TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2015, 1 voorjaar
Beschermde planten Plantenfysiologie Kampioenen Biologie en muziek Water space invaders
Papyrus Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2015, 1 voorjaar
2
Colofon
Inhoud Redactioneel
3
Beschermde planten
4
De wortels van de plantenfysiologie
6
Bieslook in de keuken
9
Kampioenen, de grootste boom
10
Verenigingsnieuws
12
Tuinprogramma
13
De tiende Van Itersonlezing, Water space invaders 2
14
Biologie en muziek, 1. Achtergrond
17
Tuinnieuws
20
MuseumShop
22
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, email redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, email:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening NL21 INGB 0008 4561 99 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Opzegging: schriftelijk of per email bij de secretaris. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, email:
[email protected], website: www.botanischetuin.tudelft.nl
Bij de voorplaat De serie botanische wandplaten van Arnold en Carolina Dodel-Port is een van de vroegste uit de Delftse collectie. Hij is vervaardigd tussen 1878 en 1883. Deze afbeelding (nummer 33) toont de bloem en bevruchting van de Turkse lelie (Lilium Martagon). Lesley Robertson
Bij de achterplaat Blauwe morgenster (Tragopogon porrifolius).
De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 17.00 uur en van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 4 voor volwassenen, € 2 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor 65-plussers. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumkaart, de Rotterdam- of de Delftpas en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er niet in. De MuseumShop is geopend maandag van 12.00 - 16.30 uur, dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 - 16.30 uur. Van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 16.30 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier.
D.P.H.
ISSN 1875-8282
Redactioneel De tentoonstelling van dit jaar gaat over de planten van de Rode lijst. In dit nummer bericht Bert van der Meijden daarover. In hun collecties houden de botanische tuinen in Nederland zich ook bezig met het kweken en vermeerderen van planten van de Rode lijst. Een van de doelen is het voortbestaan van die soorten veilig te stellen. Het zou natuurlijk beter zijn om die soorten in hun natuurlijke habitat te beschermen, maar dat is lang niet altijd mogelijk of doeltreffend. Verontrustend is dan ook een bericht dat natuurbeschermers het aantal grote zoogdieren en hun soortenaantal op de Veluwe sterk willen vergroten, inclusief de introductie van grote grazers als bizons. Gevreesd moet worden voor een negatief effect, waardoor kwetsbare habitats, ook van planten van de Rode lijst, kunnen worden aangetast. Ook de cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied worden hierdoor bedreigd. Dat alles om het aantal bezoekers en hun ‘beleving’ flink te vergroten. Haaks daarop staat de wens van deze natuurontwikkelaars om de Veluwe bij UNESCO als werelderfgoed voor te dragen. Het uitgangspunt voor werelderfgoed is daarmee strijdig, want voor plaatsing op de lijst gaat het erom dat de huidige biologische en ecologische processen en de cutuurhistorische waarden beschermd zijn. Hoe dit zich verder ook ontwikkelt, het onderstreept in ieder geval het belang van de op de soorten van de Rode lijst gerichte programma’s van de botanische tuinen.
Met planten- en dierennamen kan er in een tijdschrift op vele manieren iets misgaan. Fons van Eick wees ons op een ernstige miskleun in het vorige nummer. In het bijschrift bij de prachtige afbeelding van een vlo, ontleend aan Robert Hooke’s Micrographia, heeft de redactie ten onrechte geschreven dat het om een luis zou gaan. Op de tuin hebben vele personele veranderingen plaatsgevonden. Onze directeur, Bob Ursem, geeft daarvan een overzicht in Tuinnieuws. In Verenigingsnieuws vindt u aankondigingen voor de excursie, de hortusdag en de algemene ledenvergadering. De experimenten en metingen die Stephen Hales in zijn Vegetable Staticks van 1727 behandelt vormen de focus van de bijdrage van Fred Struik. Invasieve soorten en de gevolgen van hun optreden worden behandeld door Gerard van der Velde in een vervolgaflevering van de door hem gegeven tiende Van Itersonlezing. Bert van den Wollenberg laat ons kennismaken met nieuwe kampioenen: de hoogste, de dikste en de zwaarste boom. Adriaan Fuchs brengt een eerste deel van een serie over biologie en muziek. Het gaat nog vooral over biologie, de muziek zal later invallen. Tenslotte is er In de keuken, het onderwerp daar is bieslook. Daan Hallewas 3
Beschermde planten is het thema van de komende zomertentoonstelling. In Delft en in de andere 23 botanische tuinen die aangesloten zijn bij de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen (NVBT). In elke tuin wordt een tiental planten van de Rode lijst in het zonnetje gezet. De tentoonstelling start op vrijdag 22 mei 2015 Wereldbiodiversiteitsdag en duurt tot het eind van het jaar. Zie ook: www.botanischetuinen.nl Een Rode lijst is een opsomming van bedreigde dier- en plantensoorten. ‘Rode lijst’ is de vertaling van ‘Red List’. Die naam werd bedacht door een wereldwijde niet-gouvernementele organisatie, de International Union for the Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) en ‘s werelds belangrijkste autoriteit wat betreft de beschermingsstatus van soorten. In 1990 verscheen de eerste Nederlandse versie: 'Rode lijst van de in Nederland verdwenen en bedreigde planten'. De nieuwste is uit 2012. Vermelding op de Rode lijst betekent nog niet dat de soort daarmee wettelijk beschermd is. Daarvan is pas sprake als de soort opgenomen wordt in de Flora- en Faunawet. De Nederlandse en de internationale IUCN-lijsten zijn niet met elkaar vergelijkbaar omdat de normen die er aan ten grondslag liggen verschillen. Hoewel Rode lijstsoorten strikt genomen niet wettelijk beschermd zijn, wil dat niet zeggen dat ze ‘vogelvrij’ zijn. Door allerlei beleidsmaatregelen die voortvloeien uit de Natuurbeschermingswet kunnen wél de leefgebieden, de habitats, waar deze soorten voorkomen beschermd worden, bij voorbeeld in de Natura 2000-gebieden, een Europees netwerk van natuurgebieden in opbouw. 4
Nederland telt ongeveer 10.000 inheemse plantensoorten. De meeste daarvan zijn schimmels; het aantal vaatplanten is ongeveer 1600. Er zijn 109 wettelijk beschermde plantensoorten en 530 staan er op de Rode lijst van 2012. Na 2005 zien we een kleine afname van de bedreigde soorten op de Rode lijst: een aantal soorten is opgeschoven van de categorie ‘bedreigd’ naar ‘niet bedreigd’. De milieucondities verbeteren, echter nog onvoldoende voor duurzaam behoud van de natuur. De factor die vooral nadelig is voor een gezond leefmilieu van onze inheemse flora is vermesting door stikstof en fosfaat. Deze stoffen zijn hoofdzakelijk afkomstig van dierlijke mest en kunstmest uit de landbouw. Daarnaast speelt onder andere verdroging een rol: door winning van grondwater voor drinkwater en industrie, door versnelde afvoer van regenwater door drainage en riolering en door verlaging van het grondwater voor de landbouw. In de Botanische Tuin van de TU werd in 2008 begonnen met de opbouw van een collectie bedreigde inheemse plantensoorten. Omdat de tuin ook bevolkt wordt door een duiven- en een kraaienpopulatie was het nodig een kooiconstructie te maken en zo de planten te vrijwaren van gewroet en gepik door deze vogels. Ook werd in de kooi een installatie gebouwd die het mogelijk maakt om in een gecontroleerd milieu waterplanten te laten groeien. Bert van der Meijden
Bij de afbeelding Daphne mezereum, Rood peperboompje, Köhler’s MedizinalPflanzen, 1887, Gera-Untermhaus.
5
De wortels van de
ook instrumenten nodig. Hales ontwierp die zelf. Maar gaandeweg werd dat de specialiteit van de wetenschappelijk instrumentmaker. Deze ambachtsman maakte ook instrumenten die voor de botanie belangrijk werden, zoals thermometers, microscopen, micrometers, manometers, hydrostatische balansen, vochtigheidsmeters en laboratoriumglaswerk.
Plantenfysiologie ‘Wat is het eigenlijk dat planten in leven houdt’, zo vroeg Stephen Hales zich af. Vanaf 1709 was hij predikant in Teddington, vlakbij Londen. In zijn zoektocht naar antwoorden experimenteerde deze bevlogen botanist dat het een lieve lust was. Eerste inspiratiebron: de natuur als machine In hartje Londen bevond zich de werkplaats van Thomas Tompion, de beroemde klokkenmaker. Gefascineerd keken de bezoekers toe hoe in de complexe, ingenieus samengestelde ‘tijdmachines’ die hij daar aan het maken was acties en reacties uiterst precies op elkaar inwerkten. En dat ook nog eens met een regelmaat die ze niet voor mogelijk hielden, werkelijk tot op de seconde nauwkeurig. Hales zag hoe deze mechanische kunstwerken op grond van dit ‘inwendig leven’ functioneerden en vroeg zich af of dat ook het geval zou zijn bij levende ‘kunstwerken’: bloemen, planten en dieren. Leven planten soms zoals klokken lopen? (Zie Papyrus - 2013, 4 winter, p. 4.) Zoals Tompion specialistisch gereedschap gebruikte waarmee hij toegang kon krijgen tot het ‘inwendig leven’ van zijn uurwerken, zo ook Hales, maar dan tot het ‘inwendig leven’ van planten. Zijn gereedschap heette ‘experiment’. Maar het doen van experimenten was in zijn tijd een stoutmoedige onderneming. Reden? Verreweg de meeste geleerden waren van oordeel dat je uitsluitend betrouwbare kennis van planten kunt opdoen als je ze in hun eigen leefomgeving bestudeert. Hales ging dwars tegen deze gevestigde mening in door planten juist uit de natuur weg te halen en ze in een kunstmatige omgeving – het laboratorium – aan experimenten te onderwerpen. 6
Experimenten Eeuwenlang waren het vooral alchemisten die experimenteerden. Ook in de Accademia del Cimento ofwel de Academie van het Experiment te Florence stond het experiment centraal. Studenten van de bekende natuurwetenschapper Galileo Galilei hadden deze academie in 1657 opgericht. Daarentegen domineerde in de meeste Westeuropese universiteiten het hoorcollege, niet het experiment. Studenten waren er druk in de weer met het bestuderen van gezaghebbende teksten over de natuur. Daar deden zij (dus) bovenal aan ‘close reading’, niet aan ‘close watching’ zoals je dat bij experimenten doet. Universiteiten in ons land, zoals die in Leiden, vormden daarop een uitzondering: ‘kijken, denken en doen’ waren daar aan de orde van de dag. Dat gold eveneens voor een beroemde universiteit in Hales’ vaderland, de Universiteit van Cambridge. Thuis in Teddington experimenteerde Hales naar lieve lust. Bijvoorbeeld om achter de variaties in de wortelkracht op verschillende tijden van de dag te komen of achter de variaties in de groeisnelheid van scheuten en bladeren. Soms stuitte hij op een nieuwe vondst. Dat was het geval bij de worteldruk, de verdamping door bladeren en de zuigkracht die daardoor ontstaat. Zijn experimenten maakten hem ook duidelijk, dat sommige ideeën helemaal niet klopten. Zo bleek hem dat op het gebied van de sapstromen in planten er helemaal geen sprake is van een gesloten kringloop zoals bij de bloedsomloop in mens en dier. Hoe hij te werk ging, beschreef hij in Vegetable Staticks (1727). Met ‘staticks’ wilde hij aangeven,
dat hij bij zijn experimenten niet alleen precisiemetingen had verricht (meten is immers weten), maar ook de resultaten van de experimentele groep had vergeleken met een controlegroep van soortgelijke planten die niet aan het betreffend experiment onderworpen waren geweest. Dat was ongebruikelijk in zijn tijd. Dit boek maakt duidelijk, hoezeer hij als een klokkenmaker, dus als een ambachtsman te werk ging. Hij paste de nieuwste technieken en instrumenten toe, was uit op gedetailleerde, betrouwbare informatie, verrichtte metingen, liet zich alleen leiden door harde cijfers en ging prat op precisiewerk. Vegetable Staticks werd in vele talen vertaald en oefende invloed uit op grootheden als Boerhaave – directeur van de Hortus botanicus Leiden - Linnaeus en Von Sachs. Von Sachs smeedde in zijn Lehrbuch der Botanik (1868) alle puzzlestukjes die Hales aan de fysiologie van planten ontdekte tot een samenhangend geheel. Daarmee maakte hij dit onderdeel tot een aparte discipline van de botanie. Instrumenten Zoals Thomas Tompion gereedschap gebruikte bij het bouwen van zijn ‘tijdmachines’ zo had de natuuronderzoeker met zijn kijk op de natuur-alsmachine bij zijn experimenteel natuuronderzoek
Tweede inspiratiebron: Isaac Newton Hales’ belangstelling voor experimenten deed hij op aan de Universiteit van Cambridge. Daar maakte Isaac Newton, groot natuurkundige en briljant experimentator, furore. Diens ontdekking van algemeen geldende natuurwetten op het gebied van de dode natuur was voor Hales een bron van inspiratie. Hales, de botanist, vroeg zich af hoe Newton’s universele wetten uitwerkten op het gebied van de levende natuur. Schertsend noemde men hem ‘de Newton van de grasspriet’. Het betrof wetten op het gebied van het licht, de (lucht)beweging en van de aantrekkingskracht. De volgende vier voorbeelden laten zien hoezeer hij zich liet inspireren door Newton’s natuurwetten. Ten eerste: naar aanleiding van Newton’s beschouwingen over lichtenergie wees Hales op de mogelijkheid dat licht een rol speelt bij de voeding van planten. Daarmee stond hij aan de wieg van de ontdekking van fotosynthese. Ten tweede: door Newton’s onderzoek naar bewegingswetten ging hij ertoe over, om studie te maken van bewegingen van lucht en vloeistoffen maar dan in mens, dier en plant. Dat betrof de ademhaling, bloedsomloop, de beweging van water in planten en de manieren waarop de opgenomen voedingsstoffen worden opgenomen en vervoerd. Zo ontdekte hij de bloeddruk bij mens en dier. Geïnspireerd door Newton’s studie van luchtstromen vond hij de ventilator uit (1743). Vanuit het besef dat luchtverplaatsing de temperatuurverdeling in kassen beïnvloedt, plaatste hij zijn ventilatiesysteem 7
in de kassen van het tuinencomplex van de Prinses van Wales, de latere Kew Gardens. Ten derde: Hales verwees voor de oorzaak van de opstijging van het water in de vaten van de plant naar Newton’s onderzoek naar aantrekkingskrachten en naar diens studie op het gebied van de hydrostatica. Dat bracht hem op het idee, om onderzoek te doen naar het mechanisme achter de sapstroom naar boven; planten zuigen immers water op via hydrostatische druk. Tot slot een vierde voorbeeld: ook uit de keuze van Hales’ onderzoeksmethoden blijkt, hoezeer hij zich door Newton liet inspireren. Net als hij koos Hales voor experimenten en metingen met als plaats van handeling: het laboratorium. Het laboratorium Aanvankelijk hield het experimenteerwerk van de natuuronderzoeker het midden tussen dat van de instrumentmaker, de alchemist, de apotheker en de ambachtelijke verfmaker. Het vond plaats in een werkplaats, koffiehuis, keuken, kelder, verfmolen of – in het geval van onze dominee – in een pastorie. Maar gaandeweg, zo vanaf 1750, experimenteerden onderzoekers in een speciaal daarvoor ingerichte onderzoeksruimte: het laboratorium. Dat werd het toneel van op directe ervaring en op de proefneming berustend natuuronderzoek. Daarbij kwam het vooral aan op ‘close watching’. Van geleerde naar wetenschapper Het experiment bewerkstelligde een ommekeer, want het bracht de genadeslag toe aan de aloude natuurlijke historie. Op dat kennisgebied placht de geleerde natuurvorser de levende en de dode natuur te observeren en alle wetenswaardigheden
liefst op een encyclopedische manier te beschrijven (historie!), te ordenen en onderwijzen. Als hij daar goed in was, dan heette hij ‘geleerd’. Experimenteren en het zoeken naar verklaringen, dat was er bij hem niet bij. Hales, maar ook andere natuuronderzoekers lieten het niet bij observeren, maar richtten zich vooral op het verklaren van wat ze in de natuur zagen. En wat gebeurde er met de geleerdheid der natuur die zo lang zo gericht was op observeren en ordenen (natuurlijke historie)? Die sloeg een nieuwe richting in. Zij veranderde in wetenschap. Centrale positie Vandaag de dag speelt de experimentele en kwantitatieve benadering in de natuurwetenschap een centrale rol. Ook in de (experimentele) plantenfysiologie. Die vervult een spilfunctie ten opzichte van de biochemie, de farmacie, de evolutiebiologie, de plantenziektekunde en de economische botanie. Zij richt zich immers ook op scheikundige processen in planten. Daardoor is de plantenfysiologie voor de geneesmiddelenleer van fundamenteel belang, maar ook voor het onderzoek naar mechanismen in planten waarmee zij zich tegen ziekteverwekkende bacteriën en schimmels verdedigen. Daarnaast bestaat er een duidelijk verband met de evolutieleer. De plantenfysioloog bestudeert immers de verschillende mechanismen in het binnenwerk van planten die hen in staat stellen te reageren op diverse omgevingsfactoren teneinde de strijd om het bestaan te overleven. De plantenfysiologie maakt ook studie van de plant als haar binnenwerk niet goed ‘loopt’, dus als de plant ziek is. Tot slot: kennis van de fysiologie van planten maakt het bijvoorbeeld mogelijk om gericht kruisingen te verrichten die gewassen moeten opleveren die bestand zijn tegen ziekten en plagen. De plantenfysiologie heeft dus ook nauwe banden met de economische botanie. Fred Struik Bij de afbeeldingen 1. Portret van Stephen Hales uit het atelier van Thomas Hudson, circa 1759, National Portrait Gallery, London. 2. Meting met behulp van met kwik gevulde peilglazen, waarmee Hales de sapdruk in een wijnstok kon meten (Vegetable Staticks). 3. Metingen aan de sapstromen in bomen. 4. Hales’ glazen stolp. 5. Een laboratorium, bron: Encyclopédie, ou Dictionnaire Raisonné des Sciences, etc., Neuchatel 1765.
8
In de keuken bieslook
De naam Linnaeus associëren we vaak met Latijnse plantennamen. Maar in Allium schoenoprasium (bieslook, Linnaeus 1753) is het tweede deel van de naam aan het Grieks ontleend. Het is samengesteld uit het Griekse woord voor bies en het woord voor look of prei, dus een vertaling van bieslook. Linnaeus heeft ‘schoenoprasium’ niet zelf bedacht. We vinden die naam al in het Cruijdeboeck van Dodonaeus van 1554, twee eeuwen eerder. Zo origineel was Linnaeus dus niet altijd. De eerste Nederlandse vermelding van bieslook (bíísloc) staat in de ‘Noordlimburgse Gezondheidsregels’ van 1253. De natuur van de maand juni spreekt aldus. Drink vast van de koele bron dan wordt uw bloed goed en dun. Eet sla en bieslook en de kers is u ook goed. Dat het een inheems gewas is spreekt ook uit de gevarieerde dialectnamen: look, smallook, ajuinpijp, pijpjeslook, poepkruid, poeplook, schijterijkruid. De zachte uismaak van bieslook is zeer op zijn plaats in salades, soepen en sauzen, eigerechten en bij nieuwe haring.
Romeinse omelet Een recept vrij naar het Romeinse kookboek van Apicius, die noemt het een schotel die makkelijk draait (Patina versatilis). Mogelijk was het de bedoeling om de omelet om te keren en aan twee kanten te bakken. De bereidingswijze en de te gebruiken hoeveelheden worden, zoals in alle oude kookboeken, niet gegeven, dat is vooral een kwestie van (onze) smaak. Rooster een handje pijnboompitten en wat grof gehakte hazelnoten of amandelen in een koekenpan met een drupje olie. Doe vier eieren in een kom. Los een theelepel honing op in een eetlepel Thaise vissaus en voeg die aan de eieren toe, doe er peper, een flinke eetlepel fijngesneden bieslook en een klein beetje melk of kippenfond bij. Doe de noten, wat afgekoeld, bij de eieren en roer alles door elkaar. Bak het mengsel in een koekenpan op zacht vuur onder een deksel. De omelet is klaar wanneer de bovenkant begint te stollen. Het moet wat smeuïg blijven. Daan Hallewas 9
kampioenen de
grootste
boom
Zoals bij elk kampioenschap is er een eindstreep nodig om de prestatie mee te kunnen meten. In dit geval is dat niet éénduidig: “de grootste boom”. Dat kan natuurlijk de hoogste zijn. Maar wellicht bedoelen we de boom met het grootste volume, of zelfs de dikste boom. In dit artikel zullen we zien dat we hier met verschillende kampioenen te maken hebben. De hoogste boom We zijn allemaal wel bekend met de Redwoods aan de Noord-Amerikaanse westkust. Enorm hoge bomen, waar in een enkel geval zelfs een weg doorheen is aangelegd. Enorm hoge, naar verhouding relatief dunne stammen rijzen kaarsrecht omhoog en de takken beginnen pas op grote hoogte. Zoiets spreekt natuurlijk tot de verbeelding. Veel minder bekend zijn de gigantische Eucalyptusbomen in zuidwest Australië. Deze zien er meer uit als plantaardige dinosauriërs, bomen uit een vervlogen tijd. De hoogste boom ooit waargenomen, door bosbouwer William Ferguson in 1872, was niet een Redwood, maar een exemplaar van Eucalyptus regnans, nabij de Wattsrivier in Victoria, Australië. Naar verluid mat deze boom de gigantische hoogte van 132,6 m! In die tijd werd door diverse personen bovendien melding gemaakt van ettelijke exemplaren die wel 140 m hoog zouden zijn. Helaas zijn deze meldingen niet meer te verifiëren, aangezien al deze bomen zijn gekapt vanwege hun goede houtkwaliteit. De hoogste Eucalyptus regnans waarvan de hoogte wel met enige nauwkeurigheid is bepaald, werd geveld in 1884 en was 114,3 m hoog. De hoogste nog levende boom is een exemplaar van Sequoia sempervirens, de Coast Redwood of Kustmammoetboom, genaamd Hyperion. Deze meet 115,72 m. Dat we deze boom nog hebben is te danken aan de regering van president Carter. In de jaren ’70 was de houtkap genaderd tot minder dan 100 m van deze reus. In die tijd resteerde nog maar 15% van de redwoodbossen. Op dit moment resteert nog slechts 4%, en mammoetbomen worden nog steeds gekapt. Tot 2006 mat de hoogst bekende Kustmammoetboom 112,83 m, met de naam Stratosphere Giant. Deze titel werd in 2006 overgenomen door een andere boom, die de naam Hyperion kreeg, nadat Steve Sillett deze boom zeer accuraat had opgemeten door naar de top te klimmen en een meetlint te laten zakken. Andere medaillewinnaars bleken Helios met 114,09 m en Icarus met 113,14 m, waarmee voormalig kampioen Stratosphere Giant zijn titel verloor. De exacte locaties van deze kampioenen worden echter geheim gehouden uit vrees voor een vloedgolf van bewonderaars die de bomen zou bedreigen, direct, door bijvoorbeeld inkervingen in de stam met bijkomende infectierisico’s, maar ook door vervuiling van het milieu en bodemverdichting door de gigantische toeloop.
relatief slanke bomen, waardoor ze voor de titel van zwaarste boom niet in aanmerking komen en blijven steken in de B-finale. De winnaar in de categorie Grootste Boom is een exemplaar van Sequoiadendron giganteum, een Giant sequoia of Reuzensequoia, met de naam General Sherman. De stam van deze reus weegt volgens berekeningen 1256 ton in 1486 kubieke meter. De stam heeft aan de basis een diameter van 11,1 m en een omtrek van 31,3 m. Op 20 m hoogte bedraagt de diameter nog 5,3 m en op 60 meter hoogte is deze nog 4,3 m. De boom is echter met slechts 83,8 m nog niet bij benadering de hoogste boom. Aanvankelijk werd dit exemplaar geschat op 2300-2700 jaar oud, maar onderzoek uit 2002 wees uit dat dit eerder ‘slechts’ 2000 jaar is. General Sherman is ook niet de hoogste Reuzensequoia, die eer valt te beurt aan een naamloze boom in Kings Canyon National Park, met een hoogte van 94 m. Gedurende een storm in 2006 brak een tak van circa 1,5 m diameter af en verpletterde het omringende houten hekwerk en sloeg een krater in de betonnen verharding. Dit laten vallen van takken komt vaker voor en lijkt een aanpassing te zijn aan zware weersomstandigheden. De bomen overleven dit takverlies steevast. General Sherman groeit nog steeds voorspoedig. Deze bomen zijn relatief snelle groeiers. In 1863 werd in Benmore Botanic Garden, Argyll, Schotland, een laan aangeplant met aan weerszijden Reuzensequoia’s. Deze bomen meten nu tussen de 50 en 53 m, de hoogste is nu 54 m. De dikste boom Tot nu toe hebben we uitsluitend Noord-Amerikaanse kampioenen mogen aanschouwen. Dit is duidelijk
geen schaatsen en dat zal het ook niet worden! Dit mag met recht de obesitascategorie genoemd worden. In deze categorie moeten we echter wel onderscheid maken tussen enkelstammige bomen, en meerstammige bomen. En natuurlijk meten we dat op de standaardhoogte, dus op 1,3 m boven het maaiveld, de zogenaamde borsthoogte. In de subcategorie enkelstammige bomen hebben we als mogelijke titelkandidaat de General Sherman, met een diameter op borsthoogte van 24,1 m. Hier komen de Afrikaanse Baobabs in beeld, ofwel Adansonia digitata. Van veel Baobabs is de omtrek nog niet accuraat gemeten. Van de exemplaren die nu meedingen voor de titel zijn de dikste drie bekend uit Senegal, een boom nabij Gandiaye met 16,48 m (4e plaats), een exemplaar nabij Iwol met 23,6 m (brons) en een exemplaar nabij Fadial, genaamd Le Boabab Sacré, de Heilige Baobab, die met 26,18 m dus ruim 8,30 m in diameter, de gouden medaille wint. General Sherman wint hier dus toch nog zilver. Baobabs hebben niet een vaste omtrek. In het regenseizoen zwelt de stam op met extra water, dat de boom opslaat om de droge tijd goed te doorstaan. In de droge tijd krimpt de stam weer. We kennen dit fenomeen met name van cactussen, die ook water in de stam opslaan. Dat sommige bomen dit ook kunnen is veel minder bekend. In de subcategorie meerstammige bomen zal ik me omwille van de ruimte beperken tot de winnaar: de Arbol del Tule. Dit is een exemplaar van Taxodium mucronatum, de Montezumacypres ofwel Mexicaanse cypres. Deze boom heeft een omtrek van 36,2 m, dus een diameter van ruim 11,5 m. Bert van den Wollenberg
De grootste boom qua volume In deze categorie wordt gekeken naar het stamvolume, omdat het meenemen van de takken te ingewikkeld wordt. Kustmammoetbomen zijn 10
11
Verenigingsnieuws Algemene ledenvergadering zaterdag 6 juni 2015, 14.00 uur Het bestuur nodigt u uit voor de 18e algemene ledenvergadering. Wij vergaderen zoals gebruikelijk in collegezaal A van het Kluyverlaboratorium, ingang Julianalaan 67, 2628 BC Delft. De zaal is open vanaf 13.30 uur. De vergadering zal circa 1 uur duren. Daarbij zal de wetenschappelijk directeur van de Botanische Tuin TU Delft, Bob Ursem, een overzicht geven van het reilen en zeilen van de tuin en zijn toekomstplannen. Voor de agenda die u hieronder aantreft, kunt u zelf ook punten indienen. Wilt u met het bestuur en de medeleden over iets spreken dat u niet in de agenda ziet staan, laat dat één week voor de vergaderdatum schriftelijk aan de secretaris weten. Nieuwe kandidaten voor het verenigingsbestuur zijn welkom. Zij kunnen zich aanmelden bij de secretaris: H.G.J. Hirs, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, of per e-mail:
[email protected]. Agenda 1. Opening door de voorzitter, 14.00 uur; 2. Mededelingen; 3. Verslag van de 17e algemene ledenvergadering op 7 juni 2014. U kunt het verslag vinden in Papyrus - 2014, 3 herfst, op pagina 14. Het verslag kunt u ook aanvragen bij de secretaris. Ter vergadering zullen tevens kopieën van dit 12
verslag beschikbaar zijn; 4. Jaarverslag 2014 van het Bestuur; 5. Verslag van de Kascontrolecommissie; 6. Financieel verslag van de penningmeester, de Begroting 2015 en een overzicht waaraan uw bijdragen worden besteed; 7. Verkiezing bestuursleden: aftredend en herkiesbaar zijn penningmeester Luuk van Langen en bestuurslid Leo Vijverberg; 8. Nieuws over de Tuin: wetenschappelijk directeur Bob Ursem geeft u een overzicht van de stand van zaken en de plannen voor de Tuin; 9. Wat er verder ter tafel komt; 10. Rondvraag; 11. Sluiting, circa 15.00 uur. Bij goed weer gaan we na afloop van de vergadering de tuin in. Tot besluit, de Botanische Tuin biedt de leden die aan deze Algemene ledenvergadering deelnemen een mooie plant aan. Voorjaarsexcursie 18 april 2015 Botanische Tuinen Universiteit Utrecht In het hart van de provincie Utrecht ligt een groene oase met zo’n 9000 plantensoorten. Sinds 1963 zijn de Botanische tuinen gevestigd op het voormalige Fort Hoofddijk dat hoort bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ze vormen een onderdeel van Science Park De Uithof. De Tuinen bestaan uit verschillende onderdelen met een gezamenlijke
De Delftse Hortusdag 2015 Op 31 mei 2015 wordt van 11.00 tot 17.00 uur de Delftse Hortusdag in de Botanische Tuin TU Delft georganiseerd. Het thema is Beschermde planten, zie pagina 4. De tentoonstelling, demonstraties en presentaties staan deels in het teken van het thema. Daarnaast komen de verschillende functies van de Botanische Tuin aan bod, zoals onderzoek, educatie, zijn museale rol en natuurlijk ook de tuin als plek voor verpozing en het genieten van het groen in en buiten de kassen. U bent welkom bij de ‘Kleine Hoveniers’, de stand van Groei&Bloei, de lezing door Bob Ursem, activiteiten voor kinderen, zoals ponyrijden en het Treintje, rondleidingen, kramen waar bedrijven en natuurorganisaties het kweken en tuinieren zullen presenteren, maar waar ook planten, bloembollen, zaden en tuinmaterialen te koop worden aangeboden. Bovendien zijn er natuurorganisaties, onder andere Natuurmonumenten, die hun doelstellingen presenteren. Er is een terras met een bar voor drank, snacks en versnaperingen, een prettige plek om uit te rusten en elkaar te ontmoeten. De organisatie is een samenwerking van de Vrienden van de Delftse Botanische Tuin, Groei&Bloei / KMTP afdeling Delft en de Delftse Botanische Tuin TU Delft. De toegang is gratis voor kinderen tot en met 4 jaar en voor de leden van de Vrienden van de Delftse Botanische Tuin, de bezitters van de Delftpas, Rotterdampas en Museumkaart. Voor volwassen nietleden wordt een bijdrage van € 4 gevraagd, kinderen tot en met 14 jaar en 65-plussers betalen € 2. Hans Hirs
oppervlakte van circa 9 hectare. Als eerste werd de nu befaamde Rotstuin aangelegd, bovenop en rondom het Fort. Daarna werden de Thematuin en de Systeemtuin aangelegd en het tropische kassencomplex gebouwd. De planten zijn afkomstig uit alle windstreken. Ze zijn in de loop van bijna vier eeuwen voor wetenschappelijk onderzoek verzameld tijdens expedities of als zaden geruild met andere botanische tuinen. In het Buitenfort, een soort heemtuin, krijgt vooral de omringende natuur zijn kans. Al met al tijd om deze fraaie en interessante tuin na 9 jaar weer eens te bezoeken. U bent van harte welkom. Programma Zaterdagochtend 18 april 2015, 10.30 tot 1 2.30 uur. Botanische Tuinen Utrecht, Budapestlaan 17, De Uithof, 3584 HD Utrecht. Openbaar vervoer vanaf Utrecht CS met bus 28, halte Botanische Tuinen. Met de auto kunt u de ANWB routeplanner gebruiken. In de omgeving van de Tuinen zijn diverse parkeerterreinen die in het weekeinde gratis zijn. Ontvangst van 10.30 tot 11.00 uur met thee/koffie door de vereniging aangeboden, daarna rondleiding, na afloop is er een kleine lunch in het Tuincafé (entreegebouw). Gaarne uiterlijk 10 april aanmelden bij de secretaris: Hans Hirs, e-mailadres:
[email protected] of telefoon: 079-3518542.
Tentoonstellingen 22 mei - 25 oktober 21 juni - 25 oktober
Beschermde planten Flower Power Keramiek, VAK Delft
Activiteiten 11 april, 10.00 - 12.00 uur 18 april, 10.30 - 12.30 uur 18 en 19 april, 31 mei, 6 juni, 13 en 14 juni, 12 en 13 september, 10 oktober, 25 oktober, 12 december, 13 december,
10.00 10.00 14.00 10.00 10.00 10.00 10.00 10.00 12.00
-
17.00 17.00 15.00 17.00 17.00 11.30 17.00 19.00 17.00
uur uur uur uur uur uur uur uur uur
Plantenruilbeurs Voorjaarsexcursie Botanische Tuinen Universiteit Utrecht Museumweekend Delftse Hortusdag Algemene ledenvergadering Bonsai-weekend Monumentenweekend Plantenruilbeurs Wetenschapsdag Kerstmarkt Kerstevent voor kinderen 13
Water space invaders 2
hoe exotische soorten onze wateren binnendringen Exotische soorten kunnen op allerlei manieren in ons land terechtkomen. Een rol speelt het opheffen van biogeografische barrières zoals door de directe introductie van soorten of het verbinden van riviersystemen met kanalen. Daarnaast wordt vaak het bed gespreid voor deze soorten door de sterke veranderingen die de mens in de omringende ecosystemen aanbrengt. Daardoor kunnen soorten die juist aan die omstandigheden goed aangepast zijn gaan woekeren. Zoals reeds eerder gemeld zijn niet alle soorten die binnendringen hiertoe in staat. De omgeving bepaalt in hoge mate welke soorten het goed gaan doen. De omgeving kan ook als barrière voor verspreiding dienen. De ontwikkeling van invasieve exoten verloopt in fases. De geïmporteerde of ontsnapte soorten zijn eerst weinig in getal en hebben moeite zich te handhaven. Deze zogenaamde lagfase kan soms vele jaren duren waarna ze zich ineens sterk kunnen uitbreiden bijvoorbeeld als zich ineens gunstige omstandigheden voordoen en ze zich overal vestigen
en vervolgens een plaag worden. Vaak worden extreme piekdichtheden bereikt na exponentiële groei. Daarna gaat de populatie fluctueren naar gelang de veranderende omstandigheden, vooral wanneer ziekten en parasieten meekomen en predatoren ze als prooi ontdekken. Gezien het verloop van invasies is duidelijk dat uitroeien slechts een optie is bij het begin van de invasie wanneer de populaties nog klein zijn en vaak lokaal aanwezig zijn. Daarna kan de soort slechts in toom worden gehouden door beheer en als zelfs dat niet meer mogelijk is kan de nieuwe soort wellicht nuttig gebruikt worden. Gezien de grote schade die sommige exoten aanrichten met betrekking tot inheemse soorten, ecosystemen en de economie, is preventie een beter en veel goedkoper middel dan bestrijden. Bestrijding loopt al gauw in de miljoenen. Voorkomen is beter dan genezen. Onze grote rivieren dienen als snelwegen voor de verspreiding van exoten. Ze hebben een historie van vervuiling. In de zeventiger jaren van de vorige Main Bamberg
Eems
Weser
Elbe
Oder
Neisse Maas
Rijn
Fulda
Rijn Saone
14
Main-Donaukanaal
0
10
20 km
Nürnberg
Werner
Main Moezel
stroomrichting sluis gekanaliseerde rivier kanaal waterscheiding
Bamberg
Vitava Nürnberg Main-DonauKelheim kanaal Neckar
Donau Lech
eeuw was de waterkwaliteit zo slecht dat de Rijn het bezinkputje van Europa genoemd werd. Er was bijna niets over van de biodiversiteit die rond 1900 van de Rijn bekend was. De oorzaken waren behalve watervervuiling de kanalisatie van de rivieren, waardoor de typische rivierbiotopen verdwenen, en de aanleg van stuwdammen en afsluitdammen, waardoor migrerende soorten verdwenen en zoutzoetovergangen spaarzaam werden. De loop van de rivieren is door stenen kribben en dijken vastgelegd. Vanaf de grote havens Rotterdam, Amsterdam, Antwerpen tot in Duitsland werd de scheepvaart steeds intensiever naarmate de economie groeide. Momenteel is de scheepvaart op de Rijn zo intensief dat iedere twee minuten een schip de NederlandsDuitse grens passeert. Ten behoeve van de scheepvaart zijn in Europa alle rivieren ten noorden van de Alpen met elkaar verbonden door kanalen. Dit netwerk van rivieren en kanalen maakt uitwisseling mogelijk tussen rivierfauna uit verschillende stroomgebieden waar zich vroeger door isolatie verschillende soorten ophielden. Dit heeft geleid tot steeds verdere homogenisatie van de rivierfauna’s die in toenemende mate veroorzaakt wordt door immigratie van exoten. Vervuiling werkte vroeger ook als barrière voor de verspreiding van deze soorten, maar door de verbeterde waterkwaliteit is die barrière verdwenen.
is dus niet zo dat allerlei soorten vrijelijk vanuit de Donau de Rijn in kunnen zwemmen, zoals vaak wordt gesuggereerd. Bovendien blijkt dat vanuit de Rijn slechts een handvol exotische soorten naar de Donau is gemigreerd. De exotische soorten die naar de Rijn migreerden zijn soorten die alleen in de Donau voorkwamen of soorten uit het zogenaamde Ponto-Kaspische gebied, het gebied van de Zwarte en Kaspische Zee. De Donau stroomt uit in de Zwarte Zee en veel exoten zijn via de stroomopwaartse route in de bovenloop van de Donau terechtgekomen of getransporteerd, om vervolgens via het Main-Donaukanaal de Rijn te bereiken, waar ze zich verder uitgebreid hebben. Kwamen de Ponto-Kaspische soorten daarvoor langzaam via omwegen ons land binnen, nu is de migratie van deze soorten door de opening van het Main-Donaukanaal sterk versneld. Een andere route waarop deze soorten ons land binnenkomen is via het transport van ballastwater van schepen. Zeevarende schepen nemen water in als ballast om een stabiele ligging te hebben. Hiertoe wordt in de haven water opgepompt (veelal brak water). Dat wordt weer in een andere haven geloosd. Met het ballastwater worden honderden soorten organismen vervoerd. Wanneer ze gunstige condities treffen na het lozen kunnen ze zich vestigen etcetera. De invloed die exoten uitoefenen en de schade die ze aanrichten is afhankelijk van de dichtheid die ze bereiken, de activiteiten van de soort en de plaats die ze in voedselketen en voedselweb innemen. Predatoren of topvleeseters kunnen door predatie een top down controle uitoefenen op onderliggende trofische niveau’s, terwijl planktoneters via bottom up controle een ecosysteem kunnen veranderen.
Kelheim Donau
Het netwerk van rivierverbindingen ten behoeve van de scheepvaart is in 1992 gecompleteerd door de aanleg van het Main-Donaukanaal. Via dit kanaal kunnen soorten uit de Donau de Rijn bereiken. Het kanaal is niet een totaal open verbinding, maar de verbinding gaat via een groot aantal sluizen zodat hoogteverschillen kunnen worden overbrugd. Het 15
Deze invloed werkt door naar alle trofische niveau’s. Vooral soorten die sleutelsoorten genoemd kunnen worden, omdat veel interacties via die soorten verlopen, hebben vaak een enorme invloed, omdat ze het systeem naar hun hand kunnen zetten als biobouwers of bioingenieurs en daarmee de dichtheid van een groot aantal soorten beïnvloeden. De invloed van iedere exotische soort is anders. Van veel exoten die in lage dichtheden voorkomen is niet duidelijk wat hun invloed is, andere soorten hebben vooral invloed op verwante inheemse soorten of soorten die dezelfde ecologische nis innemen. Een voorbeeld is de invasie van vier soorten echte Ponto-Kaspische grondels (Gobiidae) in onze riviersystemen en de daarmee verbonden zoete wateren. De grondels bereiken binnen enkele jaren grote dichtheden en eten allerlei ongewervelde dieren. Vaak zitten ze op de stenen die de erosie van de oevers moeten verhinderen. Hierop leggen ze hun eieren die bewaakt worden. Dit betekent dat deze visjes dezelfde nis innemen als de inheemse beschermde rivierdonderpad (Cottus perifretum) die dezelfde voorkeur en hetzelfde gedrag heeft als de grondels. Uit recent onderzoek blijkt dat wanneer de grondels verschijnen, de rivierdonderpad steeds schaarser wordt en zelfs helemaal kan verdwijnen. Bij het al dan niet invasief worden van de exoten spelen factoren een rol die ecosysteem-controllers genoemd kunnen worden, zoals biodiversiteit, soortensamenstelling, verstoring, rijkdom aan meststoffen, klimaat en menselijke activiteit. Voor de grotere waterplanten zijn van belang: meststoffen zoals fosfaat en nitraat of ammonium, kooldioxide voor de fotosynthese (in tegenstelling tot op het land kan in het water kooldioxide gelimiteerd zijn), groei bij hogere temperaturen, 16
verzilting, uitdroging en voortplanting door klonen (a-sexueel door uitgroei en verspreiding van plantendelen). Bij hoge gehaltes aan meststoffen treedt vaak woekering op en kunnen watergangen snel compleet dichtgroeien waardoor de waterafvoer belemmerd wordt. Gezien het enorm omvangrijke afwateringsnetwerk in Nederland met sloten en vaarten en de enorme hoeveelheid meststoffen die geloosd worden of naar het water spoelen, is dit een ongewenste situatie die veel geld kost. Woekering bij een verhoogd meststoffenaanbod treedt ook op bij inheemse waterplanten, maar exoten spannen vaak de kroon. Het probleem wordt versterkt door de zachtere winters waardoor de planten niet afsterven en planten die niet winterhard zijn de kans krijgen om zich verder uit te breiden. Door de opwarming van de aarde zal het probleem in de toekomst verergeren, zodat waterplanten zoals de tropische Watersla (Pistia stratiotes) en Waterhyacint (Eichhornia crassipes) die reeds in door koelwater opgewarmde wateren in Nederland voorkomen zich overal kunnen vestigen. Exotische planten die in het verleden en recent problemen hebben veroorzaakt zijn de plaagplanten Waterpest (Elodea canadensis), Smalle waterpest (Elodea nuttallii), Grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides), Grote kroosvaren (Azolla filiculoides), kroossoorten zoals Dwergkroos (Lemna minuta) en andere kroossoorten, Waterteunisbloem (Ludwigia grandiflorum), Waterwaaier (Cabomba caroliniana), Watercrassula (Crassula helmsii), Parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum) en Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllum heterophyllum). Deze vijver- en aquariumplanten komen van oorsprong uit Noord- en Zuid-Amerika, met uitzondering van de Watercrassula die uit Nieuw Zeeland en Australië komt. Gerard van der Velde Bij de foto’s 1. Kesslers grondel. 2. Rivierdonderpad. 3. Watercrassula. 4. Pontokaspische vlokreeft.
Biologie en muziek 1. Inleiding Woord vooraf. De Botanische Tuin van de TUD viert in 2017 zijn honderdjarig bestaan. Het is de bedoeling dat eeuwfeest op passende wijze te vieren. Daartoe zijn door de wetenschappelijk directeur, Bob Ursem, al verschillende plannen ontwikkeld; daarbij behoort onder andere de aanleg van een audio guide-systeem. Zo’n systeem wordt meer en meer toegepast in musea, waar het de bezoeker de mogelijkheid biedt via de oren informatie te krijgen over hetgeen hij of zij met de ogen waarneemt. Toen ik van die plannen hoorde heb ik Bob Ursem gesuggereerd ook de mogelijkheid te bieden muziek te doen horen, en wel die muziek, die planten tot onderwerp heeft. Daarbij dacht ik - vanzelfsprekend - aan die planten, die in de Botanische Tuin voorkomen. Tegenwoordig is de variatie van planten daar zo groot, dat het niet moeilijk is er tientallen te vinden, die ook voor dichters en componisten een belangrijke inspiratiebron zijn geweest, en trouwens nog zijn. In dezelfde tijd ‘zocht’ ik een onderwerp voor een lezing, die ik vrienden en kennissen wilde aanbieden ter gelegenheid van de viering van een bijzondere gebeurtenis. Al spoedig kwam ik - als bioloog, die geinteresseerd is in vooral klassieke muziek - op het idee iets over ‘Biologie en muziek’ te vertellen. Het bleek al gauw een stoutmoedige gedachte: dit onderwerp is zo veelzijdig, dat men er boeken mee kan vullen. Maar er resulteerde een verhaal, dat - naar ik hoop - ook voor de lezers van Papyrus interessant is. Wat is biologie? Eén van de schoolvakken op de vroegere HBS heette plant- en dierkunde; soms werd daaraan nog het woord ‘menskunde’ toegevoegd. Maar op het Gymnasium sprak men tot na WO II nog van natuurlijke historie. Pas wie dit vak ging studeren maakte op de Universiteit kennis met de term ‘biologie’. Toen ík studeerde maakte het vak nog deel uit van de zo geheten Philosophische (met 2x ph!) Faculteit; later is die naam gewijzigd in Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. Wie toen als bioloog tot doctor promoveerde werd geen Dr. in de Biologie, maar Doctor in de Wiskunde en de Natuurwetenschappen. Binnen de biologie onderscheidde
men in die dagen nog scherp tussen twee hoofdrichtingen, de botanie en de zoölogie. Al met al een veelheid van termen die enige opheldering vragen! Eerst biologie: het woord is afgeleid van twee Griekse woorden βίος, bíos en λόγος, lógos, die respectievelijk ‘leven’ en ‘woord, wetenschap’ betekenen; biologie is dus de wetenschap van het leven, met andere woorden de leer van levende wezens, levensvormen en levensverschijnselen. Biologie wordt gerekend tot de exacte wetenschappen, of - preciezer - de natuurwetenschappen. Daartoe behoren ook, onder andere, de natuurkunde, de scheikunde, de sterrenkunde, de geologie en de farmacie. De oorsprong der natuurwetenschappen, zoals wij die kennen, ligt vooral in het oude Griekenland, waar beroemdheden als Aristoteles zich met de natuur bezighielden. Wetenschap richtte zich in de Klassieke Oudheid primair op het rationeel verklaren van de ordening en het functioneren van de κοσμος, kosmos. Aldus ontstond de natuurfilosofie. Eigenlijk waren het dus geen wetenschappers in de huidige zin van het woord, maar filosofen: denkers, die slechts waarnamen, en een hun bevredigende verklaring voor de natuurverschijnselen zochten, die ze vervolgens aan de opvattingen van anderen toetsten. Er werd vooral nagedacht over de manier waarop de natuur ‘in elkaar zou zitten’, en er werden veelal natuurfilosofische discussies gevoerd. Er werden daarentegen weinig experimenten uitgevoerd om te controleren of de gevonden beweringen ‘juist en houdbaar’ waren, in tegenstelling tot later in de West-Europese ontwikkeling van de wetenschap, waar het toetsen aan de werkelijkheid standaard zou worden. Gedurende de Middeleeuwen brak een periode van geringe wetenschapsontwikkeling aan, maar daaraan kwam een einde tijdens de Renaissance, die in de maatschappij van die tijd wel alle aspecten daarvan ingrijpend heeft beïnvloed, dus ook de beoefening der natuurwetenschappen. Het was een tijd van opbloei van kunst, wetenschap en letteren die werd gezien als de ‘wedergeboorte’ van de verworvenheden van de Klassieke Oudheid. Bij de natuurwetenschappen kwam de ‘revolutie’ 17
relatief laat: het jaar 1543, waarin Copernicus zijn werk ‘Over de omwentelingen der hemellichamen’ en Vesalius het eerste complete boek over de menselijke anatomie publiceerden, en ook de eerste botanische tuin – in Leipzig – tot stand kwam, wordt wel als het begin der Renaissance in de natuurwetenschappen gezien. Maar die natuurwetenschappen werden nog geheel anders dan nu beoefend! In de wetenschap onderscheidde men de zogenaamde historiën: de politieke, de religieuze en de natuurlijke historie. ‘Natuurlijke historie’ is een algemene term die vroeger gebruikt werd om een groot aantal natuurwetenschappen mee aan te duiden. De term is afkomstig uit de tijd dat deze nog niet gespecialiseerd waren en één en dezelfde onderzoeker zich met uiteenlopende disciplines kon bezighouden. Sinds de Renaissance richtten geleerden zich op het direct waarnemen van de natuur, wat - in de 16e eeuw - een wederopleving van de botanie en de zoölogie tot gevolg had (het woord botanie is ‘gelijk’ aan het Griekse βοτανη, botanè, hetgeen ‘gras, weide’, en ook ‘voeder’ betekent; zoölogie verwijst naar het woord ζῷον, zō-on, dat ‘dier’ betekent). Dit ging in de 17e en 18e eeuw - vooral ook bij de bourgeoisie - vaak gepaard met het aanleggen van collecties van planten en (skeletten van) dieren of fossielen, maar ook mineralen. Zeer geliefd in zulke collecties - waarvan de grootste bekend geworden zijn als ‘rariteitenkabinetten’ - , waren ‘exotische’ objecten of ‘monsters’ (misvormde dieren of planten). Hierdoor en zeker meer nog door het toenemend aantal botanische tuinen steeg het aantal bekende soorten planten en dieren snel en dit leidde tot behoefte aan een classificatie. Hieruit ontstond door werk van onder anderen Linnaeus de taxonomie (afgeleid van de Griekse woorden τάξις, taxis en νόμος, nomos, die respectievelijk ‘orde, regelmaat, ordening’ en ‘wet, regel’ betekenen). Tot aan het begin van de 18e eeuw werd met natuurlijke historie alle beschrijvende studie van de levende én levenloze natuur bedoeld. Het ‘vak’ 18
besloeg uiteenlopende aspecten van de natuur, van sterrenkunde tot biologie, van natuurkunde tot archeologie, en vormde een hoofdonderwerp dat aan universiteiten werd gedoceerd. Op den duur begonnen deze disciplines zich echter te specialiseren. Natuurkunde, scheikunde en sterrenkunde konden in de 18e eeuw al als aparte vakgebieden worden beschouwd. De ‘resterende’ natuurlijke historie werd door de onderzoekers van de gespecialiseerde richtingen steeds meer gezien als een soort ‘hobbyisme’, geen echte wetenschap, hooguit een ‘scientia amabilis’. Het woord ‘biologie’ bestond toen zelfs nog niet; dat werd voor het eerst in 1800 gebruikt! De term ‘natuurlijke historie’ werd desondanks nog lang gebruikt. Tot op de huidige dag kent men nog overal musea met namen als Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie (nu Naturalis) (Leiden), Natural History Museum (Londen), Musée national d’histoire naturelle (Parijs en Luxemburg), Smithsonian National Museum of Natural History (Washington), en andere. Dat alles impliceert echter niet dat de biologie als wetenschap stilstond: uitsluitend een ‘scientia amabilis’ is het allang niet meer. En ook de tweedeling ‘botanie-zoölogie’ is
grotendeels verdwenen. Voor de nieuwsgierigen onder de lezers kan verwezen worden naar Wikipedia, met als trefwoord ‘biologie’. Daar vindt men tientallen ‘subdisciplines’, die alle tot de biologie of beter misschien ‘biowetenschappen’ (‘biosciences’) worden gerekend; één van die subdisciplines is de neurofysiologie, die onder andere muziek als studieonderwerp heeft. Toch zal de niet-wetenschapper de bioloog in het algemeen nog vooral als ‘natuurvorser’ zien, als iemand die de ‘natuur’ als onderzoeksobject heeft. En daarnaar gaat nog altijd ook de belangstelling van de niet-deskundige, de ‘leek’, het meest uit. Botanische tuinen kunnen voorzien in deze interesse! De oudste Hortus in ons land vindt men in Leiden, sinds 1590; deze en die in Utrecht en Amsterdam behoren tot de tien oudste ter wereld! De jongste onder de universitaire botanische tuinen in Nederland is die in Delft. Dankzij de inzet van mijn vóórvóórganger Professor van Iterson kwam die - zoals hierboven al opgemerkt - in 1917 tot stand als Cultuurtuin voor Technische Gewassen, maar daarmee werd deze Tuin dan ook de eerste en dus oudste technische Tuin in de wereld! Hij verschafte het ‘materiaal’ voor de bestudering van nuttige industriële gewassen, zoals hout, rubber, vezels van allerlei aard, ‘genotmiddelen’ (koffie, thee) en geneesmiddelen (kina). Dat is verleden tijd, maar voor de huidige Botanische Tuin TUDelft zijn er nieuwe uitdagingen, waarover in een volgend nummer van Papyrus zal worden bericht. Daarnaast heeft deze Tuin - net als de andere botanische tuinen in ons land - een grote educatieve betekenis en is hij voor vele bezoekers een welkome ‘bron van natuur’. Als we verstandig zijn, moeten we dat zo houden! Dierentuinen zijn het zoölogisch pendant van botanische tuinen. Maar die ontstonden veel later, veelal uit zogenaamde menagerieën, verzamelingen van dieren, als een soort statussymbolen voor
vorsten en soortgelijke personen, zonder enige wetenschappelijke betekenis. De oudst bekende Europese dierentuin is de Tiergarten Schönbrunn in Wenen. Deze wetenschappelijke dierentuin is in 1752 (dus meer dan twee eeuwen na de eerste botanische tuin!) ontstaan uit de menagerie van de Habsburgse monarchie. De oudste Nederlandse dierentuin, Artis in Amsterdam, is in 1838 door boekhandelaar Westerman, samen met commissionair Werlemann en horlogemaker Wijsmuller opgericht als het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra, hetgeen betekent De natuur is de leermeesteres van de kunst. Aanvankelijk betrof het slechts een verzameling van skeletten en opgezette dieren; pas later deden de levende dieren hun intrede. Het ideële doel was de natuur zowel in levende als nietlevende vorm dichter bij de burgers te brengen. Deze bijdrage vormt de inleiding van een reeks van min of meer op zichzelf staande artikelen over Biologie en Muziek. Hierboven is het woord ‘natuur’ al veelvuldig gevallen. Over natuur zal in een volgende bijdrage, getiteld ‘Natuur als inspiratiebron voor muziek’, meer worden gezegd. Daarna volgt een korte geschiedenis van de muziek sinds circa 1600 met iets over de componisten uit die tijd plus een aantal belangrijke tekstdichters. Tenminste twee artikelen zullen gewijd zijn aan namen van planten en dieren in liedteksten en aan gedichten over planten en dieren die nooit liedteksten werden. Dan volgt een korte bijdrage over muziek als didactisch ‘middel’. Tot slot zullen twee artikelen over de invloed van muziek op de mens de revue passeren. A. Fuchs Bij de afbeeldingen 1. Aristoteles (384 – 322 v.Chr.). 2. Titelblad van de eerste druk van ‘Over de omwentelingen der hemellichamen’ (1543) van Copernicus (1473-1543). Let op de merkwaardige opmaak van Copernicus’ naam. 3. Vesalius (1514-1564). Gemoderniseerde reproductie van tekening van Vesalius, toegeschreven aan Jan van Calcar. 4. Prent (1756) van rariteitenkabinet van Catharina Sinolt von Schutz, hofdame van prinses Anne van Hannover, echtgenote van stadhouder Willem IV. 5. Linnaeus in Laplands kostuum, door Juul Smulders naar het origineel van Martin Hoffman uit 1737.
19
Tuinnieuws Aan het einde van het jaar 2014 was het een drukke periode. We waren druk met het opbouwen en inrichten van de tuin voor het kerstevent en hebben de tuin winterklaar gemaakt. Het kerstevent was geslaagd en we willen het daarom dit jaar verder gaan uitbreiden. U wordt hierover, zodra er meer bekend is, nader geïnformeerd. Momenteel wordt de tuin voorjaarsklaar gemaakt voor het nieuwe seizoen, waarin veel leuke evenementen staan gepland, waarbij we veel bezoekers kunnen verwachten. Inmiddels is er veel snoeiwerk verricht en zijn er kleine veranderingen gedaan aan de tuin, om alles mooi te laten groeien en bloeien. Op deze manier is de tuin goed toegankelijk voor de bezoekers. Mangroves De mangroves zijn in het tropische kassencomplex van kas 3 naar kas 4 verplaatst. De goede verzorging van de mangroves hebben ervoor gezorgd dat deze te groot zijn geworden voor de brakwaterbak in kas 3. Ze zijn nu naar de mooie tropische kas 4 verplaatst, in de ronde vijver die we volledig hebben omgetoverd in een brakwaterklimaat. De mangroves hebben door middel van deze maatregel goed de ruimte om door te groeien tot een mooi mangrovenbos en hierdoor kunnen de mangroven door studenten weer gebruikt worden bij hun onderzoek. Rode lijstplanten De tentoonstelling voor dit jaar, die zal lopen van 22 mei tot 25 oktober, zal gaan over de Rode lijstplanten of ook wel beschermde planten genoemd. Er wordt hard gewerkt aan de tentoonstelling en daarnaast ook aan het project Rode lijstplanten in de tuin, om ze daar ook fysiek mooi te kunnen laten zien. We zijn druk bezig om een nieuwe rij plantenbakken te maken, waarin de Rode lijstplanten worden tentoongesteld aan de bezoekers. In de bakken worden de planten goed onderhouden in de juiste biotopen van de plant. 20
Personele veranderingen
Vrijwilligers Zo aan het begin van het nieuwe seizoen, kunnen we heel wat handjes gebruiken om de tuin goed te onderhouden. Gelukkig hebben we goede vrijwilligers die ons daar uitstekend bij helpen! Onlangs hebben zich twee nieuwe vrijwilligers aangemeld om ons te komen assisteren. Pascal van der Waarden Plantendokter Of het nu planten met beestjes zijn of planten die er niet normaal uitzien, het is niet altijd makkelijk om er achter te komen hoe je zo’n zieke plant moet behandelen. Om daarbij te helpen gaan we een spreekuur houden waar u langs kunt komen met een zieke plant of eventueel een foto van die plant. Onze gediplomeerde hoveniers geven gratis advies hoe de beestjes of ziekten het beste biologisch bestreden kunnen worden. We zijn er elke laatste vrijdag van de maand, naast de Museumshop, van 14.00 tot 15.00 uur. De data zijn: 27 maart, 24 april, 29 mei, 26 juni, 31 juli, 28 augustus, 25 september, 30 oktober, 27 november. Sabine Wagner
Erwin Kluver
Afgelopen december hebben we onder het genot van een dank- en waarderingswoord door ondergetekende en onderstreept met een cadeau van de tuin tijdens een lunch afscheid genomen van Astrid Aarssen, die gedurende acht jaren in de tuin gewerkt heeft en nu een eigen Reiki-praktijk gaat openen. Astrid heeft in haar periode diverse actieve rollen vervuld, zoals bij de begeleiding van de deelnemers aan het 2e wetenschappelijk Wereldcongres van Botanische Tuinen in Delft, maar ook bij het verzamelen van zaden, het ondersteunen van het collectiebeheer en het in ontvangst nemen en verzorgen van planten die tijdelijk door de douane in quarantaine genomen moesten worden. Ook Gerard van der Veen is nu, vijf jaren na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, per januari gestopt met de educatieve opleiding en aansturing van rondleiders en het coördineren van evenementen. Gerard heeft zich over een lange periode van tientallen jaren enorm ingezet voor de tuin en oogst dan ook zeer grote waardering voor zijn tomeloze inzet, werk en betrokkenheid, van het voltallige personeel en mij. Eind januari is ook met een passende borrel en een heuse geldboom afscheid genomen van Erwin Kluver. Erwin was voor u een vertrouwd beeld in het blad Papyrus met de berichten vanuit de tuin. Erwin had al een eigen bedrijf, maar wil zich nu gaan richten op een verdere uitbouw en schaalvergroting. Erwin heeft veel werk verricht in de praktische aansturing en vernieuwing van de tuin en de medewerkers verantwoordelijk gemaakt voor eigen deelstukken in het beheer en daarin met succes verregaande zelfstandigheid in taken gerealiseerd. Daarnaast heeft Erwin op diverse congressen posters en ‘rapid fire’ of korte mondelinge presentaties gegeven. Voor de tuin en de TU Delft heeft hij op het wereldcongres in Dunedin, Nieuw Zeeland, met een interactieve poster met bewegend beeld en geluid een novum gepresenteerd aan de wereld met grote impact op de deelnemers. In 2014 is hij met Winarko Boesrie en ondergetekende mede auteur geweest van een peer reviewed-publicatie, in het blad Sibbaldia van de Royal Botanic Gardens Edinburg, over de kweek van nootmuskaat in Delft. Ik wil graag mijn dank uitspreken voor al zijn werk en inzet. Met dit bericht wens ik hem opnieuw heel veel succes in de uitbouw van zijn onderneming.
Door het vertrek van deze medewerkers moest er nieuwe personele invulling gevonden worden. Aangezien de tuin zich op verzoek van de universiteit ook meer moet gaan richten op educatie en publieksfuncties, is er een personeelsplan ontwikkeld gericht op deze koers. Voor uw informatie volsta ik hier alleen met het noemen van de wijzigingen. Pascal van der Waarden is per januari benoemd tot hortulanus, een oude maar zeer passende titel en functie in een academische botanische tuin. Pascal zal de dagelijkse praktische leiding geven aan de tuinmedewerkers en projecten coördineren. Hij zal ook de taak overnemen voor het tuinnieuws in het blad Papyrus. Sandra Wolff, mijn management-assistent zal in samenwerking met mij haar taken uitbreiden met financiën en daarnaast de marketing en PR voor haar rekening nemen. Juist op het gebied van PR en marketing is er in de nabije toekomst een grote behoefte. De opleiding en coördinatie van de rondleiders is per 2015 overgenomen door Sabine Wagner. Daarnaast gaat zij zich voor 50% van haar taak wijden aan educatie op het basisonderwijsniveau (8 tot 12-jarigen). Verder is de taak van Jan Eekhout uitgebreid met het afhandelen en het verzorgen van in quarantaine genomen planten. Die verzorgingstaak deelt hij met Daniel van de Merwe voor wie dit een taakuitbreiding is. Tenslotte is Arturo Avendaňo Vera als nieuwe medewerker per januari belast met het project PlanTU. Hij zal de komende maanden inhoud geven aan cross media-interactie van de educatie in het basisonderwijsprogramma van de tuin. In de toekomst kunnen kinderen proefjes doen met planten en de resultaten delen met anderen via een iPad in de cloud. Er is een nieuw personeelsplan geschreven en wij beogen binnenkort een wetenschapper (botanicus, ecoloog) aan te stellen voor educatie op het niveau van het voortgezet en universitair onderwijs. We hopen daarmee klaar te zijn voor de gewenste ontwikkelingen van de tuin in de komende jaren. U zult zeker in Papyrus op de hoogte gehouden worden van deze nieuwe ontwikkelingen. De eerste onderwerpen zullen zijn: de nieuwe rotstuin, het horticultuurprogramma en het onderzoek van nootmuskaat. Bob Ursem 21
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
altman B.V.
maandag: 12.00 - 16.30 uur dinsdag - zaterdag: 10.00 - 16.30 uur vanaf mei, zondag: 12.00 - 17.00 uur
MuseumShop Ons vrijwilligersteam popelt om de deuren wijd open te zetten, onze houten tuinsetjes weer buiten te plaatsen en onze gasten te laten genieten van het prille voorjaar. Vanaf 1 maart is de MuseumShop weer hele dagen geopend. Medio maart hebben wij een nieuwe voorjaarscollectie in de shop, verrassend, nieuw, apart en voor iedereen betaalbaar. Mag ik u en uw vrienden en familie uitnodigen voor een fijne wandeling in de Botanische Tuin? Er is zoveel moois nu te bewonderen. Altijd wordt u getrakteerd op een kopje koffie of thee en het is echt een feestje om in onze cadeauwinkel een verjaarsgeschenk aan te schaffen. Aan de gevel van de shop komt in de nabije toekomst een verandering. Bij het bestaande woord MUSEUMSHOP wordt op een verantwoorde manier het woord cadeaus geplaatst. Het ontwerp is 22
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
gemaakt door Rob Buitendijk en Jan Eekhout zal de uitwerking verzorgen. Van de weg af zijn we dan nog beter te zien en kunnen de voorbijgangers ook het woord -CADEAUS- lezen. Men denkt toch vaak aan een rustiek Museum en wij willen zo graag duidelijk maken, dat wij de leukste cadeaushop van Delft zijn. Zoekt u iets speciaals voor een collega, ’n speciaal familiefeest, afstudeerder, promovendus of voor een vriend of vriendin, die veel voor u betekent? De uitspraak: “Neen, sorry, dat verkopen we niet”, bestaat niet bij ons, dus bel of mail en we zullen alles op alles zetten om een bepaalde aanschaf voor u te regelen. Welkom en tot ziens in een oase van rust, onze Botanische Tuin, en ‘en passant’ wip even binnen in de leukste cadeaushop van Delft. Yoka Boshoff Info: 06 51 58 78 52,
[email protected]
ZOMERTJE?
Laat de tuin maar aan ons over!
Den Hoorn 070-3966690 www.hoveniervanderheijden.nl