Onderwijsvisitatie Medische Informatiekunde Universiteit van Amsterdam
QANU september 2010
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2010 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord commissievoorzitter
7
Deel I Algemeen deel
9
1. 2. 3. 4.
Inleiding Taak en samenstelling van de commissie Werkwijze van de commissie Het Domeinspecifieke Referentiekader
11 13 15 17
Deel II Opleidingsrapport 19 5. Rapport over de bacheloropleiding Medische Informatiekunde en de masteropleiding Medical Informatics van de Universiteit van Amsterdam
21
Bijlagen
65
Bijlage A: Eindkwalificaties bacheloropleiding Bijlage B: Eindkwalificaties masteropleiding Bijlage C: Curricula Vitae van de leden van de visitatiecommissie Bijlage D: Programma van het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam
67 69 71 73
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
3
4
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Voorwoord Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisatie en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de NederlandsVlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Medische Informatiekunde van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, de Raad van Bestuur en het College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Voorwoord commissievoorzitter Na bestudering van de aangereikte zelfstudies bracht de commissie, ingesteld om de bacheloren masteropleidingen Medische Informatiekunde aan de UvA/AMC te evalueren, een bezoek aan het AMC op 24 en 25 augustus 2010. De commissie heeft met waardering kennis genomen van de uitstekend voorbereide zelfstudies. Zij heeft tijdens haar bezoek gesproken met een veelheid van commissies, raden en vertegenwoordigers: de Raad van Bestuur van het AMC, het bestuur van het Opleidingsinstituut Medische Informatiekunde, bachelor- en masterstudenten, docenten en alumni van de opleiding, studenten van de opleiding en van de studentenraad, docentleden van de opleidingscommissie, en de examencommissie en de opleidingsadviseur. De commissie heeft ook een bezoek gebracht aan studieruimten. De gevoerde gesprekken waren zeer constructief van aard en mocht de commissie hier en daar wat meer of minder stevige vragen hebben gehad, dan werden deze in de gesprekken op heel open wijze beantwoord. De commissie kon zich op deze wijze een goed beeld vormen van de inhoud en de kwaliteit van beide opleidingen. Het navolgende verslag is een gestructureerde weergave van de gevoerde gesprekken. Bij haar beoordeling van de verschillende facetten heeft de commissie zich laten leiden door de insteek dat het oordeel ‘voldoende’ werd gegeven als het facet in alle opzichten voldeed aan de eisen die van een academische opleiding mogen worden verwacht. In enkele gevallen meende de commissie dit oordeel naar boven te moeten bijstellen. Namens de commissie wil ik alle betrokkenen zeer bedanken voor de open en positieve wijze waarop de commissie werd tegemoet getreden. Op haar beurt heeft de commissie ook getracht in het bijgaande rapport zich zo constructief mogelijk op te stellen. De commissie heeft dan ook zeer positieve gevoelens over de gevisiteerde opleidingen en feliciteert de Raad van Bestuur van het AMC en het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam ermee dat zij deze opleidingen aanbieden. Een uitschieter naar boven was de zeer positieve reactie die de bachelor- en masterstudenten evenals de alumni gaven op de opleiding Medische Informatiekunde. De commissie wil ten slotte haar dank uitspreken jegens Nikki Verseput van QANU, die op zeer bekwame en volijverige wijze de commissie heeft geassisteerd in het voortraject en bij de totstandkoming van het eindrapport. Namens de commissie, Jan H. van Bemmel, voorzitter
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
7
8
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
9
10
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
1. Inleiding In dit rapport brengt de onderwijsvisitatiecommissie Medische Informatiekunde (hierna de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit twee delen: een algemeen deel en een opleidingsdeel. Het algemene deel gaat in op de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie. Dit algemene deel geeft een beschrijving van de uitgangspunten van de commissie en bevat tevens het domeinspecifiek referentiekader voor de visitatie Medische Informatiekunde. In het opleidingsdeel behandelt de commissie de 21 facetten uit het NVAO-beoordelingskader voor de beoordeelde opleidingen. In dit deel spreekt zij oordelen uit op facet- en onderwerpniveau voor de bachelor- en masteropleiding die ze heeft beoordeeld aan de Universiteit van Amsterdam.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
11
12
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
2. Taak en samenstelling van de commissie 2.1. Taak van de commissie De taak van de commissie is het verrichten van een visitatie conform het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van in totaal twee opleidingen aan de Universiteit van Amsterdam. De commissie heeft de opdracht om op basis van de door de opleidingen aangeleverde informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de verschillende aspecten van kwaliteit van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het bovengenoemde kader. Het opleidingsrapport bevat aanbevelingen; de nadruk ligt echter op het beoordelen en verantwoorden van de basiskwaliteit. De commissie is gevraagd om de volgende opleidingen te beoordelen (inclusief CROHOnummer): • •
Bacheloropleiding Medische Informatiekunde (CHROHO nummer 56573) Masteropleiding Medical Informatics (CHROHO nummer 66573)
2.2. Samenstelling van de commissie De visitatiecommissie Medische Informatiekunde bestaat uit een voorzitter en vier commissieleden. In bijlage C wordt een korte omschrijving van de Curricula Vitae van de commissieleden gegeven. Voorzitter • Prof. dr. ir. J.H. van Bemmel, emeritus hoogleraar Medische Informatica aan de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam; Commissieleden • Prof. dr. G.J.E. De Moor, professor Medische Informatica en Medische Statistieken, Universiteit van Gent; • Dr. G. Mulder, algemeen directeur Chipsoft Nederland; • Prof.dr. J.W. Kijne, emeritus hoogleraar bio science, Universiteit Leiden, en onderwijskundig expert; • B. Steensma, student van de bacheloropleiding Biomedische Technologie, Universiteit Twente. Projectleider van de visitatie Medische Informatiekunde was mw. N.M. Verseput MSc, medewerker van het bureau van QANU. De leden van de commissie hebben allen de door QANU opgestelde onafhankelijkheidsverklaring ondertekend.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
13
14
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
3. Werkwijze van de commissie 3.1. Inleiding Op 24 augustus 2010 hield de commissie haar formele startvergadering. Tijdens deze vergadering werd de commissie geïnstalleerd, werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken en werd het document ‘Domeinspecifiek Referentiekader Medische Informatiekunde’, welke in hoofdstuk 4 van dit rapport is weergegeven, besproken. 3.2. De voorbereidingsfase Bij ontvangst van de zelfstudies van de betreffende opleidingen zijn deze door de projectleider gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Nadat de zelfstudies in orde waren bevonden, zijn deze doorgestuurd aan de commissieleden. De commissieleden lazen de zelfstudies en formuleerden vragen die tijdens de startvergadering zijn besproken. Naast de zelfstudies lazen de gezamenlijke commissieleden een of twee scripties per opleiding, die zij zelf hebben geselecteerd. Daarnaast werd gedurende het bezoek aan de commissieleden de mogelijkheid gegeven om aanvullend een aantal scripties te beoordelen. Aangezien de commissie opleidingen dient te beoordelen die leiden tot een wetenschappelijke titel (BSc of MSc), heeft zij zeer zorgvuldig aandacht besteed aan het beoordelen van het wetenschappelijk niveau van de scripties, de eisen die door de opleiding aan de scripties worden gesteld, de zorgvuldigheid van de inhoudelijke beoordeling daarvan door de staf en de beoordelingsprocedure zelf. In de scriptie dient de student immers aan te tonen over de vereiste kwalificaties te beschikken. 3.3. Visitatiebezoeken Voorafgaand aan een bezoek heeft de projectleider een conceptprogramma voor de (dag)indeling van het visitatiebezoek gemaakt. Dit concept is in samenspraak tussen de voorzitter, de projectleider en de contactpersoon van de betreffende universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens de bezoeken is gesproken met de samenstellers van de zelfstudies, met de Raad van Bestuur, het bestuur van het onderwijsinstituut Medische Informatiekunde, de Studenten Raad, de afgestudeerden, de opleidingscommissies, de examencommissie, de studievoorlichting en -begeleiding en overige ondersteunende medewerkers. Daarnaast werd afzonderlijk gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de beoordeelde bachelor- en masteropleidingen. Het programma is opgenomen als Bijlage D. Tijdens het bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. Van dit spreekuur is geen gebruik gemaakt. De commissie heeft een deel van de laatste middag van het bezoek gebruikt voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van de bezoeken heeft de voorzitter in een mondelinge rapportage de eerste bevindingen van de commissie gepresenteerd. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indrukken van de opleidingen. 3.4. Beslisregels De visitatie is uitgevoerd conform het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs van de NVAO. In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en op onderwerpniveau een tweepuntsschaal (voldoende of onvoldoende). QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
15
De commissie heeft de standaard beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: • • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachtingen ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de (internationale) basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
De standaard beoordeling is ‘voldoende’, waarbij de opleiding voldoet aan de gestelde criteria. In ogen van de commissie kan zij het oordeel ‘voldoende’ toekennen, ook wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve observaties staan. Ook acht de commissie het mogelijk dat zij, als deze kritische opmerkingen adequaat worden opgepakt door de opleidingen, bij een volgend bezoek tot het oordeel ‘goed’ zou kunnen komen. Wanneer een commissie een nationale ‘good practice’ heeft aangetroffen, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Wanneer er binnen een facet zowel een kanttekening wordt gemaakt als een ‘good practice’ wordt uitgesproken, wordt een gemiddelde score gegeven. In de uitzonderlijke situatie dat de commissie besluit een ‘excellent’ voor een facet te geven, wil ze daarmee aangeven dat dit een internationale ‘best practice’ is, welke door de academische wereld dient te worden overgenomen. 3.5. Rapportage De projectleider stelde op basis van de bevindingen van de commissie een conceptrapport op. Het conceptrapport is voorgelegd aan de voorzitter van de commissie en aan de overige commissieleden. Na vaststelling van het conceptrapport is deze naar de opleidingen gestuurd ter toetsing van feitelijke onjuistheden. Het commentaar van de opleidingen is met de commissie besproken en in het rapport verwerkt.
16
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
4. Het Domeinspecifiek Referentiekader 4.1 Inleiding en het referentiekader Het domeinspecifiek referentiekader Medische Informatiekunde is opgesteld ten behoeve van de beoordeling van de bachelor- en masteropleiding Medische Informatiekunde aan de Universiteit van Amsterdam. In het referentiekader worden de minimumeisen geformuleerd waar een wetenschappelijke opleiding Medische Informatiekunde aan moet voldoen. Dit kader vraagt opleidingen om op basis van de gemaakte keuzes te beargumenteren dat aan de criteria uit het accreditatiekader van de NVAO wordt voldaan. Hierbij kunnen met behulp van expliciete verwijzingen naar het domeinspecifiek referentiekader Medische Informatiekunde afwijkingen worden toegelicht. Bij het opstellen van het referentiekader is gebruik gemaakt van het algemene protocol voor de onderwijsvisitaties: Onderwijsvisitatie op Maat, van het referentiekader van de vorige visitatiecommissie voor de sectoren Biomedische wetenschappen en Medische Informatiekunde en verder, specifiek voor Medische Informatiekunde de ‘Recommendations of the International Medical Informatics Association (IMIA) on Education in Health and Medical Informatics’. De commissie heeft daarnaast voor de beoordeling van de afstudeervarianten die in het kader van het bètaconvenant tot stand zijn gebracht enkele aanvullende criteria geformuleerd. 4.2 Minimum eisen van de commissie met betrekking tot doelstellingen, eindtermen en inhouden van het programma De visitatiecommissie neemt de algemene uitgangspunten van de vorige visitatiecommissie over met enkele aanpassingen, die ervoor zorgen dat zowel de bachelor- als de masteropleiding kunnen worden beoordeeld. Voor alle opleidingen geldt:
dat de propedeusefase of het eerste bachelorjaar voldoende informatie moet bevatten over de inhoud en opbouw van het vervolg van de bacheloropleiding, zodat voor de studenten duidelijk is wat hen te wachten staat en wat van hen verwacht wordt; dat de leerdoelen van de propedeuse of het eerste jaar duidelijk moeten zijn, evenals de relevantie van deze leerdoelen voor de latere fase van de opleiding en latere beroepsuitoefening (de oriënterende en selecterende functie van de propedeuse in het eerste jaar); dat in de gehele opleiding aan de wetenschappelijke vorming een duidelijk herkenbare plaats moet zijn gegeven; dat de leerdoelen moeten aansluiten op eisen van de internationale wetenschapsbeoefening en de vragen en behoeften van de samenleving en dat de leerdoelen de mogelijkheden moet bieden om deze vragen zinvol en efficiënt te beantwoorden en te bestuderen; dat tijdens de gehele opleiding tijd en aandacht moet worden gegeven aan de vorming van de wetenschappelijke instelling (‘attitude’) van de student; dat duidelijk moet zijn aangegeven op welke wijze wordt getoetst en of het nagestreefde eindproduct ook feitelijk wordt gerealiseerd; dat de student een houding van levenslang leren wordt bijgebracht; dat de student wordt geleerd om kritisch te kijken naar (de effecten van) het eigen handelen.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
17
4.3 Het gewenste eindniveau van kennis en vaardigheden van afgestudeerden De belangrijkste basiseigenschappen van de afgestudeerden in de Medische Informatiekunde zijn dat zij: voldoende voorbereid zijn op een loopbaan in de medische informatiekunde in de (academische) gezondheidszorg en biomedische industrie. Voor gemotiveerde afgestudeerden met aanleg moet de opleiding het startniveau voor een promotietraject in de medische informatiekunde verschaffen; gevorderde kennis en vaardigheden bezitten van de methodologie en technologie voor het verwerken van data, informatie en kennis in de geneeskunde en de gezondheidszorg; voldoende kennis en vaardigheden bezitten van de medische basisvakken, diagnose en klinisch handelen, van methoden en technieken van medisch wetenschappelijk onderzoek, biowetenschappen en het systeem van de gezondheidszorg; voldoende kennis hebben van informatica, informatiewetenschappen, wiskunde en biometrie; als volwaardige gesprekspartner kunnen optreden van artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, IT- en informatiespecialisten en andere professionals en leidinggevenden in de gezondheidszorg; overheidsinstellingen en relevante commerciële bedrijven. 4.4 Afstudeervarianten De masteropleiding Medical Informatics richt zich op loopbanen binnen het wetenschappelijk onderzoek en op loopbanen die direct op de arbeidsmarkt zijn gericht. Hiermee wordt de inhoudelijke verbreding gerealiseerd die in het bètaconvenant is overeengekomen. De masteropleiding:
18
heeft een herkenbaar medisch informatiekundig profiel; kent eindkwalificaties die overeenkomen met het startniveau van de promotieopleiding; kent eindkwalificaties die aansluiten bij de vragen van een verwant domein van de arbeidsmarkt; biedt voldoende mogelijkheden om een deel van het programma onderzoeksgericht of professioneel in te vullen.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
DEEL II: OPLEIDINGSRAPPORT
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
19
20
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
5.
Rapport over de bacheloropleiding Medische Informatiekunde en de masteropleiding Medical Informatics aan de Universiteit van Amsterdam
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Medische Informatiekunde 56573 bachelor wo 180 EC Bachelor of Science voltijd Amsterdam 04 oktober 2011
Masteropleiding Medical Informatics: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Medical Informatics 66573 master wo 120 EC Master of Science voltijd Amsterdam 04 oktober 2011
Het bezoek van de visitatiecommissie Medische Informatiekunde aan de Faculteit der Geneeskunde (Academisch Medisch Centrum, AMC) van de Universiteit van Amsterdam vond plaats op 24 en 25 augustus 2010. 5.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
Het AMC omvat het Academisch Ziekenhuis en de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en kent een geïntegreerde organisatiestructuur, onder één herkenbaar bestuurlijk orgaan, de Raad van Bestuur AMC-UvA (RvB), bestaande uit drie leden. De voorzitter van de RvB is door het College van het Bestuur tevens als decaan van de faculteit benoemd en draagt de eindverantwoordelijkheid voor onderwijs en onderzoek. Het zwaartepunt van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van het onderwijs is, binnen de door de RvB vastgestelde kaders, bij de twee onderwijsinstituten gelegd: het onderwijsinstituut Geneeskunde en het onderwijsinstituut Medische Informatiekunde (OWI-MIK). De beide onderwijsinstituten worden ondersteund door een afdeling Onderwijs- & Studentenzaken (O&S). Het OWI-MIK is verantwoordelijk voor de inrichting, organisatie, coördinatie en evaluatie van het onderwijs. Het bestaat uit alle docenten/coördinatoren van de bachelor- en QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
21
masteropleiding, en heeft een bestuur (het OWI-bestuur), dat in opdracht van de RvB de dagelijkse leiding van het OWI-MIK voert, het onderwijsbeleid bepaalt en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beleid. Dit bestuur wordt geadviseerd door een aantal organen, waaronder de Studenten Raad (SR), de evaluatiecommissie, de opleidingscommissie, en de examencommissie. 5.1.
Het beoordelingskader
5.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving Tijdens de visitatie is de missie van beide opleidingen aan de commissie gepresenteerd: het opleiden van professionals op academisch niveau die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de gezondheidszorg door informatiekundige toepassingen te ontwikkelen en op een juiste wijze in te zetten. Een medisch informatiekundige wordt in de zelfstudie getypeerd als een informatiespecialist die zich bezighoudt met het oplossen van problemen, waarbij sprake is van kennis van de geneeskunde en inzicht in de specifieke rol en betekenis van informatie in de gezondheidszorg, en met de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis ten aanzien van informatiekundige methoden en ICT-zorginnovaties, die bijdragen aan het ondersteunen en optimaliseren van de gehele zorgketen. Zowel medisch-inhoudelijke als maatschappelijke veranderingen maken de ontwikkeling en inzet van medisch-informatiekundige toepassingen noodzakelijk. De bacheloropleiding beoogt professionals op te leiden die in staat zijn om ICT-oplossingen te ontwikkelen, implementeren en evalueren die de informatievoorziening in de gezondheidszorg efficiënter, veiliger, sneller en doelgerichter maken, in staat zijn om de rol van informatie in de geneeskunde en de gezondheidszorg te analyseren en te beschrijven, en zelfstandig informatiekundige problemen op te lossen. Het voornaamste doel van de masteropleiding is om studenten naast gespecialiseerde kennis te voorzien van zowel de praktische vaardigheden als de analytische methoden die ze nodig hebben om de kennis binnen het vakgebied te vergroten. Afgestudeerden beschikken over de theoretische en methodologische expertise en analytische vaardigheden om zelfstandig nieuwe informatiekundige toepassingen, ten behoeve van ondersteuning van het gehele zorgproces (preventie, diagnose, prognose, behandeling), te ontwikkelen en te evalueren. De eindkwalificaties van de opleidingen worden weergegeven in bijlage A en bijlage B. De opleidingen Medische Informatiekunde zijn uniek in Nederland. Het OWI-MIK participeert mede daarom in een internationaal netwerk, waaronder bijvoorbeeld de ‘Working Groups of Education’ van de ‘International Medical Informatics Association’ (IMIA) en de ‘European Federation of Medical Informatics’ (EFMI), bestaande uit deelnemende universiteiten, zoals de ‘University of Winchester’ en de ‘Technische Universität München’, die opleidingen als Health Informatics en (Bio)medical Informatics aanbieden. Het referentiekader voor het domein van de opleidingen Medische Informatiekunde (zie hoofdstuk 4) is gedeeltelijk gebaseerd op de internationale standaard, ontwikkeld onder de auspiciën van IMIA. Per domein zijn door IMIA eindkwalificaties geformuleerd in termen van de vereiste kennis en vaardigheden voor (bio)medische informatica professionals op 22
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
bachelor- en masterniveau. De eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding zijn gebaseerd op de IMIA-standaard, en liggen daarmee volgens de zelfstudie in lijn met eisen die door de beroepspraktijk gesteld worden. Oordeel De commissie heeft de bachelor- en masteropleiding vergeleken met het domeinspecifiek referentiekader, dat is vastgesteld in het kader van de evaluaties van de opleidingen Medische Informatiekunde. De commissie stelt vast dat de domeinspecifieke eisen, hoewel deze breed geformuleerd zijn, een goed inzicht geven in de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. De wijze waarop de opleidingen disciplines integreren en daarmee voldoen aan de eisen van het beroepenveld waarop zij zich richten, is volgens de commissie uniek in Nederland. Aangezien nationale benchmarking hierdoor niet mogelijk is, acht de commissie de deelname aan een internationaal netwerk van universiteiten en de vergelijking die getrokken wordt met de internationale IMIA-standaard zeer relevant. De IMIA-standaard geeft volgens de commissie, naast het domeinspecifiek referentiekader, een goed beeld van de eisen uit de beroepspraktijk en vormt een goede basis voor de eindkwalificaties. De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleidingen bestudeerd en stelt vast dat deze in voldoende mate aansluiten op het domeinspecifiek referentiekader en de IMIA-standaard en daarmee voldoen aan de eisen die gesteld worden door vakgenoten en de beroepspraktijk. De eindkwalificaties zijn multidisciplinair en bieden studenten een breed perspectief. De commissie stelt vast dat de opleidingen erin zijn geslaagd om ondanks dit brede perspectief toch voldoende diepgang te creëren met betrekking tot de verschillende disciplines, die in de opleiding aan de orde komen. Volgens de commissie is dit essentieel, gezien de eisen die gesteld worden door de beroepspraktijk. Het stelt afgestudeerden in staat om op voldoende hoog niveau te communiceren met experts binnen de verschillende disciplines en zo een kenmerkende brugfunctie te vervullen tussen de disciplines. Deze brugfunctie is volgens de commissie vereist om door middel van het ontwikkelen en inzetten van informatiekundige toepassingen bij te kunnen dragen aan de geneeskunde. De commissie concludeert naar aanleiding hiervan dat de door de opleidingen geformuleerde eindkwalificaties een goede vertaling zijn van de missie van de opleidingen. Om de aansluiting tussen de missie en de eindkwalificaties van de masteropleiding verder te bevorderen, adviseert de commissie echter wel om deze meer pragmatisch te formuleren (zie facet 5). Tijdens de visitatie werd door alumni bevestigd dat de wijze waarop zij in staat zijn om informatiekundige toepassingen in te zetten binnen de zorg uitstekend aansluit op de wensen van het beroepenveld en hun taak daarbinnen. Toch stelde de commissie vast dat enkele alumni zich onvoldoende opgeleid vonden op het gebied van organisatie en management, en genoodzaakt waren om zich op dit gebied bij te scholen. Ook enkele studenten gaven aan deze invalshoek te missen in de eindkwalificaties van de opleidingen. De commissie kan zich vinden in de wens van alumni en studenten om dit perspectief sterker te integreren binnen de eindkwalificaties van de opleidingen, en is ervan overtuigd dat de integratie hiervan zal bijdragen aan de aansluiting op de beroepspraktijk waar zij zich op richt. Zij heeft vastgesteld dat de RvB zich hiervan bewust is en voor deze suggestie openstaat, en nog worstelt met de manier waarop deze integratie gerealiseerd kan worden zonder dat de andere disciplines onderbelicht raken. De commissie deelt deze zorgen. Zij concludeert dat bijscholing voor het moment een uitstekende oplossing is, en geeft de opleiding in overweging om binnen de keuzeruimte van de masteropleiding in een aparte of aangepaste module een goede basis voor deze eventuele bijscholing te leggen.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
23
Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving In de zelfstudie worden de eindkwalificaties van de opleidingen Medische Informatiekunde gekoppeld aan de in de Dublin-descriptoren beschreven kwalificaties van de bachelor- en masteropleiding. In tabel 1 wordt weergegeven welke verbanden de zelfstudie legt tussen de Dublin-descriptoren en de in bijlage A en B beschreven eindkwalificaties. Eindkwalificaties masteropleiding Dublin-descriptor Eindkwalificaties bacheloropleiding Kennis en inzicht 1,2,3,4,5,6 1,2,3,4,5,6 Toepassen kennis en inzicht 7,8,9,10 7,8,9,10,11 Oordeelsvorming 11,12,13 12,13,14 Communicatie 14,15,16,17,18 15 Leervaardigheden 19 16,17 Tabel 1. Dublin-desciptoren en eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding
Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd. Zij heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de Dublindescriptoren en kan zich vinden in de relatie tussen de eindkwalificaties en de Dublindescriptoren die in de zelfstudie wordt uitgewerkt. Zij stelt tevens vast dat de eindkwalificaties het niveau van de opleidingen adequaat weerspiegelen. Zo wordt van bachelorstudenten onder andere verwacht dat zij medische databases, informatie- en beslissingsondersteunende systemen kunnen ontwikkelen. Van masterstudenten wordt bijvoorbeeld verwacht dat zij een bijdrage kunnen leveren aan het ontwerp, de ontwikkeling, de implementatie en de evaluatie van de impact van informatie- en beslissingsondersteunende systemen in de gezondheidszorg. Deze opbouw in moeilijkheidsgraad en daarmee het verschil in niveau tussen de bachelor- en masteropleiding wordt volgens de commissie adequaat weerspiegeld door de eindkwalificaties, en is daarnaast tijdens de visitatie bevestigd door studenten die zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding hebben gevolgd. De commissie is daarom van oordeel dat de opleidingen voldoen aan het criterium dat betrekking heeft op het niveau. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De commissie heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptor met betrekking tot kennis en inzicht bijvoorbeeld is terug te zien in eindkwalificatie 6, waar van een afgestudeerde wordt verwacht dat deze kennis heeft van een breed arsenaal van analyse- en oplossingsmethoden uit de informatiekunde. De Dublin-descriptor inzake het toepassen van kennis en inzicht komt onder andere terug in eindkwalificatie 10, het beschikken over voldoende kennis van gespreken managementtechnieken om een project in samenwerking met anderen tot een goed einde te brengen. De Dublin-descriptor met betrekking tot oordeelsvorming is onder andere terug te zien in eindkwalificatie 12, het kunnen analyseren van beslissingsprocessen ten behoeve van beleid en beheer. De Dublin-descriptor betreffende communicatie komt tot uiting in eindkwalificatie 15, het, op basis van een goed geformuleerde vraagstelling, helder uiteenzetten van complexe problematiek. De Dublin-descriptor met betrekking tot leervaardigheden is bijvoorbeeld terug te zien in eindkwalificatie 19, het hebben van een
24
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
zelfreflectieve, positiefkritische houding. Ook van de niet genoemde eindkwalificaties heeft de commissie vastgesteld dat deze aansluiten bij de betreffende Dublin-descriptoren. Masteropleiding Medical Informatics De commissie heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptor met betrekking tot kennis en inzicht en de Dublin-descriptor met betrekking tot het toepassen hiervan, bijvoorbeeld terug te zien zijn in eindkwalificatie 3, waar van een afgestudeerde wordt verwacht dat deze op de hoogte is van de belangrijkste, internationale ontwikkelingen op het gebied van medische informatiekunde/informatica en hieraan gerelateerde wetenschappelijke bevindingen, en dit inzicht weet te benutten bij de optimalisatie van informatieverwerking en besluitvorming, strategie- en beleidsvorming bij het medisch handelen en het zorgproces. De Dublindescriptor met betrekking tot oordeelsvorming is onder andere terug te zien in eindkwalificatie 13, waarbij van een afgestudeerde wordt verwacht dat deze in staat is om op wetenschappelijke wijze om te gaan met informatie. De Dublin-descriptor betreffende communicatie komt tot uiting in eindkwalificatie 15: het in staat zijn om op heldere wijze schriftelijk te rapporteren en mondeling te presenteren in het Engels. De Dublin-descriptor met betrekking tot leervaardigheden is bijvoorbeeld terug te zien in eindkwalificatie 16: de afgestudeerde is in staat om kritisch te reflecteren op het eigen wetenschappelijk handelen. Ook van de niet genoemde eindkwalificaties heeft de commissie vastgesteld dat deze aansluiten bij de betreffende Dublin-descriptoren. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De wijze waarop de eindkwalificaties van de opleidingen Medische Informatiekunde aansluiten op de (internationale) wetenschappelijke discipline en op de beroepspraktijk is grotendeels beschreven onder de facetten 1 en 2. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde Van een medisch informatiekundige op bachelorniveau wordt verwacht dat deze effectief kan bijdragen aan het oplossen van informatiekundige aspecten van medische en gezondheidskundige problemen. Daarbij moet gedacht worden aan bijdragen aan medischwetenschappelijk onderzoek, diagnostiek, behandeling en preventie van ziekten, alsmede aan logistiek en bedrijfsvoering van gezondheidszorginstellingen. De bacheloropleiding kent dus zowel professionele als academische doelstellingen. Aan de ene kant beoogt de opleiding kennis van en inzicht in de problematiek van het geneeskundig handelen, de gezondheidszorg, methoden en technieken uit de informatica en medische wetenschapsbeoefening te geven. Aan de andere kant beoogt de opleiding de student academisch te vormen, zoals blijkt uit de eindkwalificaties academische vaardigheden (zie bijlage A.). De meeste bachelorstudenten kiezen ervoor om door te stromen naar een masteropleiding. Afgestudeerden kunnen zonder verdere ingangseisen direct instromen in de masteropleiding QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
25
Medical Informatics. Afgestudeerden die zich alleen willen verdiepen in specialistische informaticatechnieken en -toepassingen enerzijds of de organisatie en het functioneren van de gezondheidszorg anderzijds, kunnen momenteel, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, voor een andere masteropleiding kiezen: Life Sciences of Informatiekunde aan de UvA, of Epidemiologie, Gezondheidswetenschappen, of Beleid & Management in de gezondheidszorg aan een andere universiteit. Hoewel afgestudeerden nog niet rechtreeks in het werkveld terechtkomen, trekt het werkveld wel aan met name master-, maar evenzeer aan bachelorstudenten, om al tijdens de studie een functie aan te nemen in de vorm van een bijbaan. Masteropleiding Medical Informatics De masteropleiding heeft het ontwikkelen van academisch werk- en denkniveau als doel. Van een student op masterniveau wordt verwacht dat deze door het uitvoeren van zelfstandig onderzoek nieuwe kennis kan genereren, die effectief kan bijdragen aan oplossingen van informatiekundige aspecten van medische en gezondheidskundige problemen. Daarbij moet gedacht worden aan bijdragen aan medisch-wetenschappelijk onderzoek, diagnostiek, behandeling en preventie van ziekten, alsmede aan logistiek en bedrijfsvoering van gezondheidszorginstellingen. Ook moet de masterstudent in staat zijn om vanuit een synthese van kennis te anticiperen op ontwikkelingen in het medisch-informatiekundige en maatschappelijke domein. Naast deze academische basis kunnen afgestudeerden een goede balans creëren tussen theorie en beroepspraktijk. Hoewel de professionele oriëntatie belangrijk is, heeft de academische ontwikkeling van de studenten prioriteit, waarbij het wetenschappelijk onderzoek bijdraagt aan het versterken van de kennisbasis van de discipline. Volgens de zelfstudie is er binnen dit vakgebied veel vraag naar afgestudeerden (zie facet 20). Daarnaast wordt aangegeven dat afgestudeerden van de masteropleiding, wanneer de opleiding hen daartoe geschikt acht, toegang hebben tot een promotietraject. Tijdens de visitatie is gebleken dat er sprake is van een stijgende lijn met betrekking tot het aantal promovendi. Op dit moment zijn achttien promovendi actief. Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd vanuit het perspectief van oriëntatie. Zij stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleidingen in voldoende mate zijn ontleend aan de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening en aansluiten op de relevante beroepspraktijk (zie facet 1). De commissie is blij met de goede aansluiting die blijkt te bestaan tussen het profiel van de opleiding en het toekomstige beroepenveld. Dat de doelstellingen van de opleidingen aansluiten op de relevante beroepspraktijk blijkt onder meer uit de grote belangstelling vanuit het bedrijfsleven voor afgestudeerden van zowel de bachelor- als, vooral de masteropleiding. Naar aanleiding van gesprekken met alumni en aan het werkveld verbonden betrokkenen, stelt de commissie vast dat er sprake is van een grote behoefte aan meer afgestudeerden met dit profiel dan de opleidingen op dit moment leveren. Zij concludeert op basis hiervan dat de opleidingen er succesvol op doelen en uitstekend in slagen om studenten op te leiden met een uniek en gewenst profiel. Daarnaast heeft de commissie vastgesteld dat afgestudeerden, ondanks de professionele oriëntatie van de opleidingen, over het algemeen werkzaam zijn op universitair niveau (zie facet 20). De commissie stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding een academisch werk- en denkniveau beogen, waardoor de opleiding de studenten voorbereidt bij het vervullen van de brugfunctie in de beroepspraktijk. Afgestudeerden onderscheiden zich volgens de commissie van afgestudeerden van beroepsgerichte opleidingen doordat zij 26
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
vernieuwend denken. Naast het oplossen van problemen zijn zij in staat om problemen te analyseren, op toekomstige ontwikkelingen te anticiperen en nieuwe kennis te genereren. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De commissie concludeert dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding academisch zijn georiënteerd en expliciet verwijzen naar aspecten van wetenschappelijke vorming, zoals het bezitten van kennis van de methoden en technieken van (medisch) wetenschappelijk onderzoek (eindkwalificatie 1), en het met behulp van methoden en technieken uit de informatiewetenschappen kunnen analyseren, representeren en (automatisch) verwerken van informatie (eindkwalificatie 7). Tevens blijkt uit de eindkwalificaties academische vaardigheden dat wetenschapsbeoefening een belangrijk uitgangspunt van de bacheloropleiding vormt. De commissie stelt vast dat de bacheloropleiding kwalificaties geeft voor toegang tot ten minste één masteropleiding en andere, selectieve masteropleidingen en concludeert op basis daarvan dat de afgestudeerden beschikken over de kwalificaties voor toegang tot een vervolgopleiding. Zij heeft tevens vastgesteld dat bachelorstudenten over voldoende kennis, vaardigheden en inzicht beschikken om door te stromen naar de masteropleiding Medical Infomatics. Daarnaast is de commissie van oordeel dat studenten na de afronding van de bacheloropleiding, eventueel de arbeidsmarkt kunnen betreden. Dit impliceert dat zij ervan overtuigd is dat de eindkwalificaties van de opleiding in dergelijke mate aansluiten op de eisen van het beroepenveld, dat de missie van de opleidingen waar het gaat om de toepassing van kennis, reeds in de bacheloropleiding gerealiseerd zou moeten kunnen worden. De commissie is hiervan onder de indruk. Masteropleiding Medical Informatics De commissie concludeert dat de eindkwalificaties van de masteropleiding academisch zijn georiënteerd en expliciet verwijzen naar aspecten van wetenschappelijke vorming, zoals het bijdragen aan het ontwerp, de ontwikkeling, de implementatie en de evaluatie van de impact van informatie- en beslissingsondersteunende systemen in de gezondheidszorg (eindkwalificatie 2), en het kunnen leveren van een bijdrage aan de theorievorming en methodiekontwikkeling van wetenschapsgebieden (eindkwalificatie 4). Daarnaast stelt de commissie vast dat de masteropleiding studenten kwalificaties geeft om zelf wetenschappelijk onderzoek te verrichten en multi- en interdisciplinaire vraagstukken binnen het toepassingsgebied op te lossen. Afgestudeerden hebben toegang tot een promotietraject. De commissie stelt het op prijs dat de opleiding in de afgelopen jaren veel aandacht heeft besteed aan het voorbereiden van de afgestudeerden op dit traject en een aanzienlijke groei van het aantal promovendi en publicaties heeft weten te realiseren. Daarnaast blijkt er, zoals eerder beschreven, in het werkveld bijzonder veel interesse te bestaan voor afgestudeerden van deze opleiding. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is goed.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
27
Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Medische Informatiekunde is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Medical Informatics is het oordeel voldoende. 5.1.2. Programma Beschrijving van de programma’s Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De bacheloropleiding start jaarlijks in september en wordt voltijds en in het Nederlands aangeboden. De opleiding bestaat uit een driejarig programma, dat wordt weergegeven in tabel 2. In de tabel wordt steeds aangegeven hoeveel EC elke module beslaat en aan welke eindkwalificaties deze gekoppeld kan worden (zie facet 5). Bij de beschrijving van facet 6 wordt de opbouw van het curriculum nader toegelicht. Jaar/Semester Module Jaar 1 Beeldvorming en fundamenten Semester 1 1.1 Inleiding Medische Informatiekunde (8 EC) 1.2 Biomedische Basisprincipes (10 EC) 1.3 Inleiding Programmeren en Logica (12 EC) Semester 2 1.4 Het geneeskundig proces eerste lijn (12 EC) 1.5 Voortgezet Programmeren en Wiskunde (12 EC) 1.6 Medische Basisprincipes (6 EC) Jaar 2 Integratie en toepassing Semester 1 2.1 Databases en Computernetwerken (12 EC) 2.2 Klinische Epidemiologie en Biostatistiek (12 EC) 2.3 Het geneeskundig proces tweede lijn (6 EC) Semester 2 2.4 Registratie en Classificatie (12 EC) 2.5 Software Engineering Theorie (8,5 EC) Intramurale Stage (2,5 EC) 2.6 Software Engineering Project (7 EC) Jaar 3 Verdieping en verbreding Semester 1 3.1 Artificiële Intelligentie (6 EC) 3.2 Informatie in Medische Beelden (9 EC) 3.3 Tussen Zorgproces en Beleid (9 EC) Semester 2 3.4 Strategisch Informatiemanagement (6 EC) Bachelorproject (totaal 30 EC) Tabel 2. Curriculum van de bacheloropleiding
Eindkwalificatie(s) 1,3,4,5,6,8,9 1,2,4,8 5,6,7,9 2,3,4,5,8,10,13,16,17 5,6,7,9 1,2,4,8,10,17,19 5,6,7,8,9,10,11,13,19 1,2,8,12,13,15 2,4,11,14,16 1,2,3,4,5,6,7,11,12,15,17 5,6,7,9,10,11,14,17 1,5,7,11,14,18 2,3,4,5,6,7,9,10,11,12,14,15,16,19 5,6,7, 9,11,15 5,6,7,11 3,8,12,13,15,18 5,6,7,9,11,12,13,14,15,16,17,19 1 tot en met 19
Masteropleiding Medical Informatics De masteropleiding heeft twee instroommomenten, in september en in februari. Het voltijdse programma wordt sinds 2006 in het Engels aangeboden. Colleges vinden plaats op maandag en vrijdag. In tabel 7 wordt weergegeven welke werkvormen er worden onderscheiden op deze dagen (contacturen) en op overige dagen (zelfstudie). Het curriculum van de masteropleiding bestaat uit een aantal modulen van 6 EC en wordt weergegeven in tabel 3. Het gemeenschappelijke deel van het curriculum bestaat uit acht (kern)modulen en twee interdisciplinaire stages. In de disciplinespecifieke keuzeruimte (dieptestudie), kiezen studenten twee modulen, waarna ze het Research Project uitvoeren (wetenschappelijk onderzoek en masterscriptie). In de tabel wordt tevens aangegeven aan welke eindkwalificatie(s) de modulen gekoppeld kunnen worden (zie facet 5).
28
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Jaar/Semester Module Jaar 1 (kernmodulen) Semester 1 1.1 Current issues in medical informatics I 1.2 Knowledge representation & reasoning in medicine 1.3 Advanced data analysis in medicine 1.4 Biomedical information systems engineering Internship I Semester 2 2.1 Biomedical research & evaluation methodology 2.2 Organisational settings of healthcare 2.3 Healthcare logistics & information systems 2.4 Information & process modelling in healthcare Internship II Jaar 2 (keuzeruimte en Research Project / scriptie) Semester 1 3.1 Quality, accessibility and costs of healthcare 3.2 Health and Medicine Semester 1/2 Research Project and scriptie (48 EC) Tabel 3. Curriculum van de masteropleiding
Eindkwalificatie(s) 2,7,10,13,14,15 2,3,4, 11,13,14,15 5, 10,13 7,8, 11,12,13,14,15 1,9, 10,13,14,15,16,17 2,5,7,8,10, 11,13,14,15 1,3,4,7,12,13,14,15,16,17 1,3,5,6,8,11,12,15 1,3,4,7,8,12,13,14,15,16,17 1,9,10,13,14,15,16,17 1,3,7,8,15,16,17 3,4,5,10,13,14,15,17 1,7,9,10,13,14,15,16,17
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving Volgens de zelfstudie wordt de aansluiting van de bachelor- en masteropleiding op ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke disciplines gewaarborgd en vindt kruisbestuiving met het werkveld plaats. Het onderwijs wordt verzorgd door wetenschappelijk geschoolde docenten uit het gehele AMC-UvA, die bijna allen zelf actief onderzoek uitvoeren op het terrein waarin zij lesgeven. De opleidingen streven er daarbij naar om een kernhoogleraar in te zetten, die zich specifiek op de opleidingen Medische Informatiekunde richt (zie facet 12). Daarnaast bezoeken docenten regelmatig congressen en symposia gerelateerd aan hun vakgebied en hebben verscheidene docenten een parttime positie in het werkveld. Ook worden alumni en gastdocenten betrokken bij het onderwijs. Het contact tussen medewerkers en studenten uit het (internationale) veld fungeert tevens als een uitwisseling en afstemming van de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen. Samen met zes andere universiteiten, drie in Europa en drie in de Verenigde Staten (de ‘University Heidelberg’, ‘University von Heilbronn’, the ‘University for Health Informatics and Technology Tyrol’, the ‘University of Minnesota’, the ‘University of Washington’ en de ‘University of Utah’), is een samenwerkingsverband gesloten op het gebied van Health Informatics Education (IPHIE), waarin studenten- en docentenmobiliteit plaatsvindt en waarin gezamenlijke onderwijsmodulen worden gerealiseerd. De transfer naar de werkpraktijk wordt volgens de zelfstudie bevorderd doordat in beide opleidingen sprake is van een interdisciplinaire benadering van medisch-informatiekundige vraagstukken. Dit houdt in dat de behandeling van theorieën, modellen en methoden uit de informatiekunde en aanverwante disciplines gerelateerd is aan de verschillende, relevante toepassingsdomeinen in de gezondheidszorg (zie facet 10).
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
29
Bacheloropleiding Medische Informatiekunde Naast de hierboven beschreven vormen van contact tussen het werkveld en de opleiding, komen studenten van de bacheloropleiding tevens in aanraking met de beroepspraktijk door middel van projectonderwijs en multidisciplinaire practica, stages, het verplichte symposium, en de ‘alumnitoer’ voor eerstejaarsstudenten, waarop zij een aantal organisaties bezoeken waar alumni werkzaam zijn. Academische vorming is systematisch geïntegreerd in de bacheloropleiding. Sinds 2009 zijn de academische eindkwalificaties (zie bijlage A) uitgewerkt in academische leerlijnen: onderzoeksvaardigheden, academisch schrijven, presenteren, managementvaardigheden en attitude- en leervaardigheden. Iedere leerlijn is opgebouwd uit stappen met een toenemende moeilijkheidsgraad (kennis, inzicht, toepassing, analyse, synthese en evaluatie), afgeleid van de taxonomie van Bloom. Alle leerlijnen zijn volledig geïntegreerd in de verschillende modulen en worden als onderdeel van de module beoordeeld. Alle tussen- en eindproducten en beoordelingen worden verzameld in een individueel portfolio. De voortgang wordt door middel van dit portfolio bewaakt en besproken in het jaarlijkse voortgangsgesprek van de student met de daarvoor aangestelde coördinator academische vaardigheden. Periodieke evaluaties kunnen leiden tot bijstellingen indien nodig. Iedere leerlijn wordt in het derde jaar afgesloten met een eindbeoordeling. Masteropleiding Medical Informatics In de masteropleiding staat inbedding van de leeromgeving in een onderzoeksomgeving centraal, waarbij sprake is van zowel toepassingsgericht als basaal wetenschappelijk onderzoek. De interdisciplinaire stages vormen een belangrijke kennismaking met klinisch, informatiekundig en basiswetenschappelijk onderzoek. De student wordt zo optimaal voorbereid op een arbeidsmarkt waarin academisch denk- en werkniveau gekoppeld is aan professionele scholing. De ziekenhuisorganisatie vormt daarbij de context. De lijn academische vaardigheden wordt na de bacheloropleiding doorgezet in het masterprogramma. De masterstudent krijgt in deze fase dieper inzicht in de manier waarop wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd door middel van stages. Daarnaast krijgt de student een inleiding in de noties van wetenschap, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke rapportage. Uiteindelijk dient het onderzoeksproject om de student te laten ervaren hoe informatievraagstukken binnen de geneeskunde en de gezondheidszorg op wetenschappelijke wijze kunnen worden opgelost (zie facet 20). Goede studenten kunnen solliciteren op traineeships (vier plaatsen per jaar), die door de RvB van het AMC worden gefinancierd. Ook kunnen zij gratis naar congressen en internationale masterclasses. Excellente studenten worden gestimuleerd hun onderzoek voort te zetten in een promotietraject. Oordeel De commissie heeft het programma van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de eisen die aan een wetenschappelijke opleiding zouden mogen worden gesteld. Zij heeft vastgesteld dat er sprake is van interactie tussen onderzoek en onderwijs, waarbij ontwikkelingen in het onderzoek een rol spelen bij het ontwerpen van onderwijs. De commissie stelt vast dat ontwikkelingen in het onderzoek hun weg vinden naar het onderwijs doordat onderzoekers worden ingezet om vakken te verzorgen (zie facet 12) en contacten tussen medewerkers, studenten en het (internationale) veld gerealiseerd worden. Deze contacten zijn volgens de commissie in voldoende mate aanwezig, onder andere door het permanente contact tussen de opleidingen en de zorgpraktijk, door de inzet van docenten die gedeeltelijk werkzaam zijn in het beroepenveld en door de inzet van casussen, die zijn 30
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
toegespitst op de beroepspraktijk (zie facet 10). De commissie staat positief tegenover het initiatief van de opleidingen om een kernhoogleraar aan te stellen (zie facet 12). Zij adviseert de opleidingen om deze kernhoogleraar in te zetten om de inbedding van onderzoek in het onderwijs nog verder te verstevigen, onder andere door stimulering van het bundelen van verschillende onderzoeksrichtingen, resulterend in een beperkt aantal duidelijke speerpunten. Dit zal de diepgang van het medisch-informatiekundig onderzoek vergroten, en het vertalen van onderzoeksresultaten naar het onderwijs vergemakkelijken en daarmee de interactie tussen het onderzoek en onderwijs verstevigen. De commissie heeft tijdens de visitatie vastgesteld dat er zeer bewust aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van academische vaardigheden binnen de opleidingen, onder andere door middel van de leerlijnen academische vaardigheden, die systematisch zijn verweven in het curriculum van de bacheloropleiding en vervolgd worden in de masteropleiding. De verschillende academische vaardigheden zijn ingebouwd in de programma’s, en komen gestructureerd aan bod in verschillende modulen. De commissie stelt vast dat studenten opvallend positief waren over de wijze waarop de academische vaardigheden aan bod komen. De coördinator academische vaardigheden slaagt erin om studenten op consequente en opbouwende wijze bekend te maken met de wetenschap. Daarnaast heeft de commissie geconstateerd dat studenten de wetenschappelijke stages als een belangrijk onderdeel beschouwen bij het opdoen van academische vaardigheden. De commissie concludeert naar aanleiding hiervan dat de opleidingen succesvol gedoeld hebben op het verstevigen van de rol van academische vaardigheden binnen het programma door middel van het opzetten van de academische leerlijnen en stages, en stelt vast dat de wijze waarop deze nu aan bod komen garandeert dat studenten aan het einde van de opleiding over voldoende academische vaardigheden beschikken. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving In tabel 2 en 3 wordt weergegeven welke eindkwalificaties aan bod komen in de verschillende modulen van de bachelor- en masteropleiding. De eindkwalificaties zijn gebaseerd op de IMIA-standaard (zie facet 1), en betreffen vaak een combinatie van het verwerven van kennis over een onderwerp en vaardigheden om die kennis toe te passen. Meetbare leerdoelen van alle modulen worden jaarlijks geëvalueerd en op initiatief van het OWI-bestuur herzien door de modulecoördinatoren (zie facet 6). Bacheloropleiding Medische Informatiekunde In het bachelorprogramma zijn naast de eindkwalificaties die weergegeven worden in tabel 2 ook de eindkwalificaties met betrekking tot academische vaardigheden (zie bijlage A) gekoppeld aan de verschillende modulen. Zo wordt bijvoorbeeld vanaf het tweede studiejaar een beroep gedaan op het probleemoplossend vermogen van de student. De student leert hierbij (verworven) kennis en inzicht te hanteren bij de analytische benadering van actuele vraagstukken uit de gezondheidszorg. Ook de vaardigheid oordeelsvorming komt op verschillende wijzen in het programma terug (module 1.4, 2.4, 3.3, in het symposium, en bij het schrijven van de eindscriptie in het derde jaar). Daarnaast wordt er aandacht besteed aan QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
31
verschillende communicatievormen, met name gesprekstechnieken, presentatie- en schrijfvaardigheden. De eindkwalificatie ‘attitude en leervaardigheden’ heeft niet alleen betrekking op de studievaardigheden, maar ook op de houding van de student om permanent te blijven leren en het kunnen reflecteren op de eigen werkzaamheden. Er wordt daarom aandacht besteed aan het leren omgaan met feedback door middel van het opbouwen van een portfolio en een gesprek daarover met de coördinator academische vaardigheden. Masteropleiding Medical Informatics In aansluiting op het bachelorprogramma wordt ook in het masterprogramma aandacht geschonken aan academische vaardigheden. Communicatievaardigheden komen aan bod door het bespreken van cases, opdrachten, (individuele en groeps-) projecten en mondelinge presentaties tijdens de colleges. Casusonderwijs en gerichte opdrachten dragen daarnaast bij aan de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden. Ook kent het eerste jaar twee stages waar de student onderzoekservaring opdoet voor aanvang van het onderzoeksproject in het tweede jaar. Gedurende het onderzoeksproject in het tweede masterjaar zijn verplichte ‘terugkomdagen’ ingeroosterd. Tijdens deze dagen wordt, met het oog op het schrijven van de masterscriptie, uitgebreid aandacht besteed aan academische vaardigheden als het formuleren van de vraagstelling, literatuurstudie, onderzoeksdesign, rapportage en presenteren van alle fasen van het onderzoek (zie facet 20). Oordeel De commissie heeft de relatie tussen de eindkwalificaties en de inhoud van beide opleidingen bestudeerd en is van oordeel dat de programma’s op een doordachte en gestructureerde manier zijn opgebouwd vanuit de gedachte dat studenten de eindkwalificaties van de opleidingen moeten kunnen behalen. De commissie is onder de indruk van de wijze waarop de opleidingen erin slagen om meerdere disciplines te integreren in de programma’s, in aansluiting op het domeinspecifiek referentiekader en de IMIA-standaard (zie onderwerp 1). Bacheloropleiding Medische Informatiekunde Volgens de commissie heeft de bacheloropleiding de opbouw en structuur van de vakken en leerlijnen academische vaardigheden duidelijk in kaart gebracht en sluiten deze uitstekend aan op de geformuleerde eindkwalificaties en daarmee onder andere op de domeinspecifieke eisen. De opbouw waarborgt dat de verhouding tussen de disciplines en de breedte en diepte waarmee op deze disciplines wordt ingegaan op een uitgebalanceerde wijze gerealiseerd wordt in het programma. Daarnaast heeft zij opgemerkt dat de aansluiting op het werkveld verbeterd is door een recente herziening van het curriculum, waarbij gewaarborgd wordt dat een stage en eindscriptie onderdeel uitmaken van het curriculum. Het multidisciplinaire karakter van de opleidingen maakt dat de eindkwalificaties zowel ambitieus als uitdagend zijn. Toch stelt de commissie vast dat de eindkwalificaties realistisch zijn, en is tijdens de visitatie bevestigd dat studenten in staat zijn om aan de eindkwalificaties te voldoen binnen de daarvoor gestelde tijd door de wijze waarop deze geconcretiseerd worden in het programma. Daarnaast stelt de commissie vast dat het bachelorprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties. De eindkwalificaties met betrekking tot het opdoen van kennis (1 tot en met 6) komen tijdens het gehele programma aan bod, waarbij de eerste vier eindkwalificaties voornamelijk gekoppeld zijn aan de eerste twee jaar van de opleiding. Eindkwalificaties gericht op het toepassen van kennis en inzicht (7 tot en met 10), zijn overwegend gekoppeld aan twee of meer modulen per jaar. Hetzelfde geldt voor eindkwalificatie 19, gerelateerd aan leervaardigheden. De focus op eindkwalificaties met betrekking tot oordeelsvorming (11 tot en met 13) en communicatie (14 tot en met 18) ligt
32
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
voornamelijk in het tweede en derde jaar. Tijdens het afsluitende bachelorproject, aan het einde van het derde studiejaar, worden alle eindkwalificaties getoetst. Masteropleiding Medical Informatics De commissie oordeelt dat het masterprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties. Uit de zelfstudie blijkt dat eindkwalificaties met betrekking tot kennis en inzicht (1 tot en met 6) voornamelijk in het eerste jaar van de masteropleiding naar voren komen. Eindkwalificaties 1 en 10, gerelateerd aan het toepassen van deze kennis en inzichten, zijn gekoppeld aan modulen binnen elk semester van de masteropleiding. Eindkwalificatie 7 is vooral gerelateerd aan de stages en het onderzoeksproject, terwijl eindkwalificatie 8 juist aan alle modulen behalve dit project is gerelateerd. Eindkwalificatie 11 komt, net als eindkwalificatie 12 (oordeelsvorming), alleen terug tijdens het eerste jaar van de masteropleiding. De overige kwalificaties met betrekking tot oordeelsvorming, eindkwalificaties 13 en 14, komen tijdens ieder jaar en elk semester van de masteropleiding aan bod. Hetzelfde geldt voor de eindkwalificaties met betrekking tot communicatie en leervaardigheden. Volgens de commissie blijkt het programma pragmatischer te zijn dan de geformuleerde eindkwalificaties doen vermoeden. Omdat studenten kennis, vaardigheden en inzicht moeten opdoen van meerdere disciplines, moet worden uitgegaan van een realistische diepgang die daarbij van een student verwacht mag worden. De commissie vindt dat de diepgang die op dit moment wordt bereikt door masterstudenten gemiddeld voldoende is, en er eigenlijk niet veel meer verwacht zou mogen en hoeven worden. Zij adviseert de opleiding daarom om de eindkwalificaties, zoals eindkwalificatie 2, pragmatischer te formuleren, en op deze wijze de aansluiting tussen de eindkwalificaties en het programma te vergroten. Hiermee zullen de eindkwalificaties tevens beter aansluiten op de missie van de opleiding en de rol als brugfunctie die wordt beoogd. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving In de zelfstudie wordt beschreven dat voor elke onderwijsmodule van de bachelor- en masteropleiding een coördinator is aangewezen, die verantwoordelijk is voor de organisatie, de uitvoering en de toetsing van die betreffende module. Daarnaast zijn er binnen de belangrijkste docentleverende afdelingen onderwijscoördinatoren aangesteld die de onderwijsbijdrage vanuit hun vakgebied met het gehele curriculum Medische Informatiekunde afstemmen. Ook zijn er afzonderlijke coördinatoren voor het afstudeerproject en voor de academische vaardigheden. Meetbare leerdoelen van alle modulen worden jaarlijks geëvalueerd en op initiatief van het OWI-bestuur herzien door de modulecoördinatoren. Een modulecoördinator kan een voorstel tot aanpassing doen, mede ingegeven door ontwikkelingen binnen een bepaald vakgebied. Het OWI-bestuur ziet in die gevallen toe op de samenhang van de eindkwalificaties op module- en curriculumniveau, stelt voorgestelde wijzigingen vast en zorgt ervoor dat de wijzigingen hun beslag krijgen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER).
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
33
Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De structuur van de bacheloropleiding is in 2007 herzien, wat heeft geleid tot het ‘curriculum 2008’ (zie tabel 2). Bij de herziening is kritisch gelet op een zorgvuldige en evenwichtige opbouw van het programma, waarbij de verschillende module-inhouden beter op elkaar zijn afgestemd. De student heeft de mogelijkheid om, onder in de OER opgenomen voorwaarden, een afwijkend onderwijsprogramma samen te stellen, met goedkeuring van de examencommissie Medische Informatiekunde, die de samenhang en het niveau van een dergelijk vrij programma bewaakt. In de bacheloropleiding wordt uitgegaan van interdisciplinair onderwijs en een interactief leerproces. Dit betekent dat de disciplines geneeskunde en informatiekunde met elkaar in verband worden gebracht en dat het onderwijs steeds voortbouwt op en gebruikmaakt van kennis en vaardigheden waarover de student reeds beschikt (zie facet 10). Elke module kent een afwisseling van theorie en casuïstiek, waardoor uiteindelijk een nieuwe stap in de theorie wordt gemaakt. Ieder jaar wordt een ander accent gelegd met betrekking tot het vakgebied, aansluitend bij het leerniveau dat jaarlijks wordt bereikt door de studenten. De curriculumopbouw loopt parallel met de academische vaardighedenlijn. In het eerste studiejaar ligt het accent op de beeldvorming van het vakgebied medische informatiekunde en verwerving van fundamentele kennis en vaardigheden in het vakgebied. Het tweede jaar staat meer in het teken van de integratie van de constituerende disciplines en het leren toepassen van de verworven vaardigheden op concrete problemen uit de praktijk van de gezondheidszorg. In het laatste jaar ligt de nadruk op verdieping, door in te gaan op moderne informatietechnologische ontwikkelingen, en verbreding, door het aandachtsgebied van de medische informatiekunde en de gezondheidszorg in groter verband te beschouwen. Hiernaast worden in het derde studiejaar in toenemende mate de opgedane kennis en inzichten toegepast in de vorm van praktijkopdrachten, de bachelorstage en de eindscriptie. Masteropleiding Medical Informatics Net als in de bacheloropleiding, wordt ook in de masteropleiding uitgegaan van interdisciplinair onderwijs (zie facet 10). De masteropleiding bestaat uit gemeenschappelijk onderwijs (48 EC), interdisciplinaire stages (12 EC), disciplinegebonden keuzeonderwijs (12 EC) en een wetenschappelijke stage (48 EC). Het gemeenschappelijk onderwijs en de interdisciplinaire stages worden in het eerste jaar aangeboden. Het curriculum van het eerste studiejaar is onderverdeeld in twee hoofdthema’s. In het eerste semester staan thema’s omtrent patiëntgeoriënteerde medisch-informatiekundige vraagstukken centraal. In het tweede semester zijn dit thema’s die betrekking hebben op de zorgorganisatie en het zorgproces. Elk semester in het eerste studiejaar wordt afgesloten met een stage. Het is de bedoeling dat tijdens de stages een koppeling plaatsvindt tussen onderzoek en thema’s uit de modulen, door aan te sluiten bij bestaande onderzoekslijnen in het AMC. Gedacht kan worden aan lopend onderzoek bij zowel klinische als preklinische afdelingen van het AMC. Studenten kunnen deze stages ook bij (internationale) partners vervullen. Hetzelfde geldt voor de wetenschappelijke stage waarmee studenten de masteropleiding afsluiten in het tweede jaar. In dit jaar komt tevens het disciplinegebonden keuzeonderwijs aan bod. Oordeel De commissie heeft bestudeerd of de studenten inhoudelijk samenhangende programma’s volgen. Daarbij heeft zij gelet op de manier waarop de disciplines zijn geïntegreerd en de manier waarop samenhang is gerealiseerd op vak- en programmaniveau. Tijdens de visitatie heeft de commissie vastgesteld dat de samenhang binnen iedere module wordt bewaakt door de modulecoördinatoren. De commissie is onder de indruk dat op deze wijze een veelheid aan docenten en disciplines op samenhangende wijze binnen één module aan bod kan komen 34
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
en heeft opgemerkt dat de modulecoördinatoren de bewaking en afstemming hiervan serieus nemen. Daarnaast heeft de commissie vastgesteld dat de coördinatoren een grote rol spelen bij het bewaken van de samenhang op programmaniveau. Zij overleggen regelmatig, formeel en informeel, over de samenhang van het programma en het vermijden van overlappende thema’s. De commissie is er vooral op basis van de gesprekken met studenten van overtuigd geraakt dat een samenhangend programma wordt geboden. Studenten bleken goed in staat deze samenhang te duiden en beschikten over een geïntegreerd beeld van de aangeboden disciplines. De commissie concludeert dat de samenhang op module- en programmaniveau adequaat is. Het is de commissie opgevallen dat deze samenhang van en tussen de modulen mede bevorderd wordt door de kleinschaligheid van de opleiding. Er is sprake van korte lijnen en open onderlinge verhoudingen, waardoor communicatie wordt bevorderd. Deze beperkte omvang wordt gewaarborgd door de opleidingen, bijvoorbeeld door de keuze die is gemaakt om klinische colleges niet te integreren in het curriculum van de opleidingen Geneeskunde. De commissie waardeert dit, maar wil er wel op wijzen dat door de informele communicatie het voor een buitenstaander lastig is om een beeld te creëren van de samenhang binnen de opleidingen. Nu zij tijdens de visitatie meer inzicht heeft gekregen in en overtuigd is geraakt van deze samenhang, adviseert zij de opleidingen dan ook om de samenhang ook voor externen duidelijker zichtbaar te maken. Een coderingssysteem, waarbij modulen worden gekoppeld aan het niveau van verdieping, zou hier een voorbeeld van kunnen zijn. De modulen kunnen dan gekoppeld worden aan de niveaus 1, 2, en 3, waarbij een ‘niveau 3 module’ niet gevolgd kan worden zonder voorkennis uit voorafgaande verdiepende ‘niveau 2 modulen’. Door het meer zichtbaar maken van de samenhang tussen de modulen, zullen hiaten of doublures hierin eerder opgespoord kunnen worden, zal de opbouw van het curriculum beter verantwoord kunnen worden en zullen de mogelijkheden die bestaan voor instroom van studenten uit overige bacheloropleidingen beter in kaart gebracht kunnen worden (zie facet 8). Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De commissie heeft daarnaast de interne samenhang van het programma van de bacheloropleiding bestudeerd. Zij is van mening dat de inhoudelijke samenhang in het programma goed doordacht is. Zij kan zich vinden in de uitwerking die de opleiding geeft aan de structuur en opbouw van het programma (zie facet 5). De commissie heeft waardering voor de wijze waarop het curriculum van de opleiding is herzien. De commissie stelt vast dat de samenhang tussen de disciplines gelijk in het eerste jaar wordt geïntroduceerd in een introductievak. Ook gedurende het tweede en derde jaar worden de disciplines met elkaar in verband gebracht. De commissie is, mede op basis van gesprekken met studenten, ervan overtuigd geraakt dat het onderwijs voortbouwt op en gebruikmaakt van kennis en vaardigheden waarover de student reeds beschikt. Studenten geven aan tevreden te zijn over de wijze waarop zij stapsgewijs kennismaken met de verschillende disciplines, waarbij vanaf het eerste moment sprake is van integratie, vooral door de inzet van casussen. Daarnaast waardeert de commissie de wijze waarop de opleiding waarborgt dat de ontwikkeling van vaardigheden gedurende het gehele programma aan bod komt en is geïntegreerd binnen het curriculum. Masteropleiding Medical Informatics Ook heeft de commissie het programma van de masteropleiding bestudeerd, en vastgesteld dat dit intern samenhangend is. De commissie kan zich vinden in zowel de inhoudelijke samenhang als de opbouw van het programma. Zij heeft tevens vastgesteld dat studenten
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
35
tevreden zijn over de verdeling van het onderwijs in twee hoofdthema’s, en over de integratie van disciplines. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Volgens de zelfstudie komt uit recente studentevaluaties naar voren dat studenten tevreden zijn over de organisatie van het onderwijs. Gekeken naar de studielast geven zowel de studenten van de bacheloropleiding als studenten van de masteropleiding aan deze als redelijk zwaar te ervaren. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde Elk studiejaar van de bacheloropleiding bestaat uit twee semesters, waarin steeds 30 EC behaald kunnen worden. Volgens de zelfstudie is daarmee sprake van een evenwichtige spreiding van het onderwijs over het jaar. In lijn met de Meerjarenafspraak tussen de minister van OCW en de VSNU ter uitvoering van ‘Het Hoogste Goed’ (de strategische agenda voor het hoger onderwijs) streeft AMC-UvA ernaar dat 10% van de studenten meer dan nominaal studeert. Zij biedt studenten die meer willen en kunnen dan het reguliere studieprogramma van hen vraagt daarom de mogelijkheid om deel te nemen aan een honoursprogramma, dat de studie met minimaal 30 EC verzwaart. In 2010 is het OWI-bestuur gestart met een actieve individuele benadering van vijf eerstejaarsstudenten die voldoen aan de ingangseisen van het honoursprogramma. Tussen 2003 en 2006 bleek een aantal knelpunten steeds terug te keren in het onderwijsprogramma, wat gesignaleerd werd door de toenmalige evaluatiecommissie, mentoren/tutoren, studieadviseurs, coördinatoren en studenten. Omdat deze knelpunten op moduleoverstijgend niveau lagen, besloot het bestuur van het OWI-MIK de opbouw van het curriculum onder de loep te nemen. Het resultaat van de herzieningsoperatie is het ‘curriculum 2008’ geworden (zie tabel 2). In het nieuwe curriculum is de oriëntatie op het vakgebied versterkt, is de studielast beter gespreid, is wiskunde beter geïntegreerd met toepassingen, is het voor studenten aan het begin van de studie duidelijker wat er van hen verwacht wordt en hebben studenten eerder zicht op hun resultaten. Masteropleiding Medical Informatics Volgens de zelfstudie is bij de inrichting van het curriculum van de masteropleiding, zoals weergegeven in tabel 3, rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de studielast en de studeerbaarheid van het onderwijsprogramma. Om te voorkomen dat instromers vanwege de ‘harde knip’ onnodige studievertraging oplopen, zijn er twee instroommomenten per jaar ingesteld. Om te weinig voorkennis of onnodige studievertraging te voorkomen, zijn strikte instroomvoorwaarden opgesteld (zie facet 8). Daarnaast wordt gewaarborgd dat studenten cursussen Engels kunnen volgen aan de UvA en wordt in de eerste module een cursus Engels aangeboden, om studenten voldoende te equiperen voor het doorlopen van een Engelstalig onderwijsprogramma. Tijdens hun studie kunnen studenten terecht bij de studieadviseurs (zie facet 16). Elke student die met een afstudeerproject begint doet dit onder supervisie van een gepromoveerd docent-staflid. In overleg met het staflid stelt de student het te volgen keuzeonderwijsprogramma samen, afgestemd is op het individuele afstudeerproject. 36
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Oordeel De commissie heeft bestudeerd of het curriculum van de opleidingen succesvol kan worden afgerond binnen de daarvoor gestelde tijd. Naar aanleiding van de visitatie heeft de commissie vast kunnen stellen dat beide opleidingen intensief maar goed studeerbaar zijn. Beide opleidingen zouden succesvol afgerond kunnen worden binnen de daarvoor gestelde tijd. Bovendien blijken studenten naast hun studie de mogelijkheid te hebben om zich door middel van een bijbaan reeds te verdiepen in de praktijksituatie. Daarnaast blijkt er voor studenten die het programma als licht ervaren, de mogelijkheid te bestaan om deel te nemen aan een honoursprogramma, dat de studie met minimaal 30 EC verzwaart. De commissie concludeert dat factoren die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Zoals gezegd waardeert de commissie het initiatief om het curriculum van de bacheloropleiding te hebben herzien. Zij ziet het spreiden van de studielast en het beter informeren van studenten over wat er van hen verwacht wordt als goede maatregelen om de studielast te verlichten en studievertraging te voorkomen, zodat de huidige situatie die is die van een goede academische opleiding mag worden verwacht.. De commissie constateert dat ook in de masteropleiding maatregelen zijn genomen die studievertraging kunnen voorkomen, zoals het instellen van twee instroommomenten en het aanbieden van een cursus Engels. Daarnaast heeft de commissie kunnen vaststellen dat studenten goed begeleid worden wanneer hun studievoortgang belemmerd wordt (zie facet 16). Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: vwo, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Uit de zelfstudie blijkt dat de lage instroomcijfers een belangrijk aandachtspunt vormden tijdens de vorige visitatie. Naar aanleiding hiervan is in 2007 een intern onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat kosten en baten van de opleidingen tegen elkaar opwegen. De instroom is laag, maar ligt in lijn met de andere bètageoriënteerde opleidingen en informatiekundige opleidingen aan de UvA. Wanneer de gemiddelde instroom in de jaren 2003 tot 2007 van de bacheloropleiding wordt vergeleken met de gemiddelde instroom van de drie andere informatiewetenschappelijke opleidingen van de UvA, blijkt deze zelfs iets hoger te liggen (30 versus 25). Daarentegen lijkt de bacheloropleiding, evenals de bacheloropleiding Informatiekunde van de UvA, niet te profiteren van de twee jaar geleden ingezette landelijke trend van een toename van studenten in informatietechnologie-opleidingen. Volgens de zelfstudie vormt (de kwaliteit van) de instroom een belangrijk aandachtspunt voor de opleidingen. Om verbeteringen te kunnen realiseren, is in eerste instantie voornamelijk gekeken naar de uitval van studenten tijdens of na het eerste jaar van de bacheloropleiding. De aanleiding hiervoor gaven een groep studenten (veelal uitgelote studenten Geneeskunde) die teleurgesteld waren in de geringe hoeveelheid Geneeskunde in het curriculum en meer moeite hadden met de wiskunde- en programmeervakken. Daarom heeft men in 2006 gekozen voor een andere insteek bij voorlichting aan aankomende studenten, waarbij dieper werd ingegaan op het gehalte wiskunde en informatiekunde in de opleiding. Dit had in eerste instantie tot gevolg dat de instroomcijfers daalden, met name doordat de opleiding minder aantrekkelijk bleek te zijn geworden voor uitgelote studenten Geneeskunde. Echter, een QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
37
betere doelgroep werd bereikt en de uitval in en na het eerste studiejaar werd teruggedrongen. In de zelfstudie wordt gesteld dat dit nieuwe voorlichtingsbeleid aantoonbaar heeft bijgedragen aan een verbetering van de kwaliteit van de instroom. Daarnaast heeft het OWI-MIK met het oog op een betere bekendheid, naast participatie in alle reguliere UvA-activiteiten op het gebied van voorlichting en werving, besloten een aantal extra initiatieven te ontplooien. Zo is bijvoorbeeld de website medische informatiekunde van het AMC in 2009 geheel vernieuwd en verbeterd. Ook zijn er sinds kort (actieve/bewegende) banners op ‘hyves’, ‘eindexamen.nu’ en ‘examen.nl’ te vinden. Het OWI-MIK heeft tevens aangehaakt bij de voorlichtingsactiviteiten waarbij de opleidingen als alternatieve ‘bètaopleiding’ aan aankomende bachelorstudenten worden gepresenteerd. Daarnaast is er de Summer School, met als doel om studenten uit het buitenland te interesseren voor de masteropleiding. Het is op deze manier gelukt om drie internationale studenten te werven. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde In het eerste studiejaar bouwt de bacheloropleiding voort op het wiskunde- en natuurkundeonderwijs van het voortgezet onderwijs. Voor de oude vwo-profielen geldt dat studenten met alle profielen toelaatbaar zijn, mits natuurkunde 1 en wiskunde B1 deel uitmaken van het pakket. Studenten met een vwo-diploma nieuwe stijl zijn toelaatbaar met alle profielen, waarbij de volgende extra eisen gelden: • • • •
Natuur en Techniek (N&T) moet aangevuld zijn met biologie; Natuur en Gezondheid (N&G) moet aangevuld zijn met natuurkunde; Economie en Maatschappij (E&M) moet aangevuld zijn met wiskunde B en natuurkunde; Cultuur en Maatschappij (C&M) moet aangevuld zijn met wiskunde B en natuurkunde.
Tijdens de visitatie is gebleken dat de UvA via de VSNU een verzoek heeft ingediend bij het ministerie van OC&W om de eis ‘biologie’ ter aanvulling van het N&T profiel te laten vervallen. De instroomeisen zullen dan weer overeenkomen met de eisen zoals deze oorspronkelijk door deze opleiding gesteld werden. Volgens de zelfstudie moeten bezitters van een gelijkwaardig buitenlands diploma voldoende beheersing van de Nederlandse taal hebben (staatsexamen Nederlands als tweede taal NT2, programma II). Studenten die niet in het bezit zijn van een vwo-, hbo- of wo-diploma kunnen voldoen aan toelatingseisen door het behalen van aanvullende examens op vwo-niveau voor Engels, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie en Wiskunde. De Colloquium Doctumcommissie kan vrijstelling verlenen van een of meer van de hierboven vermelde eisen op grond van elders verkregen bewijzen van voldoende kennis. Aansluitend op de formele eisen peilt de opleiding het wiskundekennisniveau van aankomende studenten door middel van een (nietverplichte) diagnostische toets. Het resultaat van de toets wordt gebruikt als input voor de ontwikkeling van de bijspijkerlessen, die voorafgaand aan module ‘Voortgezet programmeren en wiskunde’ gegeven worden. In tabel 4 wordt de instroom van studenten in de bacheloropleiding per cohort weergegeven, waarbij wordt aangegeven welk aantal studenten werd uitgeloot voor een opleiding Geneeskunde of Tandheelkunde en tevens onderscheid is gemaakt naar vooropleiding.
38
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Afgeronde HBO/WO
Collocium doctum/ beschikking
vwo N&G
vwo N&T
vwo E&M
vwo NG+NT
HBO/WO propedeuse
vwo oude stijl
uitgeloot
vrouw
man
totaal
cohort
2003 20 14 7 3 2 2004 38 26 12 3 0 2005 29 17 12 15 1 1 2006 36 24 12 18 0 2 2007 23 12 11 6 1 1 2008 17 13 4 2 1 2 2009 17 13 4 4 0 0 Tabel 4. Instroomgegevens van de bacheloropleiding
1 4 0 0 0 0 0
0 0 0 1 0 0 0
14 29 26 27 20 10 17
0 2 1 2 1 2 0
0 0 0 1 0 0 0
0 0 0 3 0 2 0
Masteropleiding Medical Informatics In de zelfstudie wordt aangegeven dat zowel doorstromers als zij-instromers kunnen kiezen voor de masteropleiding. Studenten met een bachelordiploma Medische Informatiekunde hebben rechtstreeks toegang tot de masteropleiding. Om de studeerbaarheid van de masteropleiding te bevorderen en om het kwaliteitsniveau van het onderwijs te waarborgen zijn voor overige instromers instroomeisen vastgesteld. In deze eisen is opgenomen dat instromers met een ander diploma en/of dat van een andere (buitenlandse) universiteit en instromers met een hbo-bachelordiploma een verzoek tot toelating kunnen indienen bij de examencommissie. Deze beoordeelt de instromers aan de hand van een portfolio, en op basis van motivatie, vakinhoudelijke kennis en relevante werkervaring. Daarbij wordt vastgesteld welke deficiënties mogelijk weggewerkt en getoetst moeten worden aan de hand van een toelatingstest. Daarnaast dienen studenten die een diploma hebben behaald in een land buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en die niet afkomstig zijn uit één van de Angelsaksische landen, aan te tonen dat zij beschikken over een redelijke kennis van de Engelse taal, door het afleggen en behalen van een taalvaardigheidtoets Engels. Het is mogelijk een premasterprogramma te volgen van 30 EC dat voorbereidt op de toelatingstest. De premasteropleiding is gebaseerd op de bacheloropleiding en is zo ingericht dat studenten het programma individueel en op eigen tempo kunnen doorlopen. Er kunnen, afhankelijk van de differentiaties waaraan een student moet voldoen, twee trajecten onderscheiden worden: een traject gericht op geneeskunde/gezondheidszorg of een traject gericht op informatiekunde/informatica. Studenten kunnen kiezen voor het afleggen van deeltentamens of voor een eindtoets die de eindkwalificaties van het gehele programma beslaat. In tabel 5 wordt de instroom van studenten in de masteropleiding weergegeven, waarbij wordt aangegeven welk aantal instromers eerst een premasteropleiding heeft afgerond en van welke opleiding deze zij-instromers afkomstig zijn. Als laatste wordt aangegeven welk deel van de zij-instromers internationaal is.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
39
Informatica
Information Technology Technische Bedrijfskunde WO-Geneeskunde
WO-Informatica
WO-Medical computer science WO-Political Science WO-Veterinary Medicine Waarvan internationaal
Hogere Informatica
Waarvan premaster
vrouw
man
totaal
Instroom
September 2006 7 5 2 1 0 Februari 2007 5 4 1 4 1 September 2007 16 8 8 2 0 Februari 2008 2 2 0 1 0 September 2008 8 7 1 0 0 Februari 2009 3 2 1 2 0 September 2009 2 0 2 0 0 Februari 2010 4 3 1 2 0 Tabel 5. Instroomgegevens van de masteropleiding
0 1 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 1
0 2 0 0 0 0 0 0
0 0 1 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 1 0 0
1 0 0 1 0 1 0 0
0 0 0 0 0 0 0 1
0 0 1 0 0 0 0 0
0 1 1 0 0 1 0 1
Oordeel De commissie heeft de opleidingen bestudeerd, waarbij gelet is op de aansluiting qua vorm en inhoud bij de kwalificaties van de instromende studenten en de toelatingseisen. Zij heeft daarbij vastgesteld dat beide opleidingen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan dit facet. De commissie heeft geen informatie ontvangen die erop wijst dat de studenten niet over de kwalificaties beschikken die nodig zijn om het programma te volgen. Zij concludeert dat studenten met een vwo-diploma kunnen instromen in de bacheloropleiding en dat verschillende bacheloropleidingen toegang geven tot de masteropleiding. Naar aanleiding van de visitatie stelt de commissie vast dat veel bachelorstudenten na afstuderen een masteropleiding gaan volgen en in de meeste gevallen kiezen voor de masteropleiding Medical Informatics. Deze studenten geven aan tevreden te zijn over de aansluiting tussen de bachelor- en masteropleiding en stellen in de masteropleiding een hogere moeilijkheidsgraad te herkennen. De commissie concludeert dat de instroom, ondanks de pogingen die zijn ondernomen voor de opleidingen, opvallend laag blijft. De commissie vindt dit teleurstellend en stelt dat een hogere instroom gewenst zou zijn, vooral wanneer wordt meegenomen hoeveel vraag er bestaat naar afgestudeerden in het beroepenveld. Daarnaast speelt dit aandachtspunt al geruime tijd en zijn diverse pogingen tot verhoging van de instroom ondernomen. De commissie heeft waardering voor deze initiatieven, en is vooral positief over de voorlichting waarbij aan mogelijke studenten concrete voorbeelden worden gegeven van waartoe de opleidingen opleiden, omdat het voor studenten moeilijk is zich een beeld te vormen van dergelijke specialistische opleidingen. De commissie zou de opleidingen daarom willen adviseren om de oplossingen voor het verhogen van de instroom ook in andere richtingen te zoeken. Men zou kunnen denken aan een nieuwe naamgeving die meer aanspreekt. Daarnaast zouden de opleidingen zich kunnen aanmelden bij het Platform Bèta en Techniek, een platform dat van de overheid de opdracht en budget gekregen heeft om te zorgen voor voldoende en kwalitatief goed opgeleide bèta's en technici. De opleidingen zouden hun naamsbekendheid tevens kunnen verhogen door speerpunten in hun onderzoeksbeleid aan te brengen, en zich hiermee te profileren naar de buitenwereld toe (zie facet 4). Tenslotte de commissie de opleiding om niet te veel tijd en geld te investeren in de werving van buitenlandse studenten die het Nederlandse zorgsysteem niet kennen, met alle problemen voor de gewenste brugfunctie die dat meebrengt.
40
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De commissie heeft vastgesteld dat er in de afgelopen jaren vooral aandacht is besteed aan de instroom in de bacheloropleiding. De instroom van uitgelote geneeskundestudenten vormde een groot probleem voor deze opleiding, aangezien de uitval na het eerste jaar en de algehele motivatie en sfeer hierdoor negatief werden beïnvloed. De commissie constateert en stelt op prijs dat pogingen om de instroom van uitgelote studenten te verlagen succesvol zijn gebleken en er op dit moment sprake is van een kwalitatief betere instroom. Aan de hand van gesprekken met studenten heeft zij dan ook kunnen vaststellen dat deze een bewuste keuze hebben gemaakt voor deze opleiding en gemotiveerd zijn om de opleiding af te ronden. De totale instroom in het eerste jaar is als resultaat van dit initiatief echter gedaald. De commissie realiseert zich dat het, voornamelijk door onbekendheid en het specialistische karakter van de opleiding, lastig is om studenten vanuit het middelbaar onderwijs te werven. Aankomende studenten zijn niet in staat zich een beeld te vormen van de opleiding en zullen eerder kiezen voor een meer basale studierichting. De commissie zou daarom ook willen aanbevelen om het wervingsbeleid meer dan in het verleden te richten op masterstudenten, omdat deze beter in staat zijn om zich een beter beeld te vormen van de opleiding. Het is de commissie overigens opgevallen dat er in de bacheloropleiding overwegend studenten met het profiel N&G instromen, terwijl er ook instroom vanuit het profiel N&T gewenst en verwacht zou zijn. De commissie heeft begrepen dat inmiddels een verzoek is ingediend om de vooreis betreffende biologie te laten vervallen. Zij beschouwt dit als een goed intiatief, gekeken naar de wens en verwachting om meer studenten met een N&T profiel aan te trekken. Masteropleiding Medical Informatics De commissie heeft vastgesteld dat de focus in de afgelopen jaren vooral lag op het werven van studenten voor de bacheloropleiding, waardoor er te weinig aandacht is besteed aan het werven van studenten voor de masteropleiding. Zij stelt vast dat het aantal studenten dat op dit moment instroomt in de opleiding te laag is en drastisch verhoogd zou moeten worden. Naast de instroom vanuit de bacheloropleiding, zou zij de masteropleiding willen adviseren om zich sterker te richten op de instroom vanuit overige bacheloropleidingen, door structureel met deze opleidingen samen te gaan werken. Er zijn voldoende bacheloropleidingen waarop deze masteropleiding aansluit, zoals opleidingen gericht op biologie, informatica, natuurkunde, geneeskunde, bio-informatica en techniek. Binnen deze opleidingen zou een minor gebaseerd op de premasteropleiding aangeboden kunnen worden, die studenten in aanraking brengt met het veld van medische informatiekunde. Met het integreren van de premasteropleiding in de minor, zou gewaarborgd kunnen worden dat studenten onmiddellijk kunnen instromen in de masteropleiding. De commissie is verheugd dat zij tijdens de visitatie heeft kunnen vaststellen dat de opleiding open staat voor een dergelijke aanpak en reeds pogingen in deze richting onderneemt. Op dit moment staat het integreren van een minor binnen het Amsterdam University College op het programma. Het verbaast de commissie echter wel dat er nog geen sprake is van een minor binnen de eigen opleiding Geneeskunde. Hier ligt voor de opleiding een open kans om geneeskundestudenten met informatica-belangstelling te werven die er niet naar streven om arts te worden. Naast bacheloropleidingen zou de opleiding volgens de commissie zich ook kunnen richten op studenten die het hbo hebben afgerond. De premasteropleiding biedt deze studenten de kans om een academische opleiding te volgen. Deze studenten zouden tevens geworven kunnen worden wanneer zij al werkzaam zijn. De opleiding zou verder contact op kunnen nemen met bedrijven om bijscholing tot masterniveau aan te bieden voor werkenden die behoefte hebben aan verdieping. Vooral omdat blijkt dat in het werkveld veel vraag is naar afgestudeerden van deze opleiding, kan dit een aantrekkelijke optie zijn voor bedrijven. De QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
41
opleiding zou daarbij volgens de commissie zelfs kunnen overwegen om een deeltijdvariant aan te bieden, zodat de student naast de opleiding kan blijven werken. Het aanbieden van een deeltijdvariant zal het volgen van de masteropleiding mogelijk aantrekkelijker maken en daarmee de kans op een hogere instroom vergroten. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Medische Informatiekunde omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Medical Informatics omvat 120 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel De bacheloropleiding Medische Informatiekunde voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Medical Informatics voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving Volgens de zelfstudie sluiten de in de bachelor- en masteropleiding gehanteerde onderwijskundige principes aan op de doelstellingen van de opleidingen. Het onderwijs is, met het oog op de eindkwalificaties en de eisen die een academische omgeving en de beroepspraktijk stellen, interdisciplinair van karakter. Integratieve leerprocessen worden bevorderd door gebruik te maken van activerende, probleemgeoriënteerde werkvormen. Ook wordt het interdisciplinaire karakter gereflecteerd door de variatie in werk- en toetsvormen (zie tabel 6 en 7). Daarnaast is het onderwijs interactief van karakter. Studenten participeren actief, gaan met elkaar en met de docent in gesprek en voeren gezamenlijk opdrachten uit. Dit wordt mogelijk gemaakt door de omvang van de kleine groepen studenten en bevordert diepgang van de onderwijsinhoud. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde Het onderwijs in de bacheloropleiding kent een iteratief leerproces (zie facet 6). De ordening van de studiestof en de didactische aanpak in de modulen gaan uit van de zogenaamde ‘outside-in’ benadering. Dit betekent dat in het onderwijs vanuit aansprekende medischinformatiekundige toepassingen uit verschillende praktijksituaties, toegewerkt wordt naar de onderliggende (veelal theoretische) kennis van medische, informatiekundige en zorginformatiecomponenten. In tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de verschillende werk- en toetsvormen en het aantal contacturen per module.
42
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Inleiding Medische Informatiekunde (8) 104 45 149 75 Biomedische Basisprincipes (10) 40 20 16 16 92 188 Inleiding Programmeren en Logica (12) 77 24 13 114 222 Het geneeskundig proces eerste lijn (12) 22 149 171 133 32 Voortgezet Programmeren en 81 110 5 196 140 Medische Basisprincipes (6) 6 32 38 130 Totaal jaar 1 330 20 344 66 760 888 32 Databases en Computernetwerken (12) 47 104 38 189 147 Klinische Epidemiologie & Biostatistiek 35 16 38 4 93 243 Het geneeskundig proces tweede lijn (6) 29 5 34 59 75 Registratie en Classificatie (12) 57 9 12 17 95 241 Software Engineering Theorie (8,5) 28 32 60 178 Intramurale Stage (2,5) 5 5 65 Software Engineering Project (7) 40 40 156 Totaal jaar 2 196 25 154 141 516 1024 140 Artificiële Intelligentie (6) 28 23 51 117 Informatie in Medische Beelden (9) 48 34 3 85 167 Tussen Zorgproces en Beleid (9) 43 12 55 197 Strategisch Informatie-management (6) 13 57 70 68 30 Bachelorproject (30) 168 672 Totaal jaar 3 132 126 3 261 717 702 Totaal 5040 Tabel 6. Contacturen en werk- en toetsvormen per module van de bacheloropleiding
Ja Ja Ja Ja Ja
Ja
Overige toetsvormen Totaal uren
Werkstuk /verslag
Schriftelijk tentamen Presentatie
Stage, afgerond met stageverslag
Zelfstudie
Totaal contacturen
Practica, afgerond met een opdracht Overige werkvormen
Werkcolleges
Hoorcolleges
Module
Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja
ja ja ja ja
Ja Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
ja
Ja
Ja
Ja
224 280 336 336 336 168 1680 336 336 168 336 238 70 196 1680 168 252 252 168 840 1680
Masteropleiding Medical Informatics In de masteropleiding staan organisatiekundige principes van de zorg, activerende werkvormen en het leren in de (AMC-) praktijk centraal. In het onderwijs wordt teruggegrepen op (inter)nationale ontwikkelingen en onderzoeksbevindingen. In samenwerking met (pre)klinische, ondersteunende afdelingen in het AMC en met externe ICT-partners en zorginstellingen worden de wetenschappelijke stages gerealiseerd. In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van contacturen, werk- en toetsvormen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen opdrachten (OD), practica (PC), presentaties (PT), papers (PP), en schriftelijke tentamen (ST), en terugkomdagen (TD). Module(6 EC) Current issues in medical informatics I Knowledge representation & reasoning in medicine Advanced data analysis in medicine Biomedical information systems engineering Internship I/Internship II (12 EC) Biomedical research & evaluation methodology Organizational settings of health care Health care logistics & information systems Information & process modelling in health care Keuzeonderdelen (12 EC)
Werkvorm PC, OD PC,OD
Toetsvorm OD OD
Contact 55 45
Zelfstudie 113 123
Totaal 168 168
OD OD,PT Stage PC ,OD OD OD PC ,OD PP,OD
OD OD,PT,ST PP OD,ST OD OD,ST OD,ST PP,OD,ST
25 20 146 33 28 36 27 I-25 II-8 48 496
143 148 190 135 140 132 141 143 160 1296 2864
168 168 336 168 168 168 168 168 168 1344 3360
Research project/master scriptie (48 EC) TD Scriptie Totaal Tabel 7. Contacturen en werk- en toetsvormen per module van de masteropleiding
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
43
Oordeel De commissie heeft de opleidingen bestudeerd, waarbij is gelet op de afstemming tussen de vormgeving en de inhoud. Zij concludeert dat de didactische uitgangspunten van de opleidingen in lijn zijn met de doelstellingen en dat de werkvormen aansluiten bij deze uitgangspunten. Zoals ook in de zelfstudie wordt gesteld, concludeert de commissie dat het concept van interdisciplinair en interactief onderwijs wordt gereflecteerd door de variatie in werk- en toetsvormen. Er is volgens de commissie sprake van voldoende afwisseling tussen de werkvormen en ruimte voor praktische toepassing van de kennis die studenten hebben opgedaan. Zij is daarbij vooral positief over de inzet van practica in de vorm van casussen, waarbij verschillende specialismen rondom een centraal thema geïntroduceerd worden aan studenten. Deze probleemgeoriënteerde werkvorm en de actieve houding, die hierbij van studenten verwacht wordt, draagt volgens de commissie bij aan de integratie van de verschillende disciplines. Zoals eerder beschreven heeft de commissie vastgesteld dat de modulecoördinatoren in staat zijn om deze integratie van disciplines af te stemmen en te bewaken (zie facet 6). Daarnaast wordt door de inzet van practica gewaarborgd dat het onderwijs gericht is op de praktijksituatie waarin de studenten terecht zullen komen en kennismaken met problemen gerelateerd aan de gezondheidszorg. Hiermee sluiten de opleidingen volgens de commissie aan bij de door hen geformuleerde missie en wordt het vervullen van de brugfunctie gestimuleerd. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Volgens de zelfstudie zijn de toetsvormen in lijn met het didactisch concept, de eindkwalificaties en het curriculum, gevarieerd (zie tabel 6 en 7). In de meeste gevallen worden schriftelijke tentamens gecombineerd met opdrachten. De schriftelijke tentamens bestaan vooral uit open vragen en toetsen kennis, inzicht en het vermogen om deze toe te kunnen passen. Opdrachten variëren van een verslag of commentaarpaper tot een (computer)simulatie en/of implementatieopdracht, hebben wat betreft bekwaamheidsniveau meer diepgang en zijn inzicht- en toepassingsgericht. Daarnaast is in de bacheloropleiding de expliciete aandacht voor academische vaardigheden terug te zien in de toetsing en beoordeling. De voortgang hiervan wordt gevolgd door middel van het portfolio; een student kan hierop aangesproken worden tijdens het jaarlijkse voortgangsgesprek. De bacheloropleiding wordt afgesloten met een eindscriptie als integratief toetsmoment (zie facet 20). Ook studenten van de masteropleiding sluiten deze af met een onderzoeksproject en een scriptie, waarin een vraag uit de gezondheidszorg op theoretisch en methodisch verantwoorde manier wordt uitgediept, geanalyseerd en onderzocht (zie facet 20). Op dit moment worden voor iedere module per jaar één regulier tentamen en twee herkansingen aangeboden. Minimaal twee weken voorafgaand aan het tentamen dienen de coördinatoren een voorbeeldtentamen op Blackboard te plaatsen. Na afloop van het tentamen zouden studenten de mogelijkheid moeten hebben om modelantwoorden en opdrachten in te zien. Door middel van de bonuspuntenregeling (maximaal 10% van het eindcijfer) wordt getracht de studenten tijdig te laten starten met het bestuderen van de stof en regelmatig studeergedrag te stimuleren. Voor aanvragen van een vrijstelling of andere verzoeken die afwijken van de regels in de OER, moet een student een schriftelijk verzoek 44
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
indienen bij de examencommissie. De examencommissie Medische Informatiekunde houdt zich bezig met alle aspecten rond de examens. Bij de positionering van de examencommissie wordt rekening gehouden met de nieuwe Wet Versterking Besturing. UvA-breed is een studiesuccesprogramma van start gegaan, waarin de aandacht uitgaat naar maatregelen die onderwijsprogramma’s een meer verplichtend en dwingend karakter moeten geven, zodat studievertraging wordt voorkomen. Het OWI-bestuur heeft naar aanleiding hiervan besloten om het toetsbeleid systematisch te evalueren en waar nodig bij te stellen of te herzien. Er is een Commissie Toetsing ingesteld die een algemeen beleidskader zal ontwikkelen. De focus ligt op het ontwikkelen van een eenduidig toetsbeleid met een gemotiveerde variëteit aan toetsvormen, normeringen, regelingen, bonuspunten en toetsorganisatie en de aansluiting van toetsing op het herziene curriculum van de bacheloropleiding. Er zal een plan ontwikkeld worden voor toetsing en training en ondersteuning van docenten. Naast deze analyse van het toetsbeleid wordt ook geëvalueerd hoe studenten de toetsing ervaren. Hierbij wordt bijvoorbeeld nagegaan of de tentamenstof van tevoren duidelijk was, of het tentamen een goede afspiegeling was van de studiestof, en of de eindkwalificaties van een module zijn gehaald. Volgens de zelfstudie scoorden studenten hier recent tussen de 3 en 4 op een schaal van 1 tot 5. Oordeel De commissie heeft de wijze van beoordeling en toetsing bestudeerd en concludeert dat er adequaat wordt getoetst of de studenten de leerdoelen van onderdelen van het programma hebben gerealiseerd. Naar aanleiding van wat zij gehoord en gelezen heeft stelt de commissie vast dat er, gekeken naar de toetsing, sprake is van een evenwichtige afspiegeling van de lesstof en de eindkwalificaties. Tijdens de visitatie zijn deze bevindingen bevestigd door de studenten. Het is de commissie opgevallen dat er overwegend gebruik wordt gemaakt van schriftelijke toetsing. Zij heeft zich afgevraagd waarom bijvoorbeeld mondelinge toetsing geen grotere rol speelt, zodat dieper kan worden ingegaan op het inzicht waarover studenten beschikken. Tijdens de visitatie bleek dit een bewuste overweging van de opleidingen te zijn, omdat alleen door middel van schriftelijke toetsing de vele specialismen en de verschillende disciplines, en daarmee de eindkwalificaties, geïntegreerd getoetst kunnen worden. De commissie heeft begrip voor deze overweging en is er tevens van overtuigd dat inzichten waarover studenten beschikken voldoende getoetst worden. Zij heeft vast kunnen stellen dat er voornamelijk open vragen worden gesteld, zodat ook het inzicht dat studenten verworven hebben getoetst wordt. Daarnaast zijn de opdrachten waarop studenten beoordeeld worden inzicht- en toepassingsgericht. De commissie is onder de indruk van de formele en gestructureerde wijze waarop het toetssysteem is opgezet en is zich ervan bewust dat de opleidingen hiermee een grote verbeterslag hebben gerealiseerd ten opzichte van de vorige visitatie (zie facet 18). Zij heeft vastgesteld dat de processen rondom toetsing correct verlopen en dat er vanuit de opleidingen veel zicht op en aandacht voor deze processen en de prestaties van studenten bestaat. Zo is de begeleiding van studenten ten aanzien van het onderzoeksproces en het opdoen van academische vaardigheden uitstekend gerealiseerd. Rondom het finale onderzoeksproces worden verschillende terugkomdagen georganiseerd en worden studenten begeleid en beoordeeld door mentoren, tutoren en coördinatoren, zowel intern als extern (zie facet 20). Ook worden studenten met betrekking tot academische vaardigheden beoordeeld en van feedback voorzien. De commissie is ervan overtuigd dat de examencommissie op de juiste wijze handelt, inzicht heeft in de kwaliteit van toetsing en maatregelen treft indien gewenst, en is onder de indruk QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
45
van de visie van de voorzitter van de examencommissie op het toetsbeleid en de uitwerking hiervan. Zo concludeert de commissie dat de examencommissie op adequate software inzet om fraudezaken aan het licht te brengen en consequent handelt ten aanzien van het bewaken en beoordelen van het niveau van scripties. De examencommissie is hier nauw bij betrokken en laat zich adviseren door een intern- en extern betrokkene en twee onafhankelijk betrokkenen (zie facet 20). Daarnaast is de commissie verrast over de vooruitziende wijze waarmee de examencommissie preludeert op de nieuwe wet. Zij heeft kennisgenomen van het rapport dat ter voorbereiding hierop geproduceerd is. Als laatste heeft de commissie vastgesteld dat het OWI-bestuur erop gericht is om actief invloed uit te oefenen op het toetsbeleid. Er is een Commissie Toetsing ingesteld die zal waarborgen dat het toetsbeleid systematisch wordt geëvalueerd en waar nodig wordt bijgesteld of herzien. Ook heeft de commissie vastgesteld dat het toetsbeleid in het verleden aangepast is. Mede hierdoor wordt nu rekening gehouden met meeliftgedrag, dat in de hand gewerkt kan worden door groepsopdrachten. Studenten worden geacht elkaar te beoordelen op hun prestaties. Tijdens de visitaties heeft de commissie vastgesteld dat dit er volgens de studenten voor zorgt dat er in mindere mate sprake is van meeliftgedrag. Naast de analyse van het toetsbeleid wordt ook geëvalueerd hoe studenten toetsing ervaren. De commissie concludeert aan de hand hiervan dat studenten tevreden zijn over de toetsing. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Medische Informatiekunde is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Medical Informatics is het oordeel voldoende. 5.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Volgens de zelfstudie zijn in het AMC alle hoogleraren, universitair hoofddocenten en vrijwel alle universitair docenten gepromoveerd en belast met facultaire taken op het gebied van onderwijs en onderzoek. Bij een hoogleraarsbenoeming wordt er onder andere gekeken naar aantoonbare onderzoekservaring, nationale en internationale contacten, wervend vermogen ten aanzien van (externe) onderzoekssubsidies, leidinggevende capaciteiten en didactische kwaliteiten. Voor een benoeming tot universitair hoofddocent geldt dat een staflid benoemd moet zijn tot (1) geaccrediteerd docent en (2) principal investigator. Een principal investigator is een talentvolle onderzoeker die in staat is gebleken een eigen onderzoekslijn vorm te geven en zelfstandig subsidies te verwerven. In het verlengde hiervan wordt in het AMC de discussie gevoerd over het invoeren van de functie van principal educator. Het AMC borgt hiermee de verbinding tussen onderwijs en onderzoek; een universitair hoofddocent dient te excelleren op beide terreinen.
46
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Het merendeel van de docenten Medische Informatiekunde participeert in medischinformatiekundig onderzoek met een adequate output. De afgelopen jaren heeft de afdeling Klinische Informatiekunde sterk geïnvesteerd in de opbouw van expertise en professionalisering van het medisch-informatiekundig onderzoek en onderwijs. Dit heeft zich vertaald in een groei in (internationale) publicaties, congresbijdragen, internationale workshops, cursussen en tutorials op onderzoeks- en onderwijsgebied en in nieuwe samenwerkingsverbanden met ondersteunende AMC-afdelingen zoals KPI, de ADICT, en met werkgevers zoals Philips en TNO. In de vorige visitatie werd het ontbreken van een kernhoogleraar Medische Informatiekunde genoemd. Deze hoogleraar is naar aanleiding hiervan aangesteld. In februari 2010 is deze met emeritaat gegaan, waardoor er nu een vacature bestaat. Na vervulling van deze vacature doceren in totaal vijf hoogleraren in de bacheloropleiding en twee hoogleraren in de masteropleiding. In tabel 8 wordt een overzicht gegeven van het onderwijsgevend personeel (waaronder de vacature) in de bachelor- en masteropleiding. Fte en aantal / Categorie Fte bachelor Aantal bachelor Hoogleraren 0,9 5 Universitair hoofddocenten 3,1 9 Universitair docenten 5,6 18 Wetenschappelijke docenten 1,3 2 Student assistenten 0,3 6 Promovendi 0,2 2 Universitair medisch specialist 3,0 5 Tabel 8. Onderwijsgevend personeel in de bachelor- en masteropleiding
Fte master 0,8 1,2 1,6 0,6 0 0,2 1,6
Aantal master 2 4 8 2 0 7 8
Oordeel De commissie heeft bestudeerd of de opleidingen voor een belangrijk deel verzorgd worden door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied en concludeert dat de opleidingen voldoen aan de eisen die gelden voor een wetenschappelijke opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat een groot deel van de wetenschappelijke staf gepromoveerd is en onderzoek verricht dat regelmatig wordt beoordeeld door internationaal samengestelde visitatiecommissies. De staf beschikt in de ogen van de commissie over voldoende wetenschappelijke expertise om studenten zowel een breed perspectief als diepgang te bieden, zodat zij voldoende toegerust zijn om een brugfunctie te kunnen vervullen. Vooral door middel van de inzet van modulecoördinatoren is het mogelijk om experts op het gebied van verschillende specialismen te betrekken zonder dat dit ten koste gaat van de samenhang van het programma (zie facet 6). Echter, de commissie zou graag meer toponderzoekers zien die specifiek verbonden zijn aan de opleidingen Medische Informatiekunde. Zoals eerder beschreven is zij verheugd over het feit dat er een kernhoogleraar was aangesteld en heeft zij tijdens de visitatie kunnen vaststellen dat deze tot aan en zelfs na zijn emeritaat, een grote bijdrage heeft geleverd aan de opleidingen. De commissie wil de opleidingen wijzen op het belang van een dergelijke ‘trekker’, en is dan ook blij dat zij heeft kunnen constateren dat de werving van een nieuwe hoogleraar serieus ter hand is genomen. Er werd zelfs gedoeld op het aantrekken van twee hoogleraren. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
47
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving In de zelfstudie wordt beschreven dat is gebruikgemaakt van het interne AMCfinancieringsmodel om een inschatting te krijgen van de inzet van het wetenschappelijk personeel ten behoeve van de bachelor- en masteropleiding. Hierbij wordt per onderwijsvorm, bijvoorbeeld hoorcollege of practicum, een bepaalde zwaarte toegekend voor ieder contactuur. Deze onderwijssleutels zijn daarnaast bedoeld ter waardering van bijvoorbeeld voorbereidingsactiviteiten en ontwikkelen en nakijken van tentamens. De uitkomsten van de berekeningen worden uitgedrukt in docentbelastingsuren (dbu’s) en vormen de basis voor de verdeling van de onderwijsbudgetten over de betrokken afdelingen. In tabel 9 zijn de dbu’s omgerekend naar aantal fte benodigd voor de uitvoering van de bachelor- en masteropleiding en wordt de student-stafratio gegeven. Hierbij is uitgegaan van de situatie collegejaar 2009-2010. Opleiding Fte’s docenten Aantal studenten Bachelor 12.8 fte 69 Master 5.2 fte 32 Totaal 18 fte 101 Tabel 9. Aantal fte’s en student-stafratio van de bachelor- en masteropleiding
Staf-studentratio 1 : 5.4 1 : 6.1 1 : 5.6
Het OWI-MIK wordt ondersteund door de afdeling O&S. Op deze afdeling werken momenteel ongeveer 37 medewerkers die zich bezighouden met het opzetten, uitvoeren en begeleiden van ondersteunende activiteiten van het onderwijs(proces), onder andere door het bieden van onderwijskundige ondersteuning aan de opleidingen Geneeskunde en Medische Informatiekunde. De verdeling van de formatie over de aanwezige teams wordt weergegeven in tabel 10. Team Fte vast Advies, Begeleiding en Communicatie 3.97 Onderwijsondersteuning 7.79 Onderwijsontwikkeling & Kwaliteitszorg 5.95 ICT & Onderwijs 5.89 Algemene taken 3.28 Totaal 26.88 Tabel 10. Verdeling onderwijskundige ondersteuning over teams
Fte deeltijd 0.88 0.89 1.06 1.34 2.00 6.17
Totaal 4.85 8.68 7.01 7.23 5.28 33.05
Oordeel De commissie heeft de kwantiteit van het personeel bestudeerd en komt tot de conclusie dat er ruim voldoende personeel wordt ingezet om de opleidingen met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Zij heeft vastgesteld dat de docenten en studenten van mening zijn dat de omvang van hun onderwijstaak aanvaardbaar is en zij heeft geen informatie ontvangen die erop wijst dat de opleidingen over onvoldoende personeel beschikken. Tijdens de visitatie hebben docenten bevestigd dat zij naast hun onderwijstaak voldoende mogelijkheid hebben om aandacht te besteden aan onderzoek en hierdoor ook in gelegenheid worden gesteld om dit eigen onderzoek te integreren binnen het onderwijs. De commissie oordeelt dat er sprake is van een gunstige student-stafratio. Hoewel de lage instroom hieraan in belangrijke mate bijdraagt, is zij, zoals eerder beschreven, onder de indruk van de aandacht die vanuit de opleidingen bestaat voor het proces en de prestaties van studenten. Zo is er ingezet op een intensieve begeleiding van studenten op het gebied van academische vaardigheden (zie facet 4) en tijdens het afstudeerproject (zie facet 20). Daarnaast komen studenten tijdens hun studie in aanraking met een groot aantal docenten uit 48
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
de verschillende disciplines waarvan zij kennis dienen te nemen. Hieruit blijkt dat de opleidingen, ondanks het kleine aantal studenten, als volwaardig worden beschouwd en er ruim voldoende personeel wordt ingezet om de opleidingen met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is goed. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving In de zelfstudie wordt beschreven dat de onderwijskundige professionalisering van de docenten is afgestemd op de UvA-breed ontwikkelde Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Deze basiskwalificatie is gericht op met name de didactische kwaliteit van nieuw aangestelde docenten met minder dan twee jaar onderwijservaring. In haar streven naar optimale opleidingskwaliteit heeft het AMC besloten ook docenten met meer dan twee jaar onderwijservaring in de gelegenheid te stellen zich, met een sterk verkort traject, op BKOniveau te kwalificeren. Bij het OWI-bestuur bestaat het streven om in de komende drieëneenhalf jaar 80% van de docenten een BKO-kwalificatie te laten behalen. Van het huidige docentenkorps hebben er in de afgelopen tijd ruim twintig docenten van de opleidingen Medische Informatiekunde het BKO-certificaat behaald. De docenten kunnen tevens, los van de BKO-kwalificatie, cursussen volgen, bijvoorbeeld ‘Teaching in Academic English’. Daarnaast organiseert de voor het onderwijs verantwoordelijke divisie jaarlijks een onderwijsdag, waarop verschillende onderwijskundige onderwerpen aan de orde worden gesteld. De tevredenheid van studenten over de onderwijsprestaties van docenten wordt per module geanalyseerd. Er is slechts zeer incidenteel sprake van onderprestatie, waarop de docent direct door de coördinator of de voorzitter van het OWI-bestuur wordt aangesproken. Voor de afdeling Klinische Informatiekunde zijn de onderwijsprestaties structureel onderdeel van de jaarlijkse functioneringsgesprekken met de onderwijscoördinator en leidinggevende van de afdeling. Op dit niveau wordt de concrete onderwijscarrière vormgegeven met afspraken over professionalisering, zoals de BKO-kwalificatie. In de zelfstudie wordt aangegeven dat er in het kader van docentprofessionalisering tevens een nieuw, verbeterd systeem voor de docentevaluaties zal worden opgezet. Oordeel De commissie heeft de gegevens van de opleiding over de wijze waarop zij de kwaliteit van het personeel waarborgt bestudeerd en concludeert dat het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De commissie heeft bevestigd gekregen dat de didactische kwaliteit van de stafleden belangrijk wordt bevonden binnen het AMC en dat faciliteiten aanwezig zijn om de kwaliteit van stafleden te bevorderen. De commissie stelt daarnaast vast dat studenten over het algemeen positief zijn over de kwaliteit en competenties van de docenten, net als over de inhoud van de vakken. Dit wordt bevestigd door de resultaten van de evaluaties die per module worden afgenomen. De commissie waardeert de groei die heeft plaatsgevonden en de aandacht die bestaat voor het behalen van de BKO-kwalificatie en voor overige professionaliseringsactiviteiten. Zij stelt vast dat op dit moment een groot aantal van de docenten BKO-gecertificeerd is, waaronder QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
49
de docenten van het kernteam. De commissie merkt daarnaast op dat de docenten met een specialistische expertise, die eenmalig worden ingezet tijdens modulen, beoordeeld worden op hun bijdrage door de modulecoördinator. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de bacheloropleiding Medische Informatiekunde is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Medical Informatics is het oordeel voldoende. 5.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De algemene onderwijsruimten in het AMC-UvA bestaan uit vijf collegezalen, zeven middelgrote zalen en zestien kleine ruimten. Soms wordt onderwijs gegeven in een ruimte van de Hogeschool van Amsterdam, gelegen naast het AMC. Tevens zijn tien practicaruimten uitgerust met de noodzakelijke apparatuur, en zijn een microscoopzaal en negen snijzalen beschikbaar. Voor computeronderwijs zijn vier ruimten beschikbaar, waarvan er één is gereserveerd voor studenten Medische Informatiekunde ten behoeve van contactonderwijs en zelfstudie. In alle onderwijsruimten is standaard audiovisuele apparatuur aanwezig, zoals een computer en een beamer. In de Medische Bibliotheek zijn 250 studieplaatsen ingericht voor studenten. De gehele benedenetage is stiltegebied, tevens voorzien van een afgesloten overlegruimte om gezamenlijk een presentatie voor te bereiden. Op de bovenetage kunnen studenten samen studeren, overleggen, gezamenlijk achter een computer werken of gebruikmaken van de draadloosnetwerkplekken. De Medische Bibliotheek biedt een ruime collectie aan medische literatuur en onbeperkte toegang tot de digitale bibliotheek van de universiteit. Voor het goed leren gebruiken van deze informatie geeft het personeel regelmatig korte cursussen, zoals een korte introductie en het leren zoeken in onder andere ‘PubMed’. De digitale bibliotheek is ook online te bereiken. De UvA biedt haar studenten een uitgebreid pakket aan voor computer, internet en e-mail. Naast het beschikbaar stellen van een draadloos netwerk beschikt het AMC in totaal over 325 computers voor studenten. Naast het gebruik van Word, Excel, PowerPoint en Acces is er software aanwezig die als object van studie voor de opleidingen Medische Informatiekunde gebruikt wordt, zoals een programmeeromgeving, een database managementomgeving, software engineering tools en beeldverwerkingsprogrammatuur. Verder wordt gebruik gemaakt van een aantal e-learning modulen voor practica en zelfstudie in de geneeskundige vakken. Deze zijn beschikbaar via Blackboard en zijn daardoor plaats- en tijdonafhankelijk beschikbaar. Er is een meerjarenvervangingsplan opgesteld voor de computers in de computerzalen voor studenten. Enkele computers zijn reeds vervangen of voorzien van grotere beeldschermen. Daarnaast zijn interactieve whiteboards geplaatst in meerdere lokalen. Het team onderwijsondersteuning verzorgt de administratie van bijna alles wat met het onderwijs aan de faculteit te maken heeft en geeft informatie aan de studentenbalie, bijvoorbeeld over inschrijven, boeken, roosters en tentamens. Het team ICT & Onderwijs 50
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
houdt zich bezig met de ICT-ondersteuning van zowel docenten als studenten. Dit omvat bijvoorbeeld de ondersteuning voor Blackboard, de ontwikkeling van e-learning materialen en de afname van digitale toetsen. Bij het Bureau Internationale Betrekkingen kunnen studenten terecht voor algemene informatie over studie/stage in het buitenland. De belangrijkste communicatie- en informatiekanalen voor studenten zijn de studiegids en de website, waarop ook het Blackboard-platform en de digitale studiegids te vinden zijn. ‘MijnUvA’ is de studentenportal van de UvA. Hiermee hebben studenten toegang tot meerdere applicaties tegelijk, waaronder Blackboard, Studentenmail en Studieweb, online omgevingen met informatie over het onderwijs. Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de materiële voorzieningen van de opleidingen Medische Informatiekunde. Op basis van haar eigen observaties, de informatie zoals deze is beschreven in de zelfstudie en de interviews met de studenten tijdens de visitatie, concludeert zij dat deze adequaat en toereikend zijn om de gestelde eindkwalificaties van de opleidingen te realiseren. De commissie heeft vastgesteld dat de studenten zeer tevreden zijn over de faciliteiten en het aantal computers. Zij heeft ook gezien dat er ruim voldoende (computer)zalen en studieplaatsen aanwezig zijn, die kwalitatief prima in orde zijn. De commissie heeft gezien dat de opleidingen beschikken over zowel kleinere zalen, geschikt voor practica, als grote zalen, geschikt voor klassieke vormen van onderwijs. De commissie stelt tevens vast dat er ruim voldoende ICT-faciliteiten aanwezig zijn, waaronder software die van belang is voor studenten die deze opleidingen volgen. De commissie is verheugd over het feit dat het beleid erop gericht is te waarborgen dat studenten van deze opleidingen te allen tijde beschikken over de nieuwste computers die aanwezig zijn. De commissie constateert dat deze relatief kleine opleidingen de mogelijkheid hebben om hun studenten de nieuwste apparatuur te bieden, en daarbij niet worden achtergesteld bij de veel grotere opleiding Geneeskunde. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is goed. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving De studieadviseurs van de afdeling O&S geven studenten informatie en advies over de studie en alles wat daarmee samenhangt. Alle studenten kunnen terecht bij alle studieadviseurs. Elke studieadviseur heeft daarnaast een eigen aandachtsgebied. Zo is er een studieadviseur aanwezig die speciale aandacht heeft voor studenten Medische Informatiekunde. Deze vervult ook een actieve signaalfunctie naar het OWI-bestuur, waar het problemen betreft die op hoger niveau zouden moeten worden aangepakt. De studieadviseur helpt studenten vooral op het gebied van (verkeerde) studiekeuze, studievaardigheden, studieplanning, studie en handicap en persoonlijke omstandigheden die de studie beïnvloeden. Daarnaast bemiddelt deze in het geval van uitzonderingen bij de examencommissie. Ook houdt de studieadviseur exitgesprekken met studiestoppers. Het systeem voor studiebegeleiding is vooral gericht op bachelorstudenten. In de masteropleiding spreekt de studieadviseur voornamelijk studenten die vastlopen in hun wetenschappelijke stage, bemiddelt bij uitzondering bij de examencommissie en reageert vooral op signalen van docenten en van studenten zelf.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
51
Om te voorkomen dat eerstejaars studenten de studie voortijdig beëindigen en om een duidelijk beeld van studie en beroep te geven wordt in de bacheloropleiding gewerkt met een mentor-tutorsysteem. De tutor, een docent, functioneert als een laagdrempelig toegankelijke docent, die de student kan begeleiden bij diverse aspecten van de studie. Studenten die negatief opvallen worden door de tutor uitgenodigd voor een gesprek of worden doorverwezen naar de studieadviseur. De mentor, een ouderejaars student, zorgt voor de eerste opvang en laat studenten kennismaken met alle belangrijke facultaire zaken. Er worden mentorgroepsbijeenkomsten en plenaire bijeenkomsten georganiseerd, waarbij gesproken wordt over onderwerpen zoals problemen bij de studie. Tijdens het tweede en derde jaar nemen de tutorcoördinator en de studieadviseur tweemaal de studieresultaten van de studenten door. Als er aanleiding toe is, worden studenten opgeroepen door de studieadviseur. Aan het eind van het tweede jaar wordt voorlichting gegeven over de inrichting van het derde jaar en het eindproject, studeren in het buitenland en de keuze van een masteropleiding in aansluiting op de bachelorfase. Daarnaast worden studenten halverwege het derde jaar nog eens herinnerd aan de ‘harde knip’. Oordeel De commissie heeft de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bestudeerd en concludeert dat deze adequaat zijn met het oog op studievoortgang en aansluiten bij de behoefte van studenten. De commissie stelt vast dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de begeleiding. Zij heeft opgemerkt dat er in het eerste jaar van de bacheloropleiding sprake is van een proactieve vorm van begeleiding van studenten. Zij vindt het mentor-tutorsysteem een nuttig instrument en heeft waardering voor de manier waarop dit wordt ingezet tijdens het eerste jaar van de bacheloropleiding. Gedurende het tweede en derde jaar wordt het initiatief meer bij de bachelorstudenten zelf gelegd. Daarnaast wordt er van uitgegaan dat masterstudenten zelf in staat zijn om actie te ondernemen wanneer zij vragen hebben of problemen ervaren. De commissie vindt deze aanpak passen bij de mate van verantwoordelijkheid waarover de studenten zouden moeten beschikken in verschillende fasen van de opleidingen. Bovendien heeft zij vastgesteld dat deze aanpak werkt en dat studenten, mede door de kleinschaligheid van de opleidingen, het gevoel hebben dat zij goed terecht kunnen wanneer zij vragen hebben of hulp nodig hebben. Ook constateert de commissie dat er in alle jaren van de opleidingen voldoende controle is op de studievoortgang van de studenten. Dit is tijdens de visitatie bevestigd door studenten, die aangaven dat de studieadviseur contact met studenten opneemt wanneer zij meerdere modulen niet behalen. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Medische Informatiekunde is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Medical Informatics is het oordeel voldoende. 5.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
52
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Beschrijving Volgens de zelfstudie worden aan de hand van de PDCA-cyclus (plan, do, check, act) alle onderwijsmodulen periodiek geëvalueerd en worden er zo nodig veranderingen en verbeteringen doorgevoerd. In de vergaderingen van het OWI-bestuur komen aspecten van zorg voor de onderwijskwaliteit continu aan de orde. De korte lijnen met studenten, onder andere door de deelname van studenten aan het bestuur, maken dat knelpunten snel worden gesignaleerd. In het onderwijsjaarverslag worden de belangrijkste bevindingen en activiteiten van het OWI vastgelegd en aan de RvB gerapporteerd. Het bestuur wordt in het bewaken van de kwaliteit bijgestaan door diverse (ad-hoc) commissies. De SR fungeert als dé spreekbuis voor studenten en vormt een belangrijke partij bij de kwaliteitsbewaking van het onderwijs. De opleidingscommissie (OC) vervult een rol in het initiëren of uitvoeren van onderzoeken die de onderwijskwaliteit betreffen, en kan zelfstandig en op eigen initiatief de RvB en het OWI-bestuur adviseren. Daarnaast wordt in elk studiejaar een nabesprekingscommissie samengesteld, die namens de collega-studenten nabesprekingen van elke module voorbereidt en bijwoont. In het jaarverslag worden de belangrijkste bevindingen en activiteiten vastgelegd en aan de RvB gerapporteerd. Voor een meer overkoepelend en onafhankelijk toezicht op de samenhang en kwaliteit van het curriculum kent de opleiding een zogeheten evaluatiecommissie, bestaande uit docenten en student-leden. Zij evalueert het onderwijs schriftelijk en bespreekt deze evaluatie mondeling na met studenten, docenten en coördinatoren. Hiernaast heeft de commissie een algemene signalerende en adviserende rol inzake de kwaliteit van het onderwijs. Ze rapporteert haar bevindingen primair aan het OWIbestuur, dat zonodig maatregelen neemt. Periodiek heeft de voorzitter van de evaluatiecommissie overleg met het OWI-bestuur. Daarnaast brengt de evaluatiecommissie een jaarverslag uit waarin de belangrijkste bevindingen worden vastgelegd en aan het OWIbestuur worden gerapporteerd. Het snelle anticiperen op ervaren knelpunten en de vele bij het onderwijs betrokken actoren hebben, volgens de zelfstudie, als keerzijde dat de samenhang van te nemen maatregelen niet altijd voldoende wordt geborgd. Het bestuur streeft derhalve naar een meer integrale aanpak van de kwaliteitszorg en neemt zich voor de kwaliteitscyclus nog beter te structureren, zonder de slagvaardigheid te verliezen. Een moment waarop zaken die de onderwijskwaliteit betreffen structureel aan de orde zouden kunnen komen, is het kwartaaloverleg met de modulecoördinatoren. Het voornemen is in dit overleg de uitkomsten van de evaluaties te bespreken alvorens tot wijzigingen over te gaan. Daarnaast trekt het AMC een aparte hoogleraar aan die zich onder andere zal richten op kwaliteitszorg. Oordeel De commissie heeft het kwaliteitszorgsysteem van de opleidingen Medische Informatiekunde bestudeerd en constateert dat de onderdelen van de opleidingen periodiek en systematisch geëvalueerd worden. Er wordt volgens de commissie regelmatig geëvalueerd op verschillende niveaus door verschillende commissies. Zij stelt vast dat er door deze commissies in voldoende mate initiatief genomen wordt ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De commissie constateert dat studenten hierbij een grote rol spelen en vertegenwoordigd worden binnen verschillende commissies. Tijdens de visitatie gaven zij de commissie de indruk actief betrokken te zijn bij de kwaliteit van de opleidingen. De structurering van het kwaliteitszorgsysteem waarbij studenten een belangrijkste factor vormen en zelfs deel uitmaken van het bestuur, spreekt de commissie aan. Volgens de commissie waarborgt deze constructie dat er sprake is van voldoende contact met de achterban en van korte lijnen, zodat mogelijkheden tot verbetering onmiddellijk kunnen worden gesignaleerd, teruggekoppeld en opgepakt. Daarnaast zorgt de kleinschaligheid van de opleidingen ervoor dat zaken veelal onderling vrij snel worden opgelost. QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
53
Volgens de commissie vormt de SR een belangrijk onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem, mede doordat zij haar achterban vertegenwoordigt. De commissie adviseert de SR, die op dit moment geneeskundestudenten als lid heeft, daarom om zich actief in te blijven zetten met betrekking tot het werven van een student-lid Medische Informatiekunde (zie facet 19). Mogelijkheden tot verbetering van het onderwijs komen volgens de commissie voldoende naar voren door de inzet van de OC, die actief gericht is op het onderzoeken van de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast wordt er door de evaluatiecommissie toezicht gehouden op de samenhang en de kwaliteit van het curriculum. Het onderwijs wordt volgens de commissie door deze commissies in voldoende mate geëvalueerd op programmaniveau. Daarnaast stelt zij dat het onderwijs op moduleniveau regelmatig wordt geëvalueerd en bijgesteld. Zij waardeert de aanwezigheid van een nabesprekingscommissie, die specifiek gericht is op het evalueren van de kwaliteit van de modulen. Mogelijkheden tot verbetering op zowel moduleals op programmaniveau worden volgens de commissie adequaat teruggekoppeld naar het OWI-bestuur, dat deze regelmatig bespreekt, en weet om te zetten in maatregelen tot verbetering (zie facet 18). Voor opmerkingen over het Handboek Kwaliteitszorg verwijst de commissie naar facet 18. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving Volgens de zelfstudie worden de bevindingen van de commissies die zijn ingesteld in het kader van kwaliteitszorg aan het OWI-bestuur gerapporteerd (zie facet 17). Het OWI-bestuur moet, in samenspraak met coördinatoren, docenten en studenten de kwaliteitsverbeteringen tot stand brengen. Er zijn verscheidene zichtbare momenten in de cycli te herkennen die gericht zijn op kwaliteitsverbeterende maatregelen, zoals nabesprekingen van moduleevaluaties. In de zelfstudie wordt een aantal voorbeelden gegeven van door het OWI-bestuur genomen kwaliteitsverbeterende maatregelen: • •
•
•
• •
54
De leerlijn academische vaardigheden is in 2008 in het bachelorprogramma gestart. Deze lijn academische vaardigheden zal in het mastercurriculum worden doorgezet. De mastermodule ‘Current issues in medical informatics’ bleek te veel overlap met het bachelorcurriculum te bevatten en werd te licht bevonden; en is daarom inhoudelijk verzwaard. De mastermodule ‘Healthcare logistics and information systems’ is naar aanleiding van evaluaties eveneens bijgesteld. Het aantal gastdocenten is teruggebracht om de didactische lijn en de samenhang binnen de module te versterken. Daarnaast is het onderwijs vormgegeven met een externe partij met expertise op het domein van de patiëntenlogistiek. De stageaanbieders van ‘Internship I’ konden zich niet goed vinden in de geformuleerde eindkwalificaties. Daarop zijn de eindkwalificaties van ‘Internship I’ aangescherpt conform de eindkwalificaties van ‘Internship II’. Mede op basis van feedback van de studenten heeft de evaluatiecommissie in 2009 de vragenlijst voor het evalueren van de masteropleiding kritisch bezien en ingekort. Omdat uit een pilot is gebleken dat de overstap naar digitale EvaSys-enquêtes niet zorgde voor een verhoogde respons, is weer overgestapt naar schriftelijke vragenlijsten. Mede QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
dankzij de inspanningen van de modulecoördinatoren zijn vanaf dat moment de aantallen ingevulde enquêtes aanzienlijk verhoogd. Op basis van de vorige visitatie werd een aantal maatregelen genomen. Uit deze visitatie van de toen nog vierjarige ongedeelde opleiding Medische Informatiekunde, resulteerden verbeterpunten, bijvoorbeeld met betrekking tot studentaantallen (zie facet 8), onderwijscarrièrebeleid en docentprofessionalisering (zie facet 13), aanstelling van een hoogleraar Medische Informatiekunde (zie facet 12) en de herziening van de bacheloropleiding (zie tabel 2). Daarnaast zijn de eindkwalificaties en de inhoud van de opleiding tegen het licht gehouden van de internationale standaard van IMIA (zie facet 1). Ook zijn in de afgelopen jaren de hoofdlijnen van het kwaliteitshandboek, een handboek gericht op de kwaliteit van het onderwijs, in de kwaliteitscyclus verankerd. Op dit moment wordt het handboek, mede in het licht van het nieuwe accreditatiestelsel, weer herzien en gebruikersvriendelijker gemaakt. Oordeel De commissie is nagegaan of de uitkomsten van evaluaties de basis vormen voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. Zij concludeert dat de opleidingen voldoen aan de eisen die worden gesteld aan dit facet. De commissie heeft waardering voor de manier waarop gewerkt wordt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en voor het feit dat studenten hierbij een grote rol spelen. Mede hierdoor zijn de opleidingen in staat om signalen voor verbetermaatregelen vroegtijdig te signaleren (zie facet 17). De commissie heeft vastgesteld dat het OWI-bestuur bij het constateren van deze mogelijkheden tot verbetering in staat is zich responsief en constructief op te stellen en daadwerkelijk maatregelen neemt om de gewenste verbeteringen te realiseren. Tijdens de visitatie heeft de commissie vast kunnen stellen dat er, onder meer naar de ervaring van studenten, jaarlijks een aanzienlijk aantal verbeteringen wordt doorgevoerd, kort na het moment waarop de mogelijkheid tot verbetering aan het licht is gekomen. De commissie heeft kennisgenomen van voorbeelden van concrete maatregelen die genomen zijn op basis van evaluaties en daarbij gezien dat het systeem van kwaliteitszorg in de praktijk goed functioneert. Zo werd tijdens de visitatie als voorbeeld gegeven dat studenten in het eerste jaar van de bacheloropleiding kennismaakten met de basis van de verschillende disciplines in modulen die gelijktijdig werden verzorgd. Zij hadden hierdoor het gevoel dat zij niet genoeg mogelijkheden hadden om zich voldoende te verdiepen in de afzonderlijke disciplines en spraken over een te hoge studielast. Het rooster is onmiddellijk na deze constatering aangepast. Studenten die een jaar later zijn ingestroomd gaven dan ook aan dit probleem niet te ervaren. Hoewel blijkt dat op korte termijn adequate verbetermaatregelen worden doorgevoerd, stelt de commissie dat het effect van het doorvoeren van maatregelen op lange termijn niet altijd duidelijk wordt. Zo is tijdens de visitatie gebleken dat het bestaan, laat staan de inhoud, van het Handboek Kwaliteitszorg niet bekend is bij de SR. De commissie adviseert de opleidingen om de structuur van het kwaliteitszorgsysteem zo op te zetten dat gewaarborgd wordt dat doorgevoerde maatregelen bekend zijn bij verschillende betrokkenen en de voortgang ervan niet uit het oog verloren wordt. De commissie heeft opgemerkt dat de opleidingen zich hiervan bewust zijn, en streven naar een meer integrale aanpak van de kwaliteitszorg (zie facet 17). Zij moedigt dit streven aan omdat hierdoor meer controle zal ontstaan op de samenhang tussen en de stand van zaken met betrekking tot doorgevoerde verbetermaatregelen, en omdat de verschillende betrokkenen hiervan dan beter op de hoogte zullen zijn.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
55
Desondanks is het de commissie niet ontgaan dat er ten opzichte van de vorige visitatie op verschillende vlakken een aanzienlijke verbetering heeft plaatsgevonden, op basis van adviezen van externen en mogelijkheden tot verbetering die door de opleidingen zelf zijn geconstateerd. De commissie heeft hier waardering voor en constateert dat deze verbeterslagen snel zijn gerealiseerd. De commissie is onder de indruk van de herziening van het curriculum van de bacheloropleiding en de verweving van de leerlijnen academische vaardigheden hierbinnen. Deze herziening heeft ongetwijfeld een positieve uitwerking op de kwaliteit van verschillende onderdelen van de bacheloropleiding, zoals de samenhang (zie facet 6) en de studielast (zie facet 7). Zij wil de opleiding hier dan ook mee complimenteren. De commissie stelt vast dat het op dit moment niet mogelijk is om gegronde conclusies te trekken over de maatregelen tot verbetering die genomen zijn in het licht van de masteropleiding, aangezien deze pas gestart is in 2006 en derhalve slechts enkele cycli van kwaliteitszorg heeft doorlopen. Zij is er echter van overtuigd dat ook in deze opleiding uitkomsten van evaluaties de basis kunnen vormen voor verbetermaatregelen. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving Volgens de zelfstudie zijn studenten Medische Informatiekunde actief betrokken bij de kwaliteitszorg van het onderwijs. Studenten hebben zitting in het bestuur, waardoor zij het onderwijsbeleid en daarmee ook de kwaliteit mede bepalen, en in diverse commissies, zoals de evaluatiecommissie en de OC. Uit de evaluatieresultaten komt naar voren dat studenten erg tevreden zijn over de mate waarin ze mogen meedenken over het onderwijsprogramma. Ook docenten zijn actief betrokken bij de verbetering van de onderwijskwaliteit, bijvoorbeeld via de evaluatiecommissie, het OWI-bestuur, en het coördinatorenoverleg. Het OWI-bestuur kan bovendien ad hoc besluiten om commissies bestaande uit studenten en/of docenten samen te stellen om bepaalde onderdelen van de opleiding te verbeteren, zoals de Commissie Toetsing (zie facet 11). Alumni zijn opgenomen in de centrale UvA alumnidatabase en ontvangen het UvA alumnimagazine Spui. De UvA heeft een speciale website voor alumni. Het OWI-MIK houdt echter ook haar eigen uitgebreidere lijst van alumni bij en heeft een virtuele ontmoetingsplaats op LinkedIn gecreëerd waar de alumni elkaar digitaal kunnen ontmoeten. In 2001 is de alumnivereniging ‘AMC Alumnipunt’ opgericht met als doel het in stand houden en versterken van een goede, duurzame relatie tussen de alumni en het AMC-UvA en tussen de alumni onderling. Alumni kunnen door deel te nemen aan de diverse alumniactiviteiten regelmatig oud-jaargenoten of voormalig collega-onderzoekers ontmoeten. Het AMC probeert hiermee de expertise van afgestudeerde (medisch) specialisten en medisch informatiekundigen te gebruiken om jonge aankomende artsen en studenten informatie te verschaffen over de beroepspraktijk. In voorjaar 2010 is opnieuw een alumnionderzoek uitgezet (het laatste dateert uit 2007), omdat nu input kan worden verwacht over het bachelorcurriculum dat in 2003 van start ging. De resultaten van dit onderzoek zijn in augustus 2010 bekend gemaakt. De contacten met het werkveld vinden voornamelijk plaats via de gastdocenten en de stageaanbieders. Bovendien werken veel docenten in de praktijk en hebben ook veel van hen 56
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
een aanstelling bij een AMC-divisie. Zo vindt het onderwijs midden in het werkveld van het AMC plaats. De alumnivereniging beoogt een relatie te leggen tussen de afgestudeerden en de opleidingen Medische Informatiekunde. De verwachting is dat ook op deze wijze aan de contacten met het werkveld gestalte kan worden gegeven. Om de betrokkenheid van het veld en alumni te vergroten heeft het OWI-bestuur besloten een externe Raad van Advies in te stellen, bestaande uit alumni en werkgevers (van buiten het AMC) en het toeleverend veld (vwo), om in een structureel overleg input voor de opleidingen te krijgen. De Raad van Advies wordt in 2010 geïnstalleerd. Oordeel De commissie heeft gezien in welke mate medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld van de opleidingen actief betrokken zijn bij interne kwaliteitszorg, en concludeert dat de opleidingen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan dit facet. Zoals gezegd is het de commissie opgevallen dat studenten zeer actief betrokken worden en zijn bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Studenten gaven tijdens de visitatie aan het gevoel te hebben dat er naar hen geluisterd wordt. Daarnaast hebben zij op veel punten inspraak en beschikken zij volgens de commissie over voldoende mogelijkheden om aandachtspunten te ventileren. De commissie heeft geconstateerd dat de SR op dit moment alleen uit studenten bestaat die de opleiding Geneeskunde volgen en hecht er waarde aan dat er ook een student uit de opleidingen Medische Informatiekunde zitting zal nemen. Zij stelt vast dat het instellen van een aparte zetel voor een student Medische Informatiekunde wellicht de betrokkenheid kan bevorderen. Naar aanleiding van de visitatie stelt de commissie vast dat de SR zich van dit belang bewust is en er actief op gericht is om dit te realiseren. Zo worden er met voorrang verkiesbare plaatsen ter beschikking gesteld voor deze studenten. Daarnaast wordt er gestreefd naar het oprichten van een klankbordgroep bestaande uit studenten van de opleidingen Medische Informatiekunde, die de SR kan adviseren. De commissie waardeert deze initiatieven en hoopt dat er binnen afzienbare tijd sprake zal zijn van meer betrokkenheid bij de SR vanuit de opleidingen Medische Informatiekunde. De commissie heeft vastgesteld dat docenten op de gebruikelijke manier betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg, bijvoorbeeld via de opleidings- en evaluatiecommissie. Zij vindt het opvallend dat er geen formeel forum is voor docenten. Tijdens de visitatie heeft zij echter vast kunnen stellen dat er sprake is van voldoende contact tussen docenten, de commissies en het bestuur. Zij is ervan overtuigd dat docenten via deze wegen voldoende mogelijkheid hebben om bij te dragen aan de kwaliteit van de opleidingen en het onderwijsbeleid. De commissie stelt daarnaast vast dat er voldoende contact bestaat met alumni, wat door de opleidingen als waardevol worden beschouwd, en die volgens de commissie zeer betrokken zijn bij de kwaliteit van de opleidingen. De alumni worden onder andere ingezet om gastcolleges te verzorgen en studenten van stageplekken te voorzien. Ook staan de opleidingen ruim voldoende in contact met het werkveld, mede doordat studenten tijdens hun studie in aanraking komen met praktijksituaties en naast hun studie veelal werkzaam zijn in het beroepenveld. De commissie concludeert dat de contacten met alumni en het werkveld door de opleidingen op juiste wijze worden ingezet en bijdragen aan de kwaliteit van de opleidingen. Zij hoopt dat de Raad van Advies een stimulerende rol zal gaan spelen. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
57
Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Medische Informatiekunde is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Medical Informatics is het oordeel voldoende. 5.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving Uit de zelfstudie blijkt dat gebruik wordt gemaakt van alumnionderzoek om een beeld te vormen van de (potentiële) werkgevers van de afgestudeerden. Uit het meest recente onderzoek (2007) komt naar voren dat geen van de alumni moeite had om een passende baan te vinden. Ook blijkt dat zij, ondanks de professionele oriëntatie van de opleiding, vaak een functie op universitair niveau bekleden, waarin zij een brugfunctie vervullen tussen gezondheidszorg en technische toepassingen. Van 68 alumni is bekend waar zij momenteel werkzaam zijn. Zij komen terecht in diverse gezondheidszorginstellingen en informatiseringbedrijven waarvoor de studie bedoeld is, bijvoorbeeld academische ziekenhuizen, consultancybureaus en automatiseringsbedrijven. Van de 68 alumni is ongeveer 13% gepromoveerd en is 46% nog bezig met een promotieonderzoek. Vermeldenswaard is dat het werkveld niet alleen aan master-, maar ook aan bachelorstudenten trekt, om reeds tijdens de studie een functie aan te nemen in de vorm van een bijbaan. Ook neemt de belangstelling voor studenten vanuit de ICT-zorgsector toe. Het bureau van de Labour Statistics in de VS verwacht voor de periode 2006-2016 een groei van 62% in de vraag naar medisch informatiekundigen. Ook de voorspellingen van IMIA wijzen op een groot tekort aan dit type professional en op substantiële werkgelegenheidskansen in de ICT-zorgsector. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde In het oude curriculum, dat voortvloeide uit de ongedeelde opleiding, was nog geen integrale toets van het gerealiseerde niveau opgenomen aan het einde van de bacheloropleiding. Het eindniveau van de bachelorstudenten werd in dit curriculum in verschillende modulen gemeten. Dit is verbeterd met de start van het nieuwe curriculum 2008. Vanaf 2011 (in 2010 zijn er nog geen laatstejaars van dit nieuwe curriculum) doen studenten een bachelorproject van zestien weken in het werkdomein van de opleiding (24 EC). Dit houdt bij voorkeur een kleinschalig empirisch onderzoek in, dat afgerond wordt met een bachelorscriptie (6 EC). Studenten participeren tijdens de periode in een bestaand AMC-project en zullen te maken krijgen met diverse aspecten van de praktijk. Voor een deelonderwerp uit het project gaat de student aan de slag met het analyseren en oplossen van een vraagstuk. De student dient een heldere onderzoeksvraag te formuleren, relevante informatie uit de literatuur te verzamelen, onderzoeksresultaten te interpreteren, een onderzoek uit te voeren en een goed onderbouwde scriptie te schrijven. Masteropleiding Medical Informatics Een verplicht onderdeel van het masterprogramma is het wetenschappelijk onderzoeksproject, met als doel om de student te laten ervaren hoe informatievraagstukken binnen de geneeskunde en de gezondheidszorg op wetenschappelijke wijze kunnen worden opgelost. Dit project heeft een looptijd van 32 weken van veertig uur. Het wordt voorafgegaan door twee keuzevakken die kunnen worden gebruikt om achtergrondkennis op 58
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
te doen over het onderwerp van het project (zie facet 6). De student is verantwoordelijk voor het vinden van een onderwerp met een geschikte wetenschappelijke component. Er worden zes terugkomdagen georganiseerd, waarop de student verslag doet over de voortgang. De student voert het onderzoek uit onder begeleiding van een mentor en een tutor. Daarnaast houdt de hiervoor aangestelde coördinator toezicht op de voortgang en grijpt in wanneer deze niet volgens de planning verloopt. Als de mentor en tutor besluiten dat de scriptie is voltooid, wordt deze naar de leden van de examencommissie gestuurd. Deze onafhankelijke leden beoordelen of de scriptie van voldoend hoge kwaliteit is en voldoet aan de doelstellingen met betrekking tot niveau, oriëntatie en disciplinegebonden vereisten. Als de examencommissie de scriptie goedkeurt, mag de student de masterscriptie presenteren. Na de presentatie verschijnt de student opnieuw voor de examencommissie en wordt het eindcijfer vastgesteld. Oordeel De commissie is nagegaan hoe de opleidingen garanderen dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Zij heeft dit gedaan door een random selectie van eindwerkstukken te beoordelen, waarbij rekening gehouden is met de toegekende cijfers (hoge, gemiddelde en lage cijfers). De commissie heeft daarbij een selectie gemaakt van acht van de 29 meest recente masterscripties (2008 tot en met 2010). Omdat de bacheloropleiding tot nu toe niet is afgerond met een scriptie, heeft de opleiding per student een ‘portfolio’ samengesteld bestaande uit een combinatie van toetsprestaties en verslagen die in het kader van een drietal curriculumonderdelen in het derde studiejaar worden aangeboden. De commissie heeft in totaal zeven portfolio’s beoordeeld, geselecteerd uit resultaten van 29 afgestudeerden van de cohorten 2005, 2006 en 2007. Er zal bij het beschrijven van de beoordeling gesproken worden over eindwerkstukken, hiermee worden zowel de scripties als de portfolio’s bedoeld. Over het algemeen kan de commissie zich vinden in de cijfers die zijn toegekend door de beoordelaars. De commissie stelt vast dat er sprake is van differentiatie en dat de cijfergeving een juiste afspiegeling lijkt te zijn van de verschillende niveaus van de eindwerkstukken. Echter, twee van de eindwerkstukken die werden beoordeeld met een laag cijfer hadden volgens de commissieleden nog eenmaal verbeterd moeten worden. Zij acht deze beoordeling aan de milde kant. Aan de andere kant stelt de commissie vast dat enkele eindwerkstukken met hoge cijfers adequaat zijn. De commissie zag hierbij aansprekende, toepasbare en complexe onderwerpen en een uitgebreide literatuuranalyse. Ook in de gevallen wanneer middelmatige cijfers aan studenten zijn toegedeeld, is de commissie het eens met de cijfergeving. Deze eindwerkstukken waren over het algemeen goed uitgevoerd, maar bevatten wel verschillende slordigheidfoutjes, of waren geschreven rond een redelijk eenvoudig onderwerp. De commissie concludeert dat alle eindwerkstukken voldoende wetenschappelijk van aard zijn, zeker gelet op de multidisciplinariteit van de opleidingen. Zij stelt vast dat er op dit gebied niet meer van de studenten geëist zou hoeven worden. Het is de commissie opgevallen dat de eindwerkstukken veelal gericht zijn op één deelgebied binnen de medische informatiekunde, namelijk ‘data management’, terwijl er volgens het curriculum ook andere deelgebieden bestaan, zoals ‘signalen’ en ‘beelden’. De commissie ziet het overheersen van één van de deelgebieden in principe niet als een probleem, maar vraagt zich wel af wat het uiteindelijke streven van de opleidingen is. Daarnaast stelt de commissie dat de scripties veel uiteenlopende onderwerpen beslaan. Zij adviseert de opleidingen dan ook om studenten te stimuleren om onderwerpen te selecteren rond een beperkt aantal vaste onderzoeksthema’s. Het vormen van speerpunten binnen de onderzoeksrichtingen (zie facet QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
59
4) zou hiervoor de basis kunnen vormen. Wanneer studenten onderzoek rondom bestaande thema’s uitvoeren, kan dit hun, maar ook begeleiders hun ondersteuning bieden tijdens de uitvoering en beoordeling van het proces. Ondanks dit advies gericht op extra ondersteuning is de commissie, zoals eerder gesteld, onder de indruk van de wijze waarop studenten begeleid worden tijdens het afstudeerproject. De commissie stelt vast dat de voortgang van studenten nauwlettend in de gaten gehouden wordt, dat studenten het gevoel hebben dat zij voldoende intensief in contact staan met hun begeleiders, en dat op goede wijze bepaald wordt of een scriptie aan de daarvoor gestelde eisen voldoet (zie facet 11). De commissie stelt daarnaast vast dat bachelorstudenten doorstromen naar masteropleidingen en/of de arbeidsmarkt en masterstudenten doorgaans snel een baan hebben gevonden of een carrière als onderzoeker zijn gestart. De commissie waardeert het feit dat het grootste deel van de studenten vrijwel onmiddellijk na het afstuderen in het werkveld hun capaciteiten kan inzetten. Daarnaast blijkt er een uitstekende aansluiting te bestaan tussen de wensen vanuit het werkveld en het profiel van de afgestudeerden. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De UvA streeft ernaar om de verwijzende en bindende functie van het eerste bachelorjaar te versterken en de uitval in het tweede en derde bachelorjaar terug te brengen van 15% in 2007 naar 6% in 2011. Daarnaast moet meer dan 70% van de studenten van cohort 2010 die zich na een eerste jaar studie herinschrijven binnen vier jaar de bacheloropleiding voltooien. Het OWI-MIK streeft naar een eerstejaarsrendement van 70% na twee jaar studie (voor herinschrijvers) en een bachelorrendement van 75%, in die zin dat van de studenten die zich na het eerste jaar herinschrijven, 75% het bachelordiploma zal halen. Op dit moment voldoet de bacheloropleiding aan deze geformuleerde streefcijfers. Echter, de geringe omvang maakt dat de rendementspercentages schommelen (zie tabel 11). Daarnaast worden de rendementen beïnvloed doordat studenten tot 2007 tijdelijk studeerden tot zij werden ingeloot voor Geneeskunde of Tandheelkunde. Ook het feit dat de meeste studenten een baan hebben naast hun studie kan van negatieve invloed zijn op de rendementscijfers. Het is wel zichtbaar dat de eerstejaarsrendementen gestegen zijn vanaf 2007, hoogstwaarschijnlijk als resultaat van een verbeterd instroombeleid (zie facet 8). In 2008 is het vernieuwde curriculum van start gegaan, wat voor dat cohort het best behaalde rendement opleverde sinds de start van de bacheloropleiding. Rendement Na 3 jaar Na 4 jaar Cohort: 2003 2004 2005 2003 Percentage 8% 35% 27% 92% Tabel 11. Rendementen van de bacheloropleiding Medische Informatiekunde
2004 76%
Na 5 jaar 2003 92%
Masteropleiding Medical Informatics Volgens de zelfstudie streeft het OWI-bestuur ernaar dat 60% van de studenten het masterdiploma haalt binnen drie jaar na aanvang van de masteropleiding. Gezien de start van het curriculum in 2006 en de geringe instroomcijfers, is het nauwelijks mogelijk iets te zeggen 60
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
over het masterrendement tot op heden. Daarnaast heeft de faculteit sinds de introductie van het bachelor-mastersysteem bachelorstudenten onder bepaalde voorwaarden toegelaten tot het masterprogramma. Op deze manier worden de rendementen verstoord door de ‘zachte knip’ tussen de twee opleidingen. De ‘harde knip’ wordt langzaam maar zeker toegepast. Vanaf 2010 zullen alleen studenten die in het bezit zijn van een bachelordiploma toegelaten worden tot de masteropleiding. Ook het feit dat de meeste studenten een baan hebben naast hun studie kan van negatieve invloed zijn op de rendementscijfers. In onderstaande tabel (tabel 12) worden de rendementen, voor zover mogelijk, weergegeven. Er wordt daarbij aangegeven of er sprake is van instromers met een bachelordiploma Medische Informatiekunde (R), of van zij-instromers (Z). Masterdiploma in instroom aantal 2 jaar 3 jaar Sept. 06 7 (1Z) 42,9% (3R) 100% (6R + 1Z) Febr. 07 5 (4Z) 40,0% (1R + 1Z) Sept. 07 16 (2Z) 12,5% (1R + 1Z) Tabel 12. Rendementen van de masteropleiding Medical Informatics
> 3 jaar
Oordeel De commissie heeft kennisgenomen van de rendementen van de opleidingen en van de maatregelen om deze te verbeteren. De commissie heeft vastgesteld dat de streefcijfers die opleidingen hanteren realistisch zijn, maar wellicht ambitieuzer geformuleerd zouden mogen worden. De commissie concludeert dat de opleidingen erin slagen om het door hen geformuleerde streven waar te maken en een goed beeld hebben van de verschillende factoren die van invloed zijn op het al dan niet behalen van de rendementen. Zo speelt het feit dat veel van de studenten een baan hebben naast hun opleiding hierin een rol. Hoewel dit een negatief effect kan hebben op de rendementen, is het volgens de commissie geen groot probleem dat studenten naast de opleiding kennismaken met het werkveld en duidt dit op een goede aansluiting tussen de opleidingen en de beroepspraktijk. Bacheloropleiding Medische Informatiekunde De instroom van uitgelote geneeskundestudenten heeft een negatieve invloed gehad op de instroom en daarmee met name op het rendement van het eerste jaar van de bacheloropleiding (zie facet 8). Zoals de commissie al eerder stelde, waardeert zij de verbeteringen die ten aanzien van dit probleem zijn gerealiseerd en verwacht zij dat de rendementen hierdoor positief beïnvloed zullen worden. Hiervan is op dit moment al sprake. Masteropleiding Medical Informatics Met betrekking tot het rendement van de masteropleiding is er sprake van een negatieve invloed door de ‘zachte knip’ tussen de bachelor- en masteropleiding. Op dit moment is de opleiding erop gericht om een ‘harde knip’ te introduceren, zodat vanaf 2010 alleen studenten worden toegelaten die de bacheloropleiding volledig hebben afgerond. De commissie verwacht hierdoor een stijging van het rendement. Naast deze constatering is het voor de commissie lastig om een gegrond oordeel te vellen over de rendementen van de masteropleiding, aangezien de opleiding nog relatief jong is en alleen van de eerste cohort de volledige rendementscijfers beschikbaar zijn. Bovendien is er volgens de commissie sprake van een te lage instroom om hierover gegronde conclusies te trekken. Desondanks is de commissie ervan overtuigd dat de opleiding voldoende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de masterstudenten hun studie binnen de gestelde tijd afronden.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
61
Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Medical Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Medische Informatiekunde is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Medical Informatics is het oordeel voldoende.
62
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Medische Informatiekunde: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Oordeel Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
63
Masteropleiding Medical Informatics: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Medische Informatiekunde en de masteropleiding Medical Informatics De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Medische Informatiekunde voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Medical Informatics voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
64
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
BIJLAGEN
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
65
66
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Bijlage A: Eindkwalificaties bacheloropleiding De opleiding heeft eindkwalificaties geformuleerd die weergeven over welke kennis, vaardigheden en attitude een afgestudeerde van de bacheloropleiding Medische Informatiekunde: 1. bezit kennis van de methoden en technieken van (medisch) wetenschappelijk onderzoek; 2. bezit kennis van de wijze waarop een arts redeneert en handelt; 3. bezit kennis van de organisatie, managementstrategieën, en financiering van de gezondheidszorg op micro-, meso- en macroniveau, medische ethiek en gezondheidsrecht; 4. bezit medische kennis en kennis van zorgprocessen in de gezondheidszorg om het probleemdomein te begrijpen; 5. heeft inzicht in de analyse, representatie, en (automatische) verwerking van informatie met behulp van methoden en technieken uit de informatiewetenschappen; 6. heeft kennis van een breed arsenaal van analyse- en oplossingsmethoden uit de informatiekunde; 7. kan met behulp van methoden en technieken uit de informatiewetenschappen informatie analyseren, representeren en (automatisch) verwerken; 8. heeft voldoende kennis van het onderzoeksveld en de gehanteerde methoden en technieken in de verschillende vakgebieden om een relevante onderzoeksvraag te formuleren en gestructureerd te zoeken naar een antwoord hierop; 9. kan medische databases, informatie- en beslissingsondersteunende systemen ontwikkelen; 10. heeft voldoende kennis van gesprek- en management technieken om een project in samenwerking met anderen tot een goed einde te brengen; 11. is in staat om zelfstandig informatiekundige problemen in de gezondheidszorg te analyseren en op te lossen; 12. kan beslissingsprocessen analyseren ten behoeve van beleid en beheer; 13. kan op basis van wetenschappelijke literatuur een goed gefundeerde bachelorscriptie schrijven; 14. kan als volwaardige gesprekspartner optreden van artsen, verpleegkundigen, paramedici en andere professionals in de gezondheidszorg; 15. kan, op basis van een helder geformuleerde vraagstelling, complexe problematiek helder uiteenzetten; 16. is in staat om samen te werken met specialisten uit verschillende disciplines; 17. kan zelfstandig en op aansprekende wijze een presentatie te geven die wat betreft inhoud, structuur, verbale- en non-verbale communicatie aan de vereisten van vakgenoten voldoet; 18. kan aan niet-vakgenoten het belang van de Medische Informatiekunde duiden; 19. heeft een zelfreflectieve, positiefkritische houding, is in staat eigen gedrag aan te passen naar aanleiding van feedback en toont zelfsturing van het persoonlijk ontwikkeltraject.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
67
Daarnaast zijn eindkwalificaties geformuleerd die betrekking hebben op de academische vaardigheden waarover een afgestudeerde van de bacheloropleiding Medische Informatiekunde zou moeten beschikken: •
•
•
•
•
68
onderzoeksvaardigheden: de afstudeerde heeft voldoende kennis van het onderzoeksveld en de gehanteerde methoden en technieken in de verschillende vakgebieden om een relevante onderzoeksvraag te formuleren en gestructureerd te zoeken naar een antwoord hierop; academisch schrijven: de afgestudeerde is in staat om op basis van wetenschappelijke literatuur een goed gefundeerde literatuurscriptie te schrijven, met een daaraan gekoppeld adviesrapport, en kan, op basis van een helder geformuleerde vraagstelling, complexe problematiek helder uiteenzetten; presenteren: de afgestudeerde is in staat om zelfstandig en op aansprekende wijze een presentatie te geven die wat betreft inhoud, structuur, verbale- en non-verbale communicatie aan de vereisten voldoet. De Bachelor kan dit zowel binnen als buiten de eigen discipline(s) en is in staat om voorlichting te geven op het gebied van de Medische Informatiekunde; managementvaardigheden: de afgestudeerde is in staat om samen te werken met specialisten uit verschillende disciplines en heeft voldoende kennis van gesprek- en management technieken om een project, in samenwerking met anderen, tot een goed einde te brengen; attitude en leervaardigheden: de afgestudeerde heeft een zelfreflectieve, positiefkritische houding, is in staat eigen gedrag aan te passen naar aanleiding van feedback en toont zelfsturing van het persoonlijk ontwikkeltraject in het portfolio.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Bijlage B: Eindkwalificaties masteropleiding De opleiding heeft eindkwalificaties geformuleerd die weergeven over welke kennis, vaardigheden en attitude een afgestudeerde van de masteropleiding Medical Informatics: 1. kan informatievraagstukken uit de praktijk van de gezondheidszorg herkennen, beschrijven en analyseren in informatiekundige termen en daarvoor geschikte oplossingstrategieën formuleren, selecteren en toepassen, waarbij een brug wordt geslagen tussen theoretische inzichten en praktijksituaties; 2. kan een bijdrage leveren aan het ontwerp, de ontwikkeling, de implementatie en de evaluatie van de impact van informatie- en beslissingsondersteunende systemen in de gezondheidszorg door zijn kennis van software-engineering en geavanceerde informaticamethoden en technieken; 3. is op de hoogte van de belangrijkste, internationale ontwikkelingen op het gebied van Medische Informatiekunde/informatica en hieraan gerelateerde wetenschappelijke bevindingen en weet dit inzicht aan te wenden bij de optimalisatie van informatieverwerking en besluitvorming bij het medisch handelen en het zorgproces; 4. is in staat zelfstandig nieuwe, wetenschappelijke kennis en inzichten te verwerven in disciplines die verwant zijn aan de Medische Informatiekunde, zoals de informatiekunde, informatica, geneeskunde, gezondheidskunde, epidemiologie en (bio-)statistiek en kan deze inzichten toepassen bij het oplossen van medisch-informatiekundige vraagstukken; 5. overziet ontwikkelingen in de gezondheidszorg en de ICT en de implicaties daarvan en kan een bijdrage leveren aan opinievorming en besluitvorming aangaande ICTvraagstukken in de zorg; 6. bezit kennis van en inzicht in het redeneer- en besluitvormingsproces bij het medisch handelen en het zorgverleningsproces en mogelijke gevolgen voor de inrichting van bedrijfsprocessen en informatiestromen; 7. bezit kennis van en inzicht in de belangrijkste informatieprocessen die samenhangen met het medisch handelen en het zorgproces (preventie, diagnostiek, prognose en therapie); 8. bezit kennis van en inzicht in de methoden en denkwijzen van medisch wetenschappelijk onderzoek in de geneeskunde; 9. bezit kennis van en inzicht in logistieke aspecten binnen zorgprocessen, grondslagen voor het herinrichten van zorgprocessen en de meerwaarde van ICT-middelen in de betreffende processen; 10. kan medisch-informatiekundige vraagstukken benaderen vanuit het architectuurdenken, waarbij een relatie wordt gelegd tussen de inrichting van de bedrijfsprocessen, de informatiestromen en eisen die worden gesteld aan zorginformatiesystemen; 11. kan vanuit de optiek van de inrichting van het zorgproces beoordelen hoe de ICTinfrastructuur zo optimaal mogelijk daarin ingebed kan worden met als doel de kwaliteit van de zorg en de efficiency van het zorgproces te verbeteren; 12. beschikt over de denk- en redeneervaardigheden die nodig zijn voor adequate wetenschapsbeoefening en –toepassing; 13. is in staat op wetenschappelijke wijze om te gaan met informatie; 14. is in staat relevante wetenschappelijke, vakliteratuur op te sporen en deze kritisch te bestuderen en op hun waarde te schatten; 15. is in staat op heldere wijze schriftelijk te rapporteren en mondeling te presenteren in het Engels; 16. kan in multidisciplinair projectverband functioneren en samenwerken; 17. is in staat kritisch te reflecteren op het eigen wetenschappelijk handelen.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
69
70
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Bijlage C: Curricula Vitae van de leden van de commissie Prof. dr. ir. J.H. van Bemmel (1938) studeerde Natuurkunde aan de TU Delft (1963). Hij promoveerde aan de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen (1969). Van 1963 tot 1973 was hij hoofd van de werkgroep Biomedische Signaalanalyse van het Medisch-Fysisch Instituut TNO te Utrecht. In 1973 werd hij benoemd tot hoogleraar Medische Informatica aan de Vrije Universiteit Amsterdam en vanaf 1987 aan de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 2000 tot 2003 was hij rector magnificus van deze Universiteit. Hij is sinds 1987 lid van de KNAW en was tot 2003 lid van de Gezondheidsraad. Vanaf 1991 is hij lid van het Institute of Medicine van de National Academy of Sciences en sinds 1996 van het College of Medical Informatics in de VS. Voorts was hij voorzitter van de VSNU/KNAW/NWO-werkgroep Kwaliteitszorg Wetenschappelijk Onderzoek. Hij was verder onder meer voorzitter van de Internationale Beoordelingscommissie Biomedisch en Gezondheidszorgonderzoek KNAW/VSNU, voorzitter van de Vereniging voor Medische en Biologische Informatieverwerking en president van de International Medical Informatics Association (IMIA). Hij is voorzitter van verschillende commissies en raden en vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Erasmus MC. Tevens is hij voorzitter van het curatorium van de Stichting Reformatorische Wijsbegeerte dat toeziet op de bijzondere leerstoelen Reformatorische wijsbegeerte aan Nederlandse universiteiten. Hij publiceerde meer dan 450 artikelen en boeken, in grote meerderheid in het Engels, en was editor-in-chief van Methods of Information in Medicine, de IMIA Yearbooks of Medical Informatics, en van het Handbook of Medical Informatics. Prof. dr. G.J.E. De Moor studeerde Genees-, Heel- en Verloskunde en specialiseerde in de Klinische Biologie en Nucleaire Geneeskunde in vitro aan de Universiteit Gent, België. In 1994 aggregeerde hij in de Medische Informatiekunde. Hij is dienshoofd van de afdeling Medische Informatica en Statistiek, Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde binnen zowel UZ als Universiteit Gent, België, waar hij Medische Informatica, Medische Statistiek en Besliskunde doceert. Dr. De Moor is ook hoofd van het Laboratorium Klinische Biologie in het St-Elisabeth Ziekenhuis in Zottegem. Als voorzitter van vzw RAMIT (Research in Medical Informatics and Telematics), is hij betrokken geweest in zowel Europese als Internationale Research Projecten (meer dan 90, waarvan de helft in een coördinerende capaciteit) en in Standardiserings-activiteiten. Prof. De Moor was stichtend voorzitter van CEN/TC251, het officieel Technisch Comité Standardisering in Medische Informatica in Europa en initieerde tevens ISO/TC 215. Als afgeleide van het onderzoek stichtte Prof. De Moor een zestal spin-off bedrijven, waaronder MediBridge enCustodix. Sinds 2004 is hij ook voorzitter van EuroRec (the European Institute for Health Records) en actief in de certificatie van Electronische Health Record- en aanverwante systemen in Europa. (www.eurorec.org). In België heeft Prof. De Moor een aantal officiële Comités voorgezeten binnen het Ministerie Volksgezondheid en het Rijksinstituut Ziekte- en Invaliditeits Verzekeringen Hij publiceerde acht boeken in verband met Medische informatica en Medische Statistiek alsook meer dan 200 publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften. In 2005 kreeg hij de International Rory O’Moore Medal (presented by Bertie Ahern, in Dublin) voor Health Informatics.
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
71
Dr. G.L. Mulder (1983), is mededirecteur van het bedrijf ChipSoft B.V. (ICT voor de gezondheidszorg). Na de HBS, het B. Heymans Lyceum te Groningen, heeft hij medicijnen gestudeerd aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft daar het Artsenexamen gedaan, evenals het Educational Council For Foreign Medical Graduates (het Amerikaanse Artsexamen). Daarnaast deed hij onder andere een studentassistentschap Anatomie, en nam hij voor verschillende huisartsen in Groningen waar. Vervolgens heeft hij de opleiding tot chirurg in het St. Lucas Ziekenhuis te Amsterdam succesvol doorlopen. Tijdens zijn opleiding was hij Assistent-geneeskundige tijdens de visitaties Heelkunde (Concilium Chirurgicum). Totdat hij gestart is binnen ChipSoft B.V., was Mulder zelfstandig gevestigd chirurg in de chirurgisch/orthopedische maatschap Ziekenhuis Amsterdam Noord en het BovenIJ Ziekenhuis te Amsterdam Noord. Prof. dr. J.W. Kijne (1947) is emeritus hoogleraar BioScience aan de Universiteit Leiden. Hij studeerde biologie in Leiden en promoveerde in 1979 bij prof. Ton Quispel op een proefschrift over symbiotische stikstofbindende wortelknolletjes van de erwt, een onderwerp dat zijn verdere onderzoeksactiviteiten bleef bepalen. Hij bezette de Leidse leerstoelen Fytotechnologie (i.s.m. TNO, 1994–1997), Plantenfysiologie (1997–2006) en BioScience (2006–2010), en bekleedde een gastprofessoraat Microbiologie aan de Universiteit van Tromsø, Noorwegen (1995–2000). Daarbij was hij opleidingsdirecteur Biologie (1996– 2002), vice-decaan van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (2002–2008) met de portefeuille onderwijs, en wetenschappelijk directeur van het Pre-University College (2004– 2008). In 2009 was hij voorzitter was van de visitatiecommissie Biologie. B. Steensma (1991) behaalde in 2008 het gymnasiumdiploma aan het Oostvaarderscollege in Almere. In 2009 is hij begonnen met de bacheloropleiding Biomedische Technologie aan de Universiteit Twente. Hij neemt zitting in verschillende commissies met betrekking tot de opleiding Biomedische Technologie, waaronder de Onderwijs kwaliteitcommissie waarin hij als lid van het studentpanel fungeert.
72
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
Bijlage D: Programma van het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam 24 augustus 09:00 09.15-11.00 11:00 – 14:00
14:00 – 15:00 15:00 – 15:45 15:45 – 16:30 16:30 – 16:45 16:45 – 17:30 17:30 – 18:00 19:00 – 21:30
25 augustus 09:00 – 09:45 09:45 – 10:15 10:15 – 10:45 10:45 – 11:15 11:15 – 11:45 11:45 – 12:45 12:45 – 13:30 13:30 – 16:00 16:00 – 16:30 16:30 – 17:00
Ontvangst commissie door Raad van Bestuur Installatie commissie door QANU Voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie: bespreking van de zelfevaluatierapporten en de afstudeeropdrachten van de te beoordelen opleidingen en bestuderen documenten Gesprek met bestuur onderwijsinstituut Medische Informatiekunde en AMC leden kernteam zelfevaluatierapport Gesprek met bachelorstudenten Gesprek met masterstudenten Pauze Gesprek met docenten Gesprek met alumni Diner met vertegenwoordigers opleiding (vertegenwoordiger College van Bestuur, vertegenwoordiger Raad van Bestuur, vertegenwoordiger RvB-staf)
Gesprek met studenten van de opleidingscommissie en de Studenten Raad Gesprek met docenten van de opleidingscommissie Gesprek met examencommissie en studieadviseur (maximaal 5 personen) Rondleiding Overleg commissie, voorbereiding op gesprek met Raad van Bestuur Afsluitend gesprek met Raad van Bestuur en directeur RvB-staf Lunch Opstellen voorlopige bevindingen door commissie Mondelinge rapportage voorlopig oordeel, afsluiting bezoek Borrel
QANU / Medische Informatiekunde, Universiteit van Amsterdam (Q0274)
73