TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2013, 4 winter
Plantennamen Botanie en machine Biotoop in de Reichstag Van Moederkoren tot LSD 2
Papyrus Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2013, 4 winter
2
Colofon
Inhoud Redactioneel
3
Botanie en machine
4
Plantennamen
8
Tuinnieuws
12
De Botanische Tuin op Facebook
13
Verenigingsnieuws
14
Basilicum in de keuken
15
Een verrassende biotoop in de Reichstag
16
Van Moederkoren tot LSD 2
18
MuseumShop
22
Bij de voorplaat Papaver somniferum, slaapbol of bolpapaver, H.W. Beijerinck, 1892, naar een afbeelding van onbekende oorsprong. In die tijd was het gebruikelijk een boekillustratie te vergroten (en vaak ook aan te passen), om hem voor colleges geschikt te maken. Fotografische vergroting werd natuurlijk niet toegepast, dus als de professor de afbeelding in zijn college wilde bespreken, was de enige manier een kunstenaar te vragen die te vergroten. De verkleurde bovenkant van de plaat duidt er op dat hij langere tijd onder niet-optimale condities, waarschijnlijk opgerold, bewaard is. Lesley Robertson Bij de achterplaat De Parotia persica bloeide in 2012 al op 13 januari. D.P.H.
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, email redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, email:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening NL21 ING 0008 4561 99 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Opzegging: schriftelijk of per email bij de secretaris. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, email:
[email protected], website: www.botanischetuin.tudelft.nl. De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 17.00 uur en van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumkaart en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er niet in. De MuseumShop is geopend maandag van 12.00 - 16.30 uur, dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur en zaterdag van 10.00 - 17.00 uur. Van mei tot en met september op zondag van 12.00 - 17.00 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier. ISSN 1875-8282
Redactioneel Weinig metalen spreken zo tot de verbeelding als goud. Bekend is dat het vrijwel overal voorkomt, al is het natuurlijk maar in heel erg kleine hoeveelheden. Dankzij gevoelige apparatuur kunnen we die, met bijvoorbeeld spectraalanalyse, nog precies meten ook. Goud in boombladeren is op zichzelf dus waarschijnlijk niet zo bijzonder. Anders wordt het als het relatief veel is, alleen bij een bepaalde boom voorkomt en ook nog eens alleen op bepaalde plekken. Dat is nou juist wat Australische microbiologen tot hun verrassing vaststelden in bladeren, twijgjes en bast van eucalyptusbomen. Bovendien bleek dat de gevonden hoge concentraties alleen voorkwamen in bekende goudvelden. Kan dit verschijnsel gebruikt worden om goudvelden op te sporen? De enige uit de natuur bekende stof waar andere stoffen in oplossen was tot dusverre water. Andere oplosmiddelen die veel worden gebruikt zijn van synthetische aard. Geheel nieuw is de ontdekking van Leidse biochemici dat sommige in planten en dieren voorkomende (vaste) stoffen, zoals choline, citroenzuur, suikers en aminozuren, in bepaalde verhoudingen gemengd, een vloeistof vormen. In die vloeistof kunnen bovendien stoffen oplossen, die dat in water niet doen. Nieuwe oplosmiddelen dus die waarschijnlijk in de natuur specifieke functies hebben. Dat bijvoorbeeld nectar en de kleverige vochtdruppels op zonnedauw nauwelijks verdampen komt waarschijnlijk doordat ze grotendeels uit
dergelijke stoffen bestaan. Ook bij grote droogte en diepe kou kunnen deze stoffen bescherming bieden doordat bijvoorbeeld daarin opgeloste enzymen niet worden aangetast. Bij warmte geen verdroging, bij vorst geen bevriezing. In deze aflevering wijdt Fred Struik een bespiegeling aan het al in de 16e eeuw bestaande denkbeeld dat het functioneren van elementen van de levende natuur veel lijkt op de werking van machines. Dat leverde een geheel nieuwe blik op bijvoorbeeld de werking van het menselijk lichaam. Ontdekkingen als het bestaan van de bloedsomloop en de sapstromen in planten zijn eraan te danken. De rijkdom aan plantennamen in Nederlandse dialecten en spreektalen en de totstandkoming van de officiële Nederlandse namen in onze flora zijn het onderwerp van een bijdrage van uw hoofdredacteur. Adriaan Fuchs zet zijn korte serie voort met de moeizame ontwikkeling van medisch toepasbare stoffen uit moederkoren. Een succesrijk product was ergotamine, dat lang werd gebruikt om bij bevallingen bloedingen tegen te gaan. Jacintha van Beveren vraagt in woord, maar vooral in beeld de aandacht voor een bijzondere tuin in Berlijn. Bert van der Meijden bericht dat nieuws over de tuin nu ook regelmatig op Facebook kan worden geraadpleegd. Verder is er natuurlijk Tuinnieuws, en Verenigingsnieuws, waarin Hans Hirs onder andere verslag doet van de opening van de naar Leen Maat vernoemde laan in de tuin. Daan Hallewas 3
Het ontstaan van de wetenschap der botanie heeft alles te maken met een vergelijking die menigeen nu vreemd in de oren zal klinken: de natuur is als een machine.
zoals de stofwisseling en de polsslag. Daartoe ontwierp hij eigenhandig meetinstrumenten. Zijn beeldspraak zou de geleerde botanie op zijn kop zetten, maar dat kon hij natuurlijk niet bevroeden.
Venetië Eén van de eersten die deze vergelijking maakte, was Sanctorius Sanctorius. In 1611 werd hij hoogleraar theoretische geneeskunde aan de Universiteit van Padua. In deze Italiaanse stad bruiste het van nieuwe ideeën. Al in 1545 richtte men daar voor de studenten geneeskunde een universiteitstuin op waar zij met eigen ogen geneeskruiden konden bestuderen. Een novum! Ook het idee van Sanctorius was vernieuwend. Hij opperde dat het menselijk lichaam, ja de hele levende natuur veel weg heeft van een machine. Deze gedachte leefde al in de Griekse oudheid, maar Sanctorius blies haar nieuw leven in. Zoals een machine een samenstel is van onderling verbonden onderdelen en beweegkrachten, zo ook het menselijk lichaam, dacht Sanctorius. Deze vergelijking bracht hem ertoe, om studie te maken van de beweegkrachten in het menselijk lichaam,
Leiden Ook aan de Universiteit van Leiden maakte men deze vergelijking. Dat was niet zo vreemd want heel wat Leidse hoogleraren hadden in Padua gestudeerd. Franciscus Sylvius stond in Leiden, en ver daarbuiten, bekend als een gerenommeerd anatoom en een begenadigd docent. Ook hij beschouwde, net als Sanctorius, het menselijk lichaam respectievelijk de levende natuur als een machine. Onder zijn gehoor bevond zich Nehemiah Grew. Na zijn promotie in 1671 keerde hij naar Engeland terug en werd er lid van de Royal Society, een geleerd genootschap. Daar maakte Grew gebruik van een uniek instrument: de microscoop. Die verschafte hem een ‘inkijkje’ in het inwendige van gewassen. Elf jaar na zijn promotie publiceerde hij The Anatomy of Plants, zijn hoofdwerk. Dat maakte hem tot vader van de plantenanatomie. In dat boek staan heel wat afbeeldingen van microscopische vergrotingen. Bijvoorbeeld van plantenweefsels en wortels. Niet alleen de microscoop gaf Grew inzicht in het inwendige van gewassen en in de deeltjes waaruit die zijn opgebouwd. Ook de vergelijking ‘de natuur is als een machine’ die hij in Leiden had leren kennen, bracht hem daartoe. Een tijdgenoot van Grew gaf diens kijk op de natuur als volgt weer: “In het inwendige van planten kun je dingen zien die niet minder wonderbaarlijk zijn dan wanneer je een dier van binnen bekijkt. Klaarblijkelijk beschikt een plant, net als een dier, over organen, waarvan sommige, net als ingewanden, vloeistoffen bevatten. Het ziet ernaar uit, dat een plant van lucht leeft. Om die tot zich te kunnen nemen, heeft de plant speciale organen... Alle organen, ingewanden en andere delen van een plant zitten net zo vernuftig in elkaar en zijn zo precies op elkaar ingesteld als een mechaniek...” Het feit dát Sanctorius, Sylvius, Grew en menig andere natuuronderzoeker van hun tijd de natuur met een machine vergeleek, kwam mede doordat zij getuige waren van sensationele dingen. We noemen
4
er twee: de mechanische klok van de Kathedraal Nôtre-Dame in Straatsburg en Harvey’s ontdekking van de bloedsomloop. Die twee hadden grote invloed op de geleerde botanie. De mechanische klok Eeuwenlang werd de klok gezien als de ingewikkeldste machine die een mens maken kon. De mechanische, astronomische klok van de Kathedraal Nôtre-Dame van Straatsburg was daarvan het toppunt. Dit hoogstandje van techniek imiteerde op indrukwekkende wijze de complexe bewegingen van de kosmos. Je kon er astronomische gegevens van aflezen zoals de stand van de zon, maan en sterrenbeelden. Van binnen zag je allerlei onderdelen die perfect op elkaar inwerkten. Zoals het drijf- en raderwerk, de hamermechanismen, de carillons, zonnewijzers, kalenderschaalverdelingen, tot en met de wijzerplaten aan toe. Al deze mechanismen zetten op een verbluffende manier doelgerichte krachten in beweging. Met ogen vol verbijstering zagen de toeschouwers hoe een engel een zandloper omkeerde terwijl precies op datzelfde 5
pomp die, als een ‘hydraulische’ machine, de verschillende lichaamsfuncties onderhoudt. Alleen al het taalgebruik laat zien dat men het hart vergeleek met een machine: klep, pomp, vat, leiding. Doordat men het hart nu als een rondpompende machine beschouwde, kwam ‘beweging’ in het centrum van de wetenschappelijke belangstelling te staan. Ook op het gebied van de geleerde botanie. Geïnspireerd door Harvey’s ontdekking stelden botanisten vragen als: zouden in het binnenste van planten ook, net als in het hart van een mens, zulke doelgerichte beweegkrachten heersen? Zouden planten over een pomp beschikken die hetzelfde werk doet als het hart bij mens en dier? Zou het sap in planten circuleren net zoals het bloed in mensen? Fundamentele breuk Mede geïnspireerd door deze twee sensationele ‘machines’ - de astronomische klok in Straatsburg en het menselijk hart - hielden geleerde botanisten zich nu niet meer alleen bezig met het nauwkeurig observeren, beschrijven en ordenen van gewassen. Zij vroegen zich nu af: uit welke onderdelen bestaan planten (anatomie) en welke doelgerichte beweegkrachten – levensverrichtingen – spelen zich in planten af (fysiologie). En zoals je de oorzaakgevolgrelaties in de werking van een machine kunt begrijpen – het ene onderdeel zet het andere in beweging – zou je dan ook studie kunnen maken van oorzaak-gevolgrelaties in planten? ogenblik een andere engel op de gong sloeg. Als klap op de vuurpijl: precies op hetzelfde moment dat de klok sloeg, stak een hoog op de klokkast geplaatste, vergulde haan zijn nek ver uit, spreidde zijn vleugels uit en gaf twee kraaigeluiden ten gehore. De klok leek wel te leven! Rees de vraag: zouden dingen die écht leven soms ook over zo’n inwendige structuur en over zulke doelgerichte krachten beschikken. Zouden planten soms ook over een samenstel van onderling verbonden onderdelen beschikken? Zo ja, hoe zien die er dan uit? Welk onderdeel grijpt in op wat? Hoe zijn wortelstelsel, steel en bladeren onderling verbonden, wat hebben ze met elkaar te maken, welke functies vervullen ze? Ontdekking van de bloedsomloop De beeldspraak ‘de natuur is als een machine’ gaf krachtige steun aan de ontdekking door William Harvey (1578 - 1657) van de bloedsomloop. Want daardoor kon hij het hart bekijken als een 6
Met het stellen van deze (nieuwe) vragen vroegen zij niet meer – zoals te doen gebruikelijk - naar het waarom en het waartoe, maar naar het hoe. Speculatieve vragen met welk doel God bladeren van sommige planten drielobbig schiep of met welk doel Hij aan de walnoot zijn specifieke vorm gaf of met welk doel Hij planten voorzag van mysterieuze krachten en symbolische betekenissen, al deze en andere ‘waarom’ en ‘waartoe’ vragen schoof de geleerde botanist terzijde. Nu vroegen zij zich af: hoe werkt het mechanisme (!) van het watertransport in planten, hoe is de werking van licht en lucht op planten, hoe vinden groei en ontwikkeling plaats, welke werking heeft temperatuur op planten, hoe halen planten adem, hoe ziet hun stofwisseling eruit, uit welke deeltjes zijn planten opgebouwd. Om antwoord te krijgen op deze vragen gingen botanisten – geheel in de geest van Sanctorius Sanctorius – over op het verrichten van experimenten en op het gebruik van instrumenten, zoals de microscoop. Maar daar bleef
het niet bij. Want de vergelijking ‘de natuur is als een machine’ bracht ook een wending teweeg in de manier waarop zij voortaan hun botaniekennis zouden opdoen.
Daarbij dienen zij gedragsregels in acht te nemen als het gaat om zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en toegankelijkheid van informatie.
Machine: model voor de methode “Men mag de geest niet de vrije loop laten. Hij moet bij elke stap worden begeleid. Het werk moet worden gedaan alsof het een machine betreft”, aldus Francis Bacon (1561 - 1626) over het werk van de natuuronderzoeker. Hij trok twee parallellen tussen de werking van de machine en de (nieuwe) werkwijze van de natuuronderzoeker:
als in een machine alle onderdelen een geordend geheel vormen en goed op elkaar afgestemd functioneren – zoals bij de astronomische klok in Straatsburg – dan levert dat een nieuw product op. In het geval van de klok is dat de exacte aanduiding hoe laat het nú is. Als alle geleerde botanisten tezamen systematisch, gedisciplineerd en gestructureerd te werk gaan, dan is de kans groot dat ook dat een nieuw product oplevert, namelijk nieuwe kennis, nieuwe inzichten. Begrijpelijke verklaringen op het gebied van capillaire werking, worteldruk en fotosynthese bijvoorbeeld.
net zoals machines hun werk systematisch, gedisciplineerd en gestructureerd doen, zo zouden voortaan ook alle geleerde botanisten dat in hun werk moeten gaan doen. Dus weloverwogen, rationeel en aan de hand van gezamenlijk vastgestelde gedragsregels en procedures. Dat iedere botanist zijn eigen werkwijze erop nahield, dat moest dus afgelopen zijn. In het vervolg moeten alle geleerde botanisten hun werk ordelijk doen en daarbij vooraf met elkaar vastgestelde procedures en gedragsregels in acht nemen. Bijvoorbeeld als zij gewassen observeren, determineren, beschrijven, benoemen en classificeren, metingen en experimenten uitvoeren.
Deze naar de machine gemodelleerde werkwijze maakte teamwerk noodzakelijk. Doelbewuste organisatie Dit teamwerk kreeg gestalte in organisaties als de Royal Society in Londen (1660) en de Académie Royale des Sciences in Parijs (1666). Dat waren academies waar de wetenschap, ook die der botanie, doelbewust werd georganiseerd. Ook in ons land kregen zij navolging. Deze instituties maakten een eind aan het isolement waarin geleerde botanisten vaak verkeerden en zorgden ervoor dat zij het gebruik van deze gedisciplineerde, rationele methode op elkaar afstemden. Dat maakte dat hun communicatie professioneel, wetenschappelijk van aard werd. En er tekende zich onder hen een esprit de corps af. Botanisten gingen elkaar als vakgenoten zien en publiceerden in het Journal des sçavans, het eerste wetenschappelijk vaktijdschrift van Europa. Ook dat was een indicatie, dat de geleerde botanie tot een moderne wetenschap was uitgegroeid. Fred Struik
Bij de afbeeldingen 1. Sanctorius Sanctorius, 1561 – 1636, door Jac. Piccini, 1660 2. Plantenweefsel van de sumak-struik, in Nehemiah Grew’s The Anatomy of Plants, Londen, 1682 3. Nehemiah Grew, 1641 - 1712 4. De astronomische klok van Straatsburg 5. Met experimenten toonde Harvey het bestaan van de bloedsomloop aan. Uit De Motu Cordis, 1628
7
In het Linnaeusjaar is er uiteraard aandacht geweest voor de vele Latijnse namen die hij aan planten heeft gegeven. Dubbele (binaire) namen waren er ook al ruim voor zijn tijd. Zelfs in het Capitulare de Villis van Karel de Grote, waarschijnlijk uit 812, komen al enkele dubbele namen voor. Veel later in de, schitterend heruitgegeven, 16e eeuwse Libri Picturati zijn dubbele namen gemeengoed. De grote vernieuwing van Linnaeus was dan ook niet de dubbele naam op zich, maar de definitie van de soort en de plek die hij in zijn systeem kreeg. Daarin behoren soorten tot families, die op hun beurt weer ondergebracht zijn in ordes enzovoorts.
Sindsdien bouwen botanici verder op het fundament dat met dit systeem is gelegd. Pas met het DNAonderzoek is er een andere invalshoek. Daarmee komt immers de mate van verwantschap tussen soorten ondubbelzinnig aan het licht. Uiterlijke kenmerken spelen daarbij geen rol meer. Het aantal wijzigingen in het systeem is overigens vrij beperkt gebleven. Gebleven is het Latijn voor de botanische naamgeving en dat zal ook in de toekomst zo blijven. De Latijnse namen en het systeem waarvoor Linnaeus de basis legde voorzagen in de behoeften van de internationale wetenschappelijke gemeenschap. Bij het publiek kregen deze namen pas in de loop van de vorige eeuw een wat grotere bekendheid. Kwekers van planten, die hier niet van nature voorkwamen en dus alleen Latijnse namen droegen, hebben bijgedragen aan het gebruik van Latijnse namen. De niet-wetenschappelijke wereld bediende zich tot het begin van de vorige eeuw in ieder taal- en dialectgebied uitsluitend van eigen benamingen voor planten, ze worden wel de volksnamen genoemd. Met de opkomende waardering voor de natuur aan het eind van de 19e eeuw kwam er ook belangstelling voor deze volksnamen. In die tijd begonnen ook taalkundigen hun onderzoek op dialecten en streektalen te richten. De nieuwe interesse in de natuur vond zijn oorsprong bij het enthousiasme van onderwijzers en leraren als Hendrik Heukels, Han Heinsius, Eli Heimans en Jac. P. Thijsse. Deze niet-academisch opgeleide biologen hadden een diepe interesse voor de natuur en beschikten over een sterke motivatie om hun kennis breed te delen. Daarvoor namen ze veel initiatieven, waarmee in de laatste jaren van de 19e en in het eerste decennium van de 20e eeuw het fundament werd gelegd voor het natuurbeleid en de natuurbeleving in Nederland. Ze gaven vele populaire boekjes uit en het nog steeds toonaangevende blad De Levende Natuur zag zijn eerste aflevering in 1896. Hun strijd om het voortbestaan van het Naardermeer mondde uit in ons oudste beschermde natuurmonument (1906) en de oprichting van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Dit was ook het milieu waarin de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging (NNV, veel later KNNV) werd opgericht.
paard-bloem (1766) pis-bloem (1072) hond-bloem (277) bed-pisser (181) bed-zeiker (130) suikerijbloem (127) zoermelk (73) hengstenbloem (70) suikerij (61) gans-tong (58) pissebed (55)
Popularisering van de plantkunde kreeg onder meer gestalte in Heukels’ Schoolflora van Nederland, waarvan de eerste druk uit 1883 stamt, en de Geïllustreerde Flora van Nederland van Heimans en Thijsse uit 1899. De flora van Heukels was een vertaling en bewerking van de Schulflora von Deutschland van O. Wünsche. In 1900 werd deze flora voor het eerst in geïllustreerde vorm uitgegeven. Zo werd het voor de liefhebber gemakkelijker om planten te determineren en op naam te brengen. In de tweede druk (uit 1903, de enige die ik voorhanden heb) van de geïllustreerde flora van Heukels geeft hij hier en daar een inkijkje in de rijkdom van onze volksnamen. Bijvoorbeeld bij de Roode Bosbes (Vaccinium Vitis idaea L.) geeft hij ook de namen: Krakelbes, Hondsbes, Beerenbes, Vossenbes, Roode Bleeken en Krozen. Bij de grote weegbree (Plantago major L.) noemt hij: Wegebladeren, Treewegen, Platvoet, Weegwortel, Wijkerblad, Konijnenblad en Vrouwtjesplantein. Met deze flora’s en andere publicaties kwam ook een probleem naar voren. De Latijnse namen die voor vaklieden zo goed werkten omdat ze eenduidig zijn, waren ongeschikt voor het brede publiek. De in het Nederlandse taalgebied gebruikte volksnamen waren echter bepaald niet eenduidig. Per dialectof taalgebied waren er vaak geheel andere namen
voor dezelfde plant. In Zeeland bijvoorbeeld wordt de boterbloem vaak pinksterbloem genoemd en de pinksterbloem heet daar dan weer koekoeksbloem. In de Natuurhistorische Vereniging werd daarom in 1902 een commissie benoemd om “eenheid te brengen in het gebruik van Nederlandsche plantennamen, voornamelijk in geschriften en bij het onderwijs”. Als basis daarvoor heeft de commissie een groot bestand van volksnamen aangelegd. Om die bij elkaar te krijgen is gebruik gemaakt van circa 120 correspondenten uit alle hoeken van het land, die het materiaal aanleverden. De commissie vond het resultaat zo interessant dat ze de secretaris (Heukels) vroeg om het materiaal te ordenen en te publiceren. In 1907 verzorgde Heukels die publicatie in het Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten. Daarin zijn bovendien de MiddelNederlandse en Vlaamse namen opgenomen, die in bestaande publicaties beschikbaar waren. Het is het eerste boek waarin de plantennamen uit het Nederlandse taalgebied worden beschreven. De rijkdom aan namen was enorm. In het boek zijn circa 12.500 volksnamen opgenomen. Voor alleen de paardebloem werden er 88 verschillende namen gevonden, voor het madeliefje 80. 9
Mede op basis van deze verzameling heeft de commissie voor alle Latijnse plantennamen steeds één Nederlandse tegenhanger gekozen. Daarmee is het doel bereikt om eenduidige, officiële Nederlandse namen voor onze wetenschappelijk beschreven planten in te voeren. Iedereen die nu in het Algemeen Beschaafd Nederlands een plant een paardebloem noemt, duidt daarmee Taraxacum officinale aan en hij gebruikt de officiële Nederlandse naam die aan het begin van de vorige eeuw voor die plant is gekozen. Tegenover de veelheid aan namen in de volkstaal stond echter dat lang niet alle soorten met een botanische Latijnse, ook een naam hadden in de volkstaal. Bij Moerasscherm bijvoorbeeld onderscheidt Heukels (Flora, 1903, daar onder Helosciadium, tegenwoordig onder Apium) bijvoorbeeld drie soorten: Drijvend -, Kruipend - en Knoopig Moerasscherm. In zijn woordenboek zijn voor deze planten echter geen Nederlandse (volks) namen opgenomen. Deze namen zijn dus aan, in de volkstaal, naamloze soorten gegeven. In andere gevallen is de officiële naam een vertaling van de botanische (Latijnse) naam.
madelief (860) mei-bloem (496) meizoen (486) mei-zoet (227) weide-bloem (194) koe-bloem (140) land-bloem (113) margriet (112) paas-bloem (105) schaap-bloem (76) kassei (69)
10
De niet gekozen, vaak schitterende, regionale en lokale volksnamen raakten in de gesproken taal steeds meer in onbruik en verdwenen in de loop van de 20e eeuw voor een belangrijk deel over de horizon. De oorzaken daarvan zijn de algemene neergang van het gebruik van dialecten en streektalen (behalve natuurlijk het Fries) en de opkomst van het Algemeen Beschaafd Nederlands, ook als spreektaal. Naarmate er steeds minder dialectsprekers overbleven gingen ook veel volksnamen in de levende taal verloren. Pas in de laatste decennia van de 20e eeuw is de belangstelling voor dialecten en streektalen weer toegenomen. De wetenschappelijke bestudering van dialecten en streektalen is sinds 1930 een belangrijke taak van het, door Voskuil’s serie Het Bureau, welbekende Meertensinstituut. Ook de plantennamen waren een belangrijke focus voor onderzoek. Vooral door vragenlijsten aan correspondenten voor te leggen, zoals de commissie van Heukels eerder deed, is door het instituut en door instituten van universiteiten door de jaren heen een schat aan materiaal verzameld, die behalve de plantennamen
herderstas (317) lepel-dief (165) lepel-kruid (39) lepel-blad (34) beurs-kruid (30) lepel (28) magere-man (25) lepel-bloem (15) tas (14) lepel-plant (11) lepelaar (9)
zelf, ook veel andere informatie omvat, zoals de plaats waar de namen in gebruik waren. Vanaf 1976 is er gewerkt aan de systematisering van die in vele kaartenbakken ondergebrachte collectie. Daarbij zijn ook data uit dialectwoordenboeken, particuliere verzamelingen en andere bronnen betrokken. De oudste daarvan dateert uit 1808. Sinds 2006 is de zo gevormde collectie als Databank Plantennamen in de Nederlandse Dialecten (PLAND) direct te raadplegen op www.meertens.knaw.nl/pland. PLAND bevat namen en gegevens van circa 340 planten in 333.333 records (maart 2013). De databank wordt nog steeds uitgebreid met nieuwe gegevens. Het werk van Heukels is uiteraard een zeer belangrijke bouwsteen. In PLAND is de botanische naam steeds gekoppeld aan de officiële Nederlandse naam en de volksnamen. Op die namen kan op verschillende manieren worden gezocht. Zij vormen de ingang voor verwijzingen naar plaatje(s) van de plant (in andere bronnen), verspreidingskaartjes en vaak uitgebreide lijsten volksnamen. De volksnamen zijn gegroepeerd onder trefwoorden. Bij alle varianten staan verwijzingen naar bronnen, die verder kunnen worden bekeken. Op het kaartje is steeds de verspreiding van de elf
meest voorkomende benamingen van een plant weergegeven. Een klik op een naam in de lijst levert een kaartje waarop de plaatsen zijn aangegeven waaruit die specifieke naam bekend is, met daaronder een lijst van de betreffende plaatsnamen met een nadere precisering van de bron en het jaar waarin een naam is opgenomen. Bij madeliefje bijvoorbeeld wordt onder het trefwoord lentebloem de variant lenteblom genoemd. Eén klik verder wordt duidelijk dat die variant afkomstig is uit een vragenlijst uit 1949, die in Numansdorp is beantwoord. Weinigen van ons zullen zich ervan bewust zijn geweest, dat de Nederlandse namen in onze flora’s pas aan het begin van de vorige eeuw grotendeels op basis van het woordenboek van Heukels zijn vastgelegd. Pas toen kregen ze een officieel karakter onder andere in de flora’s. Deze namen maar ook het vele malen grotere bestand van volksnamen zijn ontsloten in PLAND, een fantastische bron van kennis waarmee iedereen achter zijn scherm in een oogwenk al die prachtige namen tevoorschijn kan roepen. Daan Hallewas Kaartjes: www.meertens.knaw.nl/pland Overige afbeeldingen: H. Heukels, Geïllustreerde Schoolflora, 2e druk, 1903
11
Na een zeer geslaagde Museumnacht met heksen en trollen in de tuin en een iets beknopte, maar zeer gezellige Wetenschapsdag, is de herfst echt begonnen. De eerste grote najaarsstormen raasden over Nederland en de botanische tuin. Gelukkig is er geen grote schade aan de bomen en kassen. Zelf heb ik al deze perikelen gevolgd vanuit Nieuw-Zeeland waar het Wereldcongres voor Botanische Tuinen plaatsvond. Met drie presentaties over het mangroveherstelproject, foute naamgeving van planten en de toekomstplannen van de Nederlandse Vereniging Botanische Tuinen heeft Delft een goed aandeel geleverd aan het congres.
Tuinnieuws
Inmiddels zijn we weer druk aan het werk aan de voorbereidingen voor het komende winterseizoen. Er staat een groot aantal projecten in de planning. Het Rode Lijst-plantenproject krijgt weer een rij verhoogde biotoopbakken, die worden ingeplant met planten uit eigen kwekerij. Voor de vezelplanten worden net als voor de medicinale planten verhoogde houten bakken gemaakt. De nieuw aan te leggen rotstuin zal deze winter langzaam vorm gaan krijgen. De aanleg zal in twee fasen plaatsvinden met als doel om medio 2014 alle aanlegwerkzaamheden af te ronden. Het braakliggende stukje grond naast de volières is op een natuurlijke manier ingericht en zal net als een educatieve kinderroute in de tuin volgend voorjaar te bewonderen zijn.
De Botanische Tuin op
acebook
Sinds 2011 heeft de Tuin een pagina op dit sociale medium. Aanvankelijk maakten we er weinig gebruik van. Dat had te maken met de onbekendheid met het medium, de beperkt beschikbare tijd om bijdragen te leveren en de vraag in hoeverre het een nuttige aanvulling kon zijn op de andere manieren waarop we met de 'buitenwereld' communiceren.
Als je interesse hebt en over een Facebook-account beschikt, stuur ons dan een vriendschapsverzoek. Als je geen account hebt, dan kun je een zeer summiere indruk van de pagina krijgen als je in je zoekmachine de woorden 'facebook botanische tuin delft' intypt. Via die weg kan je je eventueel aanmelden bij Facebook en ons dan volgen. Bert van der Meijden, tekst en foto
Al doende is daarover duidelijkheid ontstaan en hebben we een vorm gevonden om regelmatig iets van ons te laten horen aan een groeiende groep Facebook-vrienden. Op dit moment zijn dat er een kleine driehonderd. De bijdragen gaan over evenementen in de tuin, nieuwe projecten, interessante planten van het moment. Ze bestaan uit een beeld en een tekst van enkele tientallen woorden. Een voorbeeld ervan, medio oktober, vind je hierbij.
Helaas, door de stortbuien van de afgelopen dagen resten van deze fragiele bloemen nu slechts treurige sliertjes. Het zijn anjers, Dianthus longicalyx Miq., inheems in China en Japan. De naam betekent 'godenbloem-met-een-lange-kelk'. Uit die kelk schuift de bloem omhoog en ontplooit zich dan. De afkorting Miq. is de auteursnaam, in dit geval F.A.W. Miquel (1811 – 1871), een Nederlands botanicus die deze plant als eerste beschreef en haar heur naam gaf.
Vanaf september lopen er een paar nieuwe gezichten rond in de tuin. Sander Lansbergen zal een jaar lang bij ons zijn praktijkonderdeel van zijn opleiding aan het Lentizcollege vervullen en Guido Kabel zal voorlopig René van Winden vervangen. René is eind 2012 ernstig ziek geweest en heeft geprobeerd om in de zomer van 2013 bij ons het werk te hervatten. Helaas was dit iets te snel voor René. Daarom is besloten met terugkeer bij de tuin te wachten tot zijn volledige herstel. Op het moment van schrijven is een definitief besluit over de invulling van het braakliggende terrein achter de tuin, de Kanaalhof, nog niet gevallen, maar het lijkt er positief uit te zien voor de tuin. Tot slot wil ik iedereen bedanken voor haar of zijn inzet, bezoek en betrokkenheid bij de tuin en hoop ik iedereen in goede gezondheid in 2014 te mogen ontmoeten. Erwin Kluver 12
13
Foto: Bettie Stijnman
Verenigingsnieuws ter beschikking zijn. Naast de bestuurssamenstelling zullen ook onder meer onze doelstellingen worden vermeld. Voor deze aanvulling kunt u binnenkort terecht op de website van de Botanische Tuin TU Delft, waar de Vriendenvereniging nu al onder het hoofdstuk ‘De Tuin’ te vinden is. We gaan over op het IBAN. Dit betekent dat onze bankrekening wordt: NL21 ING 0008 4561 99. Dit nummer zal ook in het colofon van Papyrus en in de herdruk van onze folders worden vermeld. Tijdens de evenementen zoals Monumentendag en Wetenschapsdag was de vereniging actief om bezoekers te interesseren. Het was op de Wetenschapsdag slecht weer, maar desondanks wist Mieke de Vette zes nieuwe leden te werven.
Het bestuur is sinds de zomer versterkt met het toetreden als bestuurslid van mevrouw dr. Marianne Heins-Bertola. Zij is al bijna vanaf het begin lid van onze vereniging en was drie jaar lid van de kascommissie. Als apotheker is zij goed bekend met de (medicinale) plantenwereld, zij geeft rondleidingen in de Botanische Tuin en was eerder actief bij de Delftse Kindertuinen. De leden die de contributie voor 2013 nog niet hebben betaald, ontvingen een aanmaningsbrief. Met betrekking tot onze ANBIstatus wenst de Belastingdienst dat de gegevens van de vereniging eenvoudig, via internet, 14
Foto: Werner Meeuwsen
De 10e van Itersonlezing op 28 september door prof. Gerard van der Velde trok veel geïnteresseerde bezoekers. Een artikel over het gehouden verhaal zal in een volgende Papyrus worden opgenomen. Aansluitend op de lezing ging het gezelschap naar de tuin waar, na een toespraak van directeur Bob Ursem, door onze oud-voorzitter Leen Maat een straatnaambord werd onthuld met daarop ‘Leendert Maatlaan’. De langste laan in de Botanische Tuin kreeg zo een toepasselijke naam die straks ook in het officiële straatnamenregister van Delft zal worden vermeld. In onze contributiebrief wordt uw aandacht ook gevraagd voor een speciale bijdrage voor de nieuwe rotstuin. Hans Hirs
In de keuken
basilicum De naam basilicum (Ocimum basilicum) is direct afgeleid van het Griekse βασιλικος (basilikos), dat koninklijk betekent. Bij de oude Romeinen heette het ocimum. Dat de plant ook koningskruid wordt genoemd ligt voor de hand. De naam van het slangachtige fabeldier de Basilisk heeft dezelfde oorsprong. Via een soort omgekeerde evolutie kreeg dit beest poten en ontwikkelde zich tot een gevleugeld, vuurspuwend draakje. Daarvan is weer de naam van een groepje hagedissen, de basilisken, afkomstig. Als herkomst van basilicum wordt meestal ZuidAzië genoemd, maar in de Romeinse tijd was het al een veel gebruikt tuinkruid. Dat wijst erop dat de plant rond de Middellandse Zee inheems was. De conclusie is mogelijk dat verschillende variëteiten op verschillende tijdstippen uit het mediterrane gebied en Zuidoost-Azië onze streken bereikten. Dat is ook niet zo gek want het geslacht Ocimum telt meer dan dertig soorten en een flink aantal gekweekte variëteiten met diverse kleuren blad en zeer verschillende geuren en smaken, van anijs tot citroen of dragon. De aromatische oliën, die geur en smaak geven, zijn erg vluchtig, daarom is het geboden verse bladeren te gebruiken. Diepvriezen
kan, maar bij drogen gaan die oliën verloren. De smaak blijft ook bewaard door bladeren in olijfolie of azijn te stoppen. Vooral in de Italiaanse keuken is het een onmisbaar kruid. De smaak komt bijzonder tot zijn recht in combinaties met tomaat en het is een voornaam ingrediënt van de klassieke pesto. Tomatensoep met basilicum Fruit een fijngesneden grote ui in olijfolie en voeg daar wanneer de ui gaat kleuren gesnipperde knoflook en eventueel wat, in kleine blokjes gesneden, verse gember aan toe. Laat dat even meebakken. Doe er een pond, in grove stukken gesneden, rijpe tomaten bij en een halve pot gevogelte fonds of water met een kippenbouillonblokje. Een blik met blokjes tomaat of gepureerde tomaat kan de verse tomaat goed vervangen. De smaak en de consistentie vaart wel bij een half blikje tomatenpuree. Laat zeker een half uur zachtjes pruttelen en homogeniseer dan met de staafmixer. Breng verder op smaak met peper, zout en wat geraspte pittige kaas, bijvoorbeeld Parmezaan, en een eetlepel crème fraiche. Doe er pas bij het opdienen in ruime mate gescheurde basilicumblaadjes op. Daan Hallewas 15
In augustus bezocht ik het Reichstaggebouw in Berlijn. Het gebouw is machtig interessant, zowel historisch, als architectonisch, als ecologisch. Over de historie hoef ik de meeste van de lezers van Papyrus waarschijnlijk niets te vertellen. Over de architectuur en de energievoorziening van het gebouw is al veel geschreven. De koepel, de spiegels en de aardwarmte zorgen voor een ecologisch verantwoorde energievoorziening van het gebouw (www.bundestag.de/kulturundgeschichte/ architektur/energie/index). Maar het meest in het oog springend vond ik het kleine biotoopje op een van de binnenplaatsen. Een tuin van 21 bij 7 meter, waarin aarde uit alle delen van Duitsland is samengebracht door de landsvertegenwoordigers. In de aarde kiemen de zaden uit dat landsdeel. De tuin wordt niet geharkt. Het idee is van de kunstenaar Hans Haacke, die de tuin wijdde aan DER BEVÖLKERUNG. De vorm van de letters is hetzelfde als op de voorkant van het Reichstaggebouw DEM DEUTSCHEN VOLKE. De tuin is zodanig vormgegeven, dat de letters vanuit alle hoeken van de Reichstag te zien zijn. Ze vormen als het ware een antinationalistisch statement dat de wereld laat zien dat het naoorlogse Duitsland het nationalisme te boven is gekomen en rekening houdt met het milieu. Op de bodem waar zoveel bloed gevloeid heeft, is dit statement krachtig. Een bodem die een nieuwe biotoop vormt in het gebouw van glas, staal en steen (www.bundestag.de/kulturundgeschichte/ kunst/kuenstler/haacke/derbevoelkerung/ projekt/index). Jacintha van Beveren tekst en foto’s 16
17
Van Moederkoren tot LSD 2 De weg om van moederkorensclerotiën tot zuivere en medisch beter hanteerbare moederkorenalkaloïden te komen is een lange geweest. Eén der eerste stappen op dit pad werd gezet door de Amerikaan Stearns, die al in 1808 het gebruik van ‘zomaar wat sclerotiën’ tijdens de bevalling in een meer verantwoorde toediening van ergotpoeder omzette. En hoewel vele verloskundigen uit die dagen met de door hén gebruikte ergotpoeders allesbehalve de gewenste resultaten boekten was de belangstelling der farmaceuten gewekt. Spoedig ‘regende’ het dan ook – nu door extractie verkregen – ‘ergotine’preparaten, de meeste inactief, of met ongewenste, niet zelden gevaarlijke bijwerkingen. Ook Tanret’s ‘ergotinine’ van 1875, het eerste kristallijne product, was het lot der onwerkzaamheid beschoren. Toch zat er vooruitgang in de lucht: in 1906 kwamen tegelijk de Engelsen Barger en Carr en de Zwitser Kraft met een werkzaam alkaloïdepreparaat,
HN
door hen respectievelijk ergotoxine en hydroergotinine genoemd. Ze bleken niet alleen aan elkaar gelijk, maar bovendien beide een sterk uteruscontraherende activiteit te bezitten en – naar later bleek – ook een aan adrenaline antagonistische werking op het parasympathische (= vegetatieve) zenuwstelsel uit te oefenen. De doorbraak kwam van elders, ook in het begin van de vorige eeuw. In Basel (Zwitserland) kon het kleine bedrijf Sandoz, dat anilinekleurstoffen produceerde, het in de concurrentiestrijd met de sterk expanderende chemische bedrijven in Duitsland niet langer bolwerken en dus besloot men naar nieuwe wegen uit te zien, en zich op de productie van farmaca (geneesmiddelen) te richten. Om de gewenste farmaceutische afdeling vorm te geven en te leiden stelde men Arthur Stoll aan, die als promovendus van de Nobelprijswinnaar Willstätter baanbrekend werk had verricht aangaande de rol van het chlorofyl in de fotosynthese. Het wetenschapsgebied tussen chemie en plantenfysiologie – dat men tegenwoordig als biochemie zou aanduiden – interesseerde Stoll dan ook zeer. Daarom richtte zijn belangstelling zich van stonde af aan op die farmaca, die uit plantaardig materiaal worden geëxtraheerd en dus ‘natuurlijk’ zijn. Deze zogenaamde secundaire metabolieten zijn voor de plant zelve van cruciale betekenis: heel vaak spelen zij een rol in de afweer van pathogenen (schimmels, bacteriën) of van ‘vraatzuchtige’ dierlijke vijanden, of het zijn kleur- of geurstoffen, die de verspreiding van stuifmeel (bijvoorbeeld door bijen) of zaden (door vogels) bevorderen. Het zijn ook de precursors in de vorming van het zo essentiële lignine, dat in alle kruid- en houtachtige planten in mindere of meerdere mate voorkomt. Iedereen zal wel weten, dat de geneeskunde als kruidkunde is ontstaan, en vele oudere lezers zullen nog kamille en andere kruiden ‘aan den lijve hebben ondervonden’. Het zijn daarbij altijd weer de secundaire metabolieten uit die kruiden, die wij om hun – aan de plant zelf vreemde! – biochemische effecten op ons gezonde en/of zieke lichaam zo waarderen of die van ongewenste kruiden juist (zeer) schadelijk of giftig zijn. Onder hen spelen vooral de alkaloïden een belangrijke rol; het zijn deze secundaire metabolieten in moederkoren-
H
18
N
O
O
H
sclerotiën, de ergotalkaloïden – waarvan er nú meer dan 50 verschillende bekend zijn –, die Stoll’s interesse hadden. Die veelheid van chemisch zeer complexe verbindingen, die met grote variaties in soort en hoeveelheid in moederkorensclerotiën voorkomen, verklaart de vele uiteenlopende symptomen, waaronder ergotisme kan voorkomen, maar ook de soms heilzame werking ervan. Bovendien is nu duidelijk, waardoor het gebruik van ergotpoeders van zeer uiteenlopende herkomst zulke uiteenlopende resultaten kan opleveren! Stoll was zich er terstond van bewust, dat alleen de chemisch zuivere componenten een onderzoek naar hun eventuele farmacologische effecten zouden rechtvaardigen. Immers, van variabele ‘mengsels’ kan men positieve werking en negatieve bijwerkingen niet ‘ontrafelen’, maar wel van eenduidige zuivere chemicaliën – ook indien van plantaardige aard – kan men reproduceerbare onderzoeksresultaten én farmacologische effecten verwachten. Bovendien is dan ook een exacte dosering mogelijk bij therapeutisch gebruik, hetgeen van cruciale betekenis is voor medische toepassingen.
OH
N
N
NH O
Hoewel in de farmaceutische afdeling van de firma Sandoz ook belangrijk wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar hartglycosiden, zoals die voorkomen in vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) en zeeajuin (Urginea maritima = Scilla maritima) zijn het toch vooral de ergotalkaloïden geweest, waardoor dit bedrijf wereldfaam heeft gekregen. En dat dankzij Arthur Stoll, en later ook zijn naaste medewerker Albert Hofmann! Luttele maanden na zijn indiensttreding isoleerde Stoll in 1918 het beroemd geworden ergotamine, blijkens de naam een ergot-amine, maar toch algemeen als ergotamine uitgesproken. Isoleerde, want de chemische karakterisering zou nog meer dan een kwart eeuw op zich laten wachten. Toch was de isolering zeer belangrijk: het eerste zuivere, kristallijne en farmacologisch actieve preparaat was gevonden. Voor nader toxicologisch en farmacologisch onderzoek, dat nu volgde zullen vele ergotsclerotiën nodig geweest zijn. De vijf kinderen van het echtpaar Stoll hadden dan ook een belangrijke opdracht: “In den Sommerferien wurden die Kinder angehalten, von den Wanderungen entlang den Roggenfeldern möglichst viel der schwarzen Mutterkörner nach Hause zu bringen …” staat er in een levensbericht te lezen, dat na zijn overlijden werd samengesteld. Al na drie jaar, in 1921, werd ergotamine 19
O
om zijn vaatvernauwende werking als middel tegen nageboortebloedingen onder de naam Gynergen geregistreerd.
HN
In die dagen was industriële productie en daarmee praktische toepassing van ergotamine (en later ook andere moederkorenalkaloïden) uiteraard alleen mogelijk bij een voldoende ‘aanvoer’ van sclerotiën van moederkoren, die door grootschalige ‘in vivo’productie moest worden gegarandeerd. Daartoe werd – onder andere in Hongarije – rogge geteeld, die kunstmatig werd geïnfecteerd met Claviceps purpurea. Men verzamelde daartoe honingdauw uit van nature geïnfecteerde rogge-aren, die dus vele conidiosporen bevatte en verdunde die met water tot een dichte sporensuspensie, die met een vernevelaar over het gewas verstoven werd (tegenwoordig gaat men vaker uit van in vitro batchcultures van Claviceps purpurea, en ‘oogst’ daaruit de conidiosporen). Aldus verkrijgt men een gewas, dat om zijn zeer talrijke sclerotiën, maar niet om het graan, geoogst wordt. Meer dan tien jaar is ergotamine het enige ergotalkaloïde gebleven, dat praktische toepassing vond. Maar in de dertiger jaren kwam er ineens schot in de moederkorenalkaloïden: in 1932 verkregen de Engelsen Smith en Timmis het eerste kristallijne splitsingsproduct van ergotalkaloïden, het isolysergzuuramide; van werkelijk beslissende betekenis was echter het feit, dat de Amerikanen Jacobs en Craig in 1934
20
lysergzuur als hoofdbestanddeel van de biologisch actieve ergotalkaloïden isoleerden, en later ook karakteriseerden. Intussen had de Engelse gynaecoloog Moir in 1932 ontdekt, dat waterige extracten van ergot, ook zonder dat ze ergotamine bevatten, een krachtige uterotonische activiteit uitoefenden, een wetenschappelijke uitdaging, waarop in 1935 door vier groepen onderzoekers, waaronder weer die van Arthur Stoll, onafhankelijk van elkaar werd gereageerd, maar wel alle met hetzelfde resultaat. Ze isoleerden allen dezelfde stof doch met – vanzelfsprekend – verschillende namen, waaruit die van het eerst verkregen product als de officiële naam is gekozen: ergometrine, een nieuw ergotalkaloïde met farmacologische potenties, was geboren; het is spoedig als – door ‘Teilsynthese’ (= semisynthetisch) verkregen – methylergometrine (handelsnaam Methergin; zie foto) om zijn sterk uterotonische werking in gebruik gekomen. In de dertiger jaren werd van deze en ook andere ergotalkaloïden (onder andere ergotamine) in snelle opeenvolging de chemische structuur opgehelderd (zie structuurformules van ergotamine en lysergzuur).
Aan deze structuurophelderingen heeft Albert Hofmann zeer veel bijgedragen, waardoor de firma Sandoz als het belangrijkste onderzoekscentrum van ergotalkaloïden kan worden beschouwd. De grote verdiensten van Stoll in deze zijn dan ook alom gewaardeerd, onder andere met de verlening – op 19 juni 1947 – van een eredoctoraat door de (toen nog) Technische Hogeschool, Delft, met professor Van Iterson als erepromotor. Daarom wordt hieronder vooral nog aan andere, naoorlogse vindingen van Stoll en medewerkers aandacht besteed. Niet alleen tegen bloedingen post partum werd ergotamine gebruikt. Andere formuleringen van ergotamine en andere, vaak semisynthetisch verkregen, ergotalkaloïden met uiteenlopende farmacologische werkingen, tegen onder andere migraine, ziekte van Parkinson, ‘restless legs’ en – beginnende – vormen van dementie (bijvoorbeeld ziekte van Alzheimer), zijn nadien geïntroduceerd. Als middel tot leniging van migraine was dat Cafergot, een ‘combimedicijn’ van ergotamine en cafeïne. Ook dihydergot, dat dihydroergotamine (een semisynthetische
O
O
NH
ergotamine
O
O
H
O
N
lysergzuur
N N
NH
HN
OH
H
O
O
H
‘verwant’ van ergotamine) als actieve component bevat, is een middel tegen migraine. Hydergine, dat drie verschillende, evenzo semisynthetisch verkregen, ergotalkaloïden (dihydroergocornine, dihydroergocristine en dihydroergokryptine) bevat, wordt toegepast om de cognitieve vaardigheden van – vooral beginnend-dementerende – bejaarden te verbeteren of althans de achteruitgang ervan te vertragen. In de zeventiger jaren was het Sandoz's “most important pharmaceutical product”, zoals Hofmann ooit opmerkte.
OH
N
Het mag voor Sandoz en vooral ook voor Hofmann (Stoll was toen al overleden) teleurstellend geweest zijn, dat in de laatste decennia van de vorige eeuw tot kort na de eeuwwisseling de ergotalkaloïden geleidelijk als farmaca van het toneel verdwenen zijn. De toch wel vele bijwerkingen van deze geneesmiddelen werden toen zo prominent aanwezig geacht, dat ze gaandeweg door nieuwere medicijnen werden vervangen. Zo verdween ergotamine in de negentiger jaren – na ruim 70 jaar! – nagenoeg geheel, terwijl het in 1946 geïntroduceerde dihydergot al weer in 2003 uit de markt werd genomen. Hydergine wordt in Nederland niet meer voorgeschreven (maar is nog wel in België zelfs ‘vrij’ verkrijgbaar).
N
In de volgende (slot)aflevering zal de geschiedenis van het meest beroemde én beruchte ergotalkaloïd, LSD, worden besproken. A. Fuchs Voor de geïnteresseerde lezer verwijs ik nog naar het volgende (via Google te vinden). Toets in: In vitro cultuur van Claviceps purpurea. Kies in de lijst (PPT) Linum usitatissimum en open dit bestand. Er verschijnt een Power Point-presentatie. Negeer de eerste vier dia’s, daarna volgt een zeer goede presentatie van ergotisme en ergotalkaloïden.
O OH
HN H
N
Bij de afbeeldingen 1. Arthur Stoll, 1887 - 1971 2. Claviceps purpurea op rogge-aar, detail, Köhler’s Medizinal Pflanzen, ca. 1890, Gera-Untermhaus 3. Albert Hofmann, 1906 - 2008 4. Structuurformules van ergotamine en lysergzuur 5. Methergin, het ergotalkaloïde dat postnatale bloedingen voorkomt (Novartis is in 1996 ontstaan door de fusie van Ciba-Geigy AG en Sandoz)
21
O
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
MuseumShop
altman B.V.
22
maandag: 12.00 - 16.30 uur dinsdag - vrijdag: 10.00 - 16.30 uur zaterdag: 10.00 - 17.00 uur
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
De herfst heeft een gouden entree gemaakt, speciaal in onze prachtige Hortus. Dagelijks wandelen vele bezoekers uit binnen- en buitenland door de tuin en de kassen en vertellen na hun tour in de MuseumShop hoe men heeft genoten. In de Shop kijkt men verrast naar de leuke cadeaus. Afgelopen week vloog de Engelstalige editie van het kookboek ‘Koken met bloemen en kruiden’ weer over de toonbank. Nieuw zijn ijzeren tuindecoraties, zoals de uil, de kat en de egel. Een aanrader zijn de staande houten voederhuisjes, gemaakt door een groepje gehandicapte jongeren. Er is keuze uit verschillende daken en we mogen ze aanbieden voor € 25. Een praktisch vogelhuisje voor tuin of balkon en natuurlijk een ode aan de makers. De beroemde inpak wordt met eco- en vintagepapier uit Amerika verzorgd. Elk jaar verrast mijn vriendin uit Connecticut ons op een grote doos met prachtige linten, tasjes en papier. Antina Marino, namens alle dames en de directie: dankjewel, een cadeautje inpakken met een ‘American touch’! Geweldig aardig van jou. De 35 partners van de MuseumShop ontvangen weer een jaarlijkse workshop. Thema: Is verkopen een kunst, een vak of theater? Met deze workshop inspireren wij onze enthousiaste vrijwilligers. Daar komt ook bij, dat men elkaar weer eens tegenkomt en ideeën kan uitwisselen. Wij zijn voorbereid om Sinterklaas- en Kersttasjes te vullen voor uw collega’s, vrienden of zakenrelaties. Wilt u advies en informatie? Contact s.v.p.
[email protected]. Waai weer eens binnen, altijd tijd voor een gesprekje en een kopje koffie. Oh, bijna vergeten...: de Venetiaanse heksenbal in prachtige kleuren, maakt een prachtig cadeau voor iemand die u heel aardig vindt. Tot ziens en hartelijk welkom. Yoka Boshoff
ZOMERTJE?
Laat de tuin maar aan ons over!
Den Hoorn 070-3966690 www.hoveniervanderheijden.nl