bri
efa
Duurzame landbouw en voedselproductie
juli 2015
dvi
es
Provincie Noord-Brabant College van Gedeputeerde Staten Postbus 90151 5200 MC ‘s-Hertogenbosch
Datum: juli 2015 Kenmerk: 14128 Onderwerp: Briefadvies inzake duurzame landbouw en voedselproductie
Geacht College,
Een van de belangrijkste vraagstukken voor Brabant is de transitie naar een duurzame landbouw, in het bijzonder de toekomst van de intensieve veehouderij. Komende bestuursperiode zullen daarin nieuwe en beslissende stappen moeten worden gezet als vervolg op de weg die afgelopen jaren is ingeslagen. De provincie kan daarin ook nu een belangrijke stimulerende rol spelen. We zien in het nieuwe bestuursakkoord dat dit thema een prominente plaats inneemt. De drie adviesraden in BrabantAdvies - SER Brabant, Provinciale Raad Gezondheid en de Provinciale Omgevingscommissie - willen door middel van dit (ongevraagde) briefadvies een bijdrage leveren aan het voeden en zo mogelijk versnellen van het proces. We stellen vast dat er tot heden veel analyses zijn gemaakt. Het is belangrijk dat er nu wordt doorgepakt op het proces van de transitie naar een duurzame landbouw en voedselproductie. De drie raden voelen zich aangesproken om hier vanuit inhoud lading aan te geven. Actuele context In Brabant is het economisch belang van de veehouderij groot, maar ook de roep van de maatschappij om minder overlast voor mens, dier en milieu en de behoefte aan veilig en gezond voedsel wordt gehoord. Dit vraagstuk staat vanaf 2009, toen het burgerinitiatief ‘Megastallen Nee!’ met haar maatschappelijke oproep kwam om minder overlast en om veilig en gezond voedsel, tot heden op de provinciale agenda. In fasen heeft de Provincie in dialoog met haar partners in het Brabantberaad - de sector, gemeenten, maatschappelijke organisaties, gezondheidszorg, omwonenden, e.a. - stappen gezet op weg naar verduurzaming met de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV). Hiermee zijn volgens alle partijen belangrijke eerste stappen gezet. De transitie heeft tot dusverre onmiskenbaar de nodige waardevolle en tastbare resultaten opgeleverd. Maar tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het een moeizaam proces blijft. Er lijkt sprake te zijn van een vertrouwenscrisis tussen partijen. Men blijft elkaar vooral nog aanspreken op belangen. Ook vergt het moeite om buiten de gebaande paden te treden waardoor het uitwerken van nieuwe ideeën en innovaties meer tijd kost. Vraag is ook of men niet teveel in gesprek blijft in te grote groepen over te complexe probleemstellingen.
Deze vragen vormden de aanleiding voor de in januari 2015 gehouden Rafaëldialoog, bedoeld om door middel van nieuwe inzichten en werkwijzen het proces van de transitie naar een duurzame agrofood uit de impasse te halen, en er opnieuw tempo in te brengen. De dialoog kreeg een extra strategische lading met de oproep van de Commissaris van de Koning om Brabant tien jaar de tijd te geven voor de effectuering van het transitieproces en het doorvoeren van systeeminnovaties. Aanpak briefadvies De drie raden willen door middel van dit briefadvies relevante kansen en vragen belichten - en waar mogelijk ontleden - en de dialoog uitvoeringsimpulsen geven en daarmee vlot trekken. Wellicht draagt dit bij aan een vernieuwende aanpak en het, al dan niet bilateraal, ‘opknippen’ en bespreken van vraagstukken. Het doel van dit advies is om sleutelpartijen op inhoud bij elkaar te zetten en aan te zetten tot uitvoering. Bij de opstelling van dit briefadvies is de kennis vanuit de netwerken van de drie adviesraden gebundeld. Daardoor wordt vanuit een brede, integrale achtergrond geadviseerd. De adviezen die hieruit zijn voortgekomen – geformuleerd als vragen en kansen – luiden als volgt.
1. Is er een gedeelde visie op de toekomst? Het Brabantberaad heeft met de ‘Brabantse Zorgvuldigheidsscore’ gezorgd voor een nieuwe stap in het regionale landbouwbeleid. Maar is daarmee ook sprake van een gedeelde visie op de toekomst van de landbouw in Brabant? Voor de buitenwereld wordt dat niet helemaal duidelijk. Voor de Raden is dit een heel wezenlijk punt, omdat het formuleren van een gedeelde visie de stakeholders nadrukkelijker aan elkaar zal binden in de vervolgstappen van het transitieproces. Ook biedt dit een duidelijker ‘kompas’ voor het uitstippelen van de innovatieagenda (zie punt 4). Met betrekking tot het ontwikkelen van een gedeelde visie op de toekomst zijn enkele belangrijke strategische vragen aan de orde. Ten eerste de vraag of dit beperkt moet blijven tot een visie op de landbouwstrategie. Moet dit niet worden verbreed naar – of mogelijk zelfs vervangen door – een regionale voedselstrategie? Wij werken dit wat verder uit in punt 2. Ten tweede de vraag of de gedeelde visie op de Brabantse landbouw, respectievelijk regionale voedselstrategie, niet moet worden verbonden aan een gedeelde visie op de plattelandsontwikkeling van de toekomst. Er gaan zich daar immers fundamentele veranderingen voordoen vanwege de bedrijfsbeëindiging c.q. schaalvergroting in de landbouw, de demografische ontwikkeling (ontgroening en vergrijzing) en de introductie van nieuwe verdienmodellen rond zorg of decentrale energieopwekking. Door deze insteek te kiezen, wordt tevens aangesloten bij de ambities van de Provincie om te komen tot een meerjarig programma stad en platteland.
2. Uitgaan van een Brabantse voedselstrategie in plaats van een landbouwstrategie? In de voedselstrategie dienen we toe te werken naar een stip op de horizon. Het verdient aanbeveling daarbij te komen tot een brede en integrale visie waarin people, planet en profit een duidelijke rol krijgen. Naast een eerlijke prijs voor de boer en vraag vanuit de markt dienen hierbij aspecten als gezondheid (van het beheersen van gezondheidsrisico’s naar een bronaanpak van bedrijfsomgeving, bodem en houderijsysteem) en de draagkracht van het ecologische systeem centraal te staan. We streven naar een robuust systeem, waarbij een balans is tussen mens, dier en omgeving. In een Brabantse voedselstrategie komt de consument meer centraal te staan. De Brabantse agrofood produceert voor het overgrote deel voor de Noordwest-Europese markt, en juist in deze markt worden door de consumenten steeds hogere eisen gesteld aan kwaliteit en duurzaamheid van het voedsel. Interessant is om
na te gaan wat dit betekent voor de regionale landbouw- respectievelijk voedselstrategie. Vraag is of daarbij ook nog ruimte gegeven kan worden aan kleinschalige initiatieven en coöperaties op het gebied van voeding. Deze kunnen worden gefaciliteerd door de provincie en andere overheden. Gezonde en duurzame voeding verworden tot drager van de Brabantse lifestyle. Doordat consumenten zich bewust zijn van en kennis hebben over gezonde en duurzame voeding, kan gestimuleerd worden om te werken naar een gedragsverandering, kunnen er veranderingen in het aankoopgedrag worden gerealiseerd, en kan aan de transitie naar duurzame landbouw een verdere impuls gegeven worden, waarin ook plaats is voor lokale kleinschalige initiatieven.
3. Zoek de gezamenlijke waarden van de stakeholders in de Brabantse voedselstrategie. Onder people, planet en profit zitten veel waarden verscholen. Door in de nieuwe voedselstrategie te focussen op deze waarden, kunnen de waarden die verschillende stakeholders met elkaar delen, worden opgezocht. Vanuit deze gezamenlijke waarden kan gekeken worden waarop winst behaald kan worden op het gebied van people, planet en profit. Door in het proces te zoeken vanuit waarden, kunnen er ook meer stakeholders betrokken worden bij specifieke problemen/trends in de voedselstrategie. Het samenwerken met verschillende stakeholders is belangrijk om ruimte te creëren voor veranderingen aan de gangbare praktijk. Deze nieuwe stakeholders kunnen met onderzoek gevolgd worden omtrent hun waarden en drijfveren om te verduurzamen. Onderzoek onder koplopers kan de kansen en belemmeringen die zij op hun pad tegenkomen blootleggen. Op deze manier kunnen we ontdekken wat de koplopers kan helpen om de transitie naar een Brabantse voedselstrategie verder te brengen. Ook brengt dit nieuwe ideeën en invalshoeken voor het huidige debat.
4. Innovaties als sleutelbegrip: naar een roadmap? Het belang van innovatie is cruciaal; niet alleen om als sector economisch een sterke positie te behouden, maar zeker ook om efficiëntie en duurzaamheid – de gewenste systeeminnovaties – versneld door te voeren. Juist daarom is het zo van belang dat het begrip innovatie centraal komt te staan in het Brabantse transitieproces. De veranderingen in de primaire sector (toekomst intensieve veehouderij) zijn bijvoorbeeld gebaat bij een sterkere en structurele koppeling met de Agrofood-innovatieagenda. In het algemeen vinden de Raden het van belang om in het transitieoverleg het perspectief van versnelde systeeminnovaties nader te verkennen. Het brengt partijen dichter bij elkaar en dat leidt mogelijk tot een inspirerende ‘roadmap’ voor innovaties en cross-overs. Een moderne landbouwsector (een internationaal vooruitstrevende landbouw met een lokaal karakter) zal altijd verschillende productiewijzen moeten blijven hanteren. Echter, welke productiewijze ook wordt gekozen, uitgangspunt zal steeds moeten zijn het vormgeven van een circulaire economie (het sluiten van kringlopen) en het verduurzamen van het voedselsysteem. Daarop zou het Brabantse overleg over te stimuleren (systeem)innovaties a priori gericht moeten zijn. Overigens gaat het zeker niet alleen over technologische en marktinnovaties. Ook financiële innovaties zijn van belang voor een sector die nieuwe verdienmodellen wil ontwikkelen, denk bijvoorbeeld aan de boer als natuurbeheerder of als energieleverancier van de toekomst. In dat verband gaat het ook over sociale innovaties, waarbij wij met name denken aan verbindingen tussen de sector en de afnemers (consumenten) of aan experimenten met gemeenschapslandbouw. Dat type innovaties past bij het streefbeeld van agrarische ondernemingen als actief onderdeel van de omgeving c.q. samenleving.
Dit alles stelt echter wel bijzondere eisen aan het regionale innovatieklimaat én aan de facilitering daarvan. Vraag is dus aan welke eisen het innovatieklimaat (het Brabantse speelveld) dient te voldoen om tempo te kunnen maken met het doorvoeren van systeemveranderingen. Belangrijk is dan dat ondernemers – mogelijk samen met kennisinstellingen en andere stakeholders – de ruimte krijgen om te experimenteren in het zoeken naar nieuwe duurzame systemen. Relevant is dan of er voldoende ruimte kan worden geboden voor zogenaamde proeftuinen (field labs), waar bewust meer speelruimte wordt geboden om te experimenteren om zo de sector van binnenuit te ontwikkelen. Zijn we in Brabant bereid en in staat om een innovatieklimaat (technologisch, financieel, sociaal) te ontwikkelen waarbinnen koplopers worden beloond? En welke eisen stelt dat aan het te voeren omgevingsbeleid?
5. Onderzoek hoe het vertrouwen van de verschillende stakeholders in elkaar, in de voedselketen verhoogd kan worden. Er is, zoals geconcludeerd wordt in de Rafaëldialoog, een gebrek aan vertrouwen tussen de stakeholders in de voedselketen. Dit vertrouwen in elkaar dient te verbeteren, wil de sector toekomstperspectief hebben. Door het vertrouwen tussen de partijen te vergroten, verbetert bovendien de samenwerking tussen de stakeholders en de kwaliteit van de voedselketen. De burger zal erop moeten kunnen vertrouwen dat zij mede kunnen participeren in een nieuw te ontwikkelen voedselstrategie. De provincie kan hierin een faciliterende rol spelen door op zoek te gaan naar voorwaarden voor vertrouwen zoals duidelijkheid van belangen en standpunten, gelijkheid aan informatie van alle ketenpartners en transparantie in de keten. Door deze voorwaarden voor vertrouwen duidelijk te krijgen, kan er gewerkt worden aan verbetering van deze aspecten, waardoor bijvoorbeeld het vertrouwen tussen consumenten en boeren, buren en boeren, overheid en boeren, etc. verhoogd kan worden. Transparantie, heldere en duidelijke informatievoorziening en beheersbaarheid zijn enkele voorwaarden voor het terugwinnen en versterken van vertrouwen. Hierdoor kan een beter contact tussen boer en burger ontstaan wat leidt tot meer begrip voor elkaars beleving en zorgen. Vertrouwen kan concreet verbeterd worden door 1: • het geven van actieve, open en eerlijke informatie door een objectief persoon. Er is namelijk een grote behoefte aan transparantie tussen de verschillende stakeholders in de voedselketen. Zowel vanuit de consument, over de wijze waarop voedsel geproduceerd wordt, als vanuit de marktpartijen, om het gemakkelijker te maken om samenwerkingsverbanden aan te gaan; • het organiseren van een dialoog tussen belanghebbenden: ga hierbij vooral op zoek naar gezamenlijke waarden en het gezamenlijk belang; • het vergroten van concrete invloed bij betrokkenen: heb hierbij vertrouwen in marktpartijen en burgers en geef hen de ruimte om inspraak te hebben in beleid dat nodig is voor een duurzame voedselstrategie; • risicoperceptie/beleving onderdeel te maken van het te voeren beleid van provincie en gemeenten. Betrek burgers in een vroeg stadium bij het maken van beleid. Laat ze al vroeg participeren in het proces. Hiermee laten de provincie en de gemeente zien dat de beleving van de burgers meeweegt in de beleidskeuzen en dat voor ieders belang wordt opgekomen.
1. Factsheet ‘Risicocommunicatie’ Provinciale Raad Gezondheid
6. Naar een nieuw ‘Verbond van Den Bosch’? In september 2011 zetten 27 partijen hun handtekening onder de voorstellen van de Commissie Van Doorn en daarmee was het ‘Verbond van Den Bosch’ een feit. Het waren de handtekeningen van de belangrijke spelers in de keten van vleesproductie, van boeren en mengvoerderleveranciers tot de supermarkten. Het verbond was gericht op de doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020 (‘alle vlees duurzaam’). De Commissie Van Doorn had geen directe verantwoordelijkheden, men zag zichzelf vooral als ‘beweging’, met overigens aantoonbare toegevoegde waarde voor stappen in het transitieproces. In november 2013 heeft de commissie haar eindrapport ingediend en is men min of meer met stille trom vertrokken. Naar verluidt vanwege het ontbreken van voldoende geldmiddelen. Interessant is het om na te gaan of er een nieuw ‘Verbond van Den Bosch’ moet komen. Achterliggende kernvraag is of gekozen moet blijven worden voor zelfsturing vanuit de keten of voor sturing vanuit de overheid met een optimale verbinding met de samenleving. Kanttekening die de Raden hierbij willen maken is dat de opgaven waar Brabant anno 2015 voor staat, breder en omvattender zijn dan de verduurzaming van de vleesproductie. Dat impliceert dat zelfsturing vanuit de keten onderdeel zou moeten zijn van een breder nieuw Verbond van Den Bosch. Is dat het lonkende perspectief voor het Brabantse transitieproces naar verduurzaming van de landbouw- en voedselproductie? Tot zover onze gezamenlijke inhoudelijke input voor de vervolgstappen in het Brabantse transitieoverleg. In dit briefadvies zien we een rol weggelegd voor BrabantAdvies om de komende jaren mede invulling te geven aan het ambitieuze bestuursakkoord ‘Beweging in Brabant’, in het bijzonder de transitie van de Agrofoodsector. Desgewenst zijn wij als Raden graag beschikbaar om op onderdelen nader advies uit te brengen, zo mogelijk in samenwerking met BrabantKennis.
Met vriendelijke groet,
Paul van Poppel, voorzitter POC
Frank Petter, voorzitter Provinciale Raad Gezondheid
Jan van Vroenhoven, vicevoorzitter SER Brabant
www.provincialeraadgezondheid.nl
www.pocbrabant.nl
www.serbrabant.nl