Masteropleiding Oncology VU medisch centrum Vrije Universiteit Amsterdam
April 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord voorzitter visitatiecommissie
7
Deel I
9
1. 2. 3. 4.
Algemeen deel
Inleiding Samenstelling en taak commissie Werkwijze van de commissie Beoordeling en referentiekader
Deel II
Opleidingsdeel
11 13 15 17
21
1. De masteropleiding Oncology aan de Vrije Universiteit Amsterdam 23
Bijlagen
53
Bijlage A: Bijlage B:
55 57
Curricula Vitae van de commissieleden Het bezoekprogramma van de commissie
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Oncology (VU) van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleiding is beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de opleiding, het faculteitsbestuur en het College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken opleiding voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Woord vooraf van de voorzitter van de visitatiecommissie Dit rapport geeft de bevindingen weer van de visitatiecommissie Oncologie die door QANU is ingesteld om in opdracht van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam een onafhankelijk oordeel uit te spreken over de masteropleiding Oncology. Het was de taak van de commissie om de opleiding te toetsen aan de criteria van de NVAO, onderverdeeld in 21 facetten. De commissie heeft de beoordeling in belangrijke mate gebaseerd op de zelfstudie die door de opleiding is geproduceerd, maar ook op de gesprekken die zijn gevoerd met staf en studenten tijdens het bezoek. Voorts is door de opleiding veel aanvullend informatiemateriaal in allerlei vormen aangeleverd. Als voorzitter van de visitatiecommissie dank ik de opleiding voor hun gedegen voorbereiding, voor het aangeleverde informatiemateriaal en voor de openhartige en goed georganiseerde gesprekken. Ik dank de leden van de commissie voor hun grote betrokkenheid en de goede samenwerking. Elk lid heeft vanuit zijn eigen perspectief, ervaring en achtergrond bijgedragen aan de visitatie en aan de totstandkoming van dit rapport. De commissie hoopt dat dit rapport bijdraagt aan een zinvol (zelf )beeld van de betrokken opleiding en een stimulerende rol vervult in de cyclus van kwaliteitszorg. Prof. Dr. P.J. van Diest
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
10
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie Oncology (hierna: de commissie) verslag uit van haar bevindingen ten aanzien van de door haar beoordeelde masteropleiding Oncology van het VU medisch centrum (VUmc), Vrije Universiteit Amsterdam. Deze opleiding is getoetst aan het beoordelingskader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Het bezoek vond plaats op 18 en 19 oktober 2006. Dit rapport bestaat uit de volgende delen: • •
Algemeen deel: dit deel beschrijft de betrokken opleiding, de visitatiecommissie, haar werkwijze en het gehanteerde referentiekader; Opleidingsdeel: dit deel bevat het afzonderlijke rapport over de gevisiteerde opleiding.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
11
12
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
2.
Samenstelling en taak van de commissie
De samenstelling van de commisie is totstandgekomen mede aan de hand van suggesties vanuit de betrokken universiteit. De samenstelling is vervolgens in conceptvorm voorgelegd aan de hiervoor genoemde opleiding en de Raad van Bestuur teneinde hen in de gelegenheid te stellen bezwaren aan te tekenen, e.e.a. conform C.2.2.1 van het QANU-kader. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Vervolgens is de commissie door het QANU-bestuur vastgesteld. De visitatiecommissie Oncology bestond uit de volgende personen: • • • • •
prof. dr. P. (Paul) J. van Diest, voorzitter, hoogleraar Pathologie, UMC Utrecht; prof. dr. H.Th. (Frans) Ramaekers, hoogleraar Moleculaire Celbiologie, UMC Maastricht; prof. dr. C.J.H. (Cock) van de Velde, hoogleraar Heelkunde, UMC Leiden; mevrouw dr. J.W.M. (Astrid) Freriksen, opleidingscoördinator Biomedische Wetenschappen, UMC Utrecht; mevrouw S. (Sanne) Vrijmoet, studentlid, Biomedical Sciences Universiteit Leiden.
Als secretaris van de commissie fungeerde mevrouw drs. H.C. (Heleen) Ackerstaff, medewerker van het bureau van QANU. In bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. De commissieleden en de secretaris hebben door het tekenen van de onafhankelijkheidsverklaring kenbaar gemaakt een volkomen onafhankelijke positie ten opzichte van de te visiteren opleiding in te kunnen nemen en vrij te zijn van elk denkbare verstrengeling van belangen. De taak van de commissie was om op basis van de door de faculteit aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de opleiding, zoals beschreven in het QANU-kader; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleiding naar haar oordeel voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit; 3. de aspecten van de opleiding te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
13
14
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
3.
Werkwijze van de commissie
De commissie is op 18 oktober 2006 door de onderwijscoördinator van QANU, drs. F.J.M. Wamelink geïnstalleerd. Na de installatievergadering is het formele instellingsbesluit vanuit de QANU verspreid onder de daarvoor in aanmerking komende instanties (colleges van bestuur, faculteitsbesturen, NVAO, VSNU, Ministerie OCW, etc). Aansluitend aan de installatievergadering heeft de commissie het visitatiebezoek voorbereid op basis van de studiegids, de zelfstudie van de opleiding, de analyse van de zelfstudie en tevoren opgevraagde aanvullende informatie. De bevindingen zijn gehanteerd bij de gesprekken en de verdere oordeelsvorming van de commissie. De commissie maakte in bedoelde voorbereidingsvergadering afspraken over een taakverdeling in aandachtsgebieden binnen de commissie. Dit betekende overigens niet dat de leden zich in hun oordeelsvorming tot de hen toebedeelde aandachtsgebieden beperkten. Tevens besloot zij tijdens deze voorbereidingsvergadering om de eindkwalificaties zoals door de opleiding geformuleerd te valideren als domeinspecifiek referentiekader. De commissie is van oordeel dat deze eindtermen voldoende aansluiten bij de maatstaven en eisen van vakgenoten. Dit wordt in het beoordelingsrapport nader onderbouwd. Dat de eindkwalificaties aansluiten bij verwante buitenlandse opleidingen blijkt uit het feit dat afgestudeerde studenten als promovendus worden aangenomen bij vooraanstaande (inter)nationale instituten van kankeronderzoek. Ten slotte werd aan de commissieleden voorafgaande aan het bezoek gedurende enige tijd toegang verschaft tot de website en digitale leeromgeving van de opleiding. Het visitatiebezoek duurde anderhalve dag en verliep volgens het als bijlage B bijgevoegde programma. Tijdens het eigenlijke bezoek zijn gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen, zoals de opstellers van de zelfstudie, docenten, de verantwoordelijken voor kwaliteitszorg (studenten apart), de leden van de opleidingscommissie (studenten apart), studenten uit de onderscheiden cohorten, vertegenwoordigers van de examencommissie, studieadviseur, master- en cursuscoördinatoren en opleidingsmanagement. Bovendien werd door de commissie allerlei ter tafel liggend informatiemateriaal geraadpleegd, zoals vakkenroosters, onderwijsliteratuur, tentamenopgaven, richtlijnen en regelingen voor stages en scripties, evaluatieverslagen van het onderwijs, gids kwaliteitszorg, notulen van de opleidingscommissie en examencommissie en beleidsstukken. Voorafgaand aan het bezoek is een selectie van de laatste 25 eindscripties opgevraagd. Ieder commissielid heeft twee scripties beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier dat QANU daarvoor hanteert. De bevindingen zijn onderling besproken. De beoordeling van de commissieleden is vergeleken met de waardering door de opleiding om vast te stellen of het eindniveau van de opleiding adequaat wordt bewaakt. Daarnaast is de beoordeling van de eindwerken een goede steekproef om vast te stellen of de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Tijdens elk bezoek bestond de tevoren breed aangekondigde mogelijkheid voor een spreekuur, waar zowel studenten als docenten de gelegenheid hadden om een specifiek punt in een persoonlijk gesprek onder de aandacht van de commissie te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
15
Direct na afronding van de visitatiegesprekken heeft de commissie haar voorlopige oordeel over de opleiding geformuleerd, dat vervolgens bij monde van de voorzitter voor een breed gehoor aan de faculteit/opleiding werd gepresenteerd. Na opstelling van de concept-opleidingsrapportage door de secretaris heeft de commissie de tekst daarvan per e-mail besproken. Na vaststelling is de rapportage in het kader van de hoor- en wederhoorprocedure aangeboden aan het betrokken faculteitsbestuur. Ten slotte is, na bespreking per e-mail van de ontvangen reacties en de bijstellingen van het rapport de tekst vastgesteld. De commissieleden hebben rond 4 april per e-mail ingestemd met de laatste versie van het rapport.
16
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
4.
Beoordeling en referentiekader
4.1.
Beoordeling
De opleiding is in de eerste plaats getoetst aan de criteria van de NVAO, de zogenaamde ‘21 facetten-lijst’. Deze 21 facetten zijn samengenomen in zes onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
doelstellingen; programma; personeel; voorzieningen; kwaliteitszorg; resultaten.
Voor elk van deze zes onderwerpen geeft de commissie een samenvattend oordeel, waarbij volgens de regels van de NVAO de tweedeling voldoende/onvoldoende is gehanteerd. Op het niveau van de 21 facetten is differentiatie in de oordelen aangebracht, met behulp van een vierpuntsschaal: Excellent: Goed: Voldoende: Onvoldoende:
‘Best practice’, kan (inter)nationaal als voorbeeld dienen De kwaliteit stijgt uit boven de basiseisen Voldoet aan de basiseisen van het facet; datgene wat van een universitaire wetenschappelijke opleiding verwacht mag worden Voldoet niet aan de basiseisen van het facet
De commissie heeft conform het verzoek van QANU de score ‘voldoende’ als standaardscore gehanteerd. Deze score ‘voldoende’ wordt gebruikt wanneer de opleiding voldoet aan het criterium. Voor een score ‘goed’ moet de opleiding zich duidelijk positief onderscheiden. In de opleidingsrapporten wordt bij elk facet kort aangegeven op welke gegevens de commissie zich baseert en tot welk oordeel de commissie is gekomen. Daarbij is gebruik gemaakt van beschikbare documenten – waaronder vooral de zelfstudies – en informatie op grond van de gevoerde gesprekken. Informatie uit de ene bron is steeds geconfronteerd met informatie uit de andere. De commissie heeft tevens tot taak “die aspecten van de opleiding te identificeren welke naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn”. Daarom komen in het opleidingsrapport ook opmerkingen, kanttekeningen of aanbevelingen voor die niet alleen een rol spelen bij de onderbouwing van het oordeel en de score per facet, maar die tevens aangeven op welke aspecten verbetering mogelijk zou zijn. Het geven van suggesties tot verbetering impliceert op zich dus geenszins dat de opleiding op dit moment op dat facet noodzakelijk onvoldoende scoort. In haar afweging heeft de commissie waar nodig ook rekening gehouden met de gehele context en het ontwikkelingsstadium van de opleiding. Daarbij is steeds zorgvuldig afgewogen of eventuele verbeterpunten qua aantal of gewicht de basiskwaliteit van een facet niet aantasten.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
17
4.2.
Referentiekader
Zoals hierboven is toegelicht, heeft de commissie de doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding overgenomen als haar referentiekader. Het doel van de masteropleiding Oncology is: ‘het opleiden van studenten met een biomedisch georiënteerde vooropleiding op bachelorniveau tot masters met grondige kennis van de oncologie, met visie ten aanzien van het ontwerpen en opzetten van wetenschappelijk oncologisch onderzoek en vaardigheden in de uitvoering daarvan op professioneel niveau’. Meer concreet beoogt de opleiding studenten op te leiden tot zelfstandige wetenschappelijk onderzoekers. Zij zijn in staat om fundamenteel oncologisch onderzoek uit te voeren en te werken met de bestaande fundamentele kennis. Deze kennis kunnen zij toepassen op nieuwe (bio)medische, oncologische of klinische praktijksituaties. De afgestudeerde master Oncology beschikt over specifieke kennis, algemene academische vaardigheden, specifieke onderzoeksvaardigheden en een academische attitude. In de eindtermen van de opleiding worden deze algemene doelstellingen gespecificeerd voor de master Oncology. Daarbij dient de afgestudeerde aan het eind van de opleiding zowel over specifieke kennis en inzicht te beschikken, als over bepaalde kwalificaties. De opleiding heeft de volgende eindtermen geformuleerd. Wat betreft specifieke kennis en inzicht: a. beschikt de master over kennis van oncologische begrippen, van de theorievorming op het gebied van de oncologie en inzicht in de belangrijkste oncologische onderzoeksvragen; b. beschikt de master over inzicht in de plaats van de oncologie binnen de geneeskunde, de biomedische wetenschappen en de natuurwetenschappen en over inzicht in (sub)disciplines die van belang zijn voor de oncologie; c. is de master bekend met zowel de algemene natuurwetenschappelijke als de algemene klinische en oncologische tijdschriften; d. beschikt de master over inzicht in de wetenschappelijke en maatschappelijk relevantie van de oncologie en het huidig onderzoek op dat gebied; e. beschikt de master over kennis van statistische methoden. De master Oncology beschikt aan het eind van de opleiding over de volgende kwalificaties: f. zelfstandig verwerven van informatie op medisch-biologisch, in het bijzonder oncologisch terrein en het analyseren en kritisch evalueren van deze informatie; g. selecteren, ordenen en samenvatten van informatie en daarbij onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken en het leggen van verbanden; h. multidisciplinair denken en translationeel verbanden leggen tussen klinische en basale oncologische vraagstukken; i. samenwerken en communiceren met onderzoekers uit andere disciplines; j. zelfstandig en kritisch analyseren van eigen onderzoek, zowel met betrekking tot de opzet en uitvoering van het onderzoek als de resultaten daarvan; k. opstellen van een onderzoeksplan, waarin opzet, uitvoering en analyse van het onderzoek beschreven worden;
18
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
l. op basis van het onderzoeksplan opzetten en uitvoeren van medisch-biologische, in het bijzonder oncologische experimenten; m. schriftelijke verslaglegging en mondelinge presentatie van het onderzoek, zowel in het Nederlands als het Engels; n. toepassen van wetenschappelijke oncologische kennis op maatschappelijke vragen; o. inhoudelijk bijdragen aan wetenschappelijke discussie met het plannen van onderzoek en het bespreken van onderzoeksresultaten; p. evaluatie van het eigen functioneren, zowel door zelfreflectie als in gesprek met anderen; q. beseffen van het nut van levenslang leren en dit ook in de praktijk brengen; r. nadenken over ethische aspecten van onderzoek of de toepassing daarvan en het betrekken van deze overwegingen in besluitvorming; s. zelfstandig werken volgens de Good Laboratory Practice-normen; t. toepassen van voor het oncologisch onderzoek relevante computerprogramma’s.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
19
20
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
21
22
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
1.
De masteropleiding Oncology aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Administratieve gegevens Masteropleiding Oncology: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Oncology 60811 master wo 120 ECTS-studiepunten Master of Science voltijd Amsterdam 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan het VU medisch centrum (VUmc) van de Vrije Universiteit Amsterdam vond plaats op 18 en 19 oktober 2006. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De masteropleiding Oncology is ondergebracht bij het VUmc. Het VUmc kent vijf onderzoeksinstituten en het onderwijsinstituut van het VUmc. De raad van bestuur stuurt het VUmc als geheel aan. De decaan is lid van de raad van bestuur. De masteropleiding Oncology is geïnitieerd door en verankerd in het VUmc Institute for Cancer Research and Immunology (V-ICI), één van de onderzoekinstituten. Het onderwijsinstituut stuurt de masteropleiding Oncology aan. Alle instituten staan onder leiding van een hoogleraar-directeur. De basis voor de onderzoeksinstituten is hun inhoudelijke zwaartepunt. Deze zijn: het VUmc-Institute for Cancer Research and Immunology (V-ICI), het instituut voor klinische en experimentele neurowetenschappen (ICEN), het instituut voor cardiovasculair research (ICaRVU), het instituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO) en het onderzoeksinstituut MOVE (een interfacultair samenwerkingsverband tussen het VUmc, de faculteit Bewegingswetenschappen en ACTA). Kenmerkend voor de verschillende onderzoekinstituten is de participatie van de verschillende disciplines. Hierdoor is het onderzoek multidisciplinair van aard. Het VUmc kent verschillende samenwerkingsverbanden. Binnen de VU wordt intensief samengewerkt met de faculteit Aard- en levenswetenschappen (FALW). Studenten van de biomedische masteropleidingen kunnen cursussen volgen bij de masteropleiding Oncology. Op hun beurt kunnen studenten van de masteropleiding Oncology meer algemene biomedische en moleculair biologische keuzecursussen volgen van de masteropleiding Biomedische wetenschappen van de FALW. Binnen de regio Amsterdam bestaan er op het gebied van oncologisch onderzoek samenwerkingsverbanden met het Nederlands Kanker Instituut (NKI) en het Academisch Medisch Centrum (AMC) van de Universiteit van Amsterdam. VUmc, NKI en AMC werken nauw QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
23
samen binnen de Onderzoekschool Amsterdam (OOA) op het gebied van onderzoek en het onderwijs aan promovendi. Verder beschikken de onderzoekers van het V-ICI over een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk. De verantwoordelijkheid voor de onderwijsorganisatie binnen het VUmc berust bij de directeur van het onderwijsinstituut. Dit instituut verzorgt de aansturing, organisatie en coördinatie van de initiële opleidingen van het VUmc. De unit Onderwijs- en studentzaken binnen het instituut ondersteunt de organisatie en de coördinatie van de opleidingen, de uitvoering van de evaluaties, de studiebegeleiding en de internationalisering. De unit Ontwikkeling en kwaliteit ondersteunt de onderwijsinnovaties, de ontwikkeling van de kwaliteitszorg en de professionalisering van docenten. De cursuscoördinatoren binnen de opleiding, de stagebegeleiders en de docenten dragen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het onderwijs. Binnen de opleiding is een mastercoördinator aangesteld, belast met de organisatie en coördinatie van het onderwijs en de begeleiding van studenten. De masteropleiding Oncology heeft een eigen opleidingscommissie en examencommissie. De examencommissie heeft een adviesfunctie richting de opleidingscommissie. Naast de opleidingscommissie zijn studenten vertegenwoordigd in de benoemingscommissies (indien relevant voor het onderwijs). De formele inspraak van studenten is verder geregeld via de studentenraad VUmc en het facultair overleg van het VUmc, waarin de studentenraad zitting heeft. 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De masteropleiding Oncology komt voort uit de specialisatie oncologie van de doctoraalfase van de ongedeelde opleiding Biomedische wetenschappen (CROHO-66990) van de FALW van de Vrije Universiteit Amsterdam. De toenmalige faculteit Biologie en het Onderzoeksinstituut Oncologie van het VUmc hebben gezamenlijk het initiatief genomen tot ontwikkeling van de masteropleiding. De masteropleiding wordt geheel verzorgd door het VUmc en is dan ook bij dit centrum ondergebracht. In september 2002 is de Engelstalige opleiding van start gegaan. De ongedeelde opleiding Biomedische wetenschappen is in september 2002 onder verantwoordelijkheid van de FALW afgebouwd. In de masteropleiding Oncology zijn geen doctoraalstudenten ingeschreven, waardoor overgangsregelingen niet van toepassing zijn.
24
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving In de zelfstudie is uiteengezet welke doelstellingen de masteropleiding Oncology voor ogen heeft bij het opleiden van studenten. Het doel van de masteropleiding Oncology is “het opleiden van studenten met een biomedisch georiënteerde vooropleiding op bachelorniveau tot masters met grondige kennis van de oncologie, met visie ten aanzien van het ontwerpen en opzetten van wetenschappelijk oncologisch onderzoek en vaardigheden in de uitvoering daarvan op professioneel niveau”. Meer concreet beoogt de opleiding studenten op te leiden tot zelfstandige wetenschappelijk onderzoekers. Zij zijn in staat om fundamenteel oncologisch onderzoek uit te voeren en te werken met de bestaande fundamentele kennis. Deze kennis kunnen zij toepassen op nieuwe (bio)medische, oncologische of klinische praktijksituaties. Meer algemeen gesteld beschikt de afgestudeerde master Oncology over specifieke kennis, algemene academische vaardigheden, specifieke onderzoeksvaardigheden en een academische attitude. In de eindtermen van de opleiding worden deze algemene doelstellingen gespecificeerd voor de master Oncology. Daarbij dient de afgestudeerde aan het eind van de opleiding zowel over specifieke kennis en inzicht te beschikken, als over bepaalde kwalificaties. De opleiding heeft de volgende eindtermen geformuleerd. Wat betreft specifieke kennis en inzicht: a. beschikt de master over kennis van oncologische begrippen, van de theorievorming op het gebied van de oncologie en inzicht in de belangrijkste oncologische onderzoeksvragen; b. beschikt de master over inzicht in de plaats van de oncologie binnen de geneeskunde, de biomedische wetenschappen en de natuurwetenschappen en over inzicht in (sub)disciplines die van belang zijn voor de oncologie; c. is de master bekend met zowel de algemene natuurwetenschappelijke als de algemene klinische en oncologische tijdschriften; d. beschikt de master over inzicht in de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van de oncologie en het huidige onderzoek op dat gebied; e. beschikt de master over kennis van statistische methoden. De master Oncology beschikt aan het eind van de opleiding over de volgende kwalificaties: f. zelfstandig verwerven van informatie op medisch-biologisch, in het bijzonder oncologisch terrein en het analyseren en kritisch evalueren van deze informatie; g. selecteren, ordenen en samenvatten van informatie en daarbij onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken en het leggen van verbanden; h. multidisciplinair denken en translationeel verbanden leggen tussen klinische en basale oncologische vraagstukken; i. samenwerken en communiceren met onderzoekers uit andere disciplines; QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
25
j. zelfstandig en kritisch analyseren van eigen onderzoek, zowel met betrekking tot de opzet en uitvoering van het onderzoek als de resultaten daarvan; k. opstellen van een onderzoeksplan, waarin opzet, uitvoering en analyse van het onderzoek beschreven worden; l. op basis van het onderzoeksplan opzetten en uitvoeren van medisch-biologische, in het bijzonder oncologische experimenten; m. schriftelijke verslaglegging en mondelinge presentatie van het onderzoek, zowel in het Nederlands als het Engels; n. toepassen van wetenschappelijke oncologische kennis op maatschappelijke vragen; o. inhoudelijk bijdragen aan wetenschappelijke discussie met het plannen van onderzoek en het bespreken van onderzoeksresultaten; p. evaluatie van het eigen functioneren, zowel door zelfreflectie als in gesprek met anderen; q. beseffen van het nut van levenslang leren en dit ook in de praktijk brengen; r. nadenken over ethische aspecten van onderzoek of de toepassing daarvan en het betrekken van deze overwegingen in besluitvorming; s. zelfstandig werken volgens de Good Laboratory Practice-normen; t. toepassen van voor het oncologisch onderzoek relevante computerprogramma’s. Oordeel De commissie vindt de doelstellingen en eindtermen van de opleiding voldoende aansluiten bij de maatstaven en eisen vanuit de (internationale) oncologische onderzoekspraktijk. Dit blijkt uit een aantal punten. De begeleiders van de buitenlandse stages zijn tevreden over de kennis en vaardigheden van de studenten. Hetzelfde geldt voor het afnemend veld, zoals bleek tijdens het gesprek met het afnemend veld en alumni (zie facet 3). Een meerderheid van de afgestudeerden is bovendien werkzaam in het veld van de oncologie. Afgestudeerde studenten zijn aangenomen bij vooraanstaande (inter)nationale instituten. Een vergelijking met andere opleidingen is lastig te maken, gezien het specialistische karakter van de opleiding. De commissie vindt het positief dat meerdere masterstudenten reeds gepubliceerd hebben als eerste auteur of coauteur in vooraanstaande tijschriften als Cell, Genes & Development, PNAS en Cancer Research. Ook dat is een duidelijke indicatie dat de opleiding aansluit bij het internationale onderzoek. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving In de zelfstudie relateert de opleiding de Dublin-descriptoren direct aan de eindtermen van de opleiding. In een overzichtelijke tabel wordt deze relatie weergegeven:
26
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Tabel 1: Relatie tussen Dublin-descriptoren en eindtermen van de opleiding Dublin-descriptor Kennis en inzicht Toepassen kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden
Eindtermen a, b, c, e, f, k, o, s, t b, c, d, f, g, h, k, ,l, i, n, o, p, r, s b, c, d, f, h, l, j, m, n, o, p, r i, m, o f, p, q, r
Per Dublin-descriptor werkt de opleiding de relatie met de eindtermen vervolgens verder uit: Kennis en inzicht sluiten aan bij en bouwen voort op het niveau van de voorafgaande opleidingen. In de eerste vier verplichte cursussen binnen het programma verwerft de student kennis van en inzicht in de oncologie. De in de bacheloropleiding opgedane kennis en inzichten worden verdiept op verschillende terreinen. Middels keuzecursussen kan de student zich verder verdiepen in subspecialismen. In onder andere de keuzecursus ‘Cultural and Social Meaning of Cancer’ wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke rol van de oncologie. Dit om tot een verantwoorde beroepskeuze en -uitoefening te kunnen komen. Voor het toepassen van kennis en inzicht leert de student tijdens de verplichte cursussen een onderzoeksplan te formuleren en te presenteren aan collega-studenten en docenten. Verder leert de student onderzoek uit te voeren volgens de state of the art in wetenschappelijk onderzoek. De masterstudent moet zelfstandig kunnen experimenteren, resultaten kunnen evalueren en conclusies kunnen plaatsen in het kader van wetenschappelijke literatuur en onderzoeksresultaten van anderen. Verder leert hij zich in te werken in andere deelgebieden van het oncologisch onderzoek en de klinische toepassingen hiervan. Ook kan de afgestudeerde master omgaan met veiligheids- en milieuaspecten van oncologisch onderzoek. Er is aandacht voor de oordeelsvorming van de student: tijdens de opleiding ontwikkelt de student een visie op de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek binnen het vakgebied in brede zin. Studenten leren oncologische processen te analyseren en de gegevens te plaatsen in de context van wetenschappelijke modellen en theorieën. Studenten nemen daartoe actief deel aan het wetenschappelijk debat en leren eigen onderzoeksresultaten of literatuurgegevens binnen de wetenschappelijke community te presenteren en verdedigen. Er is bij de oordeelsvorming bijzondere aandacht voor het analyseren van (patiënten)casuïstiek en de daarbij relevante biologische, sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische aspecten. Gedurende de hele opleiding is er aandacht voor de communicatie. De masterstudent leert mondeling en schriftelijk standpunten te verwoorden en te rapporteren over eigen onderzoek en literatuurgegevens. Mondeling gebeurt dit binnen verschillende onderdelen van de opleiding, zoals werkbesprekingen, tussenrapportages voor de researchgroep en de eindpresentatie van de masterthesis. Schriftelijk hebben de rapportages het format van een wetenschappelijke publicatie. Alle presentaties, zowel schriftelijk als mondeling, zijn in het Engels. De student leert met de onderdelen samen te werken en kennis over te dragen. Ten slotte is er aandacht voor leervaardigheden binnen de opleiding. Het accent ligt sterk op learning by doing, waarbij studenten leervaardigheden al onderzoekend ontwikkelen. De student leert zelf te leren in een open leeromgeving. Studenten worden bij het uitvoeren van het oncologische onderzoek aangesproken op een actieve participatie en op hun zelfstandigheid. QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
27
De opleiding wil dat studenten zich bewust zijn van hun eigen leergedrag en leren dat bij te stellen. Om dit te bewerkstelligen, wordt een sterk beroep gedaan op zelfregulering, kritische reflectie op resultaten en resultaatverantwoordelijkheid van studenten. Het blijvend leren staat verder onder meer centraal door het voortdurend bijhouden van de literatuur en het kritisch reflecteren op nieuwe ontwikkelingen. Zo ontwikkelen studenten een attitude die is toegespitst op levenslang leren. Oordeel De commissie is van mening dat het niveau van de opleiding voldoet. Uit de beschrijving van de relatie tussen de eindtermen en de Dublin-descriptoren blijkt dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van kwalificatie van een master. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De eindkwalificaties van de opleiding zijn ontleend aan de wetenschapsbeoefening op het gebied van de oncologie. Het theoretisch deel van de opleiding richt zich op verdieping van kennis van en inzicht in de oncologie en de oncologische onderzoeksmodellen. In de eindtermen wordt dat met name beschreven onder de punten a tot en met e. Tijdens de studie leren studenten binnen de stages om zelfstandig wetenschappelijk oncologisch onderzoek uit te voeren. De opleiding beschikt over een netwerk van gerenommeerde (inter)nationale onderzoeksinstituten. Hierdoor zijn studenten verzekerd van voldoende geschikte stageplaatsen. Studenten en alumni beamen dit. Dat de opleiding een wetenschappelijke oriëntatie heeft, blijkt bijvoorbeeld uit de aansluiting tussen de master- en de PhD-opleiding. 74% van de studenten stroomt door naar een PhD-opleiding. Alumni stellen dat de opleiding een goede voorbereiding op het werkveld is. Zij merken dat zij de kennis en vaardigheden die ze hebben opgedaan tijdens de studie, goed kunnen toepassen op hun huidige werkplek. Tijdens de eerste stage wordt zoveel laboratoriumervaring opgedaan dat de meeste studenten tijdens de tweede stage grotendeels zelfstandig onderzoek uitvoeren. De vertegenwoordiger van het NKI bevestigt dit beeld: zowel studenten die hun tweede stage bij het NKI lopen als de alumni zijn in staat (onder begeleiding) zelfstandig onderzoek uit te voeren. Oordeel De eindtermen van de opleiding sluiten duidelijk aan bij de vraag van de afnemers. De afgestudeerden kwalificeren uitstekend als zelfstandige onderzoekers in het domein waarvoor zij 28
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
zijn opgeleid (zie ook facet 1). Studenten en alumni geven aan dat de opleiding aansluit bij de beroepspraktijk. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ’Doelstellingen opleiding’. Voor de masteropleiding Oncology luidt dat oordeel voldoende.
1.2.2. Programma Beschrijving van het programma: Het programma is opgebouwd uit cursorisch onderwijs met vijf verplichte cursussen (27 ECTS-studiepunten) en een selectie uit 21 keuzecursussen (15 ECTS-studiepunten). Studenten starten met de verplichte cursussen, die een basis leggen voor de onderzoeksstages. Hierna volgen studenten twee verschillende onderzoeksstages. De omvang van deze stages is in totaal 69 ECTS-studiepunten. De keuzecursussen kunnen studenten parallel aan de stages volgen en dienen als verdieping van de onderwerpen die de student voor de stage gekozen heeft. De opleiding wordt afgesloten met een literatuurscriptie. Aan beide stages stelt de opleiding dezelfde eisen. Hierdoor is het mogelijk dat studenten in de tweede stage een onderzoek binnen een ander thema van de oncologie uitvoeren. Ook kunnen zij de tweede stage gebruiken voor verdieping van het thema uit de eerste stage. Studenten kunnen naar eigen keuze de eerste of de tweede stage gebruiken voor het maken van de masterthesis. De opleiding laat studenten de eerste stage altijd uitvoeren binnen de VU/het VUmc. De tweede stage mag binnen en buiten het VUmc uitgevoerd worden. Studenten worden gestimuleerd om hun tweede stage in het buitenland te lopen. In onderstaande tabel staat het programma van de masteropleiding Oncology weergegeven: Naam onderdeel
Studiejaar Verplicht/ keuze
Cursorisch onderwijs • Oncogenesis • Immunity •Tumour Biology and Clinical Behaviour • Innovative Tumourtherapies • Scientific Writing in English Onderzoekstage 1 Keuzecursussen Onderzoekstage 2 Literatuurstudie (scriptie) Totaal
1 1 1 1 1 1 1, 2 2 2
ECTS/ onderdeel
verplicht verplicht verplicht verplicht verplicht verplicht keuze verplicht verplicht
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
6 6 6 6 3
ECTS totaal 27
29-40 15 29-40 9 120
29
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving In het programma van de masteropleiding Oncology vindt directe interactie plaats met het VUmc Institute for Cancer and Immunology (V-ICI). Zo zijn de eerste vier verplichte cursussen van de opleiding gerelateerd aan de zwaartepunten van dit onderzoekinstituut. De cursuscoördinatoren en docenten zijn senior-onderzoekers binnen één van de onderzoeksgroepen van V-ICI. Studenten maken tijdens hun stage deel uit van een onderzoeksteam en participeren in het lopende onderzoek. Een promovendus of post-doc begeleidt de student, de VUmc senior-onderzoeker of arts voert de supervisie uit. Beide begeleiders en de andere medewerkers binnen het onderzoeksteam fungeren als rolmodel voor de student. De VUmc senior-onderzoeker is tevens eindverantwoordelijk voor de onderzoeksstage. De band van de opleiding met de onderzoekspraktijk wordt hierdoor gewaarborgd. Naast de eerste stage, die altijd binnen het VUmc plaatsvindt, worden studenten gestimuleerd om in de tweede stage onderzoekservaring op te doen bij een andere nationale of internationale universiteit of onderzoeksinstelling. Ongeveer 20% van het onderwijs wordt gegeven door gastdocenten, allen toponderzoekers in hun vakgebied. Studenten maken onder andere middels deze gastdocenten kennis met experts op het gebied van de oncologie van verschillende nationale en internationale universiteiten en onderzoeksinstellingen. Het theoretisch en praktisch onderwijs vindt grotendeels plaats binnen de onderzoeksafdelingen, die participeren in het onderzoeksinstituut V-ICI. Studenten werken aan deelvraagstellingen van het lopende onderzoek en leveren zo een directe bijdrage aan de kennisontwikkeling van de discipline. Op deze manier leren studenten bijdragen aan onderzoek in de frontlinie van het actuele oncologische onderzoek. De commissie is van oordeel dat de onderwerpen van de projecten waar studenten aan meewerken, dit onderstrepen. Ook het afnemend veld en de alumni geven aan dat studenten van de opleiding de kennis en vaardigheden meebrengen waardoor zij makkelijk meedraaien binnen de lopende onderzoeksprojecten. De kennis en vaardigheden, opgedaan in de vooropleiding, worden binnen de masteropleiding verder uitgebouwd. Studenten leren omgaan met complexere onderzoeksvragen en werken steeds zelfstandiger bij het uitvoeren en interpreteren van onderzoek. Studenten en alumni onderstrepen dit. De commissie vindt de sterke relatie met de laboratoria dan ook een sterk punt van de opleiding. Oordeel Het programma biedt duidelijk wetenschappelijk onderwijs. Sterk punt is de contacten die de opleiding heeft met de verschillende laboratoria, door de inbedding in het VUmc en in het bijzonder het V-ICI. Hierdoor is er directe interactie met de onderzoeksafdelingen van het VUmc en met name het V-ICI. Studenten, alumni en docenten waarderen deze interactie. 30
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is goed.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving De opleiding heeft de eindtermen van de opleiding vertaald naar leerdoelen van cursussen en stages. Daarbij geeft de opleiding per onderwijsonderdeel helder aan welke eindtermen aan de orde zijn, hoe deze vertaald zijn naar de leerdoelen en welke onderwijsvormen gebruikt worden. De volgende tabel geeft dit aan: Cursus
Eind termen
Oncogenesis a, b, c, d, f, g, h, n, p,
Leerdoelen per onderdeel Verwerven van kennis van en inzicht in: • •
•
•
Immunity
a, b, c, d, f, g, h, n, p,
6
de algemene concepten van de oncogenese, in het bijzonder de genetische veranderingen en betrokken genen; de (moleculaire) instrumenten voor bestudering van carcinogenese en de modelsystemen in de oncogenese; predispositie voor kanker, predispositiesyndromen, exogene factoren in oncogene virussen; markers voor progressie, genetic counselling, screening, en interventiemogelijkheden.
Verwerven van kennis van en inzicht in: • • •
ECTS
de basale immunologie en de betekenis voor het ziekteproces; bepaalde ziekteprocessen; onderzoeksvragen in relatie tot immunologische aspecten van verschillende ziekteprocessen.
Werkvormen • •
Interactieve colleges Werkgroepen/journal clubs
Toetsvorm(-en) • • •
6
• • •
Interactieve colleges Werkgroepen/journal clubs Oefenen tentamen
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
•
Schriftelijke toets met open vragen Presentatie literatuurstudie Presentatie specifiek onderwerp
Schriftelijke toets met open vragen
31
Tumour Biology and Clinical Behaviour
a, b, c, d, f, g, h, n, p, t
Innovative Tumourtherapies
a, b, c, d, f, g, h, n, p,
Scientific Writing in English
i, k, m, p, n
Onderzoekstage 1 (intern)
a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, o, q, r, s, t
Onderzoekstage 2 (intern of extern)
a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, o, q, r, s, t
Verwerven van diepgaande kennis van en inzicht in: de relaties tussen genexpressie en biologisch en klinisch gedrag van tumoren; • de ontwikkeling van de theorieën binnen het oncologisch onderzoek op dit terrein; • het opstellen en presenteren van een onderzoeksvoorstel. Verwerven van kennis van en inzicht in:
•
de achtergrond en de ontwikkeling van de behandeling van kanker; • de rol van de verschillende soorten standaard behandelingen (chirurgie, immuno-, chemo- en radiotherapie); • implementatie van nieuwe behandelingen (bijvoorbeeld targeted therapie); • de opzet van experimentele behandelingen; • behandeling op maat op grond van (genetische) tumoreigenschappen. Verwerven van vaardigheden in het schrijven van Engelstalige publicaties Verwerven van onderzoeksvaardigheden: schrijven van een onderzoeksvoorstel; • zelfstandig uitvoeren van het onderzoek; • kritisch reflecteren op de resultaten van het onderzoek; • schrijven van een onderzoeksverslag (thesis); • presenteren van de onderzoeksresultaten. Verwerven van onderzoeksvaardigheden:
6
• •
•
schrijven van een onderzoeksvoorstel; zelfstandig uitvoeren van het onderzoek; kritisch reflecteren op de resultaten van het onderzoek; schrijven van onderzoeksverslag (thesis); presenteren van de onderzoeksresultaten.
• • • • • •
3
2940
•
•
• • • • •
•
•
32
6
• • •
2940
•
Interactieve colleges Werkgroepen/journal clubs Schrijven onderzoeksprotocol Demonstraties/ workshops Presentaties
•
Interactieve colleges Werkgroepen/journal clubs Schrijven onderzoeksprotocol Demonstraties/ workshops Presentaties Oefenen tentamen
•
Interactieve colleges Schrijven van verschillende (Engelstalige) teksten Verrichten van zelfstandig onderzoek onder individuele begeleiding van VUmc senioronderzoeker/arts
•
Actieve participatie
•
Beoordeling stage Verslag en presentatie
Verrichten van zelfstandig onderzoek onder individuele begeleiding van VUmc senioronderzoeker/arts (of andere externe begeleiders)
•
•
•
•
•
Schriftelijke toets met gesloten vragen Presentatie onderzoekplan
Schriftelijke toets met open vragen Schrijven van een onderzoek plan en presentatie daarvan
Beoordeling stage Verslag en presentatie
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Keuzeonderwijs Literatuuronderzoek
a, b, c, d, f, g, h, n, p, t a, b, c, d, f, g, h, j, m, n, o, p, q, r,
Verdieping en/of verbreding van kennis, inzicht en/of vaardigheden, passend bij het eigen profiel • Selecteren, ordenen en samenvatten van informatie over een oncologisch onderwerp • Schrijven van scriptie en daarbij onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken. • Identificeren van beperkingen en uitdagingen van het oncologisch onderwerp • Strategieën formuleren voor verder onderzoek • Presenteren van literatuurstudie
15
Varieert per keuzevak
Varieert per keuzevak
9
•
•
Schrijven en presenteren van literatuurstudie onder individuele begeleiding van VUmc staf
Beoordeling literatuurstudie en presentatie
Binnen het programma bestaat een duidelijke opbouw naar een hoger niveau. Studenten ervaren dit ook. De algemene leerdoelen zijn per studieonderdeel vertaald naar specifieke leerdoelen. In de studiegids en studiehandleiding worden deze beschreven en verder uitgewerkt in studieopdrachten en leertaken. Studenten en alumni vinden dat de opleiding hen in staat stelt om zich te ontwikkelen tot een zelfstandig oncologisch onderzoeker. Ook de stages dragen bij aan een brede opleiding als oncologisch onderzoeker. Sommige studenten gebruiken de tweede stage voor verdieping in het thema van de eerste stage. Het management en de docenten geven aan dat de tweede stage in de praktijk echter geen ‘vervolgstage’ is. Studenten werken in de tweede stage zoveel mogelijk met andere technieken en andere concepten. Studenten zijn er zelf actief in om dit te bewaken. De mastercoördinator beslist uiteindelijk over de geschiktheid van de stages, daartoe gemandateerd door de examencommissie. Hij controleert bijvoorbeeld dat de begeleider in de tweede stage nooit dezelfde persoon is als in de eerste stage. In de stages wordt met name basaal onderzoek uitgevoerd. Volgens het management biedt dit studenten meer uitdaging dan het uitvoeren van meer klinisch onderzoek. Klinisch onderzoek kan zijdelings wel aan de orde komen. Studenten publiceren de resultaten van onderzoeksstages regelmatig in peer reviewed tijdschriften. Bovendien zet ongeveer de helft van de studenten zijn loopbaan voort met een PhD-opleiding. Een aantal eindtemen komt in het programma minder expliciet aan de orde. Zo komen filosofische en ethische aspecten van onderzoek nu vooral impliciet aan de orde binnen de opleiding, zo stellen studenten en docenten. Studenten leren bijvoorbeeld hoe het werven van fondsen invloed kan hebben op onderzoek. Studenten met de bachelorvooropleiding Biochemie geven aan dat binnen die opleiding ook reeds aandacht wordt besteed aan ethiek. In het kader van het ethiekonderwijs wordt ook aandacht besteed aan patiëntencontact. Studenten worden voorgelicht over de patiënt en de vragen die ze wel en niet kunnen stellen. Een aantal studenten vindt dat ethiek op die manier voldoende aan bod komt binnen het programma. Wat betreft statistiek leren studenten nu werken met het statistiekprogramma SPSS. Er is minder aandacht voor de toepassing van statistiek binnen het onderzoek. Dit blijkt uit de gesprekken met studenten en management, en uit de statistische analyses in de scripties die de commissie bekeken heeft.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
33
Het faculteitsbestuur wil voor zowel ethiek als statistiek beter in kaart brengen welke cursussen van andere opleidingen benut kunnen worden. Ook zou er volgens het faculteitsbestuur bijvoorbeeld een summercourse statistiek aangeboden kunnen worden. Ten aanzien van de taaldoelstelling van de opleiding is het de commissie opgevallen dat een enkele scriptie in het Nederlands geschreven is. Navraag bij het management leert dat dit in uitzonderingsgevallen en in overleg met de examencommissie voor kan komen, bijvoorbeeld wanneer een student een artikel in een Nederlandstalig tijdschrift wil publiceren. Verder kunnen tentamens soms in het Nederlands beantwoord worden. De studenten ervaren de opleiding als volledig Engelstalig, zo geven zij aan. Oordeel De verplichte theoretische cursussen, de stages en de literatuurstudie stellen de student naar de mening van de commissie in staat om de geformuleerde eindkwalificaties te behalen. De commissie is er dan ook van overtuigd dat de opleiding studenten opleidt tot goede onderzoekers in de oncologie. Daarbij heeft zij een aantal opmerkingen. De aandacht voor filosofie en ethiek binnen het curriculum mag van de commissie explicieter aan bod komen, bijvoorbeeld in een tweedaagse cursus. Ook pleit de commissie ervoor om naast het verwerven van kennis van statistische methoden door vertrouwd te raken met SPSS, meer aandacht te besteden aan het toepassen daarvan in een onderzoek. Een laatste punt van aandacht is dat de taaldoelstelling niet helemaal consequent wordt toegepast. De opleiding stelt een Engelstalige masteropleiding aan te bieden. De commissie zou het positief vinden als de opleiding de mogelijkheden tot scripties en tentamens in het Nederlands niet meer biedt. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Zowel studenten als alumni tonen zich tevreden over de opbouw van het programma: dit is systematisch en er is nagenoeg geen overlap tussen vakken. De opbouw verloopt van moleculair niveau naar de toepassing van wetenschappelijke resultaten in de kliniek. Ook de opbouw van de theorie verloopt van basisinzicht naar meer specifieke kennis. Hetzelfde geldt voor de vaardigheden. Studenten moeten bijvoorbeeld bij het geven van presentaties aan steeds meer eisen voldoen, met hogere verwachtingen. De cursuscoördinatoren bewaken dat er geen overlap plaatsvindt. Zij zitten regelmatig bij colleges van docenten en bij alle colleges van de gastdocenten. Studenten en docenten bespreken de vakken na afloop van een onderwijsperiode, waarbij studenten gevraagd wordt naar storende overlap. Studenten geven aan dat zij op deze manier op goede wijze inbreng hebben en er is gebleken dat de opleiding met hun commentaar aan de slag gaat. Zo is de cursus ‘Scientific Writing in English’ aangepast en er is een nieuwe docent aangesteld na klachten van studenten over dit vak. De opleidingscommissie beaamt dat het programma jaarlijks als geheel besproken wordt, waarbij er aandacht is voor de samenhang tussen de verschillende onderwijseenheden. Er is ten slotte aandacht voor de samenhang tussen de theoretische vakken en de stages. De studenten geven aan dat zij de geleerde theorie goed kunnen toepassen tijdens de stages. De 34
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
terugkoppeling of het onderwijs aansluit bij de stage wordt bovendien makkelijker gemaakt doordat één van de stages verplicht op de VU gelopen wordt, zo geeft de voorzitter van de opleidingscommissie aan. De opleiding stelt een curriculumcoördinator aan die de taak heeft om de samenhang van het curriculum te bewaken. Oordeel De commissie heeft grote waardering voor de manier waarop de opleiding de samenhang intensief bewaakt en daadwerkelijk verbetermaatregelen doorvoert bij gesignaleerde knelpunten. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is goed. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving In het algemeen geven studenten aan dat er een evenwichtige spreiding van de studielast is en dat zij geen struikelblokken ervaren. Studenten ervaren de verhouding tussen contacturen en zelfstudie als evenwichtig en nuttig. Er is daarbij voldoende tijd om te leren voor de afsluitende toets. Studenten werken in blokken van vier weken. Elke dag zijn er (intensieve) contacturen in de ochtend. De middag gebruiken zij voor zelfstudie. In de laatste week van het vierweekse blok zijn er meestal op dinsdag presentaties en volgt op vrijdag het tentamen, zo geven studenten aan. Opvallend is dat de studenten met een wo-bachelorvooropleiding meer moeten wennen aan het hoge tempo en de hoeveelheid werk dan de hbo-bachelors, die naar eigen zeggen gewend zijn om aan te pakken. Wat verder opvalt, is dat alumni aangeven dat het programma qua studielast nog wel zwaarder kan zijn, waar huidige studenten echter tevreden zijn over de studielast. Het enige knelpunt dat studenten ervaren, is de planning van de keuzevakken. Deze vallen soms samen met een stage in het buitenland, waardoor zij niet in staat zijn bepaalde keuzevakken te volgen. De opleiding probeert dit knelpunt weg te nemen door meer keuzecursussen aan te bieden. Het gebruik van Blackboard werkt goed voor zowel studenten als docenten. De mastercoördinator bewaakt de actualiteit van het Blackboard, de informatie is up-to-date. Ongeveer de helft van de studenten studeert af binnen de nominale studieduur. Rond 85% van de overige studenten heeft daar een halfjaar langer voor nodig. De tijd voor de literatuurscriptie wordt door studenten als te kort ervaren. Tijdens de gesprekken met studenten en docenten blijkt verder dat met name de stages studievertraging opleveren. Studenten geven aan dat zij uitloop van hun stage verkiezen als zij daardoor bijvoorbeeld resultaten nog beter kunnen onderzoeken en uitwerken en eventueel met een publicatie af kunnen sluiten. Studenten zien het extra werk als een investering in hun toekomst. De opleiding heeft begrip voor deze ambitie van studenten. Wel wil het management meer zicht krijgen op de exacte redenen van de studie-uitloop. Dit wordt daarom aan de orde gesteld in het exitinterview dat bij elke student na het afstuderen wordt afgenomen. Naar aanleiding van de resultaten wordt bekeken of bijstelling van het beleid nodig is. De commissie kan zich vinden in deze aanpak.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
35
Oordeel Zowel de studielast als de studeerbaarheid van het programma vindt de commissie voldoende. De studenten hebben de mogelijkheid een keuzecursus in het buitenland te volgen, de commissie beveelt aan om deze mogelijkheid actief onder de aandacht van de studenten te brengen. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De opleiding heeft de toelatingseisen beschreven in de OER. De opleiding kent een instroom van zowel wo- als hbo-bachelors, waarvoor verschillende instroomvoorwaarden gelden. Uitgangspunt is dat alle instromende studenten moeten beschikken over basiskennis van de oncologie en de immunologie op het niveau van de bacheloropleiding Biomedische wetenschappen. Daarnaast moeten zij beschikken over aantoonbare laboratoriumervaring. De instroomvoorwaarden houden concreet in: • • • •
Wo-studenten met een bachelordiploma Biomedische wetenschappen of Medische natuurwetenschappen worden zonder assessment toegelaten tot de opleiding. Wo-studenten (nationaal) met een BSc-diploma in de levenswetenschappen of een gelijkwaardige opleiding moeten voldoen aan de basiskennis. Een assessment kan bij hen deel uitmaken van de procedure. Wo-studenten (internationaal) met een BSc-diploma in de levenswetenschappen of een gelijkwaardige opleiding moeten voldoen aan de basiskennis. Van hen wordt verder taalvaardigheid Engels op het niveau van TOEFL 570/237 of IELT 6.5 verwacht. Hbo-studenten met een relevante vooropleiding moeten een oncologie-assessment doen. Met behulp van dit assessment wordt hun academisch niveau getoetst.
Het assessment voor de hbo-studenten bestaat uit het samenvatten van een wetenschappelijk artikel en een (VU-breed) IQ-assessment. De opleiding bepaalt op grond van dit assessment, informatie van referenten en cijferlijsten of een student wordt toegelaten of extra aandacht nodig heeft in de masteropleiding. De hbo-studenten vinden het oncologie-assessment een goede manier om de geschiktheid voor de opleiding te testen. Internationale studenten vullen een uitgebreid aanmeldingsformulier in. Daarbij wordt hen zowel gevraagd naar studieresultaten als naar hun motivatie en twee aanbevelingsbrieven van senior-onderzoekers. De mastercoördinator en de voorzitter van de examencommissie nemen op basis van deze gegevens een beslissing over de toelating van de student. Studenten van zowel het hbo als het wo geven aan dat het programma goed aansluit bij hun vooropleiding. Hbo-studenten moeten in het begin relatief meer aandacht besteden aan het verwerven van academische vaardigheden. Zij geven aan dat zij zich deze vaardigheden eigen maken gedurende de opleiding, ook door de samenwerking met studenten met een wo-bachelorvooropleiding.
36
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
De instroom van de opleiding, de laatste vier jaar gemiddeld 23 studenten, bestaat voor de helft uit hbo- en voor de helft uit wo-studenten. De opleiding heeft de ambitie om de wo-instroom en de instroom van buitenlandse studenten te verhogen. Deze ambitie wordt vooralsnog niet gehaald. Het management geeft aan op bestuurlijk niveau met andere bachelor- en masteropleidingen af te willen stemmen over de instroom. Zo willen zij bijvoorbeeld wo-bachelorstudenten Geneeskunde informeren over de masteropleiding Oncology. Gezien de onderlinge concurrentie tussen opleidingen is het nodig hiervoor afspraken te maken met andere opleidingen. Voor buitenlandse studenten geldt dat de kosten een struikelblok vormen om deel te nemen. Het management wil daarom meer inzicht krijgen in de beschikbare beursen en studenten ondersteunen om hiervan gebruik te maken. De voorlichting van de opleiding wordt verzorgd door de mastercoördinator. Er is een brochure en een poster voor aankomende studenten. Verder is de website, die de commissie zeer informatief vindt, een belangrijke bron van informatie voor aankomende studenten om zich te oriënteren. Een meerderheid van de studenten geeft aan dat dit hun enige bron van informatie is geweest voordat zij besloten tot de masteropleiding Oncology. De verwachtingen die zij na het bekijken van de website hadden, komen overeen met de opleiding. Er worden geen problemen ervaren met de aansluiting. Ook in de exitinterviews met studenten wordt dit beeld bevestigd: alumni beamen dit. Er worden jaarlijks voorlichtingsdagen gehouden, waarbij de opleiding deelneemt aan de centrale VU-voorlichtingsactiviteiten. Bij deze voorlichting zijn naast de mastercoördinator altijd twee studenten aanwezig, een met een hbo-achtergrond en een met een wo-biomedische achtergrond. Bezoekers van de voorlichting waarderen deze aanpak. Voor de voorlichting aan buitenlandse studenten wordt gebruik gemaakt van bestaande contacten van het VU Bureau Internationalisering. Individuele vragen van potentiële studenten worden, per telefoon of per e-mail, per ommegaande beantwoord door de mastercoördinator. Van alle contacten wordt een lijst bijgehouden. Oordeel Uit bovenstaande blijkt volgens de commissie dat de opleiding voldoende aansluit bij de verschillende vooropleidingen van de masterstudenten. De opleiding heeft in het OER heldere vooropleidingseisen opgenomen. De toelatingsprocedure voorziet verder in een toelatingsonderzoek voor hbo-studenten. Studenten worden correct voorgelicht over de inhoud en het niveau van de opleiding. Voor een aantal hbo-studenten zou een extra module academische vaardigheden volgens de commissie nuttig zijn. De commissie vraagt zich af of de opleiding de ambitie om de buitenlandse en wo-instroom te verhogen niet zou moeten bijstellen, nu blijkt dat deze doelstelling niet wordt gerealiseerd. In de hoor en wederhoor meldt de opleiding dat deze doelstelling in oktober 2005 is bijgesteld. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de masteropleiding Oncology omvat 120 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
37
Oordeel Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De opleiding heeft tot doel studenten op te leiden tot wetenschappelijk onderzoekers, in het bijzonder in het vakgebied van de oncologie. Het onderwijs is in de eerste plaats gericht op het zelfstandig onder supervisie leren uitvoeren van origineel wetenschappelijk onderzoek. Daartoe, zo geeft de zelfevaluatie aan, is het onderwijsprogramma van de opleiding competentiegericht. De eindtermen van de opleiding zijn geformuleerd in de vorm van kennis, inzicht en vaardigheden en vertaald naar leerdoelen van cursussen en stages. De werkvormen sluiten aan bij deze leerdoelen. De opleiding heeft de relatie tussen de eindtermen, leerdoelen en werkvormen weergegeven in een tabel (zie tabel onder F5). Aan verschillende competenties van de wetenschappelijke onderzoeker wordt aandacht besteed door een variatie aan werkvormen aan te bieden, zoals interactieve colleges, werkgroepen en refereerbijeenkomsten. Daarnaast wordt het onderwijs verzorgd in de authentieke context van het wetenschapsbedrijf. Het niveau van de competentie neemt gedurende de opleiding toe: van studenten wordt steeds meer verwacht. De werkvormen zorgen voor een actieve participatie van de student, zo geven studenten, alumni en docenten aan. Zo is er tijdens de interactieve colleges ruimte voor vraagstelling van docenten en studenten, discussierondes en presentaties in kleine groepen. Studenten menen dat daarnaast voldoende tijd is gereserveerd voor het verwerven van theoretische kennis en reflectie op eigen werk en dat van andere studenten. Regelmatig discussiëren de studenten over opdrachten, waarbij docenten expliciet letten op de participatie van individuele studenten. In de verplichte cursussen leren studenten opgedane kennis en inzichten toe te passen, bijvoorbeeld in het schrijven van een onderzoeksprotocol. De studenten vinden de verplichte cursussen een goede voorbereiding op de stages. De complexiteit van de vraagstukken en de zelfstandigheid van de student nemen tijdens de verplichte cursussen toe. Het grootste deel van de opleiding besteden studenten aan de stages, waarbij zij actief participeren in wetenschappelijk onderzoek. Tijdens de onderzoeksstages worden verworven kennis en inzichten toegepast in de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek. Tevens verwerven zij binnen de stage de vereiste vaardigheden voor de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek. Studenten en alumni geven aan veel te leren van de laboratoriumervaring tijdens de onderzoeksstage. De keuzevakken bieden studenten de mogelijkheid om vakken te volgen die relevant zijn voor de stage of waarin zij zich willen profileren. Het afnemend veld is tevreden over de studenten die bij hen stage lopen. De opleiding sluit − beter dan andere opleidingen − aan op het werkveld. Oordeel De commissie stelt dat het competentiegericht onderwijsprogramma van de opleiding aansluit bij het doel van de opleiding: studenten op te leiden tot wetenschappelijk onderzoekers, in het bijzonder op het vakgebied van de oncologie. De gebruikte werkvormen stellen de student in staat de competenties voor het doen van wetenschappelijk onderzoek te verwerven en geïntegreerd toe te passen op wetenschappelijk niveau.
38
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De masteropleiding heeft tot doel afgestudeerden af te leveren die aantoonbaar beschikken over alle competenties om zelfstandig oncologisch onderzoek uit te kunnen voeren. Om alle competenties te toetsen, wordt tijdens de opleiding gebruik gemaakt van een variatie aan toetsmethoden, zoals schriftelijke toetsen, presentaties of het schrijven van een onderzoeksplan. Er kan ook een combinatie van deze toetsen gebruikt worden. Bij de schriftelijke toetsen gaat het om het toetsen van specialistische kennis en het integreren van kennis en inzicht. Daarnaast wordt de vaardigheid van de student in het verzorgen van een presentatie en het schrijven van een onderzoeksprotocol getoetst. Bij een enkele cursus telt een multiplechoicetentamen mee in het eindoordeel. De opleiding heeft per cursus vastgelegd hoe de toetsen bijdragen aan het eindcijfer. Het maken van een poster wordt op dit moment nog niet getoetst. Binnen de opleidingscommissie is hierover wel gesproken. De mogelijkheid wordt overwogen om de studenten bij terugkomst van hun stage een poster te laten presenteren. De cursuscoördinatoren zijn aangewezen als examinator van de cursus. In overleg met het docententeam stellen zij de toetsvorm en -inhoud vast. Docenten geven aan dat de toetsen na afloop geanalyseerd worden. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar vragen die heel goed of juist heel slecht gescoord worden door studenten. Is het nodig dat de vraag wordt aangepast voor een volgend tentamen? Ook kan worden besloten tot het laten wegvallen van een slechte vraag. Dit gebeurt sporadisch. Er wordt bovendien overlegd met de examencommissie. Studenten signaleren dat het invullen van het evaluatieformulier en de mondelinge bespreking van de toetsen leidt tot kleine aanpassingen in de toetsing. De examencommissie controleert niet expliciet of de toetsing adequaat verloopt. Wel is zij via formeel overleg en informeel contact snel op de hoogte van eventuele knelpunten in de toetsing. Via studenten bereiken hen weinig klachten volgens de zelfevaluatie. Studenten beamen dit. Studenten stellen dat de toetsing aansluit bij de geleerde stof. Wel vinden zij dat de nadruk ligt op het toetsen van kennis, minder op inzicht. De beoordeling van de stage vindt plaats door een staflid van het VUmc. Hiervoor wordt een standaard beoordelingsformulier gebruikt. Op het formulier scoort het staflid drie componenten: beoordeling praktisch werk, beoordeling verslag en beoordeling presentatie. De commissie heeft verschillende verslagen van de stages bekeken en komt over het algemeen tot eenzelfde beoordeling als de opleiding. Een aantal keer wordt iets hoger of iets lager gescoord door de commissie. Eén scriptie vindt de commissie onvoldoende, waar door de opleiding net een voldoende gegeven wordt. De normering op het beoordelingsformulier is niet volledig helder. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of een aantal keer scoren van een excellent tot een 8 of een 9 als eindoordeel leidt. Bovendien worden cijfers niet consequent afgerond. De commissie pleit ervoor dit beter af te stemmen. Er zou bijvoorbeeld bij de beoordeling van presentaties meer expliciet op concrete punten gescoord kunnen worden, waar dit nu impliciet gebeurt. Het verslag en de presentatie worden onafhankelijk beoordeeld door zowel de directe stagebegeleider
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
39
als een ander staflid. Bij de externe stage beoordeelt de VUmc stagebegeleider, op advies van de externe begeleider. Studenten zijn tevreden over deze wijze van beoordelen. De toetsregels van de opleiding zijn beschreven in de OER. Studenten kunnen in geval van een onvoldoende een examenonderdeel maximaal vier keer herkansen. In de praktijk komt dit volgens studenten en docenten niet voor. Bij een onvoldoende voor een onderzoeksstage hanteert de opleiding de volgende procedure. Een student ontvangt schriftelijk commentaar van zijn begeleider en heeft vervolgens dertig dagen om dit commentaar te verwerken. Mocht het oordeel daarna nog onvoldoende zin, beslist de examencommissie na overleg met de begeleider over andere mogelijkheden om de kennis en vaardigheden van de student te toetsen. Dit laatste heeft zich nog niet voorgedaan. Studenten zijn tevreden over de organisatie en de spreiding van de toetsen. Docenten maken de uitslagen van toetsen op tijd bekend en er is voldoende ruimte voor eventuele herkansingen. Oordeel De commissie is tevreden over de variëteit in de toetsing. Wel raadt zij aan in de masteropleiding geen gebruik meer te maken van multiplechoicetoetsing. Presentatie van studenten door middel van een poster, zoals binnen de opleidingscommissie besproken, vindt de commissie een belangrijke toets voor de toekomstige onderzoekspraktijk van de studenten. Dit ontbreekt nu nog. De commissie stelt vast dat docenten heel nauwkeurig omgaan met het opstellen, evalueren en verbeteren van toetsen. De commissie merkt bij de beoordeling van de scripties op dat de normering op het beoordelingsformulier beter geüniformeerd en gedefinieerd kan worden. De commissie waardeert het dat het verslag en de presentatie bij de stage door twee personen onafhankelijk beoordeeld worden. De organisatie en spreiding van de toetsen vindt zij voldoende. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Programma’. Voor de masteropleiding Oncology luidt dat oordeel voldoende.
1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving De opleiding wordt verzorgd door wetenschappelijke onderzoekers van het onderzoeksinstituut VUmc Institute for Cancer Research and Immunology (V-ICI). Het V-ICI heeft een grote (inter)nationale reputatie op het gebied van kankeronderzoek en therapie. Het is een KNAW-geaccrediteerde onderzoeksinstelling. De docenten zijn voor het grootste deel afkomstig van het instituut en daardoor zonder uitzondering actief betrokken bij het onderzoek. Van de docenten uit de verplichte cursussen is 67% hoogleraar, 11% UHD en 22% UD. Deze docenten 40
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
vormen volgens de zelfstudie belangrijke rolmodellen voor de studenten. Studenten zijn heel tevreden over de kwaliteit van de docenten. Het management geeft aan ook een ruime keus aan (gast)docenten te hebben. Bovendien blijkt uit het gesprek met de docenten en studenten dat zij tijd steken in het onderwijs en dit serieus benaderen. Dit blijkt uit de begeleiding van de studenten, de manier van afstemmen over de toetsing en het programma en de actieve opstelling van docenten in de verschillende commissies binnen de opleiding. Oordeel De commissie is onder de indruk van zowel de vaste als de gastdocenten binnen de opleiding. Alle onderzoekers zijn van topniveau binnen hun vakgebied. De commissie waardeert het bovendien zeer dat alle docenten er blijk van geven dat zij het onderwijs serieus benaderen. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is goed. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving De opleiding heeft voor het studiejaar 2005-2006 2,17 fte voor onderwijs beschikbaar, op een populatie van 25 studenten. De zelfstudie geeft aan dat de toedeling van de onderwijsvergoeding voor de onderwijsactiviteiten van de masteropleiding verloopt volgens een vaste norm. Deze is vastgesteld binnen het onderwijsinstituut Geneeskunde. Er wordt gewerkt met een norm per werkvorm, die voor het kleine groepsonderwijs gekoppeld is aan het aantal studenten en de groepsgrootte. Jaarlijks worden de afspraken over de inzet voor onderwijs vastgelegd in contracten. De uitvoering van het onderwijs wordt op verschillende manieren ondersteund. Het onderwijsinstituut verzorgt de organisatie en coördinatie van het onderwijs, de onderwijsadministratie, de organisatie van de toetsing, de kwaliteitsbewaking en de internationalisering. De mastercoördinator heeft de dagelijkse leiding over het onderwijs en speelt een actieve rol in de begeleiding van studenten. Andere ondersteuningsfuncties worden voor de opleiding Geneeskunde en de masteropleiding Oncology samen verzorgd. Uit de gesprekken met de studenten en de docenten blijkt dat het onderwijs goed georganiseerd verloopt. Er zijn korte lijnen binnen de opleiding en knelpunten worden snel verholpen. Een kwetsbaar punt is dat de mastercoördinator veel taken voor zijn rekening neemt. In de zelfevaluatie wordt dit ook gesignaleerd. De faculteit heeft dit ingezien en er zijn inmiddels maatregelen genomen om de mastercoördinator te ontlasten. Zo is er extra administratieve ondersteuning gekomen en wordt er volgend studiejaar een curriculumcoördinator aangesteld die enkele taken van de mastercoördinator zal overnemen. Oordeel De commissie is van mening dat de organisatie van de opleiding goed verloopt. Een kwetsbaar punt is de centrale rol van de mastercoördinator binnen deze organisatie. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
41
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Het merendeel van het onderwijs van de masteropleiding Oncology wordt verzorgd door wetenschappelijke stafleden van het onderzoekinstituut V-ICI. Zij verzorgen zowel de cursussen als de begeleiding tijdens de stages. Naast het grote aandeel docenten dat hoogleraar is (67%) geeft het management aan dat de kwaliteit van de docenten hoog is, omdat men kan selecteren uit een groot aanbod. De opleiding selecteert de hoogleraren en UHD’s op basis van vaardigheden, presentatie en hun reputatie in het onderzoek. De mastercoördinator bewaakt de kwaliteit van de gastdocenten. Uit evaluaties blijkt dat studenten heel tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten. De docentprofessionalisering heeft momenteel een minder hoge prioriteit bij de opleiding. Dit is onder meer het gevolg van de hoge waardering voor docenten in studentevaluaties. Het faculteitsbestuur geeft aan dat docentprofessionalisering pas de laatste twee à drie jaar een aandachtspunt is binnen het VUmc. Het VUmc heeft voor de opleiding Geneeskunde in september 2005 de professionalisering van docenten projectmatig aangepakt. Dit ging hand in hand met de invoering van een nieuw curriculum voor de opleiding. De professionalisering van de docenten geneeskunde en het ermee samenhangende personeelsbeleid wordt door de faculteit concernbreed ingezet. De verwachting is dat dit eveneens zijn uitwerking zal hebben voor de masteropleiding Oncology. In de praktijk is de opleiding momenteel nog aan het nadenken over een meer systematische aanpak van de professionalisering van docenten, als onderdeel van het personeelsbeleid. De cursusevaluaties zijn vooralsnog sturend voor het personeelsbeleid. Bij een aantal cursussen worden aparte docentevaluaties uitgevoerd. Voor de professionalisering van de docenten zijn er mogelijkheden tot bijscholing, al is dit niet structureel. Niet alle docenten waarmee gesproken is, vinden deze bijscholing noodzakelijk. Het faculteitsbestuur spreekt de intentie uit om de docentprofessionalisering op een aantal punten op te starten. Docenten zullen in staat worden gesteld cursussen te volgen en coaching on the job te krijgen. Bij de masteropleiding wil het faculteitsbestuur beginnen met de cursusleiders. Tevens zal docentprofessionalisering worden opgenomen in het personeelsbeleid. Dit zal onderdeel uitmaken van de beoordeling van het functioneren van de docenten. Het is een omslag die wel tijd in beslag zal nemen, zo geeft het faculteitsbestuur aan. Oordeel Zoals beschreven bij facet 12 hebben alle docenten een indrukwekkend niveau als onderzoeker. Uit de studentevaluaties blijkt niet dat er bijzondere problemen zijn met de kwaliteit van de docenten. Gezien de instelling van de docenten is de commissie eveneens overtuigd van de inzet en goede intenties van de docenten. Wat echter ontbreekt, is een systematisch didactisch professionaliseringsbeleid als onderdeel van het personeelsbeleid. Op dit moment hanteert het management geen structurele aanpak om de didactische kwaliteit van de docenten te waarborgen. De commissie ziet de professionalisering als een belangrijk punt. Een zwaarwegende aanbeveling is dan ook om de bestaande plannen met betrekking tot docentenprofessionalisering op zeer korte termijn om te zetten in concreet beleid en concrete maatregelen.
42
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de masteropleiding Oncology luidt dat oordeel voldoende.
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De zelfstudie geeft een beschrijving van de beschikbare onderwijsruimten binnen het VUmc: collegezalen, werkgroepruimten, computerruimten, tentamenzalen, bibliotheek en faciliteiten voor stagestudenten. Verder zijn er verschillende ICT-faciliteiten als Blackboard, literatuurdatabases, een tentameninformatiesysteem en een studievolgsysteem. De commissie heeft de diverse voorzieningen en de werking van Blackboard bekeken. De literatuur van de bibliotheek is up-to-date, studenten hebben ruimschoots toegang tot relevante vakliteratuur. In mei 2006 is het nieuwe onderzoeksgebouw Cancer Center Amsterdam geopend. Studenten hebben daardoor laboratoria tot hun beschikking die zijn uitgerust met onderzoeksapparatuur en faciliteiten die state of the art zijn. Iedere student heeft daar bovendien een eigen computer ter beschikking. Wetenschappers kunnen hier oncologisch onderzoek op hoog niveau uitvoeren. Studenten en docenten zijn gevraagd naar de voorzieningen. Beide groepen zijn tevreden met de genoemde voorzieningen. Er zijn voldoende computerfaciliteiten en Blackboard werkt goed en is up-to-date. De studenten geven aan dat dit een stimulerende omgeving is. Wel merken zij op dat de openingstijden van de bibliotheek ruimer kunnen. In de zelfstudie wordt een pasjessysteem genoemd, waarmee studenten op alle uren toegang kunnen krijgen tot de bibliotheek. Dit systeem werkt echter nog niet optimaal. Oordeel Er is een prachtige nieuwe onderzoeksomgeving met het gereed komen van het Cancer Center Amsterdam. De commissie stelt dat de materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren. Zij geeft de opleiding de overweging mee om ruimere openingstijden voor de bibliotheek te hanteren. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is goed. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving In de zelfstudie spreekt de opleiding van een onderscheid in vakinhoudelijke en vakoverstijgende studiebegeleiding. Docenten zijn verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke begeleiding. Met name tijdens de stage worden studenten intensief begeleid door docenten. De dagelijkse QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
43
begeleiding in het laboratorium komt vaak voor rekening van een promovendus. Alumni geven aan dit ook goed te vinden; een aio heeft meer tijd voor de dagelijkse begeleiding tijdens de stage. Voor het schrijven van de scriptie of publicatie worden zij liever begeleid door een (top)onderzoeker, die wat meer boven de theorie staat. De vakoverstijgende studiebegeleiding komt voor rekening van de mastercoördinator. Deze begeleidt studenten individueel vanaf de voorlichting en intake tot de diplomauitreiking. Studenten kunnen de mastercoördinator op elk gewenst tijdstip raadplegen. Studenten geven aan dat de lijnen binnen de opleiding kort zijn en de toegankelijkheid tot de mastercoördinator goed is. De studiebegeleiding is intensief, zo menen zij. De studenten krijgen advies over algemene aspecten van studiekeuze, de interne en externe stages en mogelijke onderwerpen voor de literatuurstudie. Als ontbrekend aspect in de studiebegeleiding noemen de studenten en alumni expliciet de loopbaanbegeleiding. Hieraan wordt wel aandacht besteed. Studenten nemen bijvoorbeeld binnen de onderzoeksgroepen deel aan seminars, er zijn gastdocenten en de groepsleider kan voor studenten ‘de weg plaveien’. Desondanks vinden studenten dat zij niet genoeg worden voorbereid op bijvoorbeeld de gevolgen voor de verdere carrière bij de keuze voor een bepaalde stageplaats. De studievoortgang van studenten wordt bijgehouden in het universitaire studievoortgangssysteem ISIS. Studenten hebben toegang tot de gegevens via het Tentamen Informatie Systeem. Twee keer per jaar ontvangen studenten een overzicht van behaalde studieresultaten binnen het VUmc. Studenten ontvangen een aparte rapportage van programmaonderdelen die bij andere faculteiten gevolgd zijn. Bovendien is informatie over oefentoetsen, roosterwijzigingen en presentaties te vinden op Blackboard. Studenten vinden dat zij op deze wijze voldoende geïnformeerd worden. Oordeel Op basis van bovenstaande acht de commissie de begeleiding van en de informatievoorziening aan studenten voldoende. Wel valt op dat de mastercoördinator ook in de begeleiding van studenten een centrale rol vervult. De commissie stelt vast dat studenten behoefte hebben aan een aparte cursus loopbaanbegeleiding binnen het curriculum. De commissie denkt dat dit faculteitsbreed een plaats zou kunnen krijgen in de studiebegeleiding. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de masteropleiding Oncology luidt dat oordeel voldoende.
1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De opleiding hanteert verschillende evaluatie-instrumenten. De opleiding werkt met cursusevaluaties, docentevaluaties, evaluaties van stage en scriptie en exitinterviews. Voor alle evaluaties 44
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
bestaan standaardformulieren. De respons is over het algemeen zeer hoog en ligt rond de 90%. De respons bij de stage- en scriptieformulieren ligt een stuk lager, namelijk rond de 20%. De opleiding probeert deze respons te verhogen door het belang ervan bij de studenten onder de aandacht te brengen. De mastercoördinator spreekt alle studenten er individueel op aan. De exitinterviews worden onder de huidige mastercoördinator met alle studenten gehouden. De resultaten van de evaluaties worden geanalyseerd en van het overleg en functioneringsgesprekken wordt schriftelijk verslag gedaan. De onderwijsadministratie is verantwoordelijk voor de archivering van alle informatie. Jaarlijks bespreekt de opleidingscommissie het gehele programma. De opleidingscommissie toetst de cursussen en de stages globaal aan de doelstellingen en eindtermen. De opleidingscommissie geeft aan dat de analyses van evaluaties aan hen worden voorgelegd. Alle vakken worden jaarlijks geëvalueerd en komen in de opleidingscommissie aan de orde. Op basis van de analyses en het gevoerde overleg neemt de opleiding beslissingen over verbetermaatregelen. Dit gebeurt nog niet binnen een meer geformaliseerd kwaliteitszorgsysteem. Voor de studie Geneeskunde bestaat dit systeem wel. De opleiding zal haar eigen kwaliteitszorgsysteem verder ontwikkelen op basis van dit kwaliteitssysteem. Het faculteitsbestuur heeft de opleiding gevraagd om een voorstel te maken voor het kwaliteitszorgbeleid. Dit moet worden goedgekeurd door de opleidingscommissie. De mastercoördinator wil dit het komende halfjaar realiseren. De masteropleiding Oncology hanteert bij de analyse van haar resultaten de streefcijfers van de opleiding Geneeskunde. Het VUmc streeft ernaar dat: • •
de gemiddelde tevredenheid van studenten over het onderwijs minimaal 3,5 is, op een vijfpunts likertschaal; ten minste 75% van de studenten van oordeel is dat de feitelijke tijdsbesteding overeenkomt met de studielast.
Uit de exitinterviews blijkt dat studenten het programma in de huidige opzet goed vinden: zij waarderen de opleiding met een 3,9. Studenten zouden wel graag meer tijd aan de onderzoeksstages besteden. Studenten vinden het niet nodig om de begeleiding bij de stages te evalueren, deze begeleiding wisselt per stage. Bovendien kunnen zij met problemen terecht bij de mastercoördinator. De commissie merkt dat dit voor de studenten werkt. De commissie beveelt toch aan de begeleiding van de stage te evalueren om eventuele structurele knelpunten zichtbaar te maken. Verder blijkt uit de resultaten van de cursusevaluaties dat de studielast overeenkomt met de feitelijke tijdsbesteding. Wel vindt gemiddeld 65% van de studenten dat de beschikbare tijd voor de voorbereiding op het tentamen te kort is. De studenten die de commissie gesproken heeft, beamen het beeld dat uit de zelfstudie naar voren komt. Wat betreft de stages blijken deze in de praktijk vaak op initiatief van de studenten verlengd te worden. Ten aanzien van de studielast merken studenten op dat het voor sommige van de studenten ook een kwestie van aanpassing is aan de werkdruk, en het wennen aan een nieuwe omgeving. De studenten met een hbo-achtergrond zijn vanuit hun vorige studie gewend aan een intensieve studie die veel tijd vergt. Voor hen is de overgang minder groot. Ten aanzien van de docenten hanteert het VUmc de eis dat de gemiddelde tevredenheid onder studenten over de colleges minimaal 3,5 moet zijn, gebaseerd op reguliere evaluaties en op een QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
45
vijfpunts likertschaal. Uit de evaluaties blijkt dat studenten zeer tevreden zijn over de docenten: deze scoren gemiddeld een 3,9. Ook de inzet van gastsprekers wordt duidelijk gewaardeerd. De studenten waarmee werd gesproken, bevestigen het beeld dat de zelfevaluatie schetst. Zij zijn tevreden over de kwaliteit van de docenten en de colleges. Oordeel Uit de zelfstudie en uit de gesprekken met studenten en docenten constateert de commissie dat er intensief geëvalueerd wordt binnen de opleiding. Tevens blijkt uit de aanwezige documentatie dat de opleiding de evaluaties en analyses goed documenteert. Een volgende stap is, zoals de opleiding zelf aangeeft, het verder formaliseren en in onderlinge samenhang uitvoeren van het kwaliteitszorgsysteem. De commissie beveelt aan om deze ingezette lijn door te zetten. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving Zoals reeds aangegeven is de opleiding momenteel de slag aan het maken om de verschillende kwaliteitsborginginstrumenten te integreren tot een volledig functioneel kwaliteitszorgsysteem. In de praktijk bespreekt de opleiding nu de resultaten van de evaluaties in de Opleidingscommissie (OC). Daar worden afspraken gemaakt over verbeteracties. Van de evaluatiebesprekingen worden vervolgens verslagen gemaakt waarin de verbeteracties en de afspraken daarover zijn vastgelegd. De voorzitter van de OC is verantwoordelijk voor de implementatie van de verbeteracties. Studenten in de opleidingscommissie bevestigen dat het systeem op deze manier goed werkt. Er wordt maandelijks een actiepuntenlijst opgesteld door de OC. De maand erna wordt de stand van zaken doorgenomen. De zelfstudie noemt een aantal concrete voorbeelden van verbeteracties van de afgelopen jaren, waaronder: • • • •
bijstelling van de planning; voortdurende afstemming van de verplichte cursussen op elkaar; aanpassing van onderdelen van cursussen; consequent bespreken van resultaten van docentevaluaties met docenten.
De verbetermaatregelen verlopen per onderwerp via verschillende gremia binnen de opleiding. Zo wordt het onderwijs besproken in de OC met de cursuscoördinator. De toetsing valt onder de directe verantwoordelijkheid van de examencommissie. Deze bespreekt de slagingspercentages en de rendementen. Eenvoudige aanpassingen in het toetsbeleid worden in overleg tussen de cursuscoördinator en de examencommissie meestal ad hoc doorgevoerd. Ingrijpender wijzigingen in het toetsbeleid worden eerst voorgelegd aan de OC en doorgevoerd nadat de OC hierover advies heeft uitgebracht. De cursuscoördinator bespreekt met de docenten hun individuele beoordeling. Zonodig leidt dit tot het maken van afspraken over verbetermaatregelen. Wanneer een docent bij herhaling niet afdoende functioneert, wordt in goed overleg met de betrokkenen met de afdeling overlegd 46
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
over de inzet van een andere docent. Dit is enkele malen voorgekomen. Zo is er bijvoorbeeld een nieuwe docent ‘Scientific Writing in English’ aangesteld, na klachten van de studenten over het niveau van deze cursus. Gesignaleerde knelpunten in de voorzieningen worden besproken in de OC. De mastercoördinator spreekt vervolgens het hoofd organisatie van het onderwijsinstituut hierop aan. De OC en de examencommissie bespreken de rendementen. Oordeel De commissie ziet en waardeert de verbeteringen die de opleiding doorvoert. Uit de gesprekken met studenten, docenten en management en ook uit de bestudeerde documenten blijkt dat de opleiding hier voortdurend aandacht aan besteedt. Door de korte lijnen binnen de organisatie en de inzet van de mastercoördinator en de cursusleiders worden verbetermaatregelen ook daadwerkelijk geïmplementeerd. Tegelijkertijd constateert de commissie dat de verbeteringen niet systematisch doorgevoerd en geëvalueerd worden. De kwaliteitscyclus is nog niet gesloten. De commissie vindt het dan ook verstandig van de opleiding dat zij op korte termijn de kwaliteitsverbeteringen consequent wil doorvoeren op basis van een kwaliteitszorgplan. Het geeft de commissie vertrouwen dat het faculteitsbestuur de opleiding daarin stuurt middels het reeds bestaande kwaliteitszorgsysteem en ondersteunt met het toedelen van extra administratieve ondersteuning aan de mastercoördinator. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving Zowel de medewerkers als de studenten zijn betrokken bij de evaluatie van het onderwijs. Docenten leveren input voor de evaluatie en worden betrokken bij de verbetermaatregelen die de opleiding treft. Tevens is een aantal docenten lid van de OC en van de examencommissie. De cursuscoördinatoren zijn aanwezig bij de bespreking van de evaluatieresultaten in de OC. Daarmee zijn zij direct op de hoogte over genomen besluiten over verbetermaatregelen. Studenten zijn in de eerste plaats betrokken door het invullen van de evaluatieformulieren en de mondelinge feedback aan het einde van elke cursus. Studenten geven aan dat zij zich op deze wijze daadwerkelijk betrokken voelen bij de opleiding. De studenten in de OC vinden dat zij punten goed kunnen inbrengen in de OC-vergadering. Er nemen per studiejaar twee vertegenwoordigers plaats in de OC. Studenten kunnen hen zowel persoonlijk als via e-mail op de hoogte stellen van problemen of opmerkingen ten aanzien van de opleiding. Door de kleinschaligheid van de opleiding zijn de vertegenwoordigers bekend onder de studenten. Adviezen van de OC worden aan het eind van elke vergadering opgenomen in een actiepuntenlijst. De studenten in de OC worden goed op de hoogte gehouden van ontwikkelingen binnen de studie. Zij hebben ook commentaar gegeven op de zelfevaluatie. De opleiding is nog jong, waardoor er nog niet veel alumni zijn. In de zelfstudie geeft de opleiding aan dat er nog een systematisch alumnibeleid moet starten, dat zal aansluiten bij het alumnibeleid van de VU en het VUmc. Alumni worden al betrokken bij de kwaliteitszorg middels een landelijke enquête onder afgestudeerden die eens per twee jaar door de VU gehouden wordt. Ook wordt er geregistreerd waar de alumni terechtkomen na hun studie. Speerpunt van het QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
47
alumnibeleid zal zijn internationale alumni in te zetten voor voorlichtingsactiviteiten in hun land van herkomst. Met één alumnus in Dubai zijn inmiddels concrete afspraken gemaakt. Verder werkt een aantal van de alumni als promovendus bij het VUmc. Een deel daarvan is betrokken bij de begeleiding van de huidige groep studenten tijdens hun onderzoeksstage. De aanwezige alumni voelen zich zeker betrokken bij de opleiding. Door het contact via de stages geven zij ook suggesties voor verbetering van de opleiding. Met een meerderheid van de alumni is een exitgesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek konden zij op basis van een vragenformulier aangeven wat zij wel en niet goed vonden aan de opleiding. Ten slotte is er een borrel voor alumni en beginnende studenten. Door de intensieve betrokkenheid van de onderzoekers van VUmc en de instellingen uit het onderzoeksnetwerk is het afnemend veld impliciet betrokken bij het onderwijsprogramma van de opleiding. De opleiding wil het afnemend veld meer expliciet bij het onderwijs betrekken. Zij overweegt om een externe adviescommissie in te stellen die jaarlijks advies uitbrengt over de koers van de opleiding. Dat advies zou gebaseerd moeten worden op zowel de programmaevaluaties als de recente ontwikkelingen in het veld. Oordeel Uit de gesprekken met alle betrokkenen bij de opleiding blijkt volgens de commissie de betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij de opleiding. Zowel studenten als docenten en alumni tonen zich tevreden over de interactie met de opleiding. De opleiding neemt hun inbreng serieus en onderneemt op basis van hun inbreng daadwerkelijk stappen om de kwaliteit te verbeteren. Om de inbreng van het werkveld meer te expliciteren, vindt de commissie het verstandig om een externe adviescommissie in te stellen, zoals de opleiding reeds zelf overweegt. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’. Voor de masteropleiding Oncology luidt dat oordeel voldoende.
1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De opleiding is nog te jong om op basis van een alumni-onderzoek conclusies te trekken over het niveau van de opleiding. Het management geeft aan dat verschillende factoren hun een indicatie geven dat het niveau van de opleiding op orde is. Zo is naar schatting meer dan de helft van de studenten promovendus in het vakgebied van de oncologie aan vooraanstaande Nederlandse en internationale onderzoeksinstituten en universiteiten. 15% van de studenten is geïnteresseerd in de klinische aspecten van de oncologie en maakt een overstap naar de opleiding Geneeskunde. Verder is uit de lijst van publicaties van studenten af te leiden dat de studenten het beoogde niveau bereikt hebben. Ook de feedback van de buitenlandse begeleiders bij stages in het buitenland is positief en geeft aan dat de opleiding goede studenten opleidt. 48
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
De opbouw van de opleiding, de werkvormen en de toetsing sluiten aan bij de eindtermen. Aan het eind van de opleiding is een student in staat te functioneren als zelfstandig wetenschappelijk onderzoeker. Een aantal alumni gaf aan dat de opleiding zwaarder had mogen zijn, met meer vakken. Studenten vinden het niveau van de opleiding voldoende. Zowel studenten als alumni hebben het idee voldoende kennis en vaardigheden te bezitten om de stages goed te doorlopen en vervolgens gedegen te zijn voorbereid voor een postdoc-opleiding. De afnemers in het werkveld bevestigen dit beeld. Het afnemend veld is tevreden over het niveau van zowel de studenten die stage lopen als de afgestudeerden die promotieonderzoek verrichten. Dit geldt voor de studenten met een wo- en een hbo-vooropleiding. Het afnemend veld vindt het om die reden ook jammer dat studenten één stage verplicht bij het VUmc moeten lopen. Studenten kiezen namelijk graag als tweede stage voor het buitenland. Het afnemend veld in Nederland mist daardoor de kans om goede kandidaten reeds in een vroeg stadium (met de eerste of tweede stage) te leren kennen en aan zich te binden. De uitstroom van de opleiding komt blijkens de zelfstudie voornamelijk regionaal terecht. Het management beaamt dit gegeven. Zo blijft 50% van de studenten na de studie voor promotieonderzoek bij het VUmc (men probeert goede studenten bewust te behouden). Enkelen gaan naar internationale instituten of universiteiten. Verder zijn het NKI en de universiteiten Leiden, Utrecht en Rotterdam plaatsen waar alumni terechtkomen. Het management geeft aan de overwegend regionale uitstroom niet als probleem te zien, aangezien er geconcentreerd in de regio Amsterdam veel keus is voor studenten. Op een enkeling na tonen ook de scripties van de studenten aan dat het eindniveau van de studie behaald wordt. Gemiddeld scoren studenten een 7,8 op een tienpuntsschaal. De commissie heeft tien eindscripties bestudeerd en gemiddeld laten studenten zien dat zij in staat zijn hun onderzoeksgegevens op de juiste manier en op een goed niveau te verwerken. Studenten werken naar eigen zeggen grotendeels zelfstandig aan de scriptie. Zo wordt in de tweede stage slechts één keer een correctie uitgevoerd op het eindverslag. Voor de scriptie zelf zijn geen vaste richtlijnen opgesteld. Wel worden studenten voor de keus gesteld een rapport of een artikel te schrijven. Tevens weten zij welke factoren aan bod moeten komen in de scriptie. Het doel van de masterthesis is dat deze geschikt moet zijn voor publicatie. De tijd van de stages, vier tot zes maanden, is daarvoor volgens studenten en docenten kort. Of het komt tot een publicatie, hangt vaak af van de begeleiding op de stage en het soort onderzoek dat de student uitvoert. Oordeel De bestudeerde eindscripties geven de commissie voldoende vertrouwen dat het eindniveau van de studenten voldoet aan de eisen die van een afgestudeerde masterstudent verwacht mogen worden. De tevredenheid over het niveau van de studenten door de afnemers in het veld en het feit dat studenten reeds tijdens hun studie een bijdrage leveren aan publicaties is voor de commissie een bevestiging van het oordeel dat het niveau van de studenten voldoende is. De commissie merkt op dat de opleiding de ambitie heeft om op te leiden voor de nationale markt. Vooralsnog vinden studenten veelal in de regio een eerste baan, in veel gevallen is dat een promotietraject. Zij beveelt de opleiding aan om buitenlandse stages te blijven stimuleren, om te voorkomen dat de opleiding te veel alleen de regio bedient. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
49
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De opleiding hanteert als streefcijfer voor het onderwijsrendement dat 70% van de studenten de opleiding afrondt binnen de nominale studieduur van twee jaar en 90% binnen drie jaar. In de zelfstudie zijn de rendementgegevens van de opleiding opgenomen. Daaruit blijkt dat het streefcijfer van 90% afstuderen binnen drie jaar bijna gehaald wordt. Het streefcijfer na twee jaar wordt niet gehaald. Een groot deel van de studenten (meer dan 70%), studeert af met een vertraging van zes maanden. Er is geen groot verschil in rendement tussen studenten met een wo- en een hbo-vooropleiding. In de zelfstudie wordt aangegeven dat de studievertraging nogal eens het gevolg is van een lange vakantie in aansluiting op de stage. Dit zou blijken uit de exitinterviews. Naast de informatie uit de exitinterviews heeft de opleiding niet onderzocht waardoor studenten studievertraging oplopen. Uit de gesprekken met de studenten en het management blijkt de studievertraging evenwel een andere oorzaak te hebben. Studenten verlengen, mede op eigen verzoek, regelmatig hun stages om de kwaliteit van het onderzoek hoog te houden. De lengte van de stage kan variëren van 29 tot 40 ECTS-studiepunten. Veel studenten streven er bijvoorbeeld naar om te publiceren. Het management en de docenten tonen begrip voor deze ambitie van studenten. Zij accepteren dat studenten daardoor langer over hun studie doen dan beoogd. Oordeel De commissie heeft begrip voor het feit dat de studieduur uitloopt doordat studenten hun stages zo goed mogelijk willen benutten. De opleiding houdt in de ogen van de commissie niet systematisch bij waardoor de studietijd van studenten uitloopt. Het management maakt daarbij niet duidelijk hoe zij bewaakt dat studenten binnen de nominale studieduur afstuderen. Eerder gedoogt het management de uitloop ten faveure van de kwaliteit van de onderzoeksstages. De commissie vindt een streefcijfer waarbij 70% van de studenten afstudeert binnen twee jaar gezien het bovenstaande ambitieus en zou voorstellen dit bij te stellen naar 50%. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de masteropleiding Oncology luidt dat oordeel voldoende.
1.2.7. Internationalisering en externe contacten (facultatief ) Beschrijving De zelfstudie geeft aan dat de oncologie een internationaal vakgebied is. Studenten van de masteropleiding Oncology merken op verschillende manieren het internationale karakter van de opleiding. Zo is de literatuur internationaal, kunnen studenten internationale congressen bezoeken en zijn er meet the professor sessions met buitenlandse experts. Al het onderwijs wordt in het Engels verzorgd. Ook bij de stages is de voertaal meestal Engels. De afdelingen waar
50
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
stages gelopen worden, hebben namelijk veelal buitenlandse gasten en/of medewerkers. De cursus ‘Scientific Writing in English’ is verplicht. Tevens beschikt de master over een actuele Engelstalige website en zijn de onderwijs- en examenregeling, studiegids en stagehandleiding in het Engels opgesteld. Een ander internationaal aspect is de buitenlandse stage binnen het onderwijsprogramma. Studenten geven verder aan dat er voldoende mogelijkheden zijn om een buitenlandse stage te realiseren. Studenten maken regelmatig gebruik van deze mogelijkheid. Uitgaande studenten kunnen gebruik maken van het VU-fonds en het VUmc facultaire fonds. Er is een handleiding ‘studiemogelijkheden in het buitenland’. Daarin staan de procedures voor de aanvraag van deze fondsen en andere richtlijnen voor uitgaande studenten beschreven. Studenten zouden het handig vinden als er een goed overzicht zou komen van de mogelijkheden voor het aanvragen van extra subsidie (naast de mogelijkheden van het VU-fonds en het VUmc facultaire fonds). Nu moeten zij op dit gebied nog veel zelf uitzoeken. De opleiding hanteert geen streefcijfers voor het aantal studenten dat een buitenlandse stage loopt. Er is nog geen formeel internationaliseringsbeleid. De opleiding heeft daar eind 2005 een begin mee gemaakt in een intern discussiestuk. Internationalisering is verder beleidsmatig binnen de opleidingscommissie en op andere niveaus binnen de VU regelmatig onderwerp van gesprek. VU-breed is het streven om een instroom van 30% internationale studenten te halen. Dat aantal wordt nog niet gehaald. Het hoge collegegeld voor niet EU-studenten vormt één van de belemmeringen voor deze doelgroep, zo blijkt uit correspondentie met mogelijke kandidaten. Studenten kunnen daarvoor wel beurzen aanvragen. Binnen de VU zelf is er momenteel het VU scholarship programme voor dit doel. Het College van Bestuur heeft voor inkomende studenten van de VU centraal beleid ontwikkeld. VU-breed is het bureau internationalisering verantwoordelijk voor het uitvoeren van dit beleid. Een aantal praktische zaken, waaronder huisvesting en een introductieprogramma, wordt VUbreed geregeld door het bureau internationale samenwerking van het VUmc onderwijsinstituut. Door personele onderbezetting moet de opleiding de aanvraag van visa en verblijfsvergunning nog zelf regelen; dit wil de opleiding snel anders zien. Blijkens de zelfstudie en de documenten heeft de opleiding een gerenommeerd internationaal onderzoeksnetwerk. De internationale (top)instituten waarderen de studenten van de masteropleiding Oncology. Oordeel Hoewel er aandacht is voor internationalisering, is er binnen de opleiding nog geen goed gedefinieerd beleid geformuleerd. De commissie ziet dit als een punt van aandacht. Internationalisering heeft verder een duidelijke plaats binnen het curriculum middels de buitenlandse stages en het Engelstalige onderwijs. Er is een goed internationaal onderzoeksnetwerk voor de buitenlandse stages van studenten. De beoogde instroom van buitenlandse studenten wordt echter niet gehaald. De commissie beveelt aan een centraal aanspreekpunt aan te stellen binnen de faculteit of de VU voor de praktische aangelegenheden van internationalisering. Als geheel acht de commissie de internationalisering en externe contacten van de opleiding voldoende. Masteropleiding Oncology: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
51
Samenvatting van de oordelen van de commissie Masteropleiding Oncology: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de masteropleiding Oncology De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De masteropleiding Oncology voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
52
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
BIJLAGEN
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
53
54
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Bijlage A: Curricula Vitae van de commissieleden prof. dr. P. (Paul) J. van Diest, voorzitter, hoogleraar Pathologie, UMC Utrecht Is hoofd van de afdeling pathologie van het UMC Utrecht sinds 2003. Daarvoor was hij patholoog en directeur van het onderzoeksinstituut V-ICI, VU medisch centrum. Hij heeft een belangrijke rol gehad in de totstandkoming van dit centrum, naast de vorming van het Cancer Center en het Genomics Centrum met het LUMC. Hij verzorgt gastlessen in verschillende promotie- en masteropleidingen. Zijn onderzoek concentreert zich op de identificatie van eiwitten die betrokken zijn bij de stabilisering en activering van HIF-1 alfa, een door hypoxie gereguleerd gen dat cruciaal is bij de ontwikkeling en progressie van kanker. Van Diest richt zijn onderzoek op het mammacarcinoom waarbij hij nauw samenwerkt met de geneeskundige oncologie om de bevindingen te vertalen naar de klinische praktijk, zogenaamd translationeel onderzoek. prof. dr. F.C.S. (Frans) Ramaekers, hoogleraar Moleculaire Celbiologie, Universiteit Maastricht Is hoofd van de Sectie Moleculaire Celbiologie. Verricht onderzoek op het gebied van het cel- en kernskelet waarbij monoclonale antistoffen tegen cytoskeleteiwitten werden bereid voor diagnostische toepassingen in het gebied van de oncologie. Een tweede terrein van onderzoek betreft de expressie en organisatie van cytoskeletaire eiwitten en kerneiwitten in dwarsgestreept- en gladspierweefsel, zowel tijdens de normale (embryonale) ontwikkeling en differentiatie, alsook bij (hart)spieraandoeningen. Hij is wetenschappelijk directeur van MUbio Products B.V. In 1989 ontving hij de Bristol-Meyers Oncology Award. prof. dr. C.J.H. (Cock) van de Velde, afdeling Heelkunde, UMC Leiden Is in 1977 gepromoveerd op het proefschrift “Model studies on breastcancer treatment”. Hij is werkzaam als hoogleraar Afdeling Heelkunde (UL) met als leeropdracht de algemene heelkunde, in het bijzonder de chirurgische oncologie. Als universitair chirurg heeft hij zowel de mogelijkheid om toegepast klinisch wetenschappelijk onderzoek te verrichten als om een brug te slaan met de basale onderzoeksdisciplines. Daarnaast is hij betrokken bij het opleiden van studenten en assistenten. Hij is KNAW-lid van de afdeling Natuurkunde en voorzitter van de Sectie Geneeskunde, lid van de Raad voor Medische Wetenschappen en lid van de Heinekenprijs voor de Geneeskunde. Van de Velde heeft onder andere audit-ervaring door het visiteren van de specialistenopleidingen chirurgie. mevrouw dr. J.W.M. (Astrid) Freriksen, opleidingscoördinator Bachelor Biomedische Wetenschappen, Universiteit Utrecht/UMC Utrecht Afgestudeerd en gepromoveerd in de Biologie. Is universitair docent bij het departement Biologie (Faculteit Bètawetenschappen, UU) en opleidingscoördinator Bachelor Biomedische Wetenschappen. Zij heeft veel ervaring opgedaan met onderwijsvernieuwing en de ontwikkeling van interne kwaliteitszorg, zowel op uitvoerend als bestuurlijk niveau. Winnares van de Docentenprijs van de Universiteit Utrecht 2004-2005 voor Biologie. mevrouw S. (Sanne) Vrijmoet, studentlid, Biomedical Sciences Universiteit Leiden Was in 2005-2006 bestuurslid voor Onderwijs Biomedische Wetenschappen van de studievereniging M.F.L.S. (Vereniging van de Medische Faculteit der Leidse Studenten).
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
55
Als secretaris van de commissie fungeerde mevrouw drs. H.C. (Heleen) Ackerstaff, medewerker van het bureau van QANU. In 2001 afgestudeerd in de Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Van 2002 tot 2006 senior medewerker toezicht bij de Inspectie van het Onderwijs (Utrecht) waar zij zich voornamelijk heeft beziggehouden met meta-evaluaties en evaluaties bestuurlijke hantering. Verder heeft ze meegewerkt aan verschillende aspectonderzoeken, onder andere naar de kwaliteit van toetsen in het hoger onderwijs en de invoering van het bachelor-masterstelsel.
56
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
Bijlage B: Het bezoekprogramma van de commissie 1e dag, woensdag 18 oktober 2006 Tijd Programma 16.00 Welkom en opening 16.15 17.00
18.00 19.00 19.30
Vergadering van de commissie: instructie en taakverdeling Vergadering van de commissie: voorbereiding op de gesprekken, inventarisatie aandachtspunten en vragen Alumni en vertegenwoordigers van het afnemend veld Afsluiting Diner (gasten zijn Decaan, Ow directeur, visitatiecoördinator)
2e dag, donderdag 19 oktober 2006 09.00 Studenten betrokken bij kwaliteitszorg en bestuur (onder andere leden opleidingscommissie, studenten betrokken bij schrijven zelfstudie, jaarvertegenwoordigers, leden medezeggenschapsorganen, etc.) 09.45 Studenten master 10.30 Pauze/transfer naar CCA 10.45 Management en verantwoordelijken voor kwaliteitszorg van de opleiding (voorzitter opleidingscommissie, voorzitter examencommissie, schrijvers zelfevaluatierapport, etc.) 11.30 Docenten master en stage- en studiebegeleiders, studieadviseurs en internationalisering (master)
12.15
Lunch
13.00
Rondleiding CCA Rondleiding MF en spreekuur
VUmc staff en studenten Prof. Dr. Gerrit Meijer, Dr. Ramon Puras
Locatie MF-D138 MF-D138 MF-D138
Prof. Dr. Gerrit Meijer (VUmc), Prof. Dr. Titia Sixma (NKI), 4 alumni
MF-Atrium/Raadzaal
Prof. Dr. Ronnie van Diemen, Prof. Dr. Gerrit Meijer, Prof. Dr. Frits Peters, Dr. Ramon Puras
Halvemaan(Amstelveen)? Lute (Oudekerk a/d Amstel)?
Thijs de Gunst, Zelda Euler*, Ingeborg Oudehand*, Annelies Turksma*
MF-Atrium/Raadzaal
N.N., 4-6 studenten 2005/06
MF-Atrium/Raadzaal transfer CCA
Prof. Dr. Gerrit Meijer, Prof. Dr. Frits Peters, Prof. Dr. Rik Schepers, Prof. Dr. Rob Beelen, Dr. Peter Snijders, Dr. Ramon Puras Prof. Dr. Gerrit Meijer, Prof. Dr. Frits Peters, Dr. Johan de Winter, Dr. Erik Hooijberg, Dr. Joost Oudejans, Dr. Peter Snijders, Dr Arko Oderwald, Prof. Dr. Rob Beelen, Prof. Dr. Rik Schepers, Dr. Ramon Puras Docenten masteropleiding Oncology
CCA
CCA CCA transfer
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam
57
13.45
Faculteitsbestuur
14.30
Vergadering van de commissie: invullen van de checklist Vergadering van de commissie: beraadslagingen commissie Mondelinge rapportage
15.30 16.30
16.45
58
Eventueel borrel ter afsluiting van het visitatiebezoek
Prof. Dr. Ronnie van Diemen, Prof. Dr. Gerrit Meijer
MF-D138 MF-D138 MF-D138
Prof. Dr. Ronnie van Diemen, Prof. Dr. Gerrit Meijer, Dr. Esther Stiekema (dienst VU), Dr. Ramon Puras,
MF-D138
MF-D138
QANU / Masteropleiding Oncology, VU medisch centrum, Vrije Universiteit Amsterdam