Onderwijsvisitatie Economie Erasmus Universiteit Rotterdam
QANU, december 2009
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2009 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord commissievoorzitter
7
Deel I
9
1. 2. 3. 4.
Inleiding Taak en Samenstelling van de commissie Werkwijze van de commissie Het Domeinspecifiek Referentiekader Economie 2009
Deel II 5.
Algemeen deel
Opleidingsrapporten
Rapport over de bacheloropleidingen Economie en Bedrijfseconomie, Econometrie en Operationele Research en Fiscale Economie en de masteropleidingen Economics and Business, Econometrics and Management Science, Fiscale Economie en Economics and Informatics aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
11 13 18 21
27
29
Bijlagen
123
Bijlage A: Curricula Vitae van de leden van de visitatiecommissie Bijlage B: Samenstelling van de subcommissies Bijlage C: Programma van het bezoek aan de Erasmus School of Economics (ESE) Bijlage D:Uitwerking van de eindkwalificaties op vakniveau Bijlage E: Curriculum van de negen programma’s van de masteropleiding Economics and Business
125 129 131 133
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
147
3
4
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
VOORWOORD Dit rapport beschrijft de bevindingen van de visitatiecommissie Economie 2009 voor de opleidingen economie aan de Erasmus School of Economics. Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatie Economie 2009 wordt uitgevoerd volgens de nieuwe QANU werkwijze, waarbij clustervisitaties over een korte periode plaatsvinden en worden afgerond. Hierdoor wordt het momentum voor de betrokken opleidingen behouden en blijft de terugkoppeling naar de interne kwaliteitszorg relevant. Voor clustervisitaties met een grote omvang, zoals Economie 2009, vraagt de nieuwe werkwijze flexibiliteit van de commissieleden. Voor ieder bezoek wordt uit de visitatiecommissie een subcommissie samengesteld. Door het instellen van een kerncommissie die alle bezoeken bijwoont, kan de samenhang van de clustervisitatie worden gegarandeerd. De visitatiecommissie Economie 2009 van QANU heeft haar taken in Rotterdam met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier, waarbij de samenhang tussen de verschillende bezoeken continue aandacht krijgt. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging worden genomen door de betrokken opleiding en het College van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak uitvoeren. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdeling aan de Erasmus School of Economics voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
VOORWOORD COMMISSIEVOORZITTER Van 30 juni t/m 2 juli 2009 heeft de visitatiecommissie Economie 2009 een bezoek gebracht aan de Erasmus School of Economics van de Erasmus Universiteit Rotterdam teneinde zeven BSc en MSc opleidingen te beoordelen. De beoordeling van de programma’s in Rotterdam was de derde in een serie van zeven bezoeken binnen dit cluster. In de periode van mei tot december 2009 heeft de visitatiecommissie bezoeken afgelegd aan zeven universiteiten die gezamenlijk 63 opleidingen (BSc en MSc) aanbieden in de economie en daaraan verwante disciplines. Om de programma’s in Rotterdam te kunnen beoordelen, heeft de commissie de zelfstudies en andere documenten zorgvuldig doorgenomen, en heeft de commissie tijdens het bezoek gesproken met het management, personeel en studenten De commissie heeft grote waardering voor de openheid vanuit de faculteit, zowel in de interviews als in de geschreven documenten. Op de basis van alle verkregen informatie was de commissie in staat om een weloverwogen oordeel te geven over de verschillende BSc en MSc opleidingen in Rotterdam. Dit oordeel wordt in dit rapport samengevat. Aan de basis van het commissieoordeel ligt het wetenschappelijk karakter van de programma’s, die gedoceerd worden als BSc of MSc aan een gerenommeerde universiteit. Voor iedere opleiding geldt dat dit wetenschappelijk karakter duidelijk aanwezig moet zijn in alle elementen van de opleiding. Met name de BSc en MSc scripties dienen dit op de respectievelijke niveaus te weerspiegelen, aangezien de scriptie het pièce de résistance van de student is. De scriptie dient een wetenschappelijk stuk te zijn, die de tijdens de gehele opleiding opgedane wetenschappelijke kennis reflecteert. Op basis van een selectie van beschikbare BSc en MSc scripties, de procedures rondom scriptiebegeleiding en andere elementen in de opleidingen die leiden tot dit eindproduct, is de commissie tot het oordeel gekomen dat alle beoordeelde opleidingen in Rotterdam inderdaad een wetenschappelijk karakter hebben. Een element dat de moeite waard is om hier te noemen, is het zogenaamde ‘werkcollege’. De commissie is van mening dat deze onderwijsvorm het Rotterdamse didactisch concept bekroont, en dat deze vorm in de toekomst behouden en verder ontwikkeld dient te worden. In naam van de commissieleden wil ik graag een ieder die, zowel vanuit de Erasmus School of Economics als vanuit QANU, betrokken is geweest bij de voorbereidingen en de uitvoering van deze visitatie bedanken. Zonder hun bijdrage en welwillendheid om constructief te reageren op de vele wensen van de commissie, zouden we deze beoordeling niet zo gemakkelijk en aangenaam hebben kunnen uitvoeren. Ook wil ik hierbij graag de bijdragen van de overige commissieleden noemen. In een aangename en creatieve sfeer zijn we het hele proces doorgegaan dat heeft geleid tot dit rapport. De ondersteuning van dr. Meg Van Bogaert van QANU verdient een bijzonder woord van dank. Zonder haar waren we nergens geweest. Arjen van Witteloostuijn Voorzitter visitatiecommissie Economie 2009
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
7
8
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
9
10
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
1. Inleiding In dit rapport brengt de onderwijsvisitatiecommissie Economie 2009 (hierna de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit twee delen: een algemeen deel (I) en een opleidingsdeel (II). Het algemene deel gaat in op de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie. Dit algemene deel geeft een beschrijving van de uitgangspunten van de commissie en bevat tevens het domeinspecifiek referentiekader voor de visitatie Economie 2009. In het opleidingsdeel behandelt de commissie de 21 facetten uit het NVAO-beoordelingskader voor de beoordeelde opleidingen. In dit deel spreekt zij oordelen uit op facet- en onderwerpniveau voor iedere bachelor- en masteropleiding die ze heeft beoordeeld aan de Erasmus School of Economics.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
11
12
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
2. Taak en samenstelling van de commissie 2.1. Taak van de commissie De taak van de commissie is het verrichten van een visitatie conform het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van in totaal 63 opleidingen aan zeven universiteiten. De commissie heeft de opdracht om op basis van de door de faculteiten aangeleverde informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de verschillende aspecten van kwaliteit van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het bovengenoemde kader. De opleidingsrapporten bevatten impliciete aanbevelingen; de nadruk ligt echter op het beoordelen en verantwoorden van de basiskwaliteit. De commissie is gevraagd om de volgende opleidingen te beoordelen (inclusief CROHOnummer): Wageningen Universiteit: • Bachelor Economie & Beleid (50101) Rijksuniversiteit Groningen • Bachelor Economics and Business Economics (50950) • Bachelor Econometrics and Operations Research (56833) • Bachelor Accountancy en Controlling (50643) • Bachelor Bedrijfseconomie (50674) • Bachelor Fiscale Economie (56402 • Master Accountancy and Controlling (60643) • Master Econometrics, Operations Research and Actuarial Sciences (60646) • Master International Economics and Business (60648) • Master Economics (66401) • Master Fiscale Economie (66402) Erasmus Universiteit Rotterdam • Bachelor Economie en Bedrijfseconomie (50950) • Bachelor Econometrie en Operationele Research (56833) • Bachelor Fiscale Economie (56402) • Master Fiscale Economie (66402) • Master Econometrics and Management Science (60079) • Master Economics and Business (60652) • Master Economics and Informatics (60951) Universiteit Maastricht • Bachelor Economics (50023) • Bachelor Econometrics and Operations Research (50006) • Bachelor Fiscale Economie (56402) • Master Financial Economics (60321) • Master International Economic Studies (60014) • Master Econometrics and Operations Research (60307) • Master Fiscale Economie (66402)
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
13
Universiteit van Tilburg • Bachelor Economics (56401) • Bachelor Econometrie en Operationele Research (56833) • Bachelor Fiscale Economie (56402) • Bachelor Economie en Bedrijfseconomie (50950) • Bachelor Bedrijfseconomie (50750) • Master Mathematical Economics and Econometric Methods (60056) • Master Operations Research and Management Sciences (60057) • Master Quantitative Finance and Actuarial Sciences (60058) • Master Accounting (60059) • Master Accountancy (60060) • Master Financial Management (60061) • Master Investment Analysis (60062) • Master Marketing Management (60063) • Master Marketing Research (60064) • Master Logistics and Operations Management (60065) • Master Strategic Management (60066) • Master International Economics and Finance (60067) • Master Economics (66401) • Master Fiscale Economie (66402) • Master Economics and Finance of Aging (60898) • Master International Business (60019) Universiteit van Amsterdam • Bachelor Actuariële Wetenschappen (56411) • Bachelor Econometrie en Operationele Research (56833) • Bachelor Fiscale Economie (56402) • Master Accountancy and Control (60900) • Master Actuariële Wetenschappen (66411) • Master Business Economics (60901) • Master Econometrics (60177) • Master Economics (66401) • Master Fiscale Economie (66402) • Master Operations Research and Management (60904) Vrije Universiteit Amsterdam • Bachelor Economie en Bedrijfseconomie (50950) • Bachelor Econometrie en Operationele Research (56833) • Master Accounting & Control (60047) • Master Economics (66401) • Master Marketing (60048) • Master Finance (60046) • Master Economics and Operations Research (66833)
14
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
2.2. Samenstelling van de commissie De visitatiecommissie Economie 2009 bestaat uit een voorzitter en veertien commissieleden. In bijlage A wordt een korte omschrijving van de curricula vitae van de commissieleden gegeven. Voorzitter: •
prof. dr. A. van Witteloostuijn, hoogleraar Economie aan de Universiteit Antwerpen (België) en hoogleraar Institutionele Economie aan de Utrecht School of Economics.
Commissieleden: • • • • • • • • • • • • •
prof. dr. P.A. Verheyen, emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud-voorzitter College van Bestuur Universiteit van Tilburg (tevens vicevoorzitter); prof. dr. J. Annaert, hoogleraar Financiën, Universiteit Antwerpen (België); prof. dr. J.W. Zwemmer; emeritus hoogleraar Belastingrecht, Universiteit van Amsterdam; prof. dr. P. Vanden Abeele, hoogleraar Marketing en Organisatie, Katholieke Universiteit Leuven (België); prof. dr. ir. B. Wierenga, hoogleraar Marketing, Erasmus Universiteit Rotterdam; prof. dr. J. Hartog; hoogleraar Economie, Universiteit van Amsterdam; prof. dr. J.G. Kuijl RA, hoogleraar Bedrijfseconomie (inclusief de fiscale compatibiliteit), Universiteit Leiden; prof. dr. F.A.G. den Butter, hoogleraar Algemene Economie, VU Amsterdam; prof. dr. J.F.M.J. van Hout, emeritus hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, hoogleraar aan het Ruud de Moor Centrum, Open Universiteit Nederland; mw. ir. H. Grunefeld, onderwijskundig adviseur en docententrainer, IVLOS, Universiteit Utrecht; mw. drs. L. van der Grijspaarde, onderwijskundige, zelfstandig ondernemer onderwijsadvies; mw. P.L.M. Geertman, studente Econometrie & Operationele Research, Universiteit van Tilburg; dhr. E. de Kok, student Econometrie, lid FSR FEB, Universiteit van Amsterdam.
Adviserend commissielid: •
prof. dr. H.C. Tijms, emeritus hoogleraar Operationele Research, VU Amsterdam.
Drs. A. Wiering (student Economics, VU Amsterdam) is geïnstalleerd als studentlid in de commissie Economie 2009. Door ziekte bij een bezoek en het aannemen van een baan bij een ander bezoek, heeft hij echter aan geen enkel bezoek deelgenomen. Door het grote aantal te beoordelen opleidingen en de relatief korte periode waarin de zeven bezoeken zijn gepland, is gekozen voor een ‘pool’ van commissieleden. Voor ieder bezoek wordt een subcommissie samengesteld uit deze ‘pool’, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van de commissieleden, belangenconflicten, expertisegebieden van de commissieleden ten opzichte van de in de opleidingen aangeboden deeldisciplines, en de samenstelling van de verschillende subcommissies. De samenstellingen van de verschillende subcommissies van de zeven subcommissies worden vermeld in bijlage B van dit rapport.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
15
Een kern van commissieleden is betrokken bij de visitaties van de universiteiten. In deze kerncommissie zaten prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter), prof. dr. P.A. Verheyen (vicevoorzitter) en prof. dr. J. Annaert. Hierbij dient het volgende te worden vermeld: prof. dr. A. van Witteloostuijn heeft niet deelgenomen aan het bezoek aan de Rijksuniversiteit Groningen, maar heeft wel kennisgenomen van de bevindingen en het rapport. Prof. dr. Verheyen is bij dit bezoek als voorzitter opgetreden. Prof. dr. P.A. Verheyen heeft aangegeven dat ondanks formele onafhankelijkheid, te veel belangenconflict bestaat om de opleidingen aan de Universiteit van Tilburg te kunnen beoordelen. Om de consistentie van beoordelingen tussen de universiteiten te waarborgen heeft prof. dr. P.A. Verheyen als waarnemer deelgenomen aan het bezoek aan de Universiteit van Tilburg. Prof. dr. H.C. Tijms heeft als adviseur van de commissie een onafhankelijke inhoudelijke beoordeling uitgevoerd van de kwantitatieve opleidingen aan deze universiteit, het expertisegebied van prof. dr. P.A. Verheyen. Projectleider van de clustervisitatie Economie 2009 was mw. dr. M.J.V. Van Bogaert, medewerker van het bureau van QANU. Zij was tevens projectleider van de bezoeken aan de Wageningen Universiteit, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam. Projectleider voor het bezoek aan de Rijksuniversiteit van Groningen was zelfstandig adviseur drs. P.C. van Drunen. Projectleider voor het bezoek aan de Universiteit Maastricht was zelfstandig adviseur mw. drs. K.B. Wibbelink. Projectleider voor het bezoek aan de Universiteit van Tilburg was zelfstandig adviseur mw. drs. T. Buising. Projectleider voor het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam was mw. N.M. Verseput, medewerker van het bureau van QANU. De leden van de commissie hebben onafhankelijkheidsverklaring ondertekend.
allen
de
door
QANU
opgestelde
2.3. Bijzonderheden van het bezoek aan de Erasmus School of Economics (ESE) De visitatiecommissie is gevraagd om de volgende opleidingen aan de ESE te beoordelen: • • • • • • •
Bachelor Economie en Bedrijfseconomie (50950) Bachelor Econometrie en Operationele Research (56833) Bachelor Fiscale Economie (56402) Master Fiscale Economie (66402) Master Econometrics and Management Science (60079) Master Economics and Business (60652) Master Economics and Informatics (60951)
De subcommissie voor het bezoek aan de ESE bestond uit de volgende commissieleden: • • • • • •
16
prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter); prof. dr. P.A. Verheyen; prof. dr. J. Annaert; prof. dr. J.G. Kuijl RA; prof. dr. J.F.M.J. van Hout; mw. P.L.M. Geertman.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De secretaris van deze subcommissie was mw. dr. M.J.V. Van Bogaert. Het bezoek vond plaats van 30 juni t/m 2 juli 2009. Het programma van het bezoek aan de ESE is te vinden in bijlage C van dit rapport. Het opleidingsrapport in deel II van dit rapport omvat de zeven beoordeelde opleidingen. Bij zowel de beschrijvingen als bij de oordelen van de facetten wordt de volgende werkwijze aangehouden: de beschrijvingen en oordelen die gelden voor alle opleidingen – bachelor en master – worden als eerste vermeld. Als een tekst geldt voor één of meerdere specifieke opleidingen, wordt/worden de opleiding(en) cursief boven de paragraaf vermeld.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
17
3. Werkwijze van de commissie 3.1. Inleiding Op 23 april 2009 hield de commissie haar formele startvergadering. Tijdens deze vergadering werd de commissie geïnstalleerd, werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken en werd het document Voorstel voor een Domeinspecifiek Referentiekader Economie van het Disciplineoverlegorgaan Economie besproken. De commissie heeft dit voorstel op verschillende punten aangepast en de aangepaste versie vastgesteld als Domeinspecifiek Referentiekader Economie 2009, welke in hoofdstuk 4 van dit rapport is weergegeven. 3.2. De voorbereidingsfase Bij ontvangst van de zelfstudies van een universiteit werden deze door de betreffende projectleider gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Nadat de zelfstudies in orde waren bevonden, zijn deze doorgestuurd aan de commissieleden van de betreffende subcommissie. De commissieleden lazen de zelfstudies en formuleerden vragen die aan de projectleider werden toegestuurd. De secretaris compileerde de vragen tot een samengesteld document, waarbij de vragen per onderwerp en gespreksgremium werden gegroepeerd. Dit document werd bij het visitatiebezoek door de commissie gebruikt. Bij de voorbereiding heeft ieder commissielid alle rapporten van de betreffende universiteit gelezen. Naast de zelfstudies lazen de gezamenlijke commissieleden ook ten minste twee scripties per opleiding. Het daadwerkelijk aantal gelezen scripties per opleiding is afhankelijk van het aantal aangeboden opleidingen en het aantal commissieleden in de subcommissie. Het streven was om commissieleden per bezoek niet meer dan vier scripties te laten lezen. Indien nodig werd gedurende het bezoek aan de commissieleden de mogelijkheid gegeven om aanvullend een aantal scripties te beoordelen. In de opleidingsrapporten wordt vermeld hoeveel scripties zijn beoordeeld. De scripties werden door de projectleider in overleg met de voorzitter geselecteerd. Aangezien de commissie opleidingen dient te beoordelen die leiden tot een wetenschappelijke titel (BSc of MSc), heeft zij zeer zorgvuldig aandacht besteed aan het beoordelen van het wetenschappelijk niveau van de scripties, de eisen die door de opleiding aan de scripties worden gesteld, de zorgvuldigheid van de inhoudelijke beoordeling daarvan door de staf en de beoordelingsprocedure zelf. In de scriptie dient de student immers aan te tonen over de vereiste kwalificaties te beschikken. Het bewaken van de consistentie is bij clustervisitaties altijd een aandachtspunt. Bij dit specifieke cluster is hier extra aandacht aan besteed, vanwege de verschillende samenstellingen van de subcommissies, en de verschillende data waarop de rapporten worden vastgesteld. De voorzitter, prof. dr. A. van Witteloostuijn, en de projectcoördinator, mw. dr. M.J.V. Van Bogaert, zijn verantwoordelijk voor deze bewaking van consistentie. Een van de maatregelen om consistentie in de beoordelingen te garanderen is het instellen van de kern van de commissie, de twee commissieleden en de voorzitter, die bij alle bezoeken betrokken zijn. De kerncommissie werd bij ieder bezoek gevraagd om bevindingen en voorgaande discussies uit andere bezoeken bij de discussie te betrekken. Ook is besloten om alle commissieleden op de hoogte te houden van de beoordeling van de verschillende opleidingen, ook als ze niet hebben deelgenomen aan het bezoek. Tot slot zal er regelmatig overleg plaatsvinden tussen de verschillende projectleiders om de beoordelingen op elkaar af te stemmen.
18
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Binnen de subcommissies zijn afspraken gemaakt over de taakverdeling op grond van inhoudelijke expertise en samenstelling van de subcommissie. De commissie wenst te benadrukken dat zij in haar geheel verantwoordelijk is voor de oordeelsvorming en het eindrapport. Tijdens een voorbereidende vergadering aan het begin van ieder bezoek werd elke visitatie concreet voorbereid. 3.3. Visitatiebezoeken Voorafgaand aan een bezoek maakte de projectleider een conceptprogramma voor de (dag)indeling van het visitatiebezoek. Dit concept werd in samenspraak tussen de voorzitter, de projectleider en de contactpersoon van de betreffende universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens de bezoeken is gesproken met de samenstellers van de zelfstudies, met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, de afgestudeerden, de opleidingscommissies, de examencommissie(s), de studievoorlichting en -begeleiding en overige ondersteunende medewerkers. Daarnaast werd er per opleiding afzonderlijk gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de beoordeelde bachelor- en masteropleidingen. Tijdens ieder bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. Van dit spreekuur is geen gebruikgemaakt bij het bezoek aan de ESE. De commissie heeft een deel van de laatste middag van de bezoeken gebruikt voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van de bezoeken heeft de voorzitter, respectievelijk de vicevoorzitter bij de Rijksuniversiteit Groningen, in een mondelinge rapportage de eerste bevindingen van de commissie gepresenteerd. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indrukken per opleiding. 3.4. Beslisregels De visitatie is uitgevoerd conform het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs van de NVAO. In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en op onderwerpniveau een tweepuntsschaal (voldoende of onvoldoende). De commissie heeft de standaard beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: • • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachtingen ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de (internationale) basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
De standaard beoordeling is ‘voldoende’, waarbij de opleiding voldoet aan de gestelde criteria.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
19
In ogen van de commissie kan zij het oordeel ‘voldoende’ toekennen, ook wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve observaties staan. Ook acht de commissie het mogelijk dat zij, als deze kritische opmerkingen adequaat worden opgepakt door de faculteit, bij een volgend bezoek tot het oordeel ‘goed’ zou kunnen komen. Wanneer een commissie een nationale ‘good practice’ heeft aangetroffen, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Wanneer er binnen een facet zowel een kanttekening wordt gemaakt als een ‘good practice’ wordt uitgesproken, wordt een gemiddelde score gegeven. In de uitzonderlijke situatie dat de commissie besluit een ‘excellent’ voor een facet te geven, wil ze daarmee aangeven dat dit een internationale ‘best practice’ is, welke door de academische wereld dient te worden overgenomen. 3.5. Rapportage De projectleider stelt op basis van de bevindingen van de commissie, per instelling een conceptrapport op. Het conceptrapport wordt in eerste instantie aan de voorzitter van de commissie voorgelegd en daarna aan de overige subcommissieleden Na vaststelling van het conceptrapport wordt deze naar de betrokken faculteit gestuurd ter toetsing van feitelijke onjuistheden. Het commentaar van de opleidingen wordt met de voorzitter van de commissie besproken en, indien nodig, met de overige subcommissieleden. De definitieve tekst wordt aan alle commissieleden toegestuurd voor een laatste ronde commentaar waarna het rapport wordt vastgesteld.
20
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
4. Het Domeinspecifiek Referentiekader Economie 2009 4.1. Inleiding en het referentiekader Het domeinspecifiek referentiekader Economie 2009 wordt opgesteld ten behoeve van de beoordeling van de bachelor- en masteropleidingen aan de universiteiten in Nederland die binnen het cluster Economie 2009 vallen. In het referentiekader worden de minimumeisen geformuleerd waar een wetenschappelijke opleiding in een (deel)gebied van de economie aan moet voldoen. Vanwege de diversiteit aan opleidingen binnen het cluster is gekozen voor een referentiekader dat niet prescriptief van aard is. Het referentiekader biedt daarmee ruimte aan de opleidingen om naar de aard van het object van studie dat centraal staat en naar de aard van de invalshoek waarvoor zij gekozen hebben, een eigen profiel te ontwikkelen en eigen accenten te leggen. Dit kader vraagt opleidingen om op basis van de gemaakte keuzes te beargumenteren dat aan de criteria uit het accreditatiekader van de NVAO wordt voldaan. Hierbij kunnen met behulp van expliciete verwijzingen naar het domeinspecifiek referentiekader Economie 2009 afwijkingen worden toegelicht. 4.2. Economie als wetenschap Economie is de wetenschap die zich richt op de analyse van de voortbrenging en de verdeling van schaarse middelen. Veel economen bestuderen de prikkels die agenten drijven tot het handelen op markten en binnen (bedrijfs)organisaties. In de analyse speelt de allocatie van schaarse productiefactoren en de invloed daarvan op de sociale welvaart een belangrijke rol. De algemene economie heeft vooral een maatschappelijk perspectief, de bedrijfseconomie gaat dieper in op de verschillende bedrijfsprocessen. Daarnaast krijgt de bestudering van het management van bedrijfsprocessen aandacht. In het domein is daarenboven de methodologie van belang: hierin komen bijvoorbeeld besliskunde, econometrie en wiskunde aan de orde. 4.3. Doelstellingen, niveau en oriëntatie van de opleidingen De commissie verwacht in het algemeen dat de doelstellingen van de opleidingen tot uitdrukking brengen dat de opleidingen studenten zowel inhoudelijk (dat wil zeggen: met betrekking tot het vakgebied dat de opleiding bestrijkt) als academisch vormen. Dit betekent dat studenten tijdens de opleiding kennis en inzicht krijgen in het vakgebied en dat ze zowel relevante vakspecifieke als algemene academische vaardigheden verwerven. Zij leggen daartoe de nadruk op de kenmerken en waarde van wetenschappelijk onderzoek, op het belang van kennis van en inzicht in theorie en methodologie en op de relativiteit van interpretaties. Zij bieden een kader waarbinnen de student de verworven kennis en inzichten op een wetenschappelijk verantwoorde manier leert toe te passen. Een bacheloropleiding biedt een algemene en brede basisopleiding die opleidt tot een elementair academisch niveau. Studenten die een bacheloropleiding hebben afgerond, voldoen aan de voorwaarden voor toelating tot een masteropleiding. Een masteropleiding biedt ten opzichte van de bacheloropleiding specialisatie en verdieping in een deelgebied, of een combinatie van deelgebieden. De masteropleiding is ook gericht op de toekomstige werkkring, bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen, overheid en bedrijfsleven. Ook bereiden de opleidingen studenten voor op een maatschappelijke loopbaan waarin de kennis en vaardigheden die zij tijdens de studie verworven hebben, van nut kunnen zijn. Het gaat daarbij in het algemeen niet zozeer om een voorbereiding op bepaalde, nader te specificeren beroepen of functies, maar veeleer om het verwerven van een academische attitude en academische vaardigheden. Deze dienen in overeenstemming te zijn met de
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
21
verwachtingen die de samenleving stelt aan afgestudeerden van de opleidingen die in het kader van de visitatie Economie 2009 worden beoordeeld. Dit betekent dat de opleidingen zowel het academische als het maatschappelijke perspectief aan de orde stellen en dus niet alleen aandacht besteden aan actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied. De bachelorfase is onvervangbaar voor de ontwikkeling van de generieke academische denkwijze. Tijdens deze periode leren studenten niet alleen over de grenzen van het eigen deelgebied heen te kijken, maar leren zij ook vakwetenschappelijke vragen in een bredere maatschappelijke context te plaatsen. Het belang van de bachelorfase bij de ontwikkeling van academische vaardigheden in aanmerking nemend, moeten voorzieningen om studenten met een hbo-bachelordiploma voor te bereiden op een instroom in een wo-master vooral gericht zijn op het tot ontwikkeling brengen van een academische denkwijze. Dit omvat het versterken van het inzicht in de samenhang tussen de afzonderlijke kennisgebieden, het zich eigen maken en gebruiken van onderzoeksmethoden alsmede het leren reflecteren op de resultaten van (eigen) onderzoek. 4.4. Vaardigheden Vakspecifieke vaardigheden De exacte invulling van de vaardigheden die studenten in een economische opleiding verwerven, is afhankelijk van het deelgebied en de specialisatie van de opleidingen. Van een opleiding die het predicaat ‘economisch’ gebruikt, mag worden verwacht dat studenten een samenhangend inzicht verwerven in economische begrippen, dat verder gaat dan een ‘inleiding in …’ . Deze begrippen omvatten de algemene economie (bijvoorbeeld macro-economie, micro-economie publieke economie en internationale economie), de bedrijfseconomie (bijvoorbeeld accounting, financiering, marketing, organisatie, informatiekunde en strategie) en de methodologische vakken (vooral statistiek en wiskunde). In het vakgebied Besliskunde en Econometrie spelen methodologische vakken per definitie een kernrol. Een bacheloropleiding stelt studenten in staat zich te verdiepen in één of meer richtingen op het gelegde fundament. De vakspecifieke vaardigheden van masterstudenten bouwen voort op de vaardigheden die studenten in de bachelorfase opgebouwd hebben. In de geest van het verdrag van Bologna en de toenemende internationalisering van opleidingen worden de kwaliteitsstandaarden zoveel als mogelijk internationaal gesteld. Studenten spreken de taal van het vakgebied Bachelorstudenten zijn in staat om de aangeleerde kennis te gebruiken wanneer ze worden geconfronteerd met een niet al te ingewikkeld economisch probleem in een bedrijf of van de overheid. Bovendien moeten ze de betekenis van de gebruikte inhoud kunnen relativeren. Dit kan bijvoorbeeld door de ene theorie met de andere te vergelijken, maar ook door economische begrippen te confronteren met benaderingen uit andere relevante vakgebieden. Een student die een economische bacheloropleiding heeft afgerond, heeft op dit vlak de volgende vaardigheden: •
22
Weergeven en interpreteren – de afgestudeerde kan conceptuele en methodologische uitgangspunten van de economische wetenschappen weergeven en hierover met vakgenoten discussiëren.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
•
Analyseren en verklaren – de afgestudeerde is in staat verschijnselen en problemen te analyseren en te verklaren met behulp van de conceptuele en methodologische uitgangspunten van de economische wetenschappen.
Een student die een masteropleiding economie afgerond heeft, voldoet aan het volgende beeld: De student werkt zelfstandig en is in staat om relevante vraagstellingen zelf te formuleren en tot een plan van aanpak ter beantwoording over te gaan. Hierbij hoort het opsporen en gebruiken van relevante vakspecifieke literatuur en het opvullen van eventuele gaten in de kennis die vereist is bij de onderzoekvraagstelling. De student kan recente artikelen en hoofdstukken in hoogstaande wetenschappelijke publicaties lezen en begrijpen, alsmede de eigen vraagstelling in een context van de bestaande literatuur plaatsen. De student kan in beperkte mate ook variaties op bestaande modellen analyseren. Het vermogen om door middel van onderzoek bij te dragen aan de ontwikkeling van het vakgebied Aan het einde van de bacheloropleiding kan een student de relevante inzichten in de literatuur verzamelen, samenvatten en interpreteren. Het onderzoek in de masterfase is in sterkere mate theorietoetsend. Een student die een masteropleiding in de economie heeft afgerond, heeft op dit vlak de volgende vaardigheden: •
Formuleren van doelstelling en probleemstelling – de afgestudeerde kan een economische probleemstelling formuleren uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën. Kiezen van onderzoeksopzet – de afgestudeerde kan een onderzoeksopzet kiezen die aansluit bij de vraagstelling. Kiezen van methoden om data te verzamelen en te bewerken – de afgestudeerde kan één of meer geschikte methoden kiezen om de data te verzamelen en te bewerken. Trekken van conclusies – de afgestudeerde kan verantwoorde uitspraken doen over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten.
Het vermogen om beleid te ontwikkelen met kennis en inzicht die ontleend zijn aan het vakgebied Op bachelorniveau kan het vermogen om beleid te ontwikkelen beperkt blijven tot het formuleren van een plan van aanpak voor één specifiek probleem. In de masteropleiding dient meer aandacht te zijn voor de bredere context – hetzij in bedrijfsverband, hetzij in relatie tot andere beleidsterreinen van de overheid. Een student die een economische masteropleiding heeft afgerond, heeft op dit vlak de volgende vaardigheden: •
•
Ontwerpen van beleidsadviezen – de afgestudeerde kan een voorstel doen waarmee economische problemen kunnen worden opgelost op basis van economische concepten en theorieën Strategisch handelen – de afgestudeerde kan taxeren of de door hem of haar vastgestelde beleidsaanbevelingen haalbaar en uitvoerbaar zijn.
4.5. Generieke vaardigheden Bij generieke vaardigheden gaat het om kennis, vaardigheden en houdingen die weliswaar binnen de context van een opleiding tot ontwikkeling komen, maar niet specifiek voor de desbetreffende opleiding zijn. Het zijn de generieke academische vaardigheden die de basis vormen voor de latere academische denkwijze en werkhouding. De geringe arbeidsmarktspecificiteit van veel opleidingen – ook economische – leidt ertoe dat veel afgestudeerden na enige tijd werkzaamheden uitvoeren die weinig tot geen beroep doen op hun vakspecifieke vaardigheden. Met name de volgende drie vakspecifieke vaardigheden dragen bij aan de gewenste generieke vaardigheden: het hypothethisch-deductieve karakter
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
23
van de economie, de methodieken van besluitvorming en het belang dat wordt gehecht aan empirisch onderzoek. De commissie verwacht dat de eindtermen van alle bacheloropleidingen die zij beoordeelt impliciet of expliciet tot uitdrukking brengen dat studenten die de opleiding hebben afgerond, beschikken over academische vaardigheden, onderzoeksvaardigheden en communicatieve vaardigheden op een basaal niveau. Daarnaast wordt verwacht dat de eindtermen gerelateerd zijn aan de vereisten voor toegang tot een (tenminste één) masteropleiding en eventueel de beroepspraktijk. De commissie verwacht dat de eindtermen van alle masteropleidingen die zij beoordeelt tot uitdrukking brengen dat studenten die de opleiding hebben afgerond, beschikken over academische vaardigheden, onderzoeksvaardigheden en communicatieve vaardigheden op een gevorderd niveau. Diezelfde eindtermen moeten gerelateerd zijn aan de beroepspraktijk. Academische vaardigheden De afgestudeerde bachelorstudent beschikt over vaardigheden voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen binnen het vakgebied. De afgestudeerde masterstudent beschikt over deze vaardigheden in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context binnen het vakgebied. De afgestudeerde bachelorstudent beschikt over algemeen inzicht in de aard en functie van wetenschapsbeoefening. De afgestudeerde masterstudent beschikt over een verdiept inzicht. De afgestudeerde bachelorstudent is in staat om relevante informatie uit verschillende bronnen en deelgebieden te verzamelen en te interpreteren. De afgestudeerde masterstudent is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. De afgestudeerde bachelorstudent is in staat om zich een oordeel te vormen dat mede is gebaseerd op een afweging van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. De afgestudeerde masterstudent is in staat om oordelen te formuleren op onvolledige of beperkte informatie, daarbij rekening houdend met bovengenoemde aspecten bij het toepassen van de eigen kennis en oordelen. De afgestudeerde bachelorstudent is in staat om onder begeleiding zelfstandig te werken en om te functioneren in teamverband. De afgestudeerde masterstudent is in staat om zelfstandig te werken en te functioneren in een multidisciplinair teamverband. Onderzoeksvaardigheden De afgestudeerde bachelorstudent is in staat om onder begeleiding een (literatuur)onderzoek van beperkte omvang op te zetten en uit te voeren dat een adequate en realistische opzet en planning kent. De afgestudeerde masterstudent is in staat zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren dat voldoet aan de eisen die gelden binnen het vakgebied. De afgestudeerde masterstudent beheerst de relevante onderzoeksmethoden en – technieken van het vakgebied. De afgestudeerde bachelorstudent beheerst deze allemaal passief en een aantal actief. Communicatieve vaardigheden De afgestudeerde bachelorstudent is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. De afgestudeerde masterstudent is tevens in staat conclusies, alsmede de kennis, inzichten, motieven en overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op dat publiek. De afgestudeerde bachelorstudent is in staat om, mondeling of schriftelijk, helder en duidelijk verslag uit te brengen van een onderzoek van beperkte omvang. De afgestudeerde masterstudent kan dit van een onderzoek waarvan de omvang en complexiteit past bij het niveau van de opleiding.
24
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Relatie met de beroepspraktijk De eindkwalificaties zijn afgestemd op de verwachtingen van het afnemend veld, ook als dat veld divers en heterogeen is. Een afgestudeerde student beschikt over vaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van beroepen of functies waarvoor een wetenschappelijke bacheloropleiding respectievelijk masteropleiding vereist of dienstig is. De afgestudeerde bachelorstudent is zich bewust van de mogelijke relevantie en toepasbaarheid van wetenschappelijke inzichten binnen zijn vakgebied voor maatschappelijke vraagstukken en behoeften. De afgestudeerde masterstudent is in staat om een weloverwogen oordeel te vellen over de mogelijke relevantie en toepasbaarheid van wetenschappelijke inzichten binnen zijn vakgebied voor maatschappelijke vraagstukken en behoeften. De afgestudeerde student heeft zich kunnen oriënteren op een mogelijke toekomstige werkkring op bachelor- respectievelijk masterniveau. 4.6. Leeromgeving Kenmerkend voor een wetenschappelijke opleiding is dat deze studenten aanspoort tot het verrichten van activiteiten die in het verlengde liggen van het beoefenen van de wetenschap. Het stimuleren van zelfstandigheid en het zonder al te veel bemoeienis van buiten laten werken in teams zijn hierbij van belang.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
25
26
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
DEEL II: OPLEIDINGSRAPPORTEN
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
27
28
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
5.
Rapport over de bacheloropleidingen Economie en Bedrijfseconomie, Econometrie en Operationele Research en Fiscale Economie en de masteropleidingen Economics and Business, Econometrics and Management Science, Fiscale Economie en Economics and Informatics
Administratieve gegevens: Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: Naam opleiding: Economie en Bedrijfseconomie CROHO-nummer: 50950 Niveau: bachelor Oriëntatie: wo Studielast: 180 EC Graad: Bachelor of Science Variant(en): voltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 13 februari 2011 Masteropleiding Economics and Business: Naam opleiding: Economics and Business CROHO-nummer: 60652 Niveau: master Oriëntatie: wo Studielast: 60 EC Graad: Master of Science Variant(en): voltijd, deeltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 13 februari 2011 Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: Naam opleiding: Econometrie en Operationele Research CROHO-nummer: 56833 Niveau: bachelor Oriëntatie: wo Studielast: 180 EC Graad: Bachelor of Science Variant(en): voltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 13 februari 2011
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
29
Masteropleiding Econometrics and Management Science: Naam opleiding: Econometrics and Management Science CROHO-nummer: 60079 Niveau: master Oriëntatie: wo Studielast: 60 EC Graad: Master of Science Variant(en): voltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 13 februari 2011 Bacheloropleiding Fiscale Economie: Naam opleiding: Fiscale Economie CROHO-nummer: 56402 Niveau: bachelor Oriëntatie: wo Studielast: 180 EC Graad: Bachelor of Science Variant(en): voltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 13 februari 2011 Masteropleiding Fiscale Economie: Naam opleiding: Fiscale Economie CROHO-nummer: 66402 Niveau: master Oriëntatie: wo Studielast: 60 EC Graad: Master of Science Variant(en): voltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 13 februari 2011 Masteropleiding Economics and Informatics : Naam opleiding: Economics and Informatics CROHO-nummer: 60951 Niveau: master Oriëntatie: wo Studielast: 60 EC Graad: Master of Science Variant(en): voltijd Locatie(s): Rotterdam, complex Woudestein Einddatum accreditatie: 23 maart 2011 Het bezoek van de visitatiecommissie Economie aan de Erasmus School of Economics van de Erasmus Universiteit Rotterdam vond plaats op 30 juni, 1 en 2 juli 2009. 5.0. Structuur en organisatie van de faculteit Een van de drie wetenschappelijke domeinen waarin de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) haar onderwijs- en onderzoeksactiviteiten concentreert is Economie en Management.
30
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De Erasmus School of Economics (ESE) behoort tot de drie grootste faculteiten binnen de EUR (met een totaal van zeven faculteiten). De geschiedenis van economieonderwijs in Rotterdam begint in 1913 en langs verschillende aanpassingen en naamswijzigingen ontstond de huidige ESE. Met de opkomst van bedrijfskunde heeft de faculteit een sterkere focus op de economie gekregen. De ESE is organisatorisch primair per wetenschapsgebied ingericht. Daarnaast bezit de ESE ook matrixkenmerken, wat zichtbaar is in de organisatie die is ingericht langs twee assen: de wetenschapsas/kennisgebiedenas en de opleidingsas. Binnen de opleidingsas staat het opleidingsmanagement centraal. Binnen de wetenschapsas/kennisgebiedenas staan de capaciteitsgroepen centraal. In de zelfstudie wordt de structuur van de ESE aan de hand van een organogram weergegeven. De eindverantwoordelijkheid voor de organisatie en de verzorging van de facultaire initiële opleidingen is door de decaan gedelegeerd aan de plaatsvervangende decaan en de opleidingsdirecteur. Iedere initiële opleiding kent één opleidingsdirecteur die verantwoordelijk is voor het systeem van interne kwaliteitszorg en de maatregelen die naar aanleiding hiervan en van de externe kwaliteitstoetsing worden genomen. Ook overlegt de opleidingsdirecteur met de directeuren van de capaciteitsgroepen over de bij het onderwijs betrokken docenten en de inhoud van de vakken. De opleidingsdirecteur wordt ondersteund door de programmamanager en programmacoördinatoren, het Onderwijs Service Centrum (OSC) en de opleidingscommissies (OLC). De ESE heeft één examencommissie voor alle initiële opleidingen. Naast de wettelijk vastgelegde taken stelt de examencommissie regels vast voor een goede gang van zaken bij de tentamens en geeft de examencommissie richtlijnen uit voor de beoordeling van studenten. Ook is de examencommissie op het mandaat van het College van Bestuur verantwoordelijk voor de uitvoering van het bindend studieadvies (BSA), de wettelijk geregelde afgifte van bewijzen van toelating tot de masteropleidingen en voor afgifte van ‘contracten’ voor schakelprogramma’s. Op schriftelijk verzoek van studenten kan de examencommissie ook individuele regelingen treffen of ontheffingen verlenen. Volgens de zelfstudie is medezeggenschap een belangrijke component van de organisatie van de ESE. Studenten en docenten worden structureel betrokken bij het onderwijsproces en de evaluatie daarvan. Medezeggenschap is geformaliseerd in OLC’s en in de faculteitsraad. Voor iedere bacheloropleiding en bijbehorende masteropleiding is een OLC ingesteld waarin studenten en docenten in een 1:1 ratio zitting nemen. De rol van de OLC is onder meer het adviseren van de opleidingsdirecteur over alle aspecten van de opleiding. Ook adviseren de OLC’s over de uitvoering van het onderwijsprogramma en wijzigingen in de reglementen. De zelfstudie is tot stand gekomen in nauwe samenspraak tussen het bestuursteam van de ESE, het opleidingsmanagement van de opleidingen en de OLC’s. Conceptteksten zijn bediscussieerd, en onderdelen zijn geverifieerd bij het OSC, bij betrokken docenten of bij studenten. In 2007-2008 is er een interne visitatie georganiseerd op basis van een van het NVAO-kader afgeleid protocol. De opleidingsdirecteur stelt jaarlijks het onderwijsaanbod voor het volgend collegejaar in concept vast, zowel de vakken als de inrichting van het jaarrooster. Docenten leveren informatie over de exacte invulling van de vakken. Na advisering door de OLC en de faculteitsraad wordt begin juli het programma definitief vastgesteld en gecommuniceerd naar studenten en medewerkers.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
31
Bacheloropleidingen Het curriculum voor het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is voor alle studenten gelijk. In het derde jaar wordt de studentenstroom verdeeld over verschillende minors en majors. Het curriculum voor het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding Fiscale Economie is voor alle studenten gelijk en is grotendeels gelijk aan de eerste twee jaren van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. Het curriculum voor het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research (Economie en OR) is voor alle studenten gelijk. De economische vakken van deze bacheloropleiding worden ingepast in het curriculum van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. In het derde jaar wordt de studentenstroom verdeeld over verschillende minors en majors. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie De capaciteitsgroep Bedrijfseconomie (waartoe Fiscale Economie behoort) levert een bijdrage aan de bachelor- en masteropleidingen Fiscale Economie. Een belangrijk deel van het onderwijs wordt betrokken uit de aan de faculteit gelieerde bv. Met name in het derde jaar van de bacheloropleiding en in de masteropleiding wordt het onderwijs nagenoeg geheel verzorgd door docenten die aan deze bv zijn verbonden. 5.1.
Het beoordelingskader
Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De eindkwalificaties van de opleidingen zijn op drie niveaus te onderscheiden. Er worden in de zelfstudie algemene eindkwalificaties gegeven die verder worden uitgewerkt op curriculumniveau. Voor het formuleren van de eindkwalificaties op curriculumniveau heeft het opleidingsmanagement houvast gezocht bij de ‘Economics benchmark statements’ van de Engelse Quality Assurance Agency en bij de ervaringen van recent afgestudeerden. De eindkwalificaties op curriculumniveau worden verder gedetailleerd en geoperationaliseerd om ze bruikbaar te maken voor een vertaling op vakniveau. In de zelfstudie is deze uitwerking opgenomen waarbij op vakniveau een set eindkwalificaties in een matrix is vertaald. In bijlage D van dit rapport worden de op vakniveau uitgewerkte eindkwalificaties voor alle opleidingen weergegeven. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De algemene eindkwalificaties zijn in de zelfstudie als volgt geformuleerd: De afgestudeerde • dient kennis te dragen van de voornaamste economische theorieën en de relatie tussen wetenschap en samenleving te onderkennen; daarnaast dient hij de voornaamste methoden van economische analyse te beheersen; • moet in staat zijn de theorie van het vakgebied kritisch te benaderen en te plaatsen tegenover andere economische en niet-economische opvattingen en hierover een standpunt kunnen bepalen;
32
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
•
• •
moet een probleemstelling kunnen formuleren of herformuleren en bij een gegeven probleemstelling een opzet voor onderzoek kunnen ontwerpen en uitvoeren en hierover op adequate wijze kunnen rapporteren; moet zijn kennis kunnen overdragen op, dan wel communiceren met specialisten en nietspecialisten; dient een aantal sociale en communicatieve vaardigheden te bezitten, die hij in zijn professionele situatie nodig heeft.
De eindkwalificaties op curriculumniveau voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie zijn in tabel 1 geformuleerd. Masteropleiding Economics and Business De algemene eindkwalificaties zijn in de zelfstudie als volgt geformuleerd: • • •
•
• • • • • •
the graduate has an advanced knowledge and a deep understanding of an area of Economics and Business limited with respect to the Bachelor programme; he is able to look critically at the field of study, weigh it against other views and define a position with respect to it; he can formulate or reformulate problems with a large degree of autonomy, design a setup for research of a given problem, carry out this research independently and report adequately on it; he can independently build on acquired knowledge and understanding, in new or unknown situations within the field of study or in a continued education, with a strong appeal to independence, planning and originality; he can independently solve complex problems in a results-oriented way, if necessary introducing new methods; he has sufficient specialist knowledge to promote a good entry on the labour market; he is able to work up other subfields than his own specialization at short notice; he can cooperate in multidisciplinary teams; he has the social and communicative skills needed in his professional situation; he can clearly communicate knowledge and thoughts both orally and in written form.
De eindkwalificaties op curriculumniveau zijn in tabel 2 geformuleerd. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De algemene eindkwalificaties zijn als volgt geformuleerd: Een student die de bacheloropleiding heeft afgerond, • beschikt over kennis van de voornaamste economische, econometrische en besliskundige theorieën en beheerst de bijbehorende econometrische en besliskundige technieken; • draagt kennis van de voor zijn vak relevante wiskundige en statistische theorieën en beheerst de bijbehorende technieken; • onderkent de relatie tussen wetenschap en samenleving; • is in staat om, met behulp van o.a. econometrisch en besliskundig gereedschap, economische problemen te analyseren; • heeft een voldoende kritische houding tegenover zijn vakgebied, kan dit vakgebied plaatsen tegenover andere economische en niet-economische opvattingen en kan hierover een standpunt bepalen;
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
33
•
• •
kan een probleemstelling formuleren of herformuleren en bij een gegeven probleemstelling een opzet voor onderzoek ontwerpen en uitvoeren en hierover op adequate wijze rapporteren; kan multidisciplinair samenwerken; beschikt over voldoende sociale en communicatieve vaardigheden, die hij in zijn professionele situatie nodig heeft.
De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research op curriculumniveau zijn in tabel 3 geformuleerd. Masteropleiding Econometrics and Management Science De algemene eindkwalificaties zijn in de zelfstudie als volgt geformuleerd: • • •
•
• • • • •
the graduate has an advanced knowledge and a deep understanding of an area of Econometrics and Management Science limited with respect to the Bachelor programme; he is able to look critically at the field of study, weigh it against other views and define a position with respect to it; he can formulate or reformulate problems with a large degree of autonomy, design a setup for research of a given problem, carry out this research independently and report adequately on it; he can independently build on acquired knowledge and understanding, in new or unknown situations within the field of study or in a continue education, with a strong appeal to independence, planning and originality; he can independently solve complex problems in a results-oriented way, if necessary introducing new methods; he is able to work up other subfields than his own specialization at short notice; he can cooperate in multidisciplinary teams; he has the social and communicative skills needed in his professional situation; he can clearly communicate knowledge and thoughts both orally and in written form.
De eindkwalificaties van de masteropleiding Econometrics and Management Science op curriculumniveau zijn in tabel 4 geformuleerd. Bacheloropleiding Fiscale Economie De algemene eindkwalificaties zijn in de zelfstudie als volgt geformuleerd: • • • •
• • •
34
de afgestudeerde heeft kennis gemaakt met de voornaamste economische theorieën en onderkent de relatie tussen wetenschap en samenleving; hij heeft kennis van en inzicht in de structuur van belastingwetgeving en belastingstelsels; hij bezit vaardigheid in toepassing en interpretatie van wetgeving en jurisprudentie, mede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaal-economische samenhang; hij heeft een voldoende kritische houding tegenover zijn vakgebied, kan dit vakgebied plaatsen tegenover andere economische, niet-economische en niet-fiscale opvattingen en weet hierover een standpunt te bepalen; hij beschikt over analytisch inzicht en creatief denkvermogen hij kan zowel zelfstandig als in groepsverband werken; hij beschikt over voldoende sociale en communicatieve vaardigheden die hij in zijn professionele situatie nodig heeft.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De eindkwalificaties op curriculumniveau voor de bacheloropleiding Fiscale Economie zijn in tabel 5 geformuleerd. Masteropleiding Fiscale Economie Voor de opleidingen Fiscale Economie is het van belang dat de afgestudeerde toegelaten kan worden tot de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, waarvoor als belangrijke voorwaarde geldt een afgeronde universitaire master Fiscale Economie of Fiscaal Recht met een voldoende aantal studiepunten voor vakken op fiscaal terrein. De algemene eindkwalificaties zijn in de zelfstudie als volgt geformuleerd: •
•
• • •
de afgestudeerde beschikt over diepgaande kennis van de voornaamste economische theorieën in het algemeen en de overheidsfinanciën in het bijzonder, onderkent de relatie tussen wetenschap en samenleving en is in staat de relatie tussen economie, belastingrecht en samenleving te analyseren; hij heeft een diepgaande en geavanceerde kennis van en inzicht in de structuur van belastingwetgeving en belastingstelsels en heeft voldoende vaardigheid in toepassing en interpretatie van wetgeving en jurisprudentie mede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaal-economische samenhang; hij beschikt over een uitstekende kennis op een deelgebied van de fiscale economie; hij kan zich op korte termijn inwerken in een ander deelgebied dan de eigen specialisatie; hij kan zelfstandig voortbouwen op verkregen kennis en inzicht en heeft op zodanige wijze probleemoplossend vermogen, wetenschappelijke attitude en creatief denkvermogen ontwikkeld dat hij in staat is om zijn wetenschappelijke discipline kritisch te benaderen en te plaatsen tegenover andere economische, niet-economische en niet-fiscale opvattingen en hierover een standpunt te bepalen.
De eindkwalificaties op curriculumniveau voor de masteropleiding Fiscale Economie zijn in tabel 6 geformuleerd. Masteropleiding Economics and Informatics De masteropleiding Economics and Informatics beoogt vakbekwame afgestudeerden af te leveren met een goede kennis van informatica en van de toepassingsmogelijkheden van informatica in de (bedrijfs)economie. De afgestudeerde is in staat vraagstukken op het raakvlak van de (bedrijfs)economie en informatica te analyseren en oplossingen te ontwikkelen en te implementeren in samenwerking met andere specialisten. Hij heeft een fundamentele kennis hoe informatie- en communicatietechnologie kan bijdragen aan waardecreatie in economische processen en kan een diepgaande en doelmatige verbinding leggen tussen specialisten op het terrein van de economie en de informatica. De eindkwalificaties op curriculumniveau voor de masteropleiding Economics and Informatics zijn in tabel 7 geformuleerd. De algemene eindkwalificaties van de masteropleiding Economics and Informatics zijn in de zelfstudie als volgt geformuleerd: De afgestudeerde • verwerft in een ten opzichte van de bachelor Economics and Informatics begrensd deel van het vakgebied Economie en Informatica geavanceerde kennis en verdiept inzicht; • moet in staat zijn het vak(gebied) kritisch te benaderen, te plaatsen tegenover andere opvattingen en hierover een standpunt kunnen bepalen;
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
35
• moet met grote mate van autonomie een probleemstelling kunnen formuleren of herformuleren, bij een gegeven probleemstelling een opzet voor onderzoek kunnen ontwerpen, dit onderzoek zelfstandig uitvoeren en hierover op adequate wijze kunnen rapporteren; • dient zelfstandig te kunnen voortbouwen op verkregen kennis en inzicht, in nieuwe of onbekende situaties binnen het vakgebied of bij een vervolgopleiding met een sterk beroep op zelfstandigheid, planning en originaliteit; • dient zelfstandig op een resultaatgerichte wijze complexe problemen op te kunnen lossen, waarbij indien noodzakelijk nieuwe methoden in software worden gerealiseerd; • dient zich op korte termijn te kunnen inwerken in een ander deelgebied dan zijn eigen specialisatie; • kan kennis en overwegingen helder overbrengen in schrift en woord.
36
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie Kennis 1. Weergeven en interpreteren Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Toepassen: Onderzoek 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet 5. Keuze van methoden om data te verzamelen en bewerken 6. Trekken van conclusies Toepassen: Management 7. Ontwerpen van beleidsadviezen
8. Strategisch handelen
Studenten tonen aan te beschikken over grondige kennis van de (bedrijfs-)economische wetenschap Studenten analyseren en verklaren verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de economische wetenschap Studenten formuleren een (bedrijfs-)economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten doen uitspraken over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten Studenten doen voorstellen waarmee (bedrijfs-) economische problemen kunnen worden opgelost op basis van relevante concepten en theorieën uit het vakgebied van de (bedrijfs)economie Studenten analyseren en verklaren verschijnselen en problemen in de economie/bij bedrijven met behulp van de theorieën, methoden en technieken van de economische wetenschap
Generieke academische competenties 9. Abstractie
Studenten abstraheren in een gegeven context relevante variabelen uit een complexe samenhang 10. Analytische grondhouding Studenten trekken logische conclusies uit gegeven aannames 11. Onderzoekende grondhouding Studenten baseren uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens 12. Kadering Studenten gebruiken verscheiden interpretatiekaders (frames) bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid 13. Samenwerking Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden 14. Communiceren Studenten communiceren effectief schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard 15. Zelfsturing Studenten profileren zich als verantwoordelijke en academische professionals die beschikken over de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, aan te gaan Tabel 1: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
37
Masteropleiding Economics and Business Kennis 1. Vakspecifieke kennis Inzicht 2. Vermogen tot analyseren en verklaren
Toepassen 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet 5. Keuze van onderzoeksmethode 6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen
Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de economie en tonen zich daarin kritisch, creatief en origineel Studenten formuleren een (bedrijfs-)economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren heldere conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve en originele professionals
Generieke competenties 7. Communiceren
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard 8. Interpretatiekaders Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid 9. Reflectie Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, empirische validiteit, kracht en stellen deze desgewenst bij 10. Zelfsturing Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan Tabel 2: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de masteropleiding Economics and Business
38
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research Kennis 1. Vakspecifieke kennis en vaardigheden Inzicht 2. Vermogen tot analyseren en verklaren Toepassen: 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet 5. Keuze van onderzoeksmethode 6. Trekken van conclusies 7. Ontwerpen van beleidsadviezen
8. Samenhang en interactie
Studenten tonen aan te beschikken over grondige kennis van de econometrie, mathematische besliskunde en hun basisvakken, en zijn vaardig in het hanteren van de bijbehorende technieken Studenten analyseren en verklaren verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de econometrie en besliskunde Studenten formuleren een (bedrijfs-)economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën uit de econometrie en besliskunde Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te analyseren Studenten doen uitspraken over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten Studenten doen voorstellen waarmee (bedrijfs-) economische problemen kunnen worden opgelost op basis van relevante concepten en theorieën uit het vakgebied van de econometrie en besliskunde Studenten leggen verbanden tussen de verschillende vakken
Generieke academische competenties 9. Vermogen tot abstraheren
Studenten abstraheren in een gegeven context relevante variabelen uit een complexe samenhang 10. Analytische grondhouding Studenten trekken logische conclusies uit gegeven aannames 11. Onderzoekende en ondernemende Studenten baseren uitspraken over de werkelijkheid op grondhouding wetenschappelijke analyse van gegevens 12. Interpretatiekaders Studenten gebruiken verscheiden gezichtspunten bij het doen van uitspraken 13. Samenwerking Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden 14. Communicatie Studenten communiceren effectief schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard 15. Zelfsturing Studenten tonen zelfsturing en originaliteit in aanpak en oplossen van problemen op het vakgebied Tabel 3: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
39
Masteropleiding Econometrics and Management Science Kennis 1. Vakspecifieke kennis Inzicht 2. Vermogen tot analyseren en verklaren
Toepassen 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet 5. Keuze van onderzoeksmethode 6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen
Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van een deelgebied binnen de econometrie en besliskunde Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie en bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de econometrie en besliskunde en tonen zich daarin kritisch en creatief Studenten formuleren een probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën op het terrein van de econometrie en de management science Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij de vraagstelling Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve professionals
Generieke competenties 7. Communiceren
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard 8. Interpretatiekaders Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid 9. Reflectie Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, empirische validiteit, kracht en stellen deze desgewenst bij 10. Zelfsturing Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan Tabel 4: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de masteropleiding Econometrics and Management Science
40
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Fiscale Economie Kennis 1. Weergeven en interpreteren 2. Vakspecifieke kennis Inzicht 3. Analyseren en verklaren
Toepassen: Onderzoek 4. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 5. Keuze van onderzoeksopzet 6. Keuze van methoden om data te verzamelen 7. Trekken van conclusies 8. Ontwerpen van beleidsadviezen
Studenten tonen aan te beschikken over grondige kennis van de (bedrijfs-) economische wetenschap Studenten verwerven kennis van en inzicht in de structuur van belastingwetgeving en belastingstelsels Studenten kunnen wetgeving en jurisprudentie toepassen en interpreteren, mede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaaleconomische samenhang. Met de verworven kennis kunnen zij de economische effecten van belastingheffing op ondernemersgedrag en handelen van burgers analyseren en verklaren Studenten formuleren een probleemstelling op een fiscaal-economisch deelterrein, uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om te bewerken gegevens te verzamelen en te analyseren Studenten doen uitspraken over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten Studenten doen voorstellen waarmee fiscaaleconomische problemen kunnen worden opgelost op basis van de gevonden resultaten
Generieke academische competenties 9. Abstractie
Studenten abstraheren in een gegeven context relevante variabelen uit een complexe samenhang 10. Analytische grondhouding Studenten trekken logische conclusies uit gegeven aannames. Zij beoordelen hun denkbeelden op hun interne consistentie, empirische validiteit en kracht en stellen deze desgewenst bij en tonen zich hierin creatief 11. Onderzoekende grondhouding Studenten baseren uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens 12. Kadering Studenten gebruiken verscheidene interpretatiekaders (frames) bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid 13. Samenwerking Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden 14. Communiceren Studenten communiceren effectief schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard 15. Zelfsturing Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, aan te gaan Tabel 5: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de bacheloropleiding Fiscale Economie
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
41
Masteropleiding Fiscale Economie Kennis 1. Weergeven en interpreteren
Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Toepassen 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet 5. Keuze van onderzoeksmethode 6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen 7. Communiceren 8. Interpretatiekaders
Studenten hebben een diepgaande en geavanceerde kennis van de voornaamste economische theorieën in het algemeen en de overheidsfinanciën in het bijzonder, en van het belastingrecht en belastingstelsels Studenten onderkennen de relatie tussen wetenschap en samenleving en zijn in staat de relatie tussen economie, belastingrecht en samenleving te analyseren. Zij hebben voldoende vaardigheid in toepassing en interpretatie van wetgeving en jurisprudentie mede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaaleconomische samenhang Studenten formuleren een fiscaal-economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren heldere conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve professionals Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid
Generieke competenties 9. Reflectie
Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, empirische validiteit, kracht en stellen deze desgewenst bij 10. Zelfsturing Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan Tabel 6: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de masteropleiding Fiscale Economie
42
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Masteropleiding Economics and Informatics Kennis 1. Weten
Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Toepassen 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet 5. Keuze van onderzoeksmethode 6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen
Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van een deelgebied binnen de informatica en de (bedrijfs)economie, en de relevante informatica technieken daarbij Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën, methodologie en technieken van de economische wetenschap en informatica, en tonen zich daarin creatief en origineel Studenten beschikken over een kritisch bewustzijn ten aanzien van actuele problemen en nieuwe inzichten in wetenschap, professie of samenleving Studenten formuleren een probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën uit de informatica en de economie Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij de vraagstelling Studenten kiezen of creëren één of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve en originele professionals
Generieke academische competenties 7. Communiceren
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard 8. Interpretatiekaders Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders 9. Reflectie Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, empirische validiteit, kracht en stellen deze desgewenst bij 10. Zelfsturing Studenten tonen zelfsturing en originaliteit in aanpak en oplossen van problemen op het vakgebied en plannen de route daarheen zelfstandig en op professioneel niveau Tabel 7: Eindkwalificaties op curriculumniveau van de masteropleiding Economics and Informatics
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
43
Oordeel De commissie is van oordeel dat de bachelor- en de masteropleidingen alle voldoen aan het criterium dat geldt voor dit facet. De commissie heeft de eindkwalificaties op algemeen niveau en op curriculumniveau bestudeerd en deze getoetst aan de hand van het domeinspecifiek referentiekader. De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties voor alle opleidingen op beide niveaus vrij algemeen zijn, maar voldoende basis leggen voor het verder uitwerken van de eindkwalificaties op vakniveau. Door houvast te zoeken bij de benchmark statements van de Engelse Quality Assurance Agency, worden de eindkwalificaties gerelateerd aan een internationale omschrijving van een economische bachelor- respectievelijk masteropleiding. De commissie constateert dat de eindkwalificaties van de bachelor- en de masteropleidingen aansluiten bij de eisen die door vakgenoten, nationaal en internationaal, worden gesteld. De commissie heeft geconstateerd dat de eindkwalificaties van de bacheloropleidingen op curriculumniveau en de uitwerking daarvan op vakniveau een voldoende omschrijving geven van de theoretische basiskennis van het vakgebied die de studenten in de bacheloropleiding opbouwen, waarbij ze leren verschijnselen in de economie en in bedrijven te analyseren en te verklaren. Generieke academische competenties voor de bacheloropleidingen zijn omschreven in een set van eindkwalificaties waarbij de nadruk ligt op grondhouding, samenwerking, en sociale en communicatieve vaardigheden. De vertaling van de eindkwalificaties op curriculumniveau van de masteropleidingen naar vakniveau geeft volgens de commissie een overzichtelijke weergave van de eigenschappen en kennis waarover studenten bij het afronden van de masteropleiding dienen te beschikken. De commissie heeft enige moeite met de vertaling van eindkwalificaties op vakniveau naar de vakkenmatrix. Bij de masteropleiding Econometrics and Management Science is deze vakkenmatrix zeer vol en bij de masteropleidingen Economics and Business, Fiscale Economie en Economics and Informatics is de vakkenmatrix overvol. Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat bij de meeste vakken nagenoeg alle eindkwalificaties aan bod komen. De commissie adviseert het opleidingsmanagement de vakkenmatrix opnieuw tegen het licht te houden. Daarbij dient te worden afgewogen welke eindkwalificaties in een bepaald vak aan bod moeten komen en dienen de specifieke eindkwalificaties voor een vak aan de betrokken docenten te worden gecommuniceerd, zodat hij/zij ze in het vak kan opnemen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie In de eindkwalificaties wordt het weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de verschillende deeldisciplines beschreven: de micro-economie, de macro-economie, de meso-economie en bedrijfshuishoudingen. Daarnaast doen studenten kennis op om de theorie toe te passen in het onderzoek (onderzoeksvaardigheden), bijvoorbeeld het selecteren en gebruiken van relevante kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden. Ook leren studenten de opgedane kennis toe te passen in het management (beleid en strategie), bijvoorbeeld door het formuleren van uitgangspunten voor beleid op basis van onderzoeksresultaten. Masteropleiding Economics and Business Uit de omschrijving van eindkwalificaties op vakniveau concludeert de commissie dat de studenten voortbouwen op de eindkwalificaties van een eerder afgeronde bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. De studenten doen diepgaande kennis op over een specialistisch onderwerp binnen de discipline en leren actuele vraagstukken te analyseren vanuit meerdere invalshoeken. De eindkwalificaties met betrekking tot de toepassing van kennis omschrijven dat studenten een (bedrijfs)economische probleemstelling kunnen formuleren en daarbij een geschikte onderzoeksopzet kunnen kiezen, methoden kiezen of creëren en de bevindingen van (eigen) onderzoek helder kunnen formuleren. De commissie 44
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
constateert dat ook in de eindkwalificaties van de masteropleiding en set van generieke competenties wordt omschreven. De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de masteropleiding voldoen aan het door haar vastgestelde domeinspecifiek referentiekader. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research In de eindkwalificaties wordt het weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de relevante wiskundige en statistische theorieën, en het vaardig hanteren van de bijbehorende technieken beschreven. Ook moeten studenten de belangrijkste concepten van de algemene- en bedrijfseconomie, van een moderne programmeertaal, van de econometrie en van de besliskunde kunnen weergeven en interpreteren. Daarnaast doen studenten kennis op om de opgedane theorie toe te passen in het onderzoek (onderzoeksvaardigheden), bijvoorbeeld het leren van selecteren en gebruiken van relevante kwantitatieve onderzoeksmethoden en het construeren van een geschikt wiskundig model voor de oplossing van het probleem. Studenten leren om de verzamelde gegevens te analyseren en daaruit conclusies ten aanzien van de probleemstelling te trekken. Studenten leren de opgedane kennis toe te passen in beleidsadviezen, bijvoorbeeld door het formuleren van uitgangspunten voor beleid op basis van onderzoeksresultaten, maar ook door het uitvoeren van de cyclus modelbouw en aanpassing van dat model op grond van de verkregen uitkomsten. Masteropleiding Econometrics and Management Science Uit de omschrijving van eindkwalificaties op vakniveau concludeert de commissie dat de studenten voortbouwen op de eindkwalificaties van een eerder afgeronde bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research. De studenten doen diepgaande en systematische kennis op van een deelgebied binnen de econometrie en besliskunde, inclusief besliskundige theorieën en het vaardig hanteren van de bijbehorende technieken. De eindkwalificaties die de toepassing van inzicht omschrijven, behelzen het toepassen door studenten van nieuwe econometrische en besliskundige concepten, theorieën, onderzoekstechnieken op complexe en nieuwe verschijnselen van (bedrijfs)economische aard. Ook zijn studenten volgens de commissie voldoende in staat tot analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover. Ze kunnen actuele vraagstellingen vanuit meerdere invalshoeken analyseren en deze herdefiniëren. De studenten zijn in staat een onderzoek op te zetten, daarbij de juiste onderzoeksmethoden te gebruiken en deze kritisch te evalueren en hanteren. De commissie constateert dat ook in de eindkwalificaties van de masteropleiding en set van generieke competenties wordt omschreven. De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de masteropleiding tevens voldoen aan het door haar vastgestelde domeinspecifiek referentiekader. Bacheloropleiding Fiscale Economie De commissie merkt op dat de eindkwalificaties zeer gericht zijn op Nederland. Ze vindt dit begrijpelijk, aangezien het eindniveau wordt voorgeschreven door de beroepsorganisatie en ziet dit terug bij alle Fiscale Economie opleidingen in Nederland. In de eindkwalificaties wordt het weergeven en interpreteren van wetgeving en jurisprudentie mede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaal-economische samenhang beschreven. Met de verworven kennis kunnen ze de economische effecten van belastingheffing op ondernemersgedrag en het handelen van burgers analyseren en verklaren. Daarnaast doen studenten kennis op om de theorie toe te passen in onderzoek (onderzoeksvaardigheden), bijvoorbeeld het formuleren van een probleemstelling op een fiscaal-economisch deelterrein en het leren selecteren en gebruiken van relevante onderzoeksmethoden. Ook leren studenten het ontwerpen van beleidsadviezen, zoals het doen van voorstellen waarmee fiscaal-
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
45
economische problemen kunnen worden opgelost op basis van economische concepten en theorieën. Masteropleiding Fiscale Economie Ook voor de masteropleiding merkt de commissie op dat de eindkwalificaties zeer gericht zijn op Nederland. Uit de omschrijving van eindkwalificaties op vakniveau concludeert de commissie dat de studenten voortbouwen op de eindkwalificaties van een eerder afgeronde bacheloropleiding Fiscale Economie. De studenten doen diepgaande en geavanceerde kennis op over de voornaamste economische theorieën in het algemeen en overheidsfinanciën in het bijzonder, en van het belastingrecht en belastingstelsels. De eindkwalificaties met betrekking tot ‘toepassing van kennis’ omschrijven dat studenten een fiscaal-economische probleemstelling kunnen formuleren en daarbij een geschikte onderzoeksopzet kunnen kiezen, methoden kiezen of creëren en de bevindingen van (eigen) onderzoek helder kunnen formuleren. De commissie constateert dat in de eindkwalificaties van de masteropleiding ook een set van generieke competenties wordt omschreven. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie merkt op dat in de eerste algemene eindkwalificatie wordt gerefereerd aan de bacheloropleiding die per 2014 wordt opgeheven. Ze adviseert het opleidingsmanagement de eindkwalificatie tijdig aan te passen aan de nieuwe situatie. Uit de omschrijving van eindkwalificaties op vakniveau concludeert de commissie dat de studenten voortbouwen op de eindkwalificaties van een eerder afgeronde bacheloropleiding. De studenten doen diepgaande en systematische kennis op van een deelgebied binnen de informatica en de (bedrijfs)economie, waarbij zij de daarbij relevante informaticatechnieken leren hanteren. Studenten zijn in staat een probleemstelling te formuleren uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën en kiezen daarbij een aansluitende onderzoeksopzet en geschikte methode(n). Ook zijn ze in staat tot analyseren, verklaren en beoordelen van de resultaten. De studenten zijn in staat een onderzoek op te zetten, daarbij de juiste onderzoeksmethoden te gebruiken en deze kritisch te evalueren en hanteren. De commissie constateert dat ook in de eindkwalificaties van de masteropleiding een set van generieke competenties wordt omschreven. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving In de zelfstudie wordt voor het niveau van de eindkwalificaties aangesloten bij de in de Dublin-descriptoren gegeven bachelor- en masterbeschrijving. De zelfstudie legt daarbij een verband tussen de vijf Dublin-descriptoren en de eindkwalificaties, en geeft daarbij per opleiding een omschrijving.
46
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De Dublin-descriptor ‘Kennis en inzicht’ komt aan bod in eindkwalificaties 1, 2 en 9. In deze eindkwalificaties wordt beschreven dat de bachelorstudent na afstuderen aantoonbare kennis heeft van en inzicht in het vakgebied. De afgestudeerden van de bacheloropleiding functioneren doorgaans op een niveau waarop zij (met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken) kennis kunnen toepassen met betrekking tot de laatste ontwikkelingen in het vakgebied. De Dublin-descriptor ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in de eindkwalificaties 3 t/m 9. De afgestudeerden zijn in staat om de kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van hun werk of beroep laat zien. Ook beschikken de afgestudeerden over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen in het vakgebied. De Dublin-descriptor ‘Oordeelsvorming’ is terug te vinden in eindkwalificaties 10, 11 en 12. De afgestudeerden zijn in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. De Dublindescriptor ‘Communicatie’ is terug te vinden in eindkwalificaties 13 en 14. De afgestudeerden zijn in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. De laatste Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’, is terug te vinden in eindkwalificatie 15. De afgestudeerden van de bacheloropleiding bezitten leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. Masteropleiding Economics and Business De Dublin-descriptor ‘Kennis en Inzicht’ komt aan bod in eindkwalificaties 1 en 2. De afgestudeerden van de masteropleiding hebben aantoonbare kennis en inzicht die is gebaseerd op de kennis en inzicht van het bachelorniveau en deze overtreft en/of verdiept. De afgestudeerden bezitten vakspecifieke kennis en zijn in staat systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie te analyseren en verklaren. De Dublin-descriptor ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in de eindkwalificaties 3, 4 en 5. De afgestudeerden zijn in staat om kennis, inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een brede context, gerelateerd aan het vakgebied. De studenten zijn na afstuderen in staat een (bedrijfs)economische probleemstelling te formuleren, een aansluitende onderzoeksopzet te kiezen en geschikte methoden van aanpak om data te verzamelen en bewerken, te kiezen of te creëren. De Dublin-descriptor ‘Oordeelsvorming’ wordt beschreven in de eindkwalificaties 6 t/m 9. De afgestudeerden zijn in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. De Dublin-descriptor ‘Communicatie’ wordt omschreven in eindkwalificatie 7. De afgestudeerden communiceren schriftelijk en mondeling op effectieve wijze en op hoog niveau met personen en groepen van uiteenlopende aard. De Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’ wordt omschreven in eindkwalificatie 10. Hierin wordt de hoge mate van zelfstandigheid van de afgestudeerden van de masteropleiding beschreven. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De Dublin-descriptor ‘Kennis en inzicht’ komt aan bod in de eindkwalificaties 1, 2 en 9. Deze eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden van de bacheloropleiding aantoonbare kennis en inzicht hebben van de econometrie en besliskunde en vaardig zijn in het hanteren van de bijbehorende technieken. ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in eindkwalificaties 3 t/m 9. Afgestudeerden zijn in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen dat dit een professionele benadering van het werk of beroep laat zien. Ook
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
47
beschikken de studenten na het afstuderen over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties, en voor het oplossen van problemen in het vakgebied. De Dublindescriptor ‘Oordeelsvorming’ is terug te vinden in eindkwalificaties 10, 11 en 12. Afgestudeerden van de bacheloropleiding zijn in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. ‘Communicatie’ is beschreven in eindkwalificaties 13 en 14. De afgestudeerden zijn in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. De laatste Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’, is terug te vinden in eindkwalificatie 15. Afgestudeerden bezitten de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. Masteropleiding Econometrics and Management Science De Dublin-descriptor ‘Kennis en inzicht’ komt aan bod in de eindkwalificaties 1 en 2. Deze eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden van de masteropleiding aantoonbare kennis en inzicht hebben, gebaseerd op het niveau van de bachelor, en deze overtreffen en/of verdiepen. Afgestudeerden zijn in staat een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. De Dublin-descriptor ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in eindkwalificaties 3, 4 en 5. Afgestudeerden zijn in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in onbekende omstandigheden binnen een bredere context die gerelateerd is aan het vakgebied. Ook zijn de afgestudeerden in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. ‘Oordeelsvorming’ is terug te vinden in eindkwalificaties 6, 8 en 9. Afgestudeerden zijn in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. ‘Communicatie’ is beschreven in eindkwalificatie 7. De afgestudeerden van de masteropleiding zijn in staat om conclusies, evenals de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. De laatste Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’, is terug te vinden in eindkwalificatie 10. De afgestudeerden bezitten de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Bacheloropleiding Fiscale Economie De Dublin-descriptor ‘Kennis en inzicht’ komt aan bod in de eindkwalificaties 1, 2 en 3. Deze eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden van de bacheloropleiding aantoonbare kennis en inzicht van het vakgebied hebben, waarbij de afgestudeerden doorgaans functioneren op een niveau waarop, met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor vakkennis van de laatste ontwikkelingen van het vakgebied vereist is. De Dublin-descriptor ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in eindkwalificaties 4 t/m 8. Afgestudeerden zijn in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen dat dit een professionele benadering van het werk of beroep laat zien. Ook beschikken de studenten na het afstuderen over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties, en voor het oplossen van problemen in het vakgebied. De Dublin-descriptor ‘Oordeelsvorming’ is terug te vinden in eindkwalificaties 4 t/m 7 en 9 t/m 12. Afgestudeerden zijn in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. De Dublin-descriptor ‘Communicatie’ is terug te vinden in eindkwalificaties 13 en 14. De afgestudeerden van de bacheloropleiding zijn in staat om
48
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. De laatste Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’, is terug te vinden in eindkwalificatie 15. De afgestudeerden bezitten de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt. Masteropleiding Fiscale Economie De Dublin-descriptor ‘Kennis en inzicht’ komt aan bod in de eindkwalificaties 1 en 2. Deze eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden van de masteropleiding aantoonbare kennis en inzicht hebben, gebaseerd op het niveau van de bachelor en deze overtreffen en/of verdiepen. Afgestudeerden zijn in staat een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. De Dublin-descriptor ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in eindkwalificaties 3, 4 en 5. Afgestudeerden zijn in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in onbekende omstandigheden binnen een bredere context die gerelateerd is aan het vakgebied. Ook is de afgestudeerde in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. De Dublin-descriptor ‘Oordeelsvorming’ is terug te vinden in eindkwalificaties 6, 7 en 8. Afgestudeerden zijn in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. De Dublin-descriptor ‘Communicatie’ is terug te vinden in eindkwalificatie 7. De afgestudeerden van de masteropleiding zijn in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. De laatste Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’, is terug te vinden in eindkwalificaties 9 en 10. De afgestudeerden bezitten de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Masteropleiding Economics and Informatics De Dublin-descriptor ‘Kennis en inzicht’ komt aan bod in de eindkwalificaties 1 en 2. Deze eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden van de masteropleiding aantoonbare kennis en inzicht hebben, gebaseerd op het niveau van de bachelor en deze overtreffen en/of verdiepen. Afgestudeerden zijn tevens in staat een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. De Dublin-descriptor ‘Toepassen van kennis en inzicht’ is terug te vinden in eindkwalificaties 2 t/m 5. Afgestudeerden zijn in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere context die gerelateerd is aan het vakgebied. Ook is de afgestudeerde in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. De Dublin-descriptor ‘Oordeelsvorming’ is terug te vinden in eindkwalificaties 6, 8 en 9. Afgestudeerden zijn in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. De Dublin-descriptor ‘Communicatie’ is terug te vinden in eindkwalificatie 7. Afgestudeerden zijn in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. De laatste Dublin-descriptor, ‘Leervaardigheden’, is terug te vinden in eindkwalificatie 10. De afgestudeerden bezitten de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
49
Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de beschrijving van de eindkwalificaties wat betreft het beoogde niveau een duidelijk verband heeft met de Dublin-descriptoren, voor zowel de bachelor- als voor de masteropleidingen, en kan zich vinden in de weergave van de verbanden die in de zelfstudie beschreven worden. In de zelfstudie wordt aangetoond op welke wijze de eindkwalificaties verwijzen naar alle Dublin-descriptoren. De commissie stelt hiermee vast dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene en internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties die gelden voor afgestudeerden van respectievelijk een bacheloropleiding en een masteropleiding. De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleidingen bestudeerd en heeft vastgesteld dat het verschil in niveau tussen de bacheloropleidingen enerzijds en de masteropleidingen anderzijds in voldoende mate tot uitdrukking wordt gebracht. Daarbij maakt de commissie de kanttekening dat deze differentiatie in de algemene eindkwalificaties en de eindkwalificaties op curriculumniveau minimaal is. Pas bij het bruikbaar maken van de eindkwalificaties voor vakniveau, wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen het niveau van de bacheloropleiding en dat van de masteropleiding. De commissie is van oordeel dat de bachelor- en masteropleidingen alle voldoen aan het criterium dat betrekking heeft op het niveau. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en masteropleiding Economics and Business Het verschil in niveau tussen de bacheloropleiding en de masteropleiding blijkt bijvoorbeeld uit de omschrijving dat afgestudeerden van de bacheloropleiding de belangrijkste concepten van de subdisciplines kunnen weergeven en interpreteren, terwijl de afgestudeerden van de masteropleiding een diepgaande kennis van een specialistisch onderwerp moeten bezitten en geavanceerde economische en besliskundige theorieën kunnen weergeven en interpreteren. Een ander voorbeeld is dat de afgestudeerden van de bacheloropleiding gangbare mathematische en statistische methoden moeten kunnen hanteren en dat de afgestudeerden van de masteropleiding up-to-date kwantitatieve analysemethoden kritisch moeten kunnen evalueren en hanteren. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science Het verschil in niveau tussen de bacheloropleiding en de masteropleiding blijkt bijvoorbeeld uit de omschrijving dat afgestudeerden van de bacheloropleiding de belangrijkste concepten van de relevante wiskundige en statistische theorieën dienen te kennen en deze kunnen hanteren. Afgestudeerden van de masteropleiding dienen een diepgaande kennis van een specialistisch onderwerp te bezitten, en geavanceerde economische en besliskundige theorieën te kunnen weergeven, interpreteren en hanteren. Een ander voorbeeld is dat afgestudeerden van de bacheloropleiding relevante kwantitatieve, eventueel ook kwalitatieve onderzoeksmethoden kunnen selecteren. De afgestudeerden van de masteropleiding moeten relevante en moderne kwalitatieve en/of kwantitatieve methoden kunnen selecteren en deze kunnen hanteren en kritisch evalueren. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Het verschil in niveau tussen de bacheloropleiding en de masteropleiding blijkt bijvoorbeeld uit de omschrijving dat afgestudeerden van de bacheloropleiding de belangrijkste concepten van de economische subdisciplines en de belastingstelsels en -wetten kunnen weergeven en interpreteren, terwijl afgestudeerden van de masteropleiding een diepgaande kennis binnen het belastingrecht moeten bezitten in relatie tot de bedrijfseconomie en/of overheidsfinanciën. Een ander voorbeeld is dat de afgestudeerden van de bacheloropleiding
50
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
gangbare mathematische en statische methoden moeten kunnen hanteren en dat afgestudeerden van de masteropleiding up-to-date kwantitatieve analysemethoden en zich bewustzijn van de consequenties voor de onderzoeksconclusies moeten bezitten. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleiding bestudeerd en heeft vastgesteld dat bij het bruikbaar maken van de eindkwalificaties voor vakniveau, het verschil in niveau met een bacheloropleiding in voldoende mate tot uitdrukking wordt gebracht. Zo dienen afgestudeerden van de masteropleiding een diepgaande kennis van en inzicht in een specialistisch deelgebied op het raakvlak van de informatica en de economie te bezitten. Ook dienen afgestudeerden van de masteropleiding actuele vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken te kunnen analyseren om vervolgens te herdefiniëren en te verklaren vanuit de spanning tussen die verschillende invalshoeken en belangen. Ze dienen ook zelfstandig gangbare informaticamethoden en mathematische en statistische methoden toe te kunnen passen en te ontwikkelen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De zelfstudie refereert voor de definitie van wetenschappelijk onderwijs en het doel van een wetenschappelijke opleiding aan het rapport van de voorgaande onderwijsvisitatie Economie (2003). Deze definitie is: “Wetenschappelijk onderwijs houdt in dat de student opgeleid wordt in de wetenschap en in het eindwerkstuk laat zien dat hij op de hoogte is van de huidige stand van (een deel van) de economie, de literatuur heeft bestudeerd, deze kritisch kan evalueren en (meestal ook) kan toepassen op een praktisch probleem.” Deze oriëntatie is volgens de zelfstudie terug te vinden in de eindkwalificaties van de opleidingen. Bacheloropleidingen In de eindkwalificaties van de bacheloropleidingen komen de generieke competenties uitgebreid aan de orde. Zo is er aandacht voor het ontwikkelen van een analytische en onderzoekende grondhouding. Daarnaast wordt in de bacheloropleidingen aandacht besteed aan samenwerking, communicatie (zowel in woord als schriftelijk) en zelfsturing. Het bachelorcurriculum bouwt op naar en loopt uit in een eindwerkstuk, de individuele bachelorscriptie. Hierin laten studenten zien dat ze in staat zijn om op basis van een probleemstelling een probleem van (relatief) beperkte complexiteit op te lossen.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
51
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie Afronding van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie geeft onvoorwaardelijk toelating tot de masteropleiding Economics and Business. Bacheloropleiding Econometrie en OR De bacheloropleiding heeft tot doel om econometristen op te leiden die diverse opties hebben. Deze opties zijn directe uitstroom naar de arbeidsmarkt, doorstroom naar een gespecialiseerde masteropleiding, en doorstroom naar een research masteropleiding. Om alle opties mogelijk te maken, biedt de opleiding een combinatie van basiskennis en -vaardigheden aan in het eerste, het tweede en een deel van het derde jaar. Daarna is er ruimte voor specialisaties in het derde jaar. Afronding van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research geeft onvoorwaardelijke toelating tot ten minste de doorstroommaster Econometrics and Management Science. Bacheloropleiding Fiscale Economie Afronding van de bacheloropleiding Fiscale Economie geeft onvoorwaardelijke toelating tot ten minste één masteropleiding, de doorstroommaster Fiscale Economie. Masteropleidingen Ook de eindkwalificaties van de masteropleidingen beschrijven uitgebreid de generieke academische competenties die in de opleidingen worden ontwikkeld. Voorbeelden zijn de communicatievaardigheden, het zowel schriftelijk als mondeling kunnen presenteren van complex onderzoek, resultaten en beleidsadviezen. Het ontwikkelen van reflectie en zelfsturing, waarbij studenten zich als een verantwoordelijk en academisch professional profileren, wordt aan de studenten bijgebracht. Masteropleiding Economics and Business In de zelfstudie wordt vermeld dat een behaald masterdiploma in Economics and Business toegang geeft tot de PhD-opleidingen van onderzoeksscholen van het Tinbergen Instituut en van het ERIM. Uiteraard gaat eventuele toegang tot deze onderzoeksscholen gepaard met een selectieprocedure. Masteropleiding Econometrics and Management Science Een masterdiploma in Econometrics and Management Science geeft toegang tot de PhDopleidingen van onderzoeksscholen van het Tinbergen Instituut en van het ERIM. Uiteraard gaat eventuele toegang tot deze onderzoeksscholen gepaard met een selectieprocedure. Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleidingen bestudeerd vanuit het perspectief van oriëntatie. Al bij F1 heeft de commissie vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de eisen van de wetenschappelijke discipline en de relevante beroepspraktijk. De commissie heeft vastgesteld dat iedere bacheloropleiding kwalificaties geeft voor toegang tot ten minste één masteropleiding. Ook bestaat de mogelijkheid om na afronding van de bacheloropleiding de arbeidsmarkt te betreden, al constateert de commissie dat hier in de praktijk weinig gebruik van wordt gemaakt. Afronding van de masteropleidingen geeft de afgestudeerden, na een selectieprocedure, toegang tot PhD-opleidingen van de onderzoeksscholen van twee wetenschappelijke instituten binnen de ESE. De commissie stelt
52
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
vast dat de eindkwalificaties van de masteropleidingen de afgestudeerden ook voldoende voorbereiden op een functie in de beroepspraktijk. In het licht van bovenstaande vaststellingen en constateringen is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleidingen voldoen aan de criteria die gelden voor bachelor-, respectievelijk masteropleidingen binnen het wetenschappelijk domein. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en masteropleiding Economics and Business De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleidingen voldoende aansluiten bij de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding verwijzen bijvoorbeeld naar het afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de (bedrijfs)economie, het selecteren en gebruiken van een relevante (kwantitatieve) onderzoeksmethode en het kunnen verwerken van verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling. De eindkwalificaties van de masteropleiding geven aan dat de afbakening en definiëring van het onderzoek tevens moet worden gelegitimeerd vanuit de wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit. Ook verwijzen de eindkwalificaties van de masteropleiding bijvoorbeeld naar het kritisch evalueren en hanteren van up-to-date kwantitatieve analysemethoden en het helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten, beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleidingen voldoende aansluiten bij de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding verwijzen bijvoorbeeld naar het selecteren en gebruiken van relevante kwantitatieve, en eventueel kwalitatieve onderzoeksmethoden en het kunnen analyseren van verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling op basis van de verwerkte gegevens. De eindkwalificaties van de masteropleiding geven aan dat de afbakening en definiëring van het onderzoek tevens moet worden gelegitimeerd vanuit de wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit. Ook vermelden de eindkwalificaties van de masteropleiding het kritisch evalueren en hanteren van up-to-date kwantitatieve onderzoeksmethoden en het helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Aangezien de afgestudeerden van de bacheloropleiding niet voldoen aan de eisen die worden gesteld door de beroepsorganisatie, wordt er door de studenten over het algemeen geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid om na afronding van de bacheloropleiding de arbeidsmarkt te betreden. Ook heeft de commissie vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleidingen voldoende aansluiten bij de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding verwijzen bijvoorbeeld naar het afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de fiscale economie, het selecteren en gebruiken van relevante kwantitatieve (en eventueel kwalitatieve) onderzoeksmethoden, het kunnen analyseren van verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling op basis van de verwerkte gegevens. De eindkwalificaties van de masteropleiding geven aan dat de afbakening en definiëring van het onderzoek tevens moet worden gelegitimeerd vanuit de wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit. Ook vermelden de eindkwalificaties van de masteropleiding het kritisch evalueren en hanteren van up-to-date kwantitatieve onderzoeksmethoden en het helder formuleren van conclusies en
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
53
aanbevelingen, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie. Vanwege het relatief grote aandeel van economische vakken, worden volgens de commissie strikt genomen in de bacheloropleiding geen fiscaal economen opgeleid. Echter, in het kader van de op de bacheloropleiding volgende masteropleiding, waar ruime aandacht is voor de fiscale vakken, voldoet de opleiding aan de in dit facet gestelde criteria. Na het afronden van de bacheloropleiding bezit de afgestudeerde in voldoende mate de kennis en vaardigheden om op bachelorniveau een functie in de praktijk uit te oefenen. Belangrijke onderdelen in het bachelorcurriculum die tot dit niveau leiden, zijn het werkcollege en de scriptie. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleiding voldoende aansluiten bij de eisen van de internationale wetenschapsbeoefening. De eindkwalificaties verwijzen naar het selecteren en gebruiken van relevante en state of the art modelleermethoden, die kwantitatief, kwalitatief of algoritmisch van aard kunnen zijn, en geven aan dat de afbakening en definiëring van het onderzoek tevens moet worden gelegitimeerd vanuit de wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Business is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Econometrics and Management Science is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Informatics is het oordeel voldoende.
5.1.2. Programma Beschrijving van de programma’s De ESE heeft voor alle initiële opleidingen het studiejaar ingedeeld in vijf blokken van ieder acht weken. Gedurende zeven weken worden de hoor-, practicum- en sommencolleges gegeven. In de achtste week van een blok wordt het vak getentamineerd. Herkansingen van alle vakken vinden plaats na de tentamens van blok 5. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie In tabel 8 zijn de programma’s van de drie bachelorjaren opgenomen. Het curriculum voor het eerste en het tweede jaar van de bacheloropleiding is voor alle studenten gelijk. In het derde jaar wordt de studentenstroom verdeeld over verschillende minors en majors. De
54
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie kent twee stromen, een Nederlandstalige en een Engelstalige stroom. Deze stromen kennen dezelfde doelstellingen en eindkwalificaties en werken via nagenoeg hetzelfde curriculum. Het enige verschil is dat in de Nederlandstalige stroom in het tweede jaar het vak ‘Fiscale Economie’ wordt gegeven en in de Engelstalige stroom het vak ‘International Lecture Series’. In dit rapport worden de stromen alleen onderscheiden wanneer er verschillen zijn in organisatie of in de ondersteunende processen. Programma in het eerste jaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie vaknaam ECTS blok Powerweek – Economie 0 1 Micro-Economie 8 2 Macro-Economie 8 3 Wiskunde 1 4 1 Wiskunde 2 4 3 Toegepaste statistiek 1 4 4 Organisatie 8 5 Inleiding accounting 8 1 Marketing 8 4 Boekhouden 4 2 Vaardigheden 1 4 1-5 Bibliotheekpracticum 0 3 Programma in het tweede jaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie vaknaam ECTS blok Toegepaste micro-economie 8 3 Filosofie van de economie 4 5 Finance 1 8 2 Internationale economie 8 1 Toegepaste statistiek 2 4 2 Geschiedenis van het economisch denken 4 3 Accounting 8 5 Administratieve en compatibele informatie 1a 4 4 Methoden, technieken and onderzoeksproject 8 4 Fiscale economie 4 1 Programma in het derde jaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie vaknaam ECTS blok Minor 12 1 Major werkcollege 12 4 2 Major vakken 8 2/3 Vrije keuze vakken 16 2/3 Bachelorscriptie 8 5 Vaardigheden 2 4 5 Tabel 8: programma van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie
In het eerste jaar van de bacheloropleiding hebben de vakken een vast format: de vakken van 8 EC (economische hoofdvakken) hebben per week vier uur hoorcollege, vier uur practicumcollege en twee uur sommencollege. Bij de vakken van 4 EC (ondersteunende vakken) zijn er per week twee uur hoorcollege, twee uur practicum en een uur sommencollege. Het vak Vaardigheden 1 kent een afwijkend format, dit vak vormt een lint door het curriculum, waardoor het bij alle vakken aan bod komt. De opbouw van het tweede jaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is gelijk aan die van het eerste jaar. Een aantal van de vakken bouwt voort op vakken uit het eerste jaar, een aantal andere vakken snijdt nieuwe kennisgebieden aan. In het tweede jaar is een werkstuk of opdracht onderdeel van de meeste vakken. In het derde jaar van de QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
55
bacheloropleiding kiezen de studenten zowel verbredende als verdiepende vakken. Verbreding vindt plaats via de keuze voor een minor aan een faculteit van de EUR. De minor en vrijekeuzevakken kunnen ook worden ingevuld via deelname aan internationale uitwisseling. Verdieping vindt plaats via een major van in totaal 20 EC. Hieronder vallen twee verdiepende cursussen en een werkcollege in één van de specialisatiegebieden. In bijna alle gevallen schrijven de studenten ook de bachelorscriptie op het gebied van de gevolgde major. Het vak Vaardigheden 2 en de bachelorscriptie sluiten de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie af. In het vak Vaardigheden 2 krijgen de studenten colleges over het gebruik van bronnen en academisch schrijven. Tijdens dit vak schrijft de student ook de scriptieopzet die wordt beoordeeld door de scriptiebegeleider. De majors die in 2008 in de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie werden aangeboden, zijn: • • • • • • • • • •
Accounting en Finance Economics and ICT Economics on Markets, Organisations and Policy Entrepreneurship Financial Accounting Financial Economics Health Economics International Economics and Business Studies Management Accounting Urban, Port and Transport Economics
Masteropleiding Economics and Business Het curriculum van de masteropleiding Economics and Business heeft negen programma’s. De curricula voor de negen programma’s van deze masteropleiding is weergegeven in bijlage E. Ook bestaat er voor de studenten de mogelijkheid om een ‘vrije master’ te kiezen. De meeste masterprogramma’s tellen een aantal verplichte vakken, het aantal vakken dat verplicht is varieert per masterprogramma. Daarnaast kunnen de studenten één of meer vakken selecteren uit een vooraf aangegeven lijst. Op het programma Health Economics na bevatten alle masterprogramma’s twee werkcolleges van ieder 12 EC. Ieder masterprogramma wordt afgesloten met een masterscriptie van 16 EC. De programma’s waaruit studenten kunnen kiezen zijn: • • • • • • • • •
56
Accounting and Finance Accounting, Auditing and Control Economics of Markets, Organisations and Policy Entrepeneurship, Strategy and Organisation Economics Financial Economics Health Economics International Economics and Business Studies Marketing Urban, Port and Transport Economics
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research In tabel 9 zijn de programma’s van de drie bachelorjaren opgenomen. Tabel 9a: Programma in het eerste jaar van de bacheloropleiding Econometrie en OR vaknaam ECTS Powerweek – Economie 0 Analyse 1 4 Inleiding Statistiek 4 Inleiding programmeren 4 Mentoraat Econometrie 0 Micro-Economie 8 Oriëntatie Econometrie 4 Matrix algebra 1 4 Analyse 2 4 Macro-Economie 8 Matrix Algebra 2 4 Wiskundige methoden 4 Kansrekening 4 Statistiek 4 Linear programmeren 4 Tabel 9b: Programma in het tweede jaar van de bacheloropleiding Econometrie en OR vaknaam ECTS Programmeren 8 Combinatorisch optimaliseren 4 Finance 1 8 Voortgezette Statistiek 4 Marketing Research 1 4 Econometrie 1 4 Numerieke Methoden 4 Econometrie 2 4 Markov processen 4 Niet-lineair Optimaliseren 4 Basiswerkcollege Econometrie 8 Accounting voor Econometristen 4 Tabel 9c: Programma in het derde jaar van de bacheloropleiding Econometrie en OR vaknaam ECTS Minor 12 Game theory and its application 4 Tijdreeksanalyse 4 Majorvak 4 Economisch vak 4 Voortgezet programmeren 4 Werkcollege Econometrie 12 Filosofie van de Econometrie 4 Bachelorscriptie 8 Vrije keuzeruimte 4 Tabel 9: programma van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research
blok 1 1 1 1 1,2 2 2-5 2 3 3 4 4 4 5 5 blok 1 1 2 2 3 3 3 4 4 4 5 5 blok 1 2 2 2/3 2/3 3 4 5 5 3
Het curriculum voor het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding is voor alle studenten gelijk. In het derde jaar wordt de studentenstroom verdeeld over verschillende minors en majors. In het derde jaar van de bacheloropleiding kiezen de studenten zowel verbredende als verdiepende vakken. Verbreding vindt plaats via de keuze voor een minor aan een van de faculteiten van de EUR. De minor en vrijekeuzevakken kunnen ook worden ingevuld via
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
57
deelname aan een internationale uitwisseling. Verdieping vindt plaats via een major van in totaal 20 EC. Hieronder vallen twee verdiepende cursussen en een werkcollege in één van de specialisatiegebieden. In bijna alle gevallen schrijven de studenten ook de bachelorscriptie op het gebied van de gevolgde major. De majors die in 2008 werden aangeboden in de bacheloropleiding zijn: • • • •
Logistieke econometrie Financiële econometrie Marketing econometrie Algemene econometrie
Qua expertisegebieden sluiten de majors aan bij de programma’s van de doorstroommaster en bij de onderzoeksgebieden waarop de ESE-staf actief is. Het zijn echter geen voorsorteerprogramma’s. Ongeacht de gevolgde major kan de student binnen de doorstroommaster Econometrics and Management Science alle programmavarianten kiezen. De bachelorscriptie (8 EC) sluit de bacheloropleiding af. Voor de voorbereiding is tijd ingeruimd in het werkcollege, zodat een student zo veel mogelijk met een scriptieopzet aan de scriptie in blok 5 kan beginnen. Masteropleiding Econometrie and Management Science Het curriculum van de masteropleiding kent vier programma’s. Ook bestaat er voor de studenten de mogelijkheid om een ‘vrije master’ te kiezen. Voor alle vier de programma’s bestaat het curriculum uit een groot aantal verplichte vakken, een werkcollege (12 EC) en een masterscriptie (20 EC). In bijlage F van dit rapport worden de vakkenschema’s van de vier masterprogramma’s gegeven. De programma’s waaruit studenten kunnen kiezen zijn: • • • •
Econometrics Quantitative Finance Quantitative Logistics Quantitative Marketing
Bacheloropleiding Fiscale Economie Het curriculum voor het eerste en het tweede jaar van de bacheloropleiding Fiscale Economie is voor alle studenten gelijk en sluit grotendeels aan bij de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie (zie tabel 8). Alleen in het tweede bachelorjaar zitten 8 EC verschil met de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. De vakken ‘Filosofie van de economie’ en ‘Geschiedenis van het economische denken’ zijn vervangen door de vakken ‘Inkomstenbelasting A’ en ‘Omzetbelasting’. In het derde jaar begint de eigenlijke differentiatie, het programma is in deze fase voor alle studenten Fiscale Economie gelijk. In tabel 10 wordt het programma voor het derde jaar van de bacheloropleiding Fiscale Economie gegeven. Het derde jaar van de bacheloropleiding is grotendeels gevuld met fiscale vakken waarin de verschillende belastingwetten worden behandeld. Daarnaast zijn er enkele ondersteunende vakken. In het integratiecollege werkt de student via vraagstukken en tijdens het college te verdedigen nota’s aan het integreren van de economische en juridische dimensie van het vakgebied.
58
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De bachelorscriptie (8 EC) in blok 5 sluit de bacheloropleiding af. Voor de voorbereiding van de scriptie is tijd ingeruimd in het werkcollege van blok 4, zodat een student in blok 5 aan de scriptie kan beginnen Bacheloropleiding Fiscale Economie vaknaam ECTS Formeel bestuurs- en belastingrecht 4 Inkomstenbelasting B 8 Belasting op onroerende zaken 4 Succesierecht 2 Vennootschapsbelasting A 6 Vennootschapsbelasting B 4 Economics of Taxation 4 Privaat- en ondernemingsrecht 4 Geschiedenis van het economisch denken 4 Filosofie van de economie 4 Integratie Fiscale Economie 8 Bachelorscriptie Fiscale Economie 8 Tabel 10: programma voor het derde jaar van de bacheloropleiding Fiscale Economie
blok 1 2 1 3 4 4 2 1 3 5 4 5
Masteropleiding Fiscale Economie Het curriculum van de masteropleiding is voor alle studenten nagenoeg gelijk. De studenten kunnen voor 4 EC kiezen uit een van de capita selecta vakken. Tabel 11 geeft een overzicht van de vakken in de masteropleiding Fiscale Economie Masteropleiding Fiscale Economie vaknaam Tax Policy Europees en internationaal belastingrecht Fiscaal beleid in Nederland Werkcollege Midden-Kleinbedrijf Werkcollege Multinationale onderneming Master’s Thesis Fiscale Economie Keuze Capita Selecta vak Capita Selecta Europese BTW en andere indirecte belastingen Capita Selecta internationaal en Europees belastingrecht Tabel 11: programma van de masteropleiding Fiscale Economie
ECTS 4 8 4 12 12 16
blok 4 1 1 2 3 5
4
4
4
3
Masteropleiding Economics and Informatics Economie en ICT-systemen zijn tegenwoordig nauw met elkaar verweven. Veel economische gegevens komen uit informatiesystemen. Veel informatiestromen, zoals naar de belastingdienst, vinden tegenwoordig elektronisch plaats, waarbij er veel meer mogelijkheden zijn tot manipulatie en analyse van de gegevens. Daardoor is er op bijna alle economische domeinen behoefte aan meer intelligente systemen voor bijvoorbeeld risicomanagement, marketing en logistiek. Het curriculum van de masteropleiding kent twee programma’s, waarvan het curriculum wordt weergegeven in tabel 12 van dit rapport. Daarnaast is er de mogelijkheid om een ‘vrije master’ te volgen, welke via de examencommissie kan worden aangevraagd.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
59
De twee programma’s waaruit studenten kunnen kiezen zijn: • Computational Economics • Economics and ICT Programma Computational Economics vaknaam ECTS Computational Intelligence 4 Intelligent Information Systems 4 Stream of two courses, to be chosen from 2x4 Finance stream Marketing stream Logistics stream Agent-based Models 4 Datamining and Knowledge Discovery 4 Seminar Economics and ICT (werkcollege) 12 ICT and Economics 4 Master’s thesis proposal E&I 4 Master’s thesis Economics and Informatics 16 Programma Economics and ICT vaknaam ECTS Security and ICT Audit 4 Accounting Process Management 1a 4 Accounting Process Management 1b 4 Information Economics 4 Agent-based Models 4 Management Control and ICT 4 Seminar Economics and ICT 12 ICT and Economics 4 Master’s thesis proposal E&I 4 Master’s thesis Economics and Informatics 16 Tabel 12: programma van de masteropleiding Economics and Informatics
blok 1 1 1+2
2 2 3 4 4 4+5 blok 1 1 1 2 2 2 3 4 4 4+5
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving In de zelfstudie wordt aangegeven dat het onderwijs van de opleidingen wordt verzorgd door docenten die zelf als onderzoeker en/of in de beroepspraktijk actief zijn. Daarmee staat het onderwijs in directe relatie met de wetenschappelijke en maatschappelijke actualiteit. De faculteit heeft in haar strategisch plan een aantal concrete punten geformuleerd om over een wetenschappelijke staf van het hoogste niveau te beschikken. Relevant voor de interactie tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn daarbij de criteria dat 100% van de hoogleraren en uhd’s, en 95% van de ud’s gepromoveerd is en dat leden van het wetenschappelijk personeel voor 40% werkzaam zijn op het terrein van onderzoek en van 60% op het terrein van onderwijs. Uit de gesprekken met studenten bleek dat met name in de werkcolleges de interactie tussen onderwijs en de recente ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek duidelijk naar voren komt. Docenten gaven in de gesprekken aan 60
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
regelmatig gebruik te maken van zowel eigen onderzoeksresultaten als van resultaten van collega’s. Tijdens het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding is de interactie tussen onderzoek en onderwijs beperkt, omdat in deze jaren de basiskennis en de basisvaardigheden van de studenten worden ontwikkeld. In de specialisatiefase is de koppeling tussen onderwijs en onderzoek duidelijk zichtbaar. Tijdens het werkcollege voeren studenten in kleine groepjes empirisch onderzoek uit dat gerelateerd is aan het onderzoek van de docenten die het vak verzorgen. Ook in de masteropleiding geven de eindkwalificaties blijk van de aandacht voor academische vaardigheden in het curriculum. De opbouw van het curriculum loopt uit op een eindwerkstuk, de individuele masterscriptie, met een wetenschappelijke oriëntatie op masterniveau. In de masterscriptie laat een student zien dat hij/zij in staat is om op basis van een probleemstelling een probleem van grotere complexiteit op te lossen via het gebruik van relevante wetenschappelijke bronnen, systematische selectie uit deze bronnen, economische concepten en methoden van onderzoek. Bovendien is de student in staat daarvan op een coherente en correcte manier verslag te doen. Interactie met wetenschappelijk onderzoek vindt bijvoorbeeld plaats tijdens de werkcolleges, waarin studenten in kleine groepjes empirisch onderzoek uitvoeren dat is gerelateerd aan het onderzoek van de docenten die het vak verzorgen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie Er wordt in de zelfstudie aangegeven dat de opgestelde eindkwalificaties blijk geven van aandacht voor academische vaardigheden in het curriculum en dat deze vaardigheden zijn verwerkt in het curriculum. Dit curriculum bouwt op naar en loopt uit in een eindwerkstuk, de individuele bachelorscriptie. Hierin laat de student zien dat hij in staat is om op basis van een probleemstelling een probleem van (relatief) beperkte complexiteit op te lossen via het gebruik van relevante wetenschappelijke bronnen, systematische reflectie uit deze bronnen, economische concepten en methoden van onderzoek, en dat hij in staat is daarvan op een coherente manier verslag te doen. Masteropleiding Economics and Business De eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden naast wetenschappelijke competenties ook kennis moeten hebben van het ontwerp van beleidsadviezen, gericht op de oplossing van concrete (economische) problemen van bedrijven of overheden en het aangeven van mogelijke knelpunten bij de uitvoerlegging hiervan. Bij het invulling geven aan het curriculum wordt rekening gehouden met de verschillende eindkwalificaties. In de werkcolleges worden regelmatig onderwerpen uit de actuele beroepspraktijk ingebracht. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research Er wordt in de zelfstudie aangegeven dat de opgestelde eindkwalificaties blijk geven van aandacht voor academische vaardigheden in het curriculum. Zo bouwen schrijfvaardigheden, presentatievaardigheden en kennis van methoden en technieken zich op gedurende het gehele curriculum. Het curriculum bouwt op en loopt uit in een eindwerkstuk, de individuele bachelorscriptie. Deze bachelorscriptie kent een wetenschappelijke oriëntatie op bachelorniveau, beschreven in de studiegids en vertaald in beoordelingsformulieren. Studenten tonen met de bachelorscriptie aan dat ze in staat zijn om een probleemstelling van (relatief) beperkte omvang op te lossen via het gebruik van relevante wetenschappelijke bronnen, systematische selectie uit deze bronnen, economische en econometrische concepten
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
61
en methoden van onderzoek. Ook zijn studenten in staat om hiervan op een coherente en correcte manier verslag te doen. Masteropleiding Econometrics and Management Science De eindkwalificaties beschrijven dat de afgestudeerden naast wetenschappelijke competenties ook kennis hebben van het ontwerp van het gevoerde economische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover. In de werkcolleges wordt regelmatig aandacht besteed aan onderwerpen uit de actuele beroepspraktijk. Bacheloropleiding Fiscale Economie De onderwerpen die worden behandeld in het vak Integratie Fiscale Economie zijn veelal ontleend aan lopend onderzoek en de actuele problematiek uit de praktijk. Docenten illustreren de stof met voorbeelden uit hun eigen onderzoek en praktijk. Ook wordt aangegeven dat het internationaal wetenschappelijk niveau en het actuele van de gebruikte tekstboeken van belang zijn voor de wetenschappelijk oriëntatie. Masteropleiding Fiscale Economie In de zelfstudie wordt aangegeven dat de doelstelling van de masteropleiding Fiscale Economie is de student te vormen tot een hoogwaardig opgeleid fiscaal econoom die zowel de wetenschappelijke dimensie van zijn vakgebied kan waarderen als ook oog heeft voor maatschappelijke effecten die belastingheffing met zich mee kan brengen. Het is belangrijk dat de opleiding de student in staat stelt zelfstandig voort te bouwen op verkregen kennis en inzicht. De masteropleiding moet daarom uitdagen en stimuleren om op zodanige wijze probleemoplossend vermogen, wetenschappelijke attitude en creatief denkvermogen te ontwikkelen dat de student in staat is om zijn wetenschappelijke discipline kritisch te benaderen en te plaatsen tegenover andere economische, niet-economische en niet-fiscale opvattingen en hierover een standpunt te bepalen. Masteropleiding Economics and Informatics De beschreven eindkwalificaties hebben tot doel om vakbekwame afgestudeerden af te leveren met een goede kennis van informatica en van de toepassingsmogelijkheden van informatica in de (bedrijfs-)economie. De afgestudeerden zijn in staat vraagstukken op het raakvlak van de informatica en economie te analyseren en oplossingen te ontwikkelen en te implementeren in samenwerking met andere specialisten. Oordeel De commissie komt tot het oordeel dat alle opleidingen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een wetenschappelijke opleiding. Masteropleidingen Eén van de manieren waarop de masterstudenten in aanraking komen met de beroepspraktijk, is het combineren van de masterscriptie met een stage. Er is echter formeel geen stage opgenomen in het curriculum. De commissie is van mening dat deze tweebenigheid ongewenst is en tot studievertraging leidt. Ze adviseert de ESE daarom om een duidelijk stagebeleid te formuleren. De stage kan (optioneel) worden opgenomen in het programma, waarbij controle kan plaatsvinden op de maximale tijdsduur. Momenteel staat de stage niet omschreven in het programma en zou daarom niet aangemoedigd, misschien zelfs afgeraden moeten worden. Het moet voor studenten helder zijn dat een stage ‘op eigen risico’ is en kan leiden tot studievertraging. De commissie merkt daarbij wel op dat dit niet alleen geldt voor alle opleidingen aan de ESE, maar ook voor vergelijkbare opleidingen aan andere universiteiten in Nederland.
62
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie, masteropleiding Economics and Business De commissie concludeert dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate vorm krijgt. Ook de goede, gerenommeerde onderzoekers worden in de eerste jaren van de bacheloropleiding ingezet om hoorcolleges voor grote groepen (honderden studenten) te geven. Uit de gesprekken met zowel studenten als docenten kreeg de commissie de indruk dat deze colleges hoog gewaardeerd worden. De commissie constateert en waardeert dat door de verplichting van zowel onderwijs als onderzoek voor het wetenschappelijk personeel de ontwikkelingen in het onderzoek goed hun weg naar het onderwijs vinden. Met name de werkcolleges zijn volgens de commissie geschikt om actuele ontwikkelingen te behandelen, uit de gesprekken met docenten en studenten is gebleken dat dit ook het geval is. De contacten met de beroepspraktijk zijn bij de opleidingen voldoende, maar blijven beperkt tot het minimum. Zowel de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie als de masteropleiding Economics and Business zijn volgens de commissie behoorlijk theoretisch en leiden niet op tot een enkele specifieke functie. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie concludeert dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate vorm krijgt. Gerenommeerde onderzoekers worden ook in de eerste jaren van de bacheloropleiding ingezet om hoorcolleges te geven. Uit de gesprekken met zowel de studenten als de docenten kreeg de commissie de indruk dat deze colleges hoog gewaardeerd worden. De commissie constateert en waardeert dat door de verplichting van zowel onderwijs als onderzoek voor het wetenschappelijk personeel de ontwikkelingen in het onderzoek hun weg naar het onderwijs vinden. Met name de werkcolleges zijn volgens de commissie geschikt om actuele ontwikkelingen in het onderzoek en in de beroepspraktijk te behandelen. Uit de gesprekken met studenten en docenten is gebleken dat dit ook het geval is. De commissie is van mening dat bij zowel de bacheloropleiding als bij de masteropleiding een goede interactie bestaat tussen docenten en studenten. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie De commissie heeft geconcludeerd dat de interactie tussen onderwijs, de praktijk en onderzoek in voldoende mate vorm krijgt. Ze merkt daarbij op dat de band met de praktijk heel sterk is, en dat de band met de wetenschap voldoende, maar minimaal is. Oorzaak hiervoor lijkt te zijn dat een deel van de docenten niet of nauwelijks betrokken is bij wetenschappelijk onderzoek. De commissie heeft vastgesteld dat niet alle docenten van de fiscale vakken voldoen aan de gestelde internationale onderzoekseisen die de ESE stelt aan haar onderzoekers. De commissie is daarbij van mening dat de door de ESE gestelde eisen niet volledig toepasbaar zijn op de discipline fiscale economie. Het vakgebied van de fiscale economie kent volgens de commissie een vooral nationaal karakter. De commissie stelt dan ook dat niet gepromoveerden en/of degenen die niet aan de gestelde eisen van de wetenschapsbeoefening kunnen voldoen een nuttige bijdrage kunnen leveren aan een belangrijke discipline binnen het nationaal-economische krachtenveld en is van mening dat er wel degelijk voldoende verband is tussen het onderwijs en het nationaal wetenschappelijk onderzoek. De commissie zal hier bij F12 verder op ingaan. Uit de gesprekken met zowel studenten als docenten kreeg de commissie de indruk dat de werkcolleges hoog gewaardeerd worden. Met name de werkcolleges zijn volgens de commissie geschikt om actuele ontwikkelingen in de wetenschap en beroepspraktijk te behandelen. Uit de gesprekken met studenten en docenten is gebleken dat dit ook het geval is. De commissie heeft geconstateerd dat er in het studieprogramma ruime aandacht is voor het verwerven van onderzoeksvaardigheden en andere algemene academische vaardigheden. De
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
63
opleiding heeft in deze vaardigheden duidelijk een opbouwende moeilijkheidsgraad weten aan te brengen. Op basis van de gevoerde gesprekken is de commissie tot het oordeel gekomen dat er in beide opleidingen Fiscale Economie een goede interactie bestaat tussen het gegeven onderwijs en de praktijk, met daarbij een duidelijk verband naar het nationaal onderzoek. Docenten werken veelal ook in de beroepspraktijk en betrekken in hoge mate nieuwe ontwikkelingen en actuele vraagstukken bij het gegeven onderwijs. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie heeft geconcludeerd dat de interactie tussen onderwijs en onderzoek in voldoende mate vorm krijgt. De commissie constateert en waardeert dat (doordat het wetenschappelijk personeel de verplichting heeft zowel onderwijs te geven als onderzoek te doen) de ontwikkelingen in het onderzoek hun weg naar het onderwijs vinden. Met name het werkcollege is volgens de commissie geschikt om actuele ontwikkelingen te behandelen. Uit de gesprekken met studenten en docenten is gebleken dat dit ook het geval is. De commissie is van mening dat tussen docenten en studenten goede banden en interactie bestaan. De contacten met de beroepspraktijk zijn bij deze opleidingen ruim voldoende. Het profiel van de opleiding is volgens de commissie zeer bijzonder, met name het programma Computational Economics. Op dit moment slaat deze opleiding een brug tussen economie, ICT en informatica. De commissie is van mening dat het opleidingsmanagement een duidelijke keuze moet maken: doorgaan met het verbinden van deze kolommen, dus de brug versterken, of teruggaan naar de basis en meerdere varianten op een stevigere basis opzetten. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de vakken die in het programma van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie zijn opgenomen (zie tabel 8). Zoals eerder is vermeld, zijn de vakken in het eerste en tweede jaar verplicht en vinden in het derde jaar zowel verbreding als verdieping plaats. In de bijlage van de zelfstudie wordt in een matrixtabel aangegeven aan welke eindkwalificaties de verschillende vakken bijdragen. In het eerste jaar wordt in de disciplineinhoudelijke vakken eindkwalificatie 1 vertegenwoordigd. De vakken waarin wiskunde, statistiek, methoden en technieken worden gegeven, zorgen voor vertegenwoordiging van
64
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
eindkwalificatie 2. Met eindkwalificaties 3 t/m 6 wordt al in het eerste jaar begonnen in het vak Toegepaste statistiek. In het tweede jaar wordt hierop voortgebouwd en in het laatste jaar van het curriculum komen de onderzoeksvaardigheden grotendeels terug in het werkcollege en de bachelorscriptie. Met eindkwalificaties 7 en 8 wordt in het eerste jaar een begin gemaakt, in de daarop volgende jaren worden deze eindkwalificaties verder uitgebouwd. De generieke competenties (eindkwalificaties 9 t/m 15) zijn in het gehele curriculum vertegenwoordigd. Met name aan de eindkwalificaties Samenwerken en Communiceren wordt in het eerstejaarsvak Vaardigheden 1 uitgebreid aandacht besteed. Het tweedejaarsvak ‘Methoden, Technieken en Onderzoeksproject’ brengt veel onderwerpen samen en omvat een groot aantal eindkwalificaties. In het derde jaar worden in het werkcollege bijna alle eindkwalificaties behandeld. Met uitzondering van eindkwalificaties 3 en 12, formuleren van doelstelling en probleemstelling, en kadering, komen in dit vak alle eindkwalificaties aan bod. Ook bij het schrijven van de bachelorscriptie zijn vrijwel alle eindkwalificaties vertegenwoordigd. Alleen eindkwalificaties 1 en 13, het verkrijgen van kennis van de (bedrijfseconomische) wetenschap en het samenwerken, komen bij het schrijven van de bachelorscriptie niet aan bod. Masteropleiding Economics and Business Het curriculum van de masteropleiding kent negen vastgestelde programma’s, waardoor de studenten kunnen kiezen uit verschillende coherente programma’s binnen de masteropleiding. Bij elk van de vakken in de negen programma’s is aangegeven aan welk van de eindkwalificaties het vak bijdraagt. De resultaten daarvan zijn weergegeven in een matrixtabel. Hieruit blijkt dat alle eindkwalificaties zijn vertegenwoordigd in het curriculum, de meeste eindkwalificaties zijn aanwezig in meerdere vakken. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de vakken die in het programma van de bacheloropleiding zijn opgenomen (zie tabel 9). Zoals eerder is vermeld, zijn de vakken in het eerste en tweede jaar verplicht en vindt in het derde jaar zowel verbreding als verdieping plaats. In de bijlage van de zelfstudie wordt in een matrixtabel aangegeven aan welke eindkwalificaties de verschillende vakken bijdragen. Aan eindkwalificatie 1 wordt gedurende de hele bacheloropleiding aandacht besteed. In het eerste jaar ligt de nadruk op weergeven en interpreteren van wiskunde, statistiek en economie. In het tweede en derde jaar is er ook aandacht voor een programmeertaal, econometrie en besliskunde. Met eindkwalificatie 2 wordt in het eerste jaar gestart, in de daaropvolgende jaren wordt dit vermogen verder opgebouwd. In het eerste jaar worden de vakken Micro-economie en Macro-economie aangeboden. In het tweede jaar vindt uitbreiding plaats met onder andere Finance, Econometrie en Niet-lineair optimaliseren en in het derde jaar is deze eindkwalificatie bij alle vakken aanwezig. Eindkwalificaties 3, 4, 6 en 9 zijn aanwezig in alle jaren van de bacheloropleiding. In het eerste jaar wordt gestart met kansrekening, statistiek, lineair programmeren en wiskundige methoden. Ook dit wordt in het tweede en derde jaar uitgebreid. De eindkwalificaties 5, 7 en 8 komen voor het eerst aan bod in het tweede jaar en zijn tevens aanwezig in het derde jaar. De generieke academische competenties (eindkwalificaties 9 t/m 15) zijn in het gehele curriculum terug te vinden. Met name aan de eindkwalificaties ‘analytische grondhouding’, ‘samenwerking’ en ‘communicatie’ wordt in veel eerstejaarsvakken aandacht besteed. Het
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
65
basiswerkcollege in het tweede jaar brengt veel onderwerpen samen en omvat een groot aantal eindkwalificaties. In het derde jaar worden in het werkcollege alle eindkwalificaties behandeld. Ook bij het schrijven van de bachelorscriptie zijn vrijwel alle eindkwalificaties vertegenwoordigd. Masteropleiding Econmetrics and Management Science Het curriculum van de masteropleiding kent vier vastgestelde programma’s, waardoor de studenten kunnen kiezen uit vier coherente programma’s binnen de master. Bij elk van de vakken in de vier programma’s is aangegeven aan welk van de eindkwalificaties het vak bijdraagt. De resultaten daarvan zijn weergegeven in een matrixtabel. Hieruit blijkt dat alle eindkwalificaties minimaal één keer zijn vertegenwoordigd in het curriculum, de meeste eindkwalificaties zijn aanwezig in meerdere vakken. Bacheloropleiding Fiscale Economie In de zelfstudie wordt een overzicht gegeven van de vakken die in het programma van de bacheloropleiding Fiscale Economie zijn opgenomen (zie tabel 10). Zoals eerder is vermeld, zijn bijna alle vakken verplicht. In de bijlage van de zelfstudie wordt in een matrixtabel aangegeven aan welke eindkwalificaties de verschillende vakken bijdragen. Voor het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding zijn de eindkwalificaties gelijk aan die van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. In het eerste jaar wordt in de discipline-inhoudelijke vakken eindkwalificatie 1 vertegenwoordigd. De vakken waarin wiskunde, statistiek, methoden en technieken worden gegeven, zorgen voor vertegenwoordiging van eindkwalificatie 2. Met eindkwalificaties 3 t/m 7 wordt al in het eerste jaar begonnen in het vak Toegepaste statistiek. In het tweede jaar wordt hierop verder gebouwd en in het laatste jaar van het curriculum komen deze vaardigheden grotendeels terug in het werkcollege en de bachelorscriptie. De generieke competenties (eindkwalificaties 8 t/m 15) zijn in het gehele curriculum vertegenwoordigd. In het derde jaar worden in het werkcollege alle eindkwalificaties behandeld. Ook bij de overige vakken en bij het schrijven van de bachelorscriptie is een groot deel van de eindkwalificaties vertegenwoordigd. Masteropleiding Fiscale Economie Het curriculum van de masteropleiding is een vast programma (zie tabel 11). Voor elk van de vakken is aangegeven aan welk van de eindkwalificaties het vak bijdraagt. De resultaten daarvan zijn weergegeven in een matrixtabel. Hieruit blijkt dat alle eindkwalificaties meerdere keren zijn vertegenwoordigd in het curriculum, de meeste eindkwalificaties zijn aanwezig in meerdere vakken. Masteropleiding Economics and Informatics Het curriculum van de masteropleiding heeft twee richtingen, waardoor de studenten kunnen kiezen uit twee coherente programma’s binnen de master. In de bijlage van de zelfstudie wordt in een matrixtabel aangegeven aan welke eindkwalificaties de verschillende vakken bijdragen. Hieruit blijkt dat alle eindkwalificaties meerdere keren zijn vertegenwoordigd in het curriculum. Veel van de eindkwalificaties komen terug in alle vakken. Oordeel Tijdens de gesprekken werd op meerdere momenten duidelijk dat de ESE bewust heeft gekozen voor een monodisciplinaire profilering, waarbij het economische perspectief centraal
66
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
staat. De commissie heeft waardering voor deze duidelijke keuze, waarbij algemene economie en bedrijfseconomie centraal staan. Het aanbieden van monodisciplinair economieonderwijs met een breed keuzepakket is volgens de commissie, zeker aan de EUR waar ook een School of Management is gevestigd, een goede keuze. De commissie heeft de programma’s bestudeerd vanuit het perspectief van de eindkwalificaties en de uitwerking daarvan op vakniveau. Zij kan zich over het algemeen vinden in de manier waarop de verbanden in de zelfstudie worden gelegd en is van oordeel dat de eindkwalificaties op een adequate manier worden geconcretiseerd in de programma’s. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De commissie is van oordeel dat het bachelorprogramma zeer goed doordacht en duidelijk is. Ook is ze enthousiast over de keuze van de opleiding om in de eerste twee jaar de economie in haar volle breedte te onderwijzen. In deze bacheloropleiding wordt in het derde jaar, onder andere in de werkcolleges, zeer goed gebruikgemaakt van de brede economische basis die in de eerste twee jaren wordt gelegd. In de werkcolleges vindt een integratie plaats van alle opgedane kennis en worden verbanden gelegd met zowel onderzoek als met de praktijk. Na het verwerven van een verplichte brede basis kan in het derde jaar een grote variëteit aan majoren worden gevolgd, die duidelijke navolging vinden in de masterprogramma’s. De eindkwalificaties met betrekking tot vaardigheden zijn duidelijk omschreven. De commissie is van oordeel dat de verwerking van de eindkwalificaties in de vakken ruime aandacht krijgt. De opleidingscoördinator denkt na over de plaatsing van de vaardigheden in de vakkenmatrix en de commissie is van mening dat de vakken Vaardigheden 1 en 2 inhoudelijk goed in elkaar zitten. Op basis van de gesprekken adviseert de commissie om vaardigheden als schrijven en presenteren al eerder in het curriculum aan bod te laten komen. Masteropleiding Economics and Business De commissie waardeert de grote variëteit aan masterprogramma’s binnen de masteropleiding. Deze programma’s vormen een gespecialiseerde verdieping op de stevige basis die in de bacheloropleiding wordt gelegd. Zoals de commissie al bij haar oordeel van F1 heeft opgemerkt, is de vakkenmatrix van de masteropleiding Economics and Business overvol. De commissie heeft opgemerkt dat niet alle docenten bekend zijn met deze matrix en is van mening dat de overvolle matrix geen recht doet aan de inhoud van het programma. Het advies van de commissie aan de opleidingsdirecteur en de programmamanagers is om in overleg met de betrokken docenten deze matrix opnieuw in te vullen. Daarbij dienen de vaardigheden op een logische en opbouwende wijze in het curriculum te worden verwerkt. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De commissie is van oordeel dat het bachelorprogramma goed doordacht en duidelijk is. Zo is goed uitgewerkt hoe de major het beste in het programma past, bijvoorbeeld met het basiswerkcollege. De bacheloropleiding is behoorlijk toegepast, wat het volgens de commissie voor de studenten een interessante benadering geeft. De commissie merkt in positieve zin op dat filosofie bij deze opleiding (beperkt) in het curriculum is verwerkt. Ook heeft ze geconstateerd dat de opleiding actief samenwerkt met studenten om een goed bachelorprogramma op te stellen. Het is de commissie opgevallen dat er weinig bedrijfseconomische componenten in de bacheloropleiding zitten, met name in het eerste jaar. Zowel het domeinspecifiek referentiekader als de eindkwalificaties van de bacheloropleiding (op vakniveau) geven aan dat in een economische bacheloropleiding een minimale hoeveelheid bedrijfseconomische
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
67
componenten aanwezig dient te zijn. Ze vindt dat opmerkelijk, aangezien bedrijfseconomische componenten in voldoende mate aanwezig zijn in de masteropleiding. Masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie is van oordeel dat met de vier programma’s in de masteropleiding een duidelijke structuur met vier varianten is aangebracht. De masterprogramma’s zijn opgebouwd uit veel en kleine vakken. De commissie is zich bewust dat de opleiding deze vorm heeft gekozen om de stof, vanwege het blokkensysteem van acht weken per blok, door herhaling beter te laten beklijven. De commissie is echter van mening dat veel en kleine vakken niet eigen zijn aan een fundamentele masteropleiding. Ze adviseert het opleidingsmanagement ervoor te waken dat ondanks de kleine vakken voldoende diepgang wordt behaald. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Zoals de commissie al bij haar oordeel van F1 heeft opgemerkt, is de vakkenmatrix van de masteropleiding Fiscale Economie overvol. De commissie heeft opgemerkt dat niet alle docenten bekend zijn met de matrix en is van mening dat de overvolle matrix geen recht doet aan de inhoud van het programma. Het advies van de commissie aan de opleidingsdirecteur en de programmamanagers is om in overleg met de betrokken docenten deze matrix opnieuw in te vullen. Daarbij dienen de vaardigheden op een logische en opbouwende wijze in het curriculum te worden verwerkt. Het eerste jaar en het overgrote deel van het tweede jaar van de bacheloropleiding is volledig gelijk aan dat van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. Dit betekent dat deze twee jaren een sterke nadruk op economische vakken kennen. De commissie heeft de indruk dat het beter zou zijn als er ook al in het eerste jaar ten minste één oriënterend fiscaal vak aan bod komt. De masteropleiding is, zeker in combinatie met de bacheloropleiding, een bijzondere opleiding in Nederland. Wel is de masteropleiding erg fiscaal gericht; de commissie had graag een andere, meer evenwichtige opbouw van de curricula en van de integratie van het fiscale en juridische deel in de opleidingen gezien. De commissie is enthousiast over de keuze van de ESE om de economie ook in de bacheloropleiding in haar volle breedte te onderwijzen. Hierdoor wordt een brede economische basis gelegd, waardoor deze bacheloropleiding volgens de commissie echte (fiscaal) economen opleidt. In de werkcolleges vindt een integratie plaats van alle opgedane kennis en wordt een verband gelegd met zowel onderzoek als praktijk. Masteropleiding Economics and Informatics Ondanks de monodisciplinaire economische profilering van de ESE merkt de commissie op dat zowel docenten als studenten technisch onderlegd zijn, maar soms vergeten dat ze in een economische omgeving functioneren. Ze raadt de opleiding aan om goed gebruik te maken van de economische kennis die in de faculteit aanwezig is. Zoals de commissie al bij haar oordeel van F1 heeft opgemerkt, is de vakkenmatrix van de opleiding overvol. De commissie heeft opgemerkt dat niet alle docenten bekend zijn met de matrix en is van mening dat de overvolle matrix geen recht doet aan de inhoud van het programma. Het advies van de commissie aan de opleidingsdirecteur en de programmamanagers is om in overleg met de betrokken docenten deze matrix opnieuw in te vullen. Daarbij dienen de vaardigheden op een logische en opbouwende wijze in het curriculum te worden verwerkt.
68
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De commissie waardeert dat met de twee programma’s in de masteropleiding een duidelijke structuur is aangebracht. De masterprogramma’s zijn opgebouwd uit veel verschillende, kleine vakken. De commissie realiseert zich dat de opleiding deze vorm bewust heeft gekozen om de stof, vanwege het blokkensysteem van slechts acht weken, door herhaling beter te laten beklijven. De commissie is echter van mening dat veel en kleine vakken niet eigen zijn aan een fundamentele masteropleiding. Ze adviseert het opleidingsmanagement ervoor te waken dat in de kleine vakken voldoende diepgang wordt behaald. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie In de zelfstudie wordt vermeld dat de onderzoeksgebieden waarop de ESE-staf actief is, als thematische lijnen in het programma zijn verweven. Deze onderzoeksgebieden omvatten de bedrijfseconomie, de algemene economie en de fiscale economie. Daarnaast wordt er een variëteit aan steunvakken gegeven. Ieder hoofdonderzoeksgebied wordt geïntroduceerd in het eerste of tweede jaar van de bacheloropleiding. Het tweede jaar kent diverse verdiepingslijnen ten opzichte van het eerste jaar, en in het derde jaar kan de student zich verder verdiepen in een van de onderzoeksgebieden. In het hieronder gegeven diagram, figuur 1, wordt de horizontale en verticale samenhang inzichtelijk gemaakt. Masteropleiding Economics and Business Het curriculum van de masteropleiding Economics and Business kent negen programma’s (zie pagina 55). Ieder programma heeft een eigen coördinator die de samenhang van het programma bewaakt. De verschillende programmacoördinatoren voeren overleg met de opleidingsdirecteur over de inhoud en samenhang van het programma. Naast de negen vastgestelde programma’s kunnen de masterstudenten kiezen voor een ‘vrije master’. Deze vrije master kan worden aangevraagd via de examencommissie, daarbij wordt individueel beoordeeld op samenhang. In de zelfstudie wordt vermeld dat bij elk van de vakken van de masterprogramma’s wordt nagegaan aan welke van de eindkwalificaties het vak bijdraagt. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De samenhang van het curriculum wordt in het eerste en het tweede jaar bewaakt door het opleidingsmanagement, in nauwe samenwerking met de OLC. In 2008 is intensief gesproken over de stroomlijning van het programma. Dit resulteerde in 2009 in aanpassingen, zoals het vervangen van een 8 EC vak (Programmeren) door twee vakken, (Programmeren en Simulatie). Ook het vak Inleiding Accounting is vervangen door een nieuw vak, Accounting voor Econometristen. In het tweede jaar wordt op vakniveau voortgebouwd op vakken uit het eerste jaar (concentrische opbouw). In figuur 2 wordt een overzicht gegeven van de samenhang die bestaat in de bacheloropleiding.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
69
Algemene economie
Bedrijfseconomie
steunvakken
Boekhouden (4EC)
Inleiding Accountancy (8EC)
Marketing (8EC)
Macro economie (8EC)
Wiskunde1 (4EC)
Vaardigheden (4EC)
Organisatie (8EC)
Micro economie (8EC)
Wiskunde (4EC)
Toegepaste statistiek 1 (4EC)
2
1
jaar 1
Accounting (8EC)
Finance (8EC)
ACI 1b (4EC)
Toegepaste economie (8EC) Internationale economie (8EC)
Geschiedenis van het economisch denken (4EC)
Toegepaste statistiek 2 (4EC)
Filosofie van de economie (4EC)
Methoden, technieken + research project (4EC)
Fiscale economie (4EC)
jaar 2
Minor (12EC)
Major werkcollege (12EC)
Major vakken (2 x 4EC)
Keuzevakken (16EC)
Bachelorscriptie + vaardigheden 2 (12EC)
jaar 3
Figuur 1: Programma bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie 2008-2009
BA-1 Analyse 1 Analyse 2 Matrix Algebra 1 Matrix Algebra 2 Wiskundige methoden
BA-2
BA-3
Inleiding statistiek Kansrekekening
Micro economie Macro economie
Inleiding programmeren
Lineair programmeren
Voortgezette statistiek
Finance 1 Marketing Research 1 Accounting
Programmeren Numerieke methoden
Combinatorisch optimaliseren Niet-lineair optimaliseren Markov processen Econometrie 1
Game Theory Applications Filisofie van de economie Economisch vak
Voortgezet programmeren
Tijdreeksanalyse
Power week Mentoraat Oriëntatie
Vaardigheden basiscollege
Majorvak Werkcollege Bachelorscriptie Minor Vrije keuzeruimte
Figuur 2: Programma bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie 2008-2009
70
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
In het derde jaar ontstaat de samenhang vooral door de opbouw in drie grotere blokken met een sterke interne coherentie: de minor, de major en de scriptie. Ook is er naast enkele verdiepende vakken een beperkte keuzeruimte. De minoren vertegenwoordigen de verbreding op universitair niveau en worden aangeboden door alle faculteiten van de EUR. De majoren zijn verdiepend op het terrein van de econometrie. De examencommissie kan toestemming verlenen voor een ‘vrije bachelor’, als voldoende samenhang kan worden aangetoond. Masteropleiding Econometrics and Management Science De masteropleiding kent vier programma’s, waardoor voor de studenten coherente programma’s binnen het curriculum zichtbaar zijn. Elke stroom heeft een coördinator die de samenhang bewaakt. De programmacoördinatoren overleggen met de opleidingsdirecteur over de inhoud en samenhang van het programma. Naast deze vier masterprogramma’s kunnen de studenten kiezen voor een ‘vrije master’. Deze vrije master kan worden aangevraagd via de examencommissie en wordt daarbij individueel getoetst op samenhang. In de zelfstudie wordt verder vermeld dat bij elk van de vakken van de masterprogramma’s wordt nagegaan aan welke van de eindkwalificaties ze bijdragen. Bacheloropleiding Fiscale Economie Zoals eerder aangegeven zijn de eerste twee jaren van de bacheloropleiding Fiscale Economie nagenoeg gelijk aan de eerste twee jaren van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. De motivatie hiervoor is dat fiscale economie primair een economische discipline is. Daar vloeit uit voort dat de fiscaalinhoudelijke vakken pas aan de orde komen als de student een solide basis in de algemene economie en delen van de bedrijfseconomie heeft verworven. De zelfstudie meldt dat dit als bijkomend voordeel heeft dat studenten de definitieve studiekeuze tot een later moment kunnen uitstellen. Uitgangspunt van het curriculum is dat studenten met alle aspecten van de fiscale economie in aanraking moeten zijn gekomen. Daarnaast moeten studenten ook in de economische effecten van belastingheffing worden ingevoerd. Verder vindt het opleidingsmanagement het van belang dat alle onderdelen van het curriculum in een apart vak worden geïntegreerd, het werkcollege Integratie Fiscale Economie. De samenhang van het curriculum wordt in het eerste en het tweede jaar bewaakt door het opleidingsmanagement, in nauwe samenwerking met de opleidingscommissie Economie en Bedrijfseconomie. In de zelfstudie wordt vermeld dat de onderzoeksgebieden waarop de ESE-staf actief is, als thematische lijnen in de eerste twee jaren van het programma van de bacheloropleiding zijn verweven. Deze onderzoeksgebieden omvatten de algemene economie, delen van de bedrijfseconomie en de fiscale economie. Daarnaast wordt er een variëteit aan steunvakken gegeven. Ieder hoofdonderzoeksgebied wordt in het eerste of tweede jaar van de bacheloropleiding geïntroduceerd. Tussen het eerste en tweede jaar zijn er diverse verdiepingslijnen, in het derde jaar kan de student zich verder specialiseren in een van de onderzoeksgebieden. Masteropleiding Fiscale Economie De masteropleiding Fiscale Economie bestaat uit vijf programmaonderdelen. Hiervan zijn drie onderdelen gevormd rond een thema: het Midden- en kleinbedrijf, de Multinationale onderneming, en Tax Policy. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van het Europese en Internationale Belastingrecht in het algemeen. In blok vier hebben studenten de mogelijkheid zich verder te specialiseren, in de vorm van twee als capita selecta aangeboden vakken. Het sluitstuk van de opleiding is de masterscriptie, waarin een fiscaal onderwerp wordt behandeld.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
71
De fiscale opleiding heeft van nature een nationale dimensie, omdat de fiscale regelgeving voornamelijk betrekking heeft op de Nederlandse situatie. Uiteraard wordt ook aandacht besteed aan de positie van Nederland binnen Europees en internationaal verband. Masteropleiding Economics and Informatics Er zijn twee programma’s beschreven, wat voor de studenten de coherentie binnen het curriculum zichtbaar maakt. Elke stroom heeft een coördinator die de samenhang bewaakt. De programmacoördinatoren overleggen met de opleidingsdirecteur over de inhoud en samenhang van het programma. Naast deze twee masterprogramma’s kunnen de studenten kiezen voor een ‘vrije master’. Deze vrije master kan worden aangevraagd via de examencommissie en wordt individueel getoetst op samenhang. In de zelfstudie wordt verder vermeld dat bij elk van de vakken van de masterprogramma’s wordt nagegaan aan welke van de eindkwalificaties ze bijdragen. Oordeel In de paragrafen hieronder zal voor de afzonderlijke opleidingen worden ingegaan op de samenhang van de programma’s. Voor de bacheloropleidingen en voor de masteropleidingen concludeert de commissie dat de interne samenhang van de opleidingen voldoet. De constatering van de commissie is dat de samenhang van de opleidingen zeker voldoende is, maar dat de aandacht die het opleidingsmanagement aan de samenhang besteedt onvoldoende zichtbaar is voor de studenten. De terugkoppeling aan studenten en docenten over de maatregelen die worden genomen om de samenhang te garanderen, verdient de aandacht van het opleidingsmanagement. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De commissie heeft de interne samenhang van het programma van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie bestudeerd. Ze is van mening dat de inhoudelijke samenhang in het programma logisch, passend en voldoende doordacht is. Zij kan zich bovendien vinden in de uitwerking die de opleiding geeft aan de opbouw van het programma. De commissie heeft geconstateerd dat binnen de vakken goede samenhang bestaat en dat ook tussen de vakken is nagedacht over de samenhang. Zo ontwikkelen de studenten bijvoorbeeld academische vaardigheden die in de loop van het curriculum worden opgebouwd en uitmonden in de bachelorscriptie. Ook zijn er in het curriculum duidelijk twee economische kolommen aangebracht waarvan de vakken in het tweede jaar voortborduren op de kennis die in het eerste jaar van de opleiding is opgedaan. Masteropleiding Economics and Business De commissie heeft de interne samenhang van het programma van de masteropleiding Economics and Business bestudeerd en is van mening dat de inhoudelijke samenhang in het masterprogramma voldoet. Binnen elk van de negen programma’s zijn één of meerdere verplichte vakken en kunnen studenten een aantal keuzevakken volgen, waarbij voor alle keuzemogelijkheden de samenhang wordt gecontroleerd. De commissie heeft geconstateerd dat de programma’s van de masteropleiding organisch zijn gegroeid, waardoor er enige onevenwichtigheid is ontstaan tussen de negen programma’s. De commissie is van mening dat de belangrijkste samenhang, die binnen de programma’s, logisch en voldoende is, maar dat de coördinatie tussen de verschillende programma’s aandacht verdient. Het feit dat de omvang van een programma het aantal keuzevakken bepaalt, is volgens de commissie passend, want het heeft tot gevolg dat het aantal studenten per vak niet sterk varieert tussen de programma’s. Dit past volgens de commissie in het concept van de masteropleiding.
72
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De commissie is van mening dat het stroomlijnonderzoek een goed instrument is om de samenhang van de opleidingen te controleren en te optimaliseren. Uit het gesprek met de OLC bleek dat zowel studenten als docenten enthousiast waren over het stroomlijnonderzoek en de resultaten die het heeft opgeleverd. De terugkoppeling aan met name de studenten over dit stroomlijnonderzoek en de genomen maatregelen, verdient volgens de commissie meer aandacht van het opleidingsmanagement. De commissie heeft de interne samenhang van de bacheloropleiding bestudeerd. Ze is van mening dat de inhoudelijke samenhang in het programma logisch, passend en voldoende doordacht is en kan zich vinden in de uitwerking die de opleiding geeft aan de opbouw van het programma. De commissie heeft geconstateerd dat docenten binnen de vakken zorgen voor goede samenhang en dat ook tussen de vakken wordt nagedacht en gesproken over de samenhang. Zo ontwikkelen de studenten bijvoorbeeld vaardigheden die in de loop van het curriculum worden opgebouwd en uitmonden in de bachelorscriptie. Wat betreft de invulling van de minor is de commissie van mening dat deze het beste buiten de faculteit kan worden ingevuld. Reden hiervoor is de monodisciplinaire benadering van de ESE, waardoor een externe minor de studenten verbreding geeft. Masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie heeft de interne samenhang van het programma van de masteropleiding bestudeerd en is van oordeel dat de inhoudelijke samenhang binnen de vier masterprogramma’s zeer goed is. De vier programma’s zijn duidelijk gestructureerd met een heldere verdeling van economische en kwantitatieve vakken, resulterend in een scriptie binnen die specialisatie. De programma’s zijn duidelijk gericht op een werkkring in de wetenschap of in bedrijven/non-profit sector. Ieder programma kent een duidelijke structuur, opbouw en combinatie van verschillende vakken. Het inperken van keuzemogelijkheden voor de studenten binnen de programma’s leidt er volgens de commissie toe dat in het curriculum alle vakken een duidelijke plaats hebben en met elkaar samenhangen. Ook is de commissie van oordeel dat door het aanbieden van vier masterprogramma’s de econometrie op een brede manier verwerkt is in het curriculum. Bacheloropleiding Fiscale Economie Ondanks dat de commissie heeft geconstateerd dat de samenhang voldoende is, is het over het algemeen onduidelijk op welke manier deze samenhang wordt gecontroleerd. De terugkoppeling aan docenten en studenten en de maatregelen die worden genomen om samenhang te bewaken, verdienen aandacht van het opleidingsmanagement. De commissie heeft de interne samenhang van de bacheloropleiding Fiscale Economie bestudeerd. Ze heeft geconstateerd dat er binnen de vakken goede samenhang is en dat ook tussen de vakken wordt nagedacht over de samenhang. Zo ontwikkelen de studenten bijvoorbeeld kennis en vaardigheden die in de loop van het curriculum worden opgebouwd en uitmonden in de bachelorscriptie. De commissie is het eens met het opleidingsmanagement dat een brede economische basis nuttig en nodig is. Ze vindt het echter jammer dat er in het eerste jaar van het bachelorcurriculum geen enkel oriënterend fiscaal economisch vak is opgenomen en dat er in dit jaar geen specifieke aandacht wordt besteed aan de studenten Fiscale Economie. Nu gaan deze studenten op in de massa van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. De
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
73
commissie is van mening dat de samenhang voor de studenten zou verbeteren als al vanaf het eerste jaar aandacht werd besteed aan fiscale economie, bijvoorbeeld door specifieke mentorgroepen en begeleiding door fiscaal economen. Zoals in het deel voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is beschreven, is de samenhang van het economische deel van het eerste en tweede jaar voldoende. Ook vindt de commissie de samenhang van het fiscaal-economische deel in het derde jaar voldoende. Daarbij merkt ze op dat bij het inrichten van het fiscale deel van de opleiding duidelijk rekening wordt gehouden met het economie-deel, maar dat dit andersom niet in vergelijkbare mate het geval is. Masteropleiding Fiscale Economie De commissie heeft de interne samenhang van het programma van de masteropleiding bestudeerd. Het is de commissie opgevallen dat vakken onderling vrij losstaand zijn, maar ze realiseert zich dat dit een gevolg is van de discipline (zo kent iedere heffingswet zijn eigen vak). Het oordeel van de commissie is dat de docenten door goede onderlinge communicatie zorg dragen voor voldoende samenhang tussen de vakken. De commissie heeft ook opgemerkt dat zowel de docenten als de studenten erg enthousiast waren over het programma, ondanks de zeer beperkte keuzevrijheid. De masteropleiding is sterk fiscaal georiënteerd. Hierbij is volgens de commissie het (bedrijfs)economische deel wat onderbelicht. De commissie is van mening dat het evenwicht tussen het (bedrijfs)economische deel en het fiscaal-economische deel beter over de bacheloropleiding en de masteropleiding zou kunnen worden verdeeld, door in de bacheloropleiding meer fiscale vakken en in de masteropleiding meer (bedrijfs)economische vakken aan te bieden. Dit zou ook de zij-instroom vanuit andere faculteiten faciliteren. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie heeft de interne samenhang van de programma’s van de masteropleiding bestudeerd en is van oordeel dat de inhoudelijke samenhang voldoet. Ieder programma heeft volgens de commissie een duidelijke structuur van opbouw en combinatie van verschillende vakken. Het inperken van keuzemogelijkheden voor de studenten binnen de programma’s leidt er volgens de commissie toe dat binnen het curriculum alle vakken een duidelijke plaats hebben en voldoende met elkaar samenhangen. De samenhang van het programma in de afgelopen periode wordt door de commissie als voldoende beschouwd, maar ze wil ook graag aandacht geven aan de toekomst. Door het wegvallen van de bacheloropleiding zal er ook veel veranderen voor de masteropleiding. De commissie adviseert om een visie over de opleiding te formuleren, teneinde de samenhang tussen de twee programma’s te verbeteren en de opleiding een zelfstandig bestaansrecht te laten behouden. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is goed. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
74
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving De zelfstudie meldt dat een studiejaar is opgebouwd uit vijf onderwijsblokken. Ieder blok bestaat uit zeven collegeweken en wordt gevolgd door een tentamenweek. In de bacheloropleidingen geldt dat het onderwijs is ingedeeld in blokken van 12 EC, waardoor sprake is van evenwichtige spreiding van het onderwijs. In het collegejaar 2007-2008 is faculteitsbreed het jaarplansysteem (JPS) ingevoerd. Het JPS is er volgens de zelfstudie onder andere op gericht om de studenten regelmatiger te laten studeren. Om deze reden is overgegaan van een sequentiële programmering van de vakken naar het hierboven beschreven blokkensysteem. In ieder blok volgen de studenten in principe twee vakken gelijktijdig. Er wordt gestreefd naar betere leerprestaties en daarmee hogere doorstroomsnelheid van de studenten. Met de invoering van de JPS heeft de faculteit een directe koppeling willen maken tussen het studeren tijdens het blok en het tentamen, waardoor studenten geen uitstelgedrag meer kunnen vertonen. Uit de gesprekken met studenten en docenten kwam naar voren dat de meningen over de invoering van het blokkensysteem verdeeld zijn. Studenten gaven aan dat ze hun tijd die ze aan de studie besteden inderdaad gelijkmatiger verdelen, maar dat door de korte duur van de vakken de opgedane kennis minder goed beklijft. Bij de invoering van het JPS is ook een compensatiemogelijkheid ingevoerd voor het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding. Voor iedere bacheloropleiding zijn drie clusters vastgesteld waarbinnen het mogelijk is om een onvoldoende (5) te compenseren, hierdoor worden studenten gestimuleerd zonder bagage uit een vorig studiejaar te beginnen aan het volgende. Hierop wordt in F11 verder ingegaan. Elk vak in het curriculum wordt ieder jaar via elektronische studentenenquêtes geëvalueerd, waarin onder meer de tijdsbesteding van de student voor het betreffende vak wordt gevraagd. De scores worden door de opleidingsdirecteur gerelateerd aan het aantal studiepunten en een werkweek van veertig uur. Studenten besteden in het eerste en tweede jaar van de bacheloropleidingen vooral te weinig uren aan de vakken van 8 EC. Door de invoering van tussentoetsen en opdrachten probeert het opleidingsmanagement studenten aan te zetten tot een grotere inspanning voor deze vakken. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en masteropleiding Economics and Business Voor de masteropleiding Economics and Business rapporteren studenten tijdens de gesprekken dat vooral de eerste twee blokken erg intensief zijn, omdat er drie vakken parallel moeten worden gevolgd. In de gesprekken gaven de studenten aan dat ze gemiddeld twintig uur per week aan hun opleiding besteden, met een piek rond de tentamenperiode en het werkcollege. Ongeveer de helft van de geïnterviewde masterstudenten gaf aan gedurende zestien tot twintig uur per week naast de opleiding te werken. In een aantal gevallen was dit een reden voor studievertraging. Bij navraag door de commissie bleken er bij de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie geen struikelvakken te zijn. Het vak Micro-economie werd moeilijk gevonden, maar werd volgens de studenten wel goed onderwezen. Het vak Accounting werd door de studenten moeilijk en niet echt leuk gevonden. De studenten van de masteropleiding gaven aan dat Statistiek een moeilijk vak werd gevonden. Een andere reden voor
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
75
studievertraging was de masterscriptie. Een aantal van de studenten gaf aan dat de druk vanuit de opleiding laag was om de scriptie binnen de daarvoor gestelde termijn af te ronden. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science Aan de 4 EC vakken besteden studenten volgens de peiling twaalf tot dertien uur per week (college + zelfstudie), wat door het opleidingsmanagement een goede studie-inspanning wordt genoemd. Studenten rapporteren dat voor de masteropleiding vooral de eerste twee blokken erg intensief zijn, omdat er parallel drie vakken moeten worden gevolgd. Bij navraag door de commissie konden de studenten geen echte struikelvakken noemen. In de gesprekken gaven de bachelorstudenten aan in het eerste jaar twintig contacturen te hebben en daarnaast minimaal vijf uren te besteden aan zelfstudie, dat toeneemt naar het einde van een blok toe. In het tweede en derde jaar wordt er meer tijd besteed aan de bacheloropleiding. Er wordt door de studenten aangegeven dat 25 uur te weinig is als je goede cijfers wilt halen. Masterstudenten gaven aan dat ze tussen de 25 en 30 uur per week aan hun opleiding besteden, met een piek rond de tentamenperiode en tijdens het werkcollege. De helft van de geïnterviewde masterstudenten gaf aan naast hun opleiding één tot twee dagen per week te werken. In een aantal gevallen was dit een reden voor studievertraging. Alle studenten vonden dat met voldoende hard werken de opleiding haalbaar is. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Aan de vakken van 4 EC besteden studenten volgens de peiling twaalf tot dertien uur per week (college + zelfstudie), wat door het opleidingsmanagement een goede studie-inspanning wordt genoemd. In de gesprekken gaven de bachelorstudenten aan in het eerste jaar twintig contacturen te hebben en daarnaast minimaal vijf uren te besteden aan zelfstudie, wat tegen het einde van een blok toeneemt. In het derde jaar wordt er veel meer tijd besteed aan de bacheloropleiding. Ook wordt door de studenten aangegeven dat het zeer moeilijk is om cijfers hoger dan een 7 of 8 te halen. Docenten gaven aan dat hogere cijfers wel degelijk mogelijk zijn, maar dat de eisen streng zijn. Masterstudenten gaven aan dat ze meer dan dertig uur per week aan hun opleiding besteden, tijdens de werkcolleges tot meer dan veertig uur per week. Masteropleiding Economics and Informatics In de gesprekken gaven de studenten aan dat ze rond de dertig uur per week aan hun opleiding besteden, met een piek rond de tentamenperiode en tijdens het werkcollege. Ongeveer de helft van de masterstudenten gaf aan twee dagen per week naast de opleiding te werken. In een aantal gevallen was dit een reden voor studievertraging. Alle studenten gaven aan dat met voldoende hard werken de opleiding haalbaar is. Oordeel De commissie verwacht dat het ingevoerde JPS de studenten meer zal motiveren en daarmee ook de doorstroom zal verbeteren, al is het nu nog te vroeg om resultaten te verwachten door de zeer recente invoering van het JPS. De commissie is van mening dat de invoering van de compensatiemogelijkheid van het JPS en de strengere criteria om binnen de bacheloropleiding door te stromen naar het volgende jaar, de studeerbaarheid van de bacheloropleiding bevorderen. Meer studenten beginnen aan een volgend jaar zonder de bagage van openstaande vakken van voorgaande jaren. Om de doorstroom en de studeerbaarheid van de masteropleiding te verbeteren, adviseert de commissie om de harde knip in te voeren. Hierdoor beginnen studenten zonder bagage van openstaande vakken uit de bacheloropleiding aan hun masteropleiding.
76
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De commissie is van oordeel dat de bachelor- en de masteropleidingen voldoen aan het criterium dat in dit facet wordt gesteld over studeerbaarheid. Ze adviseert daarbij aan de opleidingen om de ingezette koers van het activeren en motiveren van studenten te vervolgen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie, masteropleiding Economics and Business De commissie heeft vastgesteld dat de studenten een positief oordeel geven over de studeerbaarheid van zowel de bachelor- als de masteropleiding en dat de programma’s geen echte struikelvakken kennen. Bij een gemiddelde studielast van twintig uur per week is de commissie van oordeel dat de studielast over het algemeen niet hoog is. Ze is van mening dat de studenten meer tijd aan hun studie zouden kunnen besteden. De commissie heeft vastgesteld dat er een uitzondering is op de relatief lage studielast in de opleidingen, namelijk de werkcolleges. Tijdens deze werkcolleges zijn de studenten intensief bezig met de opleiding en besteden ze er meer tijd aan dan de eerder aangegeven twintig uur per week. De commissie verwacht dat het ingevoerde JPS de studenten meer zal motiveren en daarmee ook de doorstroom zal verbeteren, al is het nog te vroeg om resultaten te verwachten door de zeer recente invoering van het JPS. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie heeft vastgesteld dat de studenten een positief oordeel over de studeerbaarheid van zowel de bachelor- als de masteropleiding geven en dat de opleidingen geen echte struikelvakken kennen. De commissie is van mening dat het eerste jaar van de bacheloropleiding terecht is verzwaard ter verlichting van het tweede jaar. De commissie constateert dat studenten met name tijdens de werkcolleges veel tijd aan hun opleiding besteden. Dit is deels omdat de werkcolleges een grote inzet eisen, intensief zijn en veel contacturen hebben, en deels omdat studenten zeer gemotiveerd zijn om goede resultaten te behalen. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie De commissie heeft vastgesteld dat studenten, ondanks dat ze vinden dat ze hard moeten werken, een positief oordeel geven over de studeerbaarheid van zowel de bachelor- als de masteropleiding en dat de opleidingen geen echte struikelvakken kennen. Een aantal vakken uit het curriculum van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie, bijvoorbeeld het vak Statistiek 2, wordt door de studenten als ballast ervaren. Zij zouden deze vakken graag vervangen zien door fiscale of juridische vakken. De commissie is van mening dat het invoeren van een fiscaal en/of juridische vak in het eerste jaar een duidelijke meerwaarde zal hebben voor de betrokken studenten, maar is van mening dat het eventueel schrappen van een ander vak zeer goed moet worden afgewogen. De commissie heeft geconstateerd dat studenten het derde jaar van de bacheloropleiding zwaar vinden, met name ten opzichte van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en ten opzichte van vergelijkbare opleidingen in Nederland. De commissie bevestigt dat de studenten een vol programma volgen, maar dat naar haar mening alle jaren van de bacheloropleiding goed studeerbaar zijn. De masteropleiding kent een hoge studielast, maar is volgens de commissie studeerbaar binnen de tijd die ervoor staat. Veel studenten werken naast hun opleiding in de fiscaliteit. Dit wordt door studenten en ook door de opleiding als toegevoegde waarde gezien, maar kan veel studievertraging opleveren. De commissie heeft begrepen dat er plannen bestaan om een duale opleiding Fiscale Economie van 90 EC te starten en vindt dit een goed idee. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie heeft vastgesteld dat studenten een positief oordeel geven over de studeerbaarheid van de masteropleiding en dat de opleiding geen echte struikelvakken kent.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
77
Ze vindt dat de studenten een zeer betrokken indruk geven en met name tijdens de werkcolleges en het schrijven van de scriptie veel tijd aan hun opleiding besteden. De commissie is van oordeel dat de masteropleiding voldoet aan het criterium dat wordt gesteld in dit facet over studeerbaarheid. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving Volgens de zelfstudie worden de standaarden van voorlichting aan toekomstige studenten ieder jaar bij de eerstejaarsstudenten geëvalueerd in de eerste weken van het studiejaar, zowel via een vragenlijst als door de mentoren. Ook wordt door de opleiding deelgenomen aan een onderzoek van de Risbo naar de studiemotivatie en verwachting van beginnende eerstejaars studenten. Daarbij wordt de ontwikkeling van de studiemotivatie gevolgd en wordt gezocht naar factoren die deze motivatie positief en negatief beïnvloeden, zowel bij studenten als bij uitvallers. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie Het merendeel van de instromers van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is direct afkomstig van het vwo. Bij het vwo-profiel Cultuur en Maatschappij geldt de instroomeis dat Wiskunde A1, 2 of B moet zijn gevolgd. Een besluit van het College van Bestuur van de EUR heeft ertoe geleid dat de profielen Cultuur en Maatschappij, Natuur en Techniek, en Natuur en Gezondheid niet aangevuld hoeven te worden met Economie 1. Studenten met een afgeronde propedeuse van een hbo-opleiding worden toegelaten tot de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. Voor studenten met een havovooropleiding geldt dat ze eerst een voldoende resultaat moeten behalen op een toets wiskunde A1, 2 aan de Erasmus Universiteit. Studenten van 21 jaar en ouder zonder geschikte vooropleiding kunnen aan een toelatingsonderzoek (colloquium doctum) deelnemen en in bepaalde gevallen eveneens worden toegelaten tot de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. In het studiejaar 2008-2009 begonnen in totaal 645 studenten aan de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. Door de aanwezigheid van een Engelse stroom kan de bacheloropleiding gevolgd worden door studenten die het Nederlands niet of onvoldoende beheersen. De Engelse stroom van de bacheloropleiding wordt ook nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de tweetalige vwo’s en de internationale scholen in de regio. Masteropleiding Economics and Business De masteropleiding is de doorstroommaster van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie. Ongeveer de helft van de instroom van de masteropleiding is afkomstig van deze bacheloropleiding. De instroom ligt rond de 560 studenten per jaar voor de opleiding, waarbij het grootste programma (Financial Economics) ongeveer 125 studenten
78
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
trekt en de kleinste programma’s rond de dertig studenten (Economics of Markets, Orgnisations and Policy, en Urban, Port and Transport Economics). De ESE staat toe dat studenten die nog 15 EC aan bachelorvakken (derde jaar, exclusief werkcollege en scriptie) hebben openstaan mogen starten met de master. Van studenten die afkomstig zijn van een andere opleiding dan de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie aan de ESE wordt bepaald of ze een schakelprogramma dienen te volgen, of direct toegelaten worden tot de opleiding. Voor de instroom vanuit hbo-opleidingen bestaan schakelprogramma’s op het hbo. Met een aantal hogescholen in de omgeving heeft de ESE afspraken en er bestaan voor deze studenten twee vaste schakelprogramma’s. In de zelfstudie wordt aangegeven dat in het verleden veel uitval voorkwam in de schakelprogramma’s, met name vanwege een te geringe wiskundekennis van de hbo-schakelstudenten. Sinds 2008 is een wiskundetoets ingevoerd die met succes moet zijn afgerond voordat de student zich kan inschrijven voor het schakelprogramma. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research Het merendeel van de instromers van de bacheloropleiding is afkomstig van het vwo. Bij de vwo-profielen Cultuur en Maatschappij, en Economie en Maatschappij geldt de instroomeis dat Wiskunde B moet zijn gevolgd. Vwo-scholieren zonder de juiste wiskunde in hun profiel kunnen na het behalen van een deficiëntietoets worden toegelaten. Studenten met een afgeronde propedeuse van een erkende vierjarige hbo-opleiding, een propedeuse of einddiploma van een universitaire opleiding, of studenten met een behaald colloquium doctum kunnen eveneens worden toegelaten tot de opleiding. In het studiejaar 2008-2009 begonnen 133 studenten aan de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research. Masteropleiding Econometrics and Management Science De masteropleiding is de doorstroommaster van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research. In 2008 was 67% van de instroom van de masteropleiding afkomstig van deze bacheloropleiding. De instroom van de masteropleiding was 61 studenten in 2007 en 80 studenten in 2008. De ESE staat toe dat studenten die nog 15 EC aan bachelorvakken (derde jaar, exclusief werkcollege en scriptie) hebben openstaan mogen starten met de master. Er is geen specifiek schakelprogramma voor studenten met een afgeronde hbo-opleiding om in te stromen in de masteropleiding. Er stromen steeds meer studenten via een schakeltraject in met een afgeronde verwante wo-bachelor, bijvoorbeeld studenten met een technische achtergrond. Gelet op de diversiteit van de vooropleidingen en van buitenlandse instroom, waar een bacheloropleiding Econometrie onbekend is, worden de schakelprogramma’s individueel vastgesteld. Bacheloropleiding Fiscale Economie Het merendeel van de instromers van de bacheloropleiding is afkomstig van het vwo. Bij het vwo-profiel Cultuur en Maatschappij geldt de instroomeis dat de student Wiskunde A1, 2 of B moet hebben gevolgd. Een besluit van het College van Bestuur van de EUR heeft ertoe geleid dat de profielen Cultuur en Maatschappij, Natuur en Techniek, en Natuur en Gezondheid niet aangevuld hoeven te worden met Economie 1. Studenten met een afgeronde propedeuse van een hbo-opleiding worden zonder meer toegelaten tot de bacheloropleiding Fiscale Economie. Voor studenten met een havo-vooropleiding geldt de eis dat ze eerst een voldoende resultaat moeten behalen op een toets wiskunde A1, 2 aan de Erasmus Universiteit. Studenten van 21 jaar en ouder zonder geschikte vooropleiding kunnen aan een toelatingsonderzoek (colloquium doctum) deelnemen en in bepaalde gevallen eveneens toegelaten worden tot de bacheloropleiding. In het studiejaar 2008-2009 begonnen in totaal zestig studenten aan de bacheloropleiding Fiscale Economie.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
79
Masteropleiding Fiscale Economie De masteropleiding is de doorstroommaster van de bacheloropleiding Fiscale Economie. Het merendeel van de instroom van de masteropleiding is afkomstig van deze bacheloropleiding. De instroom ligt rond de veertig studenten per jaar voor de opleiding. Van de studenten die afkomstig zijn van een andere opleiding dan de bacheloropleiding Fiscale Economie aan de ESE wordt bepaald of ze een schakelprogramma dienen te volgen, of direct toegelaten worden tot de opleiding. Voor de instroom vanuit hbo-opleidingen heeft de ESE afspraken: er bestaan voor deze studenten twee vaste schakelprogramma’s. In de zelfstudie wordt aangegeven dat er in het verleden in de schakelprogramma’s veel uitval voorkwam, met name vanwege een te geringe wiskundekennis van de hbo-schakelstudenten. Sinds 2008 is een wiskundetoets ingevoerd die met succes moet zijn afgerond voordat de student zich kan inschrijven voor het schakelprogramma. Masteropleiding Economics and Informatics De masteropleiding is de doorstroommaster van de naar Leiden te verplaatsen bacheloropleiding Economie en Informatica. Momenteel is ongeveer de helft van de instroom van de masteropleiding afkomstig van deze bacheloropleiding. De andere helft is afkomstig van andere (voornamelijk hbo) opleidingen. De ESE staat toe dat studenten uit de eigen bacheloropleiding Economie en Informatica die nog 15 EC aan bachelorvakken (derde jaar, exclusief werkcollege en scriptie) hebben openstaan mogen starten met de master. De instroom van de masteropleiding lag de afgelopen jaren rond de vijftig studenten, in het jaar 2008-2009 waren dit 35 studenten. Schakelstudenten zijn met name afkomstig uit twee groepen hbo-opleidingen, waarvoor een standaard schakelprogramma is vastgesteld. De hbostudenten dienen voor toelating aan het schakelprogramma met goed gevolg een wiskundetoets te hebben afgelegd. Oordeel Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De commissie heeft vastgesteld dat instromende studenten met een vwo-diploma toegang hebben tot de opleiding. De commissie is van mening dat het terecht is dat studenten met een vwo-diploma die het profiel Cultuur en Maatschappij hebben gevolgd wiskunde dienen te hebben gevolgd. Ook staat de commissie achter de wiskunde-eis die wordt gesteld aan instromende studenten met een hbo-propedeuse. De commissie is van mening dat, ook aan andere universiteiten, onvoldoende kennis van de wiskunde snel kan leiden tot uitval. De commissie heeft geconstateerd dat de uitval van studenten goed in de gaten wordt gehouden door de opleiding. Het BSA en de vroege preadviezen worden door de commissie gewaardeerd. Ze begrijpt de keuze van de opleidingen om aan het begin van het programma een zwaar vak te geven, waardoor de selectie wordt bevorderd en ongemotiveerde studenten een signaal krijgen. De commissie is van mening dat de ideeën voor de daaropvolgende maatregelen, zoals het adviseren van studenten, nog beter kunnen worden uitgewerkt. De opleiding besteedt volgens de commissie terecht veel aandacht aan de studenten in het eerste jaar. Het is te verwachten dat het merendeel van de studenten die succesvol het eerste jaar doorkomen ook de rest van de opleiding met succes zullen afronden. Masteropleiding Economics and Business De commissie heeft vastgesteld dat studenten van de Bedrijfseconomie onvoorwaardelijk in alle programma’s instromen. Voor studenten met een andere vooropleiding, wordt bepaald of een schakelprogramma nodig is.
80
bacheloropleiding Economie en van de masteropleiding kunnen zowel nationaal als internationaal, Het bestaan van twee vaste
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
schakelprogramma’s voor studenten die afkomstig zijn van het hbo wordt gewaardeerd door de commissie. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De commissie heeft vastgesteld dat een vwo-diploma toegang geeft tot de bacheloropleiding. Voor een aantal vwo-profielen geldt terecht een wiskunde-eis. De commissie constateert dat de opleiding adequate actie heeft ondernomen toen bleek dat de wiskundekennis bij instroom te vaak onvoldoende was. De opleiding heeft een basisvak wiskunde ingevoerd, waarbij met name het tekort aan analytisch inzicht wordt aangevuld. De commissie stelt vast dat het opleidingsmanagement de uitval van studenten goed in de gaten houdt. Het BSA en de tijdige preadviezen worden door de commissie gewaardeerd. Masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie heeft vastgesteld dat studenten van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research onvoorwaardelijk in alle programma’s van de masteropleiding kunnen instromen. Ook concludeert ze op basis van de gesprekken dat de aansluiting op de bacheloropleiding goed is. De majoren van de bacheloropleiding zijn goed gekoppeld met de masterprogramma’s. Voor studenten met een andere vooropleiding wordt individueel bepaald of een schakelprogramma nodig is. De individuele invulling van de schakelprogramma’s is volgens de commissie een goede keuze gezien de gevarieerde achtergronden van de instromers. De commissie is wel van mening dat meer aandacht besteed kan worden aan de scriptie-eisen die worden gesteld aan hbo-instromers. Er kan een voorbeeld worden genomen aan de masteropleiding Economie en Bedrijfseconomie, waar terecht veel aandacht aan de scriptie-eisen van hbo-instromers wordt besteed. Bacheloropleiding Fiscale Economie De commissie heeft vastgesteld dat instromende studenten met een vwo-diploma toegang hebben tot de opleiding. De commissie is van mening dat het terecht is dat studenten met een vwo-diploma die het profiel Cultuur en Maatschappij hebben gevolgd, wiskunde dienen te hebben gevolgd. Ook staat de commissie achter de wiskunde-eis die wordt gesteld aan instromende studenten met een hbo-propedeuse. De commissie is van mening dat onvoldoende kennis van de wiskunde snel kan leiden tot uitval. De commissie heeft geconstateerd dat de uitval van studenten door de opleiding goed in de gaten wordt gehouden. Het BSA en de vroege eerste preadviezen worden door de commissie gewaardeerd. Ze begrijpt de keuze van de opleiding om aan het begin van het eerste jaar een zwaar vak te geven, waardoor de selectie wordt bevorderd en ongemotiveerde studenten een signaal krijgen. De commissie is van mening dat de ideeën voor de daaropvolgende maatregelen nog beter kunnen worden uitgewerkt. Ook adviseert ze het opleidingsmanagement om het percentage negatieve BSA’s het komende jaar in de gaten te houden, omdat deze in 2007-2008 zeer hoog was. Dit kan een eenmalige uitschieter zijn, maar zou ook te maken kunnen hebben met een verschil tussen het beeld dat studenten van de opleiding hebben en hun ervaring in het eerste jaar van de opleiding. Masteropleiding Fiscale Economie De commissie heeft vastgesteld dat de bacheloropleiding Fiscale Economie naadloos aansluit op de masteropleiding. Voor studenten met een andere vooropleiding wordt op individuele basis bepaald of een schakelprogramma nodig is. Het bestaan van twee vaste schakelprogramma’s voor studenten die afkomstig zijn van het hbo wordt gewaardeerd door de commissie.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
81
Masteropleiding Economics and Informatics De commissie heeft vastgesteld dat studenten van de bacheloropleiding Economie en Informatica onvoorwaardelijk in beide programma’s van de masteropleiding kunnen instromen. Ook concludeert ze op basis van de gesprekken dat de aansluiting op de bacheloropleiding goed is. Door het verplaatsen van de huidige bacheloropleiding Economie en Informatica naar Leiden, zal volgens de commissie in de toekomst extra aandacht moeten worden besteed aan de aansluiting op de (gewijzigde) bacheloropleiding. Ook zal rekening moeten worden gehouden met een meer gevarieerde instroom en daarmee een gevarieerde voorkennis van de studenten. De commissie is van mening dat ook aandacht besteed kan worden aan de scriptie-eisen die worden gesteld aan hbo-instromers. Bij de masteropleiding Economie en Bedrijfseconomie wordt daar terecht veel aandacht aan besteed. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics and Business omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Econometrics and Management Science omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de bacheloropleiding Fiscale Economie omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Fiscale Economie omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics and Informatics omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
82
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Oordeel De bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Economics and Business voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Econometrics and Management Science voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De bacheloropleiding Fiscale Economie voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Fiscale Economie voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Economics and Informatics voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving In de zelfstudie geeft de ESE als uitgangspunt voor het didactisch concept van al haar opleidingen dat in de eerste twee jaren een stevige basiskennis wordt gelegd. De onderwijsvormen die worden toegepast zijn hoorcolleges, sommencolleges en practicumcolleges. In het derde jaar van de bacheloropleidingen verschuift het karakter naar integratie van de basisvakken en de toepassing daarvan (vaardigheden), en naar verdieping (in de majors) en/of verbreding (minors of internationale uitwisseling en keuzevakken). Daarbij staan de werkcolleges en de bachelorscriptie zeer centraal. De verschillende onderwijsvormen worden in de zelfstudie kort besproken: •
•
•
•
Hoorcolleges (toelichting, uitleg en illustratie): hierin worden de kernpunten en hoofdlijnen uitgelegd en geïllustreerd aan de hand van maatschappelijke of wetenschappelijke actualiteiten. Aanwezigheid van de studenten is niet verplicht. Sommencolleges (demonstratie): in deze plenaire ‘demonstratiecolleges’ demonstreren docenten de stof aan de hand van opgaven en laat de docent oplossingsroutines zien om een indruk te geven van wat er tijdens tentamens wordt verwacht. Aanwezigheid van de studenten is niet verplicht Practica (uitvoeren en inslijpen): practicumgroepen bestaan uit veertig tot vijftig studenten en in het eerste en tweede jaar is aanwezigheid verplicht, een practicumakkoord is een voorwaarde voor deelname aan het tentamen. In de practica wordt de vaktheorie vertaald naar de toepassing daarvan. De vormen die worden gebruikt zijn opgaven en het trainen van oplossingsroutines. Ook is er in het practicum in beperkte mate plaats voor het bediscussiëren of demonstreren van de maatschappelijke of wetenschappelijke relevantie van de theorie. Presentaties van studenten maken onderdeel uit van het eindcijfer. Werkcolleges: in de werkcolleges wordt verdieping van de kennis via onderwijs in kleine groepen nagestreefd. Hierbij komen ook spreek- en schrijfvaardigheden aan bod. De opgedane kennis uit de basisfase en de verdiepingsfase wordt toegepast op veelal praktijkgerichte vraagstukken. De rol van de werkcollegedocent is die van inhoudelijk deskundige en die van coach van de leerprocessen. Bij de werkcolleges werken de studenten in groepjes waarin ze gezamenlijk opdrachten uitvoeren. Werkcolleges toetsen
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
83
op kennis en kunde waarbij iedere student een individuele beoordeling krijgt, dus met inachtneming van de kwaliteitsverschillen tussen individuele studenten. In het JPS wordt ervan uitgegaan dat studeerbaarheid en studietempo toenemen wanneer studenten zonder onnodige ballast uit eerdere studiejaren (herkansingen, niet-afgesloten vakken) kunnen aanvangen met de volgende studiejaren. Volgens de zelfstudie zijn de pijlers in het JPS: • • • • • • •
onderwijskalender in vijf blokken; meer sequentieel plannen van vakken (twee vakken per blok in het eerste en tweede bachelorjaar); kleinschalig en intensiverend practicumonderwijs; reductie van het aantal herkansingen per kalenderjaar; compensatoire examenregeling binnen clusters; toetsing in de practica en het afsluitend tentamen (10%-25% van de eindscore ligt in het practicum); het afsluitend tentamen volgt direct op het onderwijs.
Bacheloropleidingen In de eerste twee jaren van de bacheloropleidingen zijn er ongeveer twintig contacturen per week, met veel aandacht voor praktische oefening. Het studiejaar kent 35 collegeweken, daarnaast zijn er vijf toetsweken en twee herkansingsweken. Masteropleidingen Het didactisch concept van de ESE voor de masteropleidingen heeft als uitgangspunt de integratie van basisvakken en de toepassing daarvan (vaardigheden), en verdieping. De uitwerking van dit concept bestaat uit drie delen, waarbij er kleine verschillen zijn tussen de vier programma’s van de masteropleiding: • • •
verdieping van kennis middels de kernvakken (16-28 EC); verdieping van kennis en toepassing via een werkcollege (12-24 EC); proeve van bekwaamheid met de masterscriptie (20 EC).
De masteropleiding vereist van de student een grote zelfwerkzaamheid. Het onderwijs heeft veel aandacht voor recent onderzoek dat wordt versterkt door de eis dat alle docenten van mastervakken gepromoveerd zijn. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De bacheloropleiding heeft twee werkcolleges, zowel in het tweede als in het derde jaar. Een belangrijk element in de werkcolleges is de koppeling tussen theorie en praktijk, kennis en toepassing. Oordeel De commissie heeft kennisgenomen van het didactisch concept van de faculteit en de uitwerking daarvan op bachelor- en masterniveau. Het didactisch concept volgt volgens de commissie over het algemeen een traditioneel patroon waarvan effectiviteit is aangetoond, waarbij de inrichting van het programma goed doordacht is. De commissie is van mening dat het systematisch doorvoeren van het JPS met daarachter een goed doordacht didactisch concept in lijn ligt met de doelstellingen van de ESE.
84
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De commissie heeft vastgesteld dat de ESE een grote diversiteit aan werkvormen kent en dat de keuze voor de gebruikte werkvorm weloverwogen tot stand is gekomen. Met andere woorden, binnen de opleidingen is goed nagedacht over de samenhang van vorm en inhoud van de colleges. De werkcolleges zijn de commissie in positieve zin opgevallen. Ze is van mening dat dit een mooie en goede onderwijsvorm is, waarbij de integratie van vakken met onderzoek en/of de praktijk door middel van een intensieve, interactieve en kleinschalige begeleiding plaatsvindt. Daarbij wordt veel nieuwe informatie aan de studenten overgedragen en worden verschillende onderwerpen (theorieën, vakken, praktijk en wetenschap) in het werkcollege tot een samenhangend geheel gemaakt. Deze werkvorm wordt gewaardeerd door alle betrokkenen, studenten en docenten. De groepen worden bewust klein gehouden en aanwezigheid is verplicht. De commissie vindt het bovendien positief dat deze werkvorm al in de bachelorfase voorkomt, ze wil de opleiding stimuleren om deze werkvorm zelfs al in het eerste of tweede jaar van de bacheloropleiding in het curriculum te introduceren. De commissie is voor de masteropleidingen bovendien van mening dat de indeling van het programma en het didactisch concept dat hieraan ten basis ligt, leiden tot integratie van de eerder opgedane kennis en de vertaling naar zowel het wetenschappelijk onderzoek als naar de beroepspraktijk. De commissie komt tot het oordeel dat zowel de bachelor- en masteropleidingen een goed doordacht didactisch concept hebben. Daarbij noemt de commissie het werkcollege als bijzondere en sterke werkvorm, waardoor de opleidingen uitstijgen boven de basiskwaliteit wat betreft de afstemming tussen vormgeving en inhoud. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is goed. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is goed. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is goed.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De ESE heeft één examencommissie voor alle initiële opleidingen. Naast de wettelijk vastgelegde taken stelt de examencommissie regels vast voor een goede gang van zaken tijdens de tentamens en kan zij richtlijnen geven voor de beoordeling van studenten. Ook is de examencommissie op het mandaat van het College van Bestuur verantwoordelijk voor de uitvoering van de door het BSA wettelijk geregelde afgifte van bewijzen van toelating tot de masteropleidingen en voor afgifte van ‘contracten’ voor schakelprogramma’s. Op schriftelijk verzoek van studenten kan de examencommissie ook individuele regelingen treffen of ontheffingen verlenen. In de regels en richtlijnen van de Onderwijs- en Examenregelingen (OER) zijn de criteria en beoordelingsformulieren voor de scripties opgenomen, evenals het standaard tentamenvoorblad. Om transparantie in de toetsingsregeling te garanderen wordt in de
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
85
studiegids vermeld welke stof wordt getoetst, en op basis van welke boeken of syllabi de toetsing plaatsvindt. De examencommissie en het opleidingsmanagement bewaken de kwaliteit van toetsing op vakniveau. Bij vrijwel alle tentamens en toetsen wordt de kwaliteit ervan getoetst door een collega-docent. Via een standaardrapportage volgt het opleidingsmanagement na ieder onderwijsblok alle tentamens. Bij opvallende uitkomsten, bijvoorbeeld bij zeer lage of hoge rendementen, wordt het tentamen nader bestudeerd. Indien nader onderzoek aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen, worden deze in samenspraak met de examencommissie, de vakdocenten en/of de capaciteitsgroepsdirecteur getroffen. Voorbeelden van maatregelen zijn een extra tentamenmogelijkheid, het verwijderen van specifieke vragen in de beoordeling of maatregelen die erop zijn gericht herhaling van het probleem te voorkomen. Ook op vakoverstijgend niveau wordt toetsing bewaakt door het opleidingsmanagement. Een voorbeeld hiervan is dat, naar aanleiding van de uitkomsten van enkele tentamens, onderzoek is gedaan naar de bij die vakken gebruikte multiplechoicevorm. De keuzemogelijkheden waren juist, onjuist en weet ik niet en na onderzoek en overleg met de opleidingscommissie heeft het opleidingsmanagement besloten deze toetsvorm niet meer te gebruiken, omdat zij haar aarzelingen had bij de betrouwbaarheid ervan. Bacheloropleidingen De ESE geeft in de zelfstudie aan te kiezen voor een compensatoir systeem in de eerste twee jaar van de bacheloropleidingen. Vakken zijn ingedeeld in drie clusters en binnen een cluster mag één 5 worden gecompenseerd. In de praktijk komt het er op neer dat één 5 per drie tot vier vakken kan worden gecompenseerd. De drie clusters voor de bacheloropleidingen Economie en Bedrijfseconomie, en Fiscale Economie zijn bedrijfseconomie, algemene economie en ondersteunende vakken. De drie clusters voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research zijn voor het eerste jaar economische, de wiskundige, en de statische en programmeervakken, in het tweede jaar zijn dit de economievakken plus basiswerkcollege, econometrie en statistiek, en besliskunde en programmeren. Dit compensatoir systeem heeft ertoe geleid dat meer studenten uit het eerste jaar met de volledige 60 EC doorstromen naar het tweede jaar. Het aantal studenten met een negatief bindend studieadvies is daarentegen niet gedaald. Het compensatoir toetsen lijkt dus niet te leiden tot een verlaging van het niveau. Het compensatoir systeem heeft ook geleid tot een afname van het aantal herkansingsmogelijkheden per studiejaar. In een collegejaar mogen studenten maximaal drie vakken uit het eerste of het tweede jaar herkansen. In de zelfstudie wordt vermeld dat de opbouw van het curriculum uitloopt in een eindwerkstuk, de individuele bachelorscriptie, met een wetenschappelijke oriëntatie op bachelorniveau. In de bachelorscriptie kan een student laten zien de eindkwalificaties te hebben gerealiseerd. Masteropleidingen In de zelfstudie wordt aangegeven dat de masteropleiding gebruikmaakt van tentamens met open vragen, scripties en werkstukken. Ook de opbouw van het curriculum van de masteropleiding loopt uit in een eindwerkstuk, de individuele masterscriptie, met een wetenschappelijke oriëntatie op masterniveau. In de individueel te schrijven masterscriptie laat een student zien de doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding te hebben gerealiseerd.
86
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie Volgens de zelfstudie wordt in het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie gebruikgemaakt van verschillende toetsvormen. Voorbeelden zijn multiple choice (MC) toetsen, toetsen met open vragen, gemengde toetsen, opdrachten en deeltoetsen. In het derde jaar van de opleiding worden vooral mondelinge tentamens, tentamens met open vragen en scripties of werkstukken gebruikt. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research In de zelfstudie staan de verschillende toetsvormen beschreven. In het eerste en het tweede jaar bestaat de examinering vooral uit schriftelijke tentamens met open vragen, enkele MC- of gemengde toetsen, opdrachten en deeltoetsen. In het laatste jaar van de opleiding worden vooral schriftelijke tentamens met open vragen en scripties of werkstukken gebruikt. In het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding wordt de toetsing voor een deel in de practica neergelegd, waar een variatie in de toetsvormen wordt aangebracht voor een beter beeld van de beheersing van de stof door de individuele student. Deze toetsvormen zijn afhankelijk van de aard van het betreffende vak en kunnen bestaan uit opdrachten, wekelijkse toetsen, soms met behulp van ICT, tussentijdse toetsing van kennis, en werkstukken. Bacheloropleiding Fiscale Economie Volgens de zelfstudie wordt in het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding Fiscale Economie gebruikgemaakt van verschillende toetsvormen. Voorbeelden zijn multiple choice (MC) toetsen, toetsen met open vragen, gemengde toetsen, opdrachten en deeltoetsen. In het derde jaar van de opleiding worden uitsluitend tentamens met open vragen en daarnaast scripties of werkstukken gebruikt. Door het combineren van het curriculum met de eerste twee jaren van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie leidt het grote aantal studenten ertoe dat in het eerste en tweede jaar van de opleiding vaak MC-toetsing gebruikt wordt, met enkelvoudige vragen en de keuze uit vier mogelijke antwoorden. De zelfstudie geeft aan dat deze toetsingsvorm niet de ideale vorm is en dat daarom de toetsing in deze jaren ook deels in de practica wordt gelegd. De toetsvorm in het practicum is afhankelijk van de aard van het vak: opdrachten, wekelijkse toetsen, tussentijdse kennistoetsen, of werkstukken. Bijkomend voordeel is dat deze toetsvormen bijdragen aan de beeldvorming van de stofbeheersing van de individuele student en dat de studenten minder afhankelijk zijn van een enkel toetsmoment waarop alle EC’s op het spel staan. Oordeel De commissie heeft de informatie met betrekking tot de beoordeling en toetsing bestudeerd en heeft vastgesteld dat de bachelor- en masteropleidingen gekozen hebben voor adequate toetsvormen. Ze is van mening dat de toetsvormen die de opleidingen gebruiken voldoende variatie vertonen en aansluiten bij de werkvormen die worden gehanteerd en bij de eindkwalificaties van de vakken. De commissie wil de examencommissie erop wijzen dat haar rol in de toekomst (wettelijk) verandert, waarbij de examencommissie onder andere ook formeel verantwoordelijk is voor de inhoudelijke kwaliteit van de tentamens. Ze adviseert de examencommissie dan ook om al op korte termijn de gevolgen voor haar rol uit te denken. De commissie heeft geconstateerd dat de cijfers bij een aantal vakken zijn gebaseerd op een combinatie van toetsen, bijvoorbeeld op basis van het tentamen en een schriftelijk werkstuk. Ze vindt dit een logische en adequate combinatie van vormen om de relevante eindkwalificaties te toetsen. Tot haar verbazing blijkt het cijfer bij de herkansingen van dezelfde vakken echter enkel te bestaan uit het cijfer van het tentamen. De commissie raadt
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
87
de opleidingen aan om deze onevenredigheid in becijfering tussen normale toetsen en herkansingen op korte termijn ongedaan te maken. De keuze voor andere toetsvormen in de masteropleidingen dan in de bacheloropleidingen weerspiegelt volgens de commissie de grotere mate van zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid die de studenten in de loop van hun studie verwerven. Met name in het eerste en het tweede jaar van de bacheloropleidingen wordt veel gebruikgemaakt van MC-tentamens, met name bij de economische vakken. Aan deze vakken nemen studenten uit alle bacheloropleidingen deel, waardoor het aantal studenten dat deze vakken volgt zeer groot is. De commissie realiseert zich dat deze toetsvorm bij grote aantallen studenten wellicht onvermijdelijk is. Ze ziet ook voordelen in deze vorm van toetsen, mits aansluitend op de werkvorm: iedere student krijgt dezelfde beoordeling en statistisch kunnen onjuiste en onduidelijke vragen er worden uitgehaald. Wel is de commissie van oordeel dat naast de MC-toetsen ook andere toetsvormen moeten (blijven) worden aangeboden, om voldoende variatie in toetsvormen te behouden. De commissie heeft vastgesteld dat de ideeën over wat een scriptie moet inhouden (zowel op bachelor- als op masterniveau) aanwezig zijn bij de docenten, maar dat ze nog niet voldoende schriftelijk zijn geformuleerd en gecommuniceerd aan de studenten. Op dit punt zal de commissie bij F20 verder ingaan. De commissie is van mening dat de differentiatie die bestaat tussen de bachelor- en de masterscriptie gereflecteerd zou moeten worden in de respectievelijke beoordelingsformulieren. Ze heeft echter gesignaleerd dat deze beoordelingsformulieren identiek zijn. Het advies is om een duidelijk onderscheid te maken tussen de beoordelingsformulieren van de bachelorscriptie en die van de masterscriptie, om zo het verschil in status tussen de twee scripties te benadrukken. De commissie heeft op basis van de gevoerde gesprekken vastgesteld dat peer review bij het formuleren en opstellen van tentamenvragen (bijna) altijd plaatsvindt om inhoudelijk de kwaliteit te waarborgen. Deze wijze van controle zou volgens haar geformaliseerd moeten worden. In het kader van de nieuwe wetgeving zal formalisering noodzakelijk worden. De commissie adviseert de opleidingen daarom om op korte termijn activiteiten te ondernemen om de inhoudelijke kwaliteit van de examens te formaliseren en daarmee te garanderen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Business is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Econometrics and Management Science is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende.
88
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
5.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Een faculteit die zich, zoals de ESE, nationaal en internationaal wil profileren dient volgens de zelfstudie te beschikken over een wetenschappelijke en een ondersteunende staf van het hoogste niveau. In het strategisch plan van de faculteit zijn daarvoor een aantal concrete uitgangspunten geformuleerd: • • •
ESE eist van alle wetenschappelijk medewerkers dat ze 60% van de tijd aan onderwijs besteden en 40% aan onderzoek (tweebenigheid); het uitgangspunt is dat 100% van de hoogleraren en uhd’s, en 95% van de ud’s gepromoveerd is; ten minste 80% van het wetenschappelijk personeel dient zich te kwalificeren voor een van de onderzoeksscholen van de ESE (Tinbergen Instituut of het ERIM).
Binnen de ESE ligt het percentage gepromoveerden bij de hoogleraren en uhd’s nagenoeg op 100%. Het aantal gepromoveerde ud’s ligt met 89% onder de gestelde norm. Een van de redenen hiervoor is dat een aantal van de promotietrajecten die zijn ingezet sinds de norm is ingesteld (2005), nog niet is afgerond. De zelfstudie bevat een lijst van het wetenschappelijk personeel, waarin onder andere de titels, capaciteitsgroep, onderzoeksprogramma en onderzoeksschool worden genoemd. Volgens de zelfstudie blijkt hieruit dat de specialisaties van het docententeam corresponderen met het aangeboden onderwijs. De eerder genoemde tweebenigheid van het wetenschappelijk personeel geeft de garantie dat het academisch onderwijs wordt gedragen door wetenschappelijk onderzoek. Kwaliteit van het wetenschappelijk personeel blijkt ook uit de waardering van het vakblad Economische Statistische Berichten, waarin de Erasmus Universiteit Rotterdam in 2009 de eerste plek in de instituten top 10 inneemt. Namens de ESE bevinden verschillende hoogleraren zich in de top 10 van de Citatietop 30. De ESE heeft in 2008 de website EconomieOpinie.nl gelanceerd, een platform voor opiniërende bijdragen met nieuwswaarde over economische onderwerpen in binnen- en buitenland. Het wetenschappelijk personeel van de ESE is verantwoordelijk voor het schrijven van deze teksten die inspelen op de actualiteit. De ESE onderhoudt hiermee een band met de professionele omgeving en levert een wetenschappelijk onderbouwde bijdrage aan de politiek in maatschappelijk debat. In de zelfstudie wordt gesteld dat in een economische omgeving als Rotterdam aandacht voor media belangrijk is, maar ook het nauw contact van wetenschappelijk personeel met de beroepspraktijk. Een groot deel van het wetenschappelijk personeel heeft om deze reden nevenfuncties in het bedrijfsleven of bij de overheid. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat het merendeel van de leden van de wetenschappelijke staf van de ESE is gepromoveerd. De streefcijfers zoals de faculteit ze heeft aangegeven worden op dit moment niet gehaald. De commissie is echter van mening dat het onderwijzend personeel van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en de masteropleiding Economics and Business over enkele jaren aan de streefcijfers zal voldoen door het ingezette
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
89
beleid van de ESE, waarbij alle niet gepromoveerde wetenschappelijke personeelsleden een promotietraject volgen. De commissie concludeert dat door de in de beschrijving genoemde tweebenigheid, het onderwijs wordt verzorgd door actieve onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. De relatie tussen onderzoek en onderwijs, en tussen praktijk en onderwijs is voor beide opleidingen duidelijk zichtbaar. De commissie stelt vast dat ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkelingen in de praktijk in voldoende mate terugkomen in het gegeven onderwijs. De ESE streeft naar toponderzoek, wat de commissie een verstandig streven vindt. Deze keuze heeft ook consequenties voor stafleden die niet aan de hoge eisen van de ESE kunnen voldoen. De commissie is van mening dat de faculteit hier de nodige aandacht aan dient te besteden, wat onverlet laat dat de keuze voor onderzoek een goede is. De staf van de ESE beschikt in de ogen van de commissie over een degelijke wetenschappelijke expertise. De commissie komt op grond van bovenstaande vaststellingen tot de conclusie dat de opleidingen voldoen aan de eisen die aan een wetenschappelijke opleiding mogen worden gesteld. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Ondanks dat binnen de ESE de streefwaarden voor promotie en lidmaatschap van onderzoeksscholen bijna zijn bereikt, heeft de commissie vastgesteld dat een groot deel van de docenten van de opleidingen Fiscale Economie niet aan deze eisen voldoet. Dit probleem speelt niet alleen bij de opleidingen Fiscale Economie aan de ESE, maar is ook waar te nemen bij vergelijkbare opleidingen Fiscale Economie. De commissie is zich er terdege van bewust dat in deze subdiscipline het doen van (promotie)onderzoek veel later op gang is gekomen dan in andere subdisciplines van de economie en ook bij fiscaal recht. Ook is het wetenschappelijk onderzoek in de fiscale economie meer dan in de andere economische subdisciplines gerelateerd aan de nationale situatie. Daarom houdt ze in haar oordeel rekening met de specifieke situatie waarin de subdiscipline fiscale economie zich bevindt. Zoals de commissie in haar oordeel over andere opleidingen aan de ESE heeft geformuleerd, vindt ze het streven naar toponderzoek van de ESE verstandig. De commissie is echter wel van mening dat toponderzoek gezien moet worden in het licht van de subdiscipline, wat in het geval van fiscale economie betekent dat het onderzoek grotendeels een nationaal karakter kent, waar het medewerkers betreft met een onderwijs en onderzoeksoriëntatie op het nationale belastingrecht. De ESE onderkent dit, maar zou volgens de commissie ook de daaropvolgende eisen zoals de lidmaatschap van een onderzoeksschool moeten toepassen op de medewerkers van bijvoorbeeld de afdeling Belastingrecht. Zoals in de zelfstudie staat aangegeven is de fiscale economie een Nederlandse, nationale subdiscipline. De eisen die volgens de commissie aan de onderzoekers moeten worden gesteld, zouden zich op de wetenschappelijke top van de subdiscipline moeten richten, wat in dit geval een andere is dan die van bijvoorbeeld econometrie. Ook lijkt het de commissie zeer moeilijk, zo niet onmogelijk voor onderzoekers in de fiscale economie om naast een praktijkbaan en het geven van onderwijs, wetenschap te bedrijven die voldoet aan de (internationale) eisen die de economische onderzoeksinstituten Tinbergen en ERIM stellen. De commissie is dus van oordeel dat de ESE de promotie-eis voor fiscalisten kan handhaven. Echter, vanwege de orientatie op het nationale belastingrecht van Nederland en de internationale aspecten hiervan, de aangewezen onderzoeksscholen en de veelvuldige
90
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
combinatie met een praktijkbaan, dient de invulling van deze eis te worden aangepast om aan te sluiten bij de subdiscipline. De commissie adviseert dan ook om naast de promotie als minimum eis te laten samengaan met ten minste nationaal onderzoek van hoog niveau. De ESE heeft een opvallende bv-constructie in het leven geroepen. De commissie heeft geen duidelijk zicht op hoe deze bv’s zijn opgezet, hoeveel personen in deze bv zijn opgenomen, welk deel van het onderwijs door personen uit deze bv wordt verzorgd en hoe hun verantwoordelijkheid voor het onderwijs is geregeld. De commissie heeft vernomen dat de bv voor 100% eigendom is van het instellingsbestuur en dat de personeelsleden in deze bv door de faculteit worden beschouwd als volwaardige personeelsleden. Binnen de bv gelden de eerder genoemde promotie eisen niet, al dienen ook deze docenten onderzoek te doen dat tot een promotie leidt. De commissie is van mening dat docenten in deze bv hun functie vaak combineren met een praktijkbaan, wat het moeilijk maakt om tevens te promoveren. Ook vermoedt de commissie dat docenten die in deze bv-constructie zijn gemanoeuvreerd hierdoor minder ambitie hebben om zich wetenschappelijk te ontwikkelen De commissie is van mening dat het opleidingsmanagement zich bewust is van de situatie die er speelt en oplossingen zoekt zonder de eisen die zij stelt aan haar wetenschappelijk personeel aan te passen. De commissie adviseert om de promotietrajecten en wetenschappelijk onderzoek te blijven stimuleren, maar deze en de daaropvolgende eisen voor lidmaatschap van een onderzoeksinstituut aan te passen aan de discipline. Ze is ervan overtuigd dat dit kan zonder op het streven naar toponderzoek in te leveren. De commissie is van mening dat de huidige docenten niet alleen gemotiveerde en enthousiaste docenten en goede praktijkdeskundigen zijn, maar over het algemeen ook goede onderzoekers (kunnen) zijn in de subdiscipline fiscale economie. Rekening houdend met het feit dat een deel van de medewerkers een beperkte aanstelling hebben aan de ESE, het voornamelijk nationale karakter van het Nederlandse belastingwens, en de impliciete wens van de medewerkers om toch op academisch niveau in de fiscale economie te onderwijzen en te onderzoeken, is de commissie van mening dat de staf van de opleidingen Fiscale Econonomie voldoen aan de in dit facet gestelde criteria. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving In de zelfstudie wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop het onderwijsallocatiemodel docentbelastinguren berekent. De ESE stelt de eis dat alle medewerkers 60% van hun tijd besteden aan onderwijsverplichtingen. In zelfstudie staat een tabel waarin een overzicht wordt gegeven van de bij het onderwijs betrokken wetenschappelijke aanstellingen.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
91
In de zelfstudie wordt ook een overzicht gegeven van het aantal ingeschreven studenten, het aantal fte dat voor onderwijs wordt ingezet, het aantal behaalde EC en de student-stafratio. Uit dit overzicht blijkt dat het aantal ingeschreven studenten aan de ESE in de afgelopen jaren rond de 4.000 schommelt. Er wordt een totaal van 76 fte aan onderwijs besteed. De student-stafratio schommelt de afgelopen drie collegejaren rond de 35. Bij de berekening die de ESE van de student-stafratio geeft, wordt rekening gehouden met het daadwerkelijke aantal EC dat een student gemiddeld per jaar haalt (40 EC) in plaats van de norm (60 EC). Volgens de zelfstudie zijn studenten van de ESE over het algemeen zeer actief naast hun studie, bijvoorbeeld in de faculteitsvereniging, (studenten-)banen, studieverenigingen of andere bestuurlijke en organisatorische functies en behalen om deze reden minder EC dan de norm. Hoogleraren en uhd’s worden ook in het eerste jaar van de bacheloropleiding ingezet, met name bij hoorcolleges, met als doel de studenten vanaf het begin te boeien. De ESE geeft aan dat de studenten dit over het algemeen waarderen. Naast de stafleden worden aio’s en studentassistenten ingezet voor het geven van onderwijs, voornamelijk in de eerste twee jaren van de bacheloropleidingen en in het practicumonderwijs. In de gesprekken met studenten werd aangegeven dat het onderwijs dat door studentassistenten wordt gegeven vaak van onvoldoende kwaliteit is. De ESE is daarom voornemens om het aantal studentassistenten in de toekomst terug te brengen. Het onderwijsproces wordt ook vormgegeven door onderwijsondersteunend personeel, dat zowel centraal als decentraal in de faculteit als taak heeft de administratieve en organisatorische processen goed te laten verlopen. Het onderwijsondersteunend personeel speelt een rol in de studiebegeleiding, via studieadviseurs en het Studiepunt (de studenteninformatiebalie). Oordeel Voor de afzonderlijke opleidingen beschikt de commissie niet over de exacte gegevens van de omvang van personele inzet en het aantal studenten. De commissie heeft daarom besloten om dit facet op facultair niveau te beoordelen. De commissie heeft bij dit facet een dubbel gevoel. Enerzijds zijn de hoorcolleges erg massaal, in de eerste jaren van de bacheloropleidingen volgen tot wel 700 studenten de hoorcolleges van de economische vakken. De commissie begrijpt dat massale colleges bij een instroom van meer dan 600 studenten per jaar moeilijk te vermijden zijn. Daarom hecht ze in het bijzonder grote waarde aan de werkcolleges die de ESE organiseert waarbij in (relatief) kleine groepen wordt gewerkt. Het terugbrengen van de inzet van studentassistenten is volgens de commissie begrijpelijk als deze vorm van onderwijs onvoldoende functioneert. Wel wijst de commissie erop dat terugbrengen van het aantal studentassistenten het onderwijs duurder maakt en dat daarmee het risico bestaat dat de student-stafratio zal stijgen. Ze adviseert de ESE om maatregelen te nemen tegen stijging van de student-stafratio ten gevolge van het terugbrengen van het aantal studentassistenten. Bacheloropleidingen De commissie realiseert zich dat bij deze grote faculteit kleinschaligheid een ander begrip is dan bij opleidingen met een instroom van twintig studenten per jaar. Toch benadrukt de commissie dat studenten de werkcolleges als zeer goed beoordelen, mede door de kleinschaligheid daarvan. De commissie heeft vernomen dat studenten motivatie ontlenen aan de persoonlijke contacten met elkaar en de docenten, en aan de intensieve begeleiding. Ook
92
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
meldden de studenten tijdens de gesprekken dat de drempel om contact met de docenten op te nemen laag is en dat docenten goed bereikbaar zijn. De commissie is van mening dat in de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie voldoende balans aanwezig is tussen de grote omvang van de hoorcolleges en de relatieve kleinschaligheid van de werkcolleges. Ze adviseert om, indien mogelijk, studenten al op een eerder moment van de opleiding kennis te laten maken met deze werkvorm. De commissie is van mening dat bij de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research voldoende balans aanwezig is tussen de grote omvang bij de economievakken enerzijds en de interactieve econometrievakken en werkcolleges anderzijds. De commissie is van mening dat bij de bacheloropleiding Fiscale Economie voldoende balans aanwezig is tussen de grote omvang bij de economievakken enerzijds en de kleinschaligheid van de fiscale economische vakken anderzijds. Masteropleidingen De commissie heeft het vermoeden dat de student-stafratio voor de masteropleidingen gunstiger is dan voor de bacheloropleidingen. Alle programma’s van de masteropleiding Economics and Business kennen twee werkcolleges, met de eerder genoemde kleinschaligheid. De ruime variëteit van programma’s in de masteropleiding en de relatie tussen aantal studenten en aantal keuzevakken per programma is volgens de commissie het tweede voorbeeld van (relatieve) kleinschaligheid die de massale werkvormen compenseert. De commissie is van mening dat ook de masteropleiding Economics and Business voldoet aan de eisen die in dit facet worden gesteld. Voor de masteropleiding Econmetrics and Management Science geldt ook dat de studenten aangeven dat er veel interactie bestaat met de docenten en dat deze voor vragen goed bereikbaar zijn. De commissie concludeert dat bij een instroom van tachtig studenten die worden verdeeld over vier masterprogramma’s, er voldoende personeel wordt ingezet om de masteropleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Voor de masteropleiding Fiscale Economie geldt ook dat de studenten aangaven dat er veel interactie bestaat met de docenten en dat deze voor vragen goed bereikbaar zijn. De commissie concludeert dat bij een instroom van veertig studenten er voldoende personeel wordt ingezet om de masteropleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Voor de masteropleiding Economics and Informatics is het de commissie opgevallen dat de opleiding veel tijd neemt voor het verzorgen van intensief onderwijs. Een probleem dat speelt is dat er momenteel veel vacatures openstaan. Zeker bij een relatief kleine opleiding als deze, heeft dit een negatief effect op de staf-studentenratio. De studenten hebben aangegeven dat dit merkbaar is. Het opleidingsmanagement heeft aangegeven dat zij ernaar streeft de vacatures binnen korte termijn te vervullen. De commissie benadrukt het belang hiervan. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
93
Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Het loopbaanbeleid van de ESE is volgens de zelfstudie gebaseerd op universitair kaderbeleid, zo zijn er tenure tracks beschikbaar voor medewerkers met hoog potentieel. Het facultaire loopbaanbeleid gaat uit van een grow or go principe. In de zelfstudie wordt vermeld dat het wetenschappelijk personeel niet alleen beloond wordt voor onderzoeksprestaties, maar ook voor topprestaties op het gebied van onderwijs. De ESE streeft naar een toename van het belonen van onderwijsprestaties met voortgang in de carrière. Het aannamebeleid van wetenschappelijk personeel is gebaseerd op zowel de onderzoekskwaliteiten als op de onderwijskundige capaciteiten van de kandidaten. Voor het bewaken van de kwaliteit bij het aannemen van personeel, en bij het benoemen en bevorderen van wetenschappelijk personeel tot uhd, speelt de Commissie Benoeming- en Bevordering Aangelegenheden (CBBA) een belangrijke rol. De onderwijskundige kwalificaties van het wetenschappelijk personeel dat onderwijs verzorgt worden door de ESE bewaakt. Studentenevaluaties spelen hierbij een belangrijke rol. Ieder nieuw lid van de wetenschappelijke staf dient binnen drie jaar de basiskwalificatie onderwijs (BKO) te behalen. Het opleidingsmanagement houdt regelmatig contact met docenten uit de verschillende fasen van de opleidingen, waarbij wordt ingegaan op de inhoud en uitvoering van het onderwijs en van het didactisch concept. Docenten krijgen individuele coaching op eigen verzoek, of op basis van de studentenevaluaties. In 2008 is in de ESE vier keer gebruikgemaakt van deze mogelijkheid. Sinds 2008 wordt ieder jaar een onderwijsdag georganiseerd voor alle docenten van de faculteit. Op deze dagen worden de onderwijsvaardigheden van docenten getraind en ervaringen tussen docenten uitgewisseld. De onderwijskwaliteiten van docenten worden op systematische wijze getoetst. Onderwijsevaluaties worden gebruikt in de functioneringsgesprekken met onderwijzend personeel. De decaan van de faculteit leest de verslagen van deze functioneringsgesprekken en grijpt in indien er zaken niet of onvoldoende expliciet aan de orde zijn geweest. Ook de opleidingsdirecteur bewaakt de kwaliteit van onderwijs aan de hand van de scores die studenten geven in de onderwijsevaluaties. Oordeel De commissie is van oordeel dat de opleidingen van de ESE voldoen aan het criterium dat geldt voor dit facet. De commissie merkt op dat er sinds 2005 duidelijke ontwikkelingen zijn bij de ESE op het gebied van de didactische scholing van docenten. De BKO is verplicht voor nieuwe docenten, waarmee de ESE een minimale basisgarantie voor de didactische kwaliteit van haar staf heeft. De vakevaluaties garanderen systematische controle van de didactische kwaliteiten van docenten. De commissie heeft vernomen dat er bij slechte beoordelingen van docenten adequate actie wordt ondernomen. Bij een slechte beoordeling krijgt de docent voldoende mogelijkheid om trainingen of een coachingstraject te volgen om zijn/haar didactische kwaliteiten te verbeteren. Bij herhaalde slechte beoordelingen volgt een traject dat kan leiden tot outplacement.
94
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
De commissie is van mening dat met de BKO de minimale kwaliteitseisen zijn gegarandeerd, maar dat er nog weinig aanvullende onderwijskwaliteitseisen voor docenten zijn. Cursussen worden wel aangeboden, maar deelname is in de ogen van de commissie te vrijblijvend. Ook docenten zonder slechte vakevaluaties dienen hun didactische kwaliteiten te blijven ontwikkelen. Op basis van de gesprekken met de docenten is de commissie tot de conclusie gekomen dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden. De commissie zou het actief stimuleren van didactische kwaliteiten verder verbeterd willen zien. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Bij de opleidingen Fiscale Economie merkte de commissie in het bijzonder op dat studenten erg enthousiast waren over de didactische kwaliteiten van de docenten. Ze gaven aan erg tevreden te zijn dat er geen studentassistenten werden ingezet. Ook vonden ze de staf enthousiast, betrokken en in het bezit van veel kennis van de praktijk. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Business is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Econometrics and Management Science is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Informatics is het oordeel voldoende.
5.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving Alle opleidingen aan de ESE worden gegeven op de campus Woudestein in Rotterdam. Het beheer van de campus valt centraal onder de Erasmus Universiteit Rotterdam. Alle faciliteiten en materiële voorzieningen voor het verzorgen van onderwijs zijn op de campus aanwezig. De tevredenheid van studenten en het personeel over de materiële voorzieningen en personele studieondersteuning wordt jaarlijks geëvalueerd onder studenten. In 2008 werd deze voldoende bevonden. Voor klassikaal onderwijs is een groot aantal zalen beschikbaar, met een variërend aantal plaatsen (16 tot 882), allemaal met internetaansluiting en onderwijsvoorzieningen. Er zijn studiezalen beschikbaar met in totaal 700 studieplaatsen, waarvan 180 met computer. Deze ruimten zijn geopend op maandag t/m zaterdag, in de tentamenperioden ook op zondag.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
95
Voor groepswerk zijn 34 te reserveren ruimten ingericht als studieruimte voor studenten die gezamenlijk een opdracht moeten uitvoeren. Schriftelijke tentamens worden voor de hele universiteit afgenomen in een speciale tentamenzaal. Op de campus is een centrale bibliotheek aanwezig. De catalogus is via internet toegankelijk. Studenten van de ESE krijgen in hun eerste jaar een bibliotheekpracticum waarbij ze uitleg krijgen over het opvragen van bronnen en het gebruik van bibliotheekvoorzieningen. In het derde jaar ontvangen de studenten opnieuw een instructie, deze is gericht op het zoeken en selecteren van specialistische informatie. Op de campus is voor de studenten van de gehele universiteit een groot aantal computers opgesteld. De ESE beschikt zelf ook over computers die voor drie doeleinden worden gebruikt: voor individueel gebruik door studenten, voor het elektronisch afnemen van tentamens en voor het verzorgen van computerpractica als onderdeel van het curriculum. De ESE stelt verder zogenaamde ‘mailmuren’ ter beschikking. Deze ‘mailmuren’ zijn staplekken voor kortstondig gebruik van computers. De afdeling Informatievoorziening en Automatisering (I&A) is verantwoordelijk voor de ICT-voorzieningen en verleent de studenten hulp bij het gebruik van ICT. Gemiddeld genomen is de bezettingsgraad van computers op werktijden 50%, al zijn er rond de lunchpauze en tegen het einde van de middag spitsuren. De campus Woudestein voorziet in een groot aantal wireless hotspots, onder andere in de kantines, waar studenten van de EUR draadloze toegang tot de elektronische informatiesystemen hebben. De ESE maakt gebruik van drie systemen voor elektronische begeleiding bij het onderwijs. Het eerste systeem is Blackboard, wat vooral wordt gebruikt voor het uitwisselen van documenten. Het SIN-online systeem (SIN: Studenten Informatie Netwerk) is ontwikkeld door de EUR en heeft voornamelijk een communicatieve functie. Roosters, uitslagen, en evaluaties door studenten. Indien studenten dit wensen, kunnen tentamenuitslagen en roosterwijzigingen per sms-bericht worden doorgegeven. Het derde systeem dat de universiteit als geheel gebruikt is Osiris, waarin de definitieve studieresultaten worden bijgehouden, studenten zich voor tentamens inschrijven en waarmee studenten een overzicht van behaalde resultaten kunnen opvragen. Op initiatief van studenten van de EUR is er een universiteitsbrede toegangspoort, MyEUR, ontwikkeld. Hiermee hebben studenten en medewerkers van de EUR via één inlogpagina toegang tot alle ICT-faciliteiten en systemen. In de zelfstudie wordt ook aandacht besteed aan enkele speciale voorzieningen voor docenten. Het onderwijsexpertisecentrum geeft onderwijskundig advies, individuele coaching en doet onderwijskundig onderzoek op een aantal expertisegebieden (kwaliteitszorg, studentgecentreerde onderwijsvormen, E-learning en professionalisering). Het advies en onderzoek richten zich op de ontwikkeling, de implementatie, het gebruik, en de evaluatie van bestaande onderwijsactiviteiten en van onderwijsinnovaties. Het Universitair Taalcentrum verzorgt taaltoetsen en taalcursussen voor medewerkers. Het accent ligt op cursussen in en het toetsen van de Engelse taal. Masteropleiding Economics and Informatics Speciaal voor de studenten van de masteropleiding Economics and Informatics is het E&I lab ingericht, een aparte zaal met computers die zijn uitgerust met software speciaal afgestemd op de opleiding.
96
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Oordeel De commissie is van oordeel dat de opleidingen beschikken over voldoende materiële voorzieningen, waardoor het mogelijk is om de programma’s naar voldoening uit te voeren. Op basis van de beschrijving in de zelfstudie concludeert de commissie dat er voldoende onderwijsruimten, collegezalen en studieplekken aanwezig zijn. Ook heeft de commissie kunnen constateren dat de ICT-faciliteiten en elektronische werkomgeving verzorgd ogen. In de gesprekken met studenten werd opgemerkt dat er momenten zijn waarop computerfaciliteiten beperkt beschikbaar zijn vanwege computerpractica. De commissie is van mening dat deze beperking met name in de spitsuren geldt en vindt actie in dat geval niet nodig. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving In de zelfstudie wordt onderscheid gemaakt tussen studiebegeleiding en informatievoorziening op facultair niveau en studentbegeleiding op centraal niveau. Het Onderwijs Service Centrum (OSC) van de ESE is het centrale punt waar Nederlandse en internationale studenten, docenten, scholieren en andere geïnteresseerden terechtkunnen met vragen op het gebied van het onderwijs en de regels van de ESE. Het OSC is ook de ondersteunende afdeling voor het opleidingsmanagement van de ESE. Het eerste aanspreekpunt is de informatiebalie. Medewerkers verwijzen indien nodig door naar de tweedelijns medewerkers, zoals de studieadviseurs. Het OSC speelt een grote rol bij de internationalisering. Zowel studenten die uit het buitenland komen als studenten die aan een buitenlandse universiteit willen studeren, worden ondersteund door het OSC. Ook zijn marketing, voorlichting en werving voor de initiële opleidingen van de ESE ondergebracht bij het OSC. Volgens de zelfstudie is het van belang dat een realistisch beeld wordt geschetst van wat een student kan verwachten, zowel vakinhoudelijk als qua organisatie en cultuur. Tot slot verzorgt de OSC cursussen als ‘Scriptievoorbereiding’ en ‘Studievaardigheden’ en wordt de online scriptiesite beheerd en actueel gehouden. Deze site bevat informatie over het schrijven van een scriptie aan de ESE. Op deze site worden onder andere tips gegeven over academisch schrijven. Studieadviseurs bieden hulp bij studieplanning en verschaffen informatie op het gebied van onder andere de studieprogramma’s, toelatingseisen voor werkcolleges, overstap van hbo naar wo en stageaangelegenheden. Ook worden studenten met persoonlijke problemen geadviseerd, onder meer met het oog op het bindend studieadvies (BSA). Op centraal niveau zijn er, blijkens de zelfstudie, studentendecanen, studieloopbaanadviseurs, universiteitspsychologen en vertrouwenspersonen voor de begeleiding van studenten. De studentendecanen geven raad, bijstand en informatie aan studenten over persoonlijke zaken, praktische onderwerpen (huisvesting, geldproblemen et cetera) en problemen rond de studie.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
97
Daarnaast zijn studentendecanen belast met de behandeling van klachten van studenten. Er is één studentendecaan ingesteld als contactpersoon voor studenten met een functiebeperking. Ook is één studentendecaan benoemd als vertrouwenspersoon. De studieloopbaanadviseurs helpen studenten met het kiezen van een passende loopbaan en de daarbij behorende keuzen tijdens de studie. Studentenpsychologen bieden hulp aan studenten bij het oplossen van problemen die goed studeren in de weg staan. Daarnaast worden op centraal niveau ook diverse workshops, trainingen en cursussen op het gebied van timemanagement, spreken in groepen, tentamens voorbereiden, talen en voorbereiding op de arbeidsmarkt aangeboden. Zoals eerder vermeld heeft de ESE sinds het collegejaar 2007-2008 voor alle opleidingen en studiefasen een nieuw onderwijssysteem ingevoerd. In dit JPS wordt ervan uitgegaan dat studeerbaarheid en studietempo toenemen wanneer studenten zonder onnodige ballast uit eerdere studiejaren (herkansingen, niet-afgesloten vakken) kunnen aanvangen met de volgende studiejaren. Ook de studiebegeleiding is in het JPS opgenomen. De EUR heeft in het collegejaar 2005-2006 universiteitsbreed het bindend studieadvies (BSA) ingevoerd. Aan het einde van het eerste bachelorjaar moet minimaal 40 EC zijn behaald. Aan het eind van het tweede bachelorjaar moeten de volledige 60 EC van het eerste jaar zijn behaald. De ESE ziet het BSA als een onderdeel van een goede studiebegeleiding en heeft daarom tegelijk met het BSA een mentorsysteem ingevoerd voor de studenten in het eerste bachelorjaar. Dit mentoraat biedt onder meer een sociale structuur, geeft ondersteuning bij de studieplanning en een introductie van de opleiding, de faculteit en de universiteit. Het mentoraat heeft verder tot doel om de studenten studie- en presentatievaardigheden bij te brengen. Tot slot is een belangrijk doel van het mentoraat om de studenten inzicht in en begeleiding bij de studievoortgang te geven. Om studenten tijdig en bij herhaling te informeren over hun studievoortgang, ontvangen ze in het eerste jaar drie keer een niet-bindend preadvies. Studenten die slecht scoren bij de eerste twee preadviezen worden zeer dringend opgeroepen om bij een studieadviseur langs te gaan om hun studiekeuze, studiegedrag en planning te bespreken. Indien nodig, wordt geadviseerd de studie voor 1 februari te staken. Daarbij worden tests voor studiekeuze en studiemotivatie aangeboden. Er bestaan volgens de zelfstudie afspraken met de hbo’s in Rotterdam over tussentijdse instroom en vrijstellingen. Een student met een persoonlijke omstandigheid kan van de examencommissie toestemming krijgen om ondanks onvoldoende studieresultaten de studie voort te zetten. In de zelfstudie is een overzicht gegeven van de resultaten van het BSA in het jaar 2007-2008. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research Uit de facultaire gegevens over het BSA blijkt dat de resultaten bij de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research hoger liggen dan bij de andere Nederlandstalige opleidingen van de ESE. Een waarschijnlijke reden hiervoor is dat de studenten vaker bewust kiezen voor deze opleiding dan voor een andere. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat studiebegeleiding, die is vormgegeven in het JPS, veel aandacht krijgt in het beleid van de ESE. Ze heeft geconstateerd dat het OSC toegankelijk is voor studenten en efficiënt functioneert. Alle te verwachten vormen van begeleiding zijn op facultair of centraal niveau aanwezig. In het eerste jaar worden de studenten behoorlijk intensief gevolgd en begeleid, in de daaropvolgende jaren wordt de begeleiding afgebouwd en wordt meer verantwoordelijkheid bij de studenten zelf gelegd. De commissie is van mening dat deze toenemende mate van eigen verantwoordelijkheid past bij de ontwikkeling die studenten doormaken in de aanloop naar zelfstandig functioneren na hun opleiding.
98
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleidingen De commissie is positief over de activiteiten die de bacheloropleiding onderneemt om studenten in het eerste jaar goed te begeleiden. Door de preadviezen in het eerste jaar is de ESE in staat tot snelle interventie en begeleiding bij dreigend studiefalen. De commissie onderstreept deze inzet, waarbij het voor zowel de faculteit als voor de studenten snel duidelijk is welke maatregelen kunnen en moeten worden genomen. In de eerste week worden studenten in groepen opgevangen, wat overgaat in het mentoraat. Hierbij begeleiden ouderejaars studenten een vaste groep eerstejaars, waarbij zowel de studie als de algemene, sociale inburgering aan bod komt. De commissie heeft tot haar genoegen geconstateerd dat sinds de invoering van de JPS voor de vakken in het eerste jaar een vaste groepssamenstelling wordt nagestreefd (25-30 studenten). De commissie is van mening dat het kunnen terugvallen op twee vaste groepen van groot belang is in het eerste jaar van een opleiding. Ook na het eerste jaar probeert de opleiding zo veel mogelijk studenten in vaste groepen te laten werken. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De commissie is met name bijzonder positief over de activiteiten die de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie onderneemt om studenten in het eerste jaar goed te begeleiden. De ESE is zich volgens de commissie terdege bewust dat een grote opleiding als deze specifieke problemen met zich meebrengt. Zij is van mening dat de ESE ook uitgebreid aandacht besteedt aan de opvang en begeleiding van de studenten in deze massa. De commissie beaamt het risico voor studenten in een enorme opleiding als deze op vereenzaming en daarmee verlies van motivatie. Door de preadviezen in het eerste jaar is de ESE in staat tot snelle interventie en begeleiding bij dreigend studiefalen. De commissie onderstreept deze inzet, waarbij het voor zowel de faculteit als voor de studenten snel duidelijk is welke maatregelen kunnen en moeten genomen worden. De commissie adviseert de ESE om ook voor de studenten die wel tussen 20 en 40 EC halen in het eerste jaar de begeleiding te intensiveren. Bacheloropleiding Fiscale Economie De commissie heeft kennisgenomen van de plannen die bestaan om al in het eerste jaar van de bacheloropleiding Fiscale Economie studenten te selecteren en extra aandacht te geven, bijvoorbeeld in de vorm van bijeenkomsten. Tot op heden zijn deze plannen nog niet uitgevoerd. De commissie adviseert het opleidingsmanagement om komend studiejaar de mentorgroepen zo in te delen dat de studenten Fiscale Economie bij elkaar in groepen zitten en dat er een aantal keer per jaar bijzondere aandacht wordt besteed aan deze groep eerstejaars. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
99
Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Business is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Econometrics and Management Science is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Informatics is het oordeel voldoende.
Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De interne kwaliteitszorg wordt in de zelfstudie voor de ESE als geheel omschreven. Er wordt zo veel mogelijk in een plan-do-check-act cyclus gewerkt om de effectiviteit te borgen. Het kwaliteitszorgsysteem valt uiteen in drie lagen: •
• •
intern: de jaarcyclus binnen de faculteit met onder andere de studentenevaluaties, functioneringsgesprekken, verbeter- en veranderprojecten, OER, jaarverslagen en curriculumvaststelling; EUR-niveau: de mid-term cyclus. Halverwege de accreditatieperiode wordt een interne beoordeling en visitatie georganiseerd; extern: bijvoorbeeld de zesjaarlijkse accreditatiecyclus en de driejaarlijkse CHE-ranking.
In de zelfstudie wordt de procedure omtrent het waarborgen van de kwaliteit van de aangeboden vakken omschreven. Dit gebeurt aan het eind van ieder blok waarbij de vakdocenten en de studenten online een enquête kunnen invullen. De standaard vragenlijst bestaat uit open vragen en multiplechoicevragen, waarbij de studenten scores geven op een vijfpuntsschaal. De betrokken docenten ontvangen integraal de resultaten van hun vak en per blok worden de uitkomsten verwerkt tot rapportages. Deze rapportages zijn beschikbaar voor de betrokken docenten, de capaciteitsgroepsdirecteur en het opleidingsmanagement. Er bestaan twee klachtenregelingen bij de ESE. De eerste is een laagdrempelige regeling, waarbij studenten via een mailadres en een verbeterknop op alle pagina’s van de elektronische studieomgeving suggesties en klachten direct kunnen neerleggen bij een kleine commissie. Deze commissie bestaat uit een studieadviseur, een student en een medewerker. De commissie stuurt de klacht naar de juiste persoon en zorgt dat deze correct wordt afgehandeld. Vaak gaan de klachten over de actualiteit van het onderwijs op dat moment, bijvoorbeeld over roosters en tentamens. De tweede klachtenprocedure is zwaarder; bij de facultaire klachtencommissie kunnen schriftelijk individuele klachten door en tegen een lid van de universitaire gemeenschap worden neergelegd. Deze commissie staat onder het voorzitterschap van een hoogleraar en bestaat verder uit een medewerker, een student en een toegevoegd secretaris. De klachtencommissie rapporteert jaarlijks aan de decaan en aan de faculteitsraad. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research 100
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
In het eerste jaar van de bacheloropleiding wordt door de OLC ieder blok in de tweede week mondeling tijdens de mentorbijeenkomsten geëvalueerd. Het verslag daarvan gaat naar de opleidingsdirecteur die zonodig nog tijdens het blok tot aanpassingen kan besluiten. Studenten hebben op ieder moment de mogelijkheid om elektronisch problemen en suggesties door te geven. Incidenteel wordt de onderwijskwaliteit ook in andere vormen getoetst, bijvoorbeeld door panelgesprekken. Oordeel De commissie is van mening dat de opleidingen voldoen aan de in dit facet gestelde eisen. De kwaliteit van onderwijs wordt periodiek getoetst waarbij het opleidingsmanagement de uitkomsten actief volgt. De commissie heeft geconstateerd dat het onderwijs dat wordt verzorgd in het kader van de bachelor- en masteropleiding periodiek wordt geëvalueerd aan de hand van vastgestelde streefdoelen (zie beschrijving van F18). Zij heeft voorts geconstateerd dat de evaluaties geformaliseerd en gestructureerd worden uitgevoerd en dat het opleidingsmanagement de resultaten daarvan structureel inziet en, indien nodig geacht, actie onderneemt. Op basis van de gesprekken met het opleidingsmanagement constateert de commissie dat iedere paar jaar ook curriculumevaluaties worden uitgevoerd om de samenhang tussen de verschillende vakken te garanderen. De commissie vindt het jammer dat de resultaten van de docenten in de vakevaluaties niet openbaar zijn. Ze respecteert de beslissing van het opleidingsmanagement dat deze gegevens privé zijn en daarom niet publiekelijk op de website worden gepubliceerd, maar ze had graag gezien dat de OLC de uitkomsten van deze evaluaties had kunnen inzien. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en masteropleiding Economics and Business De commissie heeft vastgesteld dat de OLC een enthousiaste groep van studenten en docenten is die zich betrokken voelt bij de kwaliteitszorg van de opleidingen. Zo is het bijvoorbeeld opgevallen dat de studenten aan deze commissie deelnemen zonder daar een vergoeding voor te krijgen. Ook wordt door zowel de OLC als door het opleidingsmanagement bevestigd dat opmerkingen en suggesties vanuit de OLC worden gehoord. De commissie is echter van mening dat op dit moment de verantwoordelijkheden van de OLC onduidelijk zijn, en dat de OLC te zeer ad hoc werkt, waarbij er weinig systematiek is en het risico bestaat op te weinig proactiviteit. De werkzaamheden van de OLC dienen volgens de commissie systematischer en meer op curriculumniveau plaats te vinden. Zo is de commissie van mening dat de OLC onvoldoende op de hoogte is van de activiteiten op het gebied van interne kwaliteitszorg. Bij de studenten van de OLC was bijvoorbeeld niet bekend dat er regelmatig stroomlijnonderzoek plaatsvindt waarbij het curriculum wordt geëvalueerd. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science In het kader van de curriculumevaluaties om de samenhang tussen de verschillende vakken te garanderen, is in het afgelopen jaar het stroomlijnonderzoek bij de econometrie-opleidingen uitgevoerd. De commissie is van mening dat de OLC hierbij een grote rol heeft gespeeld en meent dat de interactie tussen het opleidingsmanagement en de OLC hierin goed was. De commissie heeft vastgesteld dat de OLC een zeer enthousiaste groep van studenten en docenten is, die zich zeer betrokken voelt bij de kwaliteitszorg van de opleidingen. Zo is het bijvoorbeeld opgevallen dat de studenten aan deze commissie deelnemen zonder daar een vergoeding voor te krijgen. Ook wordt door zowel de OLC als door het
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
101
opleidingsmanagement bevestigd dat opmerkingen en suggesties vanuit de OLC worden gehoord. De commissie is van mening dat op dit moment de verantwoordelijkheden van de OLC onduidelijk zijn, en dat de OLC hierdoor ad hoc werkt en er weinig systematiek is. De OLC van de econometrische opleidingen is echter enthousiast en ontwikkelt zelfstandig manieren om de kwaliteitszorg te evalueren. Met een duidelijke taakomschrijving waarin formeel meer proactiviteit van de OLC wordt verwacht, zal de potentie van deze OLC meer resultaten opleveren. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Door zowel de OLC als door het opleidingsmanagement wordt bevestigd dat opmerkingen en suggesties vanuit de OLC worden gehoord. De commissie is echter van mening dat op dit moment de verantwoordelijkheden van de OLC te onduidelijk zijn, en dat de OLC hierdoor te passief en ad hoc functioneert, waardoor er weinig systematiek is. Een voorbeeld is dat de curriculumevaluaties die iedere paar jaar worden uitgevoerd, niet bekend waren bij de studenten Fiscale Economie, ook die uit de OLC. De commissie is van mening dat de OLC van Fiscale Economie meer resultaten zal leveren als zij een duidelijke taakomschrijving heeft, waarin formeel meer proactiviteit van de OLC wordt verwacht. Masteropleiding Economics and Informatics Ook deze OLC en het opleidingsmanagement bevestigen dat opmerkingen en suggesties vanuit de OLC goed worden gehoord. De commissie heeft vastgesteld dat de OLC bestaat uit een actieve groep van studenten en docenten, die zich betrokken voelt bij de kwaliteitszorg van de opleiding. De commissie is echter van mening dat op dit moment de verantwoordelijkheden van de OLC onduidelijk zijn, en dat de OLC hierdoor te ad hoc werkt, waarbij er weinig systematiek is. Met een duidelijke taakomschrijving waarin formeel meer proactiviteit van de OLC wordt verwacht, zal de potentie van deze OLC volledig tot zijn recht komen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving In de zelfstudie wordt beschreven op welke wijze wordt omgegaan met de uitkomsten van evaluaties. De opleidingsdirecteur beoordeelt de uitkomsten van de cursusevaluaties en neemt maatregelen om knelpunten op te lossen en sterke punten te belonen. Ook ontvangen de betrokken docent en de capaciteitsgroepsdirecteur de uitkomsten van de evaluatie. In de tabel hieronder wordt het normeringschema gegeven, zoals deze zijn vastgelegd in het Handboek Kwaliteitszorg. In dit handboek wordt de evaluatieprocedure in detail beschreven. Indien de score onvoldoende is, worden zowel de betrokken docent als de capaciteitsgroepsdirecteur hierop aangesproken. Bij matige scores spreekt de opleidingsdirecteur hierover met de docent(en) en wordt gezamenlijk gezocht naar oorzaken en oplossingen. Bij (zeer) goede scores komen docenten in aanmerking voor twee facultaire onderwijsprijzen, waaraan 102
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
geldbedragen zijn verbonden. De uitkomsten van de vakevaluaties worden gebruikt in de functioneringsgesprekken met de medewerkers. Ba1 en Ba2 Ba3 en master
onvoldoende [0 - 3] [0 – 3.25]
matig [3 - 3.5] [3.25 - 3.75]
goed [3.5 – 4] [3.75 – 4.25]
zeer goed [4 – 5] [4.25 – 5]
In het eerste jaar van de bacheloropleidingen zijn ook de mentorgroepen een bron van directe feedback over het onderwijs. Op dit moment wordt faculteitsbreed bij twee bacheloropleidingen geëxperimenteerd met groepsvertegenwoordigers. Volgens de zelfstudie is er in de afgelopen jaren op basis van verschillende evaluaties diverse keren ingegrepen. Voorbeelden zijn het inrichten van een individueel coachingstraject voor docenten, en het al tijdens het blok vervangen van een docent vanwege ontoereikende beheersing van de Engelse taal. De zelfstudie geeft aan dat de algemene tendens is dat de docentscores geleidelijk stijgen. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science Uit de gesprekken met de OLC kwam naar voren dat deze groep studenten en docenten zeer actief bezig is met verbetermaatregelen. Op basis van het stroomlijnoverleg over het bachelorcurriculum is een docentenoverleg georganiseerd, enerzijds om alle docenten op de hoogte te stellen van de komende veranderingen, anderzijds om alle docenten de mogelijkheid te geven op de voorstellen te reageren. De studenten van de OLC zijn niet alleen betrokken bij dit stroomlijnoverleg, maar zijn ook actief bezig met verbetermaatregelen op basis van signalen die ze uit de studentenpopulatie ontvangen. Zo houden de studenten uit de OLC blokgesprekken in het eerste jaar van de bacheloropleiding. Drie weken na de start van ieder blok wordt de voortgang geëvalueerd, de OLC zorgt dat bij problemen tijdig maatregelen worden genomen. Oordeel De commissie is van oordeel dat de bachelor- en de masteropleidingen voldoen aan het criterium dat geldt voor dit facet. De commissie heeft vastgesteld dat de resultaten van de cursusevaluaties leiden tot concrete verbetermaatregelen wanneer daartoe aanleiding is. Ze heeft kennisgenomen van de verschillende voorbeelden van maatregelen die zijn genomen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De commissie is van oordeel dat naast de ‘formele’ maatregelen vanuit het opleidingsmanagement, ook docenten individueel verbeteringen doorvoeren op basis van cursusevaluaties en van andere signalen. De ESE is zichtbaar en actief bezig met het verbeteren van de interne kwaliteitszorg. De commissie geeft een compliment aan het in 2007 ingevoerde JPS. Het JPS is pas recentelijk ingevoerd en de werkelijke effecten zullen nog moeten blijken, maar de commissie vindt het een goed doordacht plan dat vooralsnog vruchten lijkt af te werpen. Ze acht het van belang dat het management de effecten blijft meten en indien nodig aanpassingen in het plan doorvoert. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en masteropleiding Economics and Business De commissie is van mening dat er aandachtig wordt geluisterd naar de punten die de OLC inbrengt op basis van signalen die ze ontvangt en het opleidingsmanagement reageert ook adequaat op deze signalen. De commissie is echter van mening dat de terugkoppeling vanuit het opleidingsmanagement over de genomen maatregelen richting de OLC en richting de studenten beter kan. Uit de gesprekken met studenten bleek dat ze van mening waren dat er
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
103
niet of nauwelijks maatregelen worden genomen op basis van bijvoorbeeld de vakevaluaties. De commissie is ook bij dit facet van mening dat, evenals bij F17, de functie van de OLC te ad hoc, weinig systematisch en weinig proactief is. Ze acht het nodig dat van bovenaf een duidelijke structuur moet worden aangebracht, zodat de functie en mogelijkheden duidelijk zijn voor de OLC-leden. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie is van mening dat er aandachtig wordt geluisterd naar de punten die de OLC inbrengt op basis van signalen die ze ontvangt en het opleidingsmanagement reageert ook adequaat op deze signalen. Het is de commissie opgevallen dat deze opleidingen een zeer actieve en enthousiaste OLC hebben. De OLC voelt zich betrokken en probeert zich proactief op te stellen. De studenten hebben goede contacten met hun achterban, zeker met de eerstejaars. De commissie is van mening dat bij deze opleidingen, mede door de inzet van de OLC, zowel studenten als docenten zich zeer betrokken voelen bij het verbeteren van de kwaliteit van de opleiding. De commissie is van oordeel dat de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research en de masteropleiding Econometrics and Management Science meer dan voldoen aan het criterium dat geldt voor dit facet en beoordeelt dit facet als goed. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie De commissie is van mening dat er aandachtig wordt geluisterd naar de punten die de OLC inbrengt op basis van signalen die ze ontvangt en het opleidingsmanagement reageert ook adequaat op deze signalen. De commissie is wel van oordeel dat de terugkoppeling vanuit het opleidingsmanagement over de genomen maatregelen richting de OLC en richting de studenten beter kan. Uit de gesprekken met studenten bleek dat ze van mening waren dat er niet of nauwelijks maatregelen worden genomen op basis van bijvoorbeeld de vakevaluaties. De commissie is ook bij dit facet van mening dat, evenals bij F17, de functie van de OLC te ad hoc, weinig systematisch en weinig proactief is. Ze acht het nodig dat van bovenaf een duidelijke structuur moet worden aangebracht, zodat de functie en mogelijkheden duidelijk zijn voor de OLC-leden. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie is van mening dat er aandachtig wordt geluisterd naar de punten die de OLC inbrengt op basis van signalen die ze ontvangt en het opleidingsmanagement reageert ook adequaat op deze signalen. De commissie is wel van oordeel dat de terugkoppeling vanuit het opleidingsmanagement over de genomen maatregelen richting de OLC en richting de studenten beter kan. Zo bleek uit de gesprekken met studenten dat deze het idee hadden dat er niet of nauwelijks maatregelen worden genomen op basis van bijvoorbeeld de vakevaluaties. De commissie is ook bij dit facet van mening dat, evenals bij F17, de functie van de OLC te ad hoc en weinig systematisch is. Ze acht het nodig dat van bovenaf een duidelijke structuur moet worden aangebracht, zodat de functie en mogelijkheden duidelijk zijn voor de OLC-leden. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is goed. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
104
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De dialoog tussen studenten, docenten en opleidingsmanagement wordt gevoerd via de OLC’s van de verschillende opleidingen en via de faculteitsraad. De OLC’s vergaderen regelmatig en zijn structureel betrokken bij onder meer de vaststelling van de OER. Ook wordt in de zelfstudie aangegeven dat regelmatig advies wordt gevraagd aan de OLC op concrete punten, bijvoorbeeld de invoering en het ontwerp van het JPS en de tussentijdse evaluatie daarvan. Om een aantal jaren wordt per opleiding een stroomlijnoverleg gehouden met als doel het curriculum verder te versterken. Zo is in 2008 het stroomlijnoverleg voor de opleidingen Econometrie gevoerd. In het faculteitsreglement zijn de samenstelling, taken en bevoegdheden van de opleidingscommissies vastgelegd. De ESE participeert in de jaarlijkse wo-monitor onder recent afgestudeerden. Met dit onderzoek wordt een indruk gekregen van het eerste jaar van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt. In de zelfstudie staat aangegeven dat contact met de arbeidsmarkt levendig is, doordat vele medewerkers niet alleen bij de faculteit, maar ook in het bedrijfsleven zijn aangesteld. Contacten tussen alumni en de ESE vinden ook plaats via het postinitiële onderwijs. De voornaamste contacten tussen de ESE en haar alumni zijn een reeks symposia en informatieve bijeenkomsten. Twee keer per jaar wordt een algemene alumnidag georganiseerd. De studieverenigingen organiseren ook verschillende alumnibijeenkomsten op hun vakgebied. Er bestaat een actief netwerk van (met name) VO-economiedocenten. Vier keer per jaar vinden er goedbezochte bijeenkomsten plaats waarbij een hoogleraar van de ESE spreekt over actuele onderwerpen in het economisch onderzoek. Hierbij wordt gezocht naar onderwerpen die aansluiten bij de middelbareschoolstof, op een manier die docenten kunnen vertalen in lessen. Het EUR-onderwijskundig centrum (Risbo) voert een groot meerjarig onderzoek uit bij zowel de faculteit Rechtsgeleerdheid en de ESE naar de studiemotivatie van eerstejaarsstudenten en de variabelen die de motivatie beïnvloeden. Voor het identificeren en uitdagen van uitzonderlijk goede studenten, bestaan verschillende programma’s. Dit zijn de Facultaire Honours Class, het Mr. Drs-programma, de PWCHonours Class en het Universitaire Honours Programme. Masteropleiding Econometrics and Informatics De masteropleiding Economie en Informatica kent een raad van advies met vertegenwoordigers van de volgende organisaties: Ordina Institute for Research and Innovation, Logica-CMG, Microsoft BV, IBM Nederland BV, Ctac, Atos Origin, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) en Vanenburg. De raad van advies heeft met name in de eerste jaren van de masteropleiding een zichtbare rol gespeeld bij het invullen van het programma. Momenteel is de rol van de raad van advies meer naar de achtergrond geschoven. Oordeel De commissie is van mening dat de opleidingen voldoen aan het criterium dat geldt voor dit facet. Op basis van de gesprekken die zijn gevoerd met studenten en docenten is de commissie van mening dat voor alle opleidingen geldt dat medewerkers en studenten erg betrokken zijn bij hun opleiding.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
105
De contacten met de alumni zijn volgens de commissie aanwezig, maar wat betreft de interne kwaliteitszorg zeer beperkt. Tijdens symposia en informatieve bijeenkomsten wordt wellicht informeel gesproken over de kwaliteitszorg, maar de commissie is van mening dat alumni actiever bij dit proces zouden moeten worden betrokken. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie en masteropleiding Economics and Business Het is de commissie opgevallen dat de contacten tussen studenten uit de OLC en haar achterban voornamelijk via het wandelgangennetwerk verlopen. Door de grote omvang van de opleidingen lijken veel studenten niet te weten wie hen in de OLC vertegenwoordigd. De commissie adviseert de OLC om de contacten en informatievoorziening aan studenten beter te structureren. Op deze manier wordt voor de achterban inzichtelijk gemaakt wat de maatregelen zijn die worden genomen op basis van onder andere de ingevulde cursusevaluaties. De betrokkenheid van het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg is beperkt aanwezig. Het beroepenveld is betrokken bij de invulling van het curriculum en daarmee indirect bij de kwaliteitszorg. Ook worden bedrijven, via de scripties die verschillende studenten (al dan niet in combinatie met een stage) bij bedrijven en instellingen schrijven, betrokken bij de opleidingen. Bacheloropleiding Econometrie en OR en masteropleiding Econometrics and Management Science Het is de commissie opgevallen dat de contacten tussen studenten uit de OLC en haar achterban voornamelijk via het wandelgangennetwerk verlopen. Door de actieve houding van de OLC werkt dit betrekkelijk goed, al is het advies van de commissie om de terugkoppeling aan de studenten te formaliseren en structureel te maken. Op deze manier kan worden gegarandeerd dat alle studenten toegang hebben tot informatie over bijvoorbeeld maatregelen op basis van cursusevaluaties. De betrokkenheid van het beroepenveld met de interne kwaliteitszorg zijn beperkt aanwezig. Het beroepenveld is betrokken bij de invulling van het curriculum en is daarmee indirect betrokken bij de kwaliteitszorg. Een deel van de docenten heeft naast een functie aan de universiteit ook een functie in het bedrijfsleven. Bedrijven zijn daarnaast betrokken bij de opleidingen via de scripties die verschillende studenten (al dan niet in combinatie met een stage) bij bedrijven en instellingen schrijven. Bachelor- en masteropleiding Fiscale Economie Het is de commissie opgevallen dat de contacten tussen studenten uit de OLC en haar achterban voornamelijk via het wandelgangennetwerk verlopen. Veel studenten lijken niet te weten wie hen in de OLC vertegenwoordigt. De commissie adviseert het opleidingsmanagement en de OLC om de contacten en informatievoorziening aan studenten beter te structureren. Op deze manier wordt voor de achterban inzichtelijk gemaakt wat de maatregelen zijn die worden genomen op basis van onder andere de ingevulde cursusevaluaties. De betrokkenheid van het beroepenveld met de interne kwaliteitszorg zijn beperkt aanwezig, al is de invloed van het beroepenveld bij de invulling van het curriculum groot. Ook worden bedrijven betrokken bij de opleidingen via de scripties die verschillende studenten (al dan niet in combinatie met een stage) bij bedrijven en instellingen schrijven. De commissie stimuleert de opleiding om ook de contacten met de Belastingdienst opnieuw te versterken.
106
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Masteropleiding Econometrics and Informatics Op basis van de gesprekken die zijn gevoerd met studenten en docenten is de commissie van mening dat de medewerkers de studenten erg betrokken zijn bij hun opleiding. Het is de commissie opgevallen dat de contacten tussen studenten uit de OLC en haar achterban voornamelijk via het wandelgangennetwerk verlopen. Door de actieve houding van de OLC werkt dit betrekkelijk goed, al adviseert de commissie om de terugkoppeling aan de studenten te formaliseren en structureel te maken. Op deze manier kan worden gegarandeerd dat informatie over bijvoorbeeld maatregelen op basis van cursusevaluaties bij de studenten bekend is. De betrokkenheid van het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg is aanwezig. Het beroepenveld is betrokken bij de invulling van het curriculum en daarmee indirect bij de kwaliteitszorg. Ook worden bedrijven betrokken bij de opleidingen via de scripties die verschillende studenten (al dan niet in combinatie met een stage) bij bedrijven en instellingen schrijven. Het bestaan van een raad van advies is volgens de commissie een goede manier om het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg te betrekken. Ze adviseert om met enige regelmaat gebruik te blijven maken van de raad van advies. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Business is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Econometrics and Management Science is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Informatics is het oordeel voldoende.
Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving Bacheloropleidingen In de zelfstudie wordt aangegeven dat de bachelorscriptie een platform is waarop de student kan laten zien de eindkwalificaties te hebben gerealiseerd. De bachelorscriptie (ter waarde van 8 EC) is daarom een individueel te schrijven werkstuk over een economisch onderwerp dat deel uitmaakt van het curriculum van de student.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
107
De voorbereiding voor de bachelorscriptie vindt (onder andere) plaats in blok 4 van het derde bachelorjaar, waar colleges over bronnengebruik, zoekstrategieën en instrumenten, en over academisch schrijven worden gegeven. In de werkcolleges van blok 4 wordt tijd ingeruimd voor een onderwerpskeuze van de scriptie. De bachelorscriptie wordt beoordeeld op een zestal criteria: •
• • • • •
Structuur: de scriptie heeft een duidelijke inleiding en probleemstelling, elk hoofdstuk is een herkenbaar bestanddeel, aansluitend op de probleemstelling. Het betoog leidt tot (deel)conclusies met betrekking tot vragen die van de probleemstelling zijn afgeleid. Verantwoording: de scriptie dient duidelijk theoretisch onderbouwd te zijn en er is herkenbaar en toetsbaar gebruikgemaakt van (literatuur- en empirische) bronnen. Uitwerking: de scriptie beantwoordt daadwerkelijk de vragen die binnen de probleemstelling zijn geformuleerd. Toegevoegde waarde (originaliteit): de scriptie is relevant voor de wetenschap en/of de praktijk. Vormgeving: hierbij wordt de scriptie beoordeeld op verzorging en leesbaarheid. Inzet: de student toont bij het schrijven van de scriptie inzet, motivatie en enthousiasme. Hierbij horen zelfstandigheid/eigen inbreng en begeleidingsnoodzaak.
De zes genoemde criteria worden door de begeleider meegewogen voor de beoordeling en vermeld op het scriptiebeoordelingsformulier. Dit formulier wordt opgeslagen in het archief van de examenadministratie. De bachelorscriptie wordt door de begeleider en een meelezer beoordeeld. Beiden dienen docenten te zijn die bij de opleiding zijn betrokken. Zij voeren samen het eindgesprek met de student. Er is voor gekozen om het einde van blok 5 de deadline voor de bachelorscriptie te laten zijn. Op dat moment geeft de begeleider aan dat de student aan de eisen heeft voldaan, of wat nog moet worden gedaan. In dit laatste geval wordt voor de student een nieuwe deadline gesteld. Op dat moment kan de begeleider ook concluderen dat de scriptie van onvoldoende niveau is om de student nog in het lopende collegejaar te laten afstuderen. Masteropleidingen De nagestreefde eindkwalificaties zijn in de vak-eindtermen-matrix geoperationaliseerd. De toetsing van de verschillende vakken is daarmee een belangrijke meter voor het ook daadwerkelijk behalen van de eindkwalificaties, zeker in een eenjarige master. De masterscriptie heeft het karakter van een meesterproef waarop de student kan laten zien de eindkwalificaties te hebben gerealiseerd. Daarom is de masterscriptie ook een individueel te schrijven werkstuk waarin van de student naast een vakinhoudelijke en academische kwaliteit ook een zelfstandige werkwijze en eigen inzicht wordt verlangd. De masterscriptie wordt beoordeeld op de volgende criteria: •
•
108
Structuur: de scriptie heeft een duidelijke inleiding en probleemstelling, elk hoofdstuk is een herkenbaar bestanddeel, aansluitend op de probleemstelling. Het betoog leidt tot (deel)conclusies met betrekking tot vragen die van de probleemstelling zijn afgeleid. Verantwoording: de scriptie dient duidelijk theoretisch onderbouwd te zijn en er is herkenbaar en toetbaar gebruikgemaakt van (literatuur- en empirische) bronnen. Ook heeft de schrijver de methode van onderzoek duidelijk gemotiveerd.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
•
• • •
Uitwerking: de scriptie beantwoordt daadwerkelijk de vragen die binnen de probleemstelling zijn geformuleerd. Daarnaast is sprake van een coherent en logisch betoog. Toegevoegde waarde: de scriptie is relevant voor het vakgebied (wetenschap) en relevant voor de praktijk. Vormgeving: hierbij wordt de scriptie beoordeeld op vormgeving en leesbaarheid. Ook wordt de omvang van de scriptie vastgesteld op 60-75 pagina’s. Inzet: de student toont bij het schrijven van de scriptie inzet, motivatie en enthousiasme. Hierbij horen zelfstandigheid en eigen inbreng.
De masterscriptie wordt beoordeeld door de begeleider en een meelezer, beide docenten die bij de opleiding zijn betrokken. Samen voeren ze een eindgesprek met de student. Het schrijven van de scriptie wordt gestart in blok 4 en geconcentreerd in blok 5. Oordeel De commissie heeft in F11 aangegeven dat ze van oordeel is dat docenten duidelijke ideeën hebben over wat een scriptie moet inhouden, zowel op bachelor- als op masterniveau. De commissie is van mening dat deze eisen nog niet voldoende zijn geformuleerd en gecommuniceerd aan de studenten. Uit de gesprekken met studenten is gebleken dat de in de studiegids opgenomen criteria ondersteunend zijn, maar voor de inhoud te weinig steun bieden. De commissie heeft een omschrijving geformuleerd van de eisen waaraan bachelorscripties, respectievelijk masterscripties in haar ogen dienen te voldoen. Ze adviseert de opleidingen om de criteria voor de scripties uit te breiden, zodat de verwachtingen van docenten bij de studenten bekend zijn. Bacheloropleidingen De commissie is van mening dat een bachelorscriptie zich kan beperken tot een literatuurstudie, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: (a) het literatuuroverzicht dient verder te gaan dan een beschrijving van inzichten uit leerboeken of collegediscussies door ook artikelen uit (top) economische tijdschriften te verwerken; en (b) de scriptie dient te worden afgerond met een reflectie op de stand van kennis in het besproken deel van de literatuur. In het geval van een empirische scriptie dient een (minimale) hoeveelheid data te worden verzameld, verwerkt en geïnterpreteerd. Kwantitatieve of kwalitatieve data-analyse kan daarbij horen, maar is niet noodzakelijk. Een theoretische scriptie dient minimaal een poging tot nieuwe theorievorming te bevatten. In dit geval kan het formeel maken van een model daarbij behoren, maar ook hier is dat niet noodzakelijk. De commissie adviseert om deze of soortgelijke criteria op te nemen in de studiegids, zodat studenten weten wat er inhoudelijk van ze wordt verwacht bij het schrijven van de bachelorscriptie. De commissie heeft uit de lijst van de 25 meest recent afgeronde scripties een willekeurige selectie opgevraagd van drie scripties en de daarbij behorende beoordelingsformulieren. Daarbij is rekening gehouden met de becijfering (zowel lage, middelmatige als hoge cijfers) en de begeleider (de opgevraagde scripties hadden verschillende begeleiders). De commissieleden hebben scripties gelezen en beoordeeld op probleemstelling, verwerking van literatuur, methoden en verantwoording, conclusie en discussie, structuur en leesbaarheid en controleerbaarheid. Masteropleidingen Ook uit de lijst van de 25 meest recent afgeronde masterscripties heeft de commissie om zich een mening te vormen over het gerealiseerde niveau van de opleiding een willekeurige selectie opgevraagd van 3 scripties met bijbehorende beoordelingsformulieren. Daarbij golden voor
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
109
de selectie dezelfde voorwaarden als bij de bacheloropleiding. De commissieleden hebben de scripties gelezen en beoordeeld op dezelfde punten als bij de bachelorscripties. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie De commissie is van mening dat de door de begeleiders gegeven cijfers over het algemeen reëel zijn. De kwaliteit van de eerste scriptie, die met een 6 werd beoordeeld, werd door de commissie als minimaal gezien, zowel op inhoud, structuur, bronvermelding en vormgeving. Daarbij wordt door de commissie een opmerking gemaakt over het slechte Nederlands. Van de tweede scriptie was het niveau heel behoorlijk. De methodologie was standaard, maar zeer nauwkeurig uitgewerkt en besproken, het eindcijfer kon door de commissie worden bevestigd. De derde scriptie werd door de commissie ruim voldoende bevonden. Het onderwerp en de onderzoeksvragen worden duidelijk gepresenteerd en bediscussieerd en worden goed gekaderd in de literatuur. De uitwerking had beter gekund, dit werd ook in het beoordelingsformulier van de opleiding aangegeven en had invloed op het gegeven cijfer. Masteropleiding Economics and Business De commissie is van mening dat de door de begeleiders gegeven cijfers reëel zijn, zeker als het aantal studiepunten (16 EC) in acht wordt genomen. Alle gelezen scripties van de masteropleiding Economics and Business voldoen aan de eisen waaraan een masterscriptie volgens de commissie moet voldoen. Eén van de masterscripties wordt door de commissie beoordeeld als een gedegen werkstuk met overzicht van de academische literatuur en eigen regressieanalysen. Er wordt geen gebruikgemaakt van een eigen dataverzameling, maar wel een eigen analyse van beschikbare data uitgevoerd. Van een andere gelezen scriptie wordt gemeld dat de probleemstelling en opbouw helder zijn met gedegen overzicht van de literatuur. Er zijn expliciete hypothesen in toetsbare vorm opgenomen. Ook hier worden geen eigen data geanalyseerd. De commissieleden die scripties hebben beoordeeld van de masteropleiding Economics and Business waren van mening dat deze alle voldeden aan de eisen die volgens de commissie moeten worden gesteld aan een masterscriptie. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research De commissie is van mening dat de door de begeleiders gegeven cijfers over het algemeen reëel zijn. Volgens het scriptiebeoordelingsformulier van de eerste scriptie was de inzet van de student laag, wat het relatief lage cijfer kan verklaren. De probleemstelling was goed geformuleerd, evenals de verantwoording en uitvoering van onderzoek. De conclusie, discussie, structuur en leesbaarheid waren voldoende, de verantwoording van literatuur matig. De overige twee scripties kregen een terecht hoge beoordeling. Beide scripties hadden een duidelijke probleemstelling, een goede structuur en opbouw, gevolgd door duidelijke conclusies. Masteropleiding Econometrics and Management Science De commissie is van mening dat de door de begeleiders gegeven cijfers over het algemeen reëel zijn. De gelezen scripties van de masteropleiding waren van hoog niveau en voldeden ruim aan de eisen waaraan een masterscriptie volgens de commissie moet voldoen. Eén scriptie werd goed bevonden, waarbij eigen data werden verzameld en verwerkt. Het enige commentaar was dat er wat onevenwichtigheid bestond in de conclusie en discussie. Van een andere scriptie werd door de commissie opgemerkt dat het een sterke economische onderbouwing had. De derde scriptie die door de commissie is gelezen was zeer goed van opzet, en kende een degelijke verantwoording en uitvoering van het onderzoek. Ook de literatuur en de controleerbaarheid waren van goed niveau. De commissie is van mening dat deze masteropleiding voldoet aan het hoge Nederlandse niveau van econometrie-opleidingen.
110
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Fiscale Economie De eerste gelezen scriptie kende een duidelijk geformuleerde probleemstelling. De opbouw is piramidevormig gestructureerd, met eerst een beschouwend deel en daarna specifieker uitgewerkt. Opbouw is goed en conclusies volgen logisch uit én de literatuur, én de jurisprudentie. Literatuur is voldoende en de verantwoording en uitwerking zijn adequaat tot goed. De tweede scriptie kent een heldere uitwerking en een duidelijke opbouw. De verantwoording van literatuur is voldoende tot adequaat. De derde scriptie omvatte een bespreking van gedane beleidsvoorstellen. Het voornaamste commentaar van de commissie op deze scriptie was dat de termen niet altijd goed werden uitgelegd en dat een degelijke onderbouwing van de conclusies regelmatig ontbreekt. Voor alle scripties geldt dat het gegeven cijfer een juiste becijfering werd gevonden. Masteropleiding Fiscale Economie De commissie is van mening dat de door de begeleiders gegeven cijfers over het algemeen reëel zijn. De eerste gelezen scriptie was een descriptieve, fiscale scriptie waarbij geen economisch onderzoek werd gebruikt. De probleemstelling was voldoende, er werd veel oude literatuur en recente jurisprudentie gebruikt. Uitvoering en verantwoording waren voldoende. De conclusies waren voldoende, maar niet zeer diepgaand. De tweede scriptie was volgens de commissie een goed voorbeeld van fiscaal-economisch onderzoek met kwantitatieve inbreng. De scriptie kende een expliciete probleemstelling en voldoende uitwerking daarvan. De derde scriptie kende een duidelijke probleemstelling waarop een antwoord werd geformuleerd. Verantwoording en literatuurverwerking waren goed, de scriptie was duidelijk opgezet en goed leesbaar. Ook waren de conclusies en discussie helder opgezet en geformuleerd. Masteropleiding Economics and Informatics De commissie is van mening dat de door de begeleiders gegeven cijfers over het algemeen reëel zijn. De eerste scriptie die de commissie heeft gelezen werd net voldoende gevonden, wat overeenkwam met het gegeven cijfer. De definities waren onduidelijk en er werden oppervlakkige termen gebruikt. Ook was de scriptie methodologisch aan de zwakke kant. Het werd positief bevonden dat de student een eigen onderzoek had opgezet. De tweede scriptie werd ruim voldoende bevonden, de commissie vond dat de scriptie een goede opzet kende waarin duidelijk de probleemstelling werd beschreven. De laatste scriptie kende een heldere opbouw en zat methodologisch goed in elkaar. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is goed. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving Bacheloropleidingen De ESE heeft een convenant met het College van Bestuur getekend waarin de faculteit voor 2013 de volgende afspraken heeft:
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
111
•
•
Het bachelorrendement ligt boven de mediaan van vergelijkbare opleidingen. De opleidingsrendementen liggen minimaal op het voor de betreffende opleiding landelijk geldende gemiddelde. In 2013 is het rendement van de bacheloropleidingen na BSA gemiddeld na vier jaar 40% en na zes jaar 70%. Deze norm is na BSA, dus na selectie.
In de zelfstudie wordt aangegeven dat het moeilijk is om het bachelorrendement realistisch vast te stellen. Dit komt door de invoering van de bachelor-masterstructuur in 2002, waarbij overgangssituaties en -regelingen van toepassing waren. Ook geeft de doorstroomregeling naar de masteropleidingen een vertekend beeld. Er worden twee voorbeelden gegeven waaruit de rendementen blijken. Het eerste zijn de rendementen van de cohorten 2002-2003 (de eerste bachelor-mastercohort). Economie en Bedrijfseconomie: na zes jaar heeft 58% de bacheloropleiding afgerond. Dit wordt 67% als de studenten worden meegerekend die de bacheloropleiding nagenoeg hebben afgerond en nu bezig zijn met de masteropleiding. Van de cohort 2004-2005 ligt het rendement na vier jaar, gemeten na aftrek van studiestakers, op 35%. De opleiding is van mening dat het streefcijfer van 70% na zes jaar haalbaar is bij de cohort die is gestart in het studiejaar 2007-2008. Econometrie en Operationele Research: na zes jaar heeft 58% de bacheloropleiding afgerond. Dit wordt 67% als de studenten worden meegerekend die de bacheloropleiding nagenoeg hebben afgerond en nu bezig zijn met de masteropleiding. De opleiding is van mening dat het streefcijfer van 70% na zes jaar haalbaar is bij de cohort die is gestart in het studiejaar 20072008. Fiscale Economie: na zes jaar heeft 65% de bacheloropleiding afgerond. Dit wordt 67% als de studenten worden meegerekend die de bacheloropleiding nagenoeg hebben afgerond en nu bezig zijn met de masteropleiding. Van de cohort 2004-2005 ligt het rendement na vier jaar, gemeten na aftrek van studiestakers, op 49%. De opleiding is van mening dat het streefcijfer van 70% na zes jaar haalbaar is bij de cohort die is gestart in het studiejaar 2007-2008. De faculteit houdt ook de halfjaarlijkse onderwijsstatistieken bij, waarin wordt gekeken naar de aantallen behaalde diploma’s en de aantallen studiepunten. Bij het aantal studiepunten valt de groep op die slechts 0-10 EC haalt; ondanks een lichte daling is dit een grote groep. Volgens de zelfstudie bevat deze groep veel eerstejaars die vanaf de eerste dag niet op komen dagen. Masteropleidingen De streefcijfers van de masteropleiding zijn dat 95% van de studenten de opleiding dient af te ronden, waarvan 80% binnen één jaar. Ook voor de masteropleiding wordt in de zelfstudie aangegeven dat het moeilijk is om de exacte rendementen vast te stellen vanwege onder andere de doorstroomregeling. Oordeel De commissie heeft vernomen dat de doorstroomeisen van de bacheloropleiding naar de masteropleiding strenger zijn geworden. Ze zou de faculteit willen stimuleren om hier nog verder in te gaan en op korte termijn een harde knip in te voeren tussen de bachelor- en masterfase. De commissie is van mening dat studenten in de bacheloropleiding sterker
112
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
gemotiveerd zullen zijn om hun opleiding af te ronden en dat studenten in de masteropleiding zonder de ballast van openstaande vakken uit de bacheloropleiding eerder zullen afstuderen. Bacheloropleidingen De commissie oordeelt dat de rendementen laag zijn, maar geen uitzondering vormen op de rendementen van vergelijkbare opleidingen in Nederland. De commissie waardeert de initiatieven van de faculteit om de rendementen te verbeteren. Een van de voorbeelden die ze heeft gezien zijn de invoering van het JPS, waarbij studenten worden gestimuleerd om zonder bagage aan het volgende studiejaar te beginnen en waarbij de studielast meer evenredig verspreid is. De commissie is van mening dat het al vroeg in het eerste jaar geven van een voorlopig studieadvies en het begeleiden van studenten de uitval zal verlagen. De commissie merkt op dat studenten met weinig studiepunten terecht al vroeg in het eerste jaar worden aangesproken op hun onvoldoende resultaten. Ook worden studenten die bijna alle studiepunten halen volgens de commissie goed gestimuleerd om zonder openstaande vakken aan het volgende jaar te beginnen. De commissie wijst erop dat er tussen deze twee groepen nog een groep van studenten zit, die met de juiste stimulans wellicht ook betere resultaten kan halen en daarmee meer kans heeft op het succesvol afronden van de bacheloropleiding. Masteropleidingen De commissie vindt de lage rendementen en de lange studieduur van de masteropleiding opvallend en adviseert de ESE hier nog meer aandacht aan te geven dan momenteel gebeurt. Uit de gesprekken met studenten bleek dat het buiten het curriculum om lopen van een stage een grote rol speelt de studieduurvertraging, maar ook tot gevolg heeft dat studenten hun opleiding uiteindelijk niet afronden. De stage wordt vaak gekoppeld aan het schrijven van een scriptie, maar zorgt in bijna alle gevallen voor uitloop van de studie. De commissie is van mening dat het (optioneel) inpassen van een stage in het curriculum meer binding tussen student en opleiding geeft met als mogelijk gevolg minder vertraging en uitval. De commissie concludeert dat de rendementen van de opleidingen laag zijn, maar dat dit de volle aandacht van het management heeft. Er zijn recentelijk maatregelen getroffen waarvan het nog te vroeg is om een uitspraak over de effecten daarvan te doen. De commissie is echter van mening dat de genomen maatregelen de rendementen zullen verbeteren en oordeelt dat de opleidingen voldoen aan de in dit facet gestelde eisen. Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Business: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Econometrics and Management Science: het oordeel van de commissie is voldoende. Bacheloropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Fiscale Economie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics and Informatics: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
113
Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Business is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Econometrics and Management Science is het oordeel voldoende. Voor de bacheloropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Fiscale Economie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Economics and Informatics is het oordeel voldoende.
114
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Masteropleiding Economics and Business: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding 2. Programma
Oordeel Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende
Voldoende
4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
116
Voldoende
Voldoende Voldoende
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
117
Masteropleiding Econometrics and Management Science: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding 2. Programma
Oordeel Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende
Voldoende
4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
118
Voldoende
Voldoende Voldoende
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bacheloropleiding Fiscale Economie: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
119
Masteropleiding Fiscale Economie: Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
120
Voldoende
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Masteropleiding Economics and Informatics : Onderwerp Oordeel 1. Doelstellingen Voldoende van de opleiding 2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
121
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleidingen Economie en Bedrijfseconomie, Econometrie en Operationele Research en Fiscale Economie en de masteropleidingen Economics and Business, Econometrics and Management Science en Fiscale Economie. De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics and Business voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Econometrics and Management Science voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De bacheloropleiding Fiscale Economie voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Fiscale Economie voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics and Informatics voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
122
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
BIJLAGEN
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
123
124
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage A: Curricula visitatiecommissie
Vitae
van
de
leden
van
de
Prof. dr. A. (Arjen) van Witteloostuijn (voorzitter) is onderzoekshoogleraar Economie aan de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Tevens is hij hoogleraar Institutionele Economie aan de Utrecht School of Economics van de Universiteit Utrecht. Voorafgaand aan zijn huidige posities was hij hoogleraar bij en decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit Maastricht. Hij verliet Maastricht en werd hoogleraar aan de RU Groningen waar hij betrokken was bij de ontwikkeling van het eerste Engelstalige (master)programma aan deze universiteit. Na drie jaar verliet hij Groningen en accepteerde hij de positie van professor of Strategy aan de University of Durham (VK). Zijn onderzoek is veelal multidisciplinair van karakter, en beweegt zich op veel deelterreinen binnen de economie. Hij publiceerde in 1999 het boek De Anorexiastrategie - over de gevolgen van saneren in het bedrijfsleven – waarvoor hij twee prijzen ontving. Prof. dr. P.A. (Piet) Verheyen (vicevoorzitter) is emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud voorzitter van het College van Bestuur (1988-1991) van de Universiteit van Tilburg. Hij publiceerde onder andere over dynamische ondernemingsmodellen en financieringsmodellen. Vanaf 1991 deed hij onderzoek op het gebied van de economie van non-profitinstellingen. Hij was bestuurder van non-profitinstellingen (onderwijs, gezondheidszorg, natuur en milieu) en commissaris van bedrijven met name in de energiesector. Hij was voorzitter van verschillende VSNU-, NVAO- en QANUonderwijsvisitaties/beoordelingscommissies, waaronder economie in 2003. Prof. dr. J. (Jan) Annaert is hoogleraar Financiering aan de Universiteit Antwerpen (België). Hij behaalde zijn PhD aan deze universiteit, waar hij momenteel ook onderwijsverplichtingen heeft. Hij heeft onderzoek gedaan aan het Vlaamse Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, was assistent-professor aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en associate professor aan de Universiteit Gent en de Vlerick Management School. Zijn onderzoeksinteresses zijn onder andere portefeuilletheorie, financiële geschiedenis en financieel risicobeheer. Hij is hoofdredacteur van het Kwartaalschrift Economie en lid van het redactiecomité van Bank- en Financiewezen/Revue Bancaire et Financière. Prof. dr. J.W. (Jaap) Zwemmer is emeritus hoogleraar Belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Zwemmer studeerde Notarieel recht en Fiscaal recht aan de Universiteit van Amsterdam. In 1975 promoveerde hij. Hij was diverse malen decaan van de juridische faculteit en ook eenmaal van de economische faculteit van de UvA en was lid van de Raad van Toezicht van het AMC/UvA. In 2007 was Zwemmer interim-rector magnificus van de UvA en in 2008-2009 interim-decaan van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Hij is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en redacteur van diverse fiscale tijdschriften. Naast zijn universitaire werkzaamheden is hij raadsheer-plaatsvervanger in de gerechtshoven van Arnhem, ’sHertogenbosch en Amsterdam. Prof. dr. P. (Piet) Vandenabeele is hoogleraar Marketing aan de Faculteit voor Toegepaste Economische Wetenschappen aan de KU Leuven. Hij is tevens vicerector van KU Leuven en campusrector van de KU Leuven te Kortrijk. Tussen 1997 en 2001 was hij decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en daaraan voorafgaand voorzitter van het departement bedrijfskunde aan de KU Leuven. Vandenabeele studeerde Toegepaste Economie en QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
125
Psychologie in Leuven. Daarnaast behaalde hij een MSc in Statistics en een PhD in Business Administration aan de Stanford University. Momenteel is hij ook bestuurder in diverse organisaties en bedrijven met en zonder winstoogmerk. Vandenabeele is lid geweest van een onderwijsvisitatiecommissie van de NQA. Prof. dr. J. (Joop) Hartog is hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam. Hartog deed promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het onderwerp van zijn dissertatie was Income Distribution. Hartog was universitair hoofddocent aan de EUR (1972-1981) en werkt sinds 1982 aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was verschillende malen visiting scholar en visiting fellow, onder meer in Portugal, Japan, Nieuw Zeeland en de Verenigde Staten, en was gasthoogleraar in China (Peking University). Prof. dr. J.G. (Hans) Kuijl RA is hoogleraar Bedrijfseconomie, incl. fiscale compatibiliteit aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Leiden. Hij is emeritus hoogleraar van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Maastricht. In het verleden was hij onder meer werkzaam bij de accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken en lid van de visitatiecommissie HBO Accountancy en Fiscale Economie en was lid van de Commissie Rekenschap, de commissie belast met het onderzoek naar de hbo-fraude. Hij is initiatiefnemer van de kopopleiding ten behoeve van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs en de opleiding Forensische Accountancy, die de faculteit der Rechtsgeleerdheid samen verzorgt met Business Universiteit Nyenrode. Voorts is hij voorzitter van het Bureau Krediet Registratie (BKR). De onderzoeksbelangstelling van Hans Kuijl ligt op het overgangsgebied tussen bedrijfseconomie, recht en accountancy. Prof. dr.ir. Berend Wierenga is hoogleraar Marketing aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University. Voorafgaand aan deze positie was hij hoogleraar Marketing aan de Graduate School of Management in Delft (Interuniversitair Instituut Bedrijfskunde) en faculty member aan de Wageningen Universiteit. Wierenga heeft in het verleden verschillende gastposities aan business schools in het buitenland gehad, waaronder Stanford University, de Wharton School of the University of Pennsylvania, en INSEAD. Hij was twee keer decaan van de Rotterdam School of Management en was de eerste Wetenschappelijk Directeur van de Erasmus Research Institute of Management (ERIM). Hij is bestuurslid geweest van de Social Science Research Council van NWO (2003-2009). Zijn voornaamste onderzoeksinteresses zijn Marketing decision making, Marketing models, en Marketing management support systems. Wierenga heeft negentien boeken gepubliceerd en heeft meer dan honderd wetenschappelijke artikelen in wetenschappelijke tijdschriften en boeken op zijn naam staan. Prof. dr. F. A.G. (Frank) den Butter is hoogleraar Economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is oprichter van het onderzoeksteam ALERT (Applied Labour Economics Research Team). Hij studeerde Econometrie aan de Universiteit van Amsterdam en behaalde zijn doctorsgraad aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij heeft gewerkt voor de Nederlandsche Bank. Hij was directeur van het Tinbergen Instituut, was voorzitter van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde en was onder meer lid van de Centrale Commissie voor de Statistiek van het CBS. Daarnaast was hij lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Buiten Nederland was hij onder meer lid van het bestuur van de European Association of Labour Economists. Em. Prof. dr. J.F.M.J. (Hans) van Hout is emeritus professor Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam en is professor aan het Ruud de Moor Centrum van de Open 126
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Universiteit. Hij studeerde Sociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij is vanaf 1968 werkzaam geweest als onderwijskundige aan de Universiteit Twente en aan de Katholieke Universiteit Nijmegen als directeur van het IOWO (adviesbureau voor onderwijsbeleid en -organisatie). Van 1993 tot 2007 was hij naast hoogleraar ook bestuursadviseur van het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam. Zijn thema’s zijn: onderwijskwaliteit, studieloopbanen, samenwerking hbo-wo en bachelor-master. Hij was eindredacteur van Vernieuwing in het Hoger Onderwijs; Onderwijskundig handboek (Assen: Van Gorcum, 2006). Hij is voorzitter van de redactie van de Hoger Onderwijs Reeks (CRWO; Noordhoff Uitgevers). Hans van Hout was onderwijskundig lid van verschillende VSNU- en QANU-visitatiecommissies en heeft diverse malen deel uitgemaakt van interne auditcommissies in het hoger onderwijs. Mw. ir. H. (Hetty) Grunefeld werkt sinds 2001 bij het IVLOS als onderwijskundig adviseur en docententrainer. Per december 2008 is zij teamleider van het team Doceren en Leren. De expertisegebieden van Grunefeld zijn didactische trainingen voor docenten in het hoger onderwijs, kwaliteitszorg voor hoger onderwijs, curriculumontwikkeling en de relatie onderwijs en onderzoek, en onderwijskundig leiderschap. Ze heeft tot 2001 gewerkt voor het Onderwijskundig Centrum van de Universiteit Twente en als faculteitsonderwijskundige voor de Faculteit Informatica van de Universiteit Twente. Mw. drs. L. (Linda) van der Grijspaarde is onderwijskundig adviseur en zelfstandig ondernemer op het gebied van onderwijskundig advies. Ze studeerde Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Ze heeft onder andere gewerkt als onderwijs- en beleidsadviseur en als docent. Ze is in dienst geweest bij het Rotterdamse Instituut voor Sociaalwetenschappelijk BeleidsOnderzoek (RISBO) van de Erasmus Universiteit en bij het Universitair Onderwijscentrum Groningen. Op dit moment werkt ze als zelfstandig onderwijskundig adviseur, onder andere op het gebied van kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Mw. P.L.M. (Pauline) Geertman studeert Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Tilburg. Ze is lid geweest van een aantal commissies bij verschillende verenigingen in Tilburg. Ze was tevens bestuurslid van de Economic Business Week Tilburg in 2008. Voorts is ze student lid van de programmacommissie Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Tilburg geweest en voorzitter van de studentenfractie ECCO, die de studenten in de Faculteitsraad (Faculteit Economie en Bedrijfskunde) vertegenwoordigt. Dhr. A. (Amco) Wiering studeert Economie aan de VU Amsterdam. Zijn masterspecialisatie is Monetary & Banking Economics en hij is voornemens in september 2009 af te studeren. Hij is lid geweest van de opleidingscommissie van de masteropleiding Economie aan de VU Amsterdam. Verder heeft hij stage gelopen bij De Nederlandse Bank (DNB) en bij het Centraal Plan Bureau (CPB). Hij is editor van het wekelijkse tijdschrift Beleggers Belangen. Dhr. E.A. (Ewoud) de Kok studeert Econometrie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en is voornemens om in juli 2011 af te studeren. Sinds 2006 is hij student-lid van de opleidingscommissie van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UvA. Hij is ook lid van de studentenvereniging voor Actuariaat en Econometrie (VSAE) en lid van de facultaire studentenraad. De Kok heeft in het bijzonder interesse in CO2-reductie en als gevolg daarvan interesse in groene energie. Hij combineert deze interesses met zijn studie in verschillende QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
127
projecten, zoals de Task force Sustainable Faculty of Economics and Business. Dit project richt zich op het CO2 neutraal maken van de grootste computerzaal van de UvA. Adviserend lid: Prof. dr. H. (Henk) Tijms is emeritus hoogleraar Operationele Research aan de VU Amsterdam. Hij ontving zijn doctorstitel in de Operationele Research aan de UvA. Voordat hij hoogleraar aan de VU Amsterdam werd, was hij senior onderzoeker bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica (CWI) in Amsterdam. Tijms was adviseur voor het CWI en is momenteel adviseur voor het Shell Research Laboratorium in Amsterdam. Hij is tevens het Nederlandse lid van de internationale adviesraad van de Teletraffic Congresses. Hij is redacteur van het Journal of Probability in the Engineering and Informational Sciences en is honorary fellow van het Tinbergen Instituut. Zijn onderzoeksinteresses zijn Computational Probability, Stochasticc Optimization, Inventory and Queing Systems, en Develoment of Scientific Software.
128
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage B: Samenstelling van de subcommissies Voor ieder bezoek aan een van de zeven deelnemende universiteiten is een subcommissie samengesteld. In deze bijlage worden de samenstellingen van deze subcommissies gegeven, evenals de geplande bezoekdata. Wageningen Universiteit Bezoekdata: 12 en 13 mei 2009 Subcommissie: prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter) prof. dr. P.A. Verheyen prof. dr. J. Annaert prof. dr. F.A.G. den Butter mw. P.L.M. Geertman Rijksuniversiteit Groningen Bezoekdata: 16 t/m 19 juni 2009 Subcommissie: prof. dr. P.A. Verheyen (voorzitter) prof. dr. J. Annaert prof. dr. J.W. Zwemmer prof. dr. P. Vandenabeele prof. dr. Hartog mw. ir. H. Grunefeld mw. P.L.M. Geertman Erasmus Universiteit Rotterdam Bezoekdata: 30 juni t/m 2 juli 2009 Subcommissie: prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter) prof. dr. P.A. Verheyen prof. dr. J. Annaert prof. dr. J.G. Kuijl RA prof. dr. J.F.M.J. van Hout mw. P.L.M. Geertman Universiteit Maastricht Bezoekdata: 28 t/m 30 september 2009 Subcommissie: prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter) prof. dr. P.A. Verheyen prof. dr. J. Annaert prof. dr. P. Vandenabeele prof. dr. J.W. Zwemmer mw. drs. L. van der Grijspaarde dhr. E.A. de Kok
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
129
Universiteit van Tilburg Bezoekdata: 12 t/m 14 en 20 t/m21 oktober 2009 Subcommissie: prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter) prof. dr. P.A. Verheyen prof. dr. J. Annaert prof. dr. P. Vandenabeele prof. dr. J.W. Zwemmer prof. dr. J.F.M.J van Hout dhr. E.A. de Kok prof. dr. H.C. Tijms (adviserend lid) Universiteit van Amsterdam Bezoekdata: 23 t/m 26 november 2009 Subcommissie: prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter) prof. dr. P.A. Verheyen prof. dr. J. Annaert prof. dr. P. Vandenabeele prof. dr. J.G. Kuijl RA mw. drs. L. van der Grijspaarde mw. P.L.M. Geertman VU Amsterdam Bezoekdata: Subcommissie:
130
30 november t/m 2 december 2009 prof. dr. A. van Witteloostuijn (voorzitter) prof. dr. P.A. Verheyen prof. dr. J. Annaert prof. dr. ir. B. Wierenga prof. dr. J.F.M.J. van Hout dhr. E.A. de Kok
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage C: Programma van het bezoek aan de Erasmus School of Economics (30 juni – 2 juli 2009) Dag 0
Maandag 29 juni 2009
start
eind
gesprek
opleiding
21.00
22.00
Aankomst commissieleden in hotel (optioneel)
nvt
Dag 1
Dinsdag 30 juni 2009
start
eind
gesprek
opleiding
9.00
11.00
Voorbereidende bijeenkomst van de commissie
alle opleidingen
11.00
12.30
Gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken
alle opleidingen
12.30
13.30
Lunch
nvt
13.30
14.00
Studenten BSc Fiscale Economie
BSc fiscaal
14.00
14.30
Studenten MSc Fiscale Economie
BSc fiscaal
14.30
15.15
Docenten BSc en MSc Fiscale Economie
BSc&MSc fiscaal
15.15
15.30
Pauze
15.30
15.45
Opleidingscommissie Fiscaal studenten
BSc & MSc fiscaal
15.45
16.15
Opleidingscommissie Fiscaal studenten en docenten
BSc & MSc fiscaal
16.15
17.00
Nabespreking BSc en MSc Fiscale Economie
BSc & MSc fiscaal
17.00
17.30
Ondersteunende staf
alle opleidingen
17.30
18.15
Spreekuur
alle opleidingen
19.30
22.00
Diner met vertegenwoordigers van de faculteit
nvt
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
131
Dag 2 start
eind
Woensdag 1 juli 2009 gesprek
opleiding
9.00
9.30
Studenten BSc Economie en Bedrijfseconomie
BSc E&B
9.30
10.00
Studenten MSc Economics and Business
BSc E&B
10.00
10.45
Docenten BSc en MSc Economics and Business
MSc E&B
10.45
11.00
Pauze
11.00
11.15
Opleidingscommissie E&B Studenten
BSc E&B, MSc E&B
11.15
11.45
Opleidingscommissie E&B studenten en docenten
BSc E&B, MSc E&B
11.45
12.30
Nabespreking BSc E&B en MSc E&B
BSc E&B, MSc E&B
12.30
13.30
Lunch
13.30
14.00
Studenten Ba Econometrie en Operationele research
BSc E&OR
14.00
14.30
Studenten Ma Econometrics and Management Science
BSc E&OR
14.30
15.15
Docenten Ba en Ma Econometrie
MSc E&MS
15.15
15.30
Pauze
15.30
15.45
15.45
16.15
16.15
17.00
17.00
17.45
Alumni
19.00
21.00
Diner
Dag 3 start
eind
Donderdag 2 juli 2009 gesprek
opleiding
9.00
9.30
Studenten Ma Economics and Informatics
MSc EI
9.30
10.00
Docenten Ma Economics and Informatics
MSc EI
10.00
10.15
Pauze
10.15
10.30
Opleidingscommissie Informatica & Economie studenten
10.30
11.00
Opleidingscommissie Informatica & Economie studenten en MSc EI docenten
11.00
11.15
Nabespreking Ma Economics and Informatics
MSc EI
11.15
11.45
Examencommissie
alle opleidingen
11.45
12.15
Voorbereiding voor afrondend gesprek
12.15
13.15
Afrondend gesprek met formeel verantwoordelijke (faculteitsbestuur)
13.15
14.15
Lunch
14.15
16.45
Opstellen voorlopige bevindingen
alle opleidingen
16.45
17.15
Mondelinge rapportage voorlopig oordeel
alle opleidingen
17.15
132
BSc E&OR, E&MS Opleidingscommissie Econometrie & Besliskunde studenten en BSc E&OR, docenten E&MS BSc E&OR, Nabespreking BSc E&OR en MSc E&MS E&MS Opleidingscommissie Econometrie & Besliskunde studenten
MSc MSc MSc
alle opleidingen
MSc EI
alle opleidingen
Afsluiting, eventueel met receptie
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D: Uitwerking van de eindkwalificaties op vakniveau Bijlage D1: Eindkwalificaties of vakniveau van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfseconomie: Onderdeel
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het:
Kennis 1. Weergeven en interpreteren
Studenten tonen aan te beschikken over grondige kennis van de (bedrijfs-) economische wetenschap
Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de microeconomie: keuze en besluitvorming, de ‘opportunity cost’, kosten, de productie en ruil van goederen, de wederkerige afhankelijkheid van markten en de economische welvaart, mede in internationaal perspectief Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de macroeconomie: werkgelegenheid, nationaal inkomen, belastingsbalansen, de verdeling van inkomens, de rol van ‘incentives’, inflatie en groei, evenwicht en stabiliteit, mede in internationaal perspectief Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de mesoneconomie: bedrijfstakanalyse, efficiency winst bij fusies, marktaandelen, marktstructuur en productiviteit Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten en economische vragen van bedrijfshuishoudingen: kosten- en winstbepalingsvraagstukken, prijsbepaling, financiering, belegging, marketing en organisatie
Studenten analyseren en verklaren verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de economische wetenschap
Toepassen van (bedrijfs)economische concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en –methoden, inclusief het gebruik van statistieken van relevante nationale en internationale economische organisaties op verschijnselen en problemen van (bedrijfs)economische aard Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde economische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties
Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Het analyseren, verklaren en beoordelen van actuele situaties vanuit de geschiedenis, wijsbegeerte en ethiek van het vakgebied Toepassen: Onderzoek 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling 4. Keuze van onderzoeksopzet
5. Keuze van methoden om data te verzamelen en bewerken 6. Trekken van conclusies
Studenten formuleren een (bedrijfs-) economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken
Studenten doen uitspraken over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten
Toepassen: Management 7. Ontwerpen Studenten doen voorstellen van waarmee (bedrijfs-)
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de (bedrijfs)economie Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen Selecteren en gebruiken van de relevante en/of kwantitatieve onderzoeksmethode Efficiënt en effectief gebruiken van databanken, waaronder het internet en bibliotheken, ten behoeve van gegevensverzameling
Kunnen hanteren van gangbare mathematische en statistische methoden
Verwerken van de verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling op basis van de verwerkte gegevens
Diagnosticeren van (bedrijfs)economische beleidsproblemen
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
133
beleidsadviezen
8. Strategisch handelen
economische problemen kunnen worden opgelost op basis van relevante concepten en theorieën uit het vakgebied van de (bedrijfs)economie
Studenten analyseren en verklaren verschijnselen en problemen in de economie/bij bedrijven met behulp van de theorieën, methoden en technieken van de economische wetenschap
Generieke academische competenties 9. Abstractie Studenten abstraheren in een gegeven context relevante variabelen uit een complexe samenhang 10. Analytische Studenten trekken logische grondhouding conclusies uit gegeven aannames 11. Onderzoekend e grondhouding 12 Kadering
13. Samenwerking
14. Communiceren
15. Zelfsturing
134
Studenten baseren uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens Studenten gebruiken verscheiden interpretatiekaders (frames) bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden Studenten communiceren effectief schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard
Studenten profileren zich als verantwoordelijke en academische professionals die beschikken over de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, aan te gaan
Formuleren, op basis van onderzoeksresultaten, van uitgangspunten voor beleid gericht op de oplossing van concrete economische problemen van bedrijven of overheden.
Aangeven van mogelijke knelpunten bij de tenuitvoerlegging van beleidsaanbevelingen Beredeneerd inschatten van de omvang van de effecten van het voorgestelde beleid Incalculeren van situationele kenmerken in een veranderplan
Onderscheiden van hoofd- en bijzaken Inzien van de contextuele afhankelijkheid van het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken Deduceren van conclusies uit gegeven premissen Maken van logische gevolgtrekkingen uit waarneembare feiten (inductie) Herleiden van een beleidsprobleem tot een onderzoeksvraag Benadrukken van de relatie tussen vraagstelling en conclusies van een onderzoek Onderscheiden van relevante interpretatiekaders in een gegeven probleemsituatie Herinterpreteren van probleemsituaties als een spanningsveld tussen verschillende interpretatiekaders Samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (mono- of multidisciplinair) Vergaderen op effectieve en efficiënte wijze, notuleren en bewaken van de follow-up van afspraken Omgaan met de (spannings)relaties tussen verschillende actoren in de groep Presenteren van onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm Onderscheiden van hoofd- en bijzaken in mondelinge en schriftelijke communicatie Correct argumenteren Maken van keuzes over de manier en vorm van presenteren, afhankelijke van de aard van de gelegenheid, publiek en te bereiken doelen. Innemen en verantwoorden van de eigen positie t.a.v. economische ontwikkelingen en problemen van bedrijven of overheden
Nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D2: Eindkwalificaties of vakniveau van de masteropleiding Economics and Business Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de masterfase in staat tot het:
Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van een deelgebied binnen de economie en de bedrijfseconomie
Weergeven en interpreteren van diepgaande kennis van een specialistisch onderwerp binnen de economie en de bedrijfseconomie Weergeven en interpreteren van geavanceerde economische en besliskundige theorieën en het vaardig hanteren van de bijbehorende technieken
Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de economie en besliskunde en tonen zich daarin kritisch en creatief
Toepassen van nieuwe economische concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en –methoden op complexe en nieuwe verschijnselen en problemen van (bedrijfs)economische aard
3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling
Studenten formuleren een (bedrijfs-) economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën
4. Keuze van onderzoeksopzet
Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de (bedrijfs)economie, en legitimering daarvan vanuit wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen op systematische en valide wijze Selecteren en gebruiken van de relevante en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden Opsporen en efficiënt en effectief gebruiken van databanken ten behoeve van gegevensverzameling
5. Keuze van onderzoeksmeth ode
Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve professionals
Onderdeel Kennis 1. Vakspecifieke kennis
Inzicht 2. Vermogen tot analyseren en verklaren
Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde economische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties op basis van diepgaande kennis en creatief vermogen Analyseren van actuele vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken en deze vervolgens te herdefiniëren en te verklaren vanuit de spanning tussen die verschillende invalshoeken en belangen
Toepassen
6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen
Kritisch evalueren analysemethoden
en
hanteren
van
up-to-date
kwantitatieve
Helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij afdoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie Beredeneerd inschatten van de effecten van beleidsaanbevelingen Omvormen van conclusies tot realistische aanbevelingen vanuit creativiteit en een goed inzicht in maatschappelijke en wetenschappelijke waarden en normen
Generieke competenties 7. Communiceren
8. Interpretatiekaders
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid
Presenteren van complex onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm, toegesneden op de kennis, interesses en belangen van het publiek
Herontwerpen van de onderzoeksmethoden als een spanningsveld tussen verschillende interpretatiekaders is ontstaan
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
135
9. Reflectie
10. Zelfsturing
136
Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, en empirische validiteit en stellen deze desgewenst bij Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan
Blijvend onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten Zelfstandig bijhouden van de ontwikkelingen in het vakgebied; zij hebben de leervaardigheid en de instelling nodig voor een vervolgopleiding op zeer hoog niveau Nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties van (bedrijfs)economische aard
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D3: Eindkwalificaties op vakniveau van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research Onderdeel
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het:
Kennis 1. Vakspecifieke kennis en vaardigheden
Studenten tonen aan te beschikken over grondige kennis van de econometrie, mathematische besliskunde, en zijn vaardig in het hanteren van de bijbehorende technieken.
Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de relevante wiskundige en statistische theorieën; vaardig hanteren van de bijbehorende technieken Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de macromicro- en bedrijfseconomie (kosten- en winstbepalingsvraagstukken, prijsbepaling, financiering, beleggin, marketing en organisatie) Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van een moderne programmeertaal; vaardig hanteren van deze taal Weergeven van de belangrijkste concepten van de econometrie; vaardig hanteren van econometrische technieken Weergeven van de belangrijkste concepten van de besliskunde; vaardig hanteren van besliskundige technieken
Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Studenten analyseren en verklaren verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de econometrie en besliskunde
Toepassen van econometrische en besliskundige concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en –methoden op verschijnselen en problemen van (bedrijfs)economische aard Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde (economische) beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties Het analyseren, verklaren en beoordelen van actuele situaties vanuit de geschiedenis, wijsbegeerte en ethiek van het vakgebied
Toepassen 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling
4. Keuze van onderzoeksopzet
5. Keuze van methoden om data te verzamelen en bewerken 6. Trekken van conclusies
7. Ontwerpen van beleidsadviezen
Studenten formuleren een (bedrijfs-) economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën uit de econometrie en besliskunde Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling
Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken
Studenten doen uitspraken over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten Studenten doen voorstellen waarmee (bedrijfs-) economische problemen kunnen worden opgelost op basis van relevante concepten en theorieën uit het vakgebied van de econometrie en besliskunde
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de (bedrijfs)economie Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen Selecteren van de relevante kwantitatieve, en eventueel ook kwalitatieve, onderzoeksmethoden Modelleren: construeren van een geschikt wiskundig model voor de oplossing van het probleem Efficiënt en effectief gebruiken van databanken, waaronder het internet en bibliotheken, ten behoeve van gegevensverzameling Kunnen toepassen van gangbare econometrische en besliskundige technieken op data uit de praktijk van bedrijven, overheid en wetenschap
Analyseren van de verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling op basis van de verwerkte gegevens Uitvoeren van de cyclus modelbouw en aanpassing van dat model op grond van verkregen uitkomsten Op basis van onderzoeksresultaten formuleren van uitgangspunten voor beleid gericht op de oplossing van concrete (economische) problemen van bedrijven of overheden en het aangeven van mogelijke knelpunten bij de ten uitvoerlegging hiervan.
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
137
8. Samenhang en interactie
Studenten leggen verbanden tussen de verschillende vakken
Generieke academische competenties 9. Vermogen Studenten abstraheren in tot abstraheren een gegeven context relevante variabelen uit een complexe samenhang 10. Analytische Studenten trekken logische grondhouding conclusies uit gegeven aannames 11. Onderzoekend e en ondernemende grondhouding 12. Interpretatiekaders
Studenten baseren uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens
13. Samenwerking
Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden Studenten communiceren effectief schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard
14. Communicatie
15. Zelfsturing
138
Studenten gebruiken verscheiden gezichtspunten bij het doen van uitspraken
Studenten tonen zelfsturing en originaliteit in aanpak en oplossen van problemen op het vakgebied
Combineren van verschillende inzichten en technieken uit de econometrie, besliskunde en haar basisvakken
Onderscheiden van hoofd- en bijzaken in complexe context Modelmatig denken Maken van logische gevolgtrekking uit abstracte en waarneembare feiten (deductie) Herleiden van een beleidsprobleem tot een onderzoeksvraag Formuleren van onderbouwde conclusies t.a.v. de vraagstelling Kunnen leggen van nieuwe verbanden en ontwikkelen van nieuwe methoden Onderscheiden van relevante interpretatiekaders in een gegeven probleemsituatie Herinterpreteren van probleemsituaties door gebruik te maken van verschillende interpretatiekaders
Samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (mono- of multidisciplinair)
Presenteren van onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm Onderscheiden van hoofd- en bijzaken in mondelinge en schriftelijke communicatie Consistent en overtuigend argumenteren Nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces Innemen en verantwoorden van de eigen positie t.a.v. vakeigen issues
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D4: Eindkwalificaties op vakniveau van de masteropleiding Econometrics and Management Science Onderdeel
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de masterfase in staat tot het:
Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van een deelgebied binnen de econometrie en de besliskunde
Weergeven en interpreteren van diepgaande kennis van een specialistisch onderwerp binnen de econometrie en besliskunde Weergeven en interpreteren van geavanceerde econometrische en besliskundige theorieën en het vaardig hanteren van de bijbehorende technieken
Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie met behulp van hun kennis van de theorieën en methodologie van de econometrie en besliskunde en tonen zich daarin kritisch en creatief
Toepassen van nieuwe econometrische en besliskundige concepten, theorieën, onderzoekstechnieken op complexe en nieuwe verschijnselen en problemen van (bedrijfs)economische aard
Kennis 1. Vakspecifieke kennis
Inzicht 2. Vermogen tot analyseren en verklaren
Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde economische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties op basis van diepgaande kennis en creatief vermogen Analyseren van actuele vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken en deze vervolgens te herdefiniëren en te verklaren vanuit de spanning tussen die verschillende invalshoeken en belangen
Toepassen 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling
Studenten formuleren een (bedrijfs-) economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën
4. Keuze van onderzoeksopzet
Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling
5. Keuze van onderzoeksmeth ode
Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve professionals
6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de (bedrijfs)economie, en legitimering daarvan vanuit wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen op systematische en valide wijze Selecteren van relevante en moderne kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden Opsporen en efficiënt en effectief gebruiken van databanken ten behoeve van gegevensverzameling Kritisch evalueren analysemethoden
en
hanteren
van
up-to-date
kwantitatieve
Helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij afdoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie Beredeneerd inschatten van de effecten van beleidsaanbevelingen Omvormen van conclusies tot realistische aanbevelingen vanuit creativiteit en een goed inzicht in maatschappelijke en wetenschappelijke waarden en normen
Generieke competenties 7. Communiceren
8. Interpretatiekaders
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid
Presenteren van complex onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm, toegesneden op de kennis, interesses en belangen van het publiek
Herontwerpen van de onderzoeksmethoden als een spanningsveld tussen verschillende interpretatiekaders is ontstaan
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
139
9. Reflectie
10. Zelfsturing
140
Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, en empirische validiteit en stellen deze desgewenst bij Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan
Blijvend onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten Zelfstandig bijhouden van de ontwikkelingen in het vakgebied; zij hebben de leervaardigheid en de instelling nodig voor een vervolgopleiding op zeer hoog niveau Nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties van (bedrijfs)economische aard
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D5: Eindkwalificaties of vakniveau van de bacheloropleiding Fiscale Economie Onderdeel
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het:
Kennis 1. Weergeven en interpreteren
Studenten tonen aan te beschikken over grondige kennis van de (bedrijfs-) economische wetenschap. Studenten verwerven kennis van en inzicht in de structuur van belastingwetgeving en belastingstelsels
Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten van de micromeso- en macro-economie Weergeven en interpreteren van de belangrijkste concepten en economische vragen van bedrijfshuishoudingen: kosten- en winstbepalingsvraagstukken, prijs bepaling, financiering, belegging, marketing en organisatie Weergeven en interpreteren van mogelijke belastingstelsels en de structuur van de Nederlandse belastingwetgeving Weergeven en interpreteren van de verschillende belastingwetten in Nederland en de samenhang met de belastingwetgeving in andere landen
Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Studenten kunnen wetgeving en jurisprudentie toepassen en interpreteren, mede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaaleconomische samenhang. Met de verworven kennis kunnen zij de economische effecten van belastingheffing op ondernemersgedrag en handelen van burgers analyseren en verklaren
Toepassen van (bedrijfs)economische concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en –methoden op verschijnselen en problemen van fiscaal-economische aard Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde fiscaaleconomische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties Het analyseren, verklaren en beoordelen van actuele situaties vanuit de geschiedenis, wijsbegeerte en ethiek van het fiscale vakgebied
Toepassen: Onderzoek 3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling
4. Keuze van onderzoeksopzet
5. Keuze van methoden om data te verzamelen en bewerken 6. Trekken van conclusies
Studenten formuleren een probleemstelling op een fiscaal-economisch deelterrein, uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om gegevens te verzamelen en te bewerken Studenten doen uitspraken over de initiële probleemstelling op basis van de gevonden resultaten
Toepassen: Management 7. Ontwerpen Studenten doen voorstellen van waarmee fiscaal-economische beleidsadviezen problemen kunnen worden opgelost op basis van economische concepten en theorieën
8. Abstractie
Studenten selecteren en abstraheren in een gegeven context relevante
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de fiscale economie Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen Selecteren en gebruiken van de relevante en/of kwantitatieve onderzoeksmethode Efficiënt en effectief gebruiken van databanken, waaronder het internet en bibliotheken, ten behoeve van gegevensverzameling Kunnen hanteren van gangbare mathematische en statistische methoden en methoden om kwalitatieve informatie te verwerken
Verwerken van de verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling op basis van de verwerkte gegevens
Diagnosticeren van fiscaal-economische beleidsproblemen Formuleren, op basis van onderzoeksresultaten, van uitgangspunten voor beleid gericht op de oplossing van concrete fiscale (economische) problemen van bedrijven of overheden.
Onderscheiden van hoofd- en bijzaken
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
141
variabelen uit een complexe samenhang
Inzien van de contextuele afhankelijkheid van het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken
Generieke academische competenties 9. Analytische grondhouding
10. Onderzoekende grondhouding 11 Kadering
13. Samenwerking
13. Communiceren
15. Zelfsturing
142
Studenten trekken logische conclusies uit gegeven aannames. Zij beoordelen hun denkbeelden op hun interne consistentie, empirische validiteit en kracht en stellen deze desgewenst bij en tonen zich hierin creatief Studenten baseren uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens Studenten gebruiken verscheiden gezichtspunten bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden Studenten communiceren effectief schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard
Studenten profileren zich als verantwoordelijke en academische professionals die beschikken over de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, aan te gaan
Deduceren van conclusies uit gegeven premissen
Maken van logische gevolgtrekkingen uit waarneembare feiten (inductie)
Herleiden van een beleidsprobleem tot een onderzoeksvraag Benadrukken van de relatie tussen vraagstelling en conclusies van een onderzoek Onderscheiden van relevante interpretatiekaders in een gegeven probleemsituatie Herinterpreteren van probleemsituaties als een spanningsveld tussen verschillende interpretatiekaders Samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (mono- of multidisciplinair) Vergaderen op effectieve en efficiënte wijze, notuleren en bewaken van de follow-up van afspraken Omgaan met de (spannings)relaties tussen verschillende actoren in de groep Presenteren van onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm Onderscheiden van hoofd- en bijzaken in mondelinge en schriftelijke communicatie Consistent en overtuigend argumenteren Maken van keuzes over de manier en vorm van presenteren, afhankelijke van de aard van de gelegenheid, publiek en te bereiken doelen. Innemen en verantwoorden van de eigen positie t.a.v. economische ontwikkelingen en problemen van bedrijven of overheden
Nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D6: Eindkwalificaties of vakniveau van de masteropleiding Fiscale Economie Onderdeel
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de masterfase in staat tot het:
Kennis 1. Vakspecifieke kennis
Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van de voornaamste economische theorieën en de overheidsfinanciën in het bijzonder, en van het belastingrecht en belastingstelsels
Weergeven en interpreteren van diepgaande kennis van een specialistisch onderwerp binnen het belastingrecht in relatie tot de bedrijfseconomie en/of overheidsfinanciën Weergeven en interpreteren van fiscaal-economische implicaties van gewijzigde wetgeving en jurisprudentie op het handelen van overheid, bedrijfsleven en particulieren
Inzicht 2. Vermogen tot analyseren en verklaren
Studenten onderkennen de relatie tussen wetenschap en samenleving en zijn in staat de relatie tussen economie, belastingrecht en samenleving te analyseren. Zij hebben voldoende vaardigheid in toepassing en interpretatie van wetgeving en jurisprudentiemede in hun maatschappelijke en in het bijzonder sociaaleconomische samenhang
Toepassen van het geldende belastingrecht onder complexe en onzekere omstandigheden. Analyseren van gewijzigde wetgeving en jurisprudentie en het zo nodig conceptualiseren en concretiseren van wenselijk belastingrecht vanuit (bedrijfs-)economische concepten en theorieën Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde fiscaaleconomische beleid van overheden en bedrijven en van studies daarover van erkende nationale en internationale organisaties op basis van diepgaande kennis en creatief vermogen
3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling
Studenten formuleren een (bedrijfs-) economische probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën
4. Keuze van onderzoeksopzet
Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de fiscale economie, en legitimering daarvan vanuit wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen op systematische en valide wijze Selecteren en gebruiken van de relevante en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden Opsporen en efficiënt en effectief gebruiken van databanken ten behoeve van gegevensverzameling
5. Keuze van onderzoeksmeth ode
Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve professionals
Analyseren van actuele vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken en deze vervolgens te herdefiniëren en te verklaren vanuit de spanning tussen die verschillende invalshoeken en belangen
Toepassen
6. Formuleren van conclusies en aanbevelingen
Kritisch evalueren en hanteren van up-to-date kwantitatieve analysemethoden en bewustzijn van de consequenties voor de onderzoeksconclusies Helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij afdoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie Beredeneerd inschatten van de effecten van beleidsaanbevelingen Omvormen van conclusies tot realistische aanbevelingen vanuit creativiteit, originaliteit en een goed inzicht in maatschappelijke en wetenschappelijke waarden en normen
Generieke competenties 7. Communiceren
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau Presenteren van complex onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm, schriftelijk en mondeling toegesneden op de kennis, interesses en belangen van het publiek met personen en groepen van uiteenlopende aard 8. Studenten gebruiken Interpretatieka verschillende Herontwerpen van de onderzoeksmethoden als een spanningsveld ders interpretatiekaders bij het tussen verschillende interpretatiekaders is ontstaan doen van uitspraken over de werkelijkheid 143 QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
9. Reflectie
10. Zelfsturing
144
Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, en empirische validiteit en stellen deze desgewenst bij Studenten profileren zich als een verantwoordelijk en academisch professional die beschikt over de leervaardigheid, die een hoog niveau van zelfstandigheid veronderstelt, aan te gaan
Blijvend onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten Zelfstandig bijhouden van de ontwikkelingen in het vakgebied; zij hebben de leervaardigheid en de instelling nodig voor een vervolgopleiding op zeer hoog niveau Nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties van (bedrijfs)economische aard
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage D7: Eindkwalificaties op vakniveau van de masteropleiding Economics and Informatics Onderdeel
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de masterfase in staat tot het:
Kennis 1. Weten
Studenten beschikken over diepgaande en systematische kennis van een deelgebied binnen de informatica en de (bedrijfs)economie, en de relevante informatica technieken daarbij
Hanteren van diepgaande kennis van en inzicht in een specialistisch deelgebied op het raakvlak van informatica en economie
Studenten analyseren en verklaren systematisch complexe verschijnselen en problemen in de economie en in bedrijven met behulp van hun kennis van de theorieën, methodologie en technieken van de economische wetenschap en informatica, en tonen zich daarin kritisch, creatief en origineel. Studenten beschikken over een kritisch bewustzijn ten aanzien van actuele problemen en nieuwe inzichten in wetenschap, professie en samenleving
Toepassen en ontwikkelen van (bedrijfs)economische en informatica concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en –methoden op complexe en nieuwe verschijnselen en problemen van (bedrijfs)economische aard
3. Formuleren van doelstelling en probleemstelling
Studenten probleemstelling uitgaande van wetenschappelijke concepten en theorieën uit de informatica en de economie
4. Keuze van onderzoeksopzet
Studenten kiezen een onderzoeksopzet die aansluit bij hun vraagstelling
5. Keuze van onderzoeksmeth ode
Studenten kiezen of creëren een of meer geschikte methoden om data te verzamelen en te bewerken
6. Trekken van conclusies
Studenten formuleren helder conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoek en tonen zich daarbij creatieve professionals
Afbakenen en definiëren van een onderzoek op het terrein van de informatica en (bedrijfs)economie, en legitimering daarvan vanuit wetenschappelijke of maatschappelijke actualiteit Concretiseren, formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen op systematische en valide wijze Selecteren van relevante en state-of-the-art modelleermethoden, die kwantitatief, kwalitatief of algoritmisch van aard kunnen zijn Efficiënt en effectief gebruiken van databanken, waaronder internet en bibliotheken, ten behoeve van gegevensverzameling Zelfstandig toepassen en ontwikkelen van gangbare informatica, mathematische en statistische methoden, inclusief simulatie en artificial intelligence methoden, met behulp van geavanceerde softwarepakketten: Identificeren van de consequenties voor de onderzoeksconclusies Ontwerpen en uitvoeren (in een programmeertaal) van een nieuwe methode voor complexe problemen Verzamelen en bewerken van data uit bestaande complexe informatiesystemen Helder formuleren van conclusies en aanbevelingen, waarbij afdoende rekening wordt gehouden met vooronderstellingen, uitgangspunten en beperkingen en mogelijkheden van de gekozen methodologie
Hanteren van diepgaande kennis en begrip van moderne analyse- en modelleerinstrumenten, zowel kwalitatieve, kwantitatieve als algoritmische
Inzicht 2. Analyseren en verklaren
Voor het programma Economics & ICT: Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde ICT beleid van organisaties op basis van diepgaande kennis en creatief vermogen Kritisch analyseren en evalueren van nieuwe feiten, theorieën en modellen op het gebied van het gekozen specialisme
Analyseren van actuele vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken en deze vervolgens te herdefiniëren en te verklaren vanuit de spanning tussen die verschillende invalshoeken en belangen
Toepassen
Omvormen van conclusies tot realistische aanbevelingen vanuit creativiteit en een goed inzicht in maatschappelijke en wetenschappelijke waarden en normen
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
145
Generieke competenties 7. Communiceren
8. Interpretatiekaders
9. Reflectie
10. Zelfsturing
146
Studenten communiceren effectief en op hoog niveau schriftelijk en mondeling met personen en groepen van uiteenlopende aard Studenten gebruiken verschillende interpretatiekaders
Studenten beoordelen hun denkbeelden op interne consistentie, en empirische validiteit en stellen deze desgewenst bij Studenten tonen zelfsturing en originaliteit in aanpak en oplossen van problemen op het vakgebied en plannen de route daarheen zelfstandig en op professioneel niveau
Schriftelijk en mondeling presenteren van complex onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen op wetenschappelijk verantwoorde wijze Onderscheiden van relevante invalshoeken in een gegeven probleemsituatie Herontwerpen van de onderzoeksmethoden als een spanningsveld tussen verschillende interpretatiekaders is ontstaan Blijvend onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten Zelfstandig bijhouden van de ontwikkelingen in het vakgebied en heeft de leervaardigheid en de instelling nodig voor een vervolgopleiding op zeer hoog niveau Nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties van (bedrijfs)economische aard, vaak op basis van beperkte, onvolledige en mogelijk tegenstrijdige informatie
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Bijlage E: Curriculum van de negen programma’s van de masteropleiding Economics and Business Masteropleiding Economics and Business Programma Accounting and Finance vaknaam International Financial Reporting and Analysis Accounting Process Management 1a Accounting Process Management 1b Financial Information Systems 2 1 elective to be chosen from Security and ICT Audit Other Master courses of the ESE 2 seminars to be chosen from Seminar Advanced Money, Credit and Banking Seminar Advanced Corporate Finance: Private Equity Seminar Advanced Investments Seminar Risk Management Seminar Advanced Corporate Finance: Corporate Governance Seminar Pension Funds Seminar Advanced Management Accounting and Control Seminar Advanced Financial Accounting Seminar Exchange rates & International Financial Markets Seminar Energy Finance Seminar International Investments Master’s Thesis Accounting and Finance
Masteropleiding Economics and Business Programma Accounting, Auditing & Control vaknaam Accounting Process Management 1a Accounting Process Management 1b Financial Information Systems 2 1 elective to be chosen from Security and ICT Audit Other Master courses of the ESE Seminar Auditing Theory 1 seminar, to be chosen from: Seminar Advanced Management Accounting and Control Seminar Advanced Financial Accounting Master’s Thesis Accounting, Auditing & Control
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
credits 4 4 4 4 4 24
16
credits 4 4 4 4 12 12 16
147
Masteropleiding Economics and Business Programma Economics of Markets, Organisations and Policy vaknaam credits Introduction to Econometrics 4 Game Theory and Its Applications 4 2 courses, to be chosen from: 8 The Practice of Economic Policy Making Modern Macro-economics Economics of Organisations Industrial Organisation 1 elective to be chosen from 4 Master courses of the ESE 1 seminar, to be chosen from: 12 Seminar Economics of Organisations Seminar Economic Policy 1 seminar, to be chosen from: 12 Seminar Trade and Growth Seminar Games, Strategy & Markets Master’s Thesis Economics of Markets, Organisations and 16 Policy
Masteropleiding Economics and Business Programma Entrepreneurship, Strategy and Organisation Economics vaknaam credits 4 courses, to be chosen from: 16 Economics of Entrepeneurship Economics of Strategy Economics of Governance Economics of Organisations Economics of Innovation 1 elective to be chosen from 4 Introduction to Econometrics Labour Market and Organisation Industrial Organisation or Other master courses of the ESE 2 seminars, to be chosen from: 24 Seminar Governance, Clusters and Networks Seminar Economics of Organisations Seminar Dynamics and Entrepreneurship Seminar Small Business and Entrepreneurship Master’s Thesis Entrepreneurship, strategy and Organisation 16 Economics
148
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Masteropleiding Economics and Business Programma Financial Economics vaknaam 4 courses, to be chosen from: Advanced Money, Credit and Banking Financial Risk Management Advanced Corporate Finance and Strategy Asset Pricing International Financial Reporting and Analysis Advanced Investments Exchange rates: A behavioral finance perspective 1 elective to be chosen from Master courses of the ESE 2 seminars, to be chosen from: Seminar Advanced Money, Credit and Banking Seminar Advanced Corporate Finance: Private Equity Seminar Advanced Investments Seminar Risk Management Seminar Advanced Corporate Finance: Corporate Governance Seminar Pension Funds Seminar Exchange Rates & International Financial Markets Seminar Energy Finance Seminar International Investments Master’s Thesis Financial Economics
Masteropleiding Economics and Business Programma Health Economics vaknaam Introduction to Econometrics Health Technology Assessment Economics and Financing of Health Care Systems Economics of Health and Health Care Applied Health Economics Life Sciences and Innovation 3 elective to be chosen from Advanced Economic Evaluation Topics in Health Economics Life Sciences Pricing and Management or other electives (to be decided by programme coordinator) Master’s Thesis Health Economics
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
credits 16
4 24
16
credits 4 5 5 5 5 5 15
16
149
Masteropleiding Economics and Business Programma International Economics and Business Studies vaknaam Introduction to Econometrics Modern Macro-econmics 1 course to be chosen from Industrial Organisation Game Theory and Its implications 1 course to be chosen from Poverty and Ineqality International Trade and Trade Policy Financial Development International Economics & World Development Tax Policy 1 elective to be chosen from Master courses of the ESE 2 seminars, to be chosen from: Seminar Multinationals and International Financial Markets Seminar Trade and Growth Seminar Exchange Rates & International Financial Markets Master’s Thesis International Economics and Business Studies
Masteropleiding Economics and Business Programma Marketing vaknaam New Product Development and Innovation Knowledge-based Marketing Marketing Research and Analysis 1 course to be chosen from Marketing Models and Large Datasets Marketing Engineering 1 elective to be chosen from Branding & Advertising Master courses of the ESE Seminar Marketing and Account Management 1 seminar, to be chosen from: Seminar Technology Marketing Seminar Consumer Channel Dynamics Seminar International Marketing and Research Master’s Thesis Marketing
150
credits 4 4 4 4
4 24
16
credits 4 4 4 4 4 12 12
16
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Masteropleiding Economics and Business Programma Urban, Port & Transport Economics vaknaam 4 courses to be chosen from Port Economics Transport Economics and Policy Economics of the Transport Firm and Logistics Services Urban Tourism & Culture Urban Economics & Real Estate City Marketing 1 elective to be chosen from Master courses of the ESE Seminar Advanced Regional and Transport Economics Seminar Advanced Port and Transport Economics Master’s Thesis Urban, Port & Transport Eocnomics
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
credits 16
4 12 12 16
151
Bijlage F: Curriculum van de vier programma’s van de masteropleiding Econometrics and Management Science Masteropleiding Econometrics and Management Science Programma Econometrics vaknaam Bayesian Econometrics Multivariate Statistics 1 elective to be chosen from Advanced Money, Credit and Banking Financial Risk Management Modern Macro-economics Asset Pricing (QF-variant) Quantitative methods in International Finance and Macroeconomics Applied Micro-econometrics Modern Business Cycle Analysis Case Studies in Applied Econometrics Forecasting, Communication and Policy Master’s Thesis Proposal E&MS Master’s Thesis Econometrics and Management Science
Masteropleiding Econometrics and Management Science Programma Quantitative Finance vaknaam Financial Risk Management Asset Pricing (QF-variant) Quantitative methods in International Finance and Macroeconomics Financial Deriatives Portfolio Management Financial Case studies Advanced topics in Finance Master’s Thesis Proposal E&MS Master’s Thesis Econometrics and Management Science
Masteropleiding Econometrics and Management Science Programma Quantitative Logistics vaknaam Computational Intelligence Stochastic Models and Optimisation Production Planning and Scheduling Quantitative Mehtods for Logistics Advanced Inventory Control and Supply Chain Management Logistic Case Studies 1 Advanced Mathematical Programming Logistic Case Studies 2 Topics in OR and Logistics Master’s Thesis Proposal E&MS Master’s Thesis Econometrics and Management Science 152
credits 4 4 4
4 4 4 12 4 4 16
credits 4 4 4 4 4 12 4 4 16
credits 4 4 4 4 4 4 4 8 4 4 16
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
Masteropleiding Econometrics and Management Science Programma Quantitative Marketing vaknaam Multivariate Statistics Forecasting in Marketing Bayesian Econometrics Applied Micro-econometrics New Product Development and Innovation Knowledge-based Marketing Marketing Case Studies Marketing Models and Large Datasets Master’s Thesis Proposal E&MS Master’s Thesis Econometrics and Management Science
QANU/ Economie 2009, Erasmus School of Economics
credits 4 4 4 4 4 4 12 4 4 16
153