Additionele beoordeling Bachelor Business Administration/Bedrijfskund e, Erasmus Universiteit Rotterdam
Dit rapport sluit aan op het rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004.
augustus 2006 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030-2303100 F 030-2303129 E
[email protected] I www.qanu.nl
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
1
Inhoud Inleiding 1. Doelstellingen van de opleiding ......................................................................... 6 F1. Domeinspecifieke eisen .............................................................................. 6 F2. Niveau ......................................................................................................... 8 F3. Oriëntatie..................................................................................................... 9 2. Programma ......................................................................................................... 10 F4. Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs ............................... 10 F5. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma.......... 11 F6. Samenhang programma............................................................................ 13 F7. Studielast................................................................................................... 13 F8. Instroom .................................................................................................... 14 F9. Omvang van het programma..................................................................... 14 F10. Afstemming tussen vormgeving en inhoud................................................ 15 F11. Toetsing en beoordeling ............................................................................ 15 3. Inzet van personeel............................................................................................ 16 F12. Eisen wetenschappelijk onderwijs ............................................................. 16 F13. Kwantiteit personeel .................................................................................. 16 F14. Kwaliteit personeel .................................................................................... 16 4. Voorzieningen .................................................................................................... 17 F15. Materiële voorzieningen ............................................................................ 17 F16. Studiebegeleiding ...................................................................................... 18 5. Interne kwaliteitszorg ........................................................................................ 18 F17. Evaluatie van resultaten ............................................................................ 18 F18. Maatregelen tot verbetering ...................................................................... 19 F19. Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld .................................. 20 6. Resultaten........................................................................................................... 21 F20. Gerealiseerd niveau .................................................................................. 21 F21. Onderwijsrendement ................................................................................. 21
Bijlage Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
2
De Bacheloropleiding Bachelor Business Administration/Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Inleiding
Opleiding a) Naam en CROHO-nummer Bachelor Business Administration/Bedrijfskunde (CROHO-nummer 50015) b) Graad B.Sc. c) Varianten De opleiding kent alleen een voltijds programma. d) Organisatorische inbedding in de universiteit De opleiding wordt aangeboden door de RSM Erasmus University. e) Vorig visitatierapport Rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004. f)
Start opleiding 2002 - 2003
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
3
Commissie Samenstelling De commissie additionele beoordeling ten behoeve van de accreditering van de Bachelor- en Masteropleidingen Bedrijfswetenschappen bestaat uit de volgende personen: Tot voorzitter, tevens lid van de commissie is benoemd: Prof. drs. J.B.M. Edelman Bos, emeritus hoogleraar Faculteit Bedrijfskunde en Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam Tot leden van de commissie zijn benoemd: Drs. C. de Snoo, promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen Prof. dr. ir. C .A. Takkenberg, emeritus hoogleraar Faculteit Economische Wetenschappen Universiteit van Tilburg Prof. dr. R. Vandenberghe, emeritus hoogleraar Onderwijskunde Katholieke Universiteit Leuven Secretaris van de commissie is J.W.M. Meijer, medewerker bureau QANU. Voor de CV’s van de commissieleden zij verwezen naar de bijlage. Voorzitter, leden en secretaris hebben de QANU-onafhankelijkheidsverklaring getekend. Taak De commissie heeft tot taak om krachtens de tussen de NVAO en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs (2003) en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag een totaaloordeel over de opleidingen te geven, alsmede een afzonderlijk oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en een afzonderlijk oordeel over inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten. Werkwijze De commissie heeft als bronnen gebruikt de in 2002 aangeleverde zelfstudie van de Faculteit Bedrijfskunde van de EUR, het rapport van de visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van 4 november 2004 en de zelfstudie met additionele informatie die in december 2005 is aangeboden. In het onderhavige rapport wordt om het verschil met de eerste zelfstudie aan te geven, deze tweede zelfstudie “de additionele informatie” genoemd. Daarnaast heeft de commissie nog extra gegevens opgevraagd, al naar gelang de additionele informatie daar aanleiding toe gaf. Ook zijn in enkele gevallen nog, naar aanleiding van het gesprek met de delegatie, gegevens opgevraagd. Ook deze aangeleverde gegevens zijn in het onderhavige rapport verwerkt. De commissie heeft op 24 maart 2006 met een delegatie van de faculteit gesproken. Zij heeft zowel in het gesprek met de delegatie als in contact met de facultaire coördinator van de visitatie zich ervan vergewist dat de additionele informatie de stand van zaken correct weergeeft. Dit geldt eveneens voor achteraf door de commissie opgevraagde gegevens.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
4
In de onder elk facet opgenomen paragraaf “Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie” geeft de commissie letterlijk de tekst weer uit de additionele informatie. De letterlijk overgenomen teksten zijn grafisch (door het gebruik van een kleinere letter) herkenbaar. Daarbij zijn verwijzingen naar bijlagen en dergelijke weggelaten. Ook de nagekomen gegevens worden letterlijk weergegeven, tenzij anders vermeld. De commissie hanteert de naam die de faculteit zelf voor de opleiding(en) gebruikt. Zij gebruikt het woord “eindkwalificaties” ook waar de betrokken opleiding spreekt van “eindtermen”, behalve in de letterlijke overgenomen teksten. Het domeinspecifiek referentiekader: de commissie heeft als uitgangspunt bij de beoordeling het disciplineprotocol Onderwijsvisitatie Bedrijfswetenschappen gehanteerd, zoals dat is opgenomen als Bijlage 4 in het visitatierapport van november 2004, en met name de volgende passage: “Bedrijfswetenschappen zijn gericht op het bedrijf in zijn omgeving, de bedrijfsprocessen en het management daarvan in hun onderlinge samenhang. Bedrijfswetenschappen onderscheidt zich van disciplinair gefundeerde opleidingen als economie of sociologie doordat zij systematisch streeft naar een interdisciplinaire opzet van het opleidingsprogramma. Bedrijfskundige opleidingsprogramma’s zijn in het algemeen gebouwd op een viertal kennispijlers; de economische, de gedragswetenschappelijke, de technologische en de institutionele kennispijler. Daarnaast worden opleidingsprogramma’s gekenmerkt door een specifiek samenhangend karakter gericht op de toepassing van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden op professioneel relevante vraagstukken.”
Overeenkomstig de afspraken die zijn gemaakt door de voorzitters van de betrokken visitatiecommissies, na overleg met het bestuur van QANU en met instemming van de NVAO, worden de facetten bij alle opleidingen die betrokken zijn bij een additionele beoordeling, beoordeeld met een tweepuntsschaal: voldoende/onvoldoende. De tekst betreffende de onderwerpen 3. Inzet personeel, 4. Voorzieningen, 5. Interne kwaliteitszorg en 6. Resultaten (de facetten 12 t/m 21) heeft betrekking op alle betrokken opleidingen en is voor alle rapporten gelijkluidend.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
5
1. Doelstellingen van de opleiding F1.
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Wat betreft de doelstellingen geldt voor de hele faculteit nog steeds dat “kennisontwikkeling, kennisoverdracht en kennistoepassing vanuit een interdisciplinaire benadering” centraal staat. “Alle activiteiten - pre- en postexperience onderwijs en fundamenteel en toegepast onderzoek - kennen een interdisciplinaire benadering, en worden gedreven vanuit complexe bedrijfskundige vraagstukken”. Het is de bedoeling de studenten een wetenschappelijke opleiding aan te bieden als voorbereiding zowel op een wetenschappelijk gefundeerde professionele carrière als bedrijfskundige als op het beroep van onderzoeker in de bedrijfskunde. Voor zowel het professionele als het wetenschappelijke beroepsperspectief dienen studenten niet alleen te beschikken over kennis en vaardigheden met betrekking tot het vakgebied, maar dienen zij ook een besef te hebben van de achtergronden van die kennis en vaardigheden, in theoretisch zowel als methodologisch opzicht. Daarom moeten studenten tijdens hun studie voldoende kennis, inzicht en vaardigheden verwerven in het functioneren van bedrijven en het management daarvan om op een wetenschappelijk en maatschappelijk verantwoorde wijze als bedrijfskundige binnen een organisatie te kunnen opereren. Eindtermen Kennis & inzicht 1. m.b. t. de theoretische inzichten en de feitelijke bevindingen over het bedrijf a. het functioneren van het bedrijf en de bedrijfsprocessen in hun onderlinge samenhang beoordelen, b. de positie van het bedrijf in haar omgeving analyseren, c. de wisselwerking tussen bedrijven onderling begrijpen, en d. de determinanten van de ontwikkeling van het bedrijf afleiden. 2. m.b. t de theoretische inzichten en de feitelijke bevindingen over het management van bedrijfsprocessen. verschillende bedrijfskundige thema's (zoals: informatie management, management van primaire processen, stakeholder management, strategisch management, management van innovatie en verandering en interface management) vergelijken en toepassen in een bedrijfscontext. 3. m.b.t. een interdisciplinaire benadering van de bedrijfskunde De concepten van de economische, gedragswetenschappelijke, technologische en institutionele disciplines in verband brengen met de theoretische grondslagen van de bedrijfswetenschap(pen). 4. m.b.t. de theoretische grondslagen van de bedrijfskunde a. de historische, beschouwelijke en wetenschapsfilosofische achtergronden van de bedrijfskunde in hun onderlinge relatie beredeneren, en b. hun gemeenschappelijke waarde voor het bedrijfsleven waarderen. 5. m.b. t. de methoden van wetenschappelijk onderzoek a. een onderscheid maken tussen de aard, de problemen, de mogelijkheden en beperkingen van het bedrijfskundig onderzoek, en b. hiervan gebruik maken bij een eigen onderzoek. Vaardigheden 6. m.b.t. bedrijfskundige literatuur a. de literatuur over een bepaald onderwerp in een bepaald deelgebied vergelijken en toepassen op een bedrijfskundige casus, en b. de inhoud van publicaties vanuit een interdisciplinair perspectief beoordelen. 7. m.b.t. bedrijfskundig onderzoek a. in groepsverband een bedrijfskundig onderzoek formuleren en uitvoeren met in acht neming van de verschillende onderzoeksfasen, zoals het opstellen van een onderzoeksplan, het verzamelen van relevante literatuur, het verzamelen, verwerken en interpreteren van de gegevens en het vertalen van de bevindingen in conclusies en aanbevelingen, en b. een bedrijfskundig vraagstuk, waarbij voor een oplossing geen standaard procedure voorhanden is,
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
6
ontleden, daarbij gebruik te maken van bedrijfskundige theorieën en op basis daarvan oplossingen te ontwerpen. 8. m.b.t. sociaal communicatieve vaardigheden a. in groepsverband een schriftelijke en/of mondelinge rapportage op wetenschappelijk niveau over een bedrijfskundig onderwerp voorbereiden en uitvoeren, b. in een kritische discussie de tot stand gebrachte probleemformuleringen en oplossingen met deugdelijke argumenten verdedigen, dan wel die van anderen aan kritiek onderwerpen, c. vanuit een wisselende rol effectief en efficiënt participeren in een vergadering, d. een mening formuleren, ook bij onvolledige en / of tegenstrijdige informatie, e. in een onderhandelingssituatie tot een overeenkomst komen, f. een presentatie houden met rapportage van bevindingen en aanbevelingen m.b.t. een bedrijfskundig thema, en g. met andere mensen omgaan, en binnen een team mensen met verschillende achtergrond en expertises werken. 9. m.b.t. managementvaardigheden a. een planning maken van te verrichten acties op een bedrijfskundig thema, b. bij besluitvorming inzichtelijk maken welke organisatiebelangen met een genomen besluit zijn gediend en daarvoor draagvlak creëren, c. beredeneerd beslissingen nemen over een bedrijfskundige casus, d. verantwoordelijkheid dragen in de bedrijfskundige beroepssituatie, e. een beargumenteerde keuze maken ais zich tegengestelde gezichtspunten en belangen aandienen. f. het structureren van en leidinggeven binnen de organisatie, en g. rationeel en affectief omgaan met thema's als macht en belang. Attitudes 10. m.b.t. de bedrijfswetenschap a. de ethische, normatieve en expressieve denkwijzen in het wetenschappelijk denken accepteren. b. bij ogenschijnlijk triviale bedrijfskundige aangelegenheden bepaalde verbanden en nieuwe gezichtspunten aanduiden en dwarsverbanden tussen verschillende aspecten van de Bedrijfskunde onderkennen, en c. zelfstandig keuzes maken voor kennisuitbreiding en het doen van bedrijfswetenschappelijk onderzoek. 11. m.b.t. reflectief vermogen a. de eigen beperkingen onder ogen zien, d.w.z. op het juiste moment deskundigheid van anderen inroepen en zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen, b. de consequenties van het eigen handelen voor anderen aanvoelen en beoordelen, c. bereid zijn tot het herzien van eigen standpunten indien daarvoor aanleiding is, d. de persoonlijke ontwikkeling in de uitoefening van zijn beroep beoordelen en zelfstandig keuzes maken waarbij externe ontwikkelingen niet uit het oog worden verloren (Iife long learning), en e. de persoonlijke plaats in de samenleving duiden en aanvaarden. 12. m.b.t. bedrijfsethisch handelen a. volgens de principes van vertrouwen en wederkerigheid werken (integriteit), b. in besluitvormingsprocessen bewust omgaan met ethische dilemma's (normbesef), c. vanuit een kritische en creatieve denkhouding zowel het eigen werk en denken als dat van anderen onder ogen zien, en d. de waarden van een multiculturele en internationale oriëntatie tot basis voor zijn mens- en maatschappijbeschouwing maken. Zoals in het visitatierapport wordt opgemerkt: ”Benchmarking met topopleidingen vindt plaats via audits van het EQUIS, de AACSB en de AMBA. Er is al met al een helder beeld met welke topopleidingen de faculteit zich vergelijkt”. Hetzelfde rapport geeft aan dat benchmarking aan de opvattingen van het afnemende veld impliciet plaatsvindt via een veelheid aan contacten, maar dat er geen systematisch toetsbaar onderzoek plaatsvindt. Zoals ook in het rapport van de visitatiecommissie naar voren komt (p. 116-117) zijn de contacten met de alumni omvangrijk en hecht en willen alumni graag betrokken blijven bij de opleiding. Inmiddels is er een internationale adviesraad ingesteld. Deze adviesraad met vertegenwoor-digers uit de private, de publieke en de politieke sectoren zullen de faculteit voortdurend voorzien van input van de externe gemeenschap.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
7
Oordeel: De doelstellingen van de opleiding, voortgekomen uit de ongedeelde opleiding Bedrijfskunde, zijn op een duidelijke wijze vertaald in eindkwalificaties. De benchmark is tot stand gekomen via audits van EQUIS, AACSB en AMBA . De commissie concludeert dat de eindkwalificaties sporen met internationale ontwikkelingen binnen het vakgebied. De academische doelstellingen zijn daarmee voldoende getoetst aan internationale maatstaven. De eindkwalificaties en de realisering daarvan in het programma worden besproken met de internationale adviesraad en in het periodiek alumni-onderzoek. De eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk. Ze omvatten in voldoende mate integrerende en interdisciplinaire aspecten. De commissie heeft met instemming geconstateerd dat de opleiding in contact staat met het beroepenveld via de inmiddels ingestelde adviesraad. De commissie concludeert dat de eindkwalificaties aan de gestelde eisen voldoen. Score: voldoende F2.
Niveau
De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij algemene, internationale geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of master Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Dublin descriptoren
Kwalificaties Bachelor
Eindtermen BScBA
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
1a, 1b, 1c, 1d, 3, 4a, 5a
Toepassen kennis en inzicht
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
2, 5b, 6a, 7b, 9a, 9c, 9e
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
4b, 6b, 7a, 10a, 10b, 12b, 12c, 12d
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
8a, 8b, 8c, 8d, 8f, 8g, 9b, 9f
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
9d, 9g, 10c, 11a, d, 11b, 11c, 11 11e, 12a
Oordeel De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties vergeleken met de beschrijving van de bachelorkwalificaties in de Dublin descriptoren. Uit de additionele informatie blijkt o.a. dat de afgestudeerde bachelor kennis heeft met betrekking tot de theoretische inzichten en de feitelijke bevindingen over het bedrijf, hetgeen tot uiting komt in het feit hij in staat is tot het beoordelen van het
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
8
functioneren van het bedrijf en de bedrijfsprocessen in hun onderlinge samenhang; het analyseren van de positie van het bedrijf in zijn omgeving; het begrijpen van de wisselwerking tussen bedrijven onderling en het afleiden van de determinanten van de ontwikkeling van het bedrijf. Uitgaande van de additionele informatie komt de commissie tot de conclusie dat het beoogde niveau van de opleiding voldoet aan het niveau van bachelor of science zoals neergelegd in de Dublin descriptoren. Score: voldoende F3.
Oriëntatie
De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen en relevantie praktijk in het toekomstige beroepenveld. Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie In het rapport van de visitatiecommissie (november 2004) wordt onder andere gesteld: ”De doelstellingen, de operationalisering in eindtermen en het beoogde profiel van de afgestudeerden ziet er doordacht en compleet uit, ook in detail.” (p. 110). En vooral: ” De operationalisering van de eindtermen is van niveau. Het op academische kwaliteiten gerichte deel ziet er degelijk en compleet uit. Het onderscheidend vermogen ten opzichte van het hbo komt goed uit de verf in de academische vorming (methodologie, wetenschapsleer, vorming in onderzoeksaanpak).” (p. 110). Een afgeronde BScBA geeft onvoorwaardelijk toegang tot (één van) de elf Masterprogramma’s binnen de MScBA aan RSM Erasmus University.
Oordeel De eindkwalificaties van de opleiding zoals geformuleerd onder de punten 0 t/m 2 van Facet 1 geven aan dat het om een wetenschappelijk opleiding gaat. Met name vindt de commissie van belang de kwalificatie Kennis & Inzicht 5. Het gaat enerzijds om interdisciplinaire/ integrerende eindkwalificaties en anderzijds om de samenhang in het geheel. De verkregen internationale accreditaties zijn indicaties voor een goede oriëntatie, alsmede de bespreking van eindkwalificaties in de internationale adviesraad. Op grond van het bovenstaande acht de commissie de opleiding in voldoende mate georiënteerd op de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening alsmede op de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Doelstellingen : voldoende
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
9
2. Programma F4.
Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs
4.1
Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
4.2 4.3 4.4
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Opbouw programma Bachelor Business Administration Bedrijfskunde Onderdeel
Omvang (ECTS)
Vak
Bachelor 1
Bedrijf
Bedrijfsprocessen
Bedrijfscontext
Inleiding in de bedrijfskunde Methodologie Statistiek Wiskunde Bedrijfskundige vaardigheden Besluitvormingsprocessen Primaire processen Financiële processen Strategisch ondernemingsplan Marktcontext Macro-economische & institutionele processen Psychologische & sociale processen totaal vereist
5 3 4 4 3 5 6 6 6 6 6 6 60
totaal vereist
6 5 6 3 5 6 6 3 6 6 5 3 60
Bachelor 2 Management van primaire processen
Management van informatie
Stakeholder management
Operations research en modelbouw Organisatiegedrag en organisatietheorie Operations en logistiek management Wetenschapsleer Informatie management Management accounting Statistische methoden en technieken (incl. case) Management vaardigheden Marketing management Human resource management Corporate finance marktonderzoek
Bachelor 3 Management van strategie, innovatie en verandering
Interface management Bachelorthesis en Bachelor elective
Strategisch omgevingsmanagemnt & internatioal business Strategie ontwikkeling en implementatie Organisational dynamics Innovatie management (aanvang leeronderzoek) Business society management Ondernemingsrecht Financial accounting Leeronderzoek (& start Bachelorthesis) Bachelorthesis Bachelor elective
4 5 4 4
totaal vereist
6 6 5 6 10 10 60
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie In het visitatierapport wordt bij het onderdeel opbouw en inhoud van het onderwijsprogramma, gesteld dat de programma’s van de faculteit van voldoende wetenschappelijk niveau zijn, voldoende onderscheidend van het hbo zijn en over het algemeen voldoende aandacht aan het aanleren van academische vaardigheden geven.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
10
Er zijn slechts enige veranderingen in het programma gekomen. Die hebben vooral betrekking op een versterking van onderzoek en onderzoeksvaardigheden in het derde jaar. In het derde jaar van de Bachelor is een traject leeronderzoek en Bachelorthesis ingevoegd dat het hele studiejaar duurt. In het leeronderzoek deel leren studenten methodologie en opzet van een onderzoek. Zij vervaardigen een onderzoeksvoorstel. In het aansluitende Bachelorthesistraject wordt het voorgestelde onderzoek dan ook daadwerkelijk uitgevoerd, in kleine groepen van drie studenten, waardoor kennis van de beroepspraktijk verder kan toenemen. Tot slot is er in het derde Bachelorjaar een Bachelor elective toegevoegd: een keuzeonderdeel dat binnen of buiten de faculteit gevolgd kan worden. In de meeste gevallen betreft de Bachelor-elective een thematische onderwijseenheid, maar de opleiding biedt ook de mogelijkheid om in het kader van de Bachelor-elective een stage te lopen in de beroepspraktijk.
Oordeel Uit de invulling van het programma blijkt een duidelijke interactie met wetenschappelijk onderzoek. Het onderwijs sluit aan bij actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Het onderwijs in academische vaardigheden is tot genoegen van de commissie nog verder verbeterd door meer aandacht te schenken aan onderzoek, ook in de bachelorthesis. De commissie komt tot de conclusie dat het programma voldoet aan de algemene eisen van wetenschappelijk onderwijs. Score: voldoende F5.
Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma
5.1
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
5.2 5.3
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Op het gebied van kennis en inzicht zijn de eindtermen ingebed in een groot aantal programmaonderdelen, verdeeld over de verschillende jaren van het curriculum. In de brede Bacheloropleiding zijn, naast een algemene inleiding in de bedrijfskunde, alle basisonderdelen, bedrijfskundige disciplines en thema’s vertegenwoordigd. Specifiek komen ook nog aan bod wetenschapsfilosofie, methodologie en onderzoekstechnieken (inclusief statistiek). Op het gebied van de vaardigheden worden de eindtermen expliciet aan de orde gesteld in het vaardighedenonderwijs in elk van de drie Bachelorjaren. Het omvat basisvaardigheden (Bedrijfskundige Vaardigheden, Management Vaardigheden), het opstellen van een bedrijfsplan (Strategisch Ondernemingsplan) en het verrichten van bedrijfskundig onderzoek (Methodologie, Wetenschapsleer, Marktonderzoek, Leeronderzoek en Bachelorthesis). Op het gebied van de attitudes komen de eindtermen meer impliciet tot uiting op verschillende plaatsen in het studieprogramma. Speciaal kunnen genoemd worden Bedrijfskundige Vaardigheden, Wetenschapsleer, Business Society Management waarin ethiek een belangrijke component is, en de Bachelorthesis. Tenslotte komen de eindtermen op het gebied van de attitudes ook tot uiting in de internationale uitwisseling op Bachelorniveau, waarmee in studiejaar 2005-2006 begonnen is. Het visitatierapport merkte overigens op: ”De operationalisering van de eindtermen is van niveau” (p. 110). Inmiddels is er, binnen het project ‘frame the aim’ een handleiding ontwikkeld waarmee docenten voortaan voor elk van de vakken in het curriculum systematischer en concreter, met het oog op de eindtermen op curriculumniveau, leerdoelen en daaruit voortvloeiende werkvormen en toetsvormen kunnen formuleren. Het concretiseren van leerdoelen draagt bij aan de mogelijkheid om te beoordelen of doelstellingen in het onderwijsprogramma ook bereikt worden. Naarmate leerdoelen concreter zijn kunnen zij beter worden getoetst. Een inmiddels ook ontwikkelde beoordelingsmatrix voor het Bachelorthesis traject maakt een nog verdergaande beoordeling mogelijk van het al dan niet behalen van de doelstellingen van de Bachelor. Dit laatstgenoemde instrument benadrukt met name de onderzoeksvaardigheden van Bachelorstudenten. Gezien de beoordelingen kan gesteld worden dat de doelstellingen bereikt worden. In een bijlage staat over technologie onderwijs bij RSM Erasmus University:
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
11
Geconcludeerd wordt dat in een vroeg stadium in het onderwijsprogramma van RSM Erasmus University aandacht moet worden besteed aan technologie door middel van een volwaardig, verplicht vak “technology for managers” van behoorlijke omvang, waarbij relaties worden gelegd met andere vakken, eerder en later in het curriculum, waarin technologie een rol speelt. Dit moet leiden tot de volgende leerdoelen na de Bachelorfase: The student: Is able to identify major technologies, and latest developments that may affect (future) business, as described in general science and technology literature (e.g. Scientific American) and general management literature (e.g. Harvard Business Review). Can explain these technologies in own words (shows no techno-phobia, or shows affinity for technology) Can communicate and ask questions about technology in a multidisciplinary team which includes engineers Can judge business opportunities and threats of existing and new technology regarding: Business models Products/services (Production) processes Industrial structures; Can judge other effects of technologies on consumers and employees interacting with technology, on environment, and on society at large Can propose changes of business models, products/services or production processes, based on use of (new) technology Can propose successful implementation strategies for these technology based changes.
Oordeel De commissie heeft in het gesprek met de delegatie uitvoerig gesproken over technologie, één van de vier kennispijlers die – zoals vermeld in het domeinspecifieke referentiekader (disciplineprotocol Bedrijfswetenschappen) - de opleiding dienen te schragen. Een bijlage bij de additionele informatie omvat tot genoegen van de commissie het rapport Technologie onderwijs bij RSM/Erasmus University, gedateerd 5 november 2005, waaruit blijkt dat de faculteit meer aandacht zal geven aan technologie onderwijs in de opleiding. De delegatie heeft gemeld dat volgend cursusjaar een vak technologie wordt ingevoerd van 3 of 4 EC. Daarin zullen technologiethema’s die voor bedrijfskundigen van belang zijn aan de orde komen. Hierover zijn ook goede video’s beschikbaar. De bedoeling is dat vervolgens aspecten van technologie ook in andere vakken aan de orde komen. Van belang acht de opleiding het initiële technologiecollege dat in het eerste jaar wordt gegeven. De studenten komen op deze wijze in een vroeg stadium van de opleiding op de hoogte van de technologische component. De commissie heeft de indruk gekregen dat de rechtswetenschappen, op het eerste gezicht, karig bedeeld worden. De delegatie heeft echter uitgelegd dat recht op diverse plaatsen aan de orde komt, bijvoorbeeld in het “Strategisch ondernemingsplan”. De commissie is op grond van deze toelichting tot de conclusie gekomen dat dit onderdeel in voldoende mate aan de orde komt in het programma. Tenslotte heeft de commissie aan de delegatie nog informatie gevraagd over het vak ethiek. Ook hier geldt, naar de delegatie toelichtte, dat ethische overwegingen bij verschillende vakken aan de orde komen, zoals in Business Society Management. Ook wijst de delegatie op de code of conduct die thans op de faculteit wordt gebruikt. De commissie is ervan overtuigd dat ethiek voldoende aandacht krijgt in de opleiding. De commissie heeft met waardering kennisgenomen van de matrix met vakspecifieke leerdoelen per bachelorvak en de beoordelingsmatrix van de bachelorscriptie. Deze documenten zijn als bijlagen bij de additionele informatie gevoegd.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
12
De commissie heeft de eindkwalificaties bezien en geconstateerd dat deze door de verschillende programmaonderdelen worden gedekt. Zij concludeert dat het programma als geheel een adequate concretisering vormt van de beoogde eindkwalificaties. Mede dankzij de zorgvuldige opbouw kunnen de studenten deze bereiken. Score: voldoende F6.
Samenhang programma
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie In de aanloop naar de invoering van de Bachelor- en Masterstructuur is er bij de faculteit een nieuw onderwijsprogramma ingevoerd. De samenhang binnen de Bacheloropleiding is allereerst inhoudelijk verbeterd door een systematische behandeling van bedrijfsprocessen die in een onderneming voorkomen. Zowel interne, statische processen als externe, dynamische processen komen aan de orde. Met name in het tweede en derde jaar behandelt elk trimester als thema een bepaald bedrijfsproces. Elk trimester bevat dan ook vakken die geclusterd zijn rond het betreffende bedrijfsproces. Niet alleen inhoudelijk, maar ook procesmatig wordt getracht een sterke samenhang te verzekeren. Zowel bij de aanvang als bij de afsluiting van elk trimester zijn er bijeenkomsten en besprekingen met de deelnemende docenten (bijv. gezamenlijke kick-off, trimester-vergaderingen en -lunches, evaluatiebesprekingen).
Oordeel De aanpak waarbij bedrijfsprocessen systematisch behandeld worden met daaraan geclusterde vakken bevordert de samenhang. De commissie komt daarom tot de conclusie dat er sprake is van voldoende samenhang in het programma. Score: voldoende F7.
Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Er is in de Bacheloropleiding sprake van een reële studielast, in die zin dat de gevraagde studieinspanning van de studenten overeenkomt met de formele eisen die aan de omvang gesteld worden: 60 ects per jaar, 20 ects per trimester. De studielast is evenwichtig verdeeld over de verschillende vakken in elk trimester. In de cursusomschrijvingen zoals bijvoorbeeld in de studiegids en op SIN-online (studenten informatie netwerk) is altijd de gevraagde studie-inspanning weergegeven en in welke onderwijs- en werkvormen die inspanning bestaat. Ook via het Blackboardsysteem, dat voor elk van de vakken in het programma gebruikt wordt, kunnen studenten veel informatie over de vakken vinden. In haar rapport gaf de commissie aan dat zij voorstander is van het verzwaren en uitdagender maken van de opleiding. In ieder geval is het in het eerste jaar van de Bacheloropleiding zo dat er sprake is van een bindend studieadvies. Daarmee worden studenten in ieder geval aangezet tot een zodanige inspanning zodat zij in het eerste jaar minimaal tweederde van alle vereiste studiepunten halen. Door de roostering van de vakken zijn vooral de eerste twee trimesters van het eerste jaar zwaarder gemaakt. In het derde trimester en in het tweede en derde jaar zijn de vakken pittiger geworden. Dit laatste komt voornamelijk doordat de aangeboden werkvormen gevarieerder zijn geworden: er is een duidelijke toename van cases, opdrachten, simulaties en dergelijke. Daarnaast zijn de trimesters in het tweede en derde jaar zwaarder geworden door een vermindering van het aantal tentamenmogelijkheden per vak per jaar en doordat enkele trimesters korter dan voorheen zijn geworden.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
13
De introductie van bijvoorbeeld het leeronderzoek en Bachelorthesis traject gedurende het derde jaar, naast andere reguliere cursussen en een Bachelorelective, vragen van studenten een inspanning waarbij de lat redelijk hoog ligt. Tenslotte heeft de opleiding in de afgelopen jaren de instroomcriteria voor de Master verder aangescherpt, zodat van studenten meer behaalde onderdelen vereist worden (alles van de Bachelor behalve een vak) en dus meer inspanning om in de Master te kunnen instromen. Het succesvol afgerond hebben van het genoemde leeronderzoek-Bachelorthesis traject is daarbij een absolute vereiste
Oordeel De commissie heeft tot haar tevredenheid geconstateerd dat het programma wordt verzwaard (zoals het derde trimester van het eerste bachelorjaar) en reeds verzwaard is (bindend studieadvies). De commissie concludeert dat het programma studeerbaar is. Score: voldoende F8.
Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Studenten met een vierjarig afgerond HBO-diploma moeten een schakelprogramma volgen met onderdelen die betrekking hebben op academische vorming en wetenschappelijk onderzoek.
Oordeel Het bovengenoemde schakelprogramma voor HBO-instromers acht de commissie een verbetering. De commissie sluit zich aan bij het positieve oordeel van de visitatiecommissie. Score: voldoende F9.
Omvang van het programma
De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten
Beschrijving Het programma van de opleiding omvat 180 EC.
Oordeel De commissie stelt vast, aan de hand van de beschikbare documentatie, dat de opleiding voldoet aan de formele eis met betrekking tot de omvang van het curriculum. Score: voldoende
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
14
F10.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
10.1 10.2
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Er is een uitgebreide handleiding/syllabus ontwikkeld die gebruikt wordt om interdisciplinariteit en integratie actief te doceren. In het traject leeronderzoek-Bachelorthesis werken studenten in het leeronderzoek groepsgewijs aan de opzet en onderbouwing van een onderzoeksvoorstel via een set van opdrachten. Na voltooiing van het onderzoeksvoorstel wordt in het Bachelorthesistraject met dezelfde groep van 3 studenten het onderzoek uitgevoerd, de gegevens geanalyseerd en conclusies getrokken (met eventuele aanbevelingen).
Oordeel De commissie waardeert het dat er een handleiding is uitgebracht die bevordert dat docenten integratie en interdisciplinariteit actief gaan doceren. Ook het leeronderzoek getuigt van een goede afstemming tussen werkvormen en didactisch concept. De commissie sluit zich aan bij het positieve oordeel van de visitatiecommissie over de afstemming tussen vormgeving en inhoud. Score: voldoende F11.
Toetsing en beoordeling
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Met betrekking tot het advies van de commissie over intercollegiale toetsing kan gezegd worden dat de faculteit dit ziet als een van de belangrijke instrumenten om de algehele kwaliteit van de tentamens te verhogen. Er is een werkgroep 'toetsing' opgericht die de opdracht heeft het te komen tot acties om het hele proces van toetsing te verbeteren. Dit betreft zowel toetsstrategieën en de productie van kwalitatief hoogwaardige tentamens als optimale afname en administratieve afhandeling ervan. Met betrekking tot de productie van tentamens wordt al door het OECR de technische kant van de vraagstellingen gecontroleerd, en via de intercollegiale toetsing wordt de inhoud van het tentamen gecontroleerd. Dat gebeurt echter nog niet voor ieder vak. De werkgroep ontwikkelt momenteel een tentamenproces document waarin deze instrumenten ter kwaliteitsborging standaard worden opgenomen. Daarnaast is er door de werkgroep een handleiding ontworpen ter ondersteuning van het opstellen van tentamens en er is een standaardvoorblad gemaakt waarmee eenduidig naar studenten wordt gecommuniceerd over de specificaties van het tentamen (open boek of gesloten boek, lengte, duur, etc.) Met betrekking tot het advies van de commissie tot verdere doorvoering van kleinschaligheid in het programma en het gebruik van ICT kan opgemerkt worden dat hier met voortvarendheid aan wordt gewerkt. Het feit dat de faculteit nu in een nieuw gebouw zit met meer kleine zalen en een geavanceerde ICT infrastructuur met veel meer computerplekken en wireless toegang helpt daarbij bijzonder. Er is en wordt hard gewerkt aan computerondersteuning bij veelal kwantitatieve vakken, door onder andere de webcast techniek waarmee opgaven kunnen worden geoefend. Daarnaast wordt door de opleiding aangedrongen kleinschalige activiteiten op te nemen in de vakken. Financiële middelen zijn vrijgemaakt voor het stimuleren van de ontwikkeling en uitvoering van kleinschaligheid en/of ICT in het onderwijs.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
15
Voor wat betreft de Bacheloropleiding is het zo dat wat formeel een trimestersysteem is, in de praktijk steeds meer een semesterindeling wordt. Doordat inmiddels de eerste trimesters doorlopen tot aan het einde van het kalenderjaar en de tweede en derde trimesters enigszins ingedikt in de periode januarimei plaatsvinden is er in de praktijk sprake van een duidelijke scheiding tussen najaar en voorjaar periodes.
Oordeel De commissie heeft kennis genomen van de als een bijlage bij de additionele informatie gevoegde Handleiding voor het opstellen van tentamens, die informatie geeft over het opstellen van multiple choice tentamens. Ook het tentamenservicepunt (waar onderwijskundigen feedback geven op de didactische kwaliteit van concepttentamens) is een waardevol instrument hierbij. Het als bijlage bij de additionele informatie gevoegde Standaard tentamen voorblad , waarmee eenduidig naar de studenten toe kan worden gecommuniceerd over de specificaties van het tentamen, is een waardevol instrument in het kader van de toetsing. De commissie komt tot de conclusie dat met betrekking tot het facet toetsing en beoordeling in voldoende mate aan de eisen wordt voldaan. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Programma: voldoende.
3. Inzet van personeel Voor het onderwerp personeel geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F12.
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
F13.
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
F14.
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Oordeel Alle programma's worden verzorgd door vakgroepen of delen van vakgroepen die op het gebied van onderzoek actief zijn ten aanzien van het onderwerp van het betreffende programma. Vrijwel alle docenten zijn gepromoveerd en de meeste docenten zijn lid van de onderzoeksschool ERIM. In het gesprek met de delegatie heeft de commissie vernomen dat didactische kwaliteit een speerpunt is in de incentive sfeer. Docenten moeten bijvoorbeeld het Engels goed genoeg beheersen om in een multiculturele klas onderwijs te geven. Engels onderwijs aan medewerkers is gestaag doorgezet; zij kunnen jaarlijks
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
16
deelnemen aan ‘opfriscursussen’. De eisen voor het UHD-schap zijn aangescherpt op dit gebied. Ook het begeleiden van de scriptie wordt getraind, waarbij er tevens aandacht voor de methodologie is. De commissie is ervan overtuigd dat er voldoende aan de verbetering van de didactische kwaliteiten van de docenten wordt gewerkt. De brief van de decaan aan het college van bestuur, van 13 juli 2005, over het plan van aanpak inzake de aanbevelingen van de visitatiecommissie, maakt ook gewag van het advies meer hoogleraren in de eerste jaren van de opleiding in te zetten. De commissie heeft inmiddels vernomen dat in het studiejaar 2005-2006 in het eerste jaar bachelor Business Administration/Bedrijfskunde en International Business Administration zeventien verschillende hoogleraren bijdragen aan het onderwijs hebben gegeven. Ook bij het nieuwe vak Technologie voor Managers zullen hoogleraren worden ingezet. De commissie volgt van harte het positieve oordeel van de visitatiecommissie. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Inzet Personeel: voldoende
4. Voorzieningen Voor het onderwerp Voorzieningen geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F15.
Materiële voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Overeenkomstig het advies van de visitatiecommissie is er zorg gedragen voor uitgebreide faciliteiten in het nieuwe T-gebouw, waar de faculteit medio 2005 is ingetrokken. Het gebouw telt 18 verdiepingen met zeer moderne faciliteiten. Het gehele gebouw en de omliggende gebieden zijn voorzien van wireless internet toegang. Hiermee kan ICT in het onderwijs verder uitgebouwd worden (o.a. wordt er momenteel al een tiental projecten op het gebied van e-learning zoals digital coaching, webcasting, simulaties). Bovendien zijn er extra zaalruimtes beschikbaar gekomen. Voor het onderwijs biedt dit de mogelijkheid om meer kleinschaligheid in te bouwen in de opleiding. Het voormalige Bedrijfskundegebouw is omgebouwd tot een vrije studieruimte voor groepjes studenten.
Oordeel De commissie volgt het positieve oordeel van de visitatiecommissie, zeker gezien de aanvullende informatie over de voorzieningen die beter geworden zijn, onder andere door het nieuwe gebouw. Score: voldoende
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
17
F16.
Studiebegeleiding
16.1
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
16.2
Oordeel De faculteit geeft over dit facet geen nieuwe aanvullende informatie. De commissie neemt het positieve oordeel van de visitatiecommissie over. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Voorzieningen: voldoende
5. Interne kwaliteitszorg F17.
Evaluatie van resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie In de zelfstudie is bij de interne kwaliteitszorg de rol beschreven van de opleidingsdirectie, het programma management, de commissies, de studentenvertegenwoordiging en de studievereniging. Vanaf januari 2006 wordt de rolverdeling aangescherpt en aangepast. De verantwoordelijkheid voor de opleidingen ligt bij de opleidingsdirectie. Elke Bachelor- en Masteropleiding kent een academisch voorzitter en een uitvoerend manager. Binnen elke opleiding zijn er verder speciale programma coördinatoren (Bachelor 1, Bachelor 2 en 3, Master). Er is sprake van twee belangrijke onafhankelijke facultaire permanente commissies. Er is een gezamenlijke examencommissie (EC) voor alle opleidingen (Bachelors en Masters van BA, IBA en PTO). Er is tevens een gezamenlijke opleidingscommissie (OC), met aparte kolommen voor BA, IBA en PTO. Beide commissies hebben een eenhoofdige voorzitter uit de staf. Binnen bovengeschetste achtergrond worden voortdurend verschillende evaluaties uitgevoerd: met betrekking tot de inhoud en opbouw van de programma’s, met betrekking tot de uitvoering (implementatie) van de programma’s, met betrekking tot het bereiken van gerealiseerde academische en professionele doelstellingen en met betrekking tot algemene studentenoordelen. De inhoud en de opbouw van de programma’s worden voortdurend tegen het licht gehouden, in termen van doelstellingen en eindtermen, in continue discussies tussen onderwijsdirectie, wetenschappelijke staf, externe stakeholders, studentenvertegenwoordigers en administratieve staf. De OC en EC zijn hierbij belangrijke gesprekspartners maar ook de genoemde ‘taskforces’, met name die voor kwaliteit en die voor toetsing spelen hierbij een belangrijke rol. Reeds meerdere malen genoemde projecten ‘quick scan’, ‘frame the aim’, toetsing en de inmiddels geformuleerde vervolgprojecten zijn hiervan uitvloeisels. Hiermee wordt systematisch een strakke lijn aangebracht tussen doelstellingen en eindtermen van de opleidingen en leerdoelen, werkvormen en toetsvormen van de afzonderlijke cursussen. Ook externe audits, zoals door bijvoorbeeld de AACSB, EQUIS, CEMS en AMBA zijn belangrijk voor evaluaties van inhoud en opbouw van de programma’s. Er is sinds 2002 sprake van een uitgebreid digitaal evaluatiesysteem. Studenten krijgen standaardvragen voorgelegd met betrekking tot: kwaliteit van het onderwijs, de literatuur, de cursus, de toetsing, moeilijkheidsgraad van de stof, de bedrijfskundige relevantie, de samenhang met andere cursussen, de tijd die de cursus vergt en vragen over de didactische kwaliteit. Deze vragen worden systematisch na afloop van elke cursus per email naar studenten verstuurd. Voor een deel worden deze vragen voor de tentamens voorgelegd, voor een deel na de tentamens. Hiermee kan ook de invloed van het tentamen op het studentenoordeel vastgesteld worden. De response op de digitale surveys varieert al naar gelang de soort cursus tussen de 20%-40%. Response stimulerende maatregelen, zoals reminders, incentives, feedback, etc, blijven continu nodig om de response op een aanvaardbaar peil te houden. Momenteel wordt experimenteel onderzoek voorbereid om meer begrip te krijgen van responsebeïnvloedende factoren.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
18
De evaluatierapporten worden besproken met de betreffende docenten, programmacoördinatoren en vakgroepen. Doel hiervan is afspraken te maken over eventuele verbeteringen.
Oordeel Sedert de vorige visitatie zijn veel zaken aangescherpt en verbeterd. Het percentage van studenten dat de evaluaties beantwoordt was ten tijde van de visitatie echter laag. Inmiddels is het responspercentage door verschillende maatregelen al behoorlijk verhoogd; de faculteit blijft tot genoegen van de commissie aandacht besteden aan responsstimulerende maatregelen. De open vragen achteraan de enquêtes zijn volgens de delegatie de beste graadmeter. De Opleidingscommissie bespreekt alle rapporten. Twee à drie keer per jaar spreken studenten met docenten. Van de docenten doet 95% mee aan deze gesprekken. Score: voldoende F18.
Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Naar aanleiding van de zelfstudie en de visitatie op het punt van kwaliteitszorg is door de faculteit een aantal projecten opgestart en uitgevoerd. Allereerst is in 2004 door het Onderwijs Expertise Centrum Rotterdam (OECR) een Quick Scan uitgevoerd over de facetten van kwaliteitszorg in alle opleidingen aan de Faculteit (een samenvatting van de bevindingen en aanbevelingen is bijgevoegd als bijlage van de zelfstudie). Naar aanleiding van de Quick Scan is vervolgens een aantal projecten gedefinieerd en opgestart. Een van de daaruit voortgekomen projecten is een project genaamd 'frame the aim'. Dit project heeft tot doel om systematisch de leerdoelen en eindtermen van de curricula te herzien en de vakken systematisch te koppelen aan de geformuleerde leerdoelen en eindtermen van het curriculum. Inmiddels is een handleiding opgesteld voor het formuleren van leerdoelen op vak-niveau. Dit instrument zal worden ingezet om per vak eindtermen te vertalen in concrete leerdoelen, werkvormen en toetsvormen. De visitatiecommissie adviseerde in dit kader het organiseren van toetsbaar onderzoek onder het afnemend veld, om zodoende beter te kunnen benchmarken aan opvattingen van het afnemend veld. Dit jaar is een internationale adviesraad ingesteld, met een twintigtal managers op het niveau van Raden van Bestuur, die de Faculteit adviseert op het gebied van haar strategie, en ook op het gebied van de gewenste eindkwalificaties van onze graduates. Daarnaast wordt systematisch onderzoek verricht onder onze alumni via de periodieke alumni monitor. Deze input zal worden verwerkt in de periodieke bijstellingen van de leerdoelen en eindtermen. Een daaraan verbonden aspect is de opmerking van de visitatiecommissie over het versterken van de pijler Technische Wetenschappen in het curriculum. Een eerste verkenningsnotitie is hierover recentelijk verschenen. Naar aanleiding daarvan is een projectgroep opgericht om de technologische pijler verder gestalte te geven in het curriculum. Doelstelling is om de implementatie daarvan reeds per academisch jaar 2006-2007 te starten. Een tweede project voortvloeiend uit de Quick Scan van het OECR en aansluitend aan het project ‘frame the aim’ betreft de wijze van toetsing van studenten aan de gestelde doelen. Dit project heeft zowel betrekking op het verhogen van de kwaliteit van individuele tentamens en de wijze van afname daarvan, als ook op het herzien van de overall toetsstrategie. Een breed samengestelde werkgroep is momenteel actief en heeft een aantal eerste verbeteringen doorgevoerd (o.a. toetssjabloon thesis, standaardisering toetsvormen, harmonisatie examenreglementen over de opleidingen). Een belangrijk onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem wordt gevormd door de cursusevaluaties. De Faculteit werkt al een aantal jaren met een door een extern bedrijf geleverd digitaal tevredenheidsonderzoekssysteem. In samenwerking met het bedrijf is een project gestart om zowel de kwaliteit en impact van het systeem te verhogen, alsmede de response op de uitgestuurde mailings. Het systeem krijgt additionele functionaliteiten waardoor de ontwikkelingen in de kwaliteitsaspecten van cursussen over de tijd en over groepen cursussen beter te monitoren zijn, zowel voor het management als voor docenten.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
19
Gemeld kan worden dat per ingaande 2005 de integratie van faculteit en RSM formeel een feit is geworden. De gecombineerde school heeft een nieuwe naam gekregen: RSM Erasmus University. De RSM biedt nu een totaal portfolio aan opleidingen variërend van pre-experience Bachelor en Masteropleidingen, tot post-experience MBA's en executive education. Momenteel wordt hard gewerkt aan verdere integratie van processen om zodoende optimale synergie te bereiken. Zo kent de RSM sinds medio 2005 één geïntegreerde marketing en communicatieafdeling die verantwoordelijk is voor coördinatie en implementatie van alle externe communicatie (brochures, advertenties, pers relaties, etc). Dit faciliteert in het bijzonder het gewenste 'één gezicht naar buiten'. Ook in termen van governance structuur is nu eenheid bereikt door de samenstelling van de besluitvormingsorganen zoveel mogelijk te integreren. De Faculteit is medio 2005 verhuisd naar een nieuw gebouw, zie F 15. De cursusevaluatiegegevens worden gebruikt bij de jaarlijkse functioneringsgesprekken die met alle docenten worden gevoerd. Er zijn minimumscores en streefscores vastgesteld. Docenten dienen ten aanzien van de oordelen over hun cursus op een schaal van 5 minimaal een 3.0 te scoren. Is dat niet het geval dan worden maatregelen getroffen. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op eisen ten aanzien verbetering van werkvormen en toetsing en kunnen leiden tot de verplichting tot didactische bijscholing (OECR) of zelfs tot opschorting van de mogelijkheid tot het doceren van cursussen. Voor het nastreven naar scores boven het streefniveau (bv >4.0 voor Mastercourses) zijn stimulansen ingebouwd, zowel financiële (bevorderingen, gratificaties) als communicatieve (awards).
Oordeel Veel zaken zijn aangepakt en verbeterd sinds de vorige visitatie. Zo zijn bijvoorbeeld voor de cursusevaluaties streefdoelen geformuleerd en wordt aan de kennispijler technologie verder gestalte gegeven in het curriculum. De commissie heeft tot haar tevredenheid kennis genomen van het “fraim of the aim” project, waarbij vakken worden gekoppeld aan leerdoelen en eindkwalificaties. Score: voldoende F19.
Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Bij de interne kwaliteitszorg zijn van de kant van de medewerkers sterk betrokken de leden van de Examencommissie, de Opleidingscommissie, de opleidingsdirectie en het programmamanagement, en uiteraard de vakgroepen en de staf. Zo is de Examencommissie onder meer betrokken bij het bewaken van de kwaliteit van tentamens en examens, het vaststellen van examenregelingen, het reguleren van de zij-instroom, het bemiddelen in conflicten tussen studenten en docenten, enzovoort. Studenten zijn bij de interne kwaliteitszorg belangrijke informatiebronnen, zowel op het niveau van de afzonderlijke cursussen als op het niveau van de gehele programma’s. Bij het cursus-evaluatiesysteem en het tentamenmonitoringsysteem is informatie van de studenten essentieel en wordt er in dit kader zeer regelmatig informatie van hen gevraagd. Op het niveau van de programma’s als geheel worden studenten op verschillende manier betrokken. Allereerst hebben studenten zitting in de Opleidingscommissie en hebben zij daarmee een belangrijke stem bij allerlei adviezen op het gebied van de interne kwaliteitszorg. Verder speelt de Studenten Vertegenwoordiging (SV) een belangrijke rol bij kwaliteitsbewaking en kwaliteitsverbetering. De SV heeft inspraak in de organisatie van het onderwijs en participeert in evaluaties. Leden van de SV hebben onder andere zitting in de Opleidingscommissie, de Faculteitsraad en de Universiteitsraad. De SV heeft verder regelmatig overleg met de opleidingsdirectie en het programma management. Een belangrijke activiteit van de SV is het monitoren van het onderwijs, door observaties en evaluaties van cursussen en contacten met docenten. De SV speelt ook een rol bij het informeren van studenten over de uitkomsten van vakevaluaties. Alumni zijn betrokken bij de faculteit door de contacten die onderhouden worden via het omvangrijke alumninetwerk. Alumni kunnen hun invloed laten gelden via de WO-monitor en de Alumnimonitor, maar ook door deelname aan allerlei activiteiten zoals alumnicongressen, Master classes, themabijeenkomsten, workshops en bedrijfsbezoeken die door het alumni bureau worden georganiseerd. Het beroepenveld is betrokken bij de interne kwaliteitszorg, onder andere door de contacten van CPO met het bedrijfsleven, maar voortaan vooral door de instelling van een internationale adviesraad.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
20
Oordeel De commissie heeft tot haar genoegen kennisgenomen van de uitvoerige wijze waarop beschreven is in de additionele informatie hoe studenten, docenten en alumni bij de interne kwaliteitszorg worden betrokken. De commissie heeft veel waardering voor de ingestelde adviesraad. De commissie komt tot een positief oordeel over de interne kwaliteitszorg. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende
6. Resultaten Voor het onderwerp Resultaten geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F20.
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua inhoud, niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Oordeel De commissie is van oordeel dat de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde, zeker nu er nog verschillende maatregelen zijn genomen om de opleiding te verbeteren. Score: voldoende F21.
Onderwijsrendement
21.1
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
21.2
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Rendementen en streefcijfers van de Bachelor- en Masteropleidingen 1. Eerste jaar In tabel 1 zijn rendementsgegevens weergegeven met betrekking tot het Bindend Studieadvies (BSA) in het eerste jaar van de Bacheloropleidingen Bedrijfskunde/Business Administration (BA) en International Business Administration (IBA).
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
21
Tabel 1 BSA gegevens van BA en IBA (nbsa = negatief bindend studieadvies).
cohort
instroom (N)
propstopper (%)*
nbsa na 1 jaar (%)
nbsa na 2 jaar (%)
1e jaar afgerond (%)
BA
IBA
BA
IBA
BA
IBA
BA
IBA
BA
IBA
2000
422
192
6
nvt
28
nvt
5
nvt
61
64
2001
557
246
4
nvt
26
nvt
6
nvt
64
64
2002
668
281
4
nvt
33
17
4
5
60
71
2003
665
323
8
2
27
37
7
6
59
60
2004
640
315
12
3
25
19
nvt
nvt
25**
28**
2005
551
355
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
* Formeel gestopt voor 1 februari van het eerste inschrijfjaar. ** Cohort 2004 heeft nog slechts over het eerste studiejaar een BSA gekregen. Bij BA en IBA heeft respectievelijk 38% en 50% na het eerste jaar een voorlopig positief advies gekregen.
De opleiding BA heeft het streefcijfer voor studenten die het eerste jaar volledig afronden met een positief Bindend Studieadvies gesteld op 60%. De uiteindelijke uitval van 40%, inclusief de studenten die al na enkele maanden stoppen met de studie (propstoppers), is al jaren een tamelijk constant percentage 1 . De opleiding IBA stelt bij een instroom van 320 studenten het streefcijfer op 65%, omdat verwacht wordt dat selectieve toelating meer goede studenten zal trekken, met een opwaarts effect op het rendement. 2. Bachelor Tabel 2 geeft aan welk percentage van de studenten van BA en IBA inmiddels een Bachelordiploma hebben behaald. Tevens is aangegeven welk percentage voor de bachelor BA inmiddels is toegelaten 2 tot de Master .
Tabel 2: Behaalde Bachelordiploma’s en toelating tot de Master.
BA
IBA
BA
IBA
Toegelaten tot de masteropleiding (BA) (%)
2000
258
123
69
76
88
2001
355
157
50
52
72
2002
403
199
23
32
46
2003
394
194
nvt
nvt
nvt
Aantal*
Bachelordiploma behaald (%)
cohort
* Dit is het aantal studenten dat het bachelor 1 succesvol heeft afgerond
Bij de interpretatie van de gegevens uit tabel 2 dient rekening gehouden te worden met het volgende: •
•
Vooral voor de cohorten 2000 en 2001 van BA geldt dat er in verband met de invoering van de Bachelor en Master structuur sprake was van een overgangssituatie. In genoemde cohorten konden studenten in hun eerste jaar nog een propedeusediploma behalen. Vooral studenten die beter presteerden en snellere voortgang boekten hebben er voor gekozen om na het behalen van het propedeusediploma de studie voort te zetten in de drs-structuur en geen gebruik te maken van de overgangsregeling om over te stappen op de Bachelor en Master structuur. De verschillen tussen de percentages studenten die een Bachelordiploma hebben behaald en studenten die toegelaten zijn tot de Masteropleiding zijn voor een groot deel te verklaren door de doorstroomregeling van Bachelor naar Master. Studenten die deelnemen aan hun doorstroom Master hoeven niet hun hele Bacheloropleiding afgerond te hebben om aan de Master te kunnen deelnemen. Door de overgang van de drs structuur naar de Bachelor en Master structuur waren de doorstroomcriteria voor eerdere cohorten studenten relatief soepel. Voor de meer recente cohorten zijn criteria aangescherpt zodat studenten in toenemende mate met minder resterende Bachelor verplichtingen aan de Master beginnen.
1
Dit percentage uitval komt zowel met als zonder het BSA voor, maar mét het BSA is deze uitval sterk vervroegd. Voor de Bacheloropleing IBA is dit hier achterwege gelaten omdat de directe doorstroom naar de Masteropleiding IBA veel minder vanzelfsprekend is: IBA bachelorstudenten kunnen óf doorstromen naar de IBA Masteropleiding, óf doorstromen naar de BA Masteropleiding óf ervoor kiezen om een Master elders in het buitenland te gaan volgen (een groot deel van de IBA Bachelorstudenten is immers afkomstig uit het buitenland). 2
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
22
Voor de Bacheloropleidingen BA en IBA zijn de streefcijfers voor behaalde bachelordiploma’s na 3 jaar, na 4 jaar en na 5 jaar respectievelijk 60%, 80% en 90%. De opleidingen denken deze streefcijfers te kunnen behalen door het hanteren van hardere deadlines voor meerdere vakken en een grotere mate van voorstructurering (zoals dat nu hal het geval is voor het Leeronderzoek-Bachelorthesis traject in het derde jaar) en door de toepassing van informatietechnologie in het onderwijs zoals bijvoorbeeld webcasts. 3. Master In tabel 3 zijn rendementsgegevens weergegeven van de eenjarige Masteropleiding BA. Voor de 3 Masteropleiding IBA zijn de gegevens achterwege gelaten . In de tabel is wél opgenomen de instroom vanuit de Bacheloropleiding IBA in de Masteropleiding BA.
Tabel 3: Rendementcijfers betreffende de Masteropleiding BA. afgestudeerd (cumulatief %) Instroomjaar masteropleiding
Instroom (N)
binnen 1,5 jaar
binnen 2,5 jaar
na meer dan 2,5 jaar 82
nog niet afgestudeerd (%)
gestopt zonder diploma (%)
12
6
2000-2001
698
14
52
2001-2002
645
10
49
77
19
4
2003-2004*
713
23
55
nvt
42
2
2004-2005
748
18
nvt
nvt
79
3
* Tot en met studiejaar 2001-2002 vond de instroom in de Master plaats in april van het studiejaar. Daarna is het instroommoment verplaatst naar september, waardoor er formeel in studiejaar 2002-2003 geen instroom in de Master plaatsvond.
Bij tabel 3 moet ten eerste opgemerkt worden dat de rendementscijfers nog voornamelijk betrekking hebben op de oude situatie voor de invoering van de Masterstructuur. De Masteropleiding BA begon formeel pas in studiejaar 2003-2004. Over de nieuwe situatie, waarbij ook geldt dat er voor de instroom zodanig strenge ingangscriteria zijn dat instromers nauwelijks nog resterende Bachelor verplichtingen hebben, is op dit moment nog niet veel te concluderen. De vastgestelde streefcijfers voor de nieuwe situatie (waarin afronding van de Master binnen 1 jaar ook daadwerkelijk mogelijk is) zijn als volgt. Na 1 jaar heeft 30% van de Masterinstromers de Masteropleiding afgerond. Het zal hier vooral betreffen de studenten vanuit externe instroom, studenten met een hoge ‘tuition fee’, en studenten die ook écht binnen één jaar de Master willen afronden. De faculteit wil nadrukkelijk de ruimte aan studenten bieden om tijdens de Masteropleiding bijvoorbeeld deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma of gelegenheid om in een bedrijf een afstudeeronderzoek te volbrengen. De ervaring leert dat studenten bij genoemde mogelijkheden meestal meer tijd nodig hebben maar desondanks vaak van deze geboden mogelijkheden gebruik maken. Tegen deze achtergrond is het streefcijfer voor het afronden van de Masteropleiding na twee jaar op 60% gesteld. Het streven is uiteindelijk om 95% van de studenten de Masteropleiding te laten afronden. In tabel 4 zijn de rendementsgegevens voor de tweejarige parttime Masteropleiding Business Administration (PTO).
3
Omdat de IBA Masteropleiding anderhalf jaar duurt en de instroom in de Master IBA (vanuit de Bacheloropleiding IBA) maar vooral de uitstroom uit de Master IBA nog nauwelijks op gang is gekomen, is een zinnige interpretatie van deze gegevens nog niet goed mogelijk.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
23
Tabel 4: Studierendementen PTO Business Administration (cumulatieve percentages).
2000-2001
86
Afgestudeerd na 26 maanden (nominale studieduur) 20
2001-2002
90
27
82
92
2002-2003
110
57
85
nvt
2003-2004
95
50
nvt
nvt
2004-2005
80
nvt
nvt
nvt
Instroomjaar masteropleiding
Instroom (N)
Agestudeerd na 36 maanden
Afgestudeerd na langer dan 36 maanden
84
90
De PTO opleiding houdt de volgende streefcijfers aan: • Na afloop van 26 maanden (de nominale studieduur): 50%. • Na afloop van 36 maanden: 85%. Deze doelstellingen geven weer, hoe de PTO zich inzet voor maximale academische kwaliteitsbewaking in de context van de commerciële opleidingsmarkt, waarop zij actief is, en die als zodanig de verstrekking van de MScBA graad recht doen. De PTO richting kan voor haar doelgroep in de organisatorische en didactische vormgeving van haar programma geen resultaat- maar wel een serieuze inspanningsverplichting op zich nemen. Bij PTO heeft zijn maatregelen getroffen om het afstudeertraject te verbeteren. Zo is er een “graduation” day georganiseerd en worden er quick scans uitgevoerd. De rendementen zijn inmiddels beter. Rendement Eerdere zorgen van de visitatiecommissie over de ontwikkeling van het afstudeerrendement ten gevolge van het gegeven dat studievertraging vooral tijdens de afstudeerfase wordt opgelopen (Onderwijsvisitatie Bedrijfswetenschappen, QANU, november 2004, p. 116), zijn door destijds al actief ingezet beleid op dit punt effectief beantwoord. Gedurende de afgelopen twee jaar is een aanzienlijke verbetering van het rendement na verstrijken van de nominale studieduur zichtbaar, te weten 57 procent (cohort 2002) en 50 procent (cohort 2003) van de instroom ten opzichte van 19 procent (cohort 1999) en 20 procent (cohort 2000), waarop de commissie haar bezorgdheid baseerde. Het rendement na drie jaar schommelt sinds jaren vrij stabiel tussen de 80 en 85 procent, na vier jaar rond de 90 procent. Ten gevolge van de ontwikkeling van de conjunctuur en de afschaffing door de overheid van de forfaitaire scholingsaftrek voor bedrijven is het aandeel zelfbetalende studenten in de afgelopen jaren gestegen van 10 tot ongeveer 40 procent en is het aandeel studenten ouder dan 40 jaar significant gedaald. Het aandeel vrouwen in de opleiding is ondanks actieve werving met ongeveer 18 procent stabiel, evenals het aandeel studenten dat werkzaam is in de non-profit sector (16%). Wel is een stijging van studenten met een technische achtergrond tot ongeveer 30 procent gerealiseerd.
Oordeel De commissie heeft met tevredenheid vastgesteld dat de faculteit streefcijfers heeft opgesteld. Het is thans nog te vroeg om conclusies te trekken. De commissie is van oordeel dat aan dit facet voldoende aandacht wordt geschonken. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Resultaten : voldoende
Totaaloordeel over de opleiding: de commissie is van oordeel dat de opleiding bachelor Business Administration/Bedrijfskunde voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
24
BIJLAGE
Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie Prof. drs J. B. M. (Jan) Edelman Bos (1925) is emeritus hoogleraar Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij studeert werktuigbouwkunde aan de toenmalige M.T.S. "Amsterdam" te Amsterdam (diploma 1947) en bedrijfseconomie aan de toenmalige Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. In 1951 voltooit hij laatstgenoemde studie en treedt hij in dienst van het organisatieadviesbureau Bosboom en Hegener N.V. te Amsterdam. In het kader van Bosboom en Hegener verricht hij advieswerk voor ondernemingen (zowel groot- als middelgrootschalig) in verscheidene bedrijfstakken, voor instellingen in de gezondheidszorg, voor overheidsorganisaties op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, alsmede in het kader van wereldbankprojecten in ontwikkelingslanden. Het advieswerk betreft met name vraagstukken op het gebied van management, organisatiestructurering, samenwerkingsvormen en strategieontwikkeling. Hoofdaccent bij het advieswerk is vrijwel steeds de relatie tussen organisatiestructuur, organisatiecultuur en organisatiestrategie. Daarbij wordt als belangrijk aangrijpingspunt gehanteerd de bestuurlijke en managementfunctie op top- en middenniveau en wel in het perspectief van strategische en operationele veranderingsprocessen. Naast de advieswerkzaamheden vervult hij sedert 1969 bij Bosboom en Hegener ook de functie van directeur. Sedert 1977 bekleedt hij de deeltijdse leerstoel "Bedrijfskunde in het bijzonder Organisatiestrategie" bij de Interuniversitaire Interfaculteit Bedrijfskunde te Delft, welke sedert 1984 als Faculteit der Bedrijfskunde deel uitmaakt van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar is hij onder andere voorzitter van de vakgroep Strategie en Omgeving. In 1984 wordt hij bij dezelfde universiteit tevens benoemd op de deeltijdse leerstoel "Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg" bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Op dat moment beëindigt hij zijn werkzaamheden bij Bosboom en Hegener en voert hij tot 2003 een zelfstandige organisatieadviespraktijk, in hoofdzaak betrekking hebbend op organisatievernieuwing in strategisch prespectief bij verschillende ondernemingen en overheidsinstanties. In 1990 gaat hij bij de Erasmus Universtiteit Rotterdam met emeritaat. Vanaf 1951 vervult hij diverse docentschappen op het gebied van bedrijfswetenschappen. Het betreft hier voornamelijk seniormanagement en organisatiekundige opleidingen, onder andere in het kader van: Stichting Interacademiale Opleiding Organisatiekunde, Postacademisch Onderwijs Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen, Stichting Studiecentrum Bedrijfsbeleid/ Semafor, Stichting Bedrijfskunde, Stichting De Baak en Stichting Techniek en Marketing. Hij is van 1963 - 1966 en van 1972 - 1976 lid van het bestuur van de Orde van Organisatiekundigen en -Adviseurs, van 1973 - 1975 ook als voorzitter, en erelid vanaf 1990. Van 1979 - 1985 is hij lid van het bestuur van de European Foundation for Management Development en voorzitter van de Netherlands Foundation for Management Development. Hij is van 1980 - 1985 onafhankelijk lid van de SERcommissie Plaats en Toekomst Nederlandse Industrie. Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
25
Drs. C. (Cees) de Snoo (1981) studeerde Technische Bedrijfswetenschappen (TBW) aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). TBW is de technische variant van de opleiding Bedrijfskunde. In de zomer van 2005 rondde hij zijn afstudeeropdracht en daarmee zijn studie af. Met ingang van 1 oktober 2005 is hij werkzaam als promovendus aan de RUG en houdt hij zich bezig met vraagstukken rondom de organisatie en afstemming van planningsprocessen zowel binnen als tussen bedrijven. Hij maakte deel uit van de Faculteitsraad Bedrijfskunde in het seizoen 2002 - 2003 en was tussen 2000 en 2002 lid van de opleidingscommissie TBW. Verder was hij praeses van de Gereformeerde Studentenvereniging (GSV) te Groningen (2003 2004) en lid van diverse andere commissies en besturen. Hij was studentlid van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht. Prof.dr.ir. C.A.Th. Takkenberg (1941) startte na Handels ULO en HBS-B, in 1959 zijn studie aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda in de studierichting Luchtmacht Elektronische Diensten, voortgezet aan de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS). Tijdens zijn carrière als beroepsofficier achtereenvolgens tewerkgesteld als Instructeur Elektronica en Hoofd Afdeling Elektronische Apparatuur aan de LETS en Hoofd Afdeling Elektronische Vliegtuigapparatuur en Hoofd Bureau Bedrijfsrationalisatie bij de Vliegbasis Volkel. Studeerde in 1972 af aan de Technische Universiteit Eindhoven in Elektrotechniek en Bedrijfskunde en was inmiddels van de Luchtmacht overgestapt naar FokkerVFW, alwaar hij werkte als hoofd Bureau Quality Assurance van het Elektronisch Bedrijf. Van 1973 tot en met 1984 werkzaam als wetenschappelijk (hoofd)medewerker in de sectie Organisatie en Management van de vakgroep Bedrijfseconomie binnen de Economische Faculteit van de RUG. In 1983 promotie tot doctor in de Economische Wetenschappen. Titel proefschrift: Planning en Methode van Onderzoek. Wetenschappelijke belangstelling: Operations Research toegepast op Productie en Logistiek alsmede Gezondheidszorg. Van eind 1984 tot en met 1987 werkzaam als principal consultant/partner bij de vestiging BSO/Partners van het Bureau voor Systeemontwikkeling te Utrecht in het vakgebied ICT en strategie. In November 1986 benoemd tot deeltijd hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de RUU, leerstoel Beleids- en Beslissingsondersteunende Systemen. Parallel daaraan was hij na zijn vertrek bij BSO nog verbonden als partner/consultant bij enkele adviesbureaus. Met ingang van 1 augustus 1990 benoemd tot hoogleraar bij de vakgroep Bestuurlijke Informatiekunde en Accountancy (leerstoel Informatiesystemen) bij de Economische Faculteit van de UvT. Wetenschappelijke belangstelling: Group Decision and Negotiation Support en de relatie tussen ICT en ‘lerende organisaties’. In de negentiger jaren sterk betrokken bij de veranderingen in de Sociale Zekerheid. Met ingang van 1 september 2002 met pré-pensioen. Wetenschappelijke belangstelling: compexiteitstheorie en organisatie. Sinds dat tijdstip part time werkzaam als mediator en gerechtsdeskundige in het domein ICT, Organisatie en Economie. Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie die in maart 2004 het rapport Technische Bedrijfskunde/Technische Bestuurskunde uitbracht.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
26
Prof. dr. R. (Roland) Vandenberghe (1939) is sinds 1 oktober 2004 hoogleraar emeritus van de KU Leuven (België). Hij was het hoofd van het Centrum voor Onderwijsbeleid en –vernieuwing. Hij promoveerde in 1970 op een onderzoek over onderwijsvernieuwing in het secundair beroepsonderwijs. Zijn onderzoek heeft hoofdzakelijk betrekking op verandering en vernieuwing in educatieve settings. Hij heeft daarover verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in internationale en nationale tijdschriften. Hij heeft o.a. gedurende vijf jaar meegewerkt aan het International School Improvement Project van het Center for Research and Innovation van de OESO (Parijs). In het kader van de Raad van Europa heeft hij een onderzoek geleid over vernieuwing in het Basisonderwijs. Hij heeft aan de universiteit verschillende bestuursmandaten opgenomen: hij was departementaal secretaris en vervolgens ook voorzitter van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Van 1995 - 1996 tot en met 2000 - 2001 was hij decaan van dezelfde faculteit. Gedurende tien jaar was hij lid van de beoordelingscommissie Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Momenteel is hij nog lid van de Programmaraad Onderwijskundig Onderzoek van NWO. Hij was redactielid van het International Journal for Qualitative Research in Education, van het Tijdschrift voor onderwijsresearch en van het Pedagogisch Tijdschrift. In het kader van de Vlaamse Onderwijsraad heeft hij en leidt nog steeds verschillende commissies en werkgroepen. Hij had als onderwijskundige zitting in de visitatiecommissie Godgeleerdheid die in maart 2006 haar rapport uitbracht.
EUR BA Business Administration/Bedrijfskunde
27