STUDIE 68 OPLEIDINGSPROFIEL landbouw en biotechnologie (2C) opties tuinbouw, landbouw, landbouw- & voedingsindustrieën
OPLEIDINGSPROFIEL landbouw & biotechnologie (2C)
sector : land- en tuinbouw studiegebied : biotechniek beroep : industrieel ingenieur in landbouw & biotechnologie optie tuinbouw
Sectorcommissie hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/7 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De VLOR staat in voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
I N H O U D
HOOFDRUBRIEK 1
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3
Identificatie van het opleidingsprofiel Opdracht Ontwikkelingsproces
HOOFDRUBRIEK 2
1 1 1
3
SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 2.1.2 2.1.3
2.2
Beroepenstructuur Geraadpleegde beroepsprofielen Visie
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9
Studiegebied, opleidingen en opties Aanverwante studiegebieden, opleidingen Diploma Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s voor de opleiding Gelijkwaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Infrastructuur Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding 2.2.10 Reële studieduur 2.2.11 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding
HOOFDRUBRIEK 3
3 3 4 4 5 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6 7 7
8
HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1 3.2 3.3 3.4
De exacte benaming van de opleiding De globale omschrijving van de opleiding Het basisprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie Het opleidingsprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie tuinbouw 3.4.1
Optiespecifieke opleidingsdoelstellingen
8 8 8 9 9
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
HOOFDRUBRIEK 4
11
DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
HOOFDRUBRIEK 5
12
BIBLIOGRAFIE
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
13
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
1
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Studiegebied: Biotechniek Basisopleiding: 2C Landbouw en Biotechnologie - opleiding van academisch niveau Optie: Tuinbouw Graad: Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Tuinbouw
1.2
Opdracht Vlaamse Onderwijsraad: werkgroep Opleidingsprofielen Landbouw en Biotechnologie (De subgroep tweecyclusopleiding Landbouw en Biotechnologie sluit aan bij de Stuurgroep Opleidingsprofielen Industrieel Ingenieur om de gemeenschappelijkheid van de ingenieursopleidingen over de sectoren heen tot zijn recht te laten komen.)
1.3
Ontwikkelingsproces − 17/11/95 (Geel): Vertegenwoordigers van de Hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen vergaderen en verdelen de taak over twee subgroepen (één voor de ééncyclusopleiding en één voor de tweecycli-opleidingen landbouw en biotechnologie) − 07/12/95 (Gent): 1e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 25/01/96 (Geel): 2e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 23/02/96 (Gent): 3e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 15/03/96 (Geel): 4e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 19/04/96 (Gent): 5e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 08/05/96 (Geel): 6e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 30/05/96 (Gent): 7e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 26/06/96 (Geel): 8e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 07/11/96 (Mechelen): toetreding van drie leden van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" tot de Stuurgroep Opleidingsprofielen Industrieel Ingenieur − 13/01/97 (Geel): 9e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie"
2
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
− 23/01/97 (Mechelen): stuurgroep: bespreking opleidingsprofielen 1C Industriële Wetenschappen − 07/02/97 (Gent): 10e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 10/03/97 (Geel): 11e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 16/04/97 (Mechelen): stuurgroep: eindbespreking van de opleidingsprofielen 1C Industriële Wetenschappen
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
3
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Via enquêtes uitgevoerd door de Hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen, werd bij de afgestudeerden nagegaan in welke sectoren zij tewerkgesteld zijn en welke functies zij er bekleden. Hierbij werd gesteund op twee verschillende enquêtes: − Enquête bij 758 afgestudeerden van de Hogeschool Gent, opties Landbouw en Tuinbouw. De enquête werd toegestuurd aan alle studenten afgestudeerd in 1991 tot 1995 + alle leden van de VILC (1978 tot 1990). − Enquête bij alle afgestudeerden (430) van de Katholieke Hogeschool Kempen (1985 tot 1994) De tewerkstelling van de afgestudeerden land- en tuinbouw gebeurt voor: − 50 % in de industrie; − 15 % in de handel en de distributie; − 15 % in een eigen land- of tuinbouwbedrijf; − 15 % in onderwijs, administratie en voorlichting; − 5 % in bank, verzekering, diensten (advies, expertise, audits) De functies die de afgestudeerden vervullen zijn zeer variabel: − 30 % in management (bv. algemeen beheer en management, financieel beheer, organisatie, sales and marketing management, quality assurance, eigen landbouwbedrijf) − 26 % in technisch-commerciële functies (bv. technische begeleiding, commerciele voorlichting, verkoop) − 18 % in productie (bv. productie verantwoordelijke, sectorverantwoordelijke, service, onderhoud, veiligheid, kwaliteitscontrole) − 13 % in ontwerp en ontwikkeling (bv. onderzoek en ontwikkeling, design, voorbereiding van de productie, product- en procesverbetering, engineering, automatisering, ontwikkelingssamenwerking, marktexploitatie, kwaliteitszorg) − 13 % in opleiding, administratie (bv. onderwijs, administratie, vorming, bijscholing, training, PR, pers, communicatie, documentatie, promotor, voorlichting) Deze heterogene tewerkstelling toont aan dat een polyvalente wetenschappelijk onderbouwde biotechnische opleiding van academisch niveau noodzakelijk is voor de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie.
4
2.1.2
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
Geraadpleegde beroepsprofielen − Profiel van de Industrieel Ingenieur Landbouw en Biotechnologie - juni 1996 − Beroepsprofiel van de Europese Federatie van Ingenieursverenigingen (FEANI) − Gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsfederaties: Boerenbond, Ugexpo, Bemefa − Gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsverenigingen: VIK, AIVC, VILC
2.1.3
Visie In het opleidingsprofiel landbouw en biotechnologie optie tuinbouw leggen we de doelstellingen vast die eigen zijn aan de opleiding. Dit is het geheel van kennis en vaardigheden die van de gediplomeerde vereist worden in zijn vakgebied, en de noodzakelijke attitudes en inzichten om in de beginnende beroepspraktijk te kunnen functioneren. We kunnen dit als volgt verder uitsplitsen: − De "kennis" waarover een gediplomeerde moet beschikken om in zijn latere beroepsprofielen te kunnen functioneren. Kennis kan op verschillende niveaus worden bijgebracht: gedetailleerd en zeer diepgaand (eigen aan basisopleidingsonderdelen, waarbij we nauwkeurig moeten weten hoe we een probleemstelling aanpakken en oplossen), of meer beschouwend en verkennend (eigen aan kleinere opleidingsonderdelen en biotechnologische facetten van de opleiding, waarbij we een initiatie krijgen in wat er voorhanden is om een probleem op te lossen). − Het concreet en daadwerkelijk aanpakken van een probleem heeft betrekking op de "vaardigheid". Van de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie wordt verwacht dat hij de verworven kennis op een adequate en effectieve manier in praktijk kan omzetten. Tussen "kennisverwerking" en "kennistoepassing" zit een groot verschil. Bij de opleiding tot industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie zijn daarom de oefeningen, de laboratoria en de ontwerpen onontbeerlijk. Een goed "inzicht in de beroepsproblematiek" en een "systematische aanpak" zijn essentiële kenmerken die aan iedere gediplomeerde moeten worden bijeengebracht. Van een ingenieur in landbouw en biotechnologie worden een aantal "houdingen" of "attitudes" verwacht, en die worden best tijdens de opleiding ingeoefend. Zo is het essentieel dat iedere student aangeleerd wordt om op een adequate manier alleen de noodzakelijke informatie te verzamelen om een project tot een goed einde te brengen. Hij moet het besef mee krijgen dat "permanente vorming" een vast deel zal uitmaken van zijn loopbaan. Daar hij meestal start in een productieondersteunende of onderzoeksfunctie, en meestal doorgroeit naar een leidinggevende functie zijn "de bereidheid om zich in te zetten en gemotiveerd mee te denken met de bedrijfsleiding", "vanuit projecten leren samenwerken in teamverband" en "zelfstandigheid" essentiele houdingen. ♦ Borging van de kwaliteit van de opleidingen De borging van de "basiskwaliteit" of het "basisniveau" van iedere opleiding moet de permanente zorg zijn van iedere hogeschool. Enerzijds dient dit te gebeuren door de omzetting van de opleidingsprofielen in een opleidingsprogramma.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
5
Anderzijds mag iedere hogeschool haar eigenheid in de opleiding verwerken om de kennis, kunde en attitudes van studenten maximaal te bevorderen. Het is aan de interne en de externe kwaliteitsbewaking om daar een appreciatie aan te geven.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen, opties Studiegebied: Biotechniek Basisopleiding: 2C Landbouw en Biotechnologie - opleiding van academisch niveau Optie: Tuinbouw Graad: Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Tuinbouw
2.2.2
Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties − Zelfde studiegebied, zelfde basisopleiding: optie landbouw − Zelfde studiegebied, zelfde basisopleiding: optie landbouw- en voedingsindustrieën
2.2.3
Diploma Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Tuinbouw
2.2.4
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's "Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie, Optie Tuinbouw" (voorheen: "Industrieel Ingenieur Landbouw, optie Tuinbouw") Aantal diploma's op het einde van het academiejaar , opgesplitst naar geslacht 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994 1994-1995 1995-1996
M
V
T
19 22 11 16 15 11
10 8 14 6 13 14
29 30 25 22 28 25
Op het einde van het academiejaar 1996-1997 zal voor het eerst het diploma "Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie" worden uitgereikt.
2.2.5
Gelijkwaardige opleidingen en diploma's in het buitenland Gezien alle basisopleidingen van industrieel ingenieur van twee cycli zijn en de overeenkomstige graden van academisch niveau en dus op wetenschappelijke kennis gestoeld zijn (decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994, art. 11 ? 2), is er een academische en professionele gelijkwaardigheid met de ingenieursopleidingen in andere Europese landen, die bestaan uit een studiebelasting van ten minste 4 voltijdse studiejaren, exclusief de stages.
6
2.2.6
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen De beroepsactiviteiten van de Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie, optie Landbouw strekken zich uit over een zeer brede waaier van sectoren en werkvelden (bron: VDAB (bijlage 1), plaatsingsdiensten van de hogescholen).
2.2.7
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen − Hogeschool Gent - Campus Gent − Katholieke Hogeschool Kempen - Campus HIKempen - Geel
2.2.8
Infrastructuur De opleiding tot industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie, optie tuinbouw, vereist een uitgebreide professioneel opgevatte labo-infrastructuur en proefvelden op het vlak van bodemkunde, biologie, tuinbouwteelten in open lucht en onder glas, milieu en tuinbouwtechnieken, naast een degelijk gestoffeerde mediatheek..
2.2.9
Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding Landbouw en Biotechnologie, optie Tuinbouw Academiejaar 1991-1992
1992-1993
1993-1994
1994-1995
1995-1996
1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten:
M 11 23 34 17 11 28 16 16 32 12 15 27 13 12 25
V 14 8 22 6 14 20 13 6 19 14 13 27 11 14 25
T 25 31 56 23 25 48 29 22 51 26 28 54 24 26 50
2.2.10 Reële studieduur − 93,8 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 2 jaar. − 3,8 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 3 jaar. − 0 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 4 jaar. − 2,4 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen geen diploma.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
7
2.2.11 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De term 'ingenieur' dekt in Europa vele ladingen. Het is bijgevolg moeilijk de ingenieursopleidingen inhoudelijk te vergelijken. Ten onrechte wordt de industrieel ingenieur soms vergeleken met de ingenieurs van de Duitse Fachhochschule, van de Engelse bachelor of science, de Nederlandse ingenieurs van het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) of de Spaanse ingeniero technico, die allemaal een opleiding genoten hebben waarvan de begintermen en/of de studielast relevant lager is. De opleiding industrieel ingenieur heeft de structuur van de academische opleidingen, namelijk een eerste cyclus van 2 jaar, met een polyvalente wetenschappelijke en technische opleiding, en een tweede cyclus van 2 jaar met een toegepaste technische opleiding van academisch niveau. Deze vorming plaatst hem op academisch niveau, en volgens de criteria van FEANI op het hoogste niveau in Europa. Dit niveau wordt mede gewaarborgd door het kwalificatieniveau (doctoraat op proefschrift) van het professorenkorps. Voor een gedetailleerde vergelijkende studie van de ingenieursopleidingen en de ingenieursgraden in Europa verwijzen we naar: − FEANI-index, uitgegeven door de Féderation Europeenne Association Nationale des Ingénieurs. − Opleiding en vorming van ingenieur, bachelor, master en doctor of philosophy in Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, Noël Lagast. Uitgegeven door de Vlaamse Ingenieurskamer, maart 1997.
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding Industrieel Ingenieurs in Landbouw en Biotechnologie Optie Tuinbouw vinden vlot hun weg op de arbeidsmarkt in tal van sectoren en functies (zie beroepsprofiel). Daar in Vlaanderen de optie Tuinbouw in slechts twee hogescholen wordt ingericht en het om relatief kleine groepen afgestudeerden gaat, gebeuren de aanwervingen veelal door rechtstreekse contacten met de plaatsingsdiensten van deze hogescholen. De bedrijven kiezen voor industrieel ingenieurs in landbouw en biotechnologie voor het invullen van functies, waarin de combinatie van wetenschappelijke basiskennis en (bio)technologische kennis belangrijk is.
8
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
De exacte benaming van de optie c.q. opleiding 2C Landbouw en Biotechnologie optie Tuinbouw
3.2
De globale omschrijving van de opleiding De opleiding industrieel ingenieur in Landbouw en Biotechnologie optie Tuinbouw stelt zich als doel mensen te vormen die qua profiel beantwoorden aan de kenmerken die vanuit het beroepenveld geformuleerd werden. Na twee algemeen vormende kandidatuursjaren blijft in de twee daarop volgende ingenieursjaren de polyvalentie, de voorbereiding op zoveel mogelijk tuinbouwsectoren en het functioneren in multidisciplinaire groepen centraal staan.
3.3
Het basisprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie Zonder afbreuk te willen doen aan de autonomie en de academische rechten en plichten van de hogescholen die de opleiding industrieel ingenieur in Landbouw en Biotechnologie optie Tuinbouw verzorgen, wordt in wat volgt getracht gemeenschappelijke kerncompetenties aan te geven die binnen genoemde optie best aan bod lijken te komen. ♦ Kennis en vaardigheden Een industrieel ingenieur herkent problemen, heeft de vaardigheid en kennis om deze organisatorisch succesvol aan te pakken en de passende oplossing ervoor uit te werken of te zoeken. Het werkgebied van de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie is toegespitst op het in stand houden, de productie en de verwerking van levende materie. Hij kan in dit domein ingenieurstechnieken toepassen, met inbegrip van biologische, technische en ecologische ingrepen. Hij heeft een brede kennis van en een ruim inzicht in de belangrijkste natuurwetenschappelijke principes op het terrein van biologie, fysiologie, (bio)chemie, fysica, mechanica,... die ten grondslag liggen van de processen van plantaardige en dierlijke productieketens, processen van verwerking van voedingsmiddelen en van ecologische processen. Vanuit die kennis kan hij zich zelfstandig nieuwe informatie eigen maken en vakliteratuur kritisch analyseren en op zijn relevantie beoordelen. Hij is in staat zelfstandig een complexe vraagstelling analytisch, strategisch en oplossingsgericht te benaderen. Hij kan daarbij modelmatige technieken toepassen. Hij kent de belangrijkste principes en toepassingen van de informatica en kan deze gebruiken bij beheer en verwerking van informatie. Hij kan kwalitatieve en statistische technieken toepassen.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
9
Hij beschikt over de communicatieve vaardigheden om met anderen te vergaderen, een standpunt te verdedigen, te rapporteren, uitvoeringsprogramma's op te maken en samen te werken. Hij is in staat leiding te geven en te ontvangen. ♦ Attitudes De ingenieur in landbouw en biotechnologie onderscheidt zich door een uitgesproken kritische ingesteldheid, een verwondering die hem doet vragen naar het waarom in de natuur en de techniek. De ingenieur beschikt over een uitgesproken luistervaardigheid en opmerkingsvermogen. Hij kan efficiënt zaken optekenen, kritisch reageren, objectiveren en initiatief nemen. Hij is in staat geordend en exact te werken, verbanden te zien en zelf initiatief te nemen. Zijn wetenschappelijke basis moet een hulpmiddel zijn om de link naar de praktijk te leggen. Hij voelt zich verantwoordelijk voor mensen, middelen en leefomgeving. Dit verantwoordelijkheidsgevoel moet blijken uit het concrete handelen t.a.v. veiligheid, hygiëne, welzijn en milieu. Zijn handelingen zijn gekenmerkt door ecologisch en ethisch denken. In zijn houding is een flexibiliteit in werk, plaats en tijd van belang. Hij is bereid voldoende inspanningen te leveren om in vreemde talen te communiceren en vakliteratuur te raadplegen. Gedreven door zijn leergierigheid staat hij open voor permanente bijscholing. De integrale kwaliteitszorg beheerst het denken en handelen van de ingenieur.
3.4
Het opleidingsprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie tuinbouw
3.4.1
Optiespecifieke opleidingsdoelstellingen De industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie tuinbouw wordt multidisciplinair opgeleid. Hij heeft een basiskennis van het geheel van de biosectoren en een grondige, wetenschappelijk onderbouwde kennis van de sector 'tuinbouw' in de betekenis van: − de primaire economische sector: plantaardige productie − de mede bepalende factor van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied (naast bos en natuur). Hij kan de kennis van natuurwetenschappelijke principes op het terrein van biologie, fysiologie, biochemie, fysica,... toepassen op de processen van plantaardige productieketens. Hij kent de meest gebruikte substraten voor plantenproductie en plantenvoeding. Hij beheerst de productietechnieken van de gangbare tuinbouwteelten. Hij kent de voornaamste bedreigingen van planten en kan deze kennis toepassen in preventieve en curatieve maatregelen.
10
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
Hij kent de basisprocessen in tuinbouwmechanisatie op het niveau van de interactie met bodem en plant en kan deze kennis toepassen op machines vanaf de grondbewerking en de zaai tot de oogst. Hij kan de ecologische aspecten van de tuinbouwactiviteiten inschatten. Hij is in staat de bedrijfsvoering te richten op een duurzame tuinbouw. Hij kan zelfstandig een tuinbouwproject in al zijn aspecten ontwerpen, opstarten en er leiding over geven. Hij heeft kennis van bedrijfseconomie, -beleid en -boekhouden en kan kostprijzen van agrarische producten berekenen. Hij kan zelfstandig plantaardige proeven opzetten, uitvoeren en er leiding over geven. Met zijn kennis van de biometrie is hij in staat proefresultaten te verwerken en te interpreteren. Hij kent de voornaamste klassieke en biotechnische veredelingstechnieken. Hij beheerst eveneens de courante chemische labotechnieken. Hij heeft een zicht op de landbouwpolitiek en de vigerende wetgeving inzake uitbating, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
HOOFDRUBRIEK 4 DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
♦ Studenten ♦ PMS ♦ Secundair onderwijs ♦ Socio-economische middens ♦ Overheid ♦ Hoger Onderwijs ♦ Beroepsverenigingen
11
12
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
HOOFDRUBRIEK 5 BIBLIOGRAFIE
♦ Studeren BUITEN de universiteit, 11de herziene uitgave, CSBO, 1990 Groningen, 1984 ♦ Leren Communiceren, Antwoordenboek, Wolters-Noordhoff Groningen ♦ Van SECUNDAIR naar HOGER onderwijs, N.F.W.O. Contactgroep Academisch Onderwijs, Garant, 1993 . ♦ STUDEREN en DOCEREN aan het HOGER ONDERWIJS, P.J. Janssen & H. de Neve, ACC0, 1988 . ♦ TH EN HTS: verschillen in opleiding en beroep, H. Christiaans, Janwillem Rouweler, Elftse Universitaire Pers, 1981 . ♦ De techniek van het schriftelijk rapporteren, M.G.M. Elling, Wolters-Noordhoff, 1992. ♦ Leerplan secundair onderwijs 3de graad ASO en TSO, NVKSO, uitgegeven door LICAP Brussel,1992 . ♦ Statistieken van het Hoger Onderwijs, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Afdeling Begroting en Gegevensbeheer ♦ Algemeen Beroepsprofiel Industrieel Ingenieur, juni 1996 ♦ Profiel van de Industrieel Ingenieur Landbouw en Biotechnologie, juni 1996
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE TUINBOUW
13
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
♦ J. Aerts
(Hogeschool Gent)
♦ U. Avermaete*
(Boerenbond)
♦ A. De Baets*
(Hogeschool Gent)
♦ M. Ballekens
(Clovis Matton)
♦ Y. Dejaeger
(Bemefa)
♦ M. De Schepper
(Hogeschool Gent)
♦ G. Desmet
(Federatie Ugexpo)
♦ L. De Vos
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ M. Eeckhout
(Hogeschool Gent)
♦ G. Haesaert
(Hogeschool Gent)
♦ L. Hertveldt
(Hogeschool Gent)
♦ P. Maene
(Hogeschool Gent)
♦ O. Mekers
(Hogeschool Gent)
♦ H. Timmerman
(Diversylever)
♦ M. Vaes* (voorzitter)
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ L. Valckx
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ P. Van Assche
(Hogeschool Gent)
♦ W. Van Malcot
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ M. Vissers
(Proefcentrum voor Sierteelt Destelbergen)
♦ Noot De met * aangeduide personen zijn tevens lid van de Stuurgroep Industriële Wetenschappen
OPLEIDINGSPROFIEL landbouw & biotechnologie (2C)
sector : land- en tuinbouw studiegebied : biotechniek beroep : industrieel ingenieur in landbouw & biotechnologie optie landbouw
Sectorcommissie hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/7 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De VLOR staat in voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
I N H O U D
HOOFDRUBRIEK 1
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3
Identificatie van het opleidingsprofiel Opdracht Ontwikkelingsproces
HOOFDRUBRIEK 2
1 1 1
3
SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 2.1.2 2.1.3
2.2
Beroepenstructuur Geraadpleegde beroepsprofielen Visie
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9
Studiegebied, opleidingen en opties Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Diploma Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s voor de opleiding Gelijkwaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Infrastructuur Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding 2.2.10 Reële studieduur 2.2.11 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding
HOOFDRUBRIEK 3
3 3 4 4 5 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6 7 7
8
HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1 3.2 3.3 3.4
De exacte benaming van de opleiding De globale omschrijving van de opleiding Het basisprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie Het opleidingsprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie landbouw
8 8 8 9
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
HOOFDRUBRIEK 4
11
DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
HOOFDRUBRIEK 5
12
BIBLIOGRAFIE
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
13
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
1
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Studiegebied: Basisopleiding: Optie: Graad:
1.2
Biotechniek 2C Landbouw en Biotechnologie - opleiding van academisch niveau Landbouw Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw
Opdracht Vlaamse Onderwijsraad: werkgroep Opleidingsprofielen Landbouw en Biotechnologie. (De subgroep tweecyclusopleiding Landbouw en Biotechnologie sluit aan bij de Stuurgroep Opleidingsprofielen Industrieel Ingenieur om de gemeenschappelijkheid van de ingenieursopleidingen over de sectoren heen tot zijn recht te laten komen.)
1.3
Ontwikkelingsproces − 17/11/95 (Geel): Vertegenwoordigers van de Hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen vergaderen en verdelen de taak over twee subgroepen (één voor de ééncyclusopleiding en één voor de tweecycli-opleidingen landbouw en biotechnologie) − 07/12/95 (Gent): 1e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 25/01/96 (Geel): 2e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 23/02/96 (Gent): 3e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 15/03/96 (Geel): 4e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 19/04/96 (Gent): 5e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 08/05/96 (Geel): 6e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 30/05/96 (Gent): 7e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 26/06/96 (Geel): 8e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 07/11/96 (Mechelen): toetreding van drie leden van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" tot de Stuurgroep Opleidingsprofielen Industrieel Ingenieur
2
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
− 13/01/97 (Geel): 9e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 23/01/97 (Mechelen): stuurgroep: bespreking opleidingsprofielen 1C Industriële Wetenschappen − 07/02/97 (Gent): 10e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 10/03/97 (Geel): 11e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 16/04/97 (Mechelen): stuurgroep: eindbespreking van de opleidingsprofielen 1C Industriële Wetenschappen
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
3
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Via enquêtes uitgevoerd door de Hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen, werd bij de afgestudeerden nagegaan in welke sectoren zij tewerkgesteld zijn en welke functies zij er bekleden. Hierbij werd gesteund op twee verschillende enquêtes: − Enquête bij 758 afgestudeerden van de Hogeschool Gent, opties Landbouw en Tuinbouw. De enquête werd toegestuurd aan alle studenten afgestudeerd in 1991 tot 1995 + alle leden van de VILC (1978 tot 1990); − Enquête bij alle afgestudeerden (430) van de Katholieke Hogeschool Kempen (1985 tot 1994). De tewerkstelling van de afgestudeerden land- en tuinbouw gebeurt voor: − 50 % in de industrie; − 15 % in de handel en de distributie; − 15 % in een eigen land- of tuinbouwbedrijf; − 15 % in onderwijs, administratie en voorlichting; − 5 % in bank, verzekering, diensten (advies, expertise, audits) De functies die de afgestudeerden vervullen zijn zeer variabel: − 30 % in management (bv. algemeen beheer en management, financieel beheer, organisatie, sales and marketing management, quality assurance, eigen landbouwbedrijf) − 26 % in technisch-commerciële functies (bv. technische begeleiding, commerciële voorlichting, verkoop) − 18 % in productie (bv. productie verantwoordelijke, sectorverantwoordelijke, service, onderhoud, veiligheid, kwaliteitscontrole) − 13 % in ontwerp en ontwikkeling (bv. onderzoek en ontwikkeling, design, voorbereiding van de productie, product- en procesverbetering, engineering, automatisering, ontwikkelingssamenwerking, marktexploitatie, kwaliteitszorg) − 13 % in opleiding, administratie (bv. onderwijs, administratie, vorming, bijscholing, training, PR, pers, communicatie, documentatie, promotor, voorlichting) Deze heterogene tewerkstelling toont aan dat een polyvalente wetenschappelijk onderbouwde biotechnische opleiding van academisch niveau noodzakelijk is voor de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie.
4
2.1.2
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
Geraadpleegde beroepsprofielen − Profiel van de Industrieel Ingenieur Landbouw en Biotechnologie - juni 1996 − Beroepsprofiel van de Europese Federatie van Ingenieursverenigingen (FEANI) − Gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsfederaties: Boerenbond, Ugexpo, Bemefa − Gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsverenigingen: VIK, AIVC, VILC
2.1.3
Visie In het opleidingsprofiel landbouw en biotechnologie optie landbouw leggen we de doelstellingen vast die eigen zijn aan de opleiding. Dit is het geheel van kennis en vaardigheden die van de gediplomeerde vereist worden in zijn vakgebied, en de noodzakelijke attitudes en inzichten om in de beginnende beroepspraktijk te kunnen functioneren. We kunnen dit als volgt verder uitsplitsen: − De "kennis" waarover een gediplomeerde moet beschikken om in zijn latere beroepsprofielen te kunnen functioneren. Kennis kan op verschillende niveaus worden bijgebracht: gedetailleerd en zeer diepgaand (eigen aan basisopleidingsonderdelen, waarbij we nauwkeurig moeten weten hoe we een probleemstelling aanpakken en oplossen), of meer beschouwend en verkennend (eigen aan kleinere opleidingsonderdelen en biotechnologische facetten van de opleiding, waarbij we een initiatie krijgen in wat er voorhanden is om een probleem op te lossen). − Het concreet en daadwerkelijk aanpakken van een probleem heeft betrekking op de "vaardigheid". Van de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie wordt verwacht dat hij de verworven kennis op een adequate en effectieve manier in praktijk kan omzetten. Tussen "kennisverwerking" en "kennistoepassing" zit een groot verschil. Bij de opleiding tot industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie zijn daarom de oefeningen, de laboratoria en de ontwerpen onontbeerlijk. Een goed "inzicht in de beroepsproblematiek" en een "systematische aanpak" zijn essentiële kenmerken die aan iedere gediplomeerde moeten worden bijeengebracht. Van een ingenieur in landbouw en biotechnologie worden een aantal "houdingen" of "attitudes" verwacht, en die worden best tijdens de opleiding ingeoefend. Zo is het essentieel dat iedere student aangeleerd wordt om op een adequate manier alleen de noodzakelijke informatie te verzamelen om een project tot een goed einde te brengen. Hij moet het besef mee krijgen dat "permanente vorming" een vast deel zal uitmaken van zijn loopbaan. Daar hij meestal start in een productie-ondersteunende of onderzoeksfunctie, en meestal doorgroeit naar een leidinggevende functie zijn "de bereidheid om zich in te zetten en gemotiveerd mee te denken met de bedrijfsleiding", "vanuit projecten leren samenwerken in teamverband" en "zelfstandigheid" essentiële houdingen. ♦ Borging van de kwaliteit van de opleidingen De borging van de "basiskwaliteit" of het "basisniveau" van iedere opleiding moet de permanente zorg zijn van iedere hogeschool. Enerzijds dient dit te gebeuren door de omzetting van de opleidingsprofielen in een opleidingsprogramma. Anderzijds mag iedere hogeschool haar eigenheid in de opleiding verwerken om de ken-
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
5
nis, kunde en attitudes van studenten maximaal te bevorderen. Het is aan de interne en de externe kwaliteitsbewaking om daar een appreciatie aan te geven.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen, opties Studiegebied: Basisopleiding: Optie: Graad:
2.2.2
Biotechniek 2C Landbouw en Biotechnologie - opleiding van academisch niveau Landbouw Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw
Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties − Zelfde studiegebied, zelfde basisopleiding: optie tuinbouw − Zelfde studiegebied, zelfde basisopleiding: optie landbouw- en voedingsindustrieën
2.2.3
Diploma Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw.
2.2.4
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's "Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie, Optie Landbouw" (voorheen: "Industrieel Ingenieur Landbouw, finaliteit Landbouw") Aantal diploma's op het einde van het academiejaar, opgesplitst naar geslacht 1990-1991 1991-1992, 1992-1993 1993-1994 1994-1995 1995-1996
M
V
T
47 45 40 32 33 35
23 13 21 10 18 9
70 58 61 42 51 44
Op het einde van het academiejaar 1996-1997 zal voor het eerst het diploma "Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie" worden uitgereikt.
2.2.5
Gelijkwaardige opleidingen en diploma's in het buitenland Gezien alle basisopleidingen van industrieel ingenieur van twee cycli zijn en de overeenkomstige graden van academisch niveau en dus op wetenschappelijke kennis gestoeld zijn (decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994, art. 11 § 2), is er een academische en professionele gelijkwaardigheid met de ingenieursopleidingen in andere Europese landen, die bestaan uit een studiebelasting van ten minste 4 voltijdse studiejaren, exclusief de stages.
6
2.2.6
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen De beroepsactiviteiten van de Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie, optie Landbouw strekken zich uit over een zeer brede waaier van sectoren en werkvelden (bron: VDAB (bijlage 1), plaatsingsdiensten van de hogescholen).
2.2.7
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen − Hogeschool Gent - Campus Gent − Katholieke Hogeschool Kempen - Campus HIKempen - Geel
2.2.8
Infrastructuur De opleiding tot industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie, optie landbouw, vereist een uitgebreide professioneel opgevatte labo-infrastructuur en proefvelden op het vlak van bodemkunde, biologie, landbouwteelten, veeteelt, milieu en landbouwmechanisatie, naast een degelijk gestoffeerde mediatheek.
2.2.9
Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding Landbouw en Biotechnologie, optie Landbouw Academiejaar 1991-1992:
1992-1993:
1993-1994:
1994-1995:
1995-1996:
1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten:
M 35 46 81 31 36 67 32 33 65 36 33 69 33 35 68
V 18 14 32 10 19 29 18 11 29 9 18 27 12 9 21
T 53 60 113 41 55 96 50 44 94 45 51 96 45 44 89
2.2.10 Reële studieduur − 93,8 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 2 jaar. − 3,8 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 3 jaar. − 0 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 4 jaar. − 2,4 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen geen diploma.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
7
2.2.11 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De term 'ingenieur' dekt in Europa vele ladingen. Het is bijgevolg moeilijk de ingenieursopleidingen inhoudelijk te vergelijken. Ten onrechte wordt de industrieel ingenieur soms vergeleken met de ingenieurs van de Duitse Fachhochschule, van de Engelse bachelor of science, de Nederlandse ingenieurs van het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) of de Spaanse ingeniero technico, die allemaal een opleiding genoten hebben waarvan de begintermen en/of de studielast relevant lager is. De opleiding industrieel ingenieur heeft de structuur van de academische opleidingen, namelijk een eerste cyclus van 2 jaar, met een polyvalente wetenschappelijke en technische opleiding, en een tweede cyclus van 2 jaar met een toegepaste technische opleiding van academisch niveau. Deze vorming plaatst hem op academisch niveau, en volgens de criteria van FEANI op het hoogste niveau in Europa. Dit niveau wordt mede gewaarborgd door het kwalificatieniveau (doctoraat op proefschrift) van het professorenkorps. Voor een gedetailleerde vergelijkende studie van de ingenieursopleidingen en de ingenieursgraden in Europa verwijzen we naar: − FEANI-index, uitgegeven door de Féderation Européenne Association Nationale des Ingénieurs; − Opleiding en vorming van ingenieur, bachelor, master en doctor of philosophy in Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, Noël Lagast. Uitgegeven door de Vlaamse Ingenieurskamer, maart 1997.
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding Industrieel Ingenieurs in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw vinden vlot hun weg op de arbeidsmarkt in tal van sectoren en functies (zie beroepsprofiel). Daar in Vlaanderen de optie Landbouw in slechts twee hogescholen wordt ingericht en het om relatief kleine groepen afgestudeerden gaat, gebeuren de aanwervingen veelal door rechtstreekse contacten met de plaatsingsdiensten van deze hogescholen. De bedrijven kiezen voor industrieel ingenieurs in landbouw en biotechnologie voor het invullen van functies, waarin de combinatie van wetenschappelijke basiskennis en (bio)technologische kennis belangrijk is.
8
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
De exacte benaming van de optie c.q. opleiding 2C Landbouw en Biotechnologie optie Landbouw
3.2
De globale omschrijving van de opleiding De opleiding industrieel ingenieur in Landbouw en Biotechnologie optie Landbouw stelt zich als doel mensen te vormen die qua profiel beantwoorden aan de kenmerken die vanuit het beroepenveld geformuleerd werden. Na twee algemeen vormende kandidatuursjaren blijft in de twee daarop volgende ingenieursjaren de polyvalentie, de voorbereiding op zoveel mogelijk landbouwsectoren en het functioneren in multidisciplinaire groepen centraal staan.
3.3
Het basisprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie Zonder afbreuk te willen doen aan de autonomie en de academische rechten en plichten van de hogescholen die de opleiding industrieel ingenieur in Landbouw en Biotechnologie optie Landbouw verzorgen, wordt in wat volgt getracht gemeenschappelijke kerncompetenties aan te geven die binnen genoemde optie best aan bod lijken te komen. ♦ Kennis en vaardigheden Een industrieel ingenieur herkent problemen, heeft de vaardigheid en kennis om deze organisatorisch succesvol aan te pakken en de passende oplossing ervoor uit te werken of te zoeken. Het werkgebied van de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie is toegespitst op het in stand houden, de productie en de verwerking van levende materie. Hij kan in dit domein ingenieurstechnieken toepassen, met inbegrip van biologische, technische en ecologische ingrepen. Hij heeft een brede kennis van en een ruim inzicht in de belangrijkste natuurwetenschappelijke principes op het terrein van biologie, fysiologie, (bio)chemie, fysica, mechanica,... die ten grondslag liggen van de processen van plantaardige en dierlijke productieketens, processen van verwerking van voedingsmiddelen en van ecologische processen. Vanuit die kennis kan hij zich zelfstandig nieuwe informatie eigen maken en vakliteratuur kritisch analyseren en op zijn relevantie beoordelen. Hij is in staat zelfstandig een complexe vraagstelling analytisch, strategisch en oplossingsgericht te benaderen. Hij kan daarbij modelmatige technieken toepassen. Hij kent de belangrijkste principes en toepassingen van de informatica en kan deze gebruiken bij beheer en verwerking van informatie. Hij kan kwalitatieve en statistische technieken toepassen.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
9
Hij beschikt over de communicatieve vaardigheden om met anderen te vergaderen, een standpunt te verdedigen, te rapporteren, uitvoeringsprogramma's op te maken en samen te werken. Hij is in staat leiding te geven en te ontvangen. ♦ Attitudes De ingenieur in landbouw en biotechnologie onderscheidt zich door een uitgesproken kritische ingesteldheid, een verwondering die hem doet vragen naar het waarom in de natuur en de techniek. De ingenieur beschikt over een uitgesproken luistervaardigheid en opmerkingsvermogen. Hij kan efficiënt zaken optekenen, kritisch reageren, objectiveren en initiatief nemen. Hij is in staat geordend en exact te werken, verbanden te zien en zelf initiatief te nemen. Zijn wetenschappelijke basis moet een hulpmiddel zijn om de link naar de praktijk te leggen. Hij voelt zich verantwoordelijk voor mensen, middelen en leefomgeving. Dit verantwoordelijkheidsgevoel moet blijken uit het concrete handelen t.a.v. veiligheid, hygiëne, welzijn en milieu. Zijn handelingen zijn gekenmerkt door ecologisch en ethisch denken. In zijn houding is een flexibiliteit in werk, plaats en tijd van belang. Hij is bereid voldoende inspanningen te leveren om in vreemde talen te communiceren en vakliteratuur te raadplegen. Gedreven door zijn leergierigheid staat hij open voor permanente bijscholing. De integrale kwaliteitszorg beheerst het denken en handelen van de ingenieur.
3.4
Opleidingsprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie landbouw Optiespecifieke opleidingsdoelstellingen. De industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie landbouw wordt multidisciplinair opgeleid. Hij heeft een basiskennis van het geheel van de biosectoren en een grondige, wetenschappelijk onderbouwde kennis van de sector "landbouw" in de betekenis van: − de primaire economische sector: plantaardige en dierlijke (voedsel)productie; − de mede bepalende factor van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied (naast bos en natuur). Hij kan de kennis van natuurwetenschappelijke principes op het terrein van biologie, fysiologie, biochemie, fysica,... toepassen op de processen van plantaardige en dierlijke productieketens. Hij kent de bodem als substraat voor plantenproductie en de plantenvoeding en kan deze kennis toepassen op concrete bemestingsvraagstukken. Hij beheerst de productietechnieken van de gangbare landbouwteelten en/of veeteeltsectoren. Hij kent de voornaamste bedreigingen van planten en/of dieren en kan deze kennis toepassen in preventieve en curatieve maatregelen. Hij heeft kennis van de algemene
10
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
voeding, gezondheidsleer en -bewaking. Hij kan voederrantsoenen voor landbouwhuisdieren samenstellen. Hij heeft een praktische kennis van de huisvesting van huisdieren, zowel ruimtelijk als met betrekking tot het optimale stalklimaat en het dierenwelzijn. Hij kent de basisprocessen in landbouwmechanisatie op het niveau van de interactie met bodem, plant of dier en kan deze kennis toepassen op machines vanaf de grondbewerking en de zaai tot de oogst, de melktechniek en de voedertechniek. Hij bezit een praktische kennis van landbouwkundige bewerkings- en transportsystemen en bewaartechnieken. Hij heeft een inzicht in de relatie bodem-plant-dier-omgeving en kan de ecologische aspecten van de landbouwactiviteiten inschatten. Hij is in staat de bedrijfsvoering te richten op een duurzame landbouw. Hij kan zelfstandig een veeteelt- en/of akkerbouwproject in al zijn aspecten ontwerpen, opstarten en er leiding over geven. Hij heeft kennis van bedrijfseconomie, beleid en -boekhouding en kan kostprijzen van agrarische producten berekenen. Hij kan zelfstandig plantaardige en/of dierlijke proeven opzetten, uitvoeren en er leiding over geven. Met zijn kennis van de biometrie is hij in staat proefresultaten te verwerken en te interpreteren. Hij kent de voornaamste klassieke en biotechnische veredelingstechnieken voor plant of dier. Hij beheerst eveneens de courante chemische labotechnieken. Hij heeft een zicht op de landbouwpolitiek en de vigerende wetgeving inzake landbouwuitbating, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
HOOFDRUBRIEK 4 DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
♦ Studenten ♦ PMS ♦ Secundair onderwijs ♦ Socio-economische middens ♦ Overheid ♦ Hoger Onderwijs ♦ Beroepsverenigingen
11
12
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
HOOFDRUBRIEK 5 BIBLIOGRAFIE
♦ Studeren BUITEN de universiteit, 11de herziene uitgave, CSBO, 1990 Groningen, 1984 ♦ Leren Communiceren, Antwoordenboek, Wolters-Noordhoff Groningen ♦ Van SECUNDAIR naar HOGER onderwijs, N.F.W.O. Contactgroep Academisch Onderwijs, Garant, 1993 . ♦ STUDEREN en DOCEREN aan het HOGER ONDERWIJS, P.J. Janssen & H. de Neve, ACC0, 1988 . ♦ TH EN HTS: verschillen in opleiding en beroep, H. Christiaans, Janwillem Rouweler, Elftse Universitaire Pers, 1981 . ♦ De techniek van het schriftelijk rapporteren, M.G.M. Elling, Wolters-Noordhoff, 1992. ♦ Leerplan secundair onderwijs 3de graad ASO en TSO, NVKSO, uitgegeven door LICAP Brussel,1992 . ♦ Statistieken van het Hoger Onderwijs, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Afdeling Begroting en Gegevensbeheer ♦ Algemeen Beroepsprofiel Industrieel Ingenieur, juni 1996 ♦ Profiel van de Industrieel Ingenieur Landbouw en Biotechnologie , juni 1996
OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW-
&
BIOTECHNOLOGIE- OPTIE LANDBOUW
13
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
♦ J. Aerts
(Hogeschool Gent)
♦ U. Avermaete*
(Boerenbond)
♦ A. De Baets*
(Hogeschool Gent)
♦ M. Ballekens
(Clovis Matton)
♦ Y. Dejaeger
(Bemefa)
♦ M. De Schepper
(Hogeschool Gent)
♦ G. Desmet
(Federatie Ugexpo)
♦ L. De Vos
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ M. Eeckhout
(Hogeschool Gent)
♦ G. Haesaert
(Hogeschool Gent)
♦ L. Hertveldt
(Hogeschool Gent)
♦ P. Maene
(Hogeschool Gent)
♦ O. Mekers
(Hogeschool Gent)
♦ H. Timmerman
(Diversylever)
♦ M. Vaes* (voorzitter)
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ L. Valckx
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ P. Van Assche
(Hogeschool Gent)
♦ W. Van Malcot
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ M. Vissers
(Proefcentrum voor Sierteelt Destelbergen)
♦ Noot De met * aangeduide personen zijn tevens lid van de Stuurgroep Industriële Wetenschappen
OPLEIDINGSPROFIEL landbouw & biotechnologie (2C)
sector : land- en tuinbouw studiegebied : biotechniek beroep : industrieel ingenieur in landbouw & biotechnologie optie - landbouw & voedingsindustrieën
Sectorcommissie hogeschoolonderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/7 De leden van de sectorcommissie zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het opleidingsprofiel. De VLOR staat in voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW- & BIOTECHNOLOGIE OPTIE LANDBOUW & VOEDINGSINDUSTRIEEN
I N H O U D
HOOFDRUBRIEK 1
1
INLEIDING
1.1 1.2 1.3
Identificatie van het opleidingsprofiel Opdracht Ontwikkelingsproces
HOOFDRUBRIEK 2
1 1 1
3
SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld 2.1.1 2.1.2 2.1.3
2.2
Beroepenstructuur Geraadpleegde beroepsprofielen Visie
Gegevens uit de onderwijswereld 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9
Studiegebied, opleidingen en opties Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties Diploma Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma’s voor de opleiding Gelijkwaardige opleidingen en diploma’s in het buitenland Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen Infrastructuur Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding 2.2.10 Reële studieduur 2.2.11 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding
HOOFDRUBRIEK 3
3 3 4 4 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6 7 7 7
8
HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1 3.2 3.3 3.4
De exacte benaming van de opleiding De globale omschrijving van de opleiding Het basisprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie Het opleidingsprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie landbouw- en voedingsindustrieën 3.4.1
Optiespecifieke opleidingsdoelstellingen
8 8 8 9 9
INHOUD OPLEIDINGSPROFIEL LANDBOUW- & BIOTECHNOLOGIE OPTIE LANDBOUW & VOEDINGSINDUSTRIEEN
HOOFDRUBRIEK 4
11
DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
HOOFDRUBRIEK 5
12
BIBLIOGRAFIE
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
13
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
1
HOOFDRUBRIEK 1 INLEIDING
1.1
Identificatie van het opleidingsprofiel Studiegebied: Biotechniek Basisopleiding: 2C Landbouw en Biotechnologie - opleiding van academisch niveau Optie: Landbouw- en voedingsindustrieën Graad: Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw- en voedingsindustrieën
1.2
Opdracht Vlaamse Onderwijsraad: werkgroep Opleidingsprofielen Landbouw en Biotechnologie (De subgroep tweecyclusopleiding Landbouw en Biotechnologie sluit aan bij de Stuurgroep Opleidingsprofielen Industrieel Ingenieur om de gemeenschappelijkheid van de ingenieursopleidingen over de sectoren heen tot zijn recht te laten komen.)
1.3
Ontwikkelingsproces − 17/11/95 (Geel): Vertegenwoordigers van de Hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen vergaderen en verdelen de taak over twee subgroepen (één voor de ééncyclusopleiding en één voor de tweecycli-opleidingen landbouw en biotechnologie) − 07/12/95 (Gent): 1e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 25/01/96 (Geel): 2e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 23/02/96 (Gent): 3e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 15/03/96 (Geel): 4e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 19/04/96 (Gent): 5e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 08/05/96 (Geel): 6e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 30/05/96 (Gent): 7e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 26/06/96 (Geel): 8e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 07/11/96 (Mechelen): toetreding van drie leden van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" tot de Stuurgroep Opleidingsprofielen Industrieel Ingenieur − 13/01/97 (Geel): 9e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie"
2
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
− 23/01/97 (Mechelen): stuurgroep: bespreking opleidingsprofielen 1C Industriële Wetenschappen − 07/02/97 (Gent): 10e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 10/03/97 (Geel): 11e vergadering van de subwerkgroep "2 cycli Landbouw en Biotechnologie" − 16/04/97 (Mechelen): stuurgroep: eindbespreking van de opleidingsprofielen 1C Industriële Wetenschappen
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
3
HOOFDRUBRIEK 2 SITUERING VAN DE OPTIE C.Q. OPLEIDING
2.1
Gegevens uit de beroepenwereld
2.1.1
Beroepenstructuur Via enquêtes uitgevoerd door de Hogeschool Gent en de Katholieke Hogeschool Kempen, werd bij de afgestudeerden nagegaan in welke sectoren zij tewerkgesteld zijn en welke functies zij er bekleden. Hierbij werd gesteund op drie verschillende enquêtes: − Enquête bij 266 afgestudeerden van de Hogeschool Gent, optie Landbouw- en voedingsindustrieën van 1978 tot 1994 − Enquête bij alle afgestudeerden (430) van de Katholieke Hogeschool Kempen (1985 tot 1994) − AIVC-enquête bij 133 afgestudeerden uit de optie landbouw- en voedingsindustrieën CTL Gent De tewerkstelling van de afgestudeerden Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw- en voedingsindustrieën gebeurt voor: − 70 % in de industrie; − 15 % in de handel en de distributie; − 10 % in onderwijs, administratie en voorlichting; − 5 % bank, verzekering, diensten (advies, expertise, audits) De functies die de afgestudeerden vervullen zijn zeer variabel: − 20 % in management (bv. algemeen beheer en management, financieel beheer, organisatie, sales and marketing management, quality assurance, eigen landbouwbedrijf) − 15 % in technisch-commerciële functies (bv. technische begeleiding, commerciële voorlichting, verkoop) − 25 % in productie (bv. productie verantwoordelijke, sectorverantwoordelijke, service, onderhoud, veiligheid, kwaliteitscontrole) − 30 % in ontwerp en ontwikkeling (bv. onderzoek en ontwikkeling, design, voorbereiding van de productie, product- en procesverbetering, engineering, automatisering, ontwikkelingssamenwerking, marktexploitatie, kwaliteitszorg) − 10 % in opleiding, administratie (bv. onderwijs, administratie, vorming, bijscholing, training, PR, pers, communicatie, documentatie, promotor, voorlichting) Deze heterogene tewerkstelling toont aan dat een polyvalente wetenschappelijk onderbouwde biotechnische opleiding van academisch niveau noodzakelijk is voor de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie.
4
2.1.2
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
Geraadpleegde beroepsprofielen − Profiel van de Industrieel Ingenieur Landbouw en Biotechnologie - juni 1996 − Beroepsprofiel van de Europese Federatie van Ingenieursverenigingen (FEANI) − Gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsfederaties: Boerenbond, Ugexpo, Bemefa − Gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsverenigingen: VIK, AIVC, VILC
2.1.3
Visie In het opleidingsprofiel landbouw en biotechnologie optie Landbouw- en voedingsindustrieën leggen we de doelstellingen vast die eigen zijn aan de opleiding. Dit is het geheel van kennis en vaardigheden die van de gediplomeerde vereist worden in zijn vakgebied, en de noodzakelijke attitudes en inzichten om in de beginnende beroepspraktijk te kunnen functioneren. We kunnen dit als volgt verder uitsplitsen: − De "kennis" waarover een gediplomeerde moet beschikken om in zijn latere beroepsprofielen te kunnen functioneren. Kennis kan op verschillende niveaus worden bijgebracht: gedetailleerd en zeer diepgaand (eigen aan basisopleidingsonderdelen, waarbij we nauwkeurig moeten weten hoe we een probleemstelling aanpakken en oplossen), of meer beschouwend en verkennend (eigen aan kleinere opleidingsonderdelen en biotechnologische facetten van de opleiding, waarbij we een initiatie krijgen in wat er voorhanden is om een probleem op te lossen). − Het concreet en daadwerkelijk aanpakken van een probleem heeft betrekking op de "vaardigheid". Van de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie wordt verwacht dat hij de verworven kennis op een adequate en effectieve manier in praktijk kan omzetten. Tussen "kennisverwerking" en "kennistoepassing" zit een groot verschil. Bij de opleiding tot industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie zijn daarom de oefeningen, de laboratoria en de ontwerpen onontbeerlijk. Een goed "inzicht in de beroepsproblematiek" en een "systematische aanpak" zijn essentiële kenmerken die aan iedere gediplomeerde moeten worden bijeengebracht. Van een ingenieur in landbouw en biotechnologie worden een aantal "houdingen" of "attitudes" verwacht, en die worden best tijdens de opleiding ingeoefend. Zo is het essentieel dat iedere student aangeleerd wordt om op een adequate manier alleen de noodzakelijke informatie te verzamelen om een project tot een goed einde te brengen. Hij moet het besef mee krijgen dat "permanente vorming" een vast deel zal uitmaken van zijn loopbaan. Daar hij meestal start in een productieondersteunende of onderzoeksfunctie, en meestal doorgroeit naar een leidinggevende functie zijn "de bereidheid om zich in te zetten en gemotiveerd mee te denken met de bedrijfsleiding", "vanuit projecten leren samenwerken in teamverband" en "zelfstandigheid" essentiële houdingen. ♦ Borging van de kwaliteit van de opleidingen De borging van de "basiskwaliteit" of het "basisniveau" van iedere opleiding moet de permanente zorg zijn van iedere hogeschool. Enerzijds dient dit te gebeuren door de omzetting van de opleidingsprofielen in een opleidingsprogramma. Anderzijds mag iedere hogeschool haar eigenheid in de opleiding verwerken om de ken-
5
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
nis, kunde en attitudes van studenten maximaal te bevorderen. Het is aan de interne en de externe kwaliteitsbewaking om daar een appreciatie aan te geven.
2.2
Gegevens uit de onderwijswereld
2.2.1
Studiegebied, opleidingen, opties Studiegebied: Biotechniek Basisopleiding: 2C Landbouw en Biotechnologie - opleiding van academisch niveau Optie: Landbouw- en voedingsindustrieën Graad: Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw- en voedingsindustrieën
2.2.2
Aanverwante studiegebieden, opleidingen, opties − Zelfde studiegebied, zelfde basisopleiding: optie landbouw − Zelfde studiegebied, zelfde basisopleiding: optie tuinbouw − Studiegebied Industriële Wetenschappen: Industrieel ingenieur Chemie Optie Biochemie
2.2.3
Diploma Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw- en voedingsindustrieën
2.2.4
Recente evoluties in het aantal uitgereikte diploma's "Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie, Optie Landbouw- en voedingsindustrieën (voorheen: "Industrieel Ingenieur Landbouw, industrieën"): Aantal diploma's op het einde van het academiejaar, opgesplitst naar geslacht 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994 1994-1995 1995-1996
optie Landbouw- en voedingsM
V
T
17 21 15 15 18 9
30 27 29 20 19 19
47 48 44 35 37 28
Op het einde van het academiejaar 1996-1997 zal voor het eerst het diploma "Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie" worden uitgereikt.
6
2.2.5
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
Gelijkwaardige opleidingen en diploma's in het buitenland Gezien alle basisopleidingen van industrieel ingenieur van twee cycli zijn en de overeenkomstige graden van academisch niveau en dus op wetenschappelijke kennis gestoeld zijn (decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994, art. 11 ? 2), is er een academische en professionele gelijkwaardigheid met de ingenieursopleidingen in andere Europese landen, die bestaan uit een studiebelasting van ten minste 4 voltijdse studiejaren, exclusief de stages.
2.2.6
Geografische spreiding van de beroepsactiviteiten in Vlaanderen De beroepsactiviteiten van de Industrieel Ingenieur in Landbouw en Biotechnologie, optie Landbouw- en voedingsindustrieën strekken zich uit over een zeer brede waaier van sectoren en werkvelden (bron: VDAB (bijlage 1), plaatsingsdiensten van de hogescholen).
2.2.7
Geografische spreiding van het opleidingsaanbod in Vlaanderen − Hogeschool Gent - Campus Gent − Katholieke Hogeschool Kempen - Campus HIKempen - Geel
2.2.8
Infrastructuur De opleiding tot industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie, optie Landbouw- en voedingsindustrieën, vereist een uitgebreide professioneel opgevatte labo-infrastructuur op het vlak van chemie, biologie, voedingstechnologie, milieu en industriële toepassingen, naast een degelijk gestoffeerde mediatheek.
2.2.9
Kwantitatieve beschrijving van het totaal aantal studenten in de opleiding Landbouw en Biotechnologie, optie Landbouw- en voedingsindustrieën Academiejaar 1991-1992
1992-1993
1993-1994
1994-1995
1995-1996
1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten: 1ste studiejaar: 2de studiejaar: Totaal aantal studenten:
M 15 21 36 15 15 30 18 15 33 7 18 25 8 9 17
V 30 27 57 23 29 52 19 21 40 19 19 38 18 19 37
T 45 48 93 38 44 82 37 36 73 26 37 63 26 28 54
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
7
2.2.10 Reële studieduur − 93,8 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 2 jaar. − 3,8 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 3 jaar. − 0 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen het diploma na 4 jaar. − 2,4 % van de ingeschreven 1ste jaarsstudenten van de tweede cyclus landbouw en biotechnologie behalen geen diploma.
2.2.11 Inhoudelijke profilering van de opleiding in binnen- en buitenland De term 'ingenieur' dekt in Europa vele ladingen. Het is bijgevolg moeilijk de ingenieursopleidingen inhoudelijk te vergelijken. Ten onrechte wordt de industrieel ingenieur soms vergeleken met de ingenieurs van de Duitse Fachhochschule, van de Engelse bachelor of science, de Nederlandse ingenieurs van het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) of de Spaanse ingeniero technico, die allemaal een opleiding genoten hebben waarvan de begintermen en/of de studielast relevant lager is. De opleiding industrieel ingenieur heeft de structuur van de academische opleidingen, namelijk een eerste cyclus van 2 jaar, met een polyvalente wetenschappelijke en technische opleiding, en een tweede cyclus van 2 jaar met een toegepaste technische opleiding van academisch niveau. Deze vorming plaatst hem op academisch niveau, en volgens de criteria van FEANI op het hoogste niveau in Europa. Dit niveau wordt mede gewaarborgd door het kwalificatieniveau (doctoraat op proefschrift) van het professorenkorps. Voor een gedetailleerde vergelijkende studie van de ingenieursopleidingen en de ingenieursgraden in Europa verwijzen we naar: − FEANI-index, uitgegeven door de Féderation Europeenne Association Nationale des Ingénieurs; − Opleiding en vorming van ingenieur, bachelor, master en doctor of philosophy in Europa, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, Noël Lagast. Uitgegeven door de Vlaamse Ingenieurskamer, maart 1997.
2.3
Verantwoording van de optie c.q. opleiding Industrieel Ingenieurs in Landbouw en Biotechnologie Optie Landbouw- en voedingsindustrieën vinden vlot hun weg op de arbeidsmarkt in tal van sectoren en functies (zie beroepsprofiel). Daar in Vlaanderen de optie Landbouw- en voedingsindustrieën in slechts twee hogescholen wordt ingericht en het om relatief kleine groepen afgestudeerden gaat, gebeuren de aanwervingen veelal door rechtstreekse contacten met de plaatsingsdiensten van deze hogescholen. De bedrijven kiezen voor industrieel ingenieurs in landbouw en biotechnologie voor het invullen van functies, waarin de combinatie van wetenschappelijke basiskennis en (bio)technologische kennis belangrijk is.
8
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
HOOFDRUBRIEK 3 HET OPLEIDINGSPROFIEL
3.1
De exacte benaming van de optie c.q. opleiding 2C Landbouw en Biotechnologie optie Landbouw- en voedingsindustrieën.
3.2
De globale omschrijving van de opleiding De opleiding industrieel ingenieur in Landbouw en Biotechnologie optie Landbouw- en voedingsindustrieën stelt zich als doel mensen te vormen die qua profiel beantwoorden aan de kenmerken die vanuit het beroepenveld geformuleerd werden. Na twee algemeen vormende kandidatuursjaren blijft in de twee daarop volgende ingenieursjaren de polyvalentie, de voorbereiding op zoveel mogelijk voedingssectoren en het functioneren in multidisciplinaire groepen centraal staan.
3.3
Het basisprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie Zonder afbreuk te willen doen aan de autonomie en de academische rechten en plichten van de hogescholen die de opleiding industrieel ingenieur in Landbouw en Biotechnologie optie Landbouw- en voedingsindustrieën verzorgen, wordt in wat volgt getracht gemeenschappelijke kerncompetenties aan te geven die binnen genoemde optie best aan bod lijken te komen. ♦ Kennis en vaardigheden Een industrieel ingenieur herkent problemen, heeft de vaardigheid en kennis om deze organisatorisch succesvol aan te pakken en de passende oplossing ervoor uit te werken of te zoeken. Het werkgebied van de industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie is toegespitst op het in stand houden, de productie en de verwerking van levende materie. Hij kan in dit domein ingenieurstechnieken toepassen, met inbegrip van biologische, technische en ecologische ingrepen. Hij heeft een brede kennis van en een ruim inzicht in de belangrijkste natuurwetenschappelijke principes op het terrein van biologie, fysiologie, (bio)chemie, fysica, mechanica,... die ten grondslag liggen van de processen van plantaardige en dierlijke productieketens, processen van verwerking van voedingsmiddelen en van ecologische processen. Vanuit die kennis kan hij zich zelfstandig nieuwe informatie eigen maken en vakliteratuur kritisch analyseren en op zijn relevantie beoordelen. Hij is in staat zelfstandig een complexe vraagstelling analytisch, strategisch en oplossingsgericht te benaderen. Hij kan daarbij modelmatige technieken toepassen.
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
9
Hij kent de belangrijkste principes en toepassingen van de informatica en kan deze gebruiken bij beheer en verwerking van informatie. Hij kan kwalitatieve en statistische technieken toepassen. Hij beschikt over de communicatieve vaardigheden om met anderen te vergaderen, een standpunt te verdedigen, te rapporteren, uitvoeringsprogramma's op te maken en samen te werken. Hij is in staat leiding te geven en te ontvangen. ♦ Attitudes De ingenieur in landbouw en biotechnologie onderscheidt zich door een uitgesproken kritische ingesteldheid, een verwondering die hem doet vragen naar het waarom in de natuur en de techniek. De ingenieur beschikt over een uitgesproken luistervaardigheid en opmerkingsvermogen. Hij kan efficiënt zaken optekenen, kritisch reageren, objectiveren en initiatief nemen. Hij is in staat geordend en exact te werken, verbanden te zien en zelf initiatief te nemen. Zijn wetenschappelijke basis moet een hulpmiddel zijn om de link naar de praktijk te leggen. Hij voelt zich verantwoordelijk voor mensen, middelen en leefomgeving. Dit verantwoordelijkheidsgevoel moet blijken uit het concrete handelen t.a.v. veiligheid, hygiëne, welzijn en milieu. Zijn handelingen zijn gekenmerkt door ecologisch en ethisch denken. In zijn houding is een flexibiliteit in werk, plaats en tijd van belang. Hij is bereid voldoende inspanningen te leveren om in vreemde talen te communiceren en vakliteratuur te raadplegen. Gedreven door zijn leergierigheid staat hij open voor permanente bijscholing. De integrale kwaliteitszorg beheerst het denken en handelen van de ingenieur.
3.4
Het opleidingsprofiel industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie landbouw- en voedingsindustrieën
3.4.1
Optiespecifieke opleidingsdoelstellingen De industrieel ingenieur in landbouw en biotechnologie optie landbouw- en voedingsindustrieën wordt multidisciplinair opgeleid. Hij heeft een brede basiskennis van het geheel van de biosectoren. De landbouw- en voedingsindustrieën bewerken en/of verwerken immers allerlei plantaardige of dierlijke grondstoffen tot kwalitatief hoogstaande en veilige voedingsmiddelen. Hij heeft een brede kennis van en een ruim inzicht in de belangrijkste natuurwetenschappelijke principes op het terrein van chemie, fysica en (micro)biologie en in de technologie van de voedingsmiddelen. Hij kan deze kennis geïntegreerd toepassen bij de ontwikkeling, de productie en de kwaliteitsbewaking van voedingsmiddelen. Hij kan met inzicht procesoptimalisaties doorvoeren en kan deze toepassen bij de diverse bewerkings- en verwerkingsmethoden. Daartoe beschikt hij over een brede
10
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
en praktische kennis van de ingenieurstechnieken, de technologie van landbouwen voedingsindustrieën en de ecologisch verantwoorde productietechnieken. Hij heeft een grondige kennis van de bestanddelen van voedingsmiddelen alsook hun functioneel gedrag en de veranderingen die ze kunnen ondergaan onder invloed van bewerking, verwerking en conditionering. Hij is in staat methoden te ontwikkelen om deze veranderingen in voedingsmiddelen te volgen en om ongewenste veranderingen tegen te gaan. Binnen zijn onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten kan hij zelfstandig laboratoriumexperimenten planmatig opstellen, uitvoeren en leiden. Hij kan de resultaten ervan beoordelen, analyseren, interpreteren en besluiten formuleren. Hij is geschikt als verantwoordelijke voor allerlei zorgsystemen zoals kwaliteitsanalyse en kwaliteitsverbetering, het HACCP-systeem, veiligheid, milieu en voor de implementatie van diverse ISO-normen. Hij kent de factoren die de houdbaarheid en veiligheid bepalen van voedingsmiddelen en kan deze controleren via microbiologisch kwaliteitsonderzoek, via conservering en hygiëne. Hij kan schadelijke organismen en verbindingen in voedingsmiddelen herkennen en technieken om deze te elimineren ontwikkelen en gebruiken. Hij is in staat een procesberekening te maken van diverse conserveringstechnieken. Hij kan een complex probleem i.v.m. voedsel en voeder analytisch, strategisch en oplossingsgericht benaderen. Hij kent de regelgeving en de richtlijnen inzake voedingsmiddelen, samen met de grondstoffen en hulpstoffen ervan.
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
HOOFDRUBRIEK 4 DOELGROEPEN VAN HET AFGEWERKTE OPLEIDINGSPROFIEL
♦ Studenten ♦ PMS ♦ Secundair onderwijs ♦ Socio-economische middens ♦ Overheid ♦ Hoger Onderwijs ♦ Beroepsverenigingen
11
12
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
HOOFDRUBRIEK 5 BIBLIOGRAFIE
♦ Studeren BUITEN de universiteit, 11de herziene uitgave, CSBO, 1990 Groningen, 1984 ♦ Leren Communiceren, Antwoordenboek, Wolters-Noordhoff Groningen ♦ Van SECUNDAIR naar HOGER onderwijs, N.F.W.O. Contactgroep Academisch Onderwijs, Garant, 1993 . ♦ STUDEREN en DOCEREN aan het HOGER ONDERWIJS, P.J. Janssen & H. de Neve, ACC0, 1988 . ♦ TH EN HTS: verschillen in opleiding en beroep, H. Christiaans, Janwillem Rouweler, Elftse Universitaire Pers, 1981 . ♦ De techniek van het schriftelijk rapporteren, M.G.M. Elling, Wolters-Noordhoff, 1992. ♦ Leerplan secundair onderwijs 3de graad ASO en TSO, NVKSO, uitgegeven door LICAP Brussel,1992 . ♦ Statistieken van het Hoger Onderwijs, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Afdeling Begroting en Gegevensbeheer ♦ Algemeen Beroepsprofiel Industrieel Ingenieur, juni 1996 ♦ Profiel van de Industrieel Ingenieur Landbouw en Biotechnologie , juni 1996
O P LE I D I N G S P RO FI E L LAN D B O U W- & BI O T E CH N O LO G I E O P T I E LAN D B O U W & V O E D I N G S I N D U S T RI E E N
HOOFDRUBRIEK 6 MEDEWERKERS
♦ J. Aerts
(Hogeschool Gent)
♦ U. Avermaete*
(Boerenbond)
♦ A. De Baets*
(Hogeschool Gent)
♦ M. Ballekens
(Clovis Matton)
♦ Y. Dejaeger
(Bemefa)
♦ M. De Schepper
(Hogeschool Gent)
♦ G. Desmet
(Federatie Ugexpo)
♦ L. De Vos
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ M. Eeckhout
(Hogeschool Gent)
♦ G. Haesaert
(Hogeschool Gent)
♦ L. Hertveldt
(Hogeschool Gent)
♦ P. Maene
(Hogeschool Gent)
♦ O. Mekers
(Hogeschool Gent)
♦ H. Timmerman
(Diversylever)
♦ M. Vaes* (voorzitter)
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ L. Valckx
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ P. Van Assche
(Hogeschool Gent)
♦ W. Van Malcot
(Katholieke Hogeschool Kempen)
♦ M. Vissers
(Proefcentrum voor Sierteelt Destelbergen)
♦ Noot De met * aangeduide personen zijn tevens lid van de Stuurgroep Industriële Wetenschappen.
13