Appendix
Zelfstudie Herhalingsvragen voor de instructeur na zelfstudie KR-1
KR-2
EMERGENCY FIRST RESPONSE INSTRUCTOR COURSE
HERHALINGSVRAGEN Standaarden van het programma Beantwoord de volgende vragen na het lezen van Deel Een en de introductie van Deel Twee, Drie en Vier uit je Emergency First Response Primary and Secondary Care Instructor Guide (EFR instructeurshandleiding primaire en secondaire zorg). (omcirkelen of je antwoord invullen): 1. Waar of niet waar. De cursussen Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) en secondaire zorg (eerste hulp) zijn medisch onderbouwd en volgen dezelfde prioriteiten voor hulpverlening als worden gebruikt door professionele hulpverleners. 2. De cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) richt zich op hulpverlening in ______________ situaties en leert de Emergency Responder om de toestand van de patiënt te controleren aan de hand van de ______________ van primaire zorg. a. Niet-levensbedreigende/ABCD’S b. Kritieke/ABC’s c. de meeste levensbedreigende/ABCD’S d. niet-ademende/BLS 3. Waar of niet waar. De cursus Emergency First Response secondaire zorg (eerste hulp) behandelt de secondaire zorg van de patiënt, ervan uitgaande dat de medische hulpdiensten onmiddellijk en zonder vertraging beschikbaar zijn.
4. Belangrijke aspecten van de filosofie van het Emergency First Response-programma zijn onder andere: (Meerdere antwoorden mogelijk) a. Door herhaling en oefening er voor zorgen dat de stof beter onthouden wordt. b. Zorgen voor een leeromgeving met zo min mogelijk stress. c. Zorgen voor een stimulerende sfeer die zich richt op positieve versterking. d. Zorgen dat de stof beter onthouden wordt door de inhoud van de cursus te vereenvoudigen en door de deelnemers zelfstudie te laten doen. 5. De doelen voor zowel de cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) als secondaire zorg (eerste hulp) zijn onder andere:(Meerdere antwoorden mogelijk) a. Zorgen voor een leeromgeving waarin bij de deelnemers de stress, het schuldgevoel en de angst voor een niet-perfecte prestatie verkleind wordt. b. Het percentage leken verhogen die in eerste hulp en reanimatie opgeleid zijn en die in een noodgeval hun vaardigheden zonder aarzeling inzetten om iemand in nood te helpen. c. Combineren van reanimatie en eerste hulp in één eenvoudig Emergency Responder protocol dat makkelijk te onthouden is. d. Beperken van het aanleren van vaardigheden en de oefentijd, waardoor meer tijd beschikbaar is voor theorielessen. e. Geven van een overeenkomende internationale cursus, die flexibel genoeg is om regionale reanimatie- en eerstehulpprotocollen en culturele verschillen er in op te nemen.
KR-3
KR-4
6. Na het succesvol afronden van de cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie), moeten de deelnemers in staat zijn om: (Meerdere antwoorden mogelijk) a. de plaats van het ongeval te beoordelen en op een juiste manier gebruik te maken van beschermende middelen. b. het bewustzijnsniveau van de patiënt te controleren en op het juiste moment in de volgorde van zorg de medische hulpdiensten te alarmeren. c. vaststellen of reanimatie wenselijk is en als enkele redder een volwassene reanimeren. d. een botbreuk spalken. e. uit te leggen waarom in het reanimatieprotocol defibrilleren zo belangrijk is en binnen welke tijd het moet worden gedaan.
10. De deelnemers zelfstudie laten doen met behulp van het Emergency First Response-deelnemershandboek en de -video zal resulteren in: (Meerdere antwoorden mogelijk) a. deelnemers die beter voorbereid zijn op het aanleren van vaardigheden. b. minder behoefte aan het vastleggen van basisconcepten in de klas, waardoor er meer tijd is voor het aanleren van vaardigheden en de noodgevalsimulaties. c. meer tijd om in te gaan op regionale verschillen in eerste hulp en reanimatie. d. een efficiënter gebruik van de tijd van instructeur en deelnemers.
7. Waar of niet waar. Na het succesvolle afronden van de cursus Emergency First Response secondaire zorg (eerste hulp) moeten de deelnemers in staat zijn om de eerste en volgende beoordelingen van een ziek of gewond persoon uit te voeren wanneer de medische hulpdiensten vertraging hebben. 8. In welke drie segmenten zijn de cursussen Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) en secondaire zorg (eerste hulp) verdeeld? a. Lessen door de instructeur, demonstraties van vaardigheden en oefenen van vaardigheden. b. Het opdoen van kennis, het aanleren van vaardigheden en noodgevalsimulaties. c. Zelfstudie, video bekijken en oefenen van vaardigheden. d. Leerdoelen, uitvoeringsvereisten en beoordeling van vaardigheden.
12. Wie mag deelnemen aan een cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie)? a. Iedereen, ongeacht leeftijd, die interesse heeft. b. Volwassenen (18 jaar of ouder). c. Alleen mensen die kunnen aantonen dat ze al een reanimatieopleiding gedaan hebben. d. Iedereen die ouder is dan 8 jaar.
9. Waar of niet waar. Omdat lessituaties verschillen, kan je onderwijskundige benadering erg flexibel zijn en kan deze bestaan uit de volgende drie methodes (of een combinatie daarvan): door middel van zelfstudie, door middel van de video en onder begeleiding van de instructeur.
11. Waar of niet waar. De standaarden van het Emergency First Response-programma moeten eventueel op grond van regionale richtlijnen, wetgeving of vereisten aangepast worden.
13. Waar of niet waar. Mensen die willen deelnemen aan de cursus Emergency First Response secondaire zorg (eerste hulp), maar die hun reanimatieopleiding bij een andere organisatie gedaan hebben, moeten een oriëntatie krijgen in de volgende drie onderwerpen: Omgang met verwondingen aan de wervelkolom, Het stoppen van bloedingen en Shockmanagement. 14. Het maximum aantal deelnemers per Emergency First Response-instructeur is: a. 4:1 b. 8:1 c. 12:1 d. 16:1 15. Waar of niet waar. Het maximum aantal deelnemers per Emergency First Responseinstructeur neemt toe tot 20:1 wanneer gebruik gemaakt wordt van twee gekwalificeerde assistenten.
16. Een gekwalificeerde assistent is gedefinieerd als: a. Een Emergency First Responseinstructeur met onderwijsbevoegdheid. b. een instructeur met onderwijsbevoegdheid in reanimatie en eerste hulp van een andere regionaal erkende organisatie. c. Iemand die medisch is opgeleid, zoals paramedici, ambulancepersoneel, ervaren verpleegkundigen, enz. d. Alle antwoorden zijn juist. 17. De verhouding deelnemer : reanimatiepop is: a. 4:1 b. 8:1 c. 12:1 d. 16:1 18. Waar of niet waar. Het wordt aanbevolen dat reanimatiepoppen die in de cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) worden gebruikt, een blokkade van de luchtwegen nadoen als de luchtwegen niet goed geopend zijn. 19. Welke van de volgende materialen moet een Emergency First Response-instructeur hebben wanneer hij of zij een cursus Emergency First Response secondaire zorg (eerste hulp) geeft? (Meerdere antwoorden mogelijk) a. Zwachtels en mitella’s b. Instructeurshandleiding voor Emergency First Response primaire zorg en secondaire zorg. c. Spalken d. Handschoenen en beschermende middelen. 20. Waar of niet waar. Emergency First Response-instructeurs moeten een Formulier voor cursusafronding insturen naar Emergency First Response voor iedere deelnemer die de cursus met succes heeft afgerond. 21. Om hun brevet geldig te houden, moeten Emergency Responders ten minste iedere ___________ aan een herhalingsprogramma deelnemen. a. 6 maanden b. 12 maanden c. 24 maanden d. 36 maanden
22. Het herhalingsprogramma van de cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) moet onder andere bestaan uit: (Meerdere antwoorden mogelijk) a. het deel voor het aanleren van vaardigheden uit de cursus primaire zorg (reanimatie). b. presentaties voor het opdoen van kennis onder begeleiding van de instructeur. c. Neem met de deelnemers door welke nieuwe ontwikkelingen of veranderingen er zijn geweest in primairezorgtechnieken. d. Alle antwoorden zijn juist. 23. Waar of niet waar. De deelnemers moeten de Herhalingsvragen uit hun Emergency First Response-deelnemershandboek invullen en inleveren en het schriftelijk examen maken om de cursus Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) met succes te kunnen afronden. 24. Tijdens het aanleren van vaardigheden en de noodgevalsimulaties bestaat het ideale oefengroepje uit _____ deelnemers, die afwisselend de rol spelen van __________________. a. 2/Emergency Responder en patiënt b. 3/Emergency Responder, patiënt en coach c. 3/Emergency Responder, omstander en slachtoffer d. 4/Emergency Responder, patiënt, coach en gekwalificeerde assistent
KR-5
25. Wanneer je voor het aanleren van vaardigheden gebruik maakt van de methode met begeleiding van de video, in welke volgorde moet je dan de volgende stappen doorlopen? (zet een 1 naast de eerste stap, een 2 naast de volgende, etc.) ____ 4 Verdeel de deelnemers in oefengroepjes en laat ze de vaardigheid oefenen met behulp van hun Emergency First Response-deelnemershandboek. ____ 1 Introductie van de vaardigheid – geef de uitvoeringsvereisten, de waarde en behandel in het kort de belangrijke punten. ____ 3 Demonstreer de vaardigheid door het herhalen van de essentiële stappen. ____ 5 Bespreek de vaardigheid na, waarbij je positieve versterking en suggesties voor verbetering geeft. ____ 2 Laat het betreffende deel van de video zien. 26. Waar of niet waar. In de noodgevalsimulaties moeten de deelnemers laten zien dat ze in staat zijn om de plaats van het ongeval te beoordelen, zich de essentiële stappen kunnen herinneren en passende actie te ondernemen.
KR-6
EMERGENCY FIRST RESPONSE INSTRUCTOR COURSE
HERHALINGSVRAGEN Care for Children Beantwoord de volgende vragen na het lezen van de Emergency First Response Care for Children Instructor Guide (EFR Care for Children instructeurshandleiding). 1. Waar of niet waar. In de cursus Emergency First Response Care for Children worden alleen de primaire zorgprocedures behandeld voor hulpverlening aan kinderen van 1 tot 8 jaar oud. 2. Waar of niet waar. De cursus Emergency First Response Care for Children is gebaseerd op de overwegingen en protocollen die zijn ontstaan uit de conclusies van de werkgroep Basic Life Support (BLS) en de kindergeneeskundige werkgroep van de International Liaison Committee on Resuscitation (ILCOR). 3. De cursus Care for Children: (Meerdere antwoorden mogelijk) a. Er wordt aangenomen dat plaatselijke medische hulpdiensten aanwezig zijn om de hulpverlening te ondersteunen. b. Is gebaseerd op dezelfde prioriteiten voor hulpverlening als worden gebruikt door professionele hulpverleners. c. Deelnemers hoeven geen reanimatie- of eerstehulpcursus te hebben gevolgd om deel te kunnen nemen. d. Volgt overeenkomende internationale richtlijnen, maar is toch flexibel genoeg om regionale reanimatie- en eerstehulpprotocollen en culturele verschillen te behandelen. 4. In de cursus Care for Children worden ___ vaardigheden voor primaire en secondaire zorg en ___ aanbevolen vaardigheid behandeld. a. 8 / 3 b. 14 / 1 c. 13 / 2 d. 12 / 3
5. Waar of niet waar. Iedereen geïnteresseerd in hulpverlening die specifiek is gericht op kinderen en zuigelingen mag deze cursus volgen, want er zijn geen voorwaarden voor brevettering en er geldt geen minimumleeftijd. 6. De verhouding deelnemer: Care for Children Instructor is: a. 4:1 b. 8:1 c. 12:1 d. 16:1 7. Welke van onderstaande materialen moet je als Care for Children-instructeur verplicht hebben als je de cursus geeft? (Meerdere antwoorden mogelijk) a. Emergency First Response Care for Children-instructeurshandleiding b. Emergency First Response Care for Children-deelnemershandboek c. Babyreanimatiepop d. Reanimatiepop – kind of volwassene e. Beademingsbescherming f. Dekens of handdoeken g. Een zak voor chemisch afval waar je de gebruikte beschermende middelen in kwijt kunt h. Mitella’s 8. Waar of niet waar. Je mag de inhoud van de cursus Care for Children geven in combinatie met de cursussen Emergency First Response primaire zorg (reanimatie) en/of secondaire zorg (eerste hulp). 9. Om zijn brevet Care for Children geldig te houden, moet een Emergency Responder zijn vaardigheden iedere ___ herhalen: a. 6 maanden b. 12 maanden c. 24 maanden d. 36 maanden
KR-7
10. Welke van onderstaande onderwerpen maken deel uit van het opdoen van kennis uit de cursus Care for Children? (Meerdere antwoorden mogelijk) a. Definities en Uitleg b. Medische noodgevallen en kinderen c. Anderen in nood helpen d. Een gezonde levensstijl e. Het emotionele aspect van het zorgen voor kinderen f. Voorkomen van gangbare ziektes of verwondingen 11. Waar of niet waar. In de cursus Care for Children wordt uitgegaan van de benadering dat het gebruik van beschermende middelen een persoonlijke keuze is als je een kind helpt; het is echter een goed idee om jezelf en het kind te beschermen tegen het overbrengen van ziektes, vooral als je een kind helpt dat je niet kent. 12. Waar of niet waar. De deelnemers moeten de Care for Children-herhalingsvragen uit hun Emergency First Response Care for Childrendeelnemershandboek invullen en inleveren en het schriftelijk examen maken om de cursus met succes te kunnen afronden.
KR-8
13. Waar of niet waar. Omdat de procedures voor het assisteren van kinderen met geblokkeerde ademhalingswegen niet in ieder land hetzelfde zijn, moet je de deelnemers de protocollen leren die van toepassing zijn in jouw regio, gebaseerd op de drie versies (Amerika’s, Azië/Pacific en Europa), zoals beschreven in de Care for Children-instructeurshandleiding en het deelnemershandboek.
14. Bij een kind moet je iedere ____ seconden één keer beademen, en bij een zuigeling moet je iedere ____ seconden één keer beademen. a. 5 / 3 b. 5 / 5 c. 3 / 3 d. 3 / 1 15. Waar of niet waar. Bij het reanimeren moeten de compressies bij een kind of zuigeling in een tempo van 100 compressies per minuut gegeven worden, zodat iedere set compressies ongeveer drie seconden duurt. 16. De verhouding compressies – beademen voor één redder, bij reanimatie van een kind of een zuigeling, is: a. 15:2 b. 3:1 c. 5:1 d. 5:2
EMERGENCY FIRST RESPONSE INSTRUCTOR COURSE
HERHALINGSVRAGEN Stelsels in het menselijk lichaam Beantwoord de volgende vragen na het lezen van de Emergency First Response Instructor Guide (EFR instructeurshandleiding), het deel over Stelsels in het menselijk lichaam. (omcirkelen of je antwoord invullen): 1. Welke drie stelsels in het menselijk lichaam raken het meest betrokken bij levensbedreigende situaties? (Kies één antwoord.) a. Bloedsomloop, spierstelsel, ademhalingsstelsel b. Bloedsomloop, ademhalingsstelsel, zenuwstelsel c. Bloedsomloop, botstelsel, zenuwstelsel d. Bloedsomloop, ademhalingsstelsel, lymfestelsel 2. Wat is het algemene doel van het ademhalingsstelsel? (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Het lichaam van zuurstof voorzien b. Zuurstof uit het lichaam wegvoeren c. Het lichaam van kooldioxide voorzien d. Kooldioxide uit het lichaam wegvoeren 3. De keelholte splitst zich in twee doorgangen: de ____ en de ____. a. Strotklep/slokdarm b. Slokdarm/luchtpijp c. Luchtpijp/strotklep d. Luchtpijp/bronchiën 4. De lucht die we inademen bevat ongeveer __ zuurstof. a. 21 procent b. 30 procent c. 50 procent d. 72 procent 5. Waar of niet waar. Als je beademt bevat je adem niet genoeg zuurstof om een nietademende patiënt te kunnen helpen.
6. Zonder zuurstof beginnen de hersenen binnen een paar ______ af te sterven. a. seconden b. minuten c. uur d. Geen van alle 7. Waar of niet waar. De bloedsomloop transporteert zowel bloed als lymfe. 8. Een gezonde volwassene van gemiddelde grootte heeft ongeveer _____ bloed in zijn lichaam. a. 3 liter b. 6 liter c. 10 liter d. 12 liter 9. Bloed heeft als doel: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen transporteren b. Kooldioxide en andere afvalproducten van de cellen af transporteren. c. Het lichaam helpen zich tegen ziekten te beschermen d. De lichaamstemperatuur helpen regelen 10. Wat is het grootste bestanddeel van bloed? a. Rode bloedcellen b. Witte bloedcellen c. Plasma d. Bloedplaatjes 11. Waar of niet waar. Ventriculair fibrilleren is de uitdrukking die gebruikt wordt voor een normaal hartritme.
KR-9
12. Door de samentrekking van het hart wordt het bloed met behoorlijk veel kracht door de slagaders gestuwd. Dit proces heet: a. Pols b. Ventriculair fibrilleren c. Uitrekken van de slagaders d. Bloeddruk 13. Als er een slagader geraakt is, ___ het bloed ___ en is het ___ van kleur. a. stroomt/gelijkmatig/donkerrood b. klontert/gemakkelijk/helderrood c. spuit/ritmisch/helderrood d. stroomt/langzaam/donkerrood 14. Twee slagaders die als drukpunt worden gebruikt om een ernstige bloeding te stelpen zijn de ___ en de ___. a. Slagader in de bovenarm/slagader in het bovenbeen b. Halsslagader/slagader in de bovenarm c. Halsslagader/polsslagader d. Slagader in de bovenarm/polsslagader 15. Waar in het lichaam zitten lymfeklieren? (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Nek b. Oksels c. Lies d. Milt
KR-10
16. Waar of niet waar. De voornaamste doelen van het lymfevatenstelsel zijn vloeistoffen die zich in weefsels hebben opgehoopt naar de bloedstroom terug te transporteren, en het lichaam te zuiveren van lichaamsvreemde deeltjes, micro-organismen en ander weefselafval. 17. De twee belangrijkste organen van het centrale zenuwstelsel zijn: a. Hart en hersenen b. Hersenen en ruggenmerg c. Hart en ruggenmerg d. Milt en hersenen
18. Welke soort informatie wordt van en naar de hersenen gezonden? (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Zintuiglijke waarneming b. Willekeurige bewegingen c. Onwillekeurige bewegingen d. Bewustzijnsniveaus 19. Hoe wordt het centrale zenuwstelsel beschermd tegen verwondingen? (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Weefsellagen die het ruggenmerg omhullen b. De schedel en de wervels c. Bloedvaten d. Vocht in hersenen en ruggenmerg 20. Waar of niet waar. Het spijsverterings- en urinestelsel geven essentiële voedingsstoffen aan het lichaam en verwijderen afvalstoffen. 21. Wat is het doel (doelen) van het skelet? (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Inwendige organen ondersteunen en beschermen b. Mineralen opslaan c. Rode bloedcellen en bepaalde typen witte bloedcellen produceren d. Afvalstoffen elimineren 22. Verwondingen aan het bot zijn onder andere: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Verstuikingen b. Ontwrichtingen c. Fracturen d. Breuken of scheurtjes 23. Stoffen in het lichaam, zoals voedsel en bloed, door het lichaam heenduwen is een van de primaire taken van het a. spijsverteringsstelsel. b. spierstelsel. c. zenuwstelsel. d. lymfevatenstelsel. 24. Waar of niet waar. Het bloed levert een rijke voorraad kooldioxide en voedingsstoffen aan de spieren, zodat de spieren hun specifieke functies in het lichaam kunnen vervullen.
EMERGENCY FIRST RESPONSE INSTRUCTOR COURSE
HERHALINGSVRAGEN Medische noodgevallen Beantwoord de volgende vragen na het lezen van de Emergency First Response Instructor Guide (EFR instructeurshandleiding), het deel over Medische noodgevallen. (omcirkelen of je antwoord invullen): 1. Je moet rekening houden met een fractuur als, na een val of een klap, de volgende tekenen of symptomen aanwezig zijn: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Een van de ledematen lijkt in een onnatuurlijke positie te liggen. b. Men kan een van de ledematen niet gebruiken. c. Er ontstaat snel een zwelling of blauwe plek. d. Een specifiek lichaamsdeel doet extreem veel pijn. 2. Waar of niet waar. Ontwrichtingen ontstaan als er heel veel druk wordt uitgeoefend op een gewricht. 3. Kleine sneetjes, schaafwonden en blauwe plekken zijn wonden die niet levensbedreigend zijn. Welk van de onderstaande verwondingen vallen hieronder? (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Rijtwond b. Schrammen c. Diepe sneeën d. Builen 4. Tekenen van een geïnfecteerde wond zijn: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Roodheid b. Gevoeligheid c. Aanwezigheid van gelig/groenig vocht op de plek van de wond d. Suffigheid
5. Om eerste hulp te geven voor blauwe plekken, leg je een ____ kompres op de plek, en ____, indien mogelijk. a. koud/ leg je de plek hoger dan het hart b. koud/spalk je de gewrichten boven en onder de blauwe plek c. warm/leg je plek ongeveer ter hoogte van het hart d. warm/spalk je de gewrichten boven en onder de blauwe plek 6. Wanneer je een losgeraakte tand of kies naar de tandarts brengt: a. Bewaar je die in alcohol b. Bewaar je die in bevroren toestand c. Bewaar je die in een zoutoplossing, melk of water d. Laat je die uitdrogen 7. Verrekkingen en verstuikingen zijn ____ spieren, pezen en ligamenten (Meerdere antwoorden mogelijk.): a. gewonde b. gebroken c. uitgerekte d. gescheurde 8. Waar of niet waar. Het is het beste om het deel van het lichaam dat verstuikt of verrekt is, niet te gebruiken. 9. Zorg voor een patiënt die een chemische stof in zijn ogen heeft gekregen, is het oog gedurende ___ met water spoelen, of totdat de medische hulpdiensten arriveren. a. 1 minuut b. 5 minuten c. 10 minuten d. 15 minuten
KR-11
10. In contact komen met elektriciteit kan levensbedreigende verwondingen veroorzaken, zoals: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Verslikking b. Hartstilstand c. Diepe brandwonden d. Schade aan inwendige weefsels 11. Leg nooit ___ op een brandwond. (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. ijs b. een vochtig steriel gaasje c. boter d. zalf 12. Waar of niet waar. Een uitermate onderkoelde patiënt zal waarschijnlijk bij bewustzijn zijn en reageren, maar zal wel bibberen en een lichtelijk verzwakt coördinatievermogen hebben. 13. ____ treft de oppervlakkige huid; _____ treft hele weefsellagen, waaronder spieren, pezen, bloedvaten en zenuwen. a. 2e graads bevriezing/3e graads bevriezing b. 1e graads bevriezing/2e graads bevriezing c. 3e graads bevriezing/2e graads bevriezing d. 1e graads bevriezing/3e graads bevriezing
KR-12
14. Hitteberoerte ____. (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. veroorzaakt bij patiënten een koele en vochtige huid. b. is levensbedreigend. c. is een verwonding die gerelateerd is aan temperatuur. d. vindt plaats als de lichaamstemperatuur gevaarlijk hoog oploopt. 15. Waar of niet waar. Patiënten die een hartaanval krijgen, kunnen ontkennen dat pijn op de borst ernstig genoeg is om snel medische hulp te zoeken.
16. Patiëntenzorg voor een patiënt die een hartaanval krijgt maar wel reageert houdt in: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Ziektebeoordeling b. Help de patiënt met het innemen van medicijnen die hij of zij voorgeschreven heeft gekregen voor pijn op de borst c. Help de patiënt in een comfortabele houding te gaan liggen of zitten d. Ga reanimeren 17. Waar of niet waar. Een beroerte ontstaat als het hart fibrilleert, waardoor te veel bloed naar de hersenen wordt gestuwd. 18. Problemen met suikerziekte zoals insulineshock, insulinereactie of hypoglykemie ontstaan door: a. Hoge bloeddruk b. Hoge bloedsuikerspiegel c. Weinig eiwitten in het bloed d. Lage bloedsuikerspiegel 19. Patiëntenzorg voor noodgevallen waar suikerziekte een rol speelt houdt in: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. De patiënt die bij bewustzijn is of reageert een tussendoortje, suiker, vruchtensap, sodawater of snoep geven. b. De patiënt helpen medicijnen in te nemen die hij voorgeschreven heeft gekregen voor suikerziekte (zoals insuline). c. Ziektebeoordeling, als de patiënt reageert d. Kijken of de patiënt een medisch identificatieplaatje draagt 20. Als je een patiënt helpt die een attaque krijgt: (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. Probeer kussens onder het hoofd van de patiënt te leggen b. Houd de patiënt in bedwang c. Leg voorwerpen die in de weg liggen aan de kant d. Bescherm de patiënt
21. Milde allergische reacties zijn over het algemeen niet levensbedreigend en worden meestal onder controle gehouden door _____. a. Antihistaminica b. Adrenaline c. Antibiotica d. Ibuprofen 22. Waar of niet waar. Vergiftiging kan ontstaan via opname door de mond, inademing of absorptie door de huid. 23. Als je denkt dat er sprake is van vergiftiging, neem je contact op met een plaatselijk centrum voor vergiftiging (Antigifcentrum (België) of de huisarts, apotheek of eerstehulpafdeling in een ziekenhuis) en _____. (Meerdere antwoorden mogelijk.) a. als het er is, leg je uit wat voor vergif er is ingeslikt, en wanneer en hoeveel. b. als het er is, lees je het etiket op de verpakking om te weten wat je doet bij vergiftiging. c. geef je de patiënt iets te eten. d. bewaar je het braaksel en de verpakking van het vergif voor het medische personeel. 24. Reactie op giftige beten en steken hangt af van de plaats van de beet of steek en van hoeveel gif er is ingespoten. Hoe de patiënt op het gif reageert zal ook afhangen van de ____ van de patiënt. a. grootte b. huidige gezondheid c. chemische reacties die plaatsvinden in het lichaam d. leeftijd
KR-13