Onderwijsvisitatie Informatiekunde 2006 – extra informatie – Erik Barendsen
Tom Heskes
Erik Proper
Deze notitie geeft aanvullingen op de informatie in de Zelfstudie Informatiekunde aan de hand van vragen vooraf van de visitatiecommissie, recente feed-back van externe lezers en enkele ontwikkelingen die plaatsvonden tussen het verschijnen van de zelfstudie en de visitatie.
Relatie tussen onderzoeksinstituut en onderwijsinstituut Recentelijk zijn de subfaculteiten gesplitst in onderwijs- en onderzoeksinstituten. Alle wetenschappers (waaronder de docenten) zijn ondergebracht in onderzoeksinstituten. Het onderwijsinstituut kan volgens een standaardnorm beschikken over docentcapaciteit uit de onderzoeksinstituten. Voor stafleden (hoogleraren, uhd’s, ud’s) is dat 40% van hun werktijd; voor postdocs en promovendi is het richtgetal 10%. Het onderwijsinstituut kan kwaliteitseisen stellen en terugkoppeling geven op grond van bevindingen vanuit het systeem van kwaliteitszorg. In het Faculteitsreglement is deze ‘onderwijsdetachering’ vastgelegd. In de toelichting bij het reglement wordt de werkwijze nader toegelicht – zie aldaar. Door de nieuwe instituutsconstructie hebben de instituten verschillende verantwoordelijkheden op het gebied van personeelsbeleid en professionalisering van docenten. In het volgende onderdeel gaan we in op de verschillende aspecten van professionalisering van docenten en de verdeling van verantwoordelijkheden.
Professionalisering van docenten Instituut, faculteit en universiteit stimuleren de professionalisering van docenten. We bespreken hieronder vier aspecten van dit beleid. (1) (2) (3) (4)
Scholing van beginnende docenten Reguliere didactische ontwikkeling van zittende docenten Gericht ingrijpen bij problemen Functioneringsgesprekken
Voor (1) is er universitair scholingsaanbod waarover ook in de zelfevaluatie geschreven is. Hieraan hebben het afgelopen jaar twee docenten deelgenomen. Het traject ‘Basiskwalificatie Onderwijs’ maakt inmiddels deel uit van door universiteiten wederzijds erkende didactische scholing. Nieuwe medewerkers krijgen vrijstellingen aan de hand van eerder verworven competenties. Ten aanzien van (2) zijn de afgelopen jaren door het onderwijsmanagement in samenwerking met faculteit en IOWO diverse activiteiten georganiseerd. Enkele voorbeelden: 1
• • • • •
training over formuleren van leerdoelen; training over opstellen van studietaken; training over responsiecolleges; begeleiding en advisering propedeusedocenten; vastleggen van consensus onder stafleden over wederzijdse verwachtingen ten aanzien van studenten en docenten in het onderwijs; • individuele coaching van docenten; • intervisie; • coaching van onderwijsmanager. Vrijwel de gehele staf heeft aan e´ e´ n of meer van deze activiteiten deelgenomen. Sindsdien is er minder behoefte aan op maat gesneden trainingen door het IOWO omdat het cursusaanbod door invoering van het basiskwalificatietraject verrijkt is: zittende docenten kunnen losse onderdelen van dit traject volgen. De Radboud Universiteit organiseerde afgelopen jaar voor het eerst een universitaire onderwijsdag met workshops, waaraan ook docenten van ons instituut deelnamen (als inleiders en deelnemers). De dag is succesvol verlopen en zal in het vervolg jaarlijks plaatsvinden. De universiteit ontwikkelt een nieuw programma (‘seminar’) voor onderwijslei¨ ders (directeuren, opleidingscoordinatoren, vice-decanen onderwijs) als aanvulling op bestaande cursussen over didactiek en over academisch leiderschap. De directeur van ons onderwijsinstituut is een van de ontwikkelaars van dit programma. Het seminar start in januari 2007. De onderwijsdirectie is voornemens om komend jaar een uitwisselingsactiviteit voor groepen docenten (typisch de docenten van een bepaald semester) te starten waarin zij van elkaar kunnen leren via wederzijds collegebezoek en gezamenlijke evaluatie. Het collega-onderwijsinstituut WINST heeft goede ervaringen met deze werkvorm; een evaluatieverslag van een experiment van afgelopen jaar is onlangs beschikbaar gekomen. Als uit cursusevaluaties of andere signalen blijkt dat er een probleem is met het onderwijs van een docent (3), zal het onderwijsmanagement de docent en/of afdelingshoofd daarop attenderen en samen een oplossing zoeken. In de afgelopen jaren is dat enkele keren gebeurd, waarbij adviezen zijn gegeven of individuele coaching door onderwijskundigen is ingezet. Door de splitsing in afzonderlijke onderzoeks- en onderwijsinstituten zijn de aspecten (2) en (4) meer naar het onderzoeksinstituut geschoven: (2) vanwege de kwaliteitseisen die aan de ‘geleverde onderwijsdiensten’ worden gesteld, en (4) omdat het personeel formeel in dienst is bij het onderzoeksinstituut. De rol van de hoofden van de wetenschappelijke afdelingen in dat instituut is daarbij cruciaal. In functioneringsgesprekken (4) komt onderwijs aan de orde, maar tot voor kort was het van de leidinggevende afhankelijk op welke wijze dat gebeurde. De huidige werkwijze is als volgt. • Het onderwerp ‘onderwijs’ komt expliciet aan de orde in functioneringsgesprekken. De ’handreiking functioneringsgesprekken’ (zie het kwaliteitszorgplan van het onderwijsinstituut) met de onderdelen uitvoering, uitstraling en ontwikkeling is de leidraad. • Elke docent doet minimaal eens per twee jaar mee aan een substanti¨ele didactische (scholings)activiteit. Hierover worden afspraken gemaakt in het functioneringsgesprek. De onderwijsdirecteur adviseert zonodig. • De onderwijsdirectie wordt om input gevraagd voor elk functioneringsgesprek. De directie krijgt na afloop feedback op de 2
betreffende punten.
Nationale positionering Informatiekunde richt zich als vakgebied op de context van de ICT. Deze context is echter breed. Dit is ook terug te zien in de natuurlijke ori¨entaties van de verschillende Informatiekunde-opleidingen (uiteraard naast de binding met Informatica): • • • •
Letteren (RUG, UU), Economie (EUR, RUG, UvT), Technische bestuurs-/bedrijfskunde (TUD, TUE, UT), Kunstmatige intelligentie (VU, RU).
Binnen het vakgebied informatiekunde kunnen we drie belangrijke deelgebieden onderscheiden: • Information management, • Presentatie, representatie en ontsluiting van informatie, • Enterprise engineering & architecting. Het eerste gebied richt zich op de bestuurlijke, economische en strategische inbedding van IT (resultaten van de Informatica) in organisaties. Het tweede deelgebied heeft te maken met het opslaan, indexeren en ontsluiten van informatie. Het derde gebied richt zich op het ontwerpen van (vergaand geautomatiseerde) processen en structuren van organisaties en hun (geautomatiseerde) informatievoorziening. De opleiding in Nijmegen richt zich met name op Enterprise engineering & architecting. De verschillende Nederlandse opleidingen kunnen we als volgt classificeren: • Informatiemanagement: UU, TUD, TUE, UvT, UT, EUR, VU; • Presentatie, representatie en ontsluiting van informatie: UvT, UU, RUG; • Enterprise engineering & architecting: UU, RU, UT, TUD. Het III kiest naast deze inhoudelijke focus ook nog eens voor een modelgedreven en formeel-wiskundige aanpak van enterprise engineering. Deze aanpak is door de hele opleiding zichtbaar, maar komt het sterkste naar voren in de DaVinci cursuslijn. De Nijmeegse Informatiekunde wil het bestaande profiel op korte termijn uitbreiden met ‘Presentatie, representatie en ontsluiting van informatie’ in de vorm van onderwijs op het gebied van ‘business intelligence’. Dit past bij het beleid om te participeren in een opleiding Kunstmatige Intelligentie, die nu nog alleen door de Faculteit der Sociale Wetenschappen verzorgd wordt.
Relatie met opleiding Informatica De opleiding informatiekunde heeft een eigen focus, maar heeft diverse elementen gemeenschappelijk met informatica. Die elementen zijn te vinden op twee terreinen: • technische aspecten: basisvaardigheden programmeren, hardware; • formele methoden: wiskunde, theorie Veel van de gemeenschappelijke elementen komen al tot uiting in gemeenschappelijke onderdelen van het programma. Wij zullen het komend academisch jaar de inhoudelijke overlap nog verder uitbuiten, met name door een groter deel van de 3
propedeuseprogramma’s te laten samenvallen. Dit past bovendien in facultair beleid om overstap in het begin van verwante opleidingen te faciliteren en onderwijs effici¨ent in te richten.
Achtergrond: Geschiedenis van de Nijmeegse Informatiekunde De opleiding Informatiekunde is in het jaar 2000 van start gegaan. Een aantal opleidingen van verschillende faculteiten die elk op hun eigen manier met het vakgebied van de ICT bezig waren, waren reeds enige tijd met elkaar in overleg over het vormen van een nieuwe, interdisciplinaire propedeuse, waarin de opleidingen Informatica, Medische Informatiekunde, Cognitiewetenschap en Taal- en Spraaktechnologie zouden participeren. Het snelle tempo van de maatschappelijke ontwikkelingen en de vraag van de zijde van studenten-in-sp´e leidde er toe dat deze propedeuse in het jaar 2000 versneld van start ging als onderdeel van de volledige opleiding Informatiekunde, ondergebracht in de B`eta-faculteit. In deze propedeuse waren, naast een aantal Informaticacursussen, ook cursussen opgenomen die door de andere betrokken opleidingen werden verzorgd. In de jaren na de opstart van de opleiding werd stapsgewijs gewerkt aan de invulling van het curriculum als geheel, en ontwikkelde zich gaandeweg een uitgesproken Nijmeegse visie op het vakgebied. De propedeuse in het studiejaar 2001-2002 werd met minimale veranderingen t.o.v. de propedeuse van het studiejaar 2000-2001 ingevuld, en ook de postpropedeutische fase van deze twee curricula zijn min of meer gelijk. Maar met ingang van het studiejaar 2002-2003, tegelijkertijd met de formele start van de BachelorMasterstructuur, is de propedeuse drastisch veranderd. Hiervoor zijn twee belangrijke redenen te noemen. Een hele praktische aanleiding wordt gevormd door de vernieuwingsprocessen bij de diverse betrokken opleidingen, waardoor bestaande cursussen niet langer werden aangeboden en waardoor de interfacultaire samenwerking zich in een andere richting ontwikkelde. Maar veel belangrijker is de zich sterk ontwikkelende eigen signatuur, en de vertaling daarvan in het curriculum: in wat een student Informatiekunde in zijn/haar opleiding moet leren. Informatiekunde is een discipline die zich beweegt op het raakvlak van de afstemming tussen Mens, Organisatie en Technologie, en een informatiekundige in opleiding zal daarom weet moeten hebben van deze verschillende disciplines e´ n van de raakvlakken ertussen. Het aspect van alignment speelt hierbij een essenti¨ele rol. In het curriculum uit 2003, dat sindsdien draait, wordt de eigen Nijmeegse visie nader gestalte gegeven. Waar informatica de IT als uitgangspunt neemt, neemt de informatiekunde juist de context hiervan als startpunt. Wat beide opleidingen gemeen hebben is het streven naar kwalitatief goede systemen (zoals softwaresystemen, componentstructuren, bedrijfsprocessen, organisatiestructuren, etc.). Systeemontwikkeling wordt daarbij (ook) binnen de informatiekunde vanuit een sterk modelgedreven perspectief beschouwd. Een onderscheid is dan weer dat het voor de informatiekunde niet alleen van belang is dat de modellen intern consistent, formeel, etc, zijn (de interne kwaliteit van een model), maar dat ze ook een goede afspiegeling zijn van de wensen, belangen, beelden, etc., van de vertegenwoordigers uit het domein (de externe kwaliteit van een model). Dit laatste vergt een meer communicatiegedreven aanpak bij het maken van de modellen, waarin o.a. plaats is voor tegengestelde belangen.
4
Beroepenpanel Bij de totstandkoming van het informatiekundecurriculum zijn goede ervaringen opgedaan met het betrekken van deskundigen uit het beroepenveld. In het collegejaar 2006-2007 willen wij een regulier beroepenpanel samenstellen. Deze samenstelling loopt volgens plan: doel, werkwijze en strategische aandachtsgebieden zijn inmiddels geformuleerd. De komende tijd worden vertegenwoordigers van de gekozen gebieden benaderd.
Update acties naar aanleiding van zwakke punten In de Zelfevaluatie worden diverse acties vermeld. Inmiddels zijn negen maanden verstreken. We geven daarom hieronder een aanvulling. Met enkele steekwoorden verwijzen we naar de geconstateerde zwakke punten. Pagina 13 • Breedte RU onvoldoende benut Lopende actie: – maken van concrete afspraken met Managementwetenschappen over het volgen van bachelorcursussen; – er staat verregaande samenwerking op stapel met de opleiding Kunstmatige Intelligentie; – verschillende contacten op individuele basis met docenten. Gepland: – opheffen ‘verbod’ op het volgen van mastercursussen bij Managementwetenschappen. Pagina 29 • Studeerbaarheid Lopende actie: – strakke inzet van tutoren in het eerste jaar. • Instroom Lopende actie: – er is een werkgroep ingesteld (onder leiding van hoogleraar informatiekunde) om werving aan te gaan pakken; – samenwerking met HBO in werving en propedeuse wordt onderzocht. • Studieduur Master aan de korte kant Lopende actie (anders dan beschreven): – gezamenlijk besluit onderwijsdirectie en faculteitsleiding om 2-jarige master informatiekunde op te zetten. • Studeerbaarheid voor HBO-doorstromers Afgeronde actie: – schakelprogramma is uitgebreid. Pagina 33 • Nauwelijks reserve onderwijscapaciteit Lopende actie:
5
– verhoging effici¨entie (combinatie onderdelen eerste en tweede jaar met Kunstmatige Intelligentie en Informatica). • Didactische bijscholing Afgeronde actie: – instelling verplichting eenmaal per 2 jaar een cursus te volgen. • Begeleiding vooral door IRIS Lopende actie: – de verdeling is de laatste jaren iets minder scheef vanwege participatie van met name de afdeling Security of Systems. Pagina 37 • Studieadviseurs hebben te weinig tijd/ondersteuning Lopende actie: – inzet tutoren bij monitoring van studenten en signalering van problemen. Pagina 41 • Resultaten kwaliteitszorg onzichtbaar Lopende actie: – concrete acties en bespreking in opleidingscommissie n.a.v. cursusevaluaties; – instellen van electronische studentenevaluaties waarvan verslaglegging gemakkelijker openbaar gemaakt kan worden. Pagina 44 • Eerstejaarsrendementen te laag Lopende actie: – inzet van tutoren in eerste jaar.
6