handelen en incidentele curriculumaanpassingen te doen als dit nodig is (bv. bij gehandicapte studenten). Onderwijsdirecteur: De Onderwijsdirecteur is algemeen verantwoordelijk voor de inhoudelijke en didactische kwaliteit van bestaande opleidingen en de ontwikkeling van nieuwe opleidingen. Daarbij bewaakt hij de samenhang en onderlinge afstemming tussen de opleidingen binnen het onderwijs instituut. Opleidingsdirecteur: De Opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijsprogramma. De opleidingsdirecteur werkt in nauw contact met de betrokken opleidingscoördinatoren, de directeuren van de onderzoeksinstituten, de opleidingscommissie en het docententeam. Docent: De docent vervult een centrale rol in het onderwijs. Hij geeft het onderwijs zodanig dat het voldoet aan de door de opleiding gestelde kwaliteitseisen. Hij is verantwoordelijk voor zowel de inhoud en de organisatie van het toegewezen examenonderdeel inclusief de hoorcolleges, de ondersteunende werkcolleges en practica als voor de afstemming met andere vakken. Verder levert de docent een bijdrage aan indirecte onderwijstaken zoals het lidmaatschap van een docententeam, en/of de Opleidings- of Examencommissie en verzorgen van voorlichting. De docent zoals hierboven beschreven is de ‘verantwoordelijke’ docent. Hij kan taken delegeren naar zijn medewerkers, maar blijft te allen tijde verantwoordelijk voor zijn vak en kan hier zonodig op worden aangesproken. Student: De student vervult meerdere rollen binnen de interne kwaliteitszorg: als afnemer van het geboden product en als lid van de Opleidingscommissie. Daarnaast worden de studenten aangemoedigd om actief en mondig op te treden tijdens lopende cursussen om tijdig te kunnen komen tot aanpassingen en/of bijsturingen.
33
5.1 Evaluatie Het onderwijs wordt geëvalueerd met als doel: Kwaliteit van het onderwijs bewaken. Kwaliteit van het totale onderwijs per jaar bewaken (samenhang, studeerbaarheid, niveau en rendement). Kwaliteit van de opleiding als geheel bewaken. De opleiding hanteert hiertoe een kwaliteitsoordeel op drie niveaus dat planmatig wordt uitgevoerd om de bovengestelde doelen te bereiken, te weten: Op het niveau van een individueel vak. Op het niveau van een studiejaar. Op het niveau van de opleiding in zijn geheel. De evaluaties per vak richten zich voornamelijk op de inhoud van het vak, de didactiek van de docent en de aansluiting op de rest van het programma. Toetsing van de eindtermen gebeurt (gedeeltelijk) in de jaarlijkse evaluaties door de docententeams. Deze jaarlijkse evaluaties hebben betrekking op de onderlinge samenhang binnen het jaar en de studeerbaarheid van het studiejaar. Als aanvulling op deze evaluatie wordt ook jaarlijks o.l.v. de Opleidingsdirecteur door het docententeam naar de uitwerking van de einddoelen in het programma gekeken, en naar de verschillende stromen, zowel mbt interne als externe samenhang. Ook wordt dan bepaald in hoeverre de verschillende vaardigheden van de student getraind zijn. 5.1.1 Opleidingscommisssie Informatiekunde (OCIK) De Opleidingscommisssie Informatiekunde (OCIK) vervult binnen de interne kwaliteitszorg een spilfunctie. Een substantieel deel van het materiaal in dit hoofdstuk is derhalve gericht op het beschrijven van de activiteiten van de OC. We bespreken hieronder de evaluatie-instrumenten, de gevolgde methodiek, de streefdoelen van de OCIK, haar verbetermaatregelen, en tot slot de zelfevaluatie van de OCIK. De OCIK gebruikt de volgende instrumenten om informatie te vergaren en te verwerken: Evaluaties van vakken Bij elk vak binnen de opleiding IK wordt aan het eind van de cursus een standaard OWII evaluatieformulier uitgereikt aan alle studenten die het vak gevolgd hebben (dit gebeurt meestal tijdens het afsluitende tentamen). Er zijn twee soorten formulieren, één voor regulier, en één voor projectmatig onderwijs. Deze formulieren worden verwerkt door het onderwijsbureau, die na 4--6 weken een overzicht van de resultaten, plus alle formulieren met opmerkingen doorspeelt naar de OC. De verwerking bij de OC wordt verder besproken onder het kopje Methodiek. Actief vragen bij studenten Zowel de docent- als de student-leden van de OCIK benaderen actief studenten met vragen over het door hun gevolgde onderwijs. De student-leden als ontvangers van het onderwijs brengen eventuele problemen als agendapunt in bij de OCIK. Adviezen over de OER De OCIK geeft jaarlijks advies over de OER. Gezien de snelle ontwikkelingen in het informatiekunde vakgebied, is het onderwijsprogramma ook altijd in beweging. Via advisering over de OER en advisering bij curriculumwijzigingen bewaakt de OCIK de kwaliteit van het onderwijsprogramma. De OCIK let in het bijzonder op de volgende zaken: Studeerbaarheid Is het rooster zo ingericht dat een studeerbaar programma ontstaat? Hierbij wordt niet alleen naar studeerbaarheid voor de reguliere studenten gekeken, maar ook gelet op studeerbaarheid voor HBO schakelaars, volgers van een minor IK, en oude stijl studenten. Overgangsregelingen Veranderingen in het studieprogramma leiden soms tot problemen voor ouderejaars die een bepaald vak nog niet gehaald hebben. Bijvoorbeeld als dit vak niet meer wordt gegeven, of in een andere vorm (met een andere waardering in EC). De OCIK kijkt of de overgangsregelingen in de OER kloppen, en uitvoerbaar zijn, in ieder geval voor studenten met hoogstens 1 jaar vertraging. 5.1.2 Methodiek Afzonderlijke vakken worden volgens een vaste methodiek geëvalueerd. Dit gaat als volgt: 34
1 . Evaluaties van afgelopen studieperiode komen binnen bij OC. 2 . Evaluaties worden verdeeld over de OC leden, elk vak wordt door 1 OC lid nader onderzocht. 3 . Dit lid beoordeelt de evaluatie resultaten en vergelijkt die met voorgaande jaren. Zonodig wordt nader onderzoek verricht door studenten te benaderen die het vak gevolgd hebben. De beoordeling vindt plaats volgens een vast stramien, waarin de vragen uit de evaluatie gevolgd worden. 4 . Er wordt contact gezocht met de docent voor een reactie op de uitkomst van de evaluatie. 5 . Dit alles resulteert in een eindrapport volgens een vast protocol dat bestaat uit de resultaten van het vak, de uitkomst van de evaluatie, de reactie van de docent en de conclusie van het OC-lid. 6 . De OC bespreekt alle rapporten, en brengt zonodig advies uit. 7 . De adviezen worden verstuurd naar de docenten, en het geheel wordt gearchiveerd. De OCIK hecht groot belang aan het kunnen volgen van een vak door een aantal jaren, en ook aan de mogelijkheid om vergelijkbare vakken met elkaar te kunnen vergelijken. Om dit mogelijk te maken is een archief ingericht waarin de rapporten per vak worden opgeslagen. Door de vaste manier van rapportage, en het vaste onderzoekschema zijn resultaten onderling goed vergelijkbaar. Docenten kunnen makkelijk aangesproken worden door de OCIK op hun in het verleden beloofde verbeteringen, omdat alles goed gedocumenteerd is. Dit archief is sinds dit jaar voor OC-leden beschikbaar via het Blackboard Systeem van de UvA.
Figuur 5.1: Voorbeeld van het gehanteerde Blackboard systeem. 5.1.3 De kwaliteitszorg van de OCIK De kwaliteitszorg van de OCIK betreft de volgende onderdelen: De uitvoering van het onderwijs. 35
Het onderwijsprogramma. De onderwijsvoorzieningen. De aansluiting op de arbeidsmarkt. De bulk van het OCIK werk richt zich op punt 1, zoals boven besproken. Punt 2 komt aan bod bij de bespreking van de OER. Er wordt gestreefd punten 3 en 4 eens per jaar aan bod te laten komen. Hieronder bespreken we de streefdoelen, in de vorm van een vragen checklist die steeds afgelopen wordt. Er wordt gestreefd naar een positieve beantwoording van alle vragen. Zijn er vragen waarbij dit niet zo is, dan neemt de OCIK contact op met de betrokkenen (meestal een docent). 5.1.4 De uitvoering van het onderwijs: streefdoelen 1 . Onderwijs door docenten Worden de lessen goed gegeven? Is de les ordelijk, is de docent verstaanbaar? Gebruikt hij de juiste middelen (beamer, slides, bord, handouts, etc)? 2 . Studiemateriaal Is het materiaal adequaat? In termen van hoeveelheid, passend bij de stof, passend bij het aantal ECs, prijs. 3 . Tentamens Sluit tentamen aan bij de behandelde stof? Is het in overeenstemming met het aantal ECs? Zijn er goede mogelijkheden tot herkansen? 4 . Informatieverstrekking Was er duidelijke informatie over het vak? Was er een website? Werd Blackboard gebruikt, en zo ja, op een adequate wijze? Werd de informatie op tijd verstrekt? 5 . Practische zaken Zijn docenten en assistenten bereikbaar? Reageren ze op tijd? Zijn lokalen en practicaruimtes adequaat (niet te klein bijvoorbeeld)? Houdt men zich aan afspraken over tijd en tijdsbesteding? 6 . Studiebelasting Was de hoeveelheid tijd die een student in het vak stak in overeenstemming met het aantal ECs? Was de tijdsbesteding goed over de collegeperiode verspreid? Werden er geen fricties met andere vakken veroorzaakt? 5.1.5 Het onderwijsprogramma: streefdoelen Het onderwijsprogramma is altijd in beweging. Er komen vakken bij en vakken verdwijnen. Dit reflecteert de snelle ontwikkeling in de Informatiekunde. Een dynamisch programma vergt ook een continue kwaliteitsbewaking van de studie als geheel. De OCIK heeft hier twee typen doelen: inhoudelijke en meer technische. De inhoudelijke doelen behelsen vooral de interne samenhang en de opbouw van de gehele studie. De technische doelen gaan over studeerbaarheid: roosters, studiebegeleiding, informatievoorziening. Ook hier worden de streefdoelen gecontroleerd door middel van checklists: 1 . Samenhang Is er voldoende samenhang tussen de verschillende vakken, en wordt dat duidelijk voor de studenten? Meer concreet, wordt er in vakken naar elkaar verwezen? Zijn er overkoepelende of informatiekunde-brede vakken? Zijn ingangseisen voor vakken gekoppeld aan de beoogde samenhang? Zijn die ingangseisen adequaat, en leiden ze niet tot een moeilijk studeerbaar programma? Is de studie goed opgebouwd in jaren? Hebben studenten op keuzemomenten ook werkelijk de kennis ontvangen om een goede keuze te kunnen maken? Is de belasting goed verdeeld in elk jaar en over de jaren? Is er ook samenhang in onderwijsmethodes? Is er voldoende contact tussen de verschillende cohorten? Gaan eerste en tweede jaars naar afstudeer en/of project presentaties? 2 . Technische doelen Zijn de roosters goed, en goed en tijdig beschikbaar? Is er een studeerbaar programma mogelijk, voor alle soorten studenten (regulier, HBO-schakelaars, minoren, mensen met een achterstand)? Zijn er duidelijke overgansregelingen bij het verdwijnen of veranderen van vakken opgesteld? Is de studiebegeleiding adequaat en zijn studiebegeleiders en mentoren bereikbaar? 5.1.6 Onderwijsvoorzieningen: streefdoelen De OCIK streeft naar perfecte onderwijsvoorzieningen. Binnen de faculteit FNWI zijn de lokalen prima toegerust, met bord, beamer, goed licht, veel ramen. Wij letten structureel op de volgende zaken: Kwaliteit practica ruimtes en voorzieningen (computers, beeldschermen en software) Locatie. Wij streven ernaar om de lessen zo veel mogelijk op 1 locatie te laten plaatsvinden. Overlegmogelijkheden. Zijn er voldoende plekken voor studenten om in kleine groepjes te kunnen werken? 36
5.1.7 Aansluiting arbeidsmarkt: streefdoelen De OCIK streeft naar een goed contact met onze alumni, en spoort docenten aan om toch vooral sprekers van buiten bij het onderwijs te betrekken. Ze moedigt interactie tussen de arbeidsmarkt en huidige studenten in de vorm van projectonderwijs ten zeerste aan.
5.2 Maatregelen tot verbetering De boven geschetste evaluatiemethodiek maakt de wijze van actie ondernemen duidelijk. Samenvattend: bij vakken-evaluatie wordt altijd contact opgenomen met de betrokken docent. In het geval van een slechte evaluatie wordt de docent aangesproken en gevraagd om een reactie en een verbeterplan. Dit verbeterplan maakt het jaar daarop deel uit van de onderwijsevaluatie. Wanneer problemen structureel blijken voor te komen wordt contact opgenomen met het docententeam of de opleidingsdirecteur. Een voorbeeld hiervan is dat uit vakevaluaties blijkt dat niet alle practicumassistentie even geschikt is voor het geven van onderwijs door gebrekkige kennis van de stof en/of gebrekkige kennis van de Nederlandse of Engelse taal. De OCIK heeft naar aanleiding hiervan de opleidingsdirecteur het volgende geadviseerd: De practicumassistent moet het vak waarbij hij begeleidt zelf gevolgd hebben. Bij voorkeur wordt het practicum meerdere jaren door dezelfde assistent gegeven. De practicumassistent is aanwezig bij de hoorcolleges. De docent is regelmatig aanwezig bij het practicum. Het practicum wordt van te voren door de assistent, eventueel in combinatie met de docent, voorbereid. De practicumassistent is de Nederlandse of Engelse taal goed machtig en beschikt over de juiste didactische vaardigheden. De OCIK blijft monitoren of dit probleem blijft bestaan en zal verder actie ondernemen wanneer dit het geval is. De structurele jaarlijkse evaluaties (Onderwijsprogramma, OER, voorzieningen, aansluiting arbeidsmarkt) resulteren in adviezen aan de opleidingsdirecteur. Doordat een medewerker van het onderwijsbureau vaak bij de OCIK vergaderingen aanwezig is, worden de verbetermaatregelen in goed overleg opgesteld en meestal snel geimplementeerd. De OCIK streeft naar korte lijnen, en heeft die door haar constructieve houding van de laatste jaren ook weten te bereiken en weten vast te houden. De OCIK is van mening dat kwaliteitsverbetering hier het beste bij gediend is. 5.2.1 OCIK zelfevaluatie Eens per jaar (aan het eind van het studiejaar) evalueert de OCIK haar eigen functioneren op de volgende aspecten: 1 . Afspiegeling. Vormt de bezetting van de OCIK een goede afspiegeling van de opleiding? Zowel wat betreft de docenten als de studenten? Hoe zit dat in het komende jaar? Welke vacatures (rollen) komen er vrij? (Studenten verlaten de OC, of veranderen van "rol" (bijv. worden master-student). 2 . Communicatie (van/naar docenten) Hoe wordt er omgegaan met onze aanbevelingen naar individuele docenten? (van/naar studenten) Gebruiken de studenten de OCIK wel voldoende? Vinden ze ons, zowel voor onderwijsklachten als voor aanbevelingen? Staan we nog steeds "midden tussen de studenten"? (van/naar managment) Onderwijsbureau, onderwijsdirecteur, studieadviseur. (Typische punten: krijgen we stukken op tijd? Krijgen we op tijd antwoord op vragen/aanbevelingen? Kunnen we makkelijk contact maken?) 3 . Effectiviteit Liepen de evaluatie-trajecten op tijd, naar behoren, en wat gebeurde er met de adviezen? Worden nieuwe leden snel en gemakkelijk ingewerkt? Gaat de interne communicatie goed en is het archief op orde en makkelijk toegangkelijk?
5.3 Betrekken van medewerkers en studenten 37
De OCIK bestaat uit minimaal 4 docenten en minimaal 4 studenten. Gestreefd wordt naar een goede afspiegeling van de opleiding (medewerkers uit alle delen van de opleiding: BIS, HCM en ISLA, studenten uit de verschillende jaren, BSc, MSc, schakelaars).
5.4 Analyse en Acties Analyse: Beperkte communicatie tussen docent en OC bij evaluatie van een vak Actie: Ook docenten voeren een gestandaardiseerde evaluatie uit na afronding van elk vak, en het OC lid betrekt dit bij zijn/haar evaluatie van het vak. Analyse: Beperkte mogelijkheden voor OC om opleiding zowel per studiejaar als in zijn geheel te evalueren, vooral door gebrek aan overzichtsdata en tijd. Actie: Gestructureerd protocol opzetten voor jaarlijkse evaluatie van de opleiding, ingedeeld per studiejaar. Voorwaarde hiervoor is een goede ontsluiting van overzichtsdata, zoals rendementcijfers en de vakevaluaties (de laatste zijn nu goed via het web beschikbaar). Analyse: Beperkte blik van de OC op de buitenwereld (alumni, afnemersveld). Actie: Ex-OC studentleden beter gebruiken om gestructureerd informatie van de buitenwereld te vergaren (jaarlijkse OC-Alumni bijeenkomst, via mailinglist de ex-leden op de hoogte blijven houden van ontwikkelingen beschreven op de OC Blackboard site.) Analyse: Evaluatie van voorzieningen, aansluiting arbeidsmarkt en de zelfevaluatie van de OCIK schiet er vaak bij in. Actie: Voor de evaluatie van vakken is er een goed gestructureerd protocol, waardoor dit als vanzelf een prioriteit wordt. Een vergelijkbare structuur opzetten voor de andere aspecten, zodat ze ook "als vanzelf" worden geevalueerd.
6 Resultaten Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van de leerdoelen per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
BA-Zelfevaluatie > BA-Interne kwaliteitszorg Mdr 15:24, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Interne_kwaliteitszorg"
This page was last modified 14:30, 1 May 2006.
38
BA-Resultaten From Informatics Institute
1 Doelstellingen opleiding 2 Programma 3 Inzet van personeel 4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg 6 Resultaten De BSc-opleiding Informatiekunde is formeel in september 2003 van start gegaan, zodat juni 2006 de eerste echte bachelor studenten zullen worden afgeleverd (hiervoor zijn op dit moment—april 2006—nog 5 studenten "in de race"). Intussen is aan alle eerder gestarte studenten een overgangsregeling aangeboden, waarbij hen de keus is gelaten volgens de nieuwe bachelor/master structuur af te studeren, dan wel (uiterlijk per juli 2007) volgens het oude doctoraal informatiekunde. Intussen (stand april 2006) hebben 28 studenten in een overgangsregeling hun BSc afgerond: 8 in studiejaar 20032004, 12 in studiejaar 2004-2005 en tot nu toe 8 halverwege dit studiejaar. Daarnaast zijn er in deze studiejaren studenten afgestudeerd met een "oud" doctoraal examen. Op twee na zijn alle met een BSc afgestudeerde studenten zijn doorgestroomd naar één van de twee op de opleiding aansluiten MSc opleidingen.
6.1 Gerealiseerd niveau Wij zien het afstudeerproject en het eindverslag als graadmeter voor de kwaliteit van het gerealiseerde niveau zoals we dat in Hoofdstuk 1 hebben omschreven. Ter beoordeling van het niveau van dit afstudeerwerkstuk heeft het bachelor-docententeam een lijst van criteria opgesteld. Dit zijn regels aangaande de inhoud (soort van onderzoek en onderwerpen die in het verslag aan de orde moeten komen), de vorm en het niveau (leeronderzoek, deelonderzoek, verslag toegesneden op "peer" Bachelor studenten) waaraan afstudeerwerkstukken moeten voldoen (zie bijlage Bijlage F: beoordelingscriteria). In de periode 2003 (begin Ba-Ma structuur) tot heden werden 28 afstudeerwerkstukken gemaakt. Het afstudeerwerkstuk had tot en met studiejaar 2004-2005 een omvang van 20 EC. Daarna werd dit 15 EC met een kleine aanpassing in het gevraagde niveau. Deze aanpassing was wenselijk om enige keuzeruimte in het studieprogramma te kunnen genereren (zoals uiteengezet in Hoofdstuk 2 en omdat 20 EC binnen een 180 EC BSc opleiding een wel erg groot beslag legde. Bovendien gaan bijna alle studenten vervolgens een Master traject in waarin weer een afstudeeronderzoek wordt gedaan. Overigens hebben nu nog alle studenten 20 EC in hun afstudeerwerkstuk gestopt omdat ze daar 5 EC van hun keuzeruimte aan hebben toegevoegd. Bijlage B geeft een overzicht van de BA afstudeerwerkstukken. Elk werkstuk is beoordeeld door twee beoordelaars op grond van de kwaliteit het verslag en de openbare presentatie en verdediging ten overstaan van staf en studenten. De gemiddelde beoordeling over de 28 werkstukken tot op heden was een 7.5. Naast het gemiddelde niveau van onze afstudeerwerkstukken is een tweede maat of uit het afstudeerwerk en het eindverslag een wetenschappelijke publicatie kan worden gedestilleerd. Dit is tot op heden bij enkele studenten 39
gelukt. Een derde indicator voor het gerealiseerde niveau is de mate van succes van onze studenten in het aansluitende MSc-traject. Van de studenten die op of voor februari 2005 hun BSc diploma hebben behaald (10 studenten) hebben op dit moment enkele studenten hun Master afgerond.
6.2 Onderwijs-rendement Wij streven naar een propedeuserendement van 65% na 2 jaar. Zoals vermeld in Hoofdstuk 2 willen wij de studenten zo vroeg mogelijk beoordelen of zij de juiste studierichting hebben gekozen en of ze gekwalificeerd zijn voor het programma dat we aanbieden. Als het antwoord op één van deze vragen nee luidt, dan helpen we studenten over te stappen. In onze ervaring blijkt ongeveer 25% van de student "niet op hun plek" te zitten; verder gaan we uit van ongeveer 10% uitval per jaar (door persoonlijke omtandigheden en keuzes). Na de propedeuse streven we naar een rendement waarbij 80% van deze (overgebleven) studenten het bachelordiploma behaalt binnen 3,5 jaar: hierbij gaan we er opnieuw vanuit dat, per jaar, en door persoonlijke omstandigheden en keuzes, ongeveer 10% van de studenten uitvalt. 6.2.1 Ontbrekende rendementscijfers De Universiteit van Amsterdam is niet in staat om rendementscijfers te genereren. Hierbij spelen twee factoren een rol: Er is op dit moment geen helderheid binnen de FNWI (de faculteit waarbinnen het Onderwijsinstituut is gehuisvest dat zorgt draagt voor de BSc-opleiding Informatiekunde) welke definities en maatstaven betreffende het rendement gehanteerd dienen te worden. De UvA heeft op dit moment geen werkend systeem dat rendementscijfers kan genereren. Om aan het tweede euvel tegemoet te komen houdt het BS-docententeam zelf bij wat, per vak, het rendement is; zie hieronder voor details. Wat het eerste euvel betreft, een stuurgroep van de onderwijsinstituten binnen de faculteit heeft inmiddels de volgende rendementsdefinities vastgesteld: Populatie: dit zijn de FNWI-actieve studenten. FNWI-actieve studenten zijn gedefinieerd als studenten die: EOI-student zijn: de studenten die zich voor de opleiding als hoofdstudie inschrijven, aan 50% van de tentamens van de eigen opleiding meedoen, van de vakken (ook weer van de eigen opleiding) waarvan het tentamen niet wordt gehaald, aan 50% van de werkgroepen/practica van de vakken in het eerste semester hebben deelgenomen. Deze groep 'show-studenten' wordt vastgesteld bij het begin van semester 2. Opleidingsrendement: Van de groep 'FNWI-actieve studenten' wordt bepaald: het propedeuserendement na 1, 2 of 3 jaar. het bachelorrendement na 3, 4 of 5 jaar. het studiepuntenrendement na 1, 2, x jaar (hierbij een onderscheid naar punten voor vakken van de eigen opleiding -OER- en minor en vakken uit andere opleidingen. Cursusrendement: Ook hierbij kijken we in eerste instantie naar de show-studenten, dit wordt aan het eind van de cursus vastgesteld. Per uitvoering van een cursus wordt vastgesteld wat het slagingspercentage is. Hierbij wordt ook vermeld wat aantal pogingen voor tentamen is geweest. Naast de show-studenten, wordt ook gerapporteerd over de studenten met inschrijvingen in meer opleidingen, schakelstudenten, studenten van andere UvA-opleidingen, student van andere universiteiten, HvA-studenten (keuzevakstudenten). Zoals gezegd, op dit moment is de UvA niet in staat deze rendementscijfers te genereren. 6.2.2 Rendementscijfers bij benadering Om inzicht te verkrijgen in haar eigen rendement houdt het BSc-docententeam zelf per cursus de rendementen bij. Het cursusrendement wordt als volgt vastgesteld: (aantallen actieve studenten in de cursus / aantal geslaagden). Dit rendement loopt uiteen van 48% voor een cursus in het 1e jaar (webtechnologie en talen) tot 40
(bijna) 100% voor enkele cursussen die voor een groot deel ingevuld zijn met uitvoerig begeleid groepswerk (Project information retrieval, Project databasetoepassingen, Kennis engineering). Uit cursusrendementscijfers blijkt dat het eerste jaar meer selectief is (gemiddeld cursusrendement 76%) dan in de daaropvolgende jaren (gemiddeld cursusrendement 87%). Het cursusrendement over alle cursussen is 84%. De opleiding is van mening dat het goed is een of enkele struikelvakken te hebben in het eerste jaar. Iedereen die de propedeuse heeft behaald zou ook de opleiding met een bachelordiploma af moeten kunnen sluiten. De verschillende cursusrendementen in het 1e jaar versus die in de latere jaren geven aan dat we hier goed in slagen.
Figuur 6.1: Rendementscijfers bij benadering. De tabel herkomst actieve studenten laat zien tot welk cohort de op dit moment 96 actieve BSc studenten behoren (waaronder 8 vrouwen). Daarnaast zijn er 61 schakelstudenten (waaronder 8 vrouwen) actief. De tabel instroom - uitstroom laat de verhouding tussen instroom en uitstroom zien. De tabel "studieduur" in Figuur 6.1 laat zien dat de mediane studieduur van de uitgestroomde bachelorstudenten in de periode 2003-heden 3,5 jaar is geweest. Met deze studieduur zijn wij tevreden, maar daar moet wel de kantekening bij gemaakt worden dat er nog een aanzienlijk cohort is dat de BSc opleiding nog niet heeft afgerond en dus niet in deze studieduur tabel is opgenomen. Een tweede kanttekening bij de "instroom-uitstroom" tabel is dat de instroom in de cursusjaren voorafgaand aan het jaar 2003-2004 veel groter is geweest dan in de in de tabel weergegeven jaren (zie tabel herkomst actieve studenten). 41
Hoewel de studenten aan wie tot op heden een bachelor diploma werd uitgereikt hier (gemiddeld) 3,5 jaar over hebben gedaan, is er nog een aanzienlijk aantal studenten uit eerdere jaren die hun studie nog niet hebben afgerond, maar nog wel kansrijk zijn. Het is de vraag wat de oorzaak is van deze studievertraging. Uit anekdotisch vergaarde informatie blijkt dat deze studenten naast hun studie een drukke baan en/of gezin hebben. In verband met het feit dat 1 juli 2007 de absoluut laatste datum is waarop de studie nog met een "oud" doctoraal kan worden afgerond hebben we recent alle studenten uit oude cohorten, die hierin nog kansrijk zijn benaderd. Dit heeft geleid tot ca 30 studenten uit vroegere jaren die alsnog aan een doctoraalwerkstuk zijn begonnen.
6.3 Analyse en acties Analyse: Op dit moment kunnen geen betrouwbare rendementscijfers worden gegenereerd en kan niet worden nagegaan of, en in hoeverre, het behaalde onderwijsrendement voldoet aan de streefcijfers. Actie: Naast het opzetten door het docententeam van een eigen schaduwadministratie, wordt er op dit moment UvA-breed een administratief systeem ingevoerd dat deze rendemenstcijfers kan leveren. Analyse: De werkelijke studieduur is over het algemeen langer dan de nominale studieduur. Deze vertraging lijkt niet zozeer te worden veroorzaakt door knelpunten binnen de opleiding zelf (zoals programmering, zwaarte, organisatie, etc), maar door externe factoren. Actie: De veronderstelling dat deze vertraging wordt veroorzaakt door het feit dat studenten de opleiding feitelijk als deeltijdstudie volgen, onderzoeken. Analyse: De BSc Informatiekunde opleiding heeft ten opzichte van het moment waarop nog de aparte (doctorale) opleiding "Bestuurlijke Informatie Systemen" en "Sociaal Wetenschappelijke Informatica" bestonden behoorlijk aan belangstelling ingeboet. Dit geldt vooral wat betreft belangstelling onder vrouwelijke studenten. Actie: De opleiding duidelijker profileren, en duidelijker in de markt zetten buiten de traditionele betatrajecten waar de vooorlichting van het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen zich op richt (zie ook Hoofdstuk 2) en aldus een gamma-karakter van de opleiding beter communiceren. Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
A Overzicht van alle BA Informatiekunde vakken B Overzicht van afstudeerscripties C Overzicht van de leerdoelen per vak D Overzicht van de betrokken docenten en organogrammen E Kwaliteitsplan UvA F Criteria en regels voor een Bachelor Afstudeerwerkstuk
BA-Zelfevaluatie > BA-Resultaten Mdr 16:31, 1 May 2006 (BST) Retrieved from "http://www.science.uva.nl/research/iiwiki/wiki/index.php/BA-Resultaten"
This page was last modified 15:35, 1 May 2006.
42