TU Delft
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin
Papyrus
2011, 1 voorjaar
Granen Van Iterson & Rubber I Een wilde plantencollectie Nieuwe werelden en de botanie De tuin van San Francisco
Papyrus
Redactioneel
Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin & Botanische Tuin TUDelft
2011, 1 voorjaar
2
Inhoud
Colofon
Redactioneel
3
Granen
4
Van Iterson & Rubber I
6
Asperge in de keuken
9
Verenigingsnieuws
10
Een wilde plantencollectie
12
‘Kanaalhof’
15
Tuinnieuws
16
De botanie en de ontdekking van nieuwe werelden
18
De Strybing botanische tuin in San Francisco
20
Tuinprogramma
22
MuseumShop
22
Bij de voorplaat Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Vereniging voor Microbiologie toont de cover van dit jaar afbeeldingen van micro-organismen uit de collectie van het Beijerinck Museum. Voor deze aflevering is Saccharomyces cerevisiae, bakkersgist, gekozen. Gist wordt niet alleen voor het bakken gebruikt, maar ook voor de productie van bier, wijn en gistextract. Omdat het zo bekend is en geen gevaar oplevert wordt gist bij veel wetenschappelijk onderzoek gebruikt. Lesley Robertson Bij de achterplaat Longkruid (Pulmonaria officinalis) trekt vroeg in het voorjaar een polinator. D.P.H.
Papyrus is een uitgave van de Vereniging van Vrienden van de Delftse Botanische Tuin en de Botanische Tuin van de TU Delft. Papyrus verschijnt vier maal per jaar. De vereniging is opgericht 22 oktober 1997. De botanische tuin werd in 1917 in bedrijf gesteld als ‘Cultuurtuin voor Technische Gewassen’. Redactie: J.L.M. van Beveren, D.P. Hallewas (hoofdredacteur), H.G.J. Hirs, L.M. Stalenhoef en G.H. van der Veen, e-mail redactie:
[email protected]. Redactieadres: Hofeiland 23, 2614 TA Delft. Vormgeving en productie: Luuk Stalenhoef. Foto’s zonder bronvermelding zijn gemaakt door de hoofdredacteur. Druk: Druk. Tan Heck Delft. Vereniging van Vrienden: H.G.J. Hirs, secretaris, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer, tel.: 079-3518542, e-mail:
[email protected]. Contributie: minimaal € 10 per jaar, over te maken op rekening 8456199 t.n.v. Vrienden van de Delftse Botanische Tuin te Delft. Botanische Tuin TU Delft: G.H. van der Veen, Julianalaan 67, 2628 BC Delft, tel.: 015-2782356, e-mail:
[email protected]. De tuin is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 17.00 uur, op zaterdag van 10.00 - 16.00 uur en van mei tot en met september op zondag van 12.00 - 16.00 uur. De ingang is aan Poortlandplein 6 (schuin tegenover de kerk). De entree bedraagt € 2 voor volwassenen, € 1 voor kinderen van 5 tot en met 14 jaar en voor houders van de Delftpas. Gratis toegang hebben kinderen tot 5 jaar, houders van de Museumjaarkaart en Vrienden van de Delftse Botanische Tuin. Honden mogen er uiteraard niet in. De MuseumShop is geopend van maandag tot en met vrijdag van 10.00 - 16.30 uur, op zaterdag van 10.00 - 15.30 uur en van mei tot en met september op zondag van 12.00 - 16.00 uur. Poortlandplein 6, 2628 BM Delft, tel.: 015-2785696. Papyrus wordt gedrukt op FSC-papier. ISSN 1875-8282
Nu de lente weer in volle gang is, is het een goed moment om te wijzen op de site www.natuurbericht.nl. Daar kunt u dagelijks allerlei nieuwtjes vinden over de natuur in Nederland. Deze berichtgeving is gebaseerd op de waarneming van duizenden vrijwilligers die aan natuurorganisaties worden gemeld. Biologen van deze organisaties maken een keuze uit het vele materiaal, dat tot dusverre vrijwel geheel binnenskamers bleef: van de ‘eetgewoonten’ van blaasjeskruid tot de eerste bloei van planten in het voorjaar. Weinigen van u zullen weten dat de Nederlandse Vereniging voor Microbiologie dit jaar 100 jaar bestaat. Maar het zal u niet verbazen dat professor Beijerinck, daarvan een van de oprichters was. Hij was ook een van de stichters van onze tuin en behoorde tot de groep hoogleraren die aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw nieuwe richtingen in de wetenschap ontsloot. Naar aanleiding van dit eeuwfeest zullen we op de cover van Papyrus dit jaar afbeeldingen van microorganismen uit de collectie wandplaten van het Beijerinck Museum plaatsen. Het museum beschikt over een zeer bijzondere collectie wandplaten waaruit we voor de cover van Papyrus steeds gebruik maken. We beginnen het jaar met een afbeelding van gist, een heel ‘Delfts’ onderwerp dat aansluit bij de bijdrage van Bert van der Meijden over granen, zonder gist immers geen (gerezen) brood. In Papyrus is regelmatig aandacht besteed aan de ontwikkeling van het TU-gebied Noord in relatie met de tuin. Onze actie was gericht op het behoud van het Kluyver-laboratorium, Julianalaan 67, en tegen een voorziene uitbreiding daarvan in de tuin. Verder zou hoogbouw juist ten westen van de tuin ongewenste schaduwwerking hebben. Een beroep bij de Raad van State tegen deze plannen hebben we gewonnen. In de daaropvolgende ontwikkeling van een nieuwe project-MER heeft de gemeente veel meer een open oor voor de burgerij en belanghebbenden. Dat heeft ertoe geleid dat onlangs
op basis van de project-MER een zogenaamd Voorkeursalternatief door de raad is vastgesteld, dat de basis voor het te ontwikkelen bestemmingsplan is. In het Voorkeursalternatief is de ruimte van de ‘Kanaalhof’ aangemerkt als ‘ecologisch kerngebied’, een open groene ruimte, en komt geen uitbreiding van Julianalaan 67 in de tuin meer voor. We blijven uiteraard de verdere ontwikkeling naar het bestemmingsplan kritisch volgen. Daarbij zullen we de monumentwaardigheid van Julianalaan 67 en de plaats van dat pand in het toekomstige beschermde stadsgezicht blijven benadrukken. Professor Fuchs, die de laatste Van Itersonlezing gaf, zet zijn serie over Van Iterson voort met een eerste stuk over de geschiedenis van het onderzoek van rubber en wat daar zoal mee samenhangt. Het smokkelen van de eerste zaden van de rubberboom staat aan het begin van een stormachtige ontwikkeling. Zaden vormen ook het onderwerp van het stuk van Bert van den Wollenberg. Ze vormen een belangrijk aspect bij het beheer van de collectie. In de moderne botanische tuin is er een groot accent op het behoud van de genetische variatie van het plantenrijk. Daarbij speelt de herkomst van onze planten natuurlijk een grote rol. Bij de uitbreiding van de collectie en vervanging, moeten planten een bekende herkomst uit wilde populaties hebben en moeten ze hun weg naar onze tuin natuurlijk op legale wijze hebben afgelegd. De wortels van de moderne botanie zijn weer het onderwerp van Fred Struik. De ontdekking van Amerika en het verre Azië en de planten die in die werelden werden aangetroffen waren een belangrijke motor voor de snelle ontwikkeling van de botanie in de 16e en 17e eeuw. Tenslotte weer een stuk over een verre botanische tuin, dit keer die in San Francisco, van Jacintha van Beveren. Mocht u in die contreien verzeild raken dan inspireert dat zeker tot een bezoek. Daan Hallewas 3
Granen In 2011 zullen er in de Botanische Tuin diverse presentaties zijn. De jaarlijkse zomertoonstelling is in de Oranjerie, met ditmaal het thema Plant en Water, vanaf 1 juni. Deze tentoonstelling wordt voorafgegaan door een reprise van de tentoonstelling van 2010, ter gelegenheid van de Internationale Dag van de Biodiversiteit op zondag 22 mei. De Middentuin wordt opnieuw beteeld met groenten, waarbij dit jaar het accent ligt op aardappel- en koolrassen en eetbare bloemen. In de Thematuin, de acht plantvakken en omringende rand voor de kassen, wordt dit jaar een vijftiental graansoorten gezaaid. Het thema ‘granen’ impliceert een verwijzing naar de stijgende voedselprijzen en de voedselschaarste in een aantal delen van de wereld. Ook verwijst het naar de oorsprong van een belangrijke component van ons dagelijks voedsel, een oorsprong die in onze moderne samenleving vaak niet meer gekend of ervaren wordt. En, niet in de laatste plaats, is het een indicatie van de rijkdom en verscheidenheid aan voedsel die de natuur ons biedt. Naast het levende materiaal zal ook informatie over de diverse gezaaide graansoorten aangeboden worden. Deze informatie is samengebracht op een pamflet met de Latijnse en de Nederlandse naam van de soort, een foto, een kort verhaal en een zogenaamde QR-code. Eén van de pamfletten, over rogge, vindt u hiernaast. Het gebruik van bovengenoemde code is een experiment in het gebruik van digitale media, naast de bestaande middelen, bij de informatieverstrekking aan de bezoekers over het levende materiaal in de Tuin.
Secale cereale QR-code Misschien hebt u de QR-code al wel eens in het voorbijgaan gezien, op een poster, een billboard of een bierviltje: een vierkant kader met daarbinnen een patroon van kleine witte en zwarte vierkantjes. Deze QR-code (Quick Response = Snelle reactie) is een tweedimensionale streepjescode die sinds 1994 in de Japanse auto-industrie in gebruik is om snel onderdelen te kunnen traceren. Het gebruik van deze code vond al spoedig ook toepassing buiten de auto-industrie en buiten Japan. In Nederland wordt hij onder meer toegepast door de NS om de reiziger via camera en webbrowser van zijn mobiele telefoon snel toegang te geven tot de website met de routeplanner, het spoorboekje. Ook andere informatie, bijvoorbeeld tekst, kan met de code aangeboden worden. Wat u nodig hebt om de QR-code te kunnen lezen is een mobiele telefoon met camera en internettoegang. Alle moderne smartphones kunnen de code lezen; voor wat oudere modellen is veelal een applicatie te downloaden waardoor het ook daarmee mogelijk is. De werking is als volgt: u maakt een foto van de code. In het toestel wordt de foto omgezet in een internetadres. Door de webbrowser wordt het adres opgezocht en de bijbehorende website getoond. Bert van der Meijden
foto: André Karwath
rogge
http://nl.wikipedia.org/wiki/R ogge_(graan)
Rogge en tarwe zijn plantensoo rten die naaste familie van elka ar zijn. En net zoals van tarwe kan je ook van rogge brood bakken . Maar roggebrood ziet er heel anders uit dan tarwebrood en ook de smaak is anders. Wat het mee st opvalt is het verschil in stru ktuur tussen beide. Roggebrood is zwaarder, vochtiger, compacter. Al die grote en kleine blaasje die je in tarwebrood ziet, ontbre ken in roggebrood. Dat komt omdat roggebrood niet gerezen is. Wat is dat, het rijzen van bro od? Wel, voordat het tarwebrood de oven in gaat, zijn al die gro te en kleine blaasjes gevuld met koo lzuurgas dat niet kan ontsna ppen omdat het op z'n plek wordt gehouden door een heel dun elastisch huidje van gluten. Gluten is een eiwit dat in het meel zit. Als vervolgens het deeg in de ove n verhit wordt en het brood geb akken, dan ontsnapt het koolzuurga s maar de blazige struktuur blijf t bewaard. Ook rogge bevat glut en. Maar omdat in roggemeel ook stoffen zitten die de gluten onw erkzaam maken rijst dit brood niet. Waar komt dit koolzuurgas van daan? Het koolzuurgas ontstaa t door de inwerking van gist op het deeg, een mengsel van mee l en water. Gist is de verzamelna am voor een groot aantal mic roorganismen. Eén daarvan is Saccharomyces cerevisiae. Dez e schimmel zet een deel van het zetmeel en de suikers in mee l om in alcohol en koolzuurgas die tijd ens het bakproces ontwijken. In de broodbakkerij is gist een vee lgebruikt rijsmiddel.
Op de ondergrond tekeningen van verschillende tarwesoorten uit het Beijerinck Museum.
4
5
Het onderwijs van professor Van Iterson omvatte colleges en practica (‘cursussen’). In de colleges werden naast de – door hem als praktisch beschouwde – microscopische anatomie ook meer theoretische aspecten van de biologie behandeld, namelijk anatomie, fysiologie en genetica, zodat de student ook de achtergronden van z’n microscopische waarnemingen beter kon leren begrijpen. Daarnaast speelden de cursussen – die van jaar tot jaar wisselden van onderwerp – voor Van Iterson een zeer essentiële rol; ze zijn dan ook altijd door hem zelf gegeven! Een belangrijk onderdeel van het onderwijs was de zogenoemde botanische warenkennis, dat is ‘de kennis van alle factoren die de intrinsieke waarde van plantaardige grondstoffen, halffabrikaten en producten voor de menselijke samenleving bepalen’. Veel aandacht werd daarbij ook gegeven aan koloniale plantaardige grondstoffen en producten, en bovendien aan de koloniale landbouw in al z’n aspecten. Het onderzoek was sterk gericht op het belang van industrie en maatschappij. Daarbij moest wetenschap ten dienste staan van zoveel mogelijk geïnteresseerden en niet exclusief bestemd zijn voor ‘opdrachtgevers’. Aldus zou de concurrentiepositie van Nederland en Nederlands-Indië ten opzichte van het 1000 buitenland worden versterkt. 900
6
De latex wordt doorgaans gewonnen door aftappen uit de bast - zie foto’s. Als de latex gedroogd wordt, levert het een product dat rubberachtig is, maar pas na toevoeging van bepaalde vulstoffen en na uitwalsen een goed bruikbare natuurrubber wordt. Aangezien dit product plastisch (dat wil zeggen vervormbaar) is, heeft het beperkte bruikbaarheid. De uitvinding van Goodyear (in 1839) om rubber te vulcaniseren leidde tot een sterke kwaliteitsverhoging, waarbij rubber niet langer plastisch is, maar elastisch wordt. Vulcaniseren is een buitengewoon ingewikkelde techniek, waarvan vele varianten – elk met hun eigen eindproduct – bestaan. Elk van de ‘rubbervarianten’, die aldus worden geproduceerd, heeft dan weer zijn eigen specifieke gebruiksmogelijkheden. Eén daarvan is het gebruik in de fabricage van fiets- en autobanden. De uitvinding daarvan door Dunlop (in 1888) heeft sinds het begin van de 20e eeuw een sterke groei van de rijwiel- en vooral de automobielindustrie mogelijk gemaakt. £ 1200
Productie Brazilië Productie Maleisië en Indonesië Prijs in Londen
700
£ 800
600 500
£ 600
400 £ 400
300 200
£ 200
1935
1934
1933
1932
1931
1930
1929
1928
1927
1926
1925
1924
1923
1922
1921
1920
1919
1918
1917
1916
1915
1914
1913
1912
1911
1910
1909
1908
1907
1906
1905
1904
1903
1902
1901
0
1900
100 £0
Rubberprijs per ton in Engelse ponden
£ 1000
800 Rubberproductie in duizenden tonnen
Eén van de plantaardige producten, waarvoor Van Iterson grote belangstelling had, was rubber. Rubber is een polymeer van isopreen, met formule (C5H8)n, verkregen uit latex, dat is melksap, zoals dat in vele soorten planten, vooral behorende tot de Compositae, Euphorbiaceae, Moraceae en Sapotaceae voorkomt. De belangrijkste producent van latex is Hevea brasiliensis (behoort tot
de Euphorbiaceae). In de latex van deze boom komt rubber, in de vorm van bolletjes van 2-3 μm diameter, gesuspendeerd in het celvocht voor.
Van Iterson zag het belang van natuurrubber voor de Nederlands-Indische en daarmee Nederlandse economie onmiddellijk in. In Delft werd dan ook het onderwijs van winning en verwerking van ruwe rubber ter hand genomen, maar daarbij bleef het niet. Na zijn bezoek aan de Internationale Rubbertentoonstelling in Londen in 1908 bepleitte Van Iterson bij de verantwoordelijke minister met kracht de wenselijkheid de rubbernijverheid en -handel in ruwe en gevulcaniseerde rubber op wetenschappelijke – en daarmee niet langer empirische – basis te schoeien. Daartoe zal wellicht ook hebben bijgedragen, dat intussen twee bedrijven, Hevea en Vredestein – beide in Renkum – in 1909 hun activiteiten in de rubbernijverheid hadden gestart. Van Iterson had meteen succes: reeds een jaar later, in 1910, werd de ‘Rijksvoorlichtingsdienst ten behoeve van den Rubberhandel en de Rubbernijverheid’ (later meestal Rijksrubberdienst of kortweg Rubberdienst genoemd) een feit. Al snel stond het in de wandeling als Rubberinstituut bekend. Dat Van Iterson het grote belang van rubber voortreffelijk had getaxeerd moge overigens blijken
uit het feit, dat in hetzelfde jaar 1910 de wereldrubbermarkt zijn ‘all time high’ beleefde, met prijzen, die daarna nooit zijn geëvenaard - zie grafiek. Het Rubberinstituut omvatte in het begin één kamer in het Laboratorium voor Microscopische Anatomie.
Hevea brasiliensis - Köhler's Medizinal-Pflanzen, 1887
Van Iterson & Rubber I
Hevea brasiliensis komt van nature vooral in het Amazonegebied van Zuid-Amerika voor. De productie van natuurrubber bleef daardoor tot eind 19e eeuw voorbehouden aan Brazilië. Omdat de latex daar uit in het wild groeiende rubberbomen werd gewonnen was het productieniveau laag, en kon Brazilië op den duur niet meer aan de steeds toenemende vraag voldoen. Daarin kwam verandering nadat de Engelsman Wickham er door slimheid én steekpenningen in 1876 in slaagde 70.000 zaden naar Kew Gardens in Londen over te brengen, waarvoor hij overigens door Koningin Victoria met een ‘knighthood’ werd beloond, maar ook de eeuwige banvloek van de Brazilianen over zich afriep! Van deze zaden ontkiemden er 2.800, die naar het toenmalige Ceylon en Malakka werden vervoerd. Vandaar kwam plantmateriaal daarna ook naar Nederlands-Indië, zeer waarschijnlijk door bemiddeling van Melchior Treub, de toenmalige directeur van ’s Lands Plantentuin in Buitenzorg. Aangezien bodem en klimaat in Malakka en Nederlands-Indië (en ook Siam) ideaal bleken voor de teelt van Hevea brasiliensis zijn daar uitgebreide plantages ontstaan, en verplaatste zich het zwaartepunt der rubbercultuur (nu van plantagerubber!) na de eeuwwisseling volledig naar de laatstgenoemde drie landen (tegenwoordig respectievelijk Maleisië, Indonesië en Thailand).
De taak van het instituut bestond aanvankelijk alleen uit het uitvoeren van analyses van rubbermonsters en het geven van advies. Van Iterson was echter al spoedig overtuigd van de noodzaak ook onafhankelijk onderzoek te doen. Hij legde daarbij sterk de nadruk op het opstellen van standaard onderzoeksmethoden, die het vergelijken van rubbermonsters van zeer verschillende herkomst – en daarmee van de kwaliteit daarvan – mogelijk zouden maken. Het aantal opdrachten breidde zich daardoor snel zo sterk uit, dat naar een ruimere behuizing moest worden omgezien; die werd in 1913 enkele huizen verder, op Oude Delft 89, gevonden. 7
In 1916 waren de taken van het Rubberinstituut zo talrijk geworden, dat Van Iterson besloot zijn functie als directeur over te dragen aan zijn pas gepromoveerde medewerker Van Rossem. Wel bleef hij als ‘supervisor’ sterk bij de werkzaamheden betrokken, maar nu de basis gelegd was kon het instituut ook zonder hem met kracht doorgroeien. In 1918 verhuisde het – toen al weer uit z’n voegen barstende – Rubberinstituut naar het nieuwe Laboratorium voor Technische Botanie aan de Poortlandlaan (tegenwoordig Julianalaan), waar het in de zuidvleugel voldoende ruimte vond. Daar heeft het instituut succesvolle jaren gekend; in 1930 werd een hoogtepunt bereikt met een aantal van ca. 900 verzoeken om advies te geven en/of onderzoek te doen. Intussen had reeds in 1913 de productie van plantagerubber die van Braziliaanse wilde rubber ingehaald - zie grafiek, om daarna in sterk stijgende lijn door te groeien. Men was dan ook van oordeel, dat niet alleen de nationale belangen van Nederland en Nederlands-Indië dienden te worden behartigd, maar ook de internationale. Daartoe werd, ook in 1913, de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur in Nederlandsch-Indië opgericht; zij was gevestigd in 's-Gravenhage. Het aanvankelijke doel was tot samenwerking te komen tussen rubberproducenten in Nederland en daarbuiten, waarbij men vooral handelsbelangen gemeenschappelijk zou behartigen; daarom konden ook buitenlandse rubberproducenten lid worden. Later waren productie- en prijsbeheersing de voornaamste redenen tot samenwerking. In 1922 werd besloten tot oprichting van een aparte Propagandaafdeling (sinds 1932 Technische afdeling genoemd).
In het begin van de dertiger jaren (crisistijd!) was een diepgaande discussie binnen de Internationale Vereniging voor de Rubbercultuur gaande over een mogelijke oprichting van een internationaal ‘overkoepelend orgaan’. In de vergadering van 7 oktober 1931 van het Propaganda Comité van de Vereniging werd door professor Van Iterson reeds het idee naar voren gebracht om daartoe aan Nederlandse zijde een Rubber-Stichting op te richten. Dit alles leidde in 1936 in Engeland tot oprichting van de tweeledige organisatie, The British Rubber Producer's Association en The British Rubber Development Board, in Frankrijk tot oprichting van het Institut Français du Caoutchouc, en in Nederland tot de omzetting van de Technische Afdeling van de IVR in de Rubber-Stichting. De vier verenigingen werkten samen binnen de nog altijd bestaande International Rubber Research and Development Board. Vele lezers zullen zich het gebouw van de Rubber-Stichting aan de Oostsingel nog wel herinneren! A. Fuchs
In de volgende aflevering, Van Iterson & Rubber II, zal vooral de grote betekenis van rubber op mondiaal niveau ter sprake komen. Daarbij zal ook de rubberteelt in Nederlands-Indië / Indonesië en de rol daarin van Van Iterson speciale aandacht krijgen.
Foto’s van internet
De voedselschaarste in de laatste oorlog kon in mijn geboorteplaats, Bergen op Zoom, vaak worden verlicht, doordat in de omgeving in het seizoen volop asperges (Asparagus officinalis) te krijgen waren. Dat ging goed tot de Duitsers doorkregen dat het een erg lekkere groente is. Jonge scheuten van planten zijn typisch voorjaarsvoedsel. We weten het niet zeker, maar het ligt wel voor de hand, dat onze verre voorouders, die nog met jagen en verzamelen in hun kost voorzagen, deze scheuten, evenals die van bijvoorbeeld hop, al op het menu hadden staan. Het is onwaarschijnlijk dat zij, met hun grote kennis van het planten- en dierenrijk, ze niet op waarde wisten te schatten. Dat waren dan natuurlijk de groene scheuten die de wilde planten maken. De Romeinen cultiveerden de asperge al. Of het daarbij alleen om de groene bovengronds groeiende variant ging of ook al om de onder de grond gekweekte witte variant is onzeker. In de renaissance en later breidde de teelt zich allengs over West-Europa uit. De teelt bij Bergen op Zoom heeft zijn wortels in de 19e eeuw.
8
Asperges met daslook-amandel pesto Doe één of twee handjes amandelen even in kokend water en knijp er dan de velletjes af. Rooster ze even in de koekenpan of de oven om ze extra smaak te geven. Doe de amandelen in een hoge bak en doe er een flinke hand fijngesneden daslookbladeren bij. Jong onvolgroeid daslookblad is sterker van smaak dan volwassen bladeren, de hoeveelheid die u gebruikt is dus ook afhankelijk van het beoogde resultaat. Voeg er ca 150 gr zachte geitenkaas en een scheut olie aan toe. Een goede olijfolie is prima, amandelolie verhoogt de amandelsmaak-component. Maal de ingrediënten met een mixer tot een smeuïge pasta. Voeg, wanneer het te droog is, wat olie bij. Het gaat natuurlijk ook in de keukenmachine. Wanneer u dat de dag van tevoren doet kunnen de smaken goed huwen. In een potje onder een laagje olie is de pesto in de koelkast overigens zeker enkele weken houdbaar. Snij de, mogelijk wat ingedroogde, basis van de scheuten en schil ze. Bewaar de geschilde asperges in koud water en kook de schillen. Gebruik het kooknat daarvan met een bouillonblokje om er de asperges in te koken. Laat ze even koken en dan nagaren tot ze beetgaar zijn. Serveer de asperges met de pesto. Daan Hallewas 9
Op zaterdagochtend 14 mei a.s. kunt u deelnemen aan een wandeling onder deskundige leiding door het Arboretum van Oudenbosch. Er is een groot aantal bijzondere bomen en interessante planten te vinden in dit fraai aangelegde arboretum. Een bezoek is dan ook beslist de moeite waard, ook omdat door de tuin veel werk is gemaakt van de informatie. Bent u geïnteresseerd dan kunt u zich voor deze excursie telefonisch of per e-mail opgeven bij de secretaris, H.G.J. Hirs tel. 079-3518542 of 06-50502383; e-mail:
[email protected]. Opgave vóór 10 mei is noodzakelijk in verband met de reservering van rondleiders. De vereniging zorgt voor de entree. Voor deze excursie moet u op eigen gelegenheid op 14 mei naar het Brabantse Oudenbosch komen. Wij starten om 11.00 uur precies bij de entree van het Arboretum. Van het NS-station is het 5 minuten lopen. In het nabijgelegen restaurant Tivoli wordt u tevoren door de vereniging koffie, thee of fris met koek aangeboden. Na de excursie is daar ook gelegenheid voor een kleine koffietafel. Na de excursie kunt u de bekende basiliek van Oudenbosch bezoeken. Deze kerk werd gebouwd door de architecten Cuyper en de Swaay en bestaat uit een verkleinde combinatie van de Sint Pieter en de Sint Jan van Latheranen, beide in Rome. De reis per trein: er is een directe 1 uurs-dienst vanaf Delft. Met de auto neemt u na Rotterdam de A16 tot Moerdijk en daarna de A17 tot de afslag Oudenbosch. Na de aanmelding ontvangt u nog een nader bericht van ons. Wij hopen dat we veel vrienden van de Delftse Botanische Tuin een plezier kunnen doen met deze excursie. 10
Algemene Ledenvergadering en Tuinevenement De 14e algemene ledenvergadering van onze vereniging wordt gehouden op 28 mei 2011. Wij vergaderen zoals steeds in collegezaal A van het Kluyver-laboratorium, Julianalaan 67, 2628 BC Delft. We beginnen om 14.00 uur, vanaf 13.30 uur bent u welkom. De vergadering zal ca. 1 uur duren. Het bestuur nodigt u hierbij uit, vooral ook de nieuwe leden. Het is een goede gelegenheid waar u met elkaar en met ons rechtstreeks kunt praten over het wel en wee van de vereniging. Wat bevalt goed en wat minder en wat zouden we er aan kunnen doen. Maak dus van deze gelegenheid gebruik! Er wordt een speciaal programma samengesteld om na deze ledenvergadering de leden op een plezierige wijze met de tuin en de andere leden in contact te brengen. Zo zal in de tuin een koffie- en theeproeverij worden georganiseerd en de nieuwe dubbele voliëre officieel aan de Tuin worden aangeboden. Er is een rondleiding en tot besluit is er voor de deelnemende leden een mooie plant als aandenken. Voor de agenda die u hieronder aantreft, kunt u zelf ook punten indienen. Wilt u met het bestuur en de medeleden over iets spreken dat u niet in de agenda ziet staan, laat dat één week voor de vergaderdatum schriftelijk aan de secretaris weten. Ook eventuele kandidaten voor een bestuursfunctie kunnen zich aanmelden bij: H.G.J. Hirs, Obrechtrode 26, 2717 DD Zoetermeer; e-mail:
[email protected]. Agenda 1. Opening door de voorzitter, 14.00 uur; 2. Mededelingen; 3. Verslag van de 13e algemene ledenvergadering op 5 juni 2010. U kunt het ingekorte verslag vinden in Papyrus, zomer 2010 op pagina 16. Het volledige verslag kunt u aanvragen bij de secretaris. Ter vergadering zullen tevens kopieën van dit verslag beschikbaar zijn; 4. Jaarverslag 2010 van het Bestuur; 5. Verslag van de Kascontrolecommissie; 6. Financieel verslag van de penningmeester, begroting 2011, contributie; 7. Verkiezing bestuursleden: aan de beurt om af te treden zijn mevr. Lidwine van Elteren en de heer Luuk van Langen, beiden zijn herkiesbaar;
Foto: Hans Hirs
Voorjaarsexcursie naar het Arboretum Oudenbosch in Oudenbosch (NB) Op zaterdagochtend 14 mei 2011 om 11.00 uur
Tijdens de bestuursvergadering van 23 februari jongstleden heeft het bestuur afscheid genomen van onze oud-penningmeester Anneke van WijngaardenHessels. In zijn toespraak memoreerde voorzitter Leen Maat haar jarenlange bestuursactiviteiten. In 1999 nam zij het penningmeesterschap over van professor Hans Duine en ging al die tijd vaardig en secuur om met penningen van de vereniging. Als dank overhandigde de voorzitter haar een boekenbon en een fraaie aquarel van Hans Hoogenhout. Hans Hirs
Arboretum Oudenbosch Voorjaarsexcursie
zaterdag 14 mei 2011, 11.00 uur opgave vóór 10 mei 079-3518542
[email protected]
Op 21 december promoveerde Ronald Waterman, lid van ons comité van aanbeveling. De rode draad in zijn werk is Building with Nature® (bouwen met de natuur). Dat concept sluit nauw aan bij de moderne biotechnologie waarin verschijnselen in de levende natuur centraal staan bij het onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe producten. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek van Bob Ursem naar taxol. In de beginjaren van zijn lidmaatschap van de Provinciale Staten van Zuid-Holland was zijn plan om de kust voor Zuid-Holland ver zeewaarts uit te breiden spraakmakend. Dat idee heeft hem sindsdien niet meer met rust gelaten. Het is dan ook een mijlpaal dat dit jaar begonnen is met de Zandmotor. Bij dit project wordt bij Ter Heijde voor de kust een enorme hoeveelheid zand opgespoten. Dit zand zal zich in de loop der jaren door getij, golven, stromingen en wind naar het noorden en zuiden verspreiden. Daarmee wordt de veiligheid van één van de zwakste schakels in de kustverdediging sterk vergroot en ontstaat nieuwe natuur. Het project is daarnaast een voorbeeld van innovatie van de kustverdediging, waarbij juist gebruik gemaakt wordt van natuurlijke processen en niet geprobeerd wordt veiligheid te bereiken door deze te blokkeren. Ronald Waterman is een markante persoonlijkheid en een bevlogen visionair, die op de bres staat bij het verdedigen van de belangen van onze tuin. Ook zijn betrokkenheid bij het Watercentrum ligt geheel in deze lijn. We hopen dat hij nog vele jaren lid van ons comité van aanbeveling wil blijven. Daan Hallewas
De Zandmotor, bron Provincie Zuid-Holland
Verenigingsnieuws
Promotie van R. Waterman
8. Nieuws over de Tuin: u wordt bijgepraat door wetenschappelijk directeur Bob Ursem of door collectiebeheerder Bert van den Wollenberg; 9. Wat er verder ter tafel komt; 10. Rondvraag; 11. Sluiting, ca 15.00 uur.
11
Een wilde
plantencollectie
U weet als vriend van de botanische tuin van de TU Delft waarschijnlijk dat er ’s winters minder bloeiende planten en bomen zijn dan in het voorjaar of de zomer. U denkt wellicht: daar gebeurt nu niet al te veel. Niets is echter minder waar: de winter is het drukste seizoen, omdat de meeste klussen die met de tuinaanleg en de tuinvoorzieningen te maken hebben dan plaatsvinden. De meeste zaken worden door onze eigen mensen uitgevoerd, met name door Joop de Lange. Een uitzondering hierop vormt de kasrenovatie van de afgelopen jaren, die steeds in het voorjaar werd uitgevoerd, omdat de verwarming daarbij uit moet. Dit jaar wordt de laatste kas aangepakt, de Oude Oranjerie. Ook voor het Collectiebeheer is dit een uitermate drukke periode. De wintermaanden worden door botanische tuinen wereldwijd, met name van het noordelijk halfrond, aangegrepen om planten met elkaar uit te wisselen via zaadlijsten. Voor de tuinen van het zuidelijk halfrond ligt dat wat anders, omdat onze winter bij hun de zomer is en vice versa. Ik heb hierover al eerder iets geschreven (Papyrus, herfst 2009). Het zadenuitwisselingscircuit is een gesloten circuit waaraan alleen botanische tuinen deelnemen. Deelname gaat met gesloten beurs en een ongeschreven regel is daarbij dat alleen tuinen die zelf zaden aanbieden ook zaden kunnen aanvragen. Voor Delft, maar feitelijk voor alle botanische tuinen, is het aanvragen van zaden het belangrijkst. De zaadlijsten geven toegang tot de collecties in de wereld, waardoor we over veel meer plantenmateriaal kunnen beschikken dan wat we op dit moment in Delft hebben. Vanouds wordt er door een tuin aangeboden wat er in het seizoen van dat jaar, mede afhankelijk van weer en mankracht, aan zaden geoogst kon worden. In toenemende mate worden ook zaden verzameld van de wilde flora uit het land of de regio van de tuin die een zaadlijst produceert. Hierover straks meer. De zaadlijsten laten ook zien in welke plantengroepen de betreffende tuin zich specialiseert. Dat zijn meestal bepaalde plantenfamilies, of specifieke plantengeslachten. Delftse voorbeelden zijn de Toverhazelaarfamilie (Hamamelidaceae) en Lavendel (het geslacht Lavandula). Zulke specialisaties gaan veelal ook gepaard met een grote kennis op het gebied van die specialisatie. Zo vormen die
12
tuinen wereldwijd een netwerk met specialistische kennis en die kennis is ook te mobiliseren. Zoeken we een bepaalde soort, die niet via zaden wordt aangeboden, dan kunnen we ook nog kijken of er een tuin in gespecialiseerd is. In zo’n geval kunnen we een verzoek doen om speciaal voor Delft zaden te verzamelen of stekmateriaal te sturen. In wetenschappelijk onderzoek waarbij planten gebruikt worden, is het belangrijk om te weten waar die planten oorspronkelijk vandaan komen en om bij voorkeur planten van wilde herkomst te gebruiken. Dat kan belangrijk zijn, omdat planten afkomstig uit een bepaald land andere eigenschappen kunnen hebben dan planten uit een buurland. Bij het onderzoek naar taxol dat Bob Ursem doet, is het van belang niet alleen te weten wat het taxolgehalte is bij de verschillende taxussoorten, maar ook de variatie daarvan binnen dezelfde soort tussen de verschillende groeiplaatsen in het wild. Met name waar het gaat om secundaire plantenstoffen, dat wil zeggen stoffen die voor de plant niet essentieel zijn, kan er een verschil in gehalte voorkomen. Een voorbeeld hiervan is bekend uit onderzoek van berken. Berkenbomen maken afweerstoffen aan als hun buren aangevallen worden door een plaaginsect. De aangevallen bomen waarschuwen andere bomen met plantenferomonen. De afweerstoffen zijn secundaire stoffen, die in dit geval alleen aanwezig zijn als het plaagorganisme ter plekke voorkomt. De wilde herkomst van de planten in de collectie is dus een belangrijk aspect bij het beheren van de plantencollectie. Vroeger werd er weinig aandacht besteed aan deze informatie, die daardoor veelal ook onvoldoende of zelfs geheel niet werd vastgelegd. Planten van andere tuinen gekregen, zonder de gegevens over de wilde herkomst, heten in onze kringen tuinherkomsten. Deze worden door ons tegenwoordig ook minder gewaardeerd. Voor de plantencollectie in Delft geldt dan ook als doelstelling om alle tuinherkomsten te vervangen door wildherkomsten, compleet met herkomstgegevens. Dat betekent ook dat elke winter enkele honderden binnengekomen zaadlijsten moeten worden doorgespit aan de hand van de Delftse verlanglijst. Sommige zaadlijsten zijn erg goed met veel van de gewenste soorten en deze kunnen makkelijk een uur of meer tijd vergen. Andere zijn daarentegen weinig interessant en kunnen snel terzijde worden gelegd. 13
Het meest onderscheidende kenmerk voor deskundigen is echter dat een botanische tuin informatie en kennis omtrent die planten accumuleert. De waarde van een individuele plant wordt daarbij bepaald door de wel of niet wilde herkomst en de bijbehorende documentatie. Een andere factor die de waarde van een plant kan vergroten is de zeldzaamheid in collecties en de zeldzaamheid van zaden ervan in zaadlijsten. Hoe zeldzamer, hoe waardevoller. Of het nu om postzegels gaat of suikerzakjes, deze factor is voor welke serieuze verzamelaar dan ook een bekend fenomeen. De waarde stijgt nog veel verder als er onderzoek aan gedaan is, dat leidde tot nieuwe inzichten of nieuw gebruik, zoals bij een patent. Een voorbeeld hiervan is Pinus mugo, de bergden, waar onderzoek aan de bladwassen door Bob Ursem heeft geleid tot een patent voor de TU. Nu gaan we toch nog even terug naar de zaadlijsten. We hebben een groot belang bij toegang tot het zadenuitwisselingscircuit. Dat betekent echter wel 14
Foto’s: grassen en zegges in het gebied met de planten van de Rode lijst.
Als u dit gelezen heeft, denk ik dat u met heel andere ogen door de tuin loopt. Ook u bent nu een ‘insider’. Met deze informatie kunt u achter de planten kijken, omdat u weet wat er allemaal komt kijken bij het hedendaagse beheer van een plantencollectie. Bert van den Wollenberg
‘Kanaalhof’
Botanische tuin
★ ★
67
‘Kanaalhof’
★
an
★ ★
ala
De vereniging heeft vanaf het begin van de ontwikkeling van een nieuw bestemmingsplan van het TU-gebied Noord daartegen actie gevoerd. Die was gericht op het behoud van het Kluyver-laboratorium, Julianalaan 67 en tegen de voorziene uitbreiding daarvan in de tuin. Daarbij kwam ook de voorziene hoogbouw juist ten westen van de tuin die een zeer ongewenste schaduwwerking in de tuin zou hebben. Een doel daarbij was zeker ook om te proberen het gebied ten westen van de tuin, later wel met ‘Kanaalhof’ aangeduid, open te houden, zodat er overal in dat gebied de zeer bijzondere omkransing van universitaire gebouwen in het zicht zou blijven. Deze leidde ertoe dat we een beroep bij de Raad van State tegen het toenmalige (ontwerp) bestemmingsplan hebben gewonnen. Mede daardoor is er een nieuwe start gemaakt met het ontwikkelen van plannen voor het gebied. Heel belangrijk is dat de gemeente daarbij vele malen meer openstaat voor de ideeën die burgers en belanghebbenden koesteren. In de vorige Papyrus werd verslag gedaan van de, in discussiebijeenkomsten ontwikkelde, mogelijke invullingen van de zogenaamde ‘Kanaalhof’. Onlangs is de mede op basis daarvan geformuleerde project-MER gereed gekomen. Dit plan gaat de basis vormen voor het nieuwe bestemmingsplan. Velen met ons hebben sterk gepleit voor behoud van het open karakter van de ‘Kanaalhof’ en natuurlijk voor het behoud van Julianalaan 67. Tot dusver ziet het er goed uit. Op basis van de project-MER is een Voorkeursalternatief (VKA) geformuleerd dat door de gemeente is aanvaard. Daarin is de ‘Kanaalhof’ aangeduid als ecologisch kerngebied, een open groene ruimte. In ieder geval is hoogbouw grenzend aan de tuin met zijn gevreesde schaduwwerking niet meer aan de orde. Ook de uitbreiding van Julianalaan 67 in de tuin is niet meer in het VKA opgenomen. Natuurlijk blijven we de ontwikkeling van het bestemmingsplan kritisch volgen. Eén van de aandachtspunten daarbij blijft de monumentale waarde van Julianalaan 67 en de plaats van dat pand in het toekomstige beschermde stadsgezicht. Voor dieper geïnteresseerden is een samenvatting van het VKA te downloaden op: www.delft.nl/ Inwoners/Delft_Bouwt/Nieuws/Nog_niet_uitgepraat_ in_TU_gebied. Daan Hallewas en Hans Hirs
ian
Een doorsnee bezoeker beoordeelt een tuin, naast de kwaliteit van de voorzieningen, aan de hand van de planten en de hoeveelheid bloemen. Hoe mooier, hoe beter de tuin is. Voor ‘insiders’ ligt dit anders. Een bezoekende collega van een andere tuin uit binnen- of buitenland kijkt met heel andere ogen naar de plantencollectie. Een botanische tuin kenmerkt zich voor hem of haar niet alleen door het onderhouden van een plantencollectie met plantenetiketten - een tuincentrum heeft immers ook etiketten bij de planten. De verhouding tussen tuinherkomsten en bekende wildherkomsten van de planten uit de collectie vormt een belangrijk middel om de kwaliteit te bepalen. Hoe minder tuinherkomsten, hoe beter. In Delft wordt de wildherkomst op de blauwe etiketten weergegeven met de code ‘W’.
dat we zelf ook zaden moeten aanbieden. Deze zaden komen op de zaadlijst, die in toenemende mate via e-mail aan de collega’s in binnen- en buitenland wordt toegestuurd. De zaden worden in de loop van het seizoen verzameld, gedroogd, en schoongemaakt. Daarbij ligt de nadruk op onze specialisaties en de wat minder gangbare soorten. De zaadlijst van Delft is voorts bijzonder, aangezien we ook de zaden van Burgers’ Bush aanbieden. Delft heeft met Burgers’ Bush een intensieve samenwerking, waarbij we ook intensief planten uitwisselen, met name op het vlak van enkele tropische families als de Gemberfamilie, de Marantaceae en Musaceae. Voor Delft fungeert Burgers’ Bush ook als een veiligheidsvoorziening tegen het verspelen van bijzondere planten. Onder het motto: “Als je iets wil bewaren, moet je het weggeven”, wisselen we extra planten uit en kunnen we die altijd weer terugkrijgen mocht dat nodig zijn.
Jul
Het documenteren van de herkomst van planten, of het nu om wildherkomsten gaat of tuinherkomsten, is tegenwoordig verplicht. Iedere collectiehouder moet als gevolg van het Biodiversiteitsverdrag kunnen aantonen dat de planten volgens de bepalingen van het verdrag legaal zijn verkregen. Daarvoor is een nauwkeurige administratie van de herkomst en de donor (bijvoorbeeld een andere botanische tuin) noodzakelijk.
★ ★ ★
★
★ ★
nieuwe ontwikkeling
ecologisch kerngebied
water, waterverbinding gewenste waterverbinding duiker
Foto’s: ‘Kanaalhof’ gezien vanuit de tuin
ecologische structuur
★ ★
monument groene parel
15
Tuinnieuws De sneeuwklokjes, toverhazelaars en krokussen geven de komst van het voorjaar wel aan, maar de temperaturen doen anders vermoeden. De winter is erg donker geweest met een lange periode met sneeuw en vorst, gevolgd door een iets mildere, maar nattere periode. Op het moment van schrijven valt er natte sneeuw en is het guur weer buiten. Een goed moment om vooruit te kijken naar het komende seizoen. Ondanks het bericht uit het tuinnieuws van het winternummer van de Papyrus dat er weinig grote klussen zouden plaatsvinden in 2011, staan er toch wat ingrijpende werkzaamheden op de rails voor komend voorjaar. Net als de voorgaande jaren is er weer een gedeelte van het kassencomplex dat een opknapbeurt zal krijgen. De Oude Oranjerie is de laatste kas die aan de beurt komt. Na de renovatie zal hij omgetoverd worden tot een tentoonstellingsruimte waar de vitrines komen te staan. De ruimte waar onze spin staat wordt aan de personeelskantine toegevoegd en is dan niet meer toegankelijk voor publiek. De kassen krijgen een nevelsysteem om de luchtvochtigheid beter te kunnen regelen.
werk om de waterafvoer beter te regelen, maar dit zal zeker voor het eerste evenement klaar zijn. De gele tuinslangen verdwijnen uit de tuin en maken plaats voor een volautomatisch sproeisysteem. De proeven in de beplantingsvakken met worteldoek en snippers tegen de ongewenste kruiden werken goed en krijgen in 2011 een vervolg. De middentuin krijgt wederom een invulling, dit jaar met eetbare bloemen en bijzondere groenten en de thematuin krijgt een aanplant van eenjarige granen en andere grassoorten.
Inmiddels is de nieuwe opslag gerealiseerd vlak bij de dienstingang. Het autoverkeer in de tuin zal zo tot een minimum beperkt kunnen blijven. Ook de gele tent krijgt een nieuwe plek en wel onder de pergola. Alle evenementen zullen zoveel mogelijk op het rode grind plaats vinden. Het vergt nog wel wat Foto’s bloemen: Lamia orvala, Paulownia tomentosa, salie
Net als voorgaande jaren is er weer een vol evenementenprogramma opgesteld met de bekende plantenmarkten, de bonsaitentoonstelling en de hortusdag. Ook de beeldententoonstelling en het festival Piccolo komen in 2011 terug. In de Nieuwe Oranjerie komt een nieuwe tentoonstelling. Voor de exacte informatie over de evenementen verwijs ik naar de agenda elders in dit nummer. De nieuwe frisse uitstraling van de MuseumShop geeft de entree een ander gezicht, zeker als ook de vijver weer volop floreert. Natuurlijk zijn er nog veel meer werkzaamheden in de planning, maar deze komen in de volgende Papyrus uitvoerig aan bod. Erwin Kluver
16
De geografische horizon van Europa verbreedde zich in de zestiende eeuw door de ontdekking van nieuwe zeeroutes rond Afrika naar India en het Verre Oosten. In het pas ontdekte Amerika trof men een nieuwe wereld met een tot dusver onbekende flora en fauna. De gevolgen daarvan werden zichtbaar op uiteenlopende gebieden, waaronder de wereldhandel waarin nu allerlei gewassen zoals koffie, bloembollen, suikerriet, Spaanse pepers en Brazielhout tussen de continenten werden uitgewisseld. Nieuw in Europa waren voedingsproducten zoals de aardappel, cassave en maïs. Voor het eerst in de geschiedenis kreeg de biodiversiteit in botanische tuinen wereldwijde luister. Er voltrok zich ook een gezagscrisis, die bijdroeg aan het ontstaan van de botanie als wetenschap. Columbus’ ontdekking van Amerika in 1492 verlegde het commercieel zwaartepunt van havensteden aan de Middellandse Zee, als Venetië en Genua, naar die aan de Atlantische Oceaan. In zijn voetspoor kwamen Amerikaanse plantensoorten Europa binnen. De meeste gewassen arriveerden (dus) in steden aan Atlantische Oceaanzijde. Eerst en vooral in Sevilla, later in de havens van Antwerpen, Middelburg, Enkhuizen en Amsterdam. De botanische tuinen van Amsterdam en Leiden Zoals de eerste universitaire botanische tuin, die te Padua, een florale expressie was van het uitgestrekte handelsrijk van de Venetiaanse Republiek zo gold dat ook voor de aan de universiteit Cassave en maïs - Köhler's Medizinal-Pflanzen, 1887
verbonden Hortus medicus van Amsterdam en die van Leiden. Die tuinen waren een afspiegeling van de wereldwijd opererende Vereenigde Oostindische Compagnie, de VOC, die de handelsbelangen in het Oosten behartigde en de West-Indische Compagnie, de WIC die zich richtte op West-Afrika en Amerika. De tuinen ondersteunden het botanisch onderwijs dat onderdeel uitmaakte van het studieprogramma geneeskunde. Daarom waren alle medicinale planten aanwezig. Mede als gevolg van de ontdekking van planten in Amerika en bollen, zoals de tulp uit het Midden-Oosten, veranderde de opzet van de Leidse tuin als traditionele hortus medicus in die van een hortus botanicus. Op den duur bestond tweederde van de Leidse collectie uit planten die uit puur plantaardig, botanisch, niet uit geneeskundig oogpunt bestudeerd werden. Acquisitie van planten Tijdens hun handelscontacten vestigden de Hollanders botanische tuinen in Kaap de Goede Hoop, Malabar, Java, Ceylon, Brazilië en Deshima, die planten uitwisselden met Amsterdam en Leiden. Carolus Clusius, de botanist die vanaf 1593 betrokken was bij de aanleg van de Leidse Hortus medicus, kreeg het voor elkaar dat bij de eerste Nederlandse scheepvaart naar Azië materiaal voor de Leidse tuin werd verzameld. De scheepsbemanning werd gevraagd ‘den Hof van medecijnen ende mineraul te verzien ende stofferen van zaden, vruchten, bollen, wortelen, cruyden, bloemen, gommen, haersch, gedierte, opwerpselen van de zee ende diergelijcke, als in die landen moghen ghevondenc worden, ons alhier ongewoon ende onbekend’. Klimaatbeheersing in de tuinen De exotische planten en kruiden die in Azië werden verzameld, arriveerden eerst in de hortus van Kaap de Goede Hoop. Daar werden zij voorafgaande aan hun doorvoer naar Europa geacclimatiseerd. In De Nederlanden waren betere methoden voor klimaatbeheersing noodzakelijk. Eenmaal aangekomen, werden de tropische planten overgezet in verwarmde serres of oranjerieën, voorzien van kanalen voor hete lucht. De Hortus botanicus in Amsterdam beschikte over liefst vijf kachels. Zo konden heel wat tropische planten in Hollandse tuinen aarden.
18
Plattegrond van Deshima, met een uitsnede van de tuin, op een Japanse prent uit de 17e eeuw. Collectie Koninklijke Bibliotheek.
Inventariseren en classificeren Botanisten konden zich bij het identificeren van de talloze nieuw-ontdekte planten niet baseren op bestaande plantbeschrijvingen zoals die in de gezaghebbende, antieke en middeleeuwse geschriften van bijvoorbeeld Dioscorides, Theophrastus, Plinius en Galenus voorkwamen. Er zat voor de botanisten niets anders op dan geheel op eigen kracht, dus los van de antieke geschriften, de nieuw ontdekte gewassen nauwkeurig en gedetailleerd waar te nemen, te beoordelen, te inventariseren en te beschrijven. Daarbij hadden hun beschrijvingen vooral betrekking op de anatomie en uiterlijke verschijningsvormen, de morfologie. Doel was vooral het op naam brengen en in een classificatiesysteem onderbrengen van de (nieuwe) planten. Spottend werden de botanisten daarom ook wel boekhouders der natuur genoemd. Maar met hun weetgierigheid en hun drang tot ordenen en systematiseren legden ze de basis voor de botanische wetenschap. Zo werden ruim vóór het Linneaanse systeem uit 1753 de gewassen in de Leidse Hortus botanicus geordend en geclassificeerd volgens een overzichtelijk systeem. Als opschrift op de poort die toegang gaf tot de tuin stond simul ordine cuncta sparsa, ‘naar orde alles ingedeeld’. Het ontwerp van de Leidse hortus weerspiegelde de wetenschappelijke ordening van Clusius (1595). Planten met dezelfde kenmerken werden in families, geslachten en soorten, bijeengezet. Met hun ordenende werkwijze zetten de botanisten de toon in de zoektocht naar een systeem in de
natuur, naar een plantentaxonomie, dat wil zeggen ordening, beschrijving en juiste naamgeving. Hun voorbeeld kreeg navolging in andere disciplines, zoals dierkunde, mineralogie, ziektenleer en chemie. Gezagscrisis en nieuwe oriëntatie op de natuur De ontdekking van tot dusver onbekende flora bracht onontkoombaar aan het licht, dat gezaghebbende schrijvers over botanie uit de klassieke oudheid bepaald niet alwetend waren. Zij leken eerder aan een tunnelvisie te lijden. Want hun kennis van flora en fauna reikte niet verder dan de Oude Wereld, de landen rond de Middellandse Zee. Deze door de ontdekkingsreizen geopenbaarde geografische ‘kort-zichtigheid’ van de antieke schrijvers zette hun eeuwenoude autoriteit, hun onfeilbaarheid, hun alwetendheid op losse schroeven. Er tekende zich een ware gezagscrisis af, omdat de fundamenten waarop de botanische kennis tot nu toe rustte erdoor aan het wankelen werd gebracht. Immers, tot de tijd van de ontdekkingen vormden antieke teksten de hoofdbron van kennis over planten en kruiden. De ontdekking van exotische planten en kruiden die nog door geen Europeaan beschreven waren, weekte botanisten los van deze traditionele kennisbron en noopte hen tot zelf observeren, tot het vormen van een eigen, zelfstandig oordeel en tot een persoonlijke en meer onafhankelijke kijk op de natuur. Zo droegen de geografische ontdekkingen van de zestiende eeuw ertoe bij, dat de houding van botanisten zich ontwikkelde van vooral op (antieke) teksten georiënteerd, naar vooral op de natuur zelf gericht. Het adagium luidde nu: Ad fontes, terug naar de bronnen van de natuur zelf. Fred Struik 19
Op pad met Gordon Wilson
De Strybing botanische tuin in San Francisco
Om 13.30 uur waren we met drie mensen bij het verzamelpunt en vertrokken we met de 82-jarige gids Gordon Wilson, die al 17 jaar als vrijwilliger bij de tuin werkt en meer dan 1000 rondleidingen op zijn naam heeft staan. Gorden vertelt ons over de geschiedenis van de tuin die werd ontworpen in 1890 door de toenmalige beheerder van het Golden Gate Park, John McLaren. McLaren had wel de plannen, maar niet het geld. Pas in 1926 kwamen de benodigde gelden beschikbaar. De sociaal geëngageerde Helene Strybing stelde een deel van de nalatenschap van haar echtgenoot beschikbaar om de botanische tuin volgens McLarens plan aan te leggen. Toen de tuin in mei 1940 opende, was hij 3,25 ha groot en bevatte 2000 soorten. Nu is de tuin ruim 22 ha en kunnen we meer dan 7000 soorten bewonderen. Gordon liet ons vooral de planten uit het regen- en nevelwoud van Zuid-Amerika zien. Voor mij oude bekenden. De Meso-Amerikaanse en Zuidoost-Aziatische nevelwouden kunnen hier gedijen zonder een broeikas dankzij de zeer mistige zomerochtenden in San Francisco die de tropische planten van genoeg vocht voorzien om te overleven. December is uiteraard niet de meest geschikte maand om deze tuin te bezoeken. Het is dan wel rustig, maar de kleurenpracht neemt vanaf februari aanzienlijk toe als de beroemde magnolia’s in bloei gaan.
“De Botanische Tuin van San Francisco streeft ernaar lokaal gekoesterd te worden en internationaal erkend voor haar schoonheid, de diversiteit van plantencollecties, educatieve programma's en toegewijde conservering.” (Visie van de SFBG). In december 2010 bezocht ik San Francisco en zoals u inmiddels van mij weet, bezoek ik dan ook altijd even de botanische tuin in de stad. Dit doe ik niet alleen omdat ik botanische tuinen heerlijke plekken vind om te genieten van flora en fauna en rust te vinden in vaak hectische steden, maar ook om u in woord en beeld mee te laten genieten van deze prachtige plekken. De botanische tuin van San Francisco ligt in het Golden Gate Park. Een park waar je sowieso al enkele dagen kunt doorbrengen. Naast het nieuwe 20
Protea
De tuin is ingedeeld in een aantal thema’s en geografische gebieden. Zo bevat de Ancient Plant Garden oude plantensoorten en de Succulent Garden vetplanten. Ik dwaalde even door de Garden of Fragrance met geurende planten, die natuurlijk insecten aantrekt. Andere hoogtepunten zijn de Zuid-Afrikaanse tuin en de lokale Californische tuin met gigantische, 100 jaar oude sequoia’s. Vanaf februari bloeien de beroemde magnolia’s en kun je dwalen door de kleurrijke rododendron- en cameliatuinen. Ja, weer eindig ik met de aanbeveling. Mocht u in San Francisco zijn, overweeg dan om even een bezoekje te brengen aan de botanische tuin. Voor meer informatie en openingstijden zie: www.sfbotanicalgarden.org. Jacintha van Beveren, tekst en foto’s
Youngmuseum en de California Academy of Sciences (CAS) zijn er de nagebouwde beroemde Victoriakas uit Kew Gardens in Londen, de Shakespearetuin, de Japanse tuin en de tulpentuin van Wilhelmina met een heuse Hollandse molen. De Botanische tuin is vanuit het centrum goed te bereiken met het openbaar vervoer. Ik arriveerde rond 12.30 uur met mijn broodje in de tuin na een bezoek aan de impressionistische expositie in het nieuwe Youngmuseum, dat na de aardbeving in 1989 in 2005 op deze plek herbouwd is. Voor de latere middag stond het CAS op het programma. Bij binnenkomst zag ik dat er om 13.30 uur een rondleiding zou zijn. Dat leek me wel wat. Ik zocht een bankje op en werd al snel omringd door talloze vogels en eekhoorns die het natuurlijk op mijn broodje gemunt hadden. Er waren slechts enkele mensen in de tuin. 21
Museum- TuinproShop gramma
Tentoonstellingen 22 mei Biodiversiteit, op de Int. Dag van de Biodiversiteit 1 juni - 23 oktober Plant en Water v.a. 19 juni Kerade keramiektentoonstelling Activiteiten 2 en 3 april, 10.00 - 16.00 uur Museumweekend 16 april, 10.00 - 12.30 uur Plantenruilbeurs i.s.m. Groei & Bloei, KMTP afd. Delft 16 april, 10.00 - 14.00 uur Mini plantenmarkt 22 mei, 13.00 - 17.00 uur Festival Piccolo i.s.m. Oostpoortschool 4 en 5 juni, 10.00 - 17.00 uur Bonsaitentoonstelling i.s.m. Bonsaivereniging 19 juni, 11.00 - 17.00 uur VAK-muziekmiddag en opening Kerade keramiektentoonstelling 10 en 11 september, 10.00 - 17.00 uur Monumentenweekend 11 september, 11.00 - 17.00 uur Hortusdag 8 oktober, 10.00 - 12.30 uur Plantenruilbeurs i.s.m. Groei & Bloei, KMTP afd. Delft Een nieuw jaar en een nieuw begin in de leukste shop van Delft. Er is hard gewerkt aan een lichtgeschilderde winkel met een nieuw aantrekkelijk interieur. Op de site TnwToday staan regelmatig ‘specials’ genoemd. Het Delftse Bomenboek gaat met succes over de toonbank. Men kan met dit bomenboek mooie wandelingen in Delft maken. Cadeautje waard! Buiten staan de trotse handgeblazen glazen vogels en artistieke waterbakken uit Venetië op u te wachten. De collectie kikkers, vogelhuisjes en de voederspiralen in verschillende maten en kleuren zijn nu buiten weer volop aanwezig. Weet u eigenlijk, dat de shop een gevarieerde
boekenkast heeft voor kinderen en de tuin- en balkonliefhebbers? Ons vrijwilligersteam, 38 enthousiaste mensen, heeft weer een workshop gevolgd, van kassatraining tot klantgerichtheid en ook werd een leuke eco-vintage inpakcursus ingepland. Als laatste programmaonderdeel werd er een bloembladwintertaart gemaakt. Een prima middag om met alle partners ook weer eens ideeën uit te wisselen. Wij zijn zeker klaar om onze bezoekers gastvrij te ontvangen. Met ingang van 1 maart zijn we weer 6 dagen per week geopend. En noteert u alvast 11 mei 2011, het eerste lustrum van de MuseumShop. Tot ziens, Yoka E.M.Boshoff
22
Lotsweg 6, 2635 NB Den Hoorn Tel.: 070-396 6690 Fax.: 070-396 3669 www.hoveniervanderheijden.nl
[email protected]
Tuinontwerp en aanleg Specialistische boomverzorging Sierbestrating Sfeerverlichting Onderhoud
Wijnhandel-Slijterij André Klerks
Technische Boekhandel Waltman Binnenwatersloot 33 2611 BJ Delft
Géén winkel met een franchiseformule bedacht door de formulemanager maar een winkel die draait op vakkennis, goed advies, kwaliteit en persoonlijke service.
015-2123775
[email protected]
Wijnhandel-Slijterij André Klerks ~ Julianalaan 98 2628 BK Delft ~ telefoon: 015-2124263 Wilt u meer weten over wijn? Kijk dan eens op het net bij www.klerkswijnen.nl
TECHNISCHE BOEKHANDEL
altman B.V.
Complete verzorging van uw buitenruimte!
23