STUDIE 33 OPLEIDINGSPROFIEL landbouw- en biotechnologie (graduaat)
OPLEIDINGSPROFIEL landbouw- en biotechnologie (graduaat)
sector studiegebied opleiding
: : :
land- en tuinbouw biotechniek landbouw- en biotechnologie (één cyclus)
Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/22 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
INHOUD
HOOFDRUBRIEK 1: INLEIDING 1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel
1
1.2
Opdracht
1
1.3
Ontwikkelingsproces
2
1.4
Legitimatie
4
HOOFDRUBRIEK 2: SITUERING VAN DE OPLEIDING 2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 Beroepenstructuur 2.1.2 Geraadpleegde beroepsprofielen 2.1.3 Visie
5 5 6 6
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld 7 2.2.1 Studiegebied, opleidingen en opties 7 2.2.2 Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties 8 2.2.3 Diploma’s en getuigschriften 8 2.2.4 Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s 9 2.2.5 Gelijkaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland 9 2.2.6 Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen 11 2.2.7 Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen 12 2.2.8 Infrastructuur 12 2.2.9 Kwantitatieve beschrijving van het aantal studenten in de opleiding 13 2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de opleiding volgens SO-vooropleiding, ervaren met HO, geslacht, leeftijd en studiematerialen 14 2.2.11 Reële studieduur 14 2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland 14
2.3
Verantwoording van de opleiding
15
HOOFDRUBRIEK 3: HET OPLEIDINGSPROFIEL 3.1
De exacte benaming van de opleiding
17
3.2
Globale omschrijving
17
3.3
Het beroepsgericht opleidingsprofiel 3.3.1 Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen 3.3.2 De concrete uitwerking van de vertaalslag 3.3.3 Aanvullende gegevens met betrekking tot de opleiding
18 18 18 29
3.4
Sleutelkwalificaties
30
3.5
De kern van het opleidingsprofiel
30
3.6
De maarschappelijk-culturele vorming
31
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
HOOFDRUBRIEK 4: DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
32
HOOFDRUBRIEK 5: BIBLIOGRAFIE
33
HOOFDRUBRIEK 6: LIJST VAN DE MEDEWERKERS
34
BIJLAGEN Bijlage 1: Adressenlijst NARIC-netwerk
35
Bijlage 2: Spreiding tewerkstelling agrarische sector in Vlaanderen
36
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
1
HOOFDRUBRIEK 1: INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Dit werk beschrijft de basisvaardigheden, basiscompetenties die de opleiding 'Gegradueerde in landbouw en biotechnologie' tot doel stelt. De basisopleiding 'Gegradueerde in landbouw en biotechnologie' bevat geen opties. De hedendaagse sterk gediversifieerde arbeidsmarkt en de regionale diversiteit in de sector biotechniek eist echter wel dat diverse keuzepakketten worden aangeboden binnen de basisopleiding. Een noodzakelijke eis indien men uitvoerende, direct inzetbare, verantwoordelijke vakspecialisten met de nodige flexibiliteit wil vormen voor het nog steeds uitdeinend werkveld van de biotechniek. De keuzepakketten die worden aangeboden binnen de basisopleiding kennen verschillen in naamgeving en inhoud afhankelijk van de regionale arbeids- en sectorsituatie, doch kunnen gegroepeerd worden onder de rubrieken landbouw, tuinbouw, groenvoorziening en -beheer, agro- en voedingstechnologie en agromarketing. In onderstaand opleidingsprofiel wordt voor wat betreft de beschrijving van de basiscompetenties af en toe verwezen naar de specificiteit voor een bepaalde beroepssector. Gelieve hiermee terdege rekening te houden. Dit opleidingsprofiel werd opgesteld door een werkgroep van experts betrokken uit de 5 Vlaamse hogescholen die de opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie aanbieden. Tevens werd het geadviseerd door de uitgebreide sectorcommissie OP voor het Hogeschoolonderwijs 'Land en tuinbouw’ opgericht in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad tijdens het academiejaar 1996-1997.
1.2
Opdracht Het decreet betreffende de hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap bepaalt in art. 12 par.1 : " Voor 1 mei 1998 worden de basisopleidingen en opties getoetst op hun maatschappelijke relevantie, het beroepsprofiel en de inhoudelijke kwaliteit. Op basis van deze evaluatie kan de Vlaamse regering de opleidingen en opties herschikken vanaf oktober 1998." In uitvoering van deze decretale bepaling heeft de Vlaamse Gemeenschapsminister van Onderwijs, de Heer L. Van Den Bossche, in een brief van 22 maart 1995, aan de Vlaamse Onderwijsraad gevraagd per studiegebied, per opleiding een overleg te organiseren met de betreffende socio-economische sectoren en hogescholen omtrent een 3-fasig overleg met respectievelijk volgende doelstellingen : opstellen beroepsprofielen, vastleggen basiscompetenties in een opleidingsprofiel, verantwoording van de opleidingsprogramma's in de betreffende hogescholen.
2
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
Onderstaand werk kadert zich in de 2de fase nl. het vastleggen van basiscompetenties in een opleidingsprofiel. De doelstelling van het opleidingsprofiel betreft het vastleggen van een gestructureerd geheel van basiscompetenties die in de opleiding tot beginnende beroepsbeoefenaar moeten worden meegegeven. De beroepstaken beschreven in de beroepsprofielen vormen de vertrekbasis voor het structureren van de opleidingscompetenties. Dit alles moet gebeuren in overleg met de betrokken hogescholen en binnen de reeds vastgelegde kwalificatiestructuren met de daaraan verbonden certificering. Inhoudelijk hebben de basiscompetenties betrekking op de professionele en persoonsvorming en de maatschappelijke integratie.
1.3
Ontwikkelingsproces Op 22 oktober 1996 werd door de Vlor de uitgebreide sectorcommissie Opleidingsprofielen Land- en tuinbouw opgestart onder voorzitterschap van de heren A. De Baets van de Hogeschool Gent Departement Biotechnologische Wetenschappen en M. Vaes van de Katholieke Hogeschool Kempen Departement Industrieel Ingenieur en Biotechniek. Samenstelling zie bijlage A. Op 28 oktober 1996 wordt naast de formeel samengestelde sectorcommissie een aparte werkgroep voor het schrijven van een ontwerpopleidingsprofiel voor de gegradueerde in landbouw en biotechnologie samengesteld. De werkgroep bestaat uit één expert per hogeschool. Samenstelling zie bijlage A. In chronologische volgorde werden volgende vergadermomenten met de werkgroep of sectorcommissie doorlopen om te komen tot dit opleidingsprofiel : ♦ 4 november 1996 Informatievergadering opleidingsprofielen land- en tuinbouw, met de experts. De handleiding voor het schrijven van de opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs wordt toegelicht. ♦ 14 november 1996 Eerste vergadering werkgroep gegradueerde landbouw en biotechnologie te St.Niklaas. De handleiding wordt grondig bestudeerd, overleg omtrent hoofdrubriek 1 en 2 van het opleidingsprofiel. ♦ 3 december 1996 Tweede vergadering werkgroep gegradueerde landbouw en biotechnologie te St.Niklaas. Overleg en discussie omtrent de vertaalslag taken beroepsprofiel functionele gehelen opleidingsprofiel. ♦ 9 december 1996 Eerste overlegvergadering sectorcommissie opleidingsprofielen land- en tuinbouw. Stand van zaken wordt toegelicht. Onduidelijkheden krijgen een verklaring.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
3
♦ 8 januari 1997 Derde vergadering werkgroep gegradueerde landbouw en biotechnologie te St.Niklaas. De structuur van functionele gehelen, onderdelen en basisvaardigheden worden vastgelegd. Attitudes, contextgegevens en sleutelkwalificaties worden doorgesproken. De voorzitter zal een eerste ontwerpdiscussietekst opstellen. ♦ 20 januari 1997 Tweede overlegvergadering sectorcommissie opleidingsprofielen land- en tuinbouw. De ontwerpdiscussietekst wordt doorgesproken, aanpassingen worden voorgesteld. ♦ 29 januari 1997 Vierde vergadering werkgroep gegradueerde landbouw en biotechnologie te St.Niklaas. De ontwerpdiscussietekst en aanpassingen worden herbekeken. ♦ 3 maart 1997 Derde overlegvergadering sectorcommissie opleidingsprofielen land- en tuinbouw. De volledige ontwerpdiscussietekst wordt doorgesproken laatste voorstellen ter aanpassing worden aan de werkgroep overgemaakt. ♦ 21 maart 1997 Het werk wordt door de werkgroep als ontwerpopleidingsprofiel overgemaakt aan de VLOR. ♦ 21 april 1997 Voorstelling opleidingsprofiel in een conferentievergadering voor een afvaardiging van docenten en studenten van de hogescholen. ♦ 21 mei 1997 Einddatum indiening amendementen. Onderstaand opleidingsprofiel werd geschreven volgens de indeling aangegeven in de Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs. Toch wil ik er op wijzen dat de beschrijving van de attitudes en contextgegevens niet per onderdeel doch wel per functioneel geheel werd beschreven. Dit omwille van de irrelevantie van deze vraag, het zou het werk onnodig belasten met herhalingen dienaangaande. De grootste moeilijkheid betreffende het opmaken van het opleidingsprofiel betrof het bepalen van de structuur functionele gehelen, onderdelen en basiscompetenties. Temeer daar een beperkte specificiëring per sectorrubriek (zie ook punt 1.1) zich toch opdrong om de inhoudelijke leesbaarheid van het opleidingsprofiel te vrijwaren. Uiteindelijk werd de gedachtegang 'chronologie van het productieproces' gehanteerd om de indeling te maken, dit naar analogie van het beroepsprofiel van de land- en tuinbouwer. De vertaalslag van de typefunctie Teelt/ Productie vanuit het beroepsprofiel gebeurde onder 3 functionele gehelen voor het opleidingsprofiel nl. plantenteelttechnieken, veehouderijtechnieken en technieken i.v.m. verwerking van agroproducten. Dit om de latere toetsing van de opleidingsprogramma's per hogeschool in de 3de fase van het proces beroepsprofielen - opleidingsprofielen opleidingsprogramma's te vergemakkelijken.
4
1.4
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
Legitimatie Het ontwerpberoepsprofiel gegradueerde landbouw en biotechnologie wordt ter advisering voorgelegd aan de sectorcommissie Opleidingsprofielen Land- en Tuinbouw, die de legitimering van het opleidingsprofiel voorbereiden. Het opleidingsprofiel wordt op een conferentie van de leden van de betrokken sectorcommissie, het secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad, een vertegenwoordiging van de hogescholen bestaande uit een vertegenwoordiger aangeduid door de inrichtende macht en een vertegenwoordiger van de studenten voorgesteld. Gedurende 30 dagen kan elke hogeschool het voorlopig opleidingsprofiel schriftelijk amenderen bij de voorzitter van de sectorcommissie. De sectorcommissie finaliseert het voorlopige opleidingsprofiel. De Raad Hoger Onderwijs legitimeert het opleidingsprofiel en maakt het als voorstel over aan de Vlaamse Gemeenschapsminister van Onderwijs.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
5
HOOFDRUBRIEK 2: SITUERING VAN DE OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Het beroepenveld dat de afgestudeerde in landbouw en biotechnologie bestrijkt is erg divers en situeert zich zowel in de primaire, secundaire als tertiaire agrarische en para-agrarische sector. Binnen de primaire sector wordt van hem verwacht dat hij direct inzetbaar is als zelfstandig ondernemer, bedrijfsleider of extern specialist. De primaire sector omvat enerzijds de productiebedrijven van landbouwproducten: vlees, eieren, melk, granen, nijverheidsgewassen Anderzijds de productiebedrijven van eetbare en niet-eetbare tuinbouwproducten: vollegrondsgroenten, glasgroenten, fruit, kamerplanten, snijbloemen, perkplanten, laanbomen, fruitbomen, sierstruiken en sierbomen. Steeds meer en meer tekent de groenvoorziening, waaronder de tuinaanleg, het tuinonderhoud, de openbare groenvoorziening en het groen- of natuurbeheer zich ook af als aparte specialisatie. De secundaire sector omvat enerzijds de toeleveringsindustrie voor de primaire land- en tuinbouwbedrijven, zowel voor grond- als hulpstoffen: meststoffen, veevoeders, zaaigoed, fytofarmaceutische producten als investeringsgoederen: land- en tuinbouwmachines, installaties, automatisering, stallenbouw, serreconstructies, enz. Anderzijds behoort ook de verwerkende levensmiddelen- of voedingsindustrie van alle land- en tuinbouwproducten tot het werkveld van de gegradueerde. Functies die de gegradueerde in landbouw en biotechnologie binnen de paraagrarische bedrijfstak geheel of gedeeltelijk waarneemt zijn technoloog, productieverantwoordelijke of technisch-commercieel verantwoordelijke in de agro- en voedingsindustrie. De tertiaire sector vormt voor de gegradueerde in landbouw en biotechnologie een groeiende arbeidsmarkt. Omwille van zijn gespecialiseerde en praktische biotechnologische kennis wordt hij in tal van functies ingezet als milieuverantwoordelijke, medewerker controledienst, lesgever milieueducatie, medewerker natuurprojecten, medewerker overheidsdiensten, medewerker onderzoek, enz. Door zijn economische en marktgerichte vorming als aanvulling op zijn biotechnische kennis, vormt de handel en commerciële voorlichting in de agrarische en para-agrarische sector eveneens een arbeidsmarkt voor hem. De tertiaire sector bestaat uit een grote verscheidenheid van diensten, toch kunnen enkele belangrijke delen voor het werkveld van de gegradueerde onderscheiden worden, zoals overheidsdiensten vnl. controlediensten van de agrarische sector, de groenvoorziening en het groenbeheer, onderzoek op proefstations voor de land- en tuinbouw, educatie zowel in het dagonderwijs als allerhande projectonderwijs i.v.m. natuur, milieu en landbouw, voorlichting voor landbouworganisaties.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
6
Meer inhoudelijke informatie en kwantitatief cijfermateriaal omtrent het beroepenveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie vindt u in de studie "Beschrijving van het werkveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie". Een werk dat in het kader van de ontwikkeling van het beroepsprofiel van de landbouwer (tuinbouwer) vooraf werd gemaakt door een overleggroep van de Vlaamse hogescholen die de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie inrichten.
2.1.2
Geraadpleegde beroepsprofielen Voor het opstellen van het opleidingsprofiel werd door de werkgroep uitgegaan van volgende studies: − Beroepsprofiel van de landbouwer P.S. zoals vermeld in dit beroepsprofiel kan hiermee ook de analogie gelegd worden naar het beroep van de tuinbouwer. − Beschrijving van het werkveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie Door beide studies te combineren kon voor het opstellen van het opleidingsprofiel uitgegaan worden van een meer volledige lijst van taken die de gegradueerde in landbouw en biotechnologie uitvoert in het brede werkveld.
2.1.3
Visie De sterkte van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie binnen de agrarische en para-agrarische sector is zijn directe inzetbaarheid als praktijkspecialist. Het werkveld weet hem te waarderen als uitvoerende medewerker met de nodige biotechnische kennis en vaardigheden om verantwoordelijkheid te kunnen nemen over het geheel of een gedeelte van een biotechnisch productie- of teeltproces. Dit verklaart zijn tewerkstelling in een breed gamma van functies en/of beroepen. Functies die niet steeds betrekking hebben op het primaire productieproces van land- en tuinbouwproducten, maar er wel steeds verband mee houden zoals in de toeleverings-, verwerkende of dienstensector. Meer dan ooit merken we echter dat heden ten dage ook diensten buiten de agrarische of paraagrarische sector hen wil tewerkstellen omwille van hun toegepaste biologische en biotechnische vaardigheden. Denken we maar aan milieudiensten, natuurbeheer, waterzuivering, ruimtelijke ordening, e.d. Het belangrijkste entreekaartje voor het beroepenveld is een gedegen kennis en geoefende vaardigheid omtrent de agro- en biotechnieken die heden ten dage worden toegepast in de agrarische en para-agrarische bedrijven. Dit moet en vormt dan ook de belangrijkste doelstelling van de opleiding van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie, een jonge opleiding die 10 jaar geleden is ontstaan vanuit deze behoefte. Het verklaart ook de noodzaak om naast een basisopleiding te diversifiëren via keuzepakketten conform de behoeften van een specifieke agrarische of para-agrarische sector. Enkel dit maakt een specifieke en grondige praktijkspecialisatie binnen een studie van 3 jaar mogelijk voor een agrarische deelsector.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
7
De hedendaagse ontwikkelingen in de biotechnische wetenschappen en technieken vereisen een groot aanpassingsvermogen, een flexibele houding en een permanente leergierigheid van iedere gegradueerde in landbouw en biotechnologie in het werkveld. Op korte termijn moet men kunnen overstappen naar nieuwigheden wil men zich economisch niet uit de markt prijzen. Een houding die aldus ook door de hogeschool die de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie inricht, moet kunnen worden gehanteerd. Naast het basisopleidingsprogramma moet de flexibiliteit in het aanbod van sectorgerichte keuzepakketten naar eisen van de regionale arbeidsmarkt behouden blijven. Enkel op deze manier zal de gegradueerde in landbouw en biotechnologie zich binnen het werkveld weten te profileren van de beroepsbeoefenaar met enkel secundaire beroepsopleiding die niet beschikt over de gedegen achtergrondkennis en de industrieel ingenieur biotechniek en de bio-ingenieur, die een grondiger bio-wetenschappelijke kennis bezitten en daar door meer in de beleidstaken en minder in de uitvoerende taken worden tewerkgesteld.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen en opties Het decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994 geeft voor het studiegebied Biotechniek volgende kwalificatiestructuur (basisopleidingen en opties) weer voor het hogeschoolonderwijs buiten de universiteit: − Opleiding van 1-cyclus: gegradueerde in landbouw en biotechnologie − Opleiding van 2 cycli: industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie optie optie
Landbouw Landbouw- en voedingsindustrieën Tuinbouw
De opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie bevat geen opties en wordt enkel aangeboden in dagonderwijs door volgende hogescholen in Vlaanderen: Katholieke Hogeschool Kempen (*) Departement Industrieel Ingenieur en Biotechniek Campus HIKempen Geel Kleinhoefstraat 4 2440 Geel Hogeschool Gent (*) Departement Biotechnologische wetenschappen, Landschapsbeheer en Landbouw Campus Tuinbouwschool Melle Brusselsesteenweg 165 9090 Melle Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Departement Hoger Instituut voor Verpleegkunde en Biotechnologie Hoger Katholiek Onderwijs Roeselare Hippoliet Spilleboutdreef 21 8800 Roeselare
8
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
Katholieke Hogeschool Sint Lieven Departement Biotechniek Hoger Instituut Maria Middelares Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
Provinciale Hogeschool Limburg Departement Biotechniek PIBO-Campus Sint-Truidersteenweg 323 3700 Tongeren (*) Deze hogescholen richten ook de 2 cycli- opleiding in.
2.2.2
Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Binnen de structuur van hogeschoolopleidingen in Vlaanderen kan voor enkele kleine deelaspecten van onderstaande opleidingen enige raakpunten met de opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie gevonden worden: ♦ Studiegebied architectuur opleiding gegradueerde in landschaps- en tuinarchitectuur raakvlak plantenkennis omtrent standplaats en gebruik van tuinplanten en bomen. ♦ Studiegebied gezondheidszorg laboratorium- en voedingstechnologie (noot : de naam voedingstechnologie wordt hier verkeerdelijk aangewend voor het domein voedingsleer of voedingskunde)
opleiding gegradueerde in farmaceutische en biologische technieken raakvlak basiskennis omtrent biochemie, microbiologie De biologische technieken handelen over labotechnieken voor biologisch laboonderzoek.
2.2.3
Diploma's en getuigschriften Elke afgestudeerde van de 1-cyclus opleiding in landbouw en biotechnologie ontvangt het diploma van Gegradueerde in Landbouw en Biotechnologie. In de beroepssector moet geen enkel opleidingsdiploma en/of bewijs van beroepservaring voorgelegd worden voor instap. Iets wat naar de toekomst toe misschien wel wenselijk is binnen bepaalde agrarische sectoren gelet op de kapitaalsintensiviteit en de enorme gevolgen bij mogelijk faillissement van een agrarisch productiebedrijf. Voor het verkrijgen van overheidssteun vanwege VLIF bij bedrijfsinvesteringen is het diploma van gegradueerde in landbouw en biotechnologie een voldoende voorwaarde om binnen desbetreffende regelgeving te voldoen aan het scholingscriterium van de bedrijfsleider.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
2.2.4
9
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's Aantal uitgereikte diploma's van gegradueerde in landbouw en biotechnologie in Vlaanderen tijdens de laatste 5 jaar: PROMOTIEJAAR 1992 1993 1994 1995 1996
AANTAL DIPLOMA’S 164 158 165 161 173
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat het aantal uitgereikte diploma's over Vlaanderen vrij constant blijft.
2.2.5
Gelijkaardige opleidingen en diploma's in het buitenland Controle naar gelijkaardigheid en gelijkwaardigheid van opleidingen in het buitenland is niet eenvoudig omwille van de grote verschillen in hogeschoolonderwijssystemen en andere indelingsstructuren van biotechnische opleidingsprogramma's. In Nederland zijn de opleidingen in het studiegebied biotechniek opgebouwd volgens een modulair systeem van cursuspakketten. Certificaten kunnen behaald worden op 3 niveaus nl. 2 jaar − Beginnend beroepsbeoefenaar − Zelfstandig beroepsbeoefenaar 3 jaar − Kaderfunctionaris 4 jaar Het niveau van zelfstandig beroepsbeoefenaar is vergelijkbaar met dit van het diploma gegradueerde in landbouw en biotechnologie. De Nederlandse opleidingen worden verder ingedeeld in afdelingen waarbinnen diverse certificaten als zelfstandig beroepsbeoefenaar kunnen verkregen worden. AFDELING PLANTENTEELT groententeelt bloementeelt potplantenteelt akkerbouw fruitteelt bollenteelt boomteelt handel in plantenteeltproducten loonwerk paddenstoelenteelt AFDELING VEEHOUDERIJ Zelfstandig beroepsbeoefenaar in melkveehouderij varkenshouderij pluimveehouderij kwaliteitszorg vee en vlees AFDELING LEVENSMIDDELENTECHNOLOGIE Zelfstandig beroepsbeoefenaar in levensmiddelentechnologie kwaliteitszorg vlees en vleesverwerking Zelfstandig beroepbeoefenaar in
10
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
AFDELING BLOEMSCHIKKEN Zelfstandig beroepsbeoefenaar in bloemendetailhandel tuincentrum handel in plantenteeltproducten AFDELING DIERVERZORGING EN VETERINAIRE ONDERSTEUNING Zelfstandig beroepsbeoefenaar in dierenonderneming dierzorg AFDELING BIOLOGISCH DYNAMISCHE LAND- EN TUINBOUW Zelfstandig beroepsbeoefenaar in biologisch dynamische land- en tuinbouw AFDELING PAARDENHOUDERIJ EN PAARDENSPORT Zelfstandig beroepsbeoefenaar in paardenhouderij paardenhouderij en paardensport AFDELING GROENE RUIMTE Zelfstandig beroepsbeoefenaar in klein groen groot groen land, water en milieu tuincentrum
Uit bovenstaande lijst blijkt duidelijk dat in Nederland gestreefd wordt naar een éénduidige relatie beroep-beroepsopleiding. Dit in tegenstelling met de opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie die in vgl. met de Nederlandse als een polyvalente opleiding binnen een afdeling kan bestempeld worden. Enige diversificatie in België gebeurt in de aangeboden sectorafhankelijke keuzepakketten. In Wallonië vinden we dezelfde onderwijsstructuur als in Vlaanderen. Ook daar bestaat er naast de ingenieursopleidingen een niveau van 1-cyclus graduaatsopleidingen. Volgende opties vinden we er terug : Gradué(e) en agronomie − architecture des jardins et du paysage − horticulture Gradué(e) agricole − agriculture des régions tempérées − agriculture des régions tropicales et subtropicales − eaux et fôrets − génie rural Het bovenstaande toont aan dat enkel een diepgaande studie van buitenlandse opleidingsprogramma's in het studiegebied biotechniek duidelijkheid kan brengen in de gelijkaardig- en/of gelijkwaardigheid van opleidingen.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
11
In 1984 werd binnen de E.G. een NARIC-netwerk opgericht dat als taak heeft deskundig advies en informatie te verschaffen over de erkenning van diploma's in andere E.G. Lidstaten. Na contact te hebben gezocht met het NARIC-centrum voor Vlaanderen bij het Departement Onderwijs Administratie Hoger Onderwijs bleek geen studie voorhanden betreffende de gelijkwaardige opleidingen van gegradueerde in landbouw en biotechnologie in andere E.G.-lidstaten. Enkel door contact op te nemen met de ambassades van desbetreffende landen kan een erkenning van het diploma in andere lidstaten al of niet verkregen worden. Bijlage 1 geeft u een overzicht van de contactadressen van de NARIC-centra in de diverse Europese lidstaten. Ook de commissie van de Europese gemeenschap CEDEFOP die reeds een vergelijkende studie heeft gemaakt van de getuigschriften van vakbekwaamheid van opleidingen van niveau 2 (cfr. secundaire beroepsopleidingen) tussen de lidstaten van de Europese gemeenschap, beschikt nog niet over een soortgelijke studie voor de opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie, Europees niveau 4. Enige informatie kan gevonden worden in de databank Ortelius, die van de meeste hogeschoolopleidingen een korte beschrijving geeft van de kennisdomeinen.
2.2.6
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Het werkveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie spreidt zich over het ganse Vlaamse land. De activiteiten binnen de primaire sector vinden we terug in alle landelijke buitengebieden van Vlaanderen. Afhankelijk van de agrarische activiteit kennen bepaalde gebieden een meer uitgesproken concentratie van een bepaalde agrarische specialisatie vb. groententeelt, fruitteelt, akkerbouw, varkenshouderij. Sectoren zoals boomkwekerijen, tuinplanten, groenvoorziening, melkveehouderij vinden we over gans Vlaanderen verspreid. De activiteiten binnen de secundaire en tertiaire sector vinden we eveneens verspreid weer in het Vlaamse land. Hierin spelen mobiliteit, ligging en de toegankelijkheid tot industriezones een grote rol. Verwerkende bedrijven van verse agrarische producten zijn meestal gevestigd nabij de grotere agrarische productiegebieden. Meer gedetailleerde informatie kan steeds gevonden worden in de publicaties van het Landbouw economisch Instituut. Omtrent de spreiding van de tewerkstelling in de agrarische sector en de spreiding van de diverse sectoren over Vlaanderen, werd recentelijk een studie gemaakt in het kader van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. In bijlage 2 werd desbetreffend cijfer- en kaartmateriaal uit de publicatie 'Ontwerp ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Document voor het openbaar onderzoek' uitgegeven door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening overgenomen.
12
2.2.7
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Zoals reeds eerder vermeld in rubriek 2.2.1 wordt de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie in Vlaanderen aangeboden door 5 hogescholen die gelijkmatig verspreid liggen op de west-oost-as van Vlaanderen: − Provincie West-Vlaanderen: Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen te Roeselare − Provincie Oost-Vlaanderen : Hogeschool Gent te Melle Katholieke Hogeschool Sint Lieven te Sint-Niklaas − Provincie Antwerpen : Katholieke Hogeschool Kempen te Geel − Provincie Limburg : Provinciale Hogeschool Limburg te Tongeren.
2.2.8
Infrastructuur Omwille van de praktijkgerichtheid van de opleiding is het kunnen beschikken over een modern uitgeruste praktijkinfrastructuur erg belangrijk. Enkel dan kunnen de studenten zich ten gronde oefenen in het werken en omgaan met moderne biotechnologische technieken. Natuurlijk is het voor de hogeschool financieel onmogelijk en eveneens zinloos om over de modernste uitrustingen allemaal zelf te willen beschikken. Zo wordt er naast een eigen praktijkinfrastructuur van de school steeds gestreefd naar een goede samenwerking met agrarische proefbedrijven van de overheid, externe agrarische privébedrijven, toeleverings- en verwerkingsbedrijven. Deze samenwerking kan er in bestaan, praktijksessies aldaar te laten plaatsgrijpen, gespecialiseerde uitrusting voor beperkte termijn ter beschikking te stellen of een student voor langere periode bedrijfservaring te laten opdoen tijdens zijn verplichte stageperiode. De eigen praktijkinfrastructuur van de hogeschool is er nodig om allerhande basishandelingen aan te leren i.v.m. techniek, mechanisatie, bedrijfsinstallaties, biologische analysetechnieken, teelttechnieken, dierenverzorging, verwerking van agrarische producten, bedrijfsadministratie. Volgende infrastructuur en /of uitrusting behoort bij de praktijkinfrastructuur van desbetreffende hogescholen. De uitbouw verschilt afhankelijk van de regionale specificiteit van de opleidingsprogramma's. ♦ Techniek praktijklokaal elektrotechniek, motortechniek, pomptechniek, hydraulica, lastechniek, koeltechniek. Dit alles met de nodige didactische modellen en werkmaterieel ♦ Mechanisatie praktijkruimte land- en tuinbouwmachines met bezit van landbouwmachines zoals trekker, ploeg, spuitmachine, zaaimachine, meststofstrooier, plantmachine... ♦ Bedrijfsinstallaties praktijkruimtes met didactische proefopstellingen omtrent staluitrustingen, stalklimatisatie, serreklimatisatie, melkinstallaties, voederinstallaties, stookinstallaties.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
♦ − − −
13
Biologische analysetechnieken Labo voor de analyse van bodemstalen, meststalen, voederstalen Labo microbiologie Labo chemie
♦ Teelttechnieken Openluchtpercelen voor een beperkte teelt van vollegrondsgroenten, fruit, sierbomen, perk-, vaste en containerplanten, akkerbouw- en veevoedergewassen. Serrecomplex met uitrusting voor een beperkte teelt van beschermde teelten zoals kamerplanten, glasgroenten, snijbloemen en de opkweek van jonge plantjes. Bedrijfsmaterieel voor de opkweek, gewasbescherming, gewasverzorging en oogst. − Labo in-vitroteelt ♦ Dierenverzorging Praktijkruimte dierkunde met materieel i.v.m. klauwverzorging, kunstmatige inseminatie, exterieurbeoordeling. ♦ Verwerking van agrarische producten Praktijkruimte levensmiddelentechnologie met materieel voor het oefenen van basistechnieken in de bereiding en kwaliteitscontrole van zuivelproducten, dranken, vlees, groenten, maalderijproducten, e.d. ♦ Bedrijfsadministratie Informaticalokaal voor het oefenen van algemene en sectorspecifieke softwarepakketten. Alle teeltruimtes en eventuele ruimtes met dieren vragen een permanente controle en zorg, zodat zij indien aanwezig meestal worden beheerd onder de vorm van een schoolbedrijf.
2.2.9
Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding Totaal aantal studenten in Vlaanderen die de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie volgden tijdens de laatste 5 jaar academiejaren: Academiejaar 1992-1993 1993-1994 1994-1995 1995-1996 1996-1997
Aantal studenten 592 600 569 586 587
Het totaal aantal studenten die de opleiding volgen blijkt geen noemenswaardige schommelingen te bevatten.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
14
2.2.10 Kwantitatieve beschrijving van de eerstejaarsstudenten van de opleiding volgens SO-vooropleiding, ervaring met HO, geslacht, leeftijd en studiematerialen Overzicht van de laatste 5 academiejaren. Academiejaar
aantal inschrijvingen jongens meisjes totaal
geslaagd (%)
ASO
studie jaar voordien (%) TSO BSO andere
hoger ond.
1992-1993
189
42
231
72.7
13.7
59.4
2.9
1.1
22.9
1993-1994
173
65
238
74.4
13.9
53.9
3.9
0
28.3
1994-1995
167
51
218
72.5
16.3
54.2
2
0
27.5
1995-1996
200
53
253
75.1
15.5
52.3
2.3
0.6
29.3
1996-1997
194
57
251
15.5
59.1
3.9
0
21.5
Volgens de telling van 1 februari .
2.2.11 Reële studieduur De opleiding van de gegradueerde in Landbouw en Biotechnologie wordt aangeboden in een minimale studieperiode van 3 jaar, de praktijkgerichte opleidingsstage inbegrepen. De gemiddelde reële studieduur bedraagt 3,15 jaar. De afwijking met de geprogrammeerde studieduur is klein omwille van het hoge slagingspercentage van 95% in het 2de en 98% in het 3de jaar. Gemiddeld 35% van de niet-geslaagden in het eerste jaar herkansen.
2.2.12 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland ♦ Gegradueerde in landbouw en biotechnologie Een driejarige graduaatsopleiding die tegelijkertijd algemeen vormend, gespecialiseerd en praktijkgericht (1/3de praktijk) is, binnen de sectoren landbouw, tuinbouw, groenvoorziening, groenbeheer, agro- en voedingsverwerkende sector. Inclusief een langdurige bedrijfsstage op een agrarisch of para-agrarisch productiebedrijf of aanverwante dienst binnen een gekozen biotechnische deelsector. ♦ Studiedomeinen − Algemene vorming : informatica, communicatieve vaardigheden. − Economische vorming : boekhouding, bedrijfsbeleid, bedrijfseconomie, marketing. − Technische vorming : toegepaste natuurkunde, motortechniek, procestechniek, mechanisatie, constructieleer. − Agrarische vorming : veehouderij, dierkunde, voedingsleer, voedergewassen, akkerbouwgewassen, plantkunde, sierteelt, fruitteelt, groententeelt, bodemkunde, fytofarmacie, agrarische wetgeving. − Biotechnologische vorming : microbiologie, biochemie, erfelijkheidsleer, plantenveredeling, biotechnologie. − Industriële voedingsleer : levensmiddelentechnologie, warenwetgeving, voedingsleer, levensmiddelenhygiëne. − Milieu : milieubeheer, landschapsinrichting, milieurecht, milieukunde, natuurbeheer.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
2.3
15
Verantwoording van de opleiding De opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie werd in 1985 voor het eerst ingericht op vraag van de agrarische en para-agrarische sector, met als doelstelling jongeren op te leiden om te kunnen functioneren als "middenkader" in een "bedrijf" actief in de agrarische en para-agrarische sector. Hierbij moet het "middenkader" aanzien worden als een kwalificatie die enerzijds praktisch werk kan omvatten dat zelfstandig moet kunnen worden uitgevoerd maar anderzijds het ook mogelijk maakt op autonome of onafhankelijke manier verantwoordelijkheid op te nemen voor planning, leiding, coördinatie en/ of beheer. Het begrip "bedrijf" dient opgevat te worden in de ruimste betekenis van het woord: als deeleenheid of als zelfstandige eenheid binnen een productieketen van agrarische of para-agrarische goederen, als dienstencentrum actief in de agrarische productie, onderzoek, controle-organen. Vanuit de bevraging van de afgestudeerde gegradueerden in landbouw en biotechnologie, blijken zij wel degelijk deze functies voor zich te nemen in het werkveld. De vraag naar direct inzetbare praktijkspecialisten met de nodige toegepaste biotechnologische kennis en met zin voor verantwoordelijkheid blijkt heden ten dage meer dan reëel omwille van de snelle technologische ontwikkelingen die de agrarische en para-agrarische sector de laatste 20 jaar heeft ondergaan in een wispelturige economische markt met strikte beperkingen en eisen op het vlak van productieniveau, milieu en kwaliteitsnormen. Het toekomstig ondernemerschap in de kapitaalsintensieve agrarische sector vraagt meer dan enkel een reproducerend uitvoeren van handelingen uit de teelttechniek. Dit maakt de opleiding van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie zo verschillend van de secundair technische of beroepsopleiding in de biotechniek of de land- en tuinbouw. Het werkveld verlangt van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie een gedegen kennis van product-, proces- en functieanalyse: kwalitatieve en kwantitatieve eisen en normen voor het product, optimalisatie van de aanwending van de menselijke, natuurlijke en technische productiemiddelen, economische verantwoording en optimalisatie, milieutechnische verantwoording. Het werkveld vraagt eveneens dat de afgestudeerden voorheen de mogelijkheid hebben gehad om te komen tot integratie en specialisatie van hun kunde en kennis in de praktijk. Dit betekent dat eveneens veel aandacht moet besteed worden aan o.a. het verwerven van inzichten, probleemoplossend en kritisch denken, in teamverband werken, analyseren, systematisch werken, creativiteit en persoonlijk initiatief, informatie opvragen en verwerken, orde en stiptheid in de uitvoering..... Het beheersen van een inhoudonafhankelijke methodologie bij de uitvoerende taken is voor de gegradueerde in landbouw en biotechnologie ook belangrijk naast het bezitten van encyclopedische kennis. Voor het werkveld zijn persoonlijke kwaliteiten minstens even belangrijk als de technische kennis van de afgestudeerde. Men verwacht een grote betrokkenheid en verantwoordelijkheid, communicatieve en sociale vaardigheden worden steeds belangrijker.
16
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
Binnen de hogeschoolopleidingen onderscheidt de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie zich van de opleiding industrieel ingenieur in de landbouw en biotechnologie door zijn uitgesproken praktijkgericht oefenen van biotechnische productietechnieken, een minder wetenschappelijke kennis en vorming, een beperkter analytisch en probleemoplossend denkvermogen.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
17
HOOFDRUBRIEK 3: HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
De exacte benaming van de opleiding (*) Studiegebied
: biotechniek
1-cyclus opleiding : landbouw en biotechnologie waarvoor de graad van gegradueerde biotechnologie wordt verleend
in
landbouw
en
(*) Volgens het 'Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap ' van 13 juli 1994
♦ Bedenking betreffende de benaming De benaming 'Landbouw en Biotechnologie' omvat een dubbelzinnige naamgeving omdat het studiedomein 'landbouw' wezenlijk vervat zit in de term 'Biotechnologie' zoals ook het domein 'tuinbouw' en het domein 'agro- en voedingsindustrieën'. Zij is dan ook van oordeel dat een benaming als BIOTECHNOLOGIE of BIOTECHNIEK een voldoende en allesomvattende term zou kunnen zijn voor het studiedomein van de opleiding. Het probleem dat zich echter zal stellen is dat men de land- en tuinbouwsector onder deze benamingen moeilijk zal weten te vinden. Indien een naamwijziging zou worden doorgevoerd dient dit best te gebeuren in overleg met de 2-cycli opleiding binnen het studiegebied Biotechniek.
3.2
Globale omschrijving De gegradueerde in landbouw en biotechnologie bezit vnl. beroepsgerichte praktijkvaardigheden die afhankelijk van de sector kunnen onderverdeeld worden in planttechnische, veehouderijtechnische, agroproductverwerkend-technische, agro-dienstverlenende en relevante economische, marktgerichte, bedrijfsbeheerkundige, groenbeheerskundige en milieuzorgkundige vaardigheden. De noodzakelijke ondersteunende kennis is erg polyvalent maar steeds toegepast in diverse deelgebieden zoals biologie, chemie, agrarische technieken, economie, marketing, technieken, biotechnologie, informatica. Deze vaardigheden worden door de gegradueerde in landbouw en biotechnologie uitgeoefend in de agrarische en para-agrarische bedrijfswereld die zich zowel in de primaire als secundaire en tertiaire sector situeren. Van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie wordt verwacht dat hij zich flexibel opstelt, de nodige aandacht heeft voor exactheid, steeds een lerende houding aanneemt en zelfstandig wil werken.
18
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
3.3
Het beroepsgericht opleidingsprofiel
3.3.1
Bijeenbrengen van de relevante beroepsprofielen Zoals reeds vermeld in rubr. 2.1.2 werd om de vertaalslag van de beroepsprofielen naar een breed opleidingsprofiel uitgegaan van volgende studies: − Beroepsprofiel van de landbouwer − P.S.: zoals vermeld in dit beroepsprofiel kan hiermee ook de analogie gelegd worden naar het beroep van de tuinbouwer. − Beschrijving van het werkveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie Door beide studies te combineren werden de taken uit het beroepenveld geclusterd naar 2 takenclusters nl. productietaken en bedrijfsbeleid (en commerciële taken). Binnen de takenclusters werd een subindeling gemaakt naar de landbouw-, tuinbouw-, groenvoorzienings- en groenbeheersector enerzijds en de toeleverende en verwerkende agro- en voedingsindustrie anderzijds. De bedrijfsstructuur, cultuur, de contextgegevens en attitudes die verwacht worden van de beroepsbeoefenaar zijn te verscheiden. Vanuit dit geheel van taken wordt het opleidingsprofiel beschreven uitgaande van 4 functionele gehelen nl. : − plantenteelttechnieken − veehouderijtechnieken − agroproductverwerkende technieken − bedrijfsbeleid en commerciële technieken
3.3.2 De concrete uitwerking van de vertaalslag Zoals reeds aangegeven in rubr. 1.1 bevat de opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie tal van keuzeprogramma's uitgebouwd naar de regionale eigenheid en de hedendaagse behoeften van de diverse agrarische en paraagrarische beroepssectoren. Op deze manier kunnen de hogescholen onmiddellijk met streekeigen opleidingsprogramma's inspelen op de snel evoluerende agrarische en paraagrarische arbeidsmarkt. Voor de opleiding graduaat landbouw en biotechnologie die jongeren beroepsgericht en naar uitvoerende taken toe, opleidt, is de nodige flexibiliteit om onmiddellijk te kunnen anticiperen op een wijzigende behoefte en/ of noodzakelijke doorgedreven verdieping binnen een sectorgerichte specialisatie, een noodzakelijke voorwaarde om de afgestudeerde een eerlijke en verdiende kans te geven op de regionale arbeidsmarkt. De hogescholen zijn er zich van bewust dat sommige van de heden ten dage aangeboden keuzeprogramma's door hun specificiteit van dergelijke omvang zijn dat zij volgens de bepalingen beschreven in art. 36 van het hogeschooldecreet van 13 juli 1994 in aanmerking komen om te worden gecatalogeerd als optie. Om de hierboven beschreven flexibiliteit en regiospecificiteit in de opleiding te kunnen behouden, verwerpen de hogescholen unaniem deze mogelijkheid van opties. Hierdoor wordt het opleidingsprogramma 'gebetonneerd' en zal deze structurele ingreep een rem leggen op de opleidingsvisie om direct inzetbare werknemers te
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
19
vormen voor de regionale agrarische en para-agrarische arbeidsmarkt. Bij de samenstelling van het opleidingsprogramma met keuzepakketten tracht elke hogeschool het gemeenschappelijk deel van het studieprogramma zo omvangrijk mogelijk te houden. Dit verhoogt voor de afgestudeerde de kansen in een latere omscholing. Om deze verscheidenheid aan te geven werd aan de beschrijving van de basiscompetenties een extra dimensie toegevoegd. Bij elke vaardigheid wordt vermeld op welke beroepssector(en) ze van toepassing is : − Tuinbouw (T) − Landbouw (L) − Agro- en voedingsindustrieën (AI) − Groenvoorziening en groenbeheer (G) Hierdoor zijn niet alle basiscompetenties beschreven in de 4 functionele gehelen van toepassing op alle keuzeafhankelijke opleidingsprogramma's. Enkel op deze manier binnen hetzelfde opleidingsprofiel van gegradueerde in landbouw en biotechnologie de vaardigheden en kennis met juistheid en volledigheid worden beschreven. Deze werkwijze is niet echt conform aan het stappenplan zoals aangegeven in de handleiding van de DvO. Doch de handleiding vermeldt zelf dat zij geen keurslijf is, maar een richtsnoer dat flexibel kan toegepast worden in diverse contexten en slecht één doel heeft: een kwalitatief opleidingsprofiel.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
3.3.3
29
Aanvullende gegevens met betrekking tot de opleiding ♦ Verhouding praktijk/theorie Volgende minimale tijdsdelen, uitgedrukt in studiepunten maken deel uit van de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie: Praktijk (uitz. stageperiode) 45 studiepunten Beroepsondersteunende elementen gericht op het verwerven van funderende, meer algemene kennis: 15 studiepunten Beroepsondersteunende elementen die gericht zijn op het verwerven van taakgebonden, meer specifieke kennis: 60 studiepunten Elementen van algemeen vormende aard die het beroep en de beroepsuitoefening tot voorwerp hebben: 5 studiepunten ♦ Aandeel stagetijd 20 studiepunten ♦ Niveaubepaling van de opleiding volgens de Europese structuur Rekening houdend met de criteria aangegeven in art. 2 lid 2 van het besluit van de Europese Raad van 16 juli 1985, inzake de vergelijkbaarheid van getuigschriften tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap, ligt het niveau van de opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie op 4. ♦ Omschrijving niveau 4 Een kwalificatie die het mogelijk maakt op autonome of onafhankelijke manier verantwoordelijkheid op te nemen voor planning en/of leiding en/of beheer: − de beroepsbeoefenaar is verantwoordelijk voor de uitvoering van het eigen takenpakket en moet zich daarvoor ook tegenover collega's kunnen verantwoorden (niet-hiërarchisch). Daarnaast draagt hij uitdrukkelijk een hiërarchische verantwoordelijkheid; die verantwoordelijkheid betreft planning en/ of administratie en/of beheer en/of ontwikkeling van de gehele productiecyclus − voorts combineert of bedenkt hij nieuwe procedures − het betreft specialistische vaardigheden en kennis en/of beroepsonafhankelijke vaardigheden en kennis
30
3.4
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
Sleutelkwalificaties Hieronder een lijst van sleutelkwalificaties , d.w.z. cognitieve, psychomotorische of affectieve vaardigheden die verkregen worden bij het aanleren van de basiscompetenties van de opleiding. Zij dragen bij tot de algemene persoonsvorming en zijn ruimer inzetbaar dan alleen in het beroep waarvoor men opleidt. Binnen elke basiscompetentie werd nagegaan tot welke sleutelkwalificatie zij eventueel bijdroeg waaruit een frequentie-indeling hoog, matig tot laag voor elke sleutelkwalificatie kon worden afgeleid.
Sleutelkwalificaties hoog Abstract denken Accuratesse Beslissingsvermogen Commercieel inzicht Contactbereidheid Doorzettingsvermogen Een werkplan kunnen maken Flexibiliteit Imagobewustzijn Inzicht in de arbeidsorganisatie Kritische ingesteldheid Kunnen omgaan met informatie Kwaliteitsbewustzijn Leerbekwaamheid Leergierigheid Omgaan met stress Planmatig denken Problemen onderkennen en oplossen Receptieve taalvaardigheid moedertaal Recept. taalv. moderne vreemde taal Resultaatgerichtheid Veiligheids- en milieubewustzijn Verantwoordelijkheidszin Zelfstandigheid Zelfvertrouwen Zin voor initiatief
3.5
Frequentie matig
laag ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗ ✗
De kern van het opleidingsprofiel De kerngedachte die aan de basis ligt van de opleiding gegradueerde in landbouw en biotechnologie is het vormen van jongeren die op een verantwoordelijke manier met alle hedendaagse technieken i.v.m. plantenteelt (d.w.z. kweek, aanplant, onderhoud, oogst), dierenteelt (d.w.z. kweek, verzorgen, oogst), groenvoorziening, groenbeheer en verwerking van agroproducten (oogstproducten, toeleveringsproducten), kunnen omspringen. Hierin moet 'omspringen' begrepen worden als zelf uitvoeren en/of begeleiden van de handelingen.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
31
Het werkveld voegt hier nog aan toe dat dit alles in het werkveld noodzakelijkerwijze steeds plaatsvindt in een economische bedrijvigheid. Voor de plantenteelt, dierenteelt en groenvoorziening in hoofdzaak binnen een KMOomgeving van gezinsbedrijven, voor de verwerking van agroproducten in een industriële omgeving. Beide bovenstaande aandachtspunten geven dan ook meteen aan welke basisvaardigheden de kern uitmaken van het opleidingsprofiel en de beroepsgerichtheid van de opleiding specifiëren nl. alle vaardigheden omtrent directe handelingen van technische en bedrijfseconomische aard. De opleiding van gegradueerde in landbouw en biotechnologie is verplicht ook voldoende aandacht te schenken aan de persoonsvorming. Wil de beginnende beroepsbeoefenaar zijn job als verantwoordelijke handhaven in de snel technologisch evoluerende agrarische en para-agrarische sector met verscherpte economische markt dan zal hij zeker volgende sleutelkwalificaties moeten bezitten: zelfstandigheid, flexibiliteit, resultaatgerichtheid, kwaliteitsbewustzijn, verantwoordelijkheidszin, milieubewustzijn en beslissingsvermogen. De aangewende doceermethodiek in de onderdelen van het opleidingsprogramma draagt in belangrijke mate bij tot het aanleren van deze sleutelkwalificaties.
3.6
De maatschappelijk-culturele vorming Het werkveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie, de agrarische en para-agrarische sector kent een nauwe maatschappelijke verwevenheid om volgende redenen: − werken met plantaardig en dierlijk leven kan ethische vragen oproepen omtrent bepaalde ingrepen of gebruiken met bepaalde stoffen. Vb. hormonen, selectie, kweekprocessen − voedsel is de meest primaire behoefte van de mens: kwaliteit en prijs liggen maatschappelijk erg gevoelig − de belangrijke productiefactor grond, ruimte is eindig en vervult maatschappelijk meerdere functies. Verantwoord hierop werken in verwevenheid met natuur, landschap en leefmilieu is de voorwaarde voor duurzame ontwikkeling − de maatschappij ervaart de primaire sector als een belangrijk landschapsvormend en landschapsonderhoudend element Vanuit deze sociologische verwevingsaspecten moet ook het opleidingsprofiel van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie uitgaan. Volgende algemene maatschappelijk-culturele basiscompetenties worden in de opleiding meegegeven : − de student kan een eigen mening vormen omtrent het ethisch verantwoord zijn van bepaalde biotechnieken binnen een welbepaalde maatschappelijke context − de student kent het belang van de voedselvoorziening in onze westerse geïndustrialiseerde wereld en weet de huidige werkwijze van de agrarische productiesector maatschappelijk te verklaren rekening houdend met de politieke beslissingen in het verleden − de student kent en waardeert het belang van de verwevenheid van natuur, landschapszorg, leefmilieu en agrarische sector in het ruimtegebruik − de student heeft de nodige kritische ingesteldheid bij het gebruik van milieuverontreinigende stoffen in het belang van een duurzame ontwikkeling
32
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
HOOFDRUBRIEK 4: DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
Het opleidingsprofiel is een basisdocument: − voor de hogescholen (zie 2.2.1) bij de formulering van hun opleidingsprogramma − voor de werkgroep die de bestaande kwalificatiestructuur moet herijken. Verder is het opleidingsprofiel een onmisbaar instrument voor: − de visitatiecommissies Hoger Onderwijs − hogescholen en docenten − de navorming Ook informatie- en oriënteringscentra (bv. PMS-centra) kunnen er gebruik van maken. Vervolgens kan het opleidingsprofiel aan personeelsverantwoordelijken in organisaties een beter inzicht geven op de professionele en algemene vorming van (kandidaat-)werknemers en een inspirerend document zijn voor het ontwerpen van bedrijfsopleidingen.
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
33
HOOFDRUBRIEK 5: BIBLIOGRAFIE
♦ COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Studentenhandboek, Hoger onderwijs in de Europese Gemeenschap. Luxemburg, Bureau voor officiële publicaties der Europese gemeenschappen, vijfde uitgave. ♦ WERKGROEP VAN VLAAMSE HOGESCHOLEN, Beschrijving van het werkveld van de gegradueerde in landbouw en biotechnologie met aanvullend Beroepsprofiel van de landbouwer, 1996. ♦ DIENST VOOR ONDERWIJSONTWIKKELING, Handleiding voor het schrijven van beroepsprofielen. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 1995. ♦ DIENST VOOR ONDERWIJSONTWIKKELING, Handleiding voor het schrijven van opleidingsprofielen voor het hogeschoolonderwijs. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 1996. ♦ DIRECTIE WETENSCHAP EN KENNISOVERDRACHT, Overzicht van diploma's en certificaten 1996 landbouw, natuurbeheer en visserij. Ede NL, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1995. ♦ ADMINISTRATIE HOGER ONDERWIJS VLAAMSE GEMEENSCHAP, De gelijkwaardigheid van diploma's in het hoger onderwijs. Brussel, Ministerie Vlaamse Gemeenschap, 1994. ♦ VLAAMSE GEMEENSCHAP, Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. 1994. ♦ MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, Ontwerp ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. 1996.
34
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
HOOFDRUBRIEK 6: LIJST VAN DE MEDEWERKERS
Werkgroep van experten OPLEIDINGSPROFIEL Gegradueerde Landbouw en Biotechnologie:
♦ Dhr. Marc Geerinckx
Katholieke Hogeschool Kempen Departement Industrieel Ingenieur en Biotechniek Campus HIKempen Geel Kleinhoefstraat 4 2440 Geel
♦ Dhr. Lucas Hannes
Hogeschool Gent Departement Biotechnologische wetenschappen, Landschapsbeheer en Landbouw Campus Tuinbouwschool Melle Brusselsesteenweg 165 9090 Melle
♦ Dhr. Luk Nuytten
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Departement Hoger Instituut voor Verpleegkunde en Biotechnologie Hoger Katholiek Onderwijs Roeselare Hippoliet Spilleboutdreef 21 8800 Roeselare
♦ Dhr. Chris Depauw
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Departement Biotechniek Hoger Instituut Maria Middelares Hospitaalstraat 23 9100 Sint-Niklaas
♦ Dhr. George Noelmans
Provinciale Hogeschool Limburg Departement Biotechniek PIBO-Campus Sint-Truidersteenweg 323 3700 Tongeren
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
BIJLAGE 1
Adressenlijst NARIC-netwerk. Een kopie van deze bijlage kan opgevraagd worden op de Vlaamse Onderwijsraad.
35
36
B EROEPSOPLEIDINGSPROFIEL GEGRADUEERDE LANDBOUW & B IOTECHNOLOGIE
BIJLAGE 2
Spreiding tewerkstelling agrarische sector in Vlaanderen. Kopie uit : 'Ontwerp ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Document voor het openbaar onderzoek' van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse regering, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening. Een kopie van deze bijlage kan opgevraagd worden op de Vlaamse Onderwijsraad.