TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2014, 1 voorjaar
Plaagplanten Walnoten in de Botanische Tuin Kruidenboek Nederlandsch-Indië Van Moederkoren tot LSD 3
Papyrus Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2014, 1 voorjaar
2
Colofon
Inhoud Redactioneel
3
Kampioenen
4
Een populair kruidenboek uit Nederlandsch-Indië
6
In gesprek met Lesley Robertson
9
Van Moederkoren tot LSD 3
10
Tuinnieuws
13
Het walnootassortiment van de Botanische Tuin
14
Granaatappel in de keuken
17
Plaagplanten
18
Verenigingsnieuws
20
Tuinprogramma
21
MuseumShop
22
Bij de voorplaat Datura stramonium, doornappel, uitsnede uit een aquarel van de hand van Henriëtte Beijerinck. De plaat is gesigneerd en gedateerd op 1892, met de opmerking: n. d. nat. (naar de natuur). Lesley Robertson Bij de achterplaat Bovengrondse uitloper van de paarse schubwortel (Lathraea clandestina). Tussen de vlezige witte schubben komen wat later de paarse bloemen tevoorschijn. D.P.H.
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, email redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, email:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening NL21 INGB 0008 4561 99 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Opzegging: schriftelijk of per email bij de secretaris. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, email:
[email protected], website: www.botanischetuin.tudelft.nl. De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 17.00 uur en van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumkaart en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er niet in. De MuseumShop is geopend maandag van 12.00 - 16.30 uur, dinsdag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur en zaterdag van 10.00 - 17.00 uur. Van mei tot en met september ook op zondag van 12.00 - 17.00 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier. ISSN 1875-8282
Redactioneel Op 14 maart nam Lesley Robertson afscheid van het formele werkzame leven aan de TU. Naast haar werk als Biologische Veiligheids Functionaris heeft zij leiding gegeven aan het Beijerinckmuseum. Samen met vrijwilligers heeft ze dat op professionele wijze ingericht. In grote laden, tussen zuurvrije schutbladen, worden daar ook de aquarellen van Henriëtte Beijerink en vele andere voor het onderwijs gebruikte tekeningen en zeldzame drukken van planten bewaard. Al meer dan zes jaar is dat de bron voor de voorplaten van Papyrus, dat daardoor een bijzonder en markant uiterlijk heeft. We zijn Lesley zeer dankbaar dat we steeds uit die collectie mochten putten, voor haar toelichtingen, ‘Bij de voorplaat’ en andere bijdragen. We hopen dat ze nog vele bijdragen aan Papyrus gaat leveren. Elders in dit nummer vindt u een interview met haar. Bijna wekelijks bereikt ons in de kranten nieuws over DNA-analyses die leiden tot nieuwe en betere inzichten in het planten- en dierenrijk. Capsicum annuum kent vele variëteiten, van de uiterst scherpe madame Jeannette peper tot zeer zoete paprika’s, die zijn ontstaan in de duizenden jaren die na de domesticatie van deze soort zijn verlopen. De scherpte wordt bepaald door de concentratie van capsaïcine. DNA-onderzoek heeft nu uitgewezen dat er slechts twee genen zijn die de verschillen in sterkte regelen. Een ander opmerkelijk bericht betreft de vondst van een tot in uitzonderlijk detail gefossiliseerde koningsvaren. Uit de microscopisch fijn bewaarde
celstructuren kon worden afgeleid dat het DNA van die plant in 180 miljoen jaar vrijwel onveranderd is gebleven. Het DNA-onderzoek heeft nu ook de tuin bereikt. In de tuin staan verrassend veel walnootbomen (16 stuks) die tot zes soorten behoren. In het artikel van Raymond van der Ham wordt uitgebreid ingegaan op deze soortenrijkdom. Van enkele bomen zijn door Marcel Eurlings (Naturalis) DNA-analyses uitgevoerd om tot specifieke soortaanduidingen te kunnen komen. Met een derde artikel sluit Adriaan Fuchs zijn korte serie ‘Van Moederkoren tot LSD’ af. Bert van den Wollenberg staat stil bij de ‘kampioenen’ onder de bloeiwijzen. Nadet Somers neemt een aanloop naar enkele volgende artikelen over mevrouw Kloppenburg-Versteegh, haar kruidenboek en de invloed van haar werk op de Oost-Indische koloniale huishouding. De zomertentoonstelling over plaagplanten wordt ingeleid door Bert van der Meijden. In het Tuinnieuws vertelt Erwin Kluver over de vele belangrijke nieuwe ontwikkelingen in de tuin. De illustraties laten drie nieuwe oeververbindingen zien. Twee daarvan zijn opgebouwd uit delen van de Chinese brug uit Blijdorp. Het bestuur nodigt u in het Verenigingsnieuws uit voor de excursie en de ledenvergadering. In de keuken geeft een marriage van zuurkool uit het koude noorden en granaatappel uit het mediterrane gebied. Daan Hallewas 3
kampioenen Nu de olympische winterspelen achter de rug zijn en Nederland als klein landje een spectaculair aantal medailles heeft weten te veroveren, lijkt het me leuk om ook eens stil te staan bij de kampioenen van het plantenrijk. De meest voor de hand liggende vergelijking met medailles is die met de bloemen, waarmee planten zich meestal één keer per jaar tooien. Er zijn ook soorten die twee of meer keer per jaar bloeien, al is dat vaak uit noodzaak, wanneer bijvoorbeeld de vruchten met daarin de zaden voor het nageslacht opgegeten zijn. Een voorbeeld uit eigen waarneming is Daphne tangutica, een vertegenwoordiger van een nieuwe specialisatie in Delft, namelijk de Thymelaeaceae, de peperboompjesfamilie. Als de duiven de bessen opeten, dan bloeit deze daphne een tweede, of zelfs nog een derde keer, maar wel met minder bloemen. En er zijn ook soorten die niet zo frequent bloeien, of zelfs maar één keer. Deze laatste soorten noemen we monocarpisch, of wel ‘eenmalig vruchtdragend’. Eénjarigen zijn hierbij het duidelijkste voorbeeld, maar agave en bamboe nemen daar vele jaren de tijd voor. Maar na de bloei sterven agave en bamboe af. Voor zover mij bekend is de kampioen hier de bamboe, met als saillant detail dat alle planten van dezelfde soort wereldwijd ongeveer gelijktijdig gaan bloeien, en daarna massaal dood gaan. In India sprak ik in 2006 een bamboespecialist, die al in de zeventig was en die voor zijn onderzoek nog steeds zat te wachten op de bloei van een reuzenbamboesoort, Phyllostachys bambusoides, die al in de botanische tuin stond voor hij geboren was. Deze soort is de recordhouder met 135 jaar
4
voordat hij gaat bloeien en sterft. De plant kan 15 tot 22 meter hoog worden, met bamboestengels die een diameter hebben van 10 tot 15 centimeter. Hij wordt wel reuzenhoutbamboe genoemd, naar het Engelse giant timber bamboo.
Terug naar de bloemen. Voor wat betreft de grootste bloem zijn er bij mij twee titelkandidaten: Aristolochia grandiflora en Rafflesia arnoldii. Om met de laatste te beginnen: het plantengeslacht Rafflesia omvat 19 tot 22 soorten, waarvan Rafflesia arnoldii de grootste bloemen heeft: 80 centimeter in diameter en met een gewicht van 7 kilo. De bloemknop doet er circa 20 maanden over om zich volledig te ontwikkelen. Deze soort komt voor op Sumatra. Helaas hebben we geen Rafflesia in de kassen. De tweede titelkandidaat, Aristolochia grandiflora, hebben we wel en deze bloeide vorig jaar ook. Het vlakke deel van de bloemen hiervan kan 20 tot 50 centimeter breed worden, en 50 tot 300 centimeter lang, inclusief het lange draadvormige aanhangsel. Meer dan een paar ons zal de bloem niet wegen. Door het ‘valsspelen’ met het draadvormige aanhangsel ben ik als éénkoppige jury genoodzaakt Aristolochia grandiflora te diskwalificeren, waardoor Rafflesia arnoldii automatisch de kampioenstitel krijgt. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen en dat laatste doet Rafflesia arnoldii voortreffelijk. Een klein stukje koloniale geschiedenis: Rafflesia is vernoemd naar Thomas Stamford Raffles. Toen de Britten Java veroverden in 1811, werd Raffles tot luitenant-gouverneur benoemd, en later zou hij pogen om de Nederlandse invloed op Sumatra terug te dringen. Dat lukte niet, en het Engelse deel van Sumatra werd later uitge ruild met de Nederlandse delen van Malakka, waardoor Sumatra volledig in Nederlandse handen kwam. Raffles’ naam is sterk verbonden aan het huidige Singapore, dat zich ontwikkelde uit de door Raffles aldaar gestichte handelspost op het toenmalige Malakka. De enigmatische Rafflesia arnoldii, synoniem Rafflesia titan, is inmiddels bedreigd, waarschijnlijk vanwege de verzameldruk. Zo’n spectaculaire bloem wil iedereen wel in de tuin hebben, en dat geldt zeker voor botanische tuinen. Rafflesia’s
zijn namelijk parasitaire planten, waarvan de bovengrondse delen uitsluitend bestaan uit een zeer korte stengel. In het bos weet je dus niet waar de plant staat, totdat deze gaat bloeien, hetgeen ook geen jaarlijks terugkerend fenomeen is. Hierdoor is onderzoek aan Rafflesia uitermate moeilijk. Of er naast bedreiging door verzameling van zaden nog andere bedreigingen zijn, bijvoorbeeld habitatvernietiging, is hierdoor nog niet duidelijk. Rafflesia parasiteert op Tetrastigma, waarvan Tetrastigma voinerianum het meest veelvuldig in de kascollecties van botanische tuinen te vinden is. Tetrastigma hoort tot de Vitaceae, de wijnstokfamilie. Dan nog een olympische wedstrijd: de langste bloeiwijze. Mogelijke titelkandidaten: Amorphophallus titanum, Echium pininiana, Agave americana en Puya raimondii. Leiden en Bonn hebben beide grote exemplaren van Amorphophallus titanum. Van mijn Bonner collega Wolfram Lobin begrijp ik dat zij het grootste exemplaar hebben. Op hun website is hierover veel informatie te vinden (www.botgart.uni-bonn.de). Hun exemplaar bereikte in 2004 een hoogte van 3,06 meter (Guinness World Record). De bloeiwijze van Amorphophallus titanum wordt vaak aangezien voor een bloem. Het is echter een bloeiwijze. De erg kleine bloemen staan op een spil (latijn: spadix), die omgeven wordt door een vaasachtig schutblad (latijn: spatha). Meestal is het schutblad vrij vlak van vorm en langwerpig tot rond. Denk maar aan Spathiphyllum (wit schutblad), Dieffenbachia (groenig), of de lak-anthurium (rood schutblad). Bij Amorphophallus titanum is dat schutblad rond de spil gedraaid, maar niet vergroeid tot een dichte ring. Titelkandidaat twee: Echium pininiana. Deze soort van de Canarische eilanden produceert een bloeiwijze van circa 4 meter, twee keer zo lang als de bekendere Echium wildpretii, die tweejarig (en monocarpisch) is. We staan hier niet te lang bij stil, want titelkandidaat drie staat al te dringen om zich in de strijd te mengen: Puya raimondii is een zeldzame bromeliaachtige in de páramo van Bolivia. De páramo is de andiene hoogvlakte, lijkend op een prairie of toendra. De bloeiwijze van Puya raimondii kan ruim 10 meter hoog worden, met een diameter van maximaal 2,40 meter. Voorwaar een zeer indrukwekkende bloeiwijze, en een zekere medaillekandidaat. Echter, de ware kampioen is toch Agave americana, de honderdjarige aloë. Deze plant is zoals al vermeld monocarpisch, maar in zijn verder bloemloze leven
is de plant vooral nuttig vanwege zijn vezels en het blad waaruit een alcoholische drank wordt gemaakt, de zogenaamde Pulque, een melkwitte alcoholische drank. Deze soort komt voor in Mexico, maar wat de natuurlijke standplaats is, is onbekend. De plant is al heel lang in gebruik voor diverse doeleinden, en daardoor op allerlei andere groeiplaatsen geïntroduceerd. De plant is namelijk weinig veeleisend. Tegenwoordig is Agave een invasieve soort in de mediterranee, waar deze zich op steile rotshellingen alsmaar uitbreidt. Ook in dit opzicht is Agave americana dus een kampioen, al zijn we daar veel minder blij mee! Bert van den Wollenberg Bij de afbeeldingen: 1. Amorphophallus titanum, Curtis’s Botanical Magazine, 1891, M. Smith. 2. Rafflesia arnoldii, Transactions of the Linnean Society of London, 1822, Franz Bauer. 3. Achtergrond p. 4: Agave americana, Moninckx atlas, 1682-1709.
5
vermaard herboriste. Het verzamelen en doorgeven van kennis over geneeskrachtige planten was haar levenswerk. Jans stierf op 4 oktober 1948 in Malang.
J.M.C. Kloppenburg-Versteegh (1862-1948) In 1907 verscheen in Batavia, voormalig Nederlands-Indië, bij G.C.T. van Dorp & Co. het kruidenboek van mevrouw Kloppenburg-Versteegh: Indische planten en haar geneeskracht. Het boek werd in korte tijd populair onder alle lagen van de koloniale samenleving. De plantenbeschrijvingen en recepten waren vooral nuttig voor (Indo) Europese vrouwen die op afgelegen ondernemingen familieleden en arbeiders moesten verzorgen. Reguliere gezondheidszorg ontbrak daar en zeker de vrouwen die uit Europa kwamen waren niet vertrouwd met de inheemse kennis over geneeskrachtige kruiden. Het boek voorzag in een behoefte, gezien de vele herdrukken, waarvan de laatste in het jaar 2000. In de Tweede Wereldoorlog, tijdens de Japanse bezettingstijd, toen medicijnen schaars en duur waren, ontstond de zegswijze ‘Kijk in Kloppenburg’ wanneer iemand medische hulp nodig had. Een herboriste avant la lettre! Johanna Maria Carolina Versteegh, Jans genoemd, werd geboren op 16 mei 1862 in het Javaanse Soekamangli, op de koffieplantage van haar vader Carolus Versteegh (1826-1895). Haar moeder, Albertina van Spreeuwenburg (1828-1913), was de dochter van een Nederlandse bestuursambtenaar en een Indonesische vrouw. Albertina was verantwoordelijk voor de verzorging van de zieken op de ondernemingen van haar man, maar ook voor de zieken in de wijde omgeving van Soekamangli. Zij bezat een grote kruidenkennis en aanvullende kennis verkreeg zij van een bevriende apotheker en van een Duitse arts. Albertina heeft veel recepten mondeling doorgegeven aan haar dochter Jans. Toen Jans haar oudste dochter verloor aan een verkeerde medische handeling van een westerse arts, stimuleerde haar moeder haar om zich toe te leggen op de kennis van geneeskrachtige planten. Dat gebeurde: over alle planten die Jans tegen kwam, vroeg zij aan de lokale bevolking: ‘hoe heet deze plant, is het obat (medicijn)?’ Jans’ eerste bron van kennis van planten en hun 6
geneeskrachtige eigenschappen was dus haar moeder. De tweede bron van kennis was de lokale bevolking die zij voortdurend ondervroeg over welke planten op welke manier werden aangewend voor welke klachten. Daarnaast correspondeerde Jans met kennissen in de wetenschappelijke en medische wereld. Zij probeerde zoveel mogelijk de recepten die zij ontving uit te testen, op zichzelf en op de leden van haar grote familie – zij kwam uit een gezin van dertien kinderen en had zelf elf kinderen. Als zij daarmee succes behaalde schreef ze, als vrome Rooms-Katholieke vrouw, dat succes in eerste instantie toe aan de hulp van God. Haar enorme kennis van geneeskrachtige planten en de gedrevenheid waarmee zij deze kennis opbouwde maakten haar tot een bijzondere vrouw die, als zij in onze tijd en in onze samenleving geleefd zou hebben, wijd en zijd bekend zou staan als een
Het kruidenboek Het beroemde kruidenboek van Jans KloppenburgVersteegh begint met een beschrijving van de kruiden op alfabetische volgorde, waarbij de inheemse benamingen worden gebruikt. Dit is geen handige indeling voor mensen die niet vertrouwd zijn met de lokale benamingen en bemoeilijkt het opzoeken. Hierdoor is het boek niet goed toegankelijk. Hoewel Jans ook de Latijnse naam noemt, is het niet mogelijk om op de Latijnse naam te zoeken. Iedere plantenbeschrijving eindigt met een verwijzing naar één of meerdere recepten, die in het tweede deel van het boek bij de betreffende kwaal staan genoteerd. In dit medische gedeelte zijn de ziekten en kwalen alfabetisch gerangschikt, de bijbehorende voorschriften en recepten staan direct bij de kwaal vermeld. Er zijn in totaal 1467 voorschriften of recepten! Van 131 planten is een afbeelding opgenomen in de platenatlas. Jans vond zichzelf onbekwaam om de planten voor de platenatlas zelf te tekenen. Zij vond de volgende manier om toch een afbeelding te kunnen maken: ze legde de plant tussen twee vellen papier en een loden plaatje, perste het geheel zodat er een waarheidsgetrouwe afdruk ontstond en kleurde de afdruk in. Het kruidenboek bevat een aanhangsel met culinaire en geneeskrachtige bereidingen. Hier is zowel de bereiding van kemirie- en ketjoeboeng-olie te vinden als die van kedele-brood en kippenbiefstuk. In deze zin is het boek te beschouwen als een algemeen naslagwerk voor de vrouwen die nieuw in Indië waren en onder vaak primitieve omstandigheden een huishouden moesten voeren. In de receptuur gaat Jans vaak uit van maten die nogal arbitrair lijken, zoals een paitglaasje of een wijnflesch. Als bijlage geeft zij echter in grammen weer wat zij met deze aanduidingen bedoelt. Naast de tabel met inhoudsmaten voorziet het boek in een lijst van vreemde woorden, alweer om nieuwkomers in de kolonie op weg te helpen. Aziatische waternavel Ter illustratie van de wijze waarop Jans Kloppenburg-Versteegh de planten bespreekt, volgt hieronder haar beschrijving van gagan of daoen pegagan (Centella asiatica (L.) Urban, Aziatische
waternavel). De citaten zijn uit de vijfde druk uit 1978, een facsimile van de editie uit 1934. Een tenger kruid met zeer lange wortelende uitloopers, ook wel gagan-gagan en kaki koeda genoemd. De niervormige bladeren zitten aan lange stelen in rosetten bijeen. De bladstelen, die aan den voet een weinig verbreed zijn, zijn soms roodachtig van kleur. Het groeit in het wild op goeden grond en zonnig terrein, doch niet boven 2500 m zeehoogte. Te Batavia is het op de pasars geregeld verkrijgbaar onder den Soedaneeschen naam antanan. De bladeren worden rauw of gestoomd gegeten. Men beweert, dat de vruchten rheumatiek veroorzaken en daarom is het aan te bevelen, de bloemschermen en eventueele vruchten eerst zorgvuldig te verwijderen. De versche bladeren smaken peterselieachtig en bitter. Weinigen vermoeden, dat dit kleine plantje, waarvan de bladeren veel op viooltjesbladeren gelijken, zooveel geneeskracht bezit. Ze moeten bij voorkeur
versch worden gebruikt, omdat ze door het drogen veel van hun goede eigenschappen verliezen. Als voorbehoedmiddel tegen verschillende kwalen is het goed om, in navolging van de Indonesiërs, deze plant een paar keer per week als sla te eten (p. 40). Als we de negenenvijftig recepten van Jans met Centella asiatica doornemen, dan lijkt het wel een wondermiddel te zijn dat tegen tal van kwalen helpt. Het maakt de stoelgang regelmatiger en zachter en is dus geschikt bij aambeien. Zij beveelt aan om dit zachte laxeermiddel te combineren met wat zij noemt ‘verkoelende’ groenten en spijzen, waaronder sla en andijvie, papajavruchten en vijgen. Het dagelijks eten van verse daoen gagan zou bijzonder versterkend zijn voor kinderen en bovendien bloedzuiverend werken. Jans hecht grote waarde aan de werking van gagan bij diverse buikziekten, vooral die met een slijmerige stoelgang. Zowel kinderen als volwassenen zijn dan gebaat bij kruidenmengsels waarbij Centella asiatica als hoofdkruid fungeert. Daoen pegagan moet vers worden gebruikt; het gedroogde blad is waardeloos, volgens Jans. Om toch te allen tijde een kruidenmengsel tegen buikziekte bij de hand te hebben, geeft zij een recept voor een lang houdbaar gedroogd kruidenmengsel, waar bij gebruik verse 8
gagan-blaadjes aan worden toegevoegd. (… ) Men neemt als dagelijkse dosis voor volwassenen een dessertlepel vol, zet die met een aer blandaflesch water op, doe daar nog een handvol versche gaganblaadjes bij, die men te allen tijde krijgen kan en verkook het vierde gedeelte van het water. Het drankje wordt in gedeelten bij wijnglazen uitgedronken (recept 234 p. 194-195). Jans wijst erop dat gagan een welig tierend kruid is dat overal vers te plukken is. Als je het een paar keer per week eet, hetzij als salade, hetzij gekookt als groente, zou het preventief helpen tegen tal van ziekten. Verse thee van gagan wekt de maagsappen op en is galdrijvend. Het kruid helpt bij leverkwalen en bij de behandeling van (snij)wonden. Verder noemt Jans gagan als: wormenmiddel voor kinderen; middel tegen hoest; kalmerend middel; middel tegen puisten en slapeloosheid; middel tegen – al dan niet opzettelijke – vergiftiging. Ook zou het een goed koortsmiddel zijn. Jans schrijft dat wanneer de normale transpireermiddelen falen, pegagan-thee uitkomst biedt. Ook het innemen van pure, gestampte bladeren helpt tegen koorts. Jans hechtte, de toenmalige volksgeneeskundige kennis volgende, grote waarde aan de Centella asiatica. Inmiddels is het kruid onderzocht op werkzame inhoudsstoffen. De huidige toepassingen liggen vooral op het vlak van cosmetica. Het is een ingrediënt van huidherstellende crèmes, vaak in combinatie met smeerwortel en driekleurig viooltje. Belangrijke inhoudsstoffen zijn: triterpenen (asiaticosiden), alkaloïden (hydrocotyline) en etherische olie. De Indische waternavel zou een antibacteriële werking hebben en de wondgenezing bespoedigen. De op ervaring berustende volksgeneeskundige kennis uit de kolonie is grotendeels door modern wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Nadet Somers Verder lezen Grünewald, J. en C. Jänicke 2012: De Groene Apotheek, Oosterhout. Kloppenburg-Versteegh, J. 1978: Wenken en raadgevingen betreffende het gebruik van Indische planten, vruchten, enz. Katwijk, vijfde druk. Loo, V. van de, 2000: ‘Kijk in Kloppenburg’; de Indische planten van mevrouw J.C.M. Kloppenburg-Versteegh (1862-1948), Bergen. Verhelst, G. 2010: Groot handboek geneeskrachtige planten, Wevelgem. Bij de afbeeldingen 1. Mevrouw Kloppenburg-Versteegh, foto KITLV, Leiden. De foto is uit 1904, op het achtererf van het huis van de familie Kloppenburg aan de Bodjonweg in Semarang. 2. Voorkant van de facsimile derde druk 1934. 3. Plaat uit de facsimile derde druk 1934.
In gesprek met Lesley Robertson In de werkruimte naast het Beijerinckmuseum tref ik Lesley Robertson. Ze was daarvoor in gesprek met een student, die haar hartelijk bedankt voor haar tijd. Dat mag ook wel, want ze is met pensioen. Lesley werkte na haar school bij een penicillinefabriek in het zuiden van Engeland, waar ze biologie studeerde en onderzoeker werd. In 1974 zag ze een advertentie voor een analist bij de TH in Delft. Ze solliciteerde en ze kreeg - ondanks wat taaltechnische misverstanden over de inhoud van de functie - de baan. In 1979 startte ze haar promotie-onderzoek, dat ze in 1981 voortzette onder Gijs Kuenen in de nieuwe onderzoeksgroep die onderzoek deed naar het zuiveren van industrieel afvalwater van stikstof en zwavel, een onderzoeksterrein dat maatschappelijk steeds meer van belang werd. Met de aanscherping van de wet biotechnologie in 1997 werd Lesley gevraagd de Biologische Veiligheids
Functionaris (BVF) van de faculteit Biotechnologie (BT) te worden. Ze zat niet echt op die functie van politieagent te wachten, maar ze zei toch ja, omdat haar hobby, het beheer van het Beijerinkmuseum, onderdeel ging uitmaken van haar functie. Het toezichthouderterrein groeide. Toen Lesley BVF werd, was er een containment-laboratorium ter grootte van een tweepersoonsbed in het BT-gebouw. Bij haar pensioen vallen het hele BT-gebouw, het Bionanogebouw, de biolaboratoria van drie andere faculteiten en de Botanisch Tuin onder het toezicht. Op mijn vraag of ze Delft een prettige plek vindt om te werken, antwoordt ze nuchter dat ze de plek wel moet waarderen, omdat ze er anders niet zo lang gewerkt zou hebben. Waar ze vooral veel plezier aan beleefde was het doceren van de basisbeginselen van de microbiologie aan de eerste-jaars-studenten Life Science & Technology. De tuin was voor haar een plek van ontspanning. Ze zou graag zien dat de tuin en het museum meer met elkaar verbonden worden. Vooral vanwege het werk van Van Iterson. Ze maakt zich enige zorg, omdat in het nieuwe BT-gebouw geen ruimte is voor de museumcollectie, maar aan een oplossing wordt gewerkt.
“When I’ve had a frustrating day, I’ve always found that spending a little time in the garden improved my mood a lot!” Als ze vertelt over haar werk aan het boek over Van Leeuwenhoek veert ze enthousiast op. Ze deed behoorlijk wat historisch onderzoek in de archieven van de Gemeente Delft, maar haar ogen beginnen te glimmen als ze het heeft over haar proeven. Ze bewees met natuurgetrouw nagebouwde microscopen en een macrolens dat van Leeuwenhoek - in tegenstelling tot wat beweerd werd - deze ook kon gebruiken bij kaarslicht. Ze maakte haarscherpe beelden, zowel foto’s als film. Veel foto’s zijn terug te vinden in het boek. Een paar films staan op Youtube: bit.ly/leeuwenhoek-1; bit.ly/leeuwenhoek-2; bit.ly/leeuwenhoek-4. Lesley speelde in de afgelopen jaren een belangrijke rol bij het ontwerp van de voorpagina van Papyrus. Met enthousiasme heeft ze samen met de redactie steeds in het archief gezocht naar interessante series platen. We hopen op nog veel bijdragen van haar hand. Jacintha van Beveren, tekst en foto 9
Van Moederkoren tot LSD 3 In zijn reeks ‘semisynthetische derivaten’ van lysergzuur maakte Hofmann naar analogie van het analepticum (= stimulerend middel) nicotinezuurdiethylamide in 1938 het lysergzuurdiethylamide. In dierproeven waren de resultaten zo ‘mager’, dat deze 25-ste stof onder de aanduiding LSD-25 (LSD als afkorting van Lysergsäure-Diethylamid; zie structuurformule) op de plank der mislukte synthesen belandde. Als het met dit ergotalkaloïde hierbij gebleven was had waarschijnlijk alleen de wetenschappelijke wereld er ooit weet van gehad. Maar dat veranderde fundamenteel op 16 april van het jaar 1943, toen Hofmann het stofje LSD toch nog eens en wat nader onderzocht en … daarvan op enigerlei wijze iets naar binnen kreeg. En de meest bizarre zinsbegoochelingen, hallucinaties, onderging, waarbij zijn gehele beleven van de omgeving, van vormen en vooral kleuren daarvan, op de meest fantastische wijze veranderden. Gevoel voor ruimte en tijd leek geheel afwezig, en het scheen hem of hij buiten zijn eigen lichamelijke existentie zweefde. Deze droomwereld ervoer hij overigens bij volledig bewustzijn. “De zintuigen, vooral de gezichtszin, worden sterk gesensibiliseerd, waarbij de gehele kosmische rijkdom van beelden, ervaringen en herinneringen uit het onderbewuste in het bewustzijn binnendringen. Zo sterk is dit beleven in zijn visionaire kracht, zijn volheid, en vreemdsoortigheid, dat het vaak als religieuze openbaring wordt ondergaan”, aldus Hofmann.
lysergzuurdiethylamide O N
HN H
N CH3
10
CH3 CH3
weldra Leary en Alpert, beiden als psycholoog verbonden aan het Harvard Centre for Research in Personality, Boston, een grote rol. Beïnvloed door Huxley startte Leary experimenten met jongerejaars studenten; hij was daartoe in staat dank zij een hoeveelheid psilocybine door Hofmann aan hem ter beschikking gesteld. Maar nu wilde Hofmann ook de aard der andere door Indianen gebruikte psychedelica graag weten. En weer waren het de Wassons, die nu ‘ololiuqui’, de zaden van Turbina corymbosa (zie afbeelding p. 12), voor hem wisten los te krijgen. Ololiuqui bleek ergotalkaloïden te bevatten, onder andere lysergzuuramide en het al in 1932 door Smith en Timmis ontdekte epimeer daarvan, isolysergzuuramide, alsmede lysergzuurpropanolamide (meer bekend als ergometrine of – voor Sandoz – ergobasine), alle zeer verwant aan LSD. De brug van de hallucinogenen der Indianen naar Hofmanns eigen LSD was geslagen!
Kort daarop werd de psychotrope (= de geest beïnvloedende) werking ervan door Werner Stoll, een zoon van Arthur Stoll, in een psychiatrische studie diepgaand onderzocht. Op basis van deze eerste bevindingen met LSD zag Albert Hofmann daarvoor twee mogelijke toepassingen, a. als middel ter ondersteuning van psychoanalyse van patiënten (aan wie daartoe geringe doses LSD werden toegediend), vooral ingeval van angsttoestanden en dwangneurosen, en b. als hulpmiddel bij het onderzoek naar psychosen; door het middel zelf te gebruiken zou de onderzoeker (in casu de psychiater) inzicht kunnen krijgen in de geesteswereld van psychiatrische patiënten. Daarom werd LSD onder de naam Delysid in 1947 – uitsluitend voor wetenschappelijke doeleinden – gratis aan ziekenhuizen en klinieken ter beschikking gesteld. Niemand zal toen bevroed hebben, dat het binnen enkele jaren een schokgolf in de westerse wereld zou teweegbrengen! Dat LSD ook voor gevaarlijke en zelfs misdadige doeleinden gebruikt zou kunnen worden heeft Hofmann, naar eigen zeggen, aanvankelijk niet voorzien. En toch was de eerste interesse gericht op potentiële toepassingen van deze aard. Het waren de Verenigde Staten, die vanaf het begin van de Koude Oorlog rond 1950 belangstelling hadden voor stoffen, die als ‘waarheidsserum’ gebruikt zouden kunnen worden in bedenkelijke spionage- en andere subversieve activiteiten of die, bij oorlogshandelingen, ‘vijandelijke’ soldaten zouden kunnen uitschakelen door beïnvloeding van hun psyche. De CIA startte daarom het ‘topsecret’ project MK-ULTRA, waarbij vooral kwetsbare proefpersonen (gevangenen, prostitués, jeugdige studenten) zonder hun medeweten via dranken doses LSD kregen toegediend. Met alle zeer ongewenste gevolgen van dien! In die dagen, na WO II, was er vooral in de Verenigde Staten, kennelijk onafhankelijk van deze laakbare CIA-praktijken, een zekere hang ontstaan naar het gebruik van zogenaamde psychedelica, of wel ‘geestverruimende’ middelen; daarbij hebben bekende schrijvers, onder andere Aldous Huxley (auteur van Brave New World en The Doors of Perception),
een belangrijke rol gespeeld. Nu was van bepaalde Mexicaanse Indianenstammen bekend, dat ze al eeuwen lang een rituele cultus kennen, waarbij hallucinogenen-bevattende planten worden gegeten; het betreft onder andere het al meer dan een eeuw bekende mescaline uit verschillende cactussoorten. Maar er waren ook niet-bevestigde verhalen over paddestoelen met soortgelijke eigenschappen. In de vijftiger jaren is het echtpaar Wasson er in geslaagd van de Mazateken-Indianen een aantal paddestoelen – die door hen als zeer heilig worden beschouwd – in handen te krijgen en mee te nemen naar New York: daar in de zakelijke omgeving van de metropool ‘werkten’ ze even goed. Op een nieuwe reis van Wasson naar Mexico, nu in gezelschap van de Franse mycoloog Heim, heeft de laatste de betrokken paddestoel, Psilocybe mexicana, in grote hoeveelheid verzameld en meegenomen naar Parijs. Nadat alle pogingen – daar en elders – om de stof te isoleren, die voor de hallucinogene werking ‘verantwoordelijk’ zou kunnen zijn, hadden gefaald, heeft Heim ook aan Hofmann een aantal paddestoelen gestuurd, genoeg voor hem om de chemische structuur vast te stellen. Het bleek om twee tot dan toe onbekende verbindingen te gaan, die Hofmann psilocine en psilocybine heeft genoemd (zie structuurformule van psilocybine). Al spoedig ontstond er nu een rage in de Verenigde Staten om de paddestoelen te bemachtigen en hun hallucinogene werking te ondergaan. Hierin speelden
Bij de afbeeldingen Structuurformule van lysergzuurdiethylamide (meer algemeen bekend als LSD of LSD-25). De twee – door de wigvormige ‘lijntjes’ aangegeven – asymmetrische centra in het molecuul houden in, dat er van LSD vier stereo-isomeren bestaan, respectievelijk D- en L-LSD, en D- en L-iso-LSD, waarvan D-LSD (vandaar Delysid!) de enige is, die een psychotrope werking heeft. Psilocybe mexicana. (Tot het geslacht Psilocybe behoort een groot aantal soorten, die ook in Nederland voorkomen; de betreffende paddestoelen staan in de drugswereld bekend als ‘paddo’s’.) Structuurformule van psilocybine, de fosforzure ester van psilocine; in tegenstelling tot psilocybine is psilocine chemisch instabiel en wordt dus niet als drug toegepast. p. 12: Turbina corymbosa. Een soort ‘morning glory’ ook bekend onder de namen Rivea corymbosa en Ipomoea corymbosa.
psilocybine CH3 HO O
O P
-
CH3
+
N H
O
N H 11
Nu werd ook LSD in Leary’s onderzoeksprogramma opgenomen. De soms zeer nare gevolgen bleven niet uit, en er begon bezorgdheid te ontstaan in kringen van de Harvard University en bij de Food and Drug Administration. Nadat Leary en Alpert de International Federation for Internal Freedom hadden opgericht, die zich via het gebruik van hallucinogenen op het verbeteren der mensheid wilde toeleggen, liep de zaak geheel uit de hand en werden Leary en Alpert in 1963 ontslagen. Daarna begonnen ze ‘privé’ ‘weekend workshops in bewustzijnsverruiming’ te houden, waaraan een schare goedwillenden, maar bepaald ook lieden van wat onzekerder teneur deelnamen. Er ontstond, mede daardoor, in 1965 een levendige handel in LSD (waarvan in 1963 de octrooien verlopen waren), dat in μg-hoeveelheden in suikerklontjes, of op andere wijze werd aangeboden en het ‘trippen’ was aan de orde van de dag. Het gebruik van LSD werd daarop in 1966 in de Verenigde Staten verboden (bovendien werden de bovengenoemde CIA-activiteiten stopgezet). Toen Leary in hetzelfde jaar werd gearresteerd en veroordeeld, traden veel gebruikers, onder wie bekende dichters en kunstenaars voor Leary in het krijt; zelf stichtte hij een nieuwe religieuze secte, de League of Spiritual Discovery. Intussen was het gebruik van psychedelische drugs naar West-Europa overgewaaid, en bestonden er ook in ons land vurige aanhangers van de nieuwe drugs. Vooral in Amsterdam was er een kerngroep, een zogenaamde ‘pleinscene’ – genoemd naar het Leidseplein – bij wie LSD tot de verbeelding sprak, waaronder ook hier een aantal Bekende Nederlanders, zoals Simon Vinkenoog. Grote indruk maakten de happenings op het in 1965 opgerichte Provo, hoewel vele aanhangers daarvan later toch ambivalent stonden tegenover het gebruik van LSD. Omdat het middel ook in de meeste West-Europese landen in 1966 verboden werd, is het geleidelijk van het drugstoneel verdwenen. Maar het werd tot in de zeventiger jaren nog wel in de psychiatrie gebruikt. Dit gebeurde onder andere door Bastiaans, bekend geworden door zijn controversiële behandeling van patiënten, die leden aan het zogenoemde KZ (Konzentrationslager)-syndroom; oudere lezers zullen zich wellicht de film van Louis van Gasteren ‘Begrijpt U nu waarom ik huil’, gedraaid ten tijde van de geruchtmakende affaire rond de eventuele vrijlating van de ‘Drie van Breda’, herinneren waarin dit thema ter sprake komt. 12
Sandoz, geschrokken van alle ongunstige publiciteit, distancieerde zich in een in 1966 gepubliceerd pers-communiqué van het niet-psychiatrisch en -psychopathologisch gebruik van LSD en veroordeelde het niet-medisch begeleide misbruik als drug door leken in krachtige bewoordingen. Het weigerde inmiddels, ook voor wetenschappelijke doeleinden, langer LSD te leveren. Na enkele jaren werd het gebruik van LSD weer toegestaan aan instellingen, die daartoe gelicenseerd waren; in de Verenigde Staten gebeurde dit onder toezicht van het National Institute of Mental Health. Gezien alle controversen, die deze stof heeft opgeroepen, zal Hofmann – met Goethe’s Zauberlehrling – wel eens verzucht hebben:
“Herr, die Not ist groß! Die ich rief, die Geister, werd’ich nun nicht los.”
A. Fuchs
Voor de geïnteresseerde lezer verwijs ik nog naar de volgende literatuur, te vinden via Google: Albert Hofmann, LSD - mein Sorgenkind. Die Entdeckung einer “Wunderdroge”, vertaald als LSD - My Problem Child. Stephen Snelders, The Ibogaine Dossier. Het gebruik van psychedelische middelen in Nederland in de jaren zestig.
Tuinnieuws Het eerste kwartaal van het jaar is doorgaans de beste tijd om veel grotere aanleg- en herinrichtingsklussen op te pakken in de tuin. Je moet een beetje geluk hebben met het weer, maar tot dusver hebben we niet te klagen. Akkers en nieuwe rotstuin Van oudsher zijn onze akkers, gelegen richting de Kanaalweg, erg nat en hebben veel planten het erg moeilijk om zich hier te handhaven. Vorig jaar zijn we begonnen met het maken van verhoogde plantenbakken voor onze medicinale planten. Dit jaar krijgen ook de vezelgewassen verhoogde bakken om ze beter te kunnen verzorgen en ook beter te kunnen presenteren. Als deze werkzaamheden zijn afgerond zijn er nog twee resterende akkers die een metamorfose zullen ondergaan. Op dit moment wordt er achter de schermen druk getekend aan de eerste schetsen voor de nieuw aan te leggen rotstuin. Deze zal medio 2015 gereed zijn en aangelegd worden op de oude medicinale akker (met het boompaviljoen). Ook zijn de eerste ideeën ontstaan voor een nieuwe invulling van de akker met de verfplanten. Als alles volgens planning verloopt zal deze akker in de winter van 2014 een nieuwe invulling krijgen. Daphnetum Al een aantal jaren zijn we druk bezig met het verzamelen en zaaien van verschillende daphne-
soorten. Deze schitterende, maar erg moeilijk te kweken planten krijgen een geheel eigen plek in de tuin waar ze hun pracht en praal volop kunnen tonen. Langs het water, tegenover het terrasje, komt een verhoogd plantenbed met een speciaal grondmengsel waar alle daphnesoorten zullen worden uitgeplant. Het geheel gaat er ook een beetje als een rotstuin uitzien en vormt een mooie overgang naar de nieuwe rotstuin. Dit voorjaar is het verhoogde plantenbed gereed en zullen de eerste planten uitgeplant gaan worden. Gebied rond de kassen Het gebied rondom de kassen wordt meer en meer het kloppende hart van de tuin. De meeste activiteiten, feesten en partijen vinden hier plaats en dit is ook de plek waar veel bezoekers zich even ophouden om van de tuin te genieten. De rust en uitstraling die wij graag in de tuin willen hebben wordt geregeld verstoord door werkverkeer of ongewenste auto’s in de tuin. Daarom is besloten om alle voorzieningen die dit bevorderen te verplaatsen richting de dienstingang. Op termijn zal onze fietsenstalling op de huidige plek verdwijnen en de oude opslag geheel leeggemaakt worden. Ook deze werkzaamheden starten dit voorjaar en zullen medio april zijn afgerond. Evenementen 2014 Mede op verzoek uit de universiteit willen we meer publieksgerichte activiteiten ontplooien. Voor 2014 betekent dit een uitbreiding op de bekende evenementen. Om de tuin ook in de winter aantrekkelijk te maken voor een bezoek is besloten om in december een grote kerstmarkt te organiseren. Een aparte commissie buigt zich over dit evenement en zal hier in volgende Tuinnieuwsberichten meer informatie over geven. Het mooie voorjaar zorgt voor een vroege groei en bloei van onze collectie planten. Wil je niks missen, kom dan snel weer een kijkje nemen in de tuin. Erwin Kluver
13
Het walnootassortiment van de Botanische Tuin In het 2012 herfstnummer van Papyrus schreef ik (eerste auteur) over de vondst van een grote hoeveelheid aangeknaagde walnoten in een holle boomstronk in de Botanische Tuin TU Delft. Ik vermeldde dat ik daar op zoek was naar recent vergelijkingsmateriaal voor mijn fossiele-walnotenproject, en dat ik 16 bomen en zes soorten had aangetroffen. Zo'n grote diversiteit is uit geen enkele andere tuin in Nederland bekend. Samen met Marcel Eurlings en Bert van den Wollenberg wil ik dit verrassende assortiment hier nader toelichten.
3. jonge boom met grote, breed gekielde noten (afb. 3) 4. jonge boom zonder noten
Juglans Het geslacht Juglans (Walnoot) behoort tot de Juglandaceae (Okkernootfamilie), telt 21 soorten en wordt onderverdeeld in vier secties: - sectie Juglans (1 soort: J. regia, inheems in Zuidoost-Europa en Azië) - sectie Rhysocaryon (16 soorten, inheems in Amerika) - sectie Cardiocaryon (3 soorten, inheems in Oost-Azië) - sectie Trachycaryon (1 soort: J. cinerea, inheems in Noord-Amerika)
Sectie Cardiocaryon Juglans ailantifolia (Japanse walnoot): 9. oude boom met langwerpige noten (afb. 9) 10. oude boom met bolle, gekielde noten (afb. 10) 11. oude boom met overlangs 'gedeukte' noten (afb. 11) 12. oude boom met bolle, gladde noten (afb. 12) 13. jonge boom met bolle, ruwe noten (afb. 13) Juglans cathayensis (Chinese walnoot): 14. jonge boom; noten met duidelijke ribben (afb. 14) Juglans mandshurica (Mantsjoerijse walnoot): 15. oude boom; noten met vlakke ribben (afb. 15)
Sectie Juglans is gekenmerkt door noten met een (inwendig) 4-hokkige basis en een dunne wand zonder luchtkamers. Rhysocaryon-noten hebben een 4-hokkige basis en een dikke wand met luchtkamers, terwijl de vaatbundels op de buitenkant van de noot tussen de ribben liggen. De secties Cardiocaryon en Trachycaryon zijn nauw verwant; hun noten hebben eveneens een dikke wand met luchtkamers, maar de basis is 2-hokkig en de vaatbundels op de buitenkant van de noot liggen óp de ribben; in Trachycaryon zijn de ribben het hoogst en scherpst. Van elk van de vier secties bleken vertegenwoordigers in de Botanische Tuin aanwezig te zijn (zie plattegrond op p. 16). Sectie Juglans Juglans regia (Okkernoot): 1. oude boom met grote noten (afb. 1) 2. oude boom met kleine noten (afb. 2) 14
1
2
3
Sectie Juglans 1-3. Juglans regia (Okkernoot)
Sectie Rhysocaryon Juglans nigra (Zwarte walnoot): 5. oude boom met donkerbruine noten (afb. 5) 6. oude boom met lichtbruine noten (afb. 6) 7. jonge boom zonder noten Juglans (Rhysocaryon) sp.: 8. jonge boom met grote noten (afb. 8); zie toelichting hieronder
Sectie Trachycaryon Juglans cinerea (Grijze walnoot): 16. oude boom; noten met scherpe ribben (afb. 16) Juglans (Rhysocaryon) sp. Deze boom werd in 1995 door Hans van Loon gezaaid. Het zaaigoed was afkomstig uit La Plata (Argentinië) en gelabeld als Juglans australis (Argentijnse walnoot), een Zuid-Amerikaanse soort die inheems is in Argentinië en Bolivia. De noten lijken echter niet op die van J. australis: ze zijn meestal veel groter (20-38 mm in plaats van 20-24 mm) en op doorsnede altijd ellipsvormig (in plaats van ongeveer rond). Als je de boom met gebruikmaking van alle beschikbare kenmerken (bladeren, bloemen, vruchten, noten) op naam probeert te brengen met de Amerikaanse Rhysocaryon-literatuur, loop je steeds vast. Het beste resultaat geeft dan nog de Flora of North America (1997), waar je uitkomt op de keuze tussen
5
6
8
Sectie Rhysocaryon 5, 6. Juglans nigra (Zwarte walnoot) 8. Juglans (Rhysocaryon) sp.
9
10
11
12
13
Sectie Cardiocaryon 9-13. Juglans ailantifolia (Japanse walnoot) 14. Juglans cathayensis (Chinese walnoot) 15. Juglans mandshurica (Mantsjoerijse walnoot) Sectie Trachycaryon 16. Juglans cinerea (Grijze walnoot)
14
15
16
De noten zijn op ware grootte afgebeeld.
15
Ri
tan
eg
lw
a na
Ka
4 7
10
Technische gewassen
Kassen
2 8
15
10
20
op de Delftse ‘australis’-noten. Een tweede DNA-analyse (verwantschapsbepaling op basis van ITS-sequenties van alle Juglans-soorten) plaatste de Delftse ‘australis’ in een groepje Zuid-Amerikaanse soorten, waaronder de echte J. australis. Wij sluiten daarom niet uit dat de Delftse ‘australis’ een hybride is van ‘de boom met de grote noten’ (waarschijnlijk J. nigra) in de tuin in La Plata en de daar aanwezige J. australis. De Delftse boom draagt rijk; de noten zijn soms misvormd, maar bevatten wel altijd een op het gezicht gezond zaad.
3
16
6 logie hno Bio
tec
Thematuin
Juli
N
0
at
12
Middentuin
14
tra
11 9
13
ies
ana laan
j
S n-
Bo
l aa
an
ek
i ch
30m
5 1 Arboretum
Locaties van de walnoten De nummers verwijzen naar tekst en foto.
Juglans major (Arizona-walnoot) en J. nigra. Onze ‘australis’ heeft kenmerken van beide soorten. Min of meer verhelderend is de opmerking onder J. nigra: “Variation of Juglans nigra in central Texas and south-central Oklahoma should be studied; specimens seemingly intermediate between J. nigra and both J. major and J. microcarpa have been seen from this area”. Er komen dus moeilijk plaatsbare vormen voor die tussen J. major en J. nigra in staan. Een eerste DNA-analyse (‘blast search’ van een ITS-sequentie op Genbank) uitgevoerd door de tweede auteur wees ook in die richting: J. ‘australis’ vertoonde de meeste overeenkomst met J. major, J. nigra en J. microcarpa (in deze volgorde). J. microcarpa (Kleine walnoot) speelt in onze vergelijking geen rol, omdat dit een struikvormig groeiende soort is met zeer kleine noten (10-17 mm). Néstor Boyón, directeur van de botanische tuin ‘Carlos Spegazzini’ in La Plata, stuurde foto's van noten van enkele australis-bomen aanwezig in de tuin in La Plata. De kleine noten op zijn foto's voldoen geheel aan de beschrijving van de noten van J. australis. Een paar aanzienlijk grotere noten lijken veel meer op die van J. nigra, maar ook wel 16
In de keuken granaatappel
Met zoveel onzekerheid bij het determineren, geven we er de voorkeur aan om de Delftse J. ‘australis’ hier aan te duiden als Juglans (Rhysocaryon) sp., dus als een niet nader te benoemen walnoot (Juglans) uit de sectie Rhysocaryon. Waarom zoveel walnoten in de Botanische Tuin? De verklaring voor de aanwezigheid van zoveel walnootdiversiteit in de Botanische Tuin in Delft moet haast wel zijn dat walnootsoorten bij uitstek 'technische gewassen' zijn (hout, eetbare noten, kleurstoffen, farmacologische toepassingen, etc.). De oudste boom dateert uit 1930 (Zwarte walnoot, nr. 5) en in 2013 werd nog de Mantsjoerijse walnoot gezaaid. In de afgelopen decennia werd ook een uitgebreide walnotencollectie aangelegd, eerst door P. Kooiman, later door Hans van Loon: meer dan 30 Juglansmonsters in glazen buisjes, potjes en stopflessen, deels uit eigen kweek, deels afkomstig uit andere tuinen en verzamelingen. In het Naturalis Biodiversity Center in Leiden bevinden zich monsters van Juglandaceae-noten (vooral Carya, Hickorynoot) die afkomstig zijn uit de vroegere onderwijscollectie van de TU Delft. Op de oudere etiketten lezen we: Technische Hoogeschool, Laboratorium voor Technische Botanie, op de nieuwere: Technische Hogeschool, Lab. v. Alg. en Techn. Biologie, verzameling. Al het materiaal is waardevol als referentiecollectie, onder meer bij het paleobotanisch onderzoek van de eerste auteur. Met dank aan Erwin Kluver, Hans van Loon, Hans Meinema, Daniël van de Merwe en Gerard van der Veen (Botanische Tuin TU Delft), Hens ten Hoopen en Lesley Robertson (TU Delft, Beijerinckmuseum), Frans Geraets (Steijl), Néstor Boyón (La Plata, Argentinië) en Arjen Speksnijder (Naturalis, Leiden) voor diverse hulp en informatie. Raymond van der Ham (Naturalis, Leiden), tekst en foto; Marcel Eurlings (Naturalis, Leiden), DNA-analyses; Bert van den Wollenberg (Botanische Tuin TU Delft), registratie. Contact:
[email protected]
Linnaeus doopte in zijn Species Plantarum van 1753 de granaatappel Punica granatum. De uitgangen –a van punica en –um van granatum kloppen niet met elkaar, de eerste is vrouwelijk, de tweede onzijdig. Punicus is een bijvoeglijk naamwoord dat ‘Carthaags, Fenicisch of wijnrood’ betekent. Granatum als zelfstandig naamwoord is ‘granaatappel’ en als bijvoeglijk naamwoord ‘rijk aan pitten’. Heel toepasselijk dat laatste, want in één appel kunnen wel 1400 pitten zitten. Zeker is dat de granaatappel al eeuwen voor Christus rond de Middellandse Zee en veel verder naar het oosten werd aangeplant. In het graf van Toetanchamon, daterend uit circa 3300 voor Christus is granaatappel gevonden en op wat latere grafschilderingen zijn granaatappelbomen afgebeeld. Een handige manier om de pitten vrij te maken is om de schil met de punt van een mesje vanaf de steelaanzet in vieren te snijden. Dan kan de vrucht gemakkelijk in twee stukken uit elkaar gedraaid worden en vervolgens in kwarten. Daarbij komen al pitten vrij. De kwarten kunnen gemakkelijk van pitten ontdaan worden door ze stukje voor stukje binnenste buiten te drukken. Daarbij wel de witte vellen verwijderen.
Salade van zuurkool met granaatappel Bij Turkse winkels is zuurkool in de vorm van hele kolen te krijgen (kiseli kupus). Die is naar mijn smaak frisser en minder scherp zuur als de gesneden kool uit ons eigen groenteassortiment. Het inleggen van hele witte kolen is een in Oost-Europa gebruikte techniek. De kolen worden gefermenteerd in tonnen. Een primitievere techniek om de kolen te fermenteren is in Oekraïne aangetroffen. Het proces vond daar plaats in een kuil in de grond die met aarde werd afgedekt. Gebruik van een hele kool een kwart of minder. De rest kan in porties worden ingevroren voor later gebruik. De al of niet afgespoelde kool in reepjes snijden. Maak een saus van een of twee eetlepels Turkse (of Griekse) yoghurt, een of twee eetlepels mayonaise, een flinke theelepel mosterd en een theelepel honing. Meng de gesneden kool met de saus, een flinke hoeveelheid granaatappelpitten en een fijngesneden frisse appel. Aan te bevelen is de salade een of enkele dagen tevoren te maken. De smaken raken dan op elkaar ingespeeld. Daan Hallewast 17
Bij de afbeeldingen Grote bereklauw, Heracleum mantegazzianum Het sap van deze Zuid-Aziatische plant is giftig. Als je het op je huid krijgt kan het gemene blaren veroorzaken. Het is een grote plant met veel zaad en hij kan andere planten het leven onmogelijk maken. Ook in Delft komt hij veel voor. Foto: GerardM, nl.wikipedia.org
Plaagplanten is de titel van de aankomende zomertentoonstelling in de Botanische Tuin, te openen op zondag 25 mei, de Delftse Hortusdag. De term is afkomstig uit de wereld van de waterschappen. In Nederland hebben deze organisaties het meest met zulke planten te maken. Plaagplanten? Wat zijn dat? Wat bedoel je? Hoe erg zijn ze? Hoe zien ze er uit? Er zijn plaagplanten waar je maar beter uit de buurt kunt blijven. Andere zijn niet direct een plaag voor jou, maar wel voor je leefomgeving, voor het milieu. En dus ook wel voor jou, al merk je dat niet onmiddellijk. Ook van zoogdieren, insecten, microben kunnen er zoveel komen dat ze een plaag worden. Hier gaat het vooral om de planten die zich zo gedragen. Brandnetel en heermoes kunnen ook lastpakken zijn, maar ze horen van oudsher hier thuis in onze eigen leefomgeving. Over zulke planten gaat het niet, maar over planten uit verre landen die met opzet of per ongeluk door mensen worden meegebracht. Zulke planten noemen we exoten, exotische planten. Soms ontsnappen ze naar de vrije natuur. Niet alleen in Nederland gebeurt dit, maar overal ter wereld en vooral in onze tijd. Met allerlei organismen. Het heet biologische globalisering.
Grote waternavel, Hydrocotyle ranunculoides Deze plant is afkomstig uit Noord- en Midden-Amerika en is in Nederland terecht gekomen omdat het een gewilde vijverplant was. Hij ontsnapte en kwam in het natuurlijk milieu. Vooral waterschappen, ook het Hoogheemraadschap Delfland, hebben er hinder van omdat de snelgroeiende plant waterwegen, sluizen en stuwen verstopt. Foto: www.grannybuttons.com Kudzu, Pueraria montana Deze groenblijvende klimmende en kruipende plant met een enorme groeikracht komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië. In het begin van de vorige eeuw werd in het zuiden van de VS de aanplant ervan gestimuleerd omdat hij geschikt is als veevoer. Nu is hij in een aantal staten een ware plaag. Foto: Gsmith, de.wikipedia.org Brandnetel, Urtica dioica Soms best lastig in de tuin en pijnlijk jeukend als je hem aanraakt. Maar, hij hoort in onze omgeving thuis en is dus niet een echte plaagplant. Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, 1885, en.wikipedia.org Heermoes, Equisetum arvense Dit onkruid raak je bijna niet meer kwijt. Het wortelt diep en uit elk stukje van een afgebroken plant kan weer een nieuwe plant groeien. Maar, hij hoort in onze omgeving thuis en is dus niet een echte plaagplant. caliban.mpiz-koeln.mpg.de Japanse knoop, Fallopia japonica Ook in het VK is men zich, veel sterker in Nederland, bewust van het risico van plaagplanten Foto: thestationmaster.wordpress.com
Niet al die planten die uit andere landen en continenten hier terecht komen kunnen hier aarden. Sommige overleven onze winters niet en andere lukt het niet zich te vermenigvuldigen. Maar voor enkele plantensoorten is het hier een waar paradijs waar natuurlijke vijanden ontbreken en waar ze zich ongestoord kunnen vermenigvuldigen en verspreiden ten koste van inheemse planten. Zulk gedrag noemen we invasief. Bert van der Meijden Kom naar de zomertentoonstelling vanaf 25 mei en leer meer over plaagplanten. 18
19
Verenigingsnieuws Voorjaarsexcursie Hortus Botanicus in Amsterdam, zaterdag 10 mei 2014, 10.00 uur. U wordt uitgenodigd deel te nemen aan een excursie onder deskundige leiding in de bekende Amsterdamse Hortus. De vorige excursie was in 2005, dus het is weer tijd voor een nieuw bezoek. De Amsterdamse Hortus is een van de oudste horti ter wereld. Hij werd in 1638 door het Stadsbestuur gesticht en verhuisde in 1682 naar zijn huidige locatie, in de Plantage. Het erfgoed van de Hortus omvat dus maar liefst vier eeuwen. De tuin in de Plantage is slechts 1,2 ha groot, maar zijn plantenrijkdom is enorm. Er groeien zo’n 6000 planten van ruim 4000 soorten. De tuin bestaat uit een buitentuin en een aantal kassen. In de buitentuin slingeren de paden langs ruim veertig plantvakken. De kasgebouwen liggen verspreid over de tuin en ze bieden onderdak aan planten uit woestijngebieden, de subtropen en de tropen. De monumentale Palmenkas biedt ’s winters onderdak aan de kuipplanten en in de Drieklimatenkas kun je dwalen over donkere junglepaden of langs hoge boomkronen. Bent u geïnteresseerd dan kunt u zich voor deze voorjaarsexcursie telefonisch of per email opgeven bij de secretaris, Hans Hirs, tel. 079-3518542 of 06-50502383; email:
[email protected]. Opgave vóór 2 mei is noodzakelijk in verband met de reservering van rondleiders. Na aanmelding ontvangt u nog nader bericht van ons. De vereniging zorgt voor de entree en koffie en thee bij aankomst. Voor deze excursie moet u op eigen gelegenheid naar Amsterdam komen. Programma 10.00-11.00 uur, ontvangst met koffie of thee en inleiding over de tuin; 11.00-12.00 uur, rondleiding. Bereikbaarheid Adres: Plantage Middenlaan 2a, 1018 DD Amsterdam; 020-6259021. - Met de auto: vlakbij de Hortus zijn drie parkeergarages: Muziektheater-Stadhuis (Stopera), Waterlooplein en Markenhoven. - Met OV: vanaf Amsterdam Centraal Station: de tramlijnen 9 of 14, halte Mr. Visserplein of met de Metro 51, 53 of 54, halte Waterlooplein. 20
Wij hopen dat we veel Vrienden van de Delftse Botanische Tuin een plezier kunnen doen met deze excursie. Op de website van de Amsterdamse Hortus kunt u alvast nader kennismaken: zie www.dehortus.nl. Hierop staat ook vermeld hoe u bij het parkeren in bovengenoemde garages 25% korting kunt krijgen. De Delftse Hortusdag 2014 Op 25 mei 2014 wordt van 11.00 tot 17.00 uur de Delftse Hortusdag in de Botanische Tuin TU Delft georganiseerd. Het thema van deze dag is dit jaar: ‘Plaagplanten’. Plaagplanten zijn woekerplanten en komen overal voor. Denk aan zevenblad, duizendknoop, kweek, ambrosia, maar er zijn nog veel meer planten die de gewenste planten kunnen overwoekeren. Niet alleen in uw tuin of die van uw buurman, maar ook in parken, weiden, bossen en ook in de natuur. Zelfs de botanische tuinen hebben er mee te maken en moeten de bestrijding aanpakken, maar wel op een milieuvriendelijke manier. De tentoonstelling, demonstraties, rondleidingen en presentaties staan deels in het teken van het thema plaagplanten. Daarnaast komen de verschillende functies van de Botanische Tuin aan bod, zoals onderzoek, educatie, de plaats van de Tuin in de Delftse groenstructuur, zijn museale rol en natuurlijk als plek voor verpozing en genieten van het groen in en buiten de kassen. U bent welkom bij: de tentoonstelling over Plaagplanten met opening door wetenschappelijk directeur Bob Ursem, demonstraties over ‘planten en techniek’, de ‘Kleine Hoveniers’ en bloemschikken bij Groei&Bloei, de lezing over plaagplanten van Bob Ursem, activiteiten voor kinderen zoals gratis ezeltje rijden, ‘Groene’ catering, spontane rondleidingen in de tuin, kraampjes waar bedrijven en natuurorganisaties het kweken en tuinieren zullen presenteren, Bert van den Wollenberg die een collectie rotsplanten laat zien en er over vertelt, kraampjes waar planten, bloembollen, zaden en tuinmaterialen te koop worden aangeboden, tien natuurorganisaties die hun doelstellingen presenteren, de Houtverzameling.
Agenda 1. Opening door de voorzitter, 14.00 uur; 2. Mededelingen; 3. Verslag van de 16e ledenvergadering op 25 mei 2013. U kunt het ingekorte verslag vinden in Papyrus - 2013, 2 zomer, p. 7. Het volledige verslag kunt u aanvragen bij de secretaris. Ter vergadering zullen tevens kopieën van dit verslag beschikbaar zijn; 4. Jaarverslag 2013 van het bestuur; 5. Verslag van de kascontrolecommissie; 6. Financieel verslag van de penningmeester, begroting 2013. Een overzicht waaraan uw bijdragen worden besteed; 7. Verkiezing bestuursleden: toegetreden is Marianne Heins-Bertola, uittredend is Adrie Straathof, aftredend en herkiesbaar is secretaris Hans Hirs; 8. Nieuws over de Tuin: u wordt bijgepraat door wetenschappelijk directeur Bob Ursem; 9. Wat er verder ter tafel komt; 9. Rondvraag; 10. Sluiting, ca. 15.00 uur.
Er is ook een terras met een bar voor drank en versnaperingen, een prettige plek om uit te rusten en elkaar te ontmoeten. De organisatie is een samenwerking van de Vereniging van ‘Vrienden van de Botanische Tuin’, Groei&Bloei / KMTP afdeling Delft en de Delftse Botanische Tuin TU Delft. De toegang is gratis voor kinderen tot en met 4 jaar en de leden van de ‘Vrienden van de Delftse Botanische Tuin’, de bezitters van de Delftpas, Rotterdampas en Museumkaart. Van volwassen niet-leden wordt een bijdrage van € 2 gevraagd en kinderen tot en met 14 jaar en 65+ betalen € 1. De algemene ledenvergadering Zaterdag 7 juni 2014, 14.00 uur. Het bestuur nodigt u uit voor de 17e algemene ledenvergadering, in collegezaal A van het Kluyverlaboratorium, ingang Julianalaan 67, 2628 BC Delft. De vergadering zal ca. 45 minuten duren. Daarbij zal Bob Ursem, wetenschappelijk directeur van de Botanische Tuin, een overzicht geven van het reilen en zeilen van de tuin en zijn toekomstplannen.
Bij goed weer gaan we na afloop van de vergadering de tuin in en tot besluit: er staat voor deelnemers van deze vergadering een mooie plant klaar. Hans Hirs
Voor de agenda kunt u zelf ook punten indienen. Wilt u met het bestuur en de medeleden over iets spreken dat u niet in de agenda ziet staan, laat dat één week voor de vergaderdatum schriftelijk aan de secretaris weten. Nieuwe kandidaten voor het verenigingsbestuur zijn welkom. Zij kunnen zich aanmelden bij: Hans Hirs, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, of per email:
[email protected].
N.B. Noteer de data in uw agenda. Het is niet mogelijk om nadere herinneringen te sturen.
Tentoonstellingen 25 mei - 26 oktober 22 juni - 26 oktober
Plaagplanten Keramiek van de VAK, Raad eens een lied, of niet
Activiteiten 5 en 6 april, 10.00 12 april, 10.00 10 mei, 25 mei, 10.00 7 juni, 14 en 15 juni, 10.00 6 juli, 13.00 13 en 14 september, 10.00 11 oktober, 10.00 24 oktober, 19.00 26 oktober, 10.00 12 december, 14.00 13 december, 10.00 14 december, 10.00 -
17.00 12.00 10.00 17.00 14.00 17.00 17.00 17.00 11.30 01.00 17.00 21.00 21.00 18.00
uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur
Museumweekend Plantenruilbeurs Voorjaarsexcursie Hortus Botanicus Amsterdam Delftse Hortusdag, thema Plaagplanten Algemene ledenvergadering Bonsai-weekend Piccolo Festival Monumentenweekend Plantenruilbeurs Museumnacht Wetenschapsdag Kerstmarkt Kerstmarkt Kerstmarkt 21
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
MuseumShop
altman B.V.
22
maandag: 12.00 - 16.30 uur dinsdag - vrijdag: 10.00 - 16.30 uur zaterdag: 10.00 - 17.00 uur vanaf mei, zondag: 12.00 - 17.00 uur
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
De afgelopen wintermaanden heeft de MuseumShop toch een prima omzet gehaald. Met ingang van maart draait de shop weer hele dagen. Dat betekent: Een nieuwe styling, nieuwe voorjaarscollectie en een aantal nieuwe partners. Wie oh wie wil ons team komen versterken? Wij bieden een sfeervolle werkomgeving, leuke collega’s en dankbare bezoekers. Onze interessante boekenhoek is de moeite waard en voor verjaarscadeautjes kunt u bij ons zeker slagen. Alle vrienden van de Botanische Tuin ontvangen 10% korting op hun aanschaf. Nieuw: glazen bloemen, heksenbollen, Italiaanse buideltassen, tulpkaarsen en Zweeds speelgoed. Als verrassing toon ik hier ook een 1001 nachtbruid, die op Valentijnsdag de Hortus bezocht voor een fotosessie! Hartelijk welkom in onze kleurrijke MuseumShop en er wordt altijd aan alle gasten een kopje koffie aangeboden. Yoka Boshoff
ZOMERTJE?
Laat de tuin maar aan ons over!
Den Hoorn 070-3966690 www.hoveniervanderheijden.nl