TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2013, 3 herfst
Keerpunt Columbus EU-biodiversiteitsverdrag Van Moederkoren tot LSD 1 Watercentrum in de Kanaalhof
Papyrus Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2013, 3 herfst
2
Colofon
Inhoud Redactioneel
3
Van Moederkoren tot LSD 1
4
Biodiversiteitsverdrag, een nieuwe fase in EU-regulering
8
Baobab
10
Tuinnieuws
11
Tuinprogramma
11
Plannen voor een Watercentrum in de Kanaalhof
12
Keerpunt Columbus
16
Oost-Indische kers in de keuken
19
Verenigingsnieuws
20
MuseumShop
22
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, email redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, email:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening 8456199 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Opzegging: schriftelijk of per email bij de secretaris. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, email:
[email protected], website: www.botanischetuin.tudelft.nl.
Bij de voorplaat Door Henriëtte Beijerinck geaquarelleerde wandplaat van herfsttijloos (Colchicum autumnale). De plaat is in 1892 vervaardigd naar een voorbeeld van Petronella P.M. Pas uit 1882. Lesley Robertson Bij de achterplaat De honingboom (Styphnolobium japonicum) bij het tuinkantoor in herfsttooi.
De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 17.00 uur en van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumkaart en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er niet in. De MuseumShop is geopend maandag van 12.00 - 16.30 uur, dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur en zaterdag van 10.00 - 17.00 uur. Van mei tot en met september op zondag van 12.00 - 17.00 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier.
D.P.H.
ISSN 1875-8282
Redactioneel Al eeuwen lang wisselen botanische tuinen onderling zaden uit om hun collecties te verbeteren. Met de komst van het biodiversiteitsverdrag van Nagoya leek deze diep gewortelde praktijk even in gevaar. Om het verkeer van plantenmateriaal in de praktijk in goede banen te leiden dreigde een sterk bureaucratische vertaling, waardoor de traditionele uitwisseling van zaden welhaast onmogelijk zou worden. In dit nummer doet Bert van den Wollenberg verslag van de acties, die hij samen met enkele collega’s voerde, om op het niveau van Europa een bevredigende oplossing te bereiken. En dat is heel goed gelukt ook. De Delftse tuin loopt hiermee internationaal weer eens geheel vooraan! Bert van der Meijden doet verslag van de plannen voor een watercentrum die zijn ontwikkeld voor de zogenaamde Kanaalhof. Ze omvatten drijvende eilanden, een drijvende kas, allerlei soorten oevers en oevervegetaties, helofytenfilters, een stroomgoot en zelfs een paviljoen. Het zal een grote nieuwe publiekstrekker worden, een voorbeeld van duurzaamheid en innovatie en een nieuwe faciliteit voor onderzoek. De afgelopen tijd zijn in de tuin zelf een aantal belangrijke verbeteringen gerealiseerd. Voor de bezoeker is dat niet allemaal zichtbaar, zoals de nieuwe hoogrendementsketels voor de verwarming van de kassen en de renovatie van het dak van het tuinkantoor. Andere vernieuwingen vergroten de attractiewaarde van de tuin. Een kinderspeelhuis is met een enorme kraan op zijn plek getild. Op een blote-voetenpad kan je de structuur van
verschillende oppervlakken voelen. In het gebied met planten van de Rode Lijst komen er steeds meer hoge bakken die het bewonderen van de veelal kleine plantjes gemakkelijker maken. In de Papyrus van winter 2011 bericht Bert van der Meijden dat wij de originele Chinese zigzagbrug van Blijdorp gaan krijgen. Een deel van deze stenen brug is nu gebruikt om een houten brug bij de vijver te vervangen, uiteraard een verbetering, maar jammer is dat daarmee het intrigerende karakter en de aantrekkingskracht van een zigzagbrug niet wordt benut. Iets om nog eens over na te denken in het kader van het watercentrum? Door de vervanging van de Sebastiaansbrug moest het daaronder gelegen gemeentelijke depot van grote bewerkte stenen worden ontruimd. Van een aanzienlijke hoeveelheid was de herkomst niet meer na te gaan. Daardoor beschikt de tuin nu over een groot aantal gevelfragmenten en een enorme ‘stoeppaal’ die bij de verwezenlijking van de plannen voor een nieuwe rotstuin zullen worden gebruikt. De nieuwe rotstuin kan daarmee een heel unieke uitstraling krijgen. Verder wordt in dit nummer de rol van Spanje bij de verkenning van het pas ontdekte Amerikaanse plantenrijk behandeld door Fred Struik. Adriaan Fuchs vertelt over de historie en de eigenschappen van moederkoren. Van Sylvia Overkamp is een kort artikel over de baobab, geïllustreerd met een prachtfoto. Tuinnieuws en Verenigingsnieuws ontbreken natuurlijk niet. Denkt u aan de Van Itersonlezing op 22 september? Daan Hallewas 3
Van Moederkoren tot LSD 1
4
De geschiedenis én het gebruik van ergot verliest zich in de mist Figuur 2. Rogge met der tijden. Mogelijkerwijs moederkoren verontreinigd. kenden – en gebruikten – de Chinezen ergot lang voor onze jaartelling, en vrijwel zeker geldt dit voor Hippocrates van Kos, de vader der westerse geneeskunde. Overigens zal het in deze gevallen hoogstwaarschijnlijk niet om Claviceps purpurea in rogge gegaan zijn, want de Grieken kenden geen rogge, wel echter tarwe, gerst en spelt. Een zekere C.H. Fuchs (geen familie!), die in 1834 een geschiedenis over ergot-epidemieën schreef, betwijfelt daarom ook de juistheid van de veronderstelling, dat de zogenaamde Pest van Athene in 430 v. Chr. aan ergot zou moeten worden toegeschreven. Hij situeert de eerste boven elke twijfel verheven epidemie van ergotisme in Xanten (Duitsland). Daar, aan de Rijn, begon het, in 857, en toen begon het ook ‘goed’! In heel Europa, maar vooral in Frankrijk en Duitsland heerste de
8 9
10
11
P
5
S
Wat is moederkoren dan, zult U zich afvragen. Men duidt er de sclerotiën (Figuur 1) in de aren van grassen mee aan, die als gevolg van een aantasting door een schimmel van het geslacht Claviceps optreden; meestal – in deze streken – Claviceps purpurea, in rogge. Maar het aantal soorten Claviceps, die soortgelijke sclerotiën doen ontstaan, is veel groter: circa 25, en het aantal genera onder de Gramineae (de grassen), die kunnen worden aangetast, is ongeteld. De tot 3 cm lange sclerotiën in rogge (zie Figuur 3, [1]) worden om hun gelijkenis met een hanenspoor in het Frans met ‘ergot’ aangeduid; vandaar Figuur 1. Rogge-aar met de naam ergotisme. donkerpaarsbruin gekleurd ergot-sclerotium. Na de oogst blijven de sclerotiën op het veld of tussen het gedorste graan achter. Tegen het voorjaar kunnen ze op het veld ontkiemen, waarbij de ± 1,5 cm grote stromata ontstaan [2]; dat zijn een soort paddestoeltjes [3, 4], met daarin – in peritheciën [4 - 6] – de asci [6, 7] met een achttal ascosporen [8]. Deze ascosporen komen vrij en worden door de wind verspreid; slechts weinige ‘gelukkigen’ komen daarbij op de stampers van de openbloeiende rogge-aren [9] terecht; daar ontkiemen ze en groeien uit tot de kiemhyfen [10, 11], die via de stempel en de stijl het vruchtbeginsel binnendringen. Het gehele proces, dat begint bij de ‘landing’ van de ascosporen – en dat grote gelijkenis vertoont met de wijze waarop stuifmeelkorrels het vruchtbeginsel bereiken! - wordt primaire infectie [P] genoemd.
Er ontwikkelt zich vervolgens in de vruchtbeginsels [12] – die normaliter tot graankorrels uitgroeien – een mycelium dat deze geheel doorwoekert, waarbij aan het buitenoppervlak talloze sporendragers worden gevormd, hetgeen gepaard gaat met de uitscheiding van een suikerhoudend vocht, de honingdauw; daarin bevinden zich ontelbare sporen, de conidiën [13], die tot secundaire infecties [S] – ook van andere aren in het gewas – kunnen leiden. In de loop van het seizoen vormen zich uit de vruchtbeginsels langzamerhand de winterharde sclerotiën, waarmee de cyclus gesloten is. Het zijn deze eenvoudige ruststadia van een al even eenvoudige schimmel, die de mensheid op soms uiterst hardhandige wijze van zijn alomtegenwoordigheid heeft doordrongen, maar die – door de ergotalkaloïden die er in voorkomen – anderzijds in recente tijden tot toepassing in de geneeskunde en – minder – de psychiatrie hebben geleid.
7
Ergotisme, kriebelziekte of Sint-Antoniusvuur is een ziekte die wordt veroorzaakt door het eten van met moederkoren – ofwel ergot – besmet graan, met name rogge. Deze ziekte heeft de mensheid sinds onheugelijke tijden parten gespeeld en een stempel op zijn geschiedenis gedrukt van veel ingrijpender omvang en betekenis dan men gewoonlijk zal denken!
6
12 4
3
2
1
13
Figuur 3. Levenscyclus van Claviceps purpurea op rogge. Naar Köhler's Medizinal-Pflanzen, ca. 1890, Gera-Untermhaus.
ziekte in de Middeleeuwen zeer veelvuldig, en maakte duizenden slachtoffers. De ziekte kwam, generaliserend, in twee verschijningsvormen voor: 1. als een gangreen – in het Nederlands ook wel koudvuur genoemd –, een ziekte, die door excessieve vaatkrampen tot het langzaam afsterven van extremiteiten (neus, oren, ledematen) leiden kon, en die van een vreselijke stank vergezeld ging. Het afsterven kon zo ver gaan, dat men – zonder bloedverlies overigens – handen en voeten, ja zelfs armen en benen verliezen kon. 2. als een zo mogelijk nog afschuwelijker ziektebeeld, waarbij de slachtoffers door de heftigste convulsies, krampaanvallen en stuiptrekkingen dus, werden gefolterd, die hun ondraaglijke pijnen bezorgden. Daarbij traden ook vaak vlagen van opwinding en ernstige hallucinatie op, veelal van een spirituele of religieuze geaardheid. Die laatste symptomen werden niet zelden als uitingen van goddeloosheid en hekserij gezien; het is navrant te bedenken, dat in de duistere Middeleeuwen vele ergotisme-slachtoffers (vooral vrouwen) in de zogenaamde heksenprocessen ter dood werden veroordeeld, zoals door historici aannemelijk gemaakt.
De eerste vorm van de ziekte vond men vooral ten westen van de Rijn, bijvoorbeeld in Frankrijk en Spanje, de tweede ten oosten daarvan in Duitsland en Oostenrijk, tot in Rusland toe. Wellicht hangt deze ‘tweedeling’ samen met verschillen in abiotische (bodem, klimaat) en biotische factoren (het gebruik van verschillende roggerassen, verschillen ook in zogenoemde ecologische rassen van de schimmel) in die landen. Overigens kwam de ziekte, ook al naargelang de mate van vergiftiging en de grote verscheidenheid in de betrokken ergotalkaloïden, met nogal uiteenlopende symptomen voor. Het is daarom ook begrijpelijk, dat de ziekte met talloze verschillende namen werd aangeduid, waarvan Antoniusfeuer ([Sint] Antoniusvuur), ignis sacer, Krampfsucht, kriebelziekte, krumme Jammer, steife Krankheit en ziehende Seuche slechts enkele min of meer willekeurig gekozen voorbeelden zijn. Enkele daarvan duiden op de symptomen, maar andere zoals Antoniusfeuer en ignis sacer (= heilig vuur) hebben een religieuze achtergrond. Natuurlijk kende men de oorzaak van de – niet-besmettelijke! – ziekte aanvankelijk niet, temeer omdat het ‘per familie’ voorkomen in de richting van een 5
geweest, van wie hulp en bijstand werd verwacht, en wiens stoffelijke resten – voor wie dat geloven wil – zich na veel omzwervingen sinds 1070 in de kerk van St. Didier-La Motte (in de Franse Apen, bij Grenoble) bevinden. Daar deed een rijk edelman, Gaston de Valloire, aan het einde van de 11e eeuw afstand van zijn wereldlijke bezittingen, ter inlossing van een belofte, gedaan opdat zijn – bij uitzondering! – ‘besmette’ zoon Guérin van de ziekte mocht worden genezen. Van het geld stichtte men een ziekenhuis (zou men nu zeggen), dat de eerste georganiseerde ziekenzorg in de geschiedenis der mensheid heet te zijn. Dat werd geleid door een gemeenschap van lekebroeders, die als Antoniterorde in 1095 tijdens het Concilie van Clermont de pauselijke zegen kreeg.
Figuur 4. Met de hand ingekleurde houtsnede, waarschijnlijk omstreeks 1440-1450 in Augsburg (Schwaben, Duitsland) gemaakt. Staatliche Graphische Sammlung, München. Aan de balk boven St. Antonius zijn ‘afgezette ledematen’ opgehangen. Het echtpaar links biedt een kruisje en een pop, en de ridder rechts een haan als offeranden aan. Onderaan zijn pelgrims - waarvan één een bel draagt en een ander een been mist - en een varken afgebeeld.
besmettelijke ziekte leek te wijzen. Nooit legde men in die begintijden kennelijk verband met het nuttigen van brood gebakken van onvoldoende geschoond graan; wel wist men uit ervaring dat het een ziekte der armen was, en dat was in die tijden, op een handvol na, de gehele bevolking. Maar de adel en andere welgestelden, en de geestelijkheid aten dan ook brood van graan dat – áls het al rogge was! – dan toch in elk geval ontdaan was van de sclerotiën van Claviceps. Het niet geschoonde graan was voor de ‘anderen’. Was het een wonder, dat die hun heil daarom bij de heiligen van die dagen zochten? Onder hen is het vooral St. Antonius (en wel Antonius Abt, niet Antonius van Padua dus!) 6
Het zou de grootste geloofsgemeenschap in Europa worden, die overal zijn kloosters had (bijvoorbeeld in Maastricht, ‘s-Hertogenbosch en Amsterdam, waar het vroegere St. Anthoniusgasthuis waarschijnlijk het oudste klooster is geweest), en die vooral bij het gewone volk in hoog aanzien stond. De orde wijdde zich vooral aan de genezing en verzorging van de slachtoffers van het ignis sacer, maar ook lepra- en pestslachtoffers konden op hun hulp rekenen. De Antoniters droegen een T-vormig kruis, en verder een bel, waarmede ze – al bédelend – hun komst aankondigden. Later verkochten ze die bellen ook, om ze om de hals van vee en huisdieren te hangen, opdat die aldus van de ziekte gevrijwaard zouden worden. Daarvan stamt – wellicht – het gebruik van de koebel, zo bekend aan ieder, die wel eens in de Alpen is geweest, ja zelfs dat van de rammelaar, ook in dit geval zeker ter bescherming van pasgeboren babies aanbevolen. Dat de kerkhoven in de steden ommuurd waren – en vaak nog zijn! – vindt zijn oorzaak in het feit, dat men de varkens van St. Antonius, die de Antoniters gerechtigd waren te houden, ongehinderd moest laten, al moesten die wel kenbaar zijn, getuige de volgende zinsnede: Gaende wel geringhet, met bellen, elck verken hoir rechter oir …… afghesneden. Zozeer is St. Antonius in het volksgeloof geworteld, dat tot in onze tijd op veel plaatsen in Noord-Brabant en Limburg, en in Vlaanderen de gewoonte bestaat zijn naamdag (17 januari) te vieren, waarbij in veel gevallen het varken nog een belangrijke plaats inneemt. De invloed van St. Antonius en de Antoniterorde is ook anderszins enorm geweest, bijvoorbeeld in de religieuze en wereldlijke kunst: er zijn ikonen, fresco’s, schilderingen bekend, in aantal schier eindeloos. Figuur 4 geeft een indruk van een
Figuur 5. Sebald Beham, houtsnede, ca. 1522; British Museum, Londen. St. Antonius met een boek in zijn rechterhand en een bel en een staf met een groot T-kruis in zijn linkerhand; aan de linkerkant een knielende, biddende vrouw; aan de rechterkant een kreupele man met krukken en brandende linkerarm (het Antoniusvuur letterlijk verbeeld!); aan een rail rond de Antoniuskerk aan de rechterkant een aantal geamputeerde ledematen.
Maar nu terug naar ergot! Eeuwen duurde het voor men ergot als oorzaak van ergotisme ging verdenken, maar toen de wetenschappelijke nieuwsgierigheid eenmaal gewekt was, ging het iets vlugger. De eerste afbeelding van moederkoren, door de Duitse botanicus Lonicer, dateert van 1582; in 1670 opperde de Franse arts Thuillier de gedachte, dat ergotisme geen infectieziekte was, maar een gevolg van het nuttigen van met ergot besmette rogge, tot tenslotte de juiste wetenschappelijke beschrijving van de veroorzaker en zijn levenscyclus met de (huidige) naam Claviceps purpurea in 1853 werd gegeven door de mycoloog Tulasne. Toen intussen ook het inzicht veld gewonnen had, dat men door eenvoudig uitsorteren van de sclerotiën de ziekte kon vermijden, verdween ergotisme allengs. Maar niet geheel: epidemieën kwamen tot in de vorige eeuw voor, met 11.000 slachtoffers in Rusland in 1926/27.
beroemde houtsnede aanwezig in de Staatliche Graphische Sammlung in München en Figuur 5 van een soortgelijke van de hand van Sebald Beham in het British Museum, Londen. Wereldberoemd zijn ook de schilderingen van Matthias Grünewald op het Isenheimer altaar in Colmar (Elzas). Overal duiken herinneringen aan St. Antonius verder op: de Universiteit van Giessen draagt het Antoniterkruis in het universiteitswapen, legio is het aantal (Sint) Antoniusziekenhuizen en -kerken en -kapellen, ook in ons land, en niet minder het aantal naar Antonius verwijzende topo- en geografische namen: St. Anthoniesbreestraat in Amsterdam, St. Anthonis, een dorp in Noord-Brabant, enz.
Zo was dus ergotisme, het heilig vuur der Middeleeuwen, uit Europa verdwenen! Maar daarmee ergot? Geenszins! De bakers en vroedvrouwen vertelden het elkaar, moeders vertelden het hun dochters: drie sclerotiën, in poedervorm ingenomen, waren in staat de barensweeën te verlichten en gevaarlijke bloedingen post partum te onderdrukken. Vele later uit moederkoren geïsoleerde ergotalkaloïden bleken dan ook juist te excelleren in hun uterotonische (‘baarmoedersamentrekkende’) en vaatvernauwende werking (volgens de meest gehuldigde opvatting betekent moederkoren daarom gewoon baarmoederkoren)! Maar voor men van de sclerotiën tot de medisch-beter-hanteerbare zuivere moederkorenalkaloïden gekomen was, gingen er nog vele jaren voorbij. Daarover leest U meer in een volgende bijdrage. A. Fuchs 7
Biodiversiteitsverdrag nieuwe fase in EU-regulering Hoewel de botanische tuin voor de argeloze bezoeker een oase van rust lijkt, komt achter de schermen de boze buitenwereld indringend binnen, ook op het terrein van nationale en internationale wetgeving. Voor de Botanische Tuin Delft bewaakt ondergetekende de belangen van de tuin. Wat vooraf ging De huidige ontwikkelingen hebben hun wortels in het verleden. In dit geval met het Biodiversiteitsverdrag, dat op 29 december 1993 van kracht werd. Het Biodiversiteitsverdrag is één van de onderdelen van het Verdrag van Rio (1992), en heeft ingrijpende consequenties voor iedereen die met biodiversiteit te maken heeft. Het verdrag bepaalt dat het land van herkomst van planten moet profiteren van het gebruik van die planten, het zogenaamde eerlijke delen van de opbrengsten. Het idee was dat de ontwikkelingslanden hun biodiversiteit daardoor beter zouden beschermen en ook duurzamer gaan gebruiken. Dit raakt alle collecties, en dus ook alle botanische tuinen. Biodiversiteit Ellen Klijzing, 2008
8
Vrijwillige naleving Gek genoeg zijn het juist de botanische tuinen die zich tijdig in deze materie hebben verdiept. Tijdens een workshop in München werd door het Duitse netwerk van botanische tuinen een nationaal nalevingsmodel ontwikkeld. Omdat mijn collega Wolfram Lobin uit Bonn en ik alleen geloven in een internationaal nalevingsmodel voor alle tuinen in plaats van een veelheid van nationale nalevingsmodellen, hebben we dit Duitse model met goedkeuring en steun van het Europees netwerk van botanische tuinen omgevormd tot het International Plant Exchange Network, ofwel IPEN. IPEN is alleen open voor botanische tuinen, en wordt gekenmerkt door een vrijwillige (maar niet vrijblijvende) naleving. Ondergetekende is als mede-oprichter van IPEN lid van de IPEN Coördinatie (stuurgroep). De onduidelijkheid Bij het opstellen van het Biodiversiteitsverdrag was er al een diepgaand verschil van mening over de uitvoering. Daarom werd de tekst wat betreft de praktische uitvoering ook niet erg expliciet geformuleerd. Deze vaagheid heeft er toe geleid dat de regeringsdelegaties hierover van 1994 tot 2010 eindeloos hebben gesoebat. En toen kwam Nagoya! In 2010 kwamen de landen die deelnemen aan het Biodiversiteitsverdrag wederom bijeen, dit keer in gastland Japan. In Nagoya werd een protocol getekend waarin de naleving wordt uitgewerkt, het Nagoya Protocol. Dit protocol definieert de term ‘gebruik’ (van biologisch materiaal) en hoe de opbrengsten hiervan gedeeld moeten worden met de landen van herkomst. Het protocol bepaalt ook dat de landen van herkomst van genetische bronnen transparant moeten zijn in hun regelgeving en voorwaarden bij het toegankelijk maken van hun planten en dieren voor onderzoek en commercie. Gebruikers moeten voor gebruik van planten of dieren vooraf toestemming
vragen aan het land van herkomst. Beide moeten vooraf de voorwaarden overeenkomen waaronder de planten of dieren voor onderzoek of commercie gebruikt mogen worden. In het Nagoya Protocol heet Toestemming Vooraf ‘Prior Informed Consent’ (PIC), en de Voorwaarden heten ‘Mutually Agreed Terms’ (MAT). Deze sleutelbegrippen worden internationaal veelvuldig gebruikt. Een andere veel gebezigde afkorting is ABS, niet het anti-blokkeersysteem in auto’s, maar ‘Access & Benefit Sharing’, ofwel de regels voor toegang en het delen van de revenuën.
Europa verschijnt ten tonele De ontwikkelde landen, waaronder de EU-landen, hebben een groot belang bij het gebruik van biodiversiteit, zowel voor onderzoek als voor commercie. Daarnaast bevinden zich met name in Europa van oudsher vele hoogwaardige collecties van planten en dieren, inclusief de museumcollecties met ‘dode’ planten en dieren. Hieruit kan soms nog wel levend DNA gewonnen worden. Onderzoek, commercie en de collecties zijn daarmee direct belanghebbenden bij het Nagoya Protocol. De Europese Commissie heeft eind 2011 een raadpleging gelanceerd over het Nagoya Protocol. Koepelorganisaties van belanghebbenden konden hierbij een vragenlijst invullen. Twee maanden later volgde een workshop van de EC in Brussel, met als belangrijkste resultaat voor ons dat we slechts een week later een bilateraal overleg konden afspreken tussen EC en IPEN Coördinatie in de Nationale Plantentuin van België. IPEN heeft impact In het bilateraal overleg werd de delegatie van de EC geïnformeerd over het enorme belang van de jaarlijkse plantenuitwisseling in de vorm van zaden van de Europese botanische tuinen met elkaar en met niet-Europese tuinen. Deze uitwisseling is becijferd op circa 2 miljoen zakjes met zaden per jaar. Het probleem dreigde dat voor elk zakje een aparte vergunning aangevraagd zou moeten worden: zowel voor botanische tuinen als voor de EU-bureaucratie een nachtmerriescenario. Botanische
tuinen blijken van alle collecties de meest grootschalige uitwisseling te hebben, die bovendien ook al enkele eeuwen bestaat. Eeuwen geleden door middel van brieven en handgeschreven zaadlijsten, tegenwoordig via email of internet-databanken. EU-regulering De EC heeft voor de EU een ontwerpregulering (lees EU-wet) ontwikkeld, die nu voor behandeling/ goedkeuring voorligt bij het Europees Parlement en de afzonderlijke lidstaten. In die EU-regulering is een aparte benadering ontwikkeld met het instellen van “door de EU goedgekeurde collecties”, waarbij de goedkeuring afhangt van de uitvoering en naleving van de regels door de collectieorganisaties. Hierdoor kan een vereenvoudigde administratie zonder ingewikkelde vergunningen worden toegestaan. Belangrijk is verder dat de EUregulering het toezicht en het oplegging van sancties bij overtredingen delegeert naar de lidstaten. De wekker loopt af Een en ander betekent dat eenieder die zich met levend materiaal bezig houdt in de zin van onderzoek, commercie of collecties binnen afzienbare termijn de nieuwe regels moet naleven. Uiteraard geldt dit primair voor organisaties, maar ook privé-personen die planten of dieren betrekken van anderen, en dan met name uit landen buiten Europa, moeten zich aan de regels houden. Europa wordt in dit verband gezien als één ‘land’. Mensen die op vakantie planten of dieren meenemen kunnen daarmee in serieuze problemen komen. Landen als Brazilië hebben nu al strenge wetten inzake het uitvoeren van planten of dieren. Word je op de luchthaven betrapt dan volgt meteen een kennismaking met de gevangenis! Naar verwachting wordt het Nagoya Protocol in 2014 van kracht, nadat het vijftigste land het protocol geratificeerd heeft. De EU-regulering zal twee weken daarna eveneens van kracht worden. Vanaf dat moment moeten we ons aan de nieuwe regels houden. Niet leuker, en ook niet makkelijker Voor de botanische tuinen, museumcollecties, onderzoek en commercie, wordt het er niet makkelijker op. Desondanks mogen we tevreden zijn dat de EC het probleem voor collecties (en onderzoek) onderkent. Daarmee hebben we het maximale bereikt. Ook blijven we in gesprek met de EC over de details van de uitvoering, want de details bepalen de dagelijkse praktijk. Bert van den Wollenberg 9
Wat was het toch een mooie zomer!!! Zoveel zonuren hebben we in jaren niet gehad en ons automatisch sproeisysteem heeft overuren gedraaid. De kuipplanten doen het erg goed in hun nieuwe kuipen en belonen ons met veel bloemen. Dit geeft de tuin mediterrane sferen.
Tuinnieuws
De nieuwe verlichting bij de ingang zorgt ervoor dat de tuin ook in de avonduren goed zichtbaar is. Van het biobasic-speelhuis wordt gretig gebruik gemaakt door onze jonge bezoekers. Het zal dit najaar onderdeel gaan uitmaken van een natuurwandeling voor kinderen van verschillende leeftijdsgroepen. Nieuw in de tuin is het blote-voetenpad. Hier kan jong en oud de schoenen even uitdoen om de verschillende natuurlijke materialen eens tussen de tenen te voelen. Deze zomer heeft het kassencomplex een hele rij nieuwe hoog-rendement ketels gekregen en het tuinkantoor een nieuw dak en een onderhoudsbeurt.
Baobab Door zijn vorm lijkt het alsof de baobab op zijn kop staat. Volgens een legende van de bushmen (het San-volk) is de boom voor straf door de goden uit de hemel op de aarde gegooid en op zijn kop terechtgekomen. Daardoor lijkt het alsof de wortels in de lucht steken (en de kruin in de grond staat). De bomen kunnen erg oud worden. Afrikaanse olifanten eten de zachte bast van de Afrikaanse baobab, bavianen en andere apen eten de vruchten. Daarom wordt de boom ook wel apenbroodboom genoemd. Baobab of apenbroodboom (Adansonia) is een geslacht van acht soorten dikstammige bomen uit droge, warme gebieden. Zes soorten stammen uit Madagaskar, één soort van het vaste land van Afrika en één soort uit Australië. De wetenschappelijke naam van het geslacht is ontleend aan de Franse natuuronderzoeker Michel Adanson. De bomen worden 5 tot 25 meter hoog en hebben een uitzonderlijk grote stamomtrek (diameter van de Afrikaanse baobab tot 11 meter en een omtrek tot 34 meter). De baobab is duizenden jaren oud 10
MuseumShop
Dit najaar staan er een paar kleine projecten in de planning. Het Rode lijst-project krijgt zijn volgende rij verhoogde bakken. Ook de vezelplanten zullen net als de medicinale planten in verhoogde bakken geplaatst worden. Het braakliggend stukje grond naast de vogelvolière zal een natuurlijke uitstraling met collectieplanten uit het noorden van Amerika krijgen. en daarmee één van de oudste boomsoorten ter wereld. De boom slaat water op in de dikke stam tijdens het natte seizoen om zo het droge seizoen te kunnen overleven. De zes Malagasische soorten zijn de nationale boom van Madagaskar. Deze soorten staan alle op de rode lijst van de IUCN. Veel Afrikaanse volken beschouwen de baobab als een heilige boom en aanbidden hem als een godheid. Daarnaast wordt de baobab ook voor een aantal meer praktische zaken gebruikt. De uitgeholde stam kan dienst doen als waterton of kano, de bast wordt verwerkt tot touw waarvan onder andere ijzersterke manden worden gemaakt, en het fruit is eetbaar. Baobab Superfruit wordt gemaakt van de Afrikaanse baobabboom. Deze boom draagt veel fruit en staat bekend als ‘de boom des levens’. De bast, bladeren en het fruit worden in vele traditionele medicijnen verwerkt. Voor de westerlingen heeft de boom een extra functie: die van dankbaar onderwerp om een prachtig plaatje van te schieten. Sylvia Overkamp, tekst en foto
In de kleurrijke en gezellige MuseumShop zoeken wij een vijftal enthousiaste vrijwilligers die een dagdeel per week willen meedraaien. Profiel: Actief-collegiaalverkopen, een uitdaging-ruime computerkennis en ook Engels sprekend. Informatie: mail s.v.p. uw CV naar
[email protected]
Eind september zal eenmalig een dag met tuinconcerten georganiseerd worden en ook de wetenschapsdag en museumnacht staan voor de deur. Kortom, voldoende reden om de tuin te blijven bezoeken. Erwin Kluver
Tentoonstellingen 1 juni - 1 oktober 1 juni - 26 oktober 16 juni - 20 oktober
Kleurstofplanten Samen werken we aan Water Keramiek van de VAK, thema Blauw
Activiteiten 14 en 15 september, 10.00 - 17.00 uur 22 september, 14.00 uur 22 september, 14.00 - 16.30 uur 12 oktober, 10.00 - 17.00 uur 25 oktober, 19.00 - 24.00 uur 27 oktober, 10.00 - 16.00 uur
Monumentenweekend De tiende Van Itersonlezing Tuinconcert, m.m.v. Seniorenorkest Delft, Delft Zangers en Blaaskapel de Prometoeters Plantenruilbeurs, i.s.m. Groei & Bloei Delft Museumnacht, met prachtig verlichte tuin Wetenschapsdag 11
Plannen voor eenWatercentrum
12
4
0
10
20
30m
1 11
4
4
7
2
9
5 3b
Botanische Tuin
6
geplande nieuwbouw Duwo
8
10
de Kanaalhof met als titel: 'Watercentrum'. Het voorziet in de gewenste waterberging en combineert die met onderzoeksfaciliteiten, demonstratie van nieuwe technieken, uitbreiding van de botanische collectie en meer publieksvoorzieningen. Dit alles onder het motto ‘Bouwen met Natuur'. Een voorwaarde voor totstandkoming van het Watercentrum is samenwerking tussen de diverse bellanghebbenden. Als daar ruimte voor is, dan biedt dit voor de hele Kanaalhof uitzicht op een status met nationale en internationale uitstraling. De plattegrond in dit artikel geeft een overzicht van de voorgestelde ingrepen met per onderdeel een kleine toelichting.
Watercentrum Tegen de achtergrond van het klimaatbestendig maken van de stad werd door de Botanische Tuin een plan bedacht voor de inrichting van een deel van
3a
Delft In onze stad kwam het gesprek over klimaatverandering tussen bestuurders, inwoners en technici op gang nadat in 2009 het bestemmingsplan TU Noord door de Raad van State werd vernietigd. Tevens werd gevraagd een MER, milieu-effectrapport, op te stellen. Dit leidde tot het project Groenblauw onder voorzitterschap van de gemeente Delft. In 2012 verscheen de rapportage van het project. Hierin wordt gedetailleerd aangegeven waar en hoe water en groen geïntegreerd kunnen worden in de ontwikkeling van de stad en bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Eén van de locaties die in het rapport genoemd wordt is de Kanaalhof. Dit is een braakliggend terrein tussen het Science Centre aan de Mijnbouwstraat en de kantoren van de studentenhuisvester Duwo aan de Kanaalweg. Het grenst aan de Botanische Tuin en maakte er ooit deel van uit.
9
De stad In het rapport 'Klimaatverandering in het stedelijk gebied', opgesteld door het RIVM in 2011, wordt de noodzaak van aanpassing aan de klimaatverandering als volgt omschreven: “Klimaatverandering kan in stedelijk gebied tot onder andere extreme hitte en overmatige neerslag leiden. Meer groen draagt in perioden van extreme hitte bij aan minder hitteoverlast in steden. Voldoende waterbergend vermogen van de bodem zorgt bij extreme hoeveelheden neerslag voor minder wateroverlast. Het is dan ook raadzaam voor gemeenten om maatregelen te nemen waarmee de stad klimaatbestendig wordt gemaakt. Ook burgers kunnen hieraan bijdragen. Voor beide partijen geldt dat nu investeren in klimaatbestendigheid, in de toekomst rendeert.”
Kanaalhof
8
in de
N
12
Kleine Arbermeer, Beieren. Foto: Anton Weber.
1
Drijvende eilanden (1) Drijvende eilanden zijn er sinds de oudheid en daarvoor, overal op de wereld: Europa, de Amerika’s, Afrika, Azië, Australië. Ze zijn natuurlijk ontstaan en soms door mensenhanden gemaakt. In het Nederlands heet het: een drijftil. Die ontstaan in veenplassen. Door wind en golfslag hopen wortels, stengels en bladeren van oeverplanten zich op in het open water. Ook de wind draagt allerlei aan. Mettertijd wordt die levende mat tientallen centimeters dik. Planten schieten wortel, dieren nestelen zich. Met moderne materialen worden drie eilanden in het bassin opgebouwd en bedekt met een grondlaag. De eilanden bewegen mee met het waterpeil. Evenals het drijvende pad. Op de eilanden 13
Stroomgoot (5) In de stroomgoot wordt met een golfmachine onderzoek gedaan naar de impact van stroming en golven op vegetaties op de grens van land en water. De stroomgoot is veertig meter lang en vijf meter breed. In Delft zijn al enkele goten: bij de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) van de TU en bij Deltares, kennisinstituut op het gebied van water, ondergrond en infrastructuur. Deze goten zijn echter niet geschikt voor proeven die over meerdere seizoenen reiken. Immers, planten nemen tijd om te groeien. Onderzocht zal worden wat de invloed is van golfslag en stroming op vegetaties op een dijklichaam: “Hoe maak je dijken steviger met beplanting?” Voor onderzoekers een uitdaging en boeiend voor publiek.
worden per werelddeel plant-associaties geformeerd. Bijvoorbeeld, voor Europa, de overgangen van drijftilvegetatie met riet, lisdodde en liesgras naar bos met els en zachte berk. Voor Noord-Amerika is de moerascypres de kenmerkende boomsoort en voor Azië de watercypres. Drijvende kas (2) De bestaande kassen werden in 1917 gebouwd. Ze zijn in goede staat, dankzij tijdig onderhoud. Maar, er is te weinig ruimte. Daarom zullen ze in de toekomst uitgebreid worden, inclusief ondergrondse waterberging. In het Watercentrum is er plaats voor een geheel nieuwe kas, een kas voor subtropische planten. Die kas krijgt een educatieve en recreatieve functie, voor de universiteit en het brede publiek, en heeft rondom een groot terras. Helofytenfilters (3a en 3b) Een helofytenfilter is een natuurlijke manier om vuil water te reinigen. Een helofyt is een plant die wortelt in waterbodems, bijvoorbeeld riet en lisdodde. De zuurstof die zij aanzuigen scheppen een gunstig leefklimaat voor allerlei bacteriën. Die bacteriën zetten afvalstoffen in het water om in voeding, voor zichzelf en voor planten. In diepere bodemlagen zijn er andere bacteriën. Die voeden zich met de afvalstoffen uit de hogere lagen. Uiteindelijk keert alles naar zijn oorsprong terug. Het water blijft gereinigd achter. In de schets zijn twee helofytenfilters opgenomen. Het eerste (3a) ligt langs het kantoor van Duwo. Het wordt gevoed met hemelwater van de daken in de buurt, dat wordt aangevoerd via een leiding in de Kanaalweg. Het tweede filter (3b) wordt aangelegd in de bestaande sloot langs het Science Centre. Via een duiker wordt die sloot gevoed met oppervlaktewater vanaf de katholieke begraafplaats. Oevervegetatie (4) Er is een geleidelijke overgang van water naar land met een inheems plantensortiment van kruiden, struiken en bomen. Hierdoor kunnen dieren het water gemakkelijk bereiken. Bij de aanleg van het water komt veel grond vrij, enkele duizenden kubieke meters, die deels ter plaatse verwerkt wordt in steile tot vlakke oevers. Dynamiek! Voor de ijsvogel is zo’n steile helling een goede woonplaats. Op de overgang naar de Tuin worden de planten gegroepeerd in wetland-associaties uit de andere werelddelen. Bestaande bomen worden in het plan geïntegreerd. 14
Foto: bbcworldservice.
Yakov Chernikov (1889 - 1951) Rusland
2
Delta Flume van Deltares. Foto: www.deltares.nl
Groot Salland bij Deventer. Foto: JanB46.
Plas-dras-oever. Foto: www.ecoprojecten.nl
5
Oeverbescherming (7) In het bassin steken kleine strekdammen uit. Ze zijn bekleed met diverse materialen, steen, vezels. Plant en dier kunnen zich er vestigen, waardoor eco-oeverbescherming wordt gecreëerd.
3a en 3b
4
Waterman-paviljoen (6) Vanaf een verhoogd uitkijkpunt kan je zien wat ‘Bouwen met Natuur’ betekent. Hoe in samenspel met natuur oplossingen worden gecreëerd voor de aanpassing aan het veranderend klimaat. Het paviljoen is een vaste, gefundeerde locatie in de dynamische waterberging, die met een brug is verbonden met het terras. Het is ook een podium voor evenementen en presentaties. Waterman-paviljoen? Een hommage aan dr. ir. Ronald E. Waterman. De naam van deze Delftse waterstaatkundige is nationaal en internationaal onlosmakelijk verbonden aan ‘Bouwen met Natuur’.
Foto: openbare bron.
9
Waterstromen De bestaande sloot (8) ontvangt relatief schoon water uit de Wippolder en drainage6 water vanuit de Tuin. Er zijn twee Thomsonstuwen (9) die menging met water met meer voedingszouten voorkomen. In de sloot langs het Science Centre (10) stroomt het water via het helofytenfilter (3b) uit in de verzamelsloot. Ook de andere waterstromen komen hier uiteindelijk terecht. Vandaar kan het ondergronds afgevoerd worden naar het waterstelsel rond Jaffa. Het bassin (11) wordt via het helofytenfilter (3a) gevoed met regenwater vanuit de omgeving. Regenwater van het dak van het Biotechnologiegebouw wordt opgevangen in een ondergrondse buffer (12). Na zuivering voedt het twee vijvers. De stroomgoot (5) heeft geen verbinding met andere waterstromen. Bert van der Meijden 15
Keerpunt
Columbus Omdat Columbus onder Spaanse vlag voer én omdat de inheemse indianen in de ogen van de katholieke Spaanse koningen heidenen waren, eisten zij een groot deel van Amerika voor zichzelf op. Dat had ook gevolgen voor de geleerde botanie. Die begon kenmerken te vertonen van moderne natuurwetenschap: het onderwerp van dit artikel. Met stomheid geslagen De Spanjaarden die Amerika binnendrongen, rolden werkelijk van de ene verbazing in de andere. Alleen al het blote feit dat deze wereld bestónd, was ronduit verbijsterend. Gezaghebbende, antieke teksten van Dioscorides, Aristoteles of een Plinius de Oudere die men raadpleegde, gaven voor het bestaan van een dergelijk land immers geen enkele aanwijzing, laat staan voor de aanwezigheid daar van mensen, flora en fauna. Zelfs de bijbel, de ultieme autoriteit, repte daarover met geen woord. Natuurverkenners raakten er diep onder de indruk van de vormen- en soortenrijkdom; wat zij aan soorten bloemen, vruchten en voedingsgewassen zagen, daar hadden zij geen woorden voor. Ook letterlijk niet. Deze Nieuwe Wereld was alles wat hún wereld, Europa, niet was (zie Papyrus - 2013, 2 zomer p. 12 - 15). Dat bleek wel uit de brieven en ooggetuigenverslagen die zij naar huis schreven. Daarin gebruikten zij vaak woorden als asombro (wonder) en espanto (schok).
Alternatieve informatiebron Geheel aan hun lot overgelaten – gebruikelijke informatiebronnen zoals antieke teksten en bijbelteksten zwegen immers in alle talen – zat er voor de botanist niets anders op dan de gewassen in deze Nieuwe Wereld geheel en al op eigen kracht te gaan observeren, voelen, proeven en te ruiken. Hem restte niets anders dan deze alternatieve informatiebronnen – dus zijn zintuigen – te gebruiken als hij kennis van planten wilde opdoen. Daarop was hij nu geheel en al aangewezen. De nauwkeurigheid waarmee de botanist planten – in dit geval de bolderik – één voor één observeerde en in beeld bracht, kunt u aflezen aan de hier afgebeelde houtsnede uit De Historia Stirpium (1542), het kruidenboek van Leonard Fuchs. Dit – middels de eigen zintuigen - opdoen van fysiek-tastbare ervaringskennis van gewassen legde de basis voor het moderne onderzoek van de levende natuur.
Zoektocht naar feiten Onder de Spaanse elite – koningen, artsen, apothekers, kooplieden, missionarissen – heerste algemeen de opvatting dat de informatie over al die tot dusver onbekende planten en geneeskruiden uit de Nieuwe Wereld gebaseerd moest zijn op harde, waarneembare en controleerbare feiten. Niet op ‘van horen zeggen’. Zo stond de Spaanse koning erop, dat men hem ter dege informeerde over bijvoorbeeld de vindplaatsen in Amerika van dié boomsoorten waarvan (oorlogs) schepen gebouwd konden worden. En hij had er belang bij precies te weten waar zich daar de beste groeiplaatsen bevonden voor de verbouw van 16
gewassen uit Spanje. Als hij achter die informatie zou kunnen komen, dan kreeg de Spaanse landbouw daardoor een forse impuls. Artsen en apothekers sloegen een kritische blik op al die wondermiddelen uit de Nieuwe Wereld die zo aanprezen werden. Welke daarvan waren niet alleen nieuw, maar vooral ook effectief? Ook de calculerende koopman had er alle belang bij, dat de informatie die hij kreeg precies was. Welk soort rietsuiker zou waar het beste kunnen gedijen? Waar zaten gaten in de markt? Welke precieze informatie over welke verfplanten uit de Nieuwe Wereld heb ik nodig, om op grond daarvan een goede, vergelijkende kostenbaten-analyse te kunnen maken? En als de missionaris zijn bekeringswerk deed in al die afgelegen missieposten van Amerika waar geen arts of apotheker te bekennen was en daar te kampen kreeg met onbekende (tropische) ziekten, nou dan wilde hij wel het naadje van de kous weten welke geneeskrachtige kruiden effectief waren en welke niet. Deze zoektocht naar gedegen en gedetailleerd feitenmateriaal bevorderde de ontwikkeling van de geleerde botanie naar moderne natuurwetenschap. Die gaat immers uit van feiten, dus van waarnemingen en metingen. Dat leidde er ook toe, dat men overging op het uitvoeren van experimenten met acclimatiseringstechnieken. De beste plaats daarvoor was de botanische tuin. Aansturing Als het aan centrale regie had ontbroken, dan was de ontdekking van de nieuwe flora van Amerika een aangelegenheid gebleven van enkele loslopende, liefhebberende botanisten. Dan zou het ontbroken hebben aan stuwkracht, coördinatie en richting: factoren die onontbeerlijk waren voor de uitgroei van de geleerde botanie naar moderne natuurwetenschap. Maar die centrale regie kwám er, al vanaf de jaren 1520. En wel van de kant van Spaanse vorsten als Karel V, Filips II en Karel III. Die namen het heft in handen, want deze Nieuwe Wereld betekende voor hen een ware goudmijn. De ontdekking ervan kwam hen goed uit, want de oorlogen die zij voerden – onder andere tegen de Nederlanden (die tegen Spanje in opstand kwamen) – kostten veel geld. Dus wilden zij precies weten wat er in deze nieuwe wereld te halen viel. Die informatie zou, bij voorkeur, in gesystematiseerde en gekwanticeerbare vorm gegoten moeten worden, om aan alle individuele waarnemingen die botanisten in de Nieuwe
Wereld deden een belang toe te kennen op basis waarvan zij beslissingen konden nemen. Daartoe riepen de Spaanse vorsten kennisinstituten in het leven, ook een kenmerk van wat nu moderne natuurwetenschap is. Kennisinstituten Via de Guadalquivir arriveerden de gewassen uit Amerika in het hartje van de stad Sevilla. Daar vestigden de Spaanse vorsten kennisinstituten. Een daarvan was de Real y Supremo Consejo de Indias ofwel de Raad van Indië (1524). Deze Raad was voor de geleerde botanie belangrijk, omdat zij op het gebied van de flora van Amerika een databank in het leven riep. De benodigde gegevens werden aangeleverd via vragenlijsten – de zogeheten Relaciones de Indias. De Raad stuurde deze lijsten naar regeringsambtenaren, kooplieden en missionarissen in Amerika. Naast alle vragen over de weersomstandigheden aldaar, de afstanden tussen steden waar indianen woonden, bevatten de vragenlijsten ook items over de aanwezigheid van soorten bomen, vruchten, groenten, kruiden, geneeskrachtige planten, granen en verfplanten. Op die manier brachten de Spaanse koningen de flora van deze Nieuwe Wereld in kaart. De tuin als studietuin In Sevilla had Nicolás Monardes, arts en botanist, een studietuin. Daarin verzorgde en bestudeerde hij planten die uit Amerika arriveerden. Omdat die in Europa totaal onbekend waren, waren daaraan (dus) geen christelijke symbolen, geen morele betekenissen verbonden. Met als gevolg dat deze gewassen ‘blanco’, dat wil zeggen zonder deze traditionele lading, zonder vooringenomenheid, maar wel op hun biologische eigenschappen bekeken en beschreven werden. 17
Monardes publiceerde geschriften waarin hij vooral gewassen uit de Nieuwe Wereld beschreef. Daarin verscheen ook een afbeelding van de tabaksplant. Al snel werd dit uit Amerika afkomstig kruid populair in Europa. Om de inburgering ervan in ons land weer te geven, liet de Dordtse arts Johan van Beverwijck in zijn wijd verbreide werk Schat der gesontheyt een gravure opnemen met daarop een indiaan – voorzien van een veren-hoofdtooi – die aan een stenen Goudse pijp lurkt. Met twee fraaie rookpluimen als zichtbaar resultaat. Linksonder ziet u ook nog twee tabaksplanten.
Net als Monardes was ook Simón de Tovar een voorstaand botanist in Sevilla. Ook hij beschikte daar over een studietuin. Carolus Clusius, de beroemde botanist, bracht er een bezoek. Tussen hem en Spaanse geleerde botanisten vormden zich expertise-netwerken. Via Clusius kreeg het werk van Spaanse botanisten verspreiding over heel Europa. In deze en andere studietuinen had de botanist onmiddellijke toegang tot de natuur – dus niet via de ‘bril’ van bijbelteksten en van teksten uit de klassieke oudheid. Het doelgericht observeren van wat concreet-feitelijk aan een plant te zien was, vierde in deze tuinen hoogtij. En dat stimuleerde het (proefondervindelijk) natuurkundig onderzoek. De natuur als schouwtoneel Studietuinen van particulieren als Monardes en De Tovar, maar ook tuinen die verbonden waren aan universiteiten hadden veel weg van een anatomisch theater. Tussen deze beide noviteiten - het Theatrum botanicum en het Theatrum anatomicum – bestonden overeenkomsten. Beide waren schouwplaatsen van wetenschap waarin 18
de geheimen der natuur werden blootgelegd. De natuur werd er aanschouwelijk gedemonstreerd, in kaart gebracht, geïdentificeerd en ontleed; in de anatomie van gewassen en in die van het menselijk lichaam kon respectievelijk de botanist en de geneesheer Gods schoonheid en diens ordenende hand aanschouwen. Voor de botanist was de tuin het schouwtoneel waar de wijsheid en de grootsheid van God werd vertoond. De komst van de grote diversiteit aan exotische planten uit de Nieuwe Wereld, waaronder de indrukwekkende passiebloem uit Mexico, vormde eens te meer bewijs van de creativiteit van Gods scheppingskracht. Met de studie van (ook) deze flora deed de botanist God eer aan. Dat motiveerde tot intensief natuuronderzoek. Systematiek De Spaanse vorsten zagen het gevaar van chaos in, die de introductie van zoveel nieuwe gewassen met zich mee kon brengen. Om die te voorkomen, waren zij van oordeel dat aan elke nieuwe plantensoort afzonderlijk in de handboeken die de apothekers en artsen gebruikten, maar ook in de scheepsdocumenten een gelijkluidende ‘code’ moest worden toegekend. Daarom gaven zij aan botanisten de opdracht, om planten systematisch te classificeren zoals Linnaeus dat deed. Deze opdracht beperkte zich dus niet tot slechts het beschrijven. Ook dat droeg bij tot de wording van de wetenschap der botanie. Het verhaal van twee zeeën De geboorteplaats van geleerde botanie was de antieke wereld geweest, gelegen rondom de Middellandse Zee. Na de ontdekking van Amerika werd de Atlantische Oceaan die voorheen als onbekend en gevaarlijk bekend stond steeds meer als een brug gezien, een verbinding tussen drie werelddelen: Europa, Amerika en Afrika. Over deze ‘brug’ stroomden Spaanse veroveraars Amerika binnen. Die hielden onder de indianen vreselijk huis. Over deze ‘brug’ gingen ook talloze nieuwe plantensoorten naar en van Europa. Vanaf die tijd begon de geleerde botanie trekken te vertonen van moderne natuurwetenschap: zij bereikte toen het stadium van haar volwassenheid. Fred Struik Bij de afbeeldingen 1. De stamoudste der indianen bericht over de aankomst van vreemdelingen. 2. Afbeelding van de bolderik, uit Leonard Fuchs, De Historia Stirpium, 1542. 3. Gezicht op Sevilla in de 16e eeuw, schilderij van Alonso Sanchez Coello. 4. Gravure Van den Taback, uit Johan van Beverwijck, Schat der Gesontheyt.
In de keuken
Oost-Indische kers De Oost-Indische kers is in de 16e eeuw vanuit Peru naar Spanje gebracht. Volgens de naamgever, Linnaeus, is de plant pas in 1684 in noordwest Europa geïntroduceerd. Zijn beschrijving onder de naam Tropaeolum majus dateert uit 1753. Het Neolatijn van deze naam is typisch is voor de 18e eeuwse geleerde wereld. Hij komt van het klassiek Latijnse tropaeum, dat regelrecht uit het Grieks stamt. Het betekent ‘boomstam of houten zuil met daaraan opgehangen de wapens van de verslagen vijand’ en afgeleid daarvan ook ‘overwinningsteken’. De bloemen doen inderdaad aan helmen denken en de bladeren aan schilden. In de betekenis overwinningsteken is het ons woord trofee. Onbekend is waar ‘oost’ in de algemeen in Nederland gebruikte naam Oost-Indische kers vandaan komt. De naam kapucijn, die in OostBrabant en Vlaanderen in zwang is, is gelijk aan de Franse naam Grande Capucine en wordt in verband gebracht met de capuchon van de monniken van de Kapucijner orde, waar de bloem op lijkt. In het engelse Indian Cress en Monks Cress is ook het element ‘kers’ opgenomen. Wat de smaak betreft
lijkt waterkers er weliswaar op, maar die kers behoort tot een geheel andere familie. In Limburg is de naam kapper gangbaar, wat op het gebruik als (ingemaakte) kappertjes wijst. Het inmaken van de bloemknoppen (ook de nog groene zaden kunnen), wordt al in 1692 door de franse chef kok François Massiallot beschreven in zijn Nouvelle Instruction pour les Confitures, les liqueurs, et les fruits. Vrij vertaald luidt dat recept als volgt. ‘Neem de bloemknoppen, doe ze in een glazen potje met wat zout en wat gestampte peper. Daar kunnen desgewenst ook enkele kruidnagelen bij. Vul de pot verder met een mengsel van één deel water en twee delen azijn, de kappers moeten geheel onderstaan. Ze zijn heel aangenaam zowel in soep of stoofpot als in salades in de winter’. Het meest courant is tegenwoordig het gebruik van de bloemen als eetbare versiering. In een fles azijn gestopt geven ze een fijne karakteristieke smaak. Ook de bladeren kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld in salades. Daan Hallewas 19
Verenigingsnieuws De Delftse Hortusdag die op 30 juni door de Tuin, Groei & Bloei, de MuseumShop en onze vereniging was georganiseerd bleek mede door het stralende weer een succes. Veel bezoekers kwamen op de activiviteiten af. Er was veel belangstelling voor de kramen met interessante planten en wetenswaardigheden. Ook was er veel interesse voor de lezingen door directeur Bob Ursem, de nieuwe tentoonstelling ‘Samen werken we aan Water’ en de rondleidingen. Een tiental nieuwe leden kon worden ingeschreven. De organisatoren (met name Gerard van der Veen) en de deelnemers toonden zich zeer tevreden over deze al bijna traditionele dag. Op 30 juli nam het bestuur tijdens een gezellig samenzijn in de Tuin afscheid van Stineke BraamHeinen. Zij heeft als bestuurslid in de afgelopen negen jaar de vereniging met raad en daad bijgestaan, maar moest nu wegens een verhuizing stoppen. Wij danken haar hartelijk en wensen haar een prima tijd in het zonnige Spanje. Hans Hirs
De tiende Van Itersonlezing zal, zoals in de vorige Papyrus al aangekondigd werd, plaatsvinden op zondag 22 september om 14.00 uur. Ditmaal in Collegezaal B, die is ook in het Kluyverlaboratorium, echter toegankelijk via de ingang ernaast, van Microbiologie (Julianalaan 67a). De lezing wordt gehouden door prof. dr. Gerard van der Velde en gaat over hoe exotische soorten onze wateren binnendringen. 20
Heel erg bedankt Bij mijn afscheid als voorzitter van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin ben ik tot sprakeloosheid toe verrast door de organisatie van de Algemene Ledenvergadering van 25 mei j.l. Het begon al met de buitengewoon aardige toespraak van burgemeester Verkerk, afgesloten met bloemen én de eervolle gemeentepenning van Delft. Vicevoorzitter Wil Aalbers somde vervolgens vele resultaten van de vereniging op die hebben bijgedragen tot het behoud van de tuin en sloot af met verschillende cadeaus, zoals een mooie aquarel van de te vroeg gestorven secretaris Hans Hoogenhout, het Haagse bomenboek van Pieter van Mourik en Gerard van der Veen en de evenzo eervolle benoeming tot erevoorzitter met weer bloemen. Tot slot sprak de wetenschappelijk directeur van de tuin Bob Ursem zijn waardering uit voor de samenwerking met weer prachtige bloemen en de toezegging dat er een “Leendert Maatlaan” gaat komen. De vergadering werd besloten door de nieuwe voorzitter Paula Delhez, die ik uiteraard veel succes toewens, en tenslotte beschreven door secretaris Hans Hirs, die – en dat wil ik nog wel extra kwijt – destijds werkelijk geruisloos en op voortreffelijke wijze het secretariaat na het plotselinge overlijden van Hans Hoogenhout heeft overgenomen. Alles in Papyrus verwerkt door hoofdredacteur Daan Hallewas die met Luuk Stalenhoef het blad een nieuwe professionele uitstraling heeft gegeven. Tijdens de vergadering en daarna waren er nog verschillende persoonlijke bedankjes, erg hartverwarmend. Tot slot moeten mij nog twee zaken van het hart. In de eerste plaats hebben de oude medewerkers van de tuin onder leiding van tuinchef Hans van Loon ondanks alle sombere en bedreigende situaties uit die tijd ervoor gezorgd dat de tuin bleef bestaan. Ten tweede is mij lof toegezwaaid, maar ik kon pas wat bereiken met actieve en goede medebestuurders én een snel groeiend aantal leden. Die wil ik graag mee betrekken bij het huidige succes van onze botanische tuin. Leendert Maat
De nieuwe voorzitter Paula Delhez stelt zich voor Het is een uitdaging om een voorzitter op te volgen die vanaf de oprichting van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin met zoveel verve en inzet de vereniging heeft geleid waardoor het voortbestaan van de Botanische Tuin nu beter gewaarborgd is. Dat houdt niet in dat wij nu op onze lauweren kunnen gaan rusten. Aandachtspunten zullen er zeker blijven, zoals de inzet van sociale
Foto: Rob Delhez
media, de plannen ter ontwikkeling van het braakliggende terrein naast de Botanische Tuin en natuurlijk het op peil houden van het ledenbestand en dat liefst nog verder uitbreiden. Tenslotte, met Bob Ursem als kundig maar ook zeer creatief wetenschappelijk directeur, moet het zeker lukken de Botanische Tuin voor Delft een plek te laten blijven waar iedere bezoeker graag komt. Een aantal redenen waarom ik met veel enthousiasme voor de vereniging wil werken. Ik heb drie passies. Mijn liefde voor de stad Delft: 66 jaar geleden ben ik geboren in Delft en altijd ben ik er blijven wonen. Mijn verbondenheid met de TU: 48 jaar heb ik met ongelooflijk veel plezier op de bibliotheek van de TU gewerkt. In die tijd wandelde ik tijdens de middagpauze graag in de Botanische Tuin. Ik heb kortgeleden afscheid genomen en heb dat daar gevierd. Mijn interesse in tuinen: mijn liefde voor tuinen is ontstaan doordat ik met mijn man Rob in 1975 een huis in de binnenstad kocht met een relatief grote tuin (10 bij 22 meter). In 2004 deden we met onze tuin mee met de Delftse Open Tuinendag, waardoor we, mede door al die enthousiaste 575 bezoekers, met andere ogen en met meer liefde naar onze eigen tuin gingen kijken en er ook meer tijd aan gingen besteden. Verder gingen we wat vrijwilligerswerk doen voor de Open Tuinendag en werden lid van Groei & Bloei. Daardoor leerden we ook de plantenruilbeurs kennen en deden daar met veel plezier aan mee. Sinds een aantal jaren gaan we jaarlijks op tuinenreis naar Engeland. Mijn voorkeurtuin daarbij is nog steeds Trebah Garden in Cornwall (http://www.trebahgarden.co.uk). Een bijzondere subtropische tuin die langzaam afdaalt naar de zee, met veel water en gunnera's, mijn lievelingsplanten. In Nederland gaat mijn voorkeur uit naar de Botanische Vijvertuin van Ada Hofman. Prachtige heldere siervijvers zonder chemische middelen (http://www.adahofman.com). Al met al was dat alles reden genoeg om, toen ik vrijwilligerswerk wilde gaan doen, als eerste aan de Botanische Tuin te denken. Ik heb me ondertussen ook aangemeld als rondleider en Gerard van der Veen heeft beloofd me in te werken, want ik moet nog veel kennis bijspijkeren. Tot slot: Ik ga ervoor en kan Leen Maat natuurlijk niet evenaren, maar ga daar wel mijn best voor doen. Wij gaan hem node missen. Leen het ga je goed! Paula Delhez 21
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
altman B.V.
Zomer in de MuseumShop
MuseumShop
De toeristen weten de Botanische Tuin te vinden. Belgen, Amerikanen, Engelsen en Australiërs bezoeken daarna ook de leukste shop in Delft. Een cadeautje voor de thuisblijvers, zoals een Delftsblauw klompje, boek over Nederland (Engelstalig) en de altijd succesvolle echte violensieraden passen goed in de koffer.
Openingstijden maandag: 12.00 dinsdag - vrijdag: 10.00 zaterdag: 10.00 zondag, t/m september: 12.00
22
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
Een leuke collectie eco-shopping-tasjes zijn net binnen gekomen. Appelprint, sinaasappelprint, een regenboogstreep en zwarte kat. Het royale tasje heeft hengsels en wordt verkocht in een klein hoesje met rits met hetzelfde dessin als op het handige tasje. De balansvlinders en -libelles van metaal en de ijzeren egeltjes zijn super leuk voor tuin of balkon. Het nieuwste kinderboek van Woebie is uit. Een verhaal over Vincent van Gogh, geestig geïllustreerd met tekeningen van Arnold de Hartog (de zoon van de beroemde schrijver Jan de Hartog). Het verhaal is geschreven door Mies Strelitski. De MuseumShop is trots, dat wij de unieke serie boekjes mogen verkopen.
-
16.30 16.30 17.00 17.00
uur uur uur uur
Nieuw: handgemaakte leren bloemenarmbandjes. Vlinder-presse-papiers. Een mobile met dinosaurus en watergieters in zwaanvorm in de kleuren wit, geel, groen en natuurlijk mag de zwarte zwaan van Anna Pavlova niet ontbreken. Alsjeblieft, kom even op adem in de mooiste Hortus en kies bij de shop wat leuke verjaarscadeautjes uit, want u weet het, de opbrengst wordt gebruikt voor het samenstellen van educatieve natuurprogramma’s voor de schooljeugd. Terrasje met een kopje koffie onder de plataan? U bent hartelijk welkom, zeven dagen in de week. Yoka Boshoff
ZOMERTJE?
Laat de tuin maar aan ons over!
Den Hoorn 070-3966690 www.hoveniervanderheijden.nl