UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Regeling studiefaciliteiten duurzame inzetbaarheid Vastgesteld bij besluit nr. 2015cb0168 van het College van Bestuur op 18 mei 2015 Deze regeling treedt in werking per 1 juni 2015 en vervangt de Regeling Opleiding en studie, vastgesteld door het College van Bestuur op 8 februari 2001 en gewijzigd bij besluit van 10 mei 2007, nr. 2007cb0091.
Artikel 1.
Definities
Akkoord duurzame inzetbaarheid en arbeidsvoorwaardengelden 2015-2019: het akkoord dat op 3 oktober 2014 is gesloten tussen de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het lokaal overleg en het College van Bestuur (cov0000048). De looptijd van dit akkoord bedraagt vijfjaar. Duurzame inzetbaarheid: het functioneren op de arbeidsmarkt in brede zin, binnen of buiten de UvA, te bestendigen of vergroten. Duurzaam inzetbaar zijn hangt niet alleen samen met de juiste vaardigheden, kennis en eigenschappen, maar ook met een goede gezondheid en het welbevinden van de werknemer. Duurzaam inzetbaarheidsplan: plan op het niveau van een faculteit of dienst waarin de doelen van het beleid op het terrein van duurzame inzetbaarheid van werknemers kwantitatief en kwalitatief zijn beschreven. In het plan worden de daarvoor beschikbare middelen aangegeven alsmede de wijze waarop de uitvoering en verantwoording van het beleid op het terrein van duurzame inzetbaarheid is vastgelegd. Ook moet er aandacht worden besteed aan de inzet van studiefaciliteiten. Leidinggevende: functionaris die, namens de decaan of de secretaris van de Universiteit van Amsterdam, is belast met de toekenning of afwijzing van studiefaciliteiten in het kader van deze regeling. Ontwikkelingsdagen: dagen zoals bedoeld in artikel 6.9 van de CAO-NU. Personeelsdossier: dossier waarin alle afspraken in het kader van het dienstverband tussen de Universiteit van Amsterdam en de werknemer schriftelijk zijn vastgelegd. Sabbatical leave voor wetenschappelijk personeel: een volledig doorbetaalde verlofperiode van maximaal zes maanden, waarbij concrete afspraken worden gemaakt over de te leveren resultaten gedurende het sabbatical leave. Studie: een opleiding, cursus, training of delen daarvan, al dan niet afgesloten met een diploma, certificaat of bewijs van deelname. Een studie moet aantoonbaar bijdragen aan de inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt. Studiefaciliteiten: faciliteiten behorend tot een van de categorieën: a. sabbatical leave voor wetenschappelijk personeel; b. studieverlof; c. ontwikkelingsdagen; d. tegemoetkoming in de studiekosten. Studiekosten: uitgaven die voor de werknemer in het kader van het volgen van een studie doelmatig en/of noodzakelijk zijn. 1
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Studieverlof: buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging gedurende maximaal 65 werkdagen, die de werknemer in de gelegenheid stelt een (deel van een) studie te volgen die bijdraagt aan zijn duurzame inzetbaarheid. Voor het volgen van een oriënterende stage of het afronden van een proefschrift kan dit verlof ook worden verleend. Werkgever: de Universiteit van Amsterdam Werknemer: degene die een dienstverband heeft met de Universiteit van Amsterdam. Wetenschappelijk personeel: al het personeel in dienst van de Universiteit van Amsterdam, waarvan de functie is ingedeeld in een functieprofiel behorend tot de functiefamilie Onderwijs en Onderzoek van het functie-ordeningssysteem.
Artikel 2.
Opdragen van studie
1.
Een leidinggevende kan met het oog op het volwaardig uitoefenen van een functie een werknemer opdragen een studie te volgen, al dan niet met eisen ten aanzien van het afsluiten van de studie. 2. De werknemer wordt op zijn verzoek in staat gesteld een studie te volgen, als de leidinggevende van oordeel is dat de daarbij te vergaren kennis nodig is om zijn functie naar behoren te kunnen vervullen. 3. Indien een studie wordt opgedragen zoals bedoeld in lid 1, dan wel wordt toegekend op grond van lid 2, worden de daarvoor in te zetten studiefaciliteiten volledig door de werkgever gedragen. 4. De concrete afspraken tussen de leidinggevende en de werknemer bij een studie zoals bedoeld in lid 1 en 2, worden schriftelijk vastgelegd en opgenomen in het personeelsdossier.
Artikel 3. 1.
2. 3.
4. 5. 6. 7.
8. 9. 10.
Sabbatical leave voor wetenschappelijk personeel
Een werknemer behorend tot de categorie wetenschappelijk personeel met een dienstverband van ten minste v i j f aaneengesloten jaren kan een aanvraag voor toekenning van een Sabbatical leave indienen, mits hij in de afgelopen zeven jaar niet reeds gebruik heeft gemaakt van deze voorziening. De leidinggevende toetst de aanvraag aan het Duurzaam inzetbaarheidsplan, en het daarin, onder meer, opgenomen budget voor studiefaciliteiten. De leidinggevende toetst de aanvraag ook aan de consequenties die een eventuele verlening van het sabbatical leave heeft voor de uitvoering van het primaire proces; de reguliere bedrijfsvoering mag niet in het gedrang komen. Wel geldt een inspanningsverplichting tot honorering van de aanvraag. De leidinggevende neemt binnen zes weken na de indiening van de aanvraag een gemotiveerd besluit tot toekenning of afwijzing. Dit besluit wordt schriftelijk of digitaal kenbaar gemaakt aan de werknemer. Bij toekenning van de aanvraag is de werknemer ontheven van onderwijstaken. Ook kunnen nadere afspraken worden gemaakt over gedeeltelijke of volledige ontheffing van andere taken. Een sabbatical leave omvat een periode van maximaal zes maanden. Bij een parttime sabbatical leave kan deze termijn worden verlengd, waarbij de reguliere werkzaamheden gedeeltelijk worden voortgezet. Over de resultaten van het sabbatical leave worden uitgevoerd maken de leidinggevende en de werknemer concrete schriftelijke afspraken. Deze afspraken worden opgenomen in het personeelsdossier. De resultaten van het sabbatical leave worden geëvalueerd. Het evaluatierapport wordt opgenomen in het personeelsdossier.
2
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Artikel 4. 1.
2. 3. 4. 5.
6. 7.
Studieverlof
Een werknemer kan bij de leidinggevende een aanvraag indienen voor studieverlof voor het volgen van een studie of een deel daarvan. Ook voor het volgen van een stage of het afronden van een proefschrift kan dit verlof worden verleend. Aan de afronding van de studie of een deel daarvan kunnen eisen worden gesteld door de leidinggevende. Studieverlof wordt voor een vooraf bepaalde tij d verleend. De leidinggevende toetst de aanvraag aan het duurzaam inzetbaarheidsplan, en het daarin, onder meer, opgenomen budget voor studiefaciliteiten. De leidinggevende toetst de aanvraag ook aan de consequenties die een eventuele verlening van het studieverlof heeft voor de uitvoering van het primaire proces; de reguliere bedrijfsvoering mag niet in het gedrang komen. Wel geldt een inspanningsverplichting tot honorering van de aanvraag. De leidinggevende neemt binnen zes weken na de indiening van de aanvraag een gemotiveerd besluit tot toekenning of afwijzing. Dit besluit wordt schriftelijk of digitaal kenbaar gemaakt aan de werknemer.
Artikel 5.
Ontwikkelingsdagen
1.
Een werknemer kan bij de leidinggevende een aanvraag indienen voor het benutten van ontwikkelingsdagen. 2. Ontwikkelingsdagenzijn bedoeld voor (het oriënteren op) de duurzame inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt. 3. De werknemer beschikt over tenminste twee ontwikkelingsdagen per jaar. 4. Over de activiteiten gedurende ontwikkelingsdagen worden vooraf schriftelijke afspraken gemaakt, die worden opgenomen in het personeelsdossier. 5. De leidinggevende toetst de aanvraag aan het duurzaam inzetbaarheidsplan . 6. De leidinggevende toetst de aanvraag ook aan de consequenties die een eventuele verlening van het studieverlof heeft voor de uitvoering van het primaire proces; de reguliere bedrijfsvoering mag niet in het gedrang komen. Wel geldt een inspanningsverplichting tot honorering van de aanvraag. 7. De leidinggevende neemt binnen zes weken na de indiening van de aanvraag een gemotiveerd besluit tot toekenning of afwijzing. 8. Dit besluit wordt schriftelijk of digitaal kenbaar gemaakt aan de werknemer.
Artikel 6. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Tegemoetkoming in de studiekosten
Een werknemer kan bij de leidinggevende een aanvraag indienen voor een tegemoetkoming in de kosten van een studie. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van de studie wordt naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld. Studiekosten worden vergoed voor minimaal 507o en maximaal 100 7o onder voorwaarde dat de studie aantoonbaar leidt tot een grotere duurzame inzetbaarheid van m, de werknemer). De leidinggevende toetst de aanvraag aan het duurzaam inzetbaarheidsplan, en het daarin, onder meer, opgenomen budget voor studiefaciliteiten. De leidinggevende neemt binnen zes weken na de indiening van de aanvraag een gemotiveerd besluit tot toekenning of afwijzing. Dit besluit wordt schriftelijk of digitaal kenbaar gemaakt aan de werknemer. 0
0
3
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Artikel 7.
Vervallen recht op studiefaciliteiten
De aanspraak op studiefaciliteiten komt te vervallen met ingang van de datum waarop het dienstverband van de werknemer eindigt.
Artikel 8.
Commissie duurzame inzetbaarheid
1. De door het College van Bestuur ingestelde commissie duurzame inzetbaarheid geeft op verzoek van de werknemer of werkgever advies over de op basis van deze regeling te nemen of reeds genomen besluiten. 2. Voorafgaand aan het advies heeft de commissie de mogelijkheid om op verzoek van de werknemer een gesprek te voeren met leidinggevende en werknemer gericht op het bereiken van overeenstemming over het geschil. 3. Uitspraken van de commissie duurzame inzetbaarheid zijn voor de werkgever bindend. 4. Uitspraken van de commissie duurzame inzetbaarheid kunnen geanonimiseerd door de commissie openbaar gemaakt worden.
Artikel 9.
Citeerartikel
Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling studiefaciliteiten duurzame inzetbaarheid".
4
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Toelichting op de Regeling studiefaciliteiten duurzame inzetbaarheid 1. Akkoord duurzame inzetbaarheid en arbeidsvoorwaardengelden 2015 - 2019. Met het op 3 oktober 2014 gesloten akkoord over duurzame inzetbaarheid en arbeidsvoorwaardengelden 2015 -2019 tussen het College van Bestuur en de vertegenwoordiging van de werknemersorganisaties in het Lokaal Overleg is de aandacht voor een professionele inzet van het instrument studie, scholing en opleiding voor werknemers aanmerkelijk toegenomen. Het gaat daarbij vooral om het beter in beeld krijgen van de inspanningen op dit terrein. Tegelijkertijd is een aanpassing van de vigerende regelgeving als gevolg van het akkoord noodzakelijk. De huidige regeling opleiding en studie wordt vervangen door de onderhavige regeling studiefaciliteiten. De wijzigingen betreffen: »
een vereenvoudiging van de regelgeving,
»
een wijziging in de verantwoordelijkheidstoedeling,
»
de verankering van de regels voor sabbatical leave voor wetenschappelijk personeel
»
het integreren van de regels voor studieverlof en (voorheen) het employabilityverlof voor het onder ondersteunend- en beheerpersoneel.
De regeling studiefaciliteiten duurzame inzetbaarheid geldt in aanvulling op de CAO N U artikel 6.9.
2. Duurzame inzetbaarheidsplannen Onderdeel van het toetsingskader voor leidinggevenden bij aanvragen in het kader van de regeling studiefaciliteiten vormen de zogenoemde duurzame inzetbaarheidsplannen. In het akkoord is opgenomen dat tegenover een toegenomen beleidsvrijheid voor faculteiten en diensten meer dan voorheen de verantwoording over het vast te stellen beleid op het terrein van duurzame inzetbaarheid en de uitvoering ervan centraal gesteld moet worden. Het gaat dan zowel om de inhoudelijke doelen als de daarvoor uitgetrokken middelen. Wat voor ogen staat is een tweeslag. Enerzijds gaat het om de vaststelling van het te voeren beleid bij de faculteiten en diensten, rekening houdend met de specifieke kernmerken van de eenheden. In de kern gaat het hier om de beleidsvoornemens, de geraamde middelen daarvoor en de beoogde uitvoering ervan. Die voornemens worden samenhangend beschreven in een duurzaam inzetbaarheidsplan. Anderzijds gaat het om de verantwoording over de realisatie van het voorgenomen beleid; wat is er van de plannen terecht gekomen? Die tweeslag zal worden geagendeerd in het Periodiek Bestuurlijk Overleg (PBO) met de faculteiten, respectievelijk het Periodiek Overleg (PO) met de diensten. In elk eerste halfjaar zal de nadruk hierbij liggen op de verantwoording van de uitvoering van het personeelsbeleid in het voorgaande jaar. Elk tweede halfjaar zal de nadruk liggen op de voortgang van de uitvoering van het personeelsbeleid in het dan lopende jaar en op de eventuele beleidswijzigingen voor het dan komende jaar. Het Lokaal Overleg (LO) periodiek over de uitvoering van de regeling worden geïnformeerd. Aspecten waaraan in het duurzaam inzetbaarheidsplan aandacht moet worden geschonken zijn onder meer: »
welke doelen (kwantitatief en kwalitatief) worden beoogd met het opleidings- en scholingsbeleid voor duurzame inzetbaarheid;
»
welke faciliteiten worden voor deze beleidsvoornemens ingezet; 5
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
» »
welke financiële middelen worden daaraan gekoppeld, en; hoe wordt de uitvoering van het beleid vormgegeven, waarbij met name van belang is dat alle werknemers in principe gelijke kansen hebben bij de toekenning van studiefaciliteiten.
De nadere uitwerking en afspraken over de duurzame inzetbaarheidsplannen komen tot stand in samenspraak met de decanen en directeuren van diensten.
3. Studiekosten De inzet van middelen voor studie en opleiding moet naar het oordeel van de leidinggevende doelmatig en noodzakelijk voor het te bereiken doel zijn. Doelmatig betekent dat bij het kiezen van een studie of een opleidingsinstituut een afweging wordt gemaakt van kosten en baten in tijd en geld ten opzichte van alternatieven. Studiekosten kunnen onder andere zijn: lesgelden, examengelden, inschrijfgelden voor het volgen van de lessen en/of het afleggen van examens, verplicht voorgeschreven publicaties, reis- en verblijfkosten. De reis- en verblijfkosten die voor vergoeding in aanmerking komen worden vastgesteld op de voet van het bepaalde in de regeling Kostenvergoeding inzake dienstreizen.
4. Commissie duurzame inzetbaarheid De regeling voorziet in een commissie duurzame inzetbaarheid die uitspraken kan doen over geschillen over de toekenning van aanvragen voor studiefaciliteiten. De commissie bestaat uit drie leden. De samenstelling van de onafhankelijke commissie zal in overeenstemming geschieden door het College van Bestuur en de vertegenwoordiging van de werknemersorganisaties. Voor de commissie zal een reglement worden opgesteld. Als een werknemer zich wendt tot de commissie duurzame inzetbaarheid zoals bedoeld in artikel 8, leidt dit niet tot een opschorting van de bezwaartermijn (Awb).
6