TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2014, 2 zomer
Inheemse remedies Jardin du Roi, Parijs Water space invaders 1 Hortus Botanicus Amsterdam
Papyrus Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2014, 2 zomer
2
Colofon
Inhoud Redactioneel
3
De tiende Van Itersonlezing, Water space invaders 1
4
Bezoek Hortus Botanicus Amsterdam
8
Inheemse remedies, Jans Kloppenburg-Versteegh en Karel Heyne 10 Een nieuw boek, Van Leeuwenhoek
13
Jardin du Roi, Parijs
14
Sinaasappel in de keuken
17
Tuinnieuws
18
De elfde Van Itersonlezing, aankondiging 19 Verenigingsnieuws
20
Tuinprogramma
20
Expositie Plaagplanten
21
MuseumShop
22
Bij de voorplaat Hydrastis canadensis, Canadese geelwortel. Een aquarel van Henriëtte Beijerinck, zoals zij zelf vermeldt: “H.W. Beijerinck, copy en vergrooting, 1894”. De bron van de kopie is onbekend. Lesley Robertson Bij de achterplaat Deze knol van de olifantsvoet (Dioscorea elephantipes) kwamen we tegen bij de excursie naar de Amsterdamse Hortus. Het is een bewoner van het subtropische deel van de Drieklimatenkas, die afkomstig is uit Zuid-Afrikaanse, droge, rotsachtige gebieden. D.P.H.
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, email redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, email:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening NL21 INGB 0008 4561 99 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Opzegging: schriftelijk of per email bij de secretaris. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, email:
[email protected], website: www.botanischetuin.tudelft.nl. De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 17.00 uur en van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumkaart en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er niet in. De MuseumShop is geopend maandag van 12.00 - 16.30 uur, dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur en zaterdag van 10.00 - 17.00 uur. Van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier. ISSN 1875-8282
Redactioneel Een belangrijke functie van botanische tuinen is de productie van zaden. Om de bevruchting en dus de vorming van zaad te stimuleren, kom je op veel tuinen bijenstallen tegen. Honingbijen worden nog steeds geconfronteerd met sterke en vaak plotselinge achteruitgang. De oorzaak is waarschijnlijk divers, zoals: de varroamijt, landbouwgif en het afnemen van de hoeveelheid bloeiende planten. Vastgesteld is nu dat de opbrengst van planten sterk verbetert naarmate de rijkdom aan bijensoorten groter is. Dat pleit ervoor nog meer maatregelen te nemen om ook de populaties van andere bijensoorten en bestuivende insecten te bevorderen. Wie dit voorjaar over de Veluwe reed kon worden verrast door felroze bloementapijten in de middenberm. Het was Engels gras (Armeria maritima), een plant van de door zeezout beïnvloede kustgebieden. De omvang van die gebieden is door de Afsluitdijk en de Deltawerken flink afgenomen en daarmee ook de verspreiding van Engels gras. Deze en andere zoutminnende soorten hebben inmiddels een nieuwe biotoop in de bermen van snelwegen die in de winter gepekeld worden. Voor de soorten die zich zo verspreiden is de nieuwe benaming pekeladventieven bedacht. Exoten en de daardoor veroorzaakte problemen krijgen de laatste tijd veel aandacht. Mooi en informatief zijn de gratis nieuwsbrieven Kijk op Exoten (zie bijvoorbeeld www.ravon.nl/ Infotheek/RAVONpublicaties/Nieuwsbrieven/ Nieuwsbriefexoten). In deze nieuwsbrieven is publieksgerichte informatie van het Signaleringsproject Exoten te vinden. Aan dat project werken vele organisaties mee die systematisch gegevens over de Nederlandse flora en fauna verzamelen.
Gerard van der Velde schrijft in dit nummer over een specifieke groep exoten, de invasieve soorten. Van zijn hand het eerste van twee artikelen over de invasie van vreemde soorten in de Nederlandse wateren, het onderwerp van de door hem gegeven tiende Van Itersonlezing. De affiche voor de tentoonstelling Plaagplanten, vervaardigd door Bert van de Meijden en Luuk Stalenhoef, heeft zodanig verrassend vorm gekregen dat we die als aparte bijdrage hebben opgenomen. Fred Struik duikt in de geschiedenis van de Jardin du Roi in Parijs, die al in 1640 is gesticht. De 17e en 18e eeuw is een periode waarin de tuin tot grote bloei komt. Wereldwijd worden in Franse koloniën dependances opgericht die voor een groot deel nu nog bestaan. Nadet Somers vestigt de aandacht op het werk van Karel Heyne (1877-1947), directeur van het museum voor Economische Botanie te Buitenzorg. Ze wijst daarbij op relaties tussen zijn boek ‘Nuttige Planten’ en het kruidenboek van J.C.M. Kloppenburg. In het Tuinnieuws staat weer een aantal berichten over de snelle veranderingen in de tuin. Een verslag van de excursie naar de Amsterdamse Hortus Botanicus wordt gegeven door Jacintha van Beveren. Dan is er nog de aankondiging van de elfde Van Itersonlezing door professor Erik Smets, wetenschappelijk directeur van Naturalis te Leiden, over de indeling en evolutie van de bloemplanten vroeger en nu, op zondag 5 oktober om 14.00 uur op Julianalaan 67. Daan Hallewas 3
Water space invaders 1
hoe exotische soorten onze wateren binnendringen
Het woord invaders roept beelden op van oorlogen waarbij vijanden nieuwe gebieden binnendringen, dood en verderf zaaien, de macht overnemen en zelfs de oorspronkelijke bewoners uitroeien. De menselijke geschiedenis zit vol met voorbeelden. Hollywood produceert hierover de ene na de andere oorlogsfilm. Een ander genre waarin invaders een rol spelen is science fiction. Meestal komen de invaders van outer space en zijn niet veel goeds van plan. Een eerste voorbeeld van dit genre is het boek ‘War of the Worlds’ van H.G. Wells, dat verscheen in 1898. Wells beschreef hier een invasie van Mars, waarbij de aardbevolking relatief machteloos was. Maar het verhaal eindigt toch in het nadeel van de Marsbewoners, die geïnfecteerd door voor hen vreemde ziekteverwekkende bacteriën massaal het loodje leggen. Sindsdien vormen invasies een steeds terugkerend thema waarbij Hollywood zich niet onbetuigd heeft gelaten. Enkele titels kunnen hier genoemd worden: ‘De Triffids komen’, ‘Operatie Koekoek’, ‘Invasion of the Body Snatchers’, ‘Predator’, ‘Cocoon’, ‘Outbreak’, ‘Aliens’... Ook in de vrije natuur komen invasies voor. We weten dat op geïsoleerde plaatsen evolutie plaatsvindt, waardoor nieuwe soorten ontstaan 4
die alleen daar voorkomen, de zogenaamde endemen. Het feit dat soorten niet homogeen over de aarde verdeeld voorkomen is daar onder meer aan te danken. Zo kunnen we biogeografische provincies onderscheiden gebaseerd op endemische soortencombinaties, die alleen kunnen bestaan bij de gratie van verspreidingsbarrières. Zouden deze verspreidingsbarrières niet bestaan dan zou alles in principe overal zijn, maar het milieu selecteert natuurlijk wel. Vooral als continenten met elkaar verbonden raakten konden de flora en fauna uitwisselen met als gevolg verdringing van grote aantallen soorten door soorten die competitief beter waren uitgerust. Een van de eerste voorspellingen over de gevolgen van biologische invasies is biotische homogenisatie. Overal op aarde zijn dezelfde soorten zich aan het verspreiden na het opheffen van de verspreidingsbarrières door menselijke activiteit, met voordelen en nadelen van dien. Dat nu veel aandacht aan biologische invasies besteed wordt, komt omdat het tempo waarin nieuwe soorten binnendringen en zich explosief vermeerderen steeds hoger wordt. De studie van biologische invasies is dan ook een recente ontwikkeling, begonnen met een serie lezingen voor de BBC door
de Britse dierecoloog Charles Elton. De lezingen zijn later gebundeld in het eerste serieuze boek over invasies, getiteld ‘The Ecology of Invasions by Animals and Plants’, gepubliceerd in 1958. Dit boek is nog steeds relevant. Elton wees er al op dat biologische invasies overal zichtbaar zijn met vaak nadelige gevolgen voor de plaatselijke biodiversiteit. Naarmate de studie van invasies verder vorderde, begon ook de hoeveelheid termen toe te nemen, zoals inheems en niet-inheems, immigranten, aliens, invasieve soorten en exoten, die door elkaar worden gebruikt en niet allemaal precies dezelfde betekenis hebben. In dit artikel gebruik ik de term exoten. Dat zijn gebiedsvreemde soorten, afkomstig van andere biogeografische gebieden. Ze zijn al dan niet opzettelijk geïntroduceerd of hebben gebruik gemaakt van transport door de mens en transportroutes die door mensen zijn aangelegd. Zonder de ingrepen van de mens waren ze waarschijnlijk hier niet geweest, want geologische veranderingen die de verspreidingsbarrières opheffen zijn meestal langdurige processen. Momenteel neemt het aantal invasieve soorten overal ter wereld exponentieel toe en worden ecologische, evolutionaire, economische en gezondheidseffecten overal gemeld. De schade loopt vaak in de honderden miljoenen per soort en is onomkeerbaar. Bovendien vormen invasies in de natuur een ernstig probleem voor ecosystemen en natuurbehoud. Daarom is de belangstelling voor biologische invasies in de afgelopen jaren snel gegroeid en besteden alle milieu- en ecologietijdschriften hier aandacht aan. Ook zijn er nieuwe tijdschriften gesticht die geheel op dit onderwerp gespecialiseerd zijn, zoals ‘Biological Invasions’ in 1999, gevolgd door andere meer gespecialiseerde tijdschriften, zoals ‘Aquatic Invasions’. Er is een toenemende aandacht in de media. Invasieve soorten zijn ook een onderwerp van wetgeving. In 2009 werd door het Ministerie van Economische Zaken het Team Invasieve Exoten gesticht, dat is gelieerd aan de Plantenziektekundige Dienst te Wageningen. In Nijmegen is in 2012 het Nederlands Expertise Centrum voor Exoten (NEC-E) opgericht door stichtingen op gebied van flora en fauna en afdelingen behorende tot het Instituut voor Water en Wetland Research van de Radboud Universiteit. De schade door exoten in de Europese Unie wordt geschat op 12 miljard euro per jaar. Daaronder zijn medische kosten, bijvoorbeeld als gevolg van een prik van een Tijgermug, en schade aan gewassen en constructies. Nu wordt ook Europese wetgeving aangekondigd om het tij te
Prof. dr. Gerard van der Velde is verbonden aan: • Afdeling Dierecologie en ecofysiologie, Instituut voor Water en Wetland Ecologie, van de Radboud Universiteit Nijmegen, • Naturalis Biodiversity Center, Leiden, • Nederlands Expertise Centrum voor Exoten (NEC-E), Nijmegen. De tiende Van Itersonlezing werd gehouden op 22 september 2013.
keren. De nieuwe regels waarbij uitheemse plantenen diersoorten niet meer in de EU mogen worden geïmporteerd, gebruikt, gekocht of verkocht zijn onlangs door het Europese parlement aangenomen. Het gaat om soorten die unie-breed een gevaar vormen voor Europese soorten en voor het uit balans brengen van ecosystemen. Wanneer nieuwe soorten in ons land gemeld worden, leidt dit tot een reeks standaardvragen. Ten eerste welke soort is het? Met andere woorden wat is de naam? Dat is soms
5
al niet eenvoudig. Ten tweede waar komt deze soort vandaan? Met andere woorden wat is het gebied van origine en hoe is de soort hier gekomen? Ten derde wanneer is de soort hier gekomen of hoe lang zit hij hier al? Ten vierde wat doet de soort en ten vijfde welke invloed zal de soort uitoefenen? In Nederland komen de exotische soorten vooral uit Oost-Europa (onder andere het Ponto-Caspische gebied), Noord-Amerika en Azië (China), en slechts voor een gering deel uit Zuid-Amerika, Afrika, Australië en Nieuw Zeeland. Dit reflecteert niet alleen de handelsverhoudingen en het transport, maar ook het feit dat deze soorten uit gebieden met een met Nederland vergelijkbaar klimaat afkomstig zijn, hetgeen hun succes hier mede bepaalt. De manieren waarop deze soorten in ons land terechtkomen zijn velerlei, zoals transport met schepen (scheepswanden, ballastwater) en vliegtuigen, doordat barrières opgeheven worden (zoals door het graven van kanalen die riviersystemen met elkaar verbinden ten behoeve van de scheepvaart), door
de handel in planten en dieren en ontsnappingen uit aquaria, vijvers en aquacultuur, door opzettelijke introducties en het meeliften met aarde, water en andere planten- en diersoorten. Lang niet alle soorten die zo in andere gebieden terechtkomen kunnen zich handhaven. Daarvoor is nodig dat ze zich kunnen voeden en voortplanten ten einde populaties op te bouwen. In feite is het aantal soorten dat de status van invasieve soort bereikt zeer beperkt ten opzichte van het aantal soorten dat over de aardbol getransporteerd wordt. Veel soorten slagen er niet in zich elders te vestigen. Vestiging is afhankelijk van waar ze terechtkomen, hoe ze zich voortplanten en wat hun tolerantie is voor omgevingsfactoren. Daarbij komen nog ingewikkelde levenscycli met meerdere stadia, tussengastheren enzovoort. Dieren en planten die zich asexueel, zonder bevruchting of door zelfbevruchting kunnen voortplanten, zijn in het voordeel, omdat in principe één individu voldoende is om een nieuw gebied te koloniseren. Hiermee neemt de kans om zich te vestigen enorm toe. Ook planten en dieren die voortplantingsmiddelen hebben (propagules, zoals zaden en sporen) die tolerant zijn voor uitdroging en andere extreme omgevingsfactoren en hiervan grote aantallen produceren, zijn in principe goed toegerust voor een snelle kolonisatie. 6
Er zijn verschillende benaderingen om invasiemechanismen te verklaren. Soortbenadering, zoals de eigenschappen van soorten, ecosysteembenadering, zoals de eigenschappen van het ecosysteem, relaties tussen soorten en ecosysteem, invasieprocessen in ruimte en tijd en vergelijkende historische benaderingen worden gebruikt. Het enorme succes van veel invasieve exoten kan verklaard worden door factoren die de invasibiliteit bevorderen, zoals het ontsnappen aan parasieten, ziektes, concurrenten en predatoren in de nieuw te koloniseren gebieden (enemy release hypothese). Anderzijds zijn er ook gevallen bekend van ziekten en parasieten die via de exoten worden ingevoerd en waartegen de inheemse soorten minder goed of niet bestand zijn. Het is tevens duidelijk dat het verdwijnen van habitats voor inheemse soorten, het creëren van nieuwe habitats en verstoringen van het ecosysteem leiden tot fluctuerende beschikbaarheid van bronnen waarmee zich kansen voordoen voor de kolonisatie van nieuwe soorten. Verstoringen leiden tot verminderde soortenrijkdom in de gemeenschap waardoor deze gemeenschappen incompleet worden en er niches vacant komen. Bovendien leiden verstoringen tot reductie van populaties waardoor concurrentie verhinderd wordt. Verstoring van het watermilieu door de mens is overal, denk aan eutrofiëring (voedingsstoffen), organische stofbelasting, zware metalen, pesticiden, verzoeting en verzouting door veranderde hydrologie, alkalinisatie, verzuring, diffuse en puntbronverontreinigingen, illegale lozingen en calamiteiten. Invasies van exoten zijn ook een vorm van verstoring waardoor gemeenschappen in korte tijd kunnen veranderen.
In de volgende aflevering zullen deze processen. worden verduidelijkt aan de hand van waterplanten, ongewervelde zoetwaterdieren en vissen. Gerard van der Velde Bij de afbeeldingen 1. Aangespoelde Aziatische korfmosselen (Corbicula fluminea) op een Waalstrandje (foto: Gerard Dekkers). 2. Aziatische korfmossel (Corbicula fluminea) graaft zich met zijn voet in het zand. Hij filtert plankton uit het water en kan met zijn voet bacterieën omhooghalen voor consumptie. De opening met papillen is de instroomopening, die zonder papillen de uitstroomopening. Deze tweekleppige komt uit China, waar hij wordt verzameld voor consumptie en in korfjes wordt vervoerd. Sinds 1988 komt de soort in Nederland voor alwaar hij vooral op de rivierbodems zich massaal ontwikkelt (foto: Henk Jenner). 3. Waarschuwingsborden en affiches uit de Verenigde Staten. In de VS wordt overal gewaarschuwd exoten niet onbedoeld te verspreiden.
Bij het binnendringen van soorten vinden interacties plaats tussen inheemse diersoorten en exoten die elkaar nooit ontmoet hebben en dus een vaak onvoorspelbaar verloop hebben. Deze trend is meer en meer een interactie tussen exoten van verschillende origine geworden en wanneer meerdere soorten exoten uit hetzelfde gebied binnendringen faciliteert de invasie van de een de invasie van de ander en kunnen zich snel exotische gemeenschappen vormen van soorten die in het gebied van oorsprong op elkaar zijn ingespeeld. Dit laatste wordt een ‘invasional meltdown’ genoemd. De weerstand van de gemeenschap van inheemse soorten is dan verloren gegaan. In de meeste gevallen zien we een exponentiële toename van invasies terwijl er een afvlakking zou worden verwacht bij biotische weerstand. 7
Bezoek Hortus Botanicus Amsterdam Ondanks de aanhoudende regen bezochten op 10 mei 2014 14 vrienden van de botanische tuin in Delft de Hortus van Amsterdam. Dat was voor de OV-ers onder de vrienden nog een belevenis, omdat de treinen tussen Delft en Den Haag die dag niet reden. Het betekende een stukje bussen of trammen. Eerst werden we verwelkomd door de voorzitter van de Vriendenvereniging, Frans Sitsen. Hij legde aan Paula Delhez uit dat de vriendenvereniging van de Hortus geen extra moeite deed voor het werven van leden, omdat “het in de tuin al druk genoeg is”. Wat een luxe. Wij proberen toch nog altijd leden te werven, maar onze tuin is dan ook wel een stukje groter dan de Hortus, die slechts 1,2 ha meet. Na de lange reis eerst maar eens een heerlijke koffie, tenslotte claimt de Hortus aan de wieg van de koffiecultuur (Coffea arabica, 74% van de wereldproductie) te hebben gestaan. Het verhaal gaat dat de Nederlandse VOC in 1696 koffieplanten vanuit Arabië naar Batavia (nu Jakarta) bracht, waarna de eerste partij van de in Batavia gekweekte koffiebonen in 1706 naar Amsterdam kwamen. In de kassen van de Hortus groeiden deze bonen uit tot koffieplanten. In 1714 werden enkele van deze plantjes geschonken aan de Franse koning Lodewijk XIV. De Fransen op hun beurt brachten in 1725 enkele plantjes naar hun koloniën in Zuid- en Midden-Amerika. Koffie maakte toen dus al grote wereldreizen. Vanuit Frans Guyana kwamen de planten in Brazilië terecht. Dat land is tegenwoordig de belangrijkste koffieproducent. De Hortus claimt nu dat de wereldwijde aanplant van koffie begonnen is met een enkele plant, die is opgekweekt in Amsterdam. Op dit moment behoort de koffie tot de zogenaamde kroonjuwelen (de topstukken) van de Hortus. De Hortus Botanicus werd in 1638 opgericht door de burgemeester als medicinale plantentuin om de stad te behoeden voor een nieuwe pestepidemie. Tijdens de rondleiding met de bioloog Asker Mulder, horen we veel wetenswaardigheden van de Hortus. Hij vertelt droog-komisch dat de huidige Hortus in de Gouden Eeuw (1682) verbannen werd uit de grachtengordel naar de Plantagebuurt. Met een tekening tijdens de regen in het schelpenzand verduidelijkt hij de uitbreiding van de stad. Gelukkig neemt hij ons dan mee de Drieklimatenkas in. Daar is het warmer, niet perse droger. 8
De Drieklimatenkas werd in 1993 ontworpen door Zwarts & Jansma Architects als een indrukwekkende, ultramoderne constructie. De kas is verdeeld in drie klimaatzones die de subtropen, de woestijn en de tropen vertegenwoordigen. Elke zone heeft zijn eigen klimaatbeheersing voor temperatuur, luchtvochtigheid en luchtcirculatie. We starten in het subtropische struikgewas. Asker snoept van de Strelitzia. Hij laat ons de lange draden honing zien. Dan naar de woestijnkas, waar het droog en warm is. We zien er verschillende in beslag genomen Aloë-soorten. De Hortus verzorgt deze planten tot de rechter bepaalt wat ermee moet gebeuren. Zo is de Hortus in het bezit gekomen van grote indrukwekkende kokerbomen (Aloe dichotoma). Als laatste bezoeken we de jungle, warm en vochtig. De planten hier gedijen uitbundig. Ze zijn op verschillende niveaus te bezichtigen. In de Palmenkas uit 1912 (ontworpen door de architect Johan Melchior van der Mey, bekend van de Amsterdamse school) vertelt Asker de anekdote over de botanicus Hugo de Vries, bekend van de mutatietheorie en het gen. Hugo de Vries werd soms ‘Paus der Nederlandse Botanici’ genoemd vanwege zijn positie in de Nederlandse plantkunde. Hij ontving elf eredoctoraten, was erelid van 23 wetenschappelijke academies en verenigingen en werd drie keer genomineerd voor de Nobelprijs. Hij gebruikte de Hortus om planten te kweken en te kruisen. Hij reisde verschillende keren naar Amerika waar hij botanische instituten bezocht en lezingen gaf. In 1910 kreeg De Vries het aanbod ‘Head of Department’ te worden aan de ColumbiaUniversiteit van New York. Volgens Asker was De Vries bereid in Amsterdam te blijven als er een nieuw laboratorium gebouwd werd en zijn onderwijstaak verminderd werd. De kas (nu de Palmenkas) kwam er in 1912 en hij kreeg een nieuwe collega. Asker: "Dat waren nog eens tijden, dat het univeristeitsbestuur naar een botanicus luisterde en zijn wensen inwilligde." De rondleiding was geanimeerd en interessant. We bekijken nog even op eigen gelegenheid de vlinderkas – het weer klaart niet op – en nemen nog maar een kopje van die overheerlijke koffie, voor we huiswaarts keren. Dank aan de Vriendenvereniging voor de organisatie van dit bezoek. Jacintha van Beveren tekst en foto’s p. 8 rechts 9
In de vorige aflevering van Papyrus heb ik u kennis laten maken met het levenswerk van mevrouw KloppenburgVersteegh: haar boek over inheemse geneeskrachtige kruiden. Aan de hand van dit kruidenboek kon men een huisapotheek samenstellen met planten op het eigen erf. Het boek was zeer populair onder de (Indo-)Europese bevolking. Vanuit de medische hoek waren er echter ook kritische geluiden te horen, want Jans had geen universitaire opleiding genoten en zou medisch gezien niet voldoende onderlegd zijn. Wat dat betreft heeft zij zich altijd bescheiden opgesteld. Zij zegt duidelijk dat zij haar kennis in
Jans Kloppenburg-Versteegh en Karel Heyne de praktijk heeft opgedaan in plaats van op de universiteit. Als zij twijfelde aan de werking van een kruid of receptuur, raadpleegde zij bevriende artsen. Belangstelling vanuit de wetenschappelijke hoek Ondanks het scepticisme van wetenschappelijk geschoolde artsen bestond er rond 1900 in de kolonie veel belangstelling voor de inheemse kruidenkennis. Goede geneesmiddelen waren schaars, zeker in de afgelegen gebieden. De NederlandsIndische regering stimuleerde artsen dan ook om zich op de
hoogte te stellen van het gebruik en toepassingen van kruiden door zogeheten doekoens, de inheemse geneeskundigen. Het ging dan natuurlijk om hun praktische kruidenkennis en zeker niet om de magische kant ervan. Een arts die met inheemse kruiden werkte, was bijvoorbeeld Vorderman, die door de hierna genoemde Karel Heyne veelvuldig wordt aangehaald. Mevrouw Kloppenburg-Versteegh was dus niet de enige die bij de lokale bevolking te rade ging; deze gang van zaken was door een deel van de wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerd. In diezelfde periode kwam er steeds meer onderzoek naar de farmacologisch werkzame plantenstoffen. In 1899 publiceerde Dr. W.G. Boorsma ‘Nadere resultaten van het onderzoek naar de plantenstoffen van Nederlandsch-Indië’, waarin zowel zijn eigen werk als dat van professor P.C. Plugge was opgenomen. Uit het werk van Boorsma blijkt dat het wetenschappelijk onderzoek naar de inhoudsstoffen van bijvoorbeeld de Javaanse nierthee rond 1900 al volop aan de gang was. Een bijzondere relatie In de kolonie werd veel onderzoek gedaan naar handels- en voedingsgewassen en geneeskrachtige planten: de economisch nuttige planten. Het herbarium en het museum bij de botanische tuin in Buitenzorg (nu Bogor), vervulde een spilfunctie in dit onderzoek. Karel Heyne (1877-1947) was in 1906 benoemd tot directeur van het museum voor Economische Botanie te Buitenzorg. In zijn levenswerk, ‘De Nuttige planten van NederlandschIndië’, beschrijft hij planten naar hun voorkomen, hun taxonomische indeling en hun gebruikswaarde. Mevrouw Kloppenburg-Versteegh was een van de mensen die hem planten ter identificatie stuurde en met wie hij correspondeerde. Hij betrok de kennis over diverse planten die zij had opgetekend in zijn boek en nam de moeite om haar te corrigeren wanneer zij een plant verkeerd had gedetermineerd; dit was bij drie planten het geval.
een standaardwerk. Helaas lukte het Karel Heyne niet om de financiën bij elkaar te krijgen om illustraties op te nemen van de planten die hij met zoveel zorg beschreef. Later is het boek vertaald in het Engels en het Bahasa Indonesia. Toen G. Heyne, de kleinzoon van Karel, in 1980 een bezoek bracht aan de Plantentuin in Bogor, kreeg hij te horen dat het werk van zijn grootvader daar nog steeds als standaardwerk gold. Uit de manier waarop Karel Heyne in zijn boek refereert aan het werk van Jans KloppenburgVersteegh blijkt veel respect voor haar kennis. In dit licht is het bijzonder om te vermelden dat hij in 1927 repatrieerde en in Bennekom een huis kocht dat hij Villa Albertina noemde. Albertina is de naam van de moeder van Jans Kloppenburg-Versteegh. Zij was degene die haar dochter aanmoedigde zich in geneeskrachtige kruiden te verdiepen en haar een enorme schat aan lokale kruidenkennis meegaf. Als meisje was Albertina van Spreeuwenburg (1828-1913) in het huishouden van dokter Van Haastert opgenomen, een Hollandse arts die met een Indonesische vrouw was getrouwd en in zijn praktijk werkte met inheemse kruiden. Albertina zal hier veel medische en kruidenkennis hebben opgedaan, die zij later aan haar dochter Jans doorgaf.
De opdracht van Karel Heyne was verre van eenvoudig: alleen al in zijn eerste jaar als directeur ontving hij meer dan duizend planten die ‘economisch nuttig’ zouden zijn, en waarvan de wetenschappelijk correcte namen moesten worden vastgesteld. Heyne speurde alle beschikbare literatuur af om de planten te beschrijven, terwijl zijn medewerkers de archipel rondreisden op zoek naar data en soorten voor het museum. ‘De Nuttige planten van Nederlandsch-Indië’ werd 11
toegepast tegen rheumatische aandoening van de spieren en spierscheeden der lendenen. De pijnlijke plek werd belegd met een laag moes van 5 mM. dikte: na een etmaal inwerken, binnen welken tijd de pap één keer werd ververscht, bleek een groote blaar te zijn ontstaan, die bij inprikken een onwelriekend serum ontlastte. Inmiddels was de rheumatische pijn verdwenen en de beweeglijkheid van de lendenen teruggekeerd. (...) Mvr. Kloppenburg raadt aan bij rheumatiek een zalfje van de bladeren met klapperolie aan te wenden en zegt verder, dat die bladeren, gekneusd, met klapperolie bestreken en boven het vuur verflenst, achter de ooren worden geplakt tegen hoofdpijn. Langer dan 2 à 3 minuten mag men ze echter niet laten zitten, omdat anders blaren ontstaan. Volgens Jasper (Geneeskrachtige planten) smeert men poksorbladeren [Plumbago zeylanica] met adas poelasari [Alyxia stellata] gewreven, op den buik van kinderen bij gestoorde urineloozing.
Karel Heyne liet bij villa Albertina twee kassen bouwen waarin hij tropische planten kweekte. Stekken kreeg hij vanuit Indië gestuurd door onder andere zijn zoon. De kleinzoon, G. Heyne, vertelt dat zijn vader onder andere croton-stekken stuurde, die Karel in zijn kassen verder opkweekte, en die ten dienste stonden voor Wageningse studenten. Volgens professor De Wit heeft Karel Heyne nooit meer een voet in Indië gezet, maar in Bennekom hield hij zijn liefde voor Indische planten brandend. Koemis koetjing en entjok Karel Heyne verwijst in zijn boek vele malen naar het werk van Jans Kloppenburg-Versteegh. Hij baseert zich hierbij op de druk van haar boek uit 1909 en refereert aan haar als mevr. Kloppenburg. Hieronder wil ik twee voorbeelden geven, waarvan de ene zijn bespreking van de ook in Europa bekende koemis koetjing of remoedjoeng (Orthisophon aristatus – Javaanse nierthee) en de andere van de in Europa minder bekende entjok (Plumbago zeylanica). De Javaanse nierthee stond zowel bij de Javaanse als bij de Europese bevolking bekend als hét middel tegen nierstenen. Karel Heyne schrijft dat het gebruik van het kruid als thee is besproken in het Tijdschrift voor Inlandse Geneeskunde (Vorderman, 1900, p. 54) en vervolgt met (p. 139): Mevr. Kloppenburg zegt, dat men de bladeren liever niet alleen moet gebruiken doch steeds tezamen met een (ander) middel om de nieren tot verhoogde werkzaamheid aan te zetten, bijv. daoen méniran [Phyllanthus urinaria]. Tegen galsteen beveelt deze schrijfster een aftreksel aan van remoedjoeng met koenir [Curcuma longa] en woengoe-bladeren [Graptophyllum pictum] en een aftreksel van remoedjoeng met bast van papaya gantoeng [Carica papaya] is volgens haar een heilzaam inwendig middel tegen podagra. Als Folia Orthosiphonis zijn de bladeren als niet verplicht geneesmiddel opgenomen in de Nederl. Pharmacopee. Uit de bladeren is een glucosied afgezonderd, waarvan de werking nog niet is nagegaan; Boorsma vond in 100 gram versche stengeltoppen 631 mgr. kalium en in een even groote hoeveelheid bladeren 738 mgr. Men zou geneigd zijn aan de kaliumverbinding de diuretische werking toe te schrijven, ware het niet, dat de hoeveelheid, waarin het kruid hier wordt toegediend, te gering is om aan een zoodanige werking te kunnen gelooven. In Europa echter, waar men gewoonlijk een afkooksel maakt van 15 gram droog blad, komt ongetwijfeld het kaliumgehalte bij de verklaring van de werking in aanmerking (Boorsma, Plantenstoffen IV, bl. 25). 12
In de kolonie werd entjok vooral voor uitwendige toepassingen gebruikt, maar de Ayurvedische geneeskunde, de traditionele Indiase geneeskunde,
kent ook inwendige toepassingen. P. zeylanica geldt in deze traditie als bijzonder antiseptisch en ontstekingsremmend. In de (westerse) homeopathie is P. zeylanica een ingrediënt in een maagzuurremmend middel. Uit deze voorbeelden blijkt dat Jans KloppenburgVersteegh een serieuze informant was voor het wetenschappelijk onderzoek naar inheemse kruiden. Karel Heyne wist haar werk op waarde te schatten en gaf het een plaats in zijn standaardwerk over de de nuttige planten van Indië. Nadet Somers Verder lezen Hesselink, L., 2009: Genezers op de koloniale markt; inheemse dokters en vroedvrouwen in Nederlands Oost-Indië, 1850-1915. Proefschrift. Universiteit van Amsterdam, faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen. Heyne, K., 1917: De nuttige planten van Nederlandsch-Indië. Batavia: Ruygrok & Co. Wit, H.C.D. de -, 1994: Karel Heyne and his classic on ecnonomic plants. Prosea Newsletter, special issue No. 1, February 1994. Bij de afbeeldingen 1. Plaat uit de facsimile derde druk 1934, met koemis koetjing (Javaanse nierthee). 2. Het boek van Karel Heyne. 3. Karel Heyne, bron: wikipedia. 4. Albertina Versteegh-van Spreeuwenburg met een onbekende jonge vrouw (bron: auteur).
Een nieuw boek
Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar de inhoudsstoffen en werking van Javaanse nierthee. Farmacologisch belangrijke inhoudsstoffen zijn flavonoïden, triterpeensaponinen, koffiezuurderivaten, diterpenen en etherische olie. De European Scientific Cooperative on Phytotherapy (ESCOP) adviseert de toepassing van het blad voor het doorspoelen bij urinewegonstekingen, maar ook bij niergruis. Over entjok (Plumbago zeylanica) schrijft Karel Heyne (p. 6-7): De bladeren zijn een gebruikelijk inlandsch geneesmiddel. Vorderman bericht in het Tijdschr. v. Inl. Geneeskundigen 1898, bl.1, dat zij, fijngewreven, met succes door hem werden
Eén cadeau, dat Lesley Robertson bij haar afscheid werd aangeboden, verdient ook hier de aandacht. Het is een nieuw boek over leven, werk en omgeving van Anthonie van Leeuwenhoek en zijn belang voor de wetenschap. Voor Lesley was het een beetje een koekje van eigen deeg, want zij is zelf een van de schrijvers. Het boek is heel rijk geïllustreerd en besteedt uiteraard veel aandacht aan de grote ontdekkingen op het terrein van de microscopie die Van Leeuwenhoek deed. Dat was mogelijk omdat hij erin slaagde microscopen te vervaardigen met vergrotingsfactoren waar in die tijd niemand aan kon tippen. Voor het eerst werden zaaddiertjes in sperma, klokdiertjes, de delen van het samengestelde libellenoog, mijten en zelfs bacteriën waargenomen en beschreven. Er openbaarde zich een nog geheel onbekende wereld. Internationaal werd zijn werk breed erkend: de Londense Royal Society publiceerde het en tsaar Peter de Grote had er grote belangstelling voor. Dit boek geeft, ook door de vele afbeeldingen, een prachtig en toegankelijk beeld van die nieuwe wereld die dankzij Van Leeuwenhoek openging. Daan Hallewas 13
Jardin du Roi Parijs De ‘Jardin du Roi’ ofwel de ‘Tuin des Konings’ in Parijs was op het gebied van wetenschap, evolutieleer en economie van grote betekenis. Al vanaf 1640 staat hij, tot op de dag van vandaag, open voor publiek. De tuin als politiek manifest De tuin, het onderhoud, de salarissen, de laboratoriuminstrumenten, de broeikassen, dat alles betaalde de Franse koning. Het was zijn tuin. Dat hij een machtig man was, daarover liet hij geen enkele twijfel bestaan. Planten stonden in gelid, heggen waren glad geschoren en paden vertoonden meetkundige patronen. Alom dwang tot rechtlijnigheid, symmetrie en structuur: tekenen van regulerende macht. De strak geordende perken, de streng geometrische en symmetrische patronen zagen eruit, alsof de koning eigenhandig zijn stempel erop had gezet. De tuin was één en al ornament van zijn macht. Met de tuin stond het prestige van de koning, dus van Frankrijk, op het spel. Zo stond Koning Lodewijk XIV erop, dat men ook in zijn tuinen exotische gewassen kon acclimatiseren net zoals in de rivaliserende botanische tuinen in Italië. Dus verrezen er ook in zijn tuin glazen stolpen, broeikassen en andere glastuinbouwwerken. Van daaruit werd menig gewas overgeplant in de tuinen en kassen van zijn paleis in Versailles. Ook was de Parijse tuin bewijs van ‘s konings eruditie en van diens wereldwijd bezit aan natuurlijke rijkdommen. Want zijn territoriale macht beperkte zich niet tot Frankrijk. Hij veroverde gebieden in Amerika, het Caribische gebied en India. Tegen 1700 kwam een groot deel van de planten uit Canada en Louisiana. Ze vormden het bewijs hoe ver de macht van de koning reikte. 14
deze ziekte was voor de Fransen vaak de grootste vijand bij het veroveren en instandhouden van hun koloniën.
Wetenschap Of het nu dagjesmensen of wetenschappers waren, ze vergaapten zich aan planten die vanuit verre streken in de tuin arriveerden: begonia’s, orchideeën, cactussen, varens, Japanse mispels, allerlei soorten plumeria en wat niet al. De kennismaking met al deze exotische gewassen riep bij hen een fascinatie op met de paradijselijke natuur en haar overweldigende vegetatie. Door deze directe confrontatie juist met ‘het andere’ in de natuur groeide het besef dat de plantenwereld een eigen leven leidt, onafhankelijk van haar nut voor de mens, dus los van commerciële en geneeskundige doeleinden. Mede daardoor ging men de botanie als een zelfstandig onderzoeksgebied zien, duidelijk te onderscheiden van geneeskunde en kruidkunde. Dat ging gepaard met een verenging van de term ‘botanist’. Eeuwenlang had die betrekking op een ieder die belangstelling koesterde voor gewassen: van artsen, apothekers, alchemisten, kloosterlingen, kruidenkenners tot en met kruidenvrouwtjes. Maar gaandeweg verstond men daaronder een vakspecialist. Daarvan getuigt het in 1808 verschenen ‘Journal de botanique’, een tijdschrift dat de botanist-als-vakspecialist als doelgroep had. In het laboratorium van de tuin onderzochten wetenschappers exotische gewassen op hun geneeskracht. Want bij de uitvoering van de koloniale expansiepolitiek was naast het Franse leger, de marine en de missie de geneeskunde i.c. de medische botanie onmisbaar. Dus richtte men in de buurt van havens en marinehospitalen botanische tuinen op. En men ging naarstig op zoek naar de kinaplant die goed was tegen malaria. Immers,
Ook agrarische gewassen waren object van wetenschappelijk onderzoek. Dat was vooral om de honger te bestrijden. Daarbij was het werk van twee Franse natuuronderzoekers die nauw bij de tuin betrokken waren van letterlijk vitaal belang: René-Antoine Ferchault de Réaumur en Antoine-Augustin Parmentier. De Réaumur voorzag in de jaren 1730 alcoholthermometers van een schaal. Het gebruik daarvan was vooral voor boeren van groot belang. Precieze meting van de bodemtemperatuur hielp hen, om de juiste tijd voor het uitzaaien te bepalen. Een te koude grond vertraagt en belemmert immers het ontkiemen van zaad. En als de luchttemperatuur te hoog is, treedt bederf in bij de vruchten en melkproducten die zij leverden. De Réaumur gaf aan ambassadeurs, ingenieurs, botanisten, artsen en missionarissen die op reis gingen zijn thermometer mee met het verzoek om daarmee iedere dag zowel aan boord van hun schip als in het land van aankomst de minimum- en maximumtemperatuur te meten. Vervolgens bracht hij hun meetgegevens in tabellen bijeen. Aan de hand daarvan probeerden zijn medewerkers de relatie te onderzoeken tussen klimaat en vegetatie en tussen weersomstandigheden en het vóórkomen van plantenziektes. En de koning kreeg in het kader
van zijn koloniale expansiepolitiek onderbouwde informatie welke winstgevende gewassen, in welke koloniën het best geïntroduceerd konden worden. Ook Antoine-Augustin Parmentier was nauw bij de tuin betrokken. Hij volgde er onderwijs in de botanie en verrichtte chemisch onderzoek op de aardappel. Die wees hij aan als een gewas met een hoge concentratie aan gezonde voedingsstoffen. Dat was bijzonder, omdat men daarvóór de knollen als ongezond beschouwde. Maar nu verdrong de aardappel de pastinaak, heel lang volksvoedsel nummer één. De aardappel maakte een eind aan de honger die Frankrijk, en andere landen, maar al te vaak teisterde. Al in de jaren 1730 was de Parijse tuin uitgegroeid tot een wetenschapsinstelling van formaat. Ter vergelijking: honderd jaar later moest ‘The Royal Botanic Gardens’ in Kew bij Londen nog aan haar hoge wetenschappelijke vlucht begínnen. Dát de Parijse tuin op het gebied van de wetenschap vernieuwend was, was mede te danken aan het feit dat koning Lodewijk XV in hoogst eigen persoon daar docenten aanstelde. Daardoor waren zij niet in directe dienst van de conservatieve en autoritaire medische faculteit van de Parijse Sorbonneuniversiteit waaronder traditiegetrouw het onderwijs in de (medische) botanie ressorteerde. Evolutie De planten die in de tuin arriveerden, kwamen van heinde en ver: van steenkoude poolgebieden tot en met verzengend heet Afrika, van de oevers van de Gele Rivier en de Jangtsekiang tot en met de kusten rond Kaap de Goede Hoop. Het is dus alleszins begrijpelijk, dat juist in deze tuin biologen studie maakten van de distributie van het plantenleven op aarde (plantengeografie). Daarbij viel het hen op, dat deze verspreiding niet homogeen is. GeorgesLouis Leclerc de Buffon, directeur van de tuin, werkte dit inzicht uit in zijn veelgelezen hoofdwerk ‘Histoire naturelle’ (vanaf 1749). Charles Darwin schreef in zijn ‘On the Origins of Species’ (4e editie): “De eerste schrijver die in onze moderne tijd de evolutie op een wetenschappelijke manier benaderde, was Buffon”. Economie Omdat de Franse veroveraars in hun koloniën vaak gewassen aantroffen waarmee zij niet bekend waren, ontstond dringend behoefte aan expertise op het gebied van de botanie. Die werd samengebracht niet alleen in de tuin zelf, maar ook in den vreemde. 15
Dus vestigde men botanische tuinen in koloniën als Frans Guyana, Mauritius, Reunion, Guadeloupe en Saint-Domingue (het huidige Haïti). Die zijn daar nog steeds te vinden, respectievelijk de ‘Jardin botanique de Cayenne’, ‘Jardin Botanique des Pamplemousses’, ‘Conservatoire Botanique de Mascarin’, ‘Jardin botanique de Deshaies’ en ‘Le Jardin Botanique des Cayes’. Deze tuinen maakten deel uit van een wereldwijd netwerk. Daarin draaide alles om de tuin in Parijs. Wereldwijd was ook zijn netwerk van correspondenten: jaarlijks verstuurden de hoveniers van deze tuin meer dan tachtigduizend pakketjes met zaden, twintigduizend daarvan naar koningen en twaalfduizend naar de Franse koloniën. Deze verstrengeling van koloniale expansiepolitiek en botanie werd nóg sterker nadat Frankrijk een belangrijke oorlog tegen Engeland (Zevenjarige Oorlog 1756-63) verloor. Dit kortwiekte Frankrijk’s overwicht op zee. Ter compensatie ontwierp de Franse overheid een strategie om nieuwe zeeroutes en nieuwe economische kansen te verkennen. Daartoe werden vele zeevaarten ondernomen, met ook botanisten aan boord. In verschillende klimaatzônes maakten zij kennis met nieuwe gewassen. Dat zette hen aan tot acclimatiseren, ordenen, classificeren en tot biologisch en chemisch onderzoek. Op die manier bevorderde de koloniale (economische) politiek de ontwikkeling van de botanie. Omgekeerd stimuleerde de botanie de economie. Daarvan geven wij twee voorbeelden van Franse koloniën uit het Caribisch gebied: Martinique en Saint-Domingue. Deze en andere koloniën waren leveranciers van lucratieve, natuurlijke grondstoffen. Waaronder tabak, indigo, cacao, katoen, koffie, rietsuiker en kina.
Op Martinique verbouwden Franse kolonisten onder toeziend oog van botanisten vooral koffie. De aanplant daarvan had een lange geschiedenis achter de rug. Die begon als volgt. Om het monopolie van de Arabieren op de handel in koffie te breken, brachten schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie uit de regio Kaffa (Ethiopië) koffieplanten naar Java en vandaar naar het ‘glase huys’ van de Hortus Botanicus in Amsterdam. In 1715 gaf de burgemeester van die stad als curiosum een bloeiende stek aan de Franse koning. Die belandde in de broeikas van de Parijse tuin. Dat ging met veel bombarie gepaard, want koffie was zeldzaam in West-Europa, thee was er nummer één. Zes jaar daarna werd de koffiestruik overgebracht naar een koloniale tuin op het Franse eiland Martinique. Omgeven door doornstruiken en bewaakt door slaven beschermde men hem daar angstvallig. Al het werk van botanisten daarbij bleef niet zonder gevolg: in 1774 stonden er op Martinique miljoenen koffiestruiken. Vandaar kwamen ze in Saint-Domingue terecht. Voor de opvang en het kweken van de koffiestruik maar ook van de indigofera en de kinaplant richtte de Franse botanist Nicolas-Joseph Thiery de Menonville op dat Franse eiland, in Port-au-Prince, een botanische tuin op. Na de komst op Saint-Domingue van de koffiestruik uit Martinique produceerde deze slaveneconomie, rond 1780, zestig procent van alle koffie en veertig procent van alle rietsuiker die men in Europa gebruikte. In de staatskas van Frankrijk vloeiden de accijnzen die op deze artikelen geheven werden. Dat zijn voorbeelden van de betekenis die de botanie had voor de (zwakke) Franse handelsbalans en de Franse economie. Slot In de Franse Revolutie (1789) moesten velen niets van de koning hebben. Die verloor, letterlijk, zijn hoofd. Omdat het zijn tuin was, immers de ‘Tuin des Konings’, belandde ook die naam onder de guillotine. Vanaf dat moment heette hij ‘Jardin des Plantes’ en werd onderdeel van het (huidige) ‘Muséum d’histoire naturelle’. Fred Struik
Bij de afbeeldingen 1. Plattegrond, 1636, gravure van Frédéric Scalberge. 2. RenéAntoine Ferchault de Réaumur aan het werk met zijn thermometer, door Joseph Planella Coromina. 3. Antoine-Augustin Parmentier, door François Dumont l’Aîne. 4. ‘Jardin des Plantes’. Op de achtergrond ‘Grande Galerie de l’Evolution’.
16
In de keuken sinaasappel
Citrussoorten en hybriden gaan gemakkelijk kruisingen met elkaar aan, ze zijn interfertiel. Ook uit DNAonderzoek blijkt nauwe verwantschap, wat erop wijst dat het om kruisingen gaat. De sinaasappel zelf is een hybride van de mandarijn met de pompelmoes. Al circa 2300 jaar geleden wordt de sinaasappel in Chinese bronnen genoemd, die kruising moet dus toen al hebben plaatsgehad. De naam sinaasappel (Chinese appel) verwijst nog naar de herkomst uit het Verre Oosten. De vermeerdering van citrusplanten vindt plaats door enten, daardoor blijven de eigenschappen die door kruisingen zijn bereikt behouden. De eerste sinaasappels kwamen naar Europa via de handelscontacten met het Midden Oosten die als gevolg van de middeleeuwse kruistochten opbloeiden. Het betrof de bittere sinaasappel (Citrus aurantium), in het Frans de bigarade, ook vaak als zure sinaasappel aangeduid. Oorspronkelijk werd die vrucht vooral medicinaal gebruikt. Nu wordt hij vooral toegepast in sinaasappelsauzen, bijvoorbeeld bij eend, en in marmelade. De zoete sinaasappel (Citrus sinensis) bereikte pas in de 15e/16e eeuw Europa. Portugese handelaren die
als eersten om de Kaap voeren brachten deze vrucht met zich mee. In een aantal Europese talen wordt deze herkomst levend gehouden, in het Grieks bijvoorbeeld heten sinaasappels ‘πορτοκάλι’ (portokali, uit Portugal). Koude sinaasappel – avocado soep Doe het sap van een rijpe citroen en een sinaasappel in een hoge container. Voeg daaraan toe het in stukjes gesneden vruchtvlees van een of twee rijpe avocado’s. Meng voortdurend even om verkleuren te voorkomen. De overige ingrediënten kunnen er ook bij: een scheut sherry, een scheut olijfolie, twee flinke theelepels dijonmosterd, peper, eventueel een theelepel kaneel of cacao. Erg nauw steekt het niet met de hoeveelheden. Homogeniseer het geheel met de staafmixer en verdun de dikke massa met kippenbouillon, aangelengd fond of sinaasappelsap. Ontvel een sinaasappel zoals een grapefruit, scheur de partjes in stukjes en roer die door de soep en strooi er tenslotte een aantal bovenop. Laat afkoelen in de koelkast. Het is een heerlijk verfrissende soep voor een warme zomeravond. Daan Hallewas 17
Tuinnieuws Het Daphnetum in wording
Er is een kleine periode Een groot deel van de van rust op de tuin. stoeppaal zit ondergronds Het zomerfestival en de Hortusdag zijn net achter de rug en ruim 6000 bezoekers hebben de tuin bezocht. Door de goed onderhouden tuin en het mooie weer hebben we heel veel positieve reacties gekregen over de tuin. Veel tijd voor genieten is er echter niet. Het Bonsaiweekend en het Piccolo Festival staan op het moment van schrijven al weer voor de deur. Hopelijk zijn deze twee evenementen net zo’n succes als de Hortusdag. Daphnetum Onder de oprit van de Sebastiaansbrug bevond zich een opslagplaats voor grote archeologische vondsten en bouwfragmenten. In verband met de reconstructie van de brug is dat depot ontruimd. Daarbij is een groot aantal bouwfragmenten aangetroffen waarvan de herkomst niet meer kon worden achterhaald. De tuin kon gelukkig de beschikking krijgen over die stukken. Met deze fragmenten is het muurtje om het daphnetum opgetrokken. Een stoeppaal is daarnaast opnieuw opgericht. De muur en een smalle vlonder voor onderhoud zijn gereed. In het plantvak is een speciaal grondmengsel aangebracht. De verdere invulling met rotsen en een toplaag van split volgen op korte termijn en dan kunnen eindelijk de eerste daphne-soorten een definitieve plek krijgen in de tuin. Fietsenstalling en opslag De locatie voor de nieuwe fietsenstalling is voorbereid en zodra het dak geplaatst is zullen de fietsen definitief verhuizen. De oude fietsenstalling wordt omgebouwd zodat er meer eenheid ontstaat 18
tussen de kassen en de akkers. Een klein gedeelte van de stalling zal een inrichting krijgen voor wisselende exposities. De oude opslag is in beslag genomen door een groep studenten van de TU Delft die hier een moestuin opbouwt met allemaal gebruikte materialen. Deze Permaculture group is heel enthousiast bezig met de inrichting. Plaagplanten Op de Hortusdag is de jaartentoonstelling Plaagplanten officieel geopend. Hij is te bewonderen in de Oranjerie. Het levende deel van de tentoonstelling staat opgesteld voor de projectkas en omvat planten die in Nederland als invasief betiteld worden. Invasieve planten zijn planten uit andere delen van de wereld die het zo naar hun zin hebben in Nederland dat ze onze eigen flora en ook fauna bedreigen. De tentoonstelling geeft goed weer wat de gevolgen zijn van deze planten en wat we eraan kunnen doen. Al met al is er genoeg te bezichtigen in de tuin, het is zeker weer een bezoek waard. Erwin Kluver
Verhoogde plantenbakken op de akkers
aankondiging De lezing wordt gegeven door professor Erik Smets die voor ons belicht: ‘Indeling en evolutie van de bloemplanten vroeger en nu’. De lezing is op zondag 5 oktober om 14.00 uur in het gebouw Julianalaan 67, 2628 BC te Delft. Met naar schatting 350.000 bekende soorten zijn de bloemplanten of angiospermen veruit de meest dominante en grootste plantengroep op Aarde. Deze bloemplanten herbergen een dermate groot aantal nutsplanten dat het maatschappelijke belang van de groep nauwelijks overschat kan worden. Sedert Linnaeus (1707-1778), de grondlegger van de indeling en naamgeving van planten, is de plantensystematiek (of plantentaxonomie) ingrijpend veranderd. Denk hierbij aan de invloed van de sterk verbeterde observatietechnieken, de mogelijkheid om moleculaire kenmerken - vooral DNA - te gebruiken voor classificatiedoelstellingen, en de (r)evolutie in informatieverwerking. Toch is de oorsprong en relatief snelle expansie van het aantal bloemplantentaxa - door Darwin beschreven als een ‘Abominable mystery’ - nog steeds niet helemaal opgehelderd. In deze lezing zullen de mijlpalen in de geschiedenis van het systematisch onderzoek op bloemplanten kort worden geschetst, startend met Linnaeus en eindigend met het actuele, integratieve onderzoek. De huidige stamboom van de bloemplanten zal worden toegelicht en de recentste ontwikkelingen in het systematische onderzoek zullen aan de orde komen. Hierbij zal vooral aandacht worden besteed aan de betekenis van het zogenaamde evo-devoonderzoek (‘evolutionary developmental biology’) voor de reconstructie en het begrijpen van de stamboom van het leven in het algemeen, en die van de bloemplanten in het bijzonder.
Prof. Dr. Erik Smets werd geboren te Hasselt (België) in 1957 en is gespecialiseerd in de evolutie van bloemplanten. Zijn promotieonderzoek handelde over de morfologie en evolutie van nectarklieren in de bloemplanten. In 2005 werd hij Wetenschappelijk directeur van het Nationaal Herbarium Nederland en van de Hortus Botanicus Leiden. Aan de Universiteit Leiden werd hij benoemd tot Hoogleraar en hij werd aan de KU Leuven als Buitengewoon Hoogleraar aangesteld. Sedert 2010 is hij wetenschappelijk directeur van Naturalis Biodiversity Center te Leiden. Omwille van zijn verdiensten voor het wetenschappelijk onderzoek in de plantkunde werd hij in 2005 verkozen tot ‘Foreign Member of the Linnean Society’ en in 2012 tot ‘Buitenlands lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten’.
19
Verenigingsnieuws
Sinds u Papyrus, voorjaar 2014 ontving zijn een paar belangrijke verenigingsactiviteiten voorbijgegaan. Van de jaarlijkse voorjaarsexcursie op 10 mei jongstleden vindt u op pagina 8 in deze Papyrus een aardig verslag van Jacintha van Beveren. De Delftse Hortusdag 2014 op 25 mei was een groot succes. Het weer was stralend en de 850 bezoekers vermaakten zich uitstekend bij de vele kramen met een heel scala aan planten en bloemen en andere tuinzaken. Directeur Bob Ursem gaf een boeiende lezing over de Plaagplanten, die ook in de Oranjerie bij de interessante expositie nog eens nader worden toegelicht. Zeer aanbevelenswaardig! De activiteiten van het TU Zomerfestival in de Botanische Tuin bleken een aangename (rustige) muzikale aanvulling. Het was ook nuttig omdat de veelal jeugdige bezoekers ervan op deze manier onze botanische tuin ontdekten als een prettige plek om te kunnen relaxen en nog wat te leren ook! Wie weet worden ze toekomstige leden? De drie ezeltjes waarop de kinderen een rondritje konden maken bleken een gouden greep. De huur was wel hoger dan die van het tradionele stoomtreintje, maar het is een herhaling waard. Op zondag 7 juni jongstleden werd de algemene ledenvergadering gehouden. Het verslag ervan zal in de volgende Papyrus verschijnen. Een paar highlights kunnen hier niet ontbreken. • Ondanks het ‘opschonen’ van de ledenlijst en een aantal opzeggingen bleef door de nieuwe
aanmeldingen, met name tijdens de Hortusdag, het aantal leden stabiel op 1130. • De alom gewaardeerde Papyrus gaat door op de ingeslagen weg. Van het herfstnummer zal een gedeelte worden gebruikt voor het vervaar digen van een vernieuwde verenigingsfolder. • De vereniging zal bijdragen bij de uitgave van het gedenkboek t.g.v. het 100-jarige bestaan van de Botanische Tuin in 2017. • De actie voor een ledenbijdrage voor het Rotstuinproject is een succes. De uiteindelijke vorm van die tuin en de plaats van het prieel is nog niet helemaal bepaald. Wel zullen de daphnes (zie ook Papyrus - 2011, 2 zomer, p. 9) er een belangrijke plaats krijgen. • Op zondag 5 oktober 2014 zal de elfde Van Itersonlezing worden gegeven door prof. dr. Erik Smets, directeur van Naturalis in Leiden. Op pagina 19 in deze Papyrus kunt u hiervan een introductie vinden. Last but not least: • Wij gaan een e-mailadressenbestand van onze leden opzetten ten behoeve van de actuele berichtgeving door het bestuur van de vereniging. Uw adres wordt uitsluitend hiervoor gebruikt. U kunt reageren door een mail te sturen naar het e-mailadres van het secretariaat:
[email protected]. Het is voor ons extra werk, maar andere vriendenverenigingen werken er al langer mee, tot volle tevredenheid. Hans Hirs, secretaris
Tentoonstellingen 25 mei - 26 oktober 22 juni - 26 oktober
Plaagplanten Keramiek van de VAK, Raad eens een lied, of niet
Activiteiten 6 juli, 13.00 - 17.00 uur 13 en 14 september, 10.00 - 17.00 uur 5 oktober, 14.00 uur 11 oktober, 24 oktober, 26 oktober, 12 december, 13 december, 14 december, 20
10.00 19.00 10.00 14.00 10.00 10.00
-
11.30 01.00 17.00 21.00 21.00 18.00
uur uur uur uur uur uur
Piccolo Festival Monumentenweekend De elfde Van Itersonlezing, prof. dr. Erik Smets, ‘De indeling en evolutie van bloemplanten’ Plantenruilbeurs Museumnacht Wetenschapsdag Kerstmarkt Kerstmarkt Kerstmarkt
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
altman B.V.
maandag: 12.00 - 16.30 uur dinsdag - vrijdag: 10.00 - 16.30 uur zaterdag: 10.00 - 17.00 uur vanaf mei, zondag: 12.00 - 17.00 uur
MuseumShop Ons terrasje staat op een mooie plek en de nieuwe Senseo schenkt heerlijke koffie voor 50 euro cts. De shopdeuren staan altijd uitnodigend open voor de bezoekers. Nieuw in onze collectie zijn: leuke tuindecoraties en de uitvouwbare boodschappentasjes door een IO-student ontworpen met diverse afbeeldingen, zoals sinaasappel, flamingo, appel, New York, ananas, bloem. Een super cadeautje. Voor kinderen kleine tolletjes, seizoenboeken, kompas en vogelkijker. Voor de heren ‘wallets’, origineel en praktisch. Een mooie Franse wijn met ons Strelitzia-logo samen met het kookboek ‘Koken met bloemen en kruiden uit de Botanische Tuin’. Mocht u belangstelling hebben om 10 boeken en 10 flessen aan te schaffen, krijgt u er gratis een verse hartige taart met eetbare bloemen uit de Hortus bij cadeau. De taart is een recept uit ons succesvolle (3e herdruk) geïllustreerde kookboek met de vier-seizoenenrecepten. Natuurlijk bezorgen wij dan uw bestelling. Het kookboek is ook Engelstalig te verkrijgen.
22
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
Lieve dames, zoekt u een tas en een nieuw modisch sieraad, keuze genoeg en de collectie heeft altijd een link naar de natuur. Nieuwe ansichtkaarten, voor de toerist Delfts blauwe aardigheidjes en linnen doeken met bloemen, stillevens in full colour om op een stenen of houten muur in uw tuin of balkon te hangen. Vergeet vooral onze glazen waterbakken voor de vogels niet, uit Murano en een strak sieraad in de tuin. Bruiloft in zicht? De MuseumShop heeft het juiste cadeau, de Koningskikker, die verandert bij volle maan tot een echte Prins. Waardevol idee voor de bruid? Een cadeaubon van de leukste shop van Delft. Als zij de bon inlevert en haar huwelijkskaart kan tonen, schenken wij haar een handgeblazen vriendschapsvogel als verrassing. Het is maar een idee! Tot ziens en met zonnige groet namens ons enthousiaste team partners. Yoka Boshoff
ZOMERTJE?
Laat de tuin maar aan ons over!
Den Hoorn 070-3966690 www.hoveniervanderheijden.nl