c: ra
Directie Regionale Zaken
ai — .—
l/>
c:
03
ai
RMW0708423
T3
ai O
c 01
D +-< 03
College van Gedeputeerde Staten van Zeeland Postbus 6001 4330 LA MIDDELBURG
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
O _Q T3
C ro uw brief van
uw kenmerk
12 juni 2007
RMW0706242/5/9dg DRZZ. 2007/2640
ons kenmerk
datum
17 juli 2007
onderwerp
doorkiesnummer
bijlagen
Natuurprogramma Westerschelde (TRC 2007/3667)
070-8883184
3
Geacht College, In uw brief van 12 juni jl. hebt u mij een drietal vraagpunten voorgelegd waarop ik in deze briefin ga. Het betreft mijn standpunt over de grondverwerving, het onderdeel van het Zeeuwse voorstel genaamd langetermijnagenda en de open brief van Europarlementariër mevrouw Corbey en de reactie van de Europese Commissie op daartoe gestelde vragen.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid Keizersgracht 5 Postadres: Postbus 6111 56OO HC Eindhoven Telefoon: 070 - 8883280 Fax: 070 - 8883290
Onder uw regie is in de afgelopen maanden met maatschappelijke organisaties (ZLTO, Levende Delta en de Zeeuwse natuurorganisaties) gewerkt aan een uitwerking voor het natuurprogramma voor de Westerschelde. In mijn brief van 27 april (DRZZ. 2007/1550; zie bijlage) aan de Tweede Kamer heb ik mijn waardering voor uw inzet verwoord. Ik heb daarin ook aangegeven dat ik het conceptvoorstel kansrijk vind, hoewel ik het wel zie als een minimum voor het benodigde natuurherstel. Helaas hebben niet alle organisaties uiteindelijk het gezamenlijk opgestelde voorstel kunnen accorderen. U heeft aangegeven dat te betreuren, maar uw regierol te willen houden en het natuurherstel te willen uitwerken langs de lijnen van het conceptakkoord van de Zeeuwse partijen. Ik ondersteun dat en zie de uitwerking daarvan graag tegemoet. Ik heb dit ook aan de Tweede Kamer gemeld in mijn voortgangsrapportage van 5 juli 2007 (DRZZ. 2007/2426; zie bijlage). Ik zal uw voorstel bezien als invulling van de gemaakte afspraken in het convenant tussen Rijk en provincie Zeeland van 30 januari 2006. Grondverwerving Ik ben me er zeer van bewust dat (landbouw)grondverwerving voor het natuurherstel van de Westerschelde een gevoelig onderwerp is. Verwerving op basis van vrijwilligheid is een belangrijk uitgangspunt voor de provincie Zeeland. Ook ik hecht aan vrijwillige grondverwerving bij de realisatie van het natuurprogramma. Onvrijwillige verwerving zie ik als een uiterste mogelijkheid. Samen met Vlaanderen en uw provincie worden de twee grensoverschrijdende projecten Hedwigepolder/Prosperpolder en het Zwin voorbereid als onderdelen van het natuurherstel Westerschelde. Beide projecten dienen volgens het Verdrag over de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 ten laatste in 2007 van start te gaan. Mijn inzet is dat de gronden voor deze projecten op vrijwillige basis verworven worden.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
17 juli 2007
DRZZ. 2007/2640
2
Mocht dat niet lukken dan zal ik, zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer (TK 26980, nr. 33 van 27 april 2007) aangaf, mijn verantwoordelijkheid nemen op grond van de rijksprojectenprocedure. Langetermijnagenda Ik onderschrijf het belang van een langetermijnagenda voor de ontwikkeling van de Deltawateren. Een langetermijnagenda staat dan ook centraal in de opstelling van het uitvoeringsprogramma voor de Zuidwestelijke Delta, zoals deze door de Deltaraad in voorbereiding is. Voor het Schelde-estuarium vigeert bovendien een Nederlands-Vlaamse visie voor 2030. Ik geef u in overweging het voorstel van een langetermijnagenda in het conceptakkoord over het natuurherstel van de Westerschelde te betrekken bij de opstelling van het uitvoeringsprogramma voor de Zuidwestelijke Delta. Open brief D. Corbey en de reactie van de Europese commissie Mevrouw D. Corbey (Europarlementariër) stelde in een open brief in de PZC op 6 februari jl. dat natuurcompensatie en natuurherstel volgens de Europese Commissie ook buiten de Westerschelde gezocht kan worden. Daarover deel ik u het volgende mee. De vragen van mevrouw Corbey en de antwoorden van de Europese Commissie op 30 maart 2007 (zie bijlage) betreffen de natuurcompensatie voor de vorige (tweede) vaarwegverruiming. Dit natuurcompensatieprogramma is in uitvoering en zal komende jaren worden afgerond. De Europese Commissie merkt in haar antwoord op de vragen van mevrouw Corbey op dat zij "geen wetenschappelijk bewijs heeft dat aantoont dat de coherentie van het Natura 2000-netwerk ook kan worden gewaarborgd door de realisatie van compenserende maatregelen op alternatieve locaties". Dit sluit aan op mijn standpunt dat instandhouding van de soorten en habitattypen die eigen zijn aan de Westerschelde alleen mogelijk is door herstelmaatregelen in dit gebied, die daarmee ook bijdragen aan een algeheel behoud van het Schelde-estuarium. Overigens zal wat betreft de derde vaarwegverruiming die nu wordt voorbereid, naar verwachting geen noodzaak zijn voor natuurcompensatie. Echter, zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 27 april jl. heb aangegeven, is in het Schelde-estuarium sprake van achterstallig onderhoud van de natuur, zodat niet wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Om aan deze doelstellingen te voldoen moeten maatregelen voor natuurherstel worden uitgevoerd, ook indien er geen verruiming van de vaarweg was gepland. De omvang van het natuurprogramma werd bepaald op minimaal 600 hectare nieuwe estuariene natuur, waarbij ontpoldering als ecologisch meest effectieve maatregel geldt. Zoals ik in de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer heb aangegeven, is in de Nederlands-Vlaamse verdragen gekozen voor een integrale aanpak van het Schelde-estuarium, waarin maatregelen voor de vaarwegverruiming én het natuurherstel zijn begrepen. Deze integrale aanpak van het estuarium was ook de basis voor het convenant van 2006 tussen het Rijk en uw provincie en is, naar ik begreep, onlangs in uw Provinciale Staten nog eens ruim gesteund.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
17 juli 2007
DRZZ. 2007/2640
3
Ik hoop hiermee de door u gevraagde duidelijkheid te hebben gegeven. Ik wens u succes met de uitwerking van het voorstel voor het natuurherstel voor de Westerschelde. Graag ontvang ik van u een voorstel voor het proces en de planning die u daarvoor wilt hanteren, waarbij ik ervan uit ga dat een en ander past binnen de termijnen en afspraken van de Nederlands-Vlaams verdragen. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,,
Bijlagen: a. Brief aan de Tweede Kamer d.d. 27 april 2007 DRZZ. 2007/1550 b. Brief aan de Tweede Kamer d.d. 5 juli 2007 DRZZ. 2007/2426 c. Antwoorden EC op vragen van mevrouw Corbey
Directie Regionale Zaken
I'S o De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 1s-GRAVENHAGE
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
3 O c uw brief van
uw kenmerk
onderwerp
ons kenmerk
datum
DRZZ. 2007/1550
27 april 2007
doorkiesnummer
bijlagen
Scheldeverdragen
Geachte Voorzitter, Graag informeer ik u, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, over de stand van zaken van de Scheldeverdragen, waaronder het natuur herstel en de daarvoor voorgestelde ontpoldering. Ook geef ik antwoord op uw vraag in hoeverre ontpoldering en natuurcompensatie zijn gekoppeld aan de verruiming van de vaargeul van de Westerschelde. Ik ge hiermee in op het verzoek van uw vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 29 maart 2007 (07-VW-B-017). In deze brief ga ik in op: 1. Natuurprogramma en voortgang 2. Relatie natuurprogramma -vaarwegverruiming 3. Zeeuwse oplossing voor het natuurherstel van de Westerschelde 4. de uitvoering van de Motie Van der Staay Ik besluit deze brief met een conclusie en een verzoek aan uw Kamer. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid Keizersgracht 5 Postadres; Postbus 6111 5600 HC Eindhoven Telefoon: 070 - 8883280 Fax: 070 - 8883290
1. Natuurprogramma en voortgang Het natuurprogramma maakt onderdeel uit van het Verdrag over de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 en heeft tot doel de natuur van het Schelde-estuarium in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Over een reeks van jaren is sprake van een langzame, gestage achteruitgang van dit estuarium, zijn habitattypen en soorten. Het estuarium is zowel op Nederlands als op Vlaams grondgebied onderdeel van Natura 2000, het Europees netwerk van natuurgebieden. Een deel van het gezamenlijke natuurprogramma wordt in grensoverschrijdende projecten gerealiseerd, waarvan 300 hectare op Nederlands grondgebied. Dit betreft de volgende deelprojecten: 1. Het Zwin wordt met minimaal 120 en maximaal 180 hectare vergroot door het landinwaarts verplaatsen van dijken in de Willem-LeopoldpoWer (artikel 3, eerste lid), waarvan circa 10 hectare in Nederland; 2. In de Hertogin Hedwigepolder en het noordelijk gedeelte van de Prosperpolder wordt een intergetijdengebied ontwikkeld met een omvang van minimaal 440 hectare (artikel 3, tweede lid), waarvan circa 295 hectare in Nederland. Beide deelprojecten dienen volgens het verdrag ten laatste in 2007 van start te gaan..
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
27 april 2007
DRZZ. 2007/1550
2
Voor Nederland geldt dat ten laatste in 2010 werken worden uitgevoerd of in uitvoering worden genomen ter realisatie van minimaal 600 hectare estuariene natuur. Omdat bij de uitvoering van de projecten in het Zwin en de Hertogin Hedwigepolder bij elkaar al globaal 300 ha op Nederlands grondgebied wordt gerealiseerd, resteert voor verwezenlijking in het zgn. Middengebied van de Westerschelde globaal 300 ha. Voortgang Op het natuurprogramma is de Rijksprojectenprocedure van toepassing. Hierna wordt de voortgang beschreven van de afzonderlijke projecten binnen deze procedure. Het Zwin Voor het project het Zwin is de inspraakperiode voor de startnotitie/kennisgeving voor de milieueffectrapportage voorbij. Binnenkort zullen de richtlijnen gepubliceerd worden. Volgens planning verschijnt nog dit jaar het milieueffectrapport in combinatie met het ontwerp-Rijksprojectbesluit. Hedwige- en Prosperpolder Het milieueffectrapport voor het project Hertogin Hedwige- en Prosperpolder zal in de zomer van 2007 verschijnen. Daarna is een ontwerp-Rijksprojectbesluit voorzien. Middengebied Voor de deelprojecten in het Middengebied is de procedure opgeschort in verband met de bezwaren en verzet in Zeeland tegen de realisatie van de voorgenomen ontpoldering ten behoeve van natuurontwikkeling. Zie hierover verder paragraaf 3. 2. Relatie natuurprogramma - vaarwegverruiming Voor de evenwichtige en duurzame ontwikkeling in het grensoverschrijdende Scheldeestuarium hebben Nederland en Vlaanderen voor een integrale aanpak gekozen. De uitvoering voor de eerstkomende periode is vastgelegd in de Ontwikkelingsschets 2010 en opgenomen in het gelijknamige verdrag. In dit verdrag wordt geregeld dat een aantal projecten en werken Wordt uitgevoerd ter optimalisering van met name de veiligheid, de toegankelijkheid en de natuurlijkheid in onderlinge samenhang en met een integrale uitvoering. Er is dus bewust gekozen voor een verdragsrechtelijke samenhang tussen het natuurprogramma en de vaarwegverruiming. Anderzijds wordt er in dit verdrag vanuit gegaan dat vertragingen, belemmeringen of herzieningen van een bepaald project of werk de voortgang van andere projecten en werken niet zullen verhinderen, mits de evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het Schelde-estuarium geen gevaar loopt. In het Schelde-estuarium is sprake van achterstallig onderhoud, zodat niet wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstellingen van de Natuurbeschermingswet 1998 vanwege de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Om aan deze doelstellingen te voldoen moeten maatregelen voor natuurherstel worden uitgevoerd, ook indien ér geen verruiming van de vaarweg was gepland. De omvang van het natuurprogramma werd bepaald op minimaal 600 hectare nieuwe estuariene natuur, waarbij ontpoldering als ecologisch meest effectieve maatregel geldt.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
27 april 2007
DRZZ. 2007/1550
3
Geen natuurcompensatie voor vaargeulverruiming De koppeling tussen het uitvoeren van het natuurprogramma en de vaarwegverruiming komt voort uit de integrale benadering van de ontwikkeling van de Schelde. Uit de strategische milieueffectrapportage van de Ontwikkelingsschets 2010 volgt dat het totale pakket aan maatregelen (waaronder de vaargeulverruiming) geen of weinig nadelige gevolgen zal hebben voor het estuarium. De verwachting is dat het project-MER voor de verruiming zal aantonen dat deze geen of slechts geringe effecten zal hebben en dat natuurcompensatie niet nodig zal zijn. De kans op schadelijke effecten wordt beperkt door toepassing van een nieuw regiem van flexibele stortstrategie als mitigerende maatregel. Het natuurherstel in het verdrag is dan ook geen compensatie voor de in het Verdrag geplande derde vaarwegverruiming. Uitvoering van het natuurprogramma dient de realisering van de instandhoudingsdoelen en zal ook de draagkracht van het ecosysteem versterken. In die zin heeft de vaarwegverruiming wel baat bij een zo gezond mogelijk ecosysteem van de Westerschelde. Er wordt naar gestreefd het project-MER voor de (zogenaamde derde) vaarwegverruiming na de zomer te voltooien, zodat mogelijk einde 2007 het Tracébesluit kan worden genomen en de wettelijke vergunningen, waaronder de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, kunnen worden verleend. 3. Zeeuwse oplossing De provincie Zeeland heeft gekozen voor de regie van de uitvoering van het natuurprogramma. Deze keuze is in het convenant van 30 januari 2006 tussen het Rijk en de provincie vastgelegd. Gelet op de weerstanden in de regio tegen ontpoldering heeft de provincie de Commissie Maljers ingesteld om alternatieven te beoordelen binnen de randvoorwaarden van natuurherstel. De mogelijkheden uit het advies van de Commissie Maljers worden door de provincie op dit moment bezien. In overleg met LNV is de provincie vanaf begin april met Zeeuwse maatschappelijke organisaties in gesprek om te komen tot een breed gedragen pakket van maatregelen om de natuurdoelstelling van de 600 hectare nieuwe estuariene natuur te realiseren. Dit overleg heeft al een pakket opgeleverd voor natuurherstel van de Westerschelde van deels alternatieve maatregelen, waarbij actief op zoek gegaan wordt naar een combinatie met andere functies, zoals veiligheid. Daarnaast is gezamenlijk een lange termijn agenda geformuleerd om tijdig maatregelen te treffen voor een duurzame versterking van de unieke kwaliteit en veiligheid van de Zeeuwse Delta. Concreet bestaat het pakket maatregelen uit: o een toevoeging van estuariene natuur in natuurprojecten langs de Westerschelde (Hertogin Hedwigepolder, Zwin, Perkpolder-oost; globaal 340 hectare); o de versterking van de estuariene kwaliteiten in een aantal integrale projecten langs de Westerschelde (Waterdunen, Perkpolder-west, Braakman; globaal 280 hectare); o een kwaliteitsimpuls in de Westerschelde zelf (strekdammen, Saeftinghe). Mocht over vier jaar blijken dat de opgave nog niet volledig is gerealiseerd, dan zal de provincie aanvullende maatregelen treffen.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
27 april 2007
DRZZ. 2007/1550
4
Ik waardeer de Zeeuwse inspanningen en ben gaarne bereid Zeeland te steunen in de verdere ontwikkeling van de voorstellen. Daarbij zal ook aandacht uitgaan naar de effecten van de voorgenomen maatregelen op de scheepvaart en de veiligheid. Ook moet duidelijk worden gemaakt hoe de plannen passen binnen de wettelijke bescherming van bestaande natuurwaarden. Geconstateerd moet ook worden dat niet alle voorgestelde maatregelen ecologisch even effectief zijn en dat brengt risico's met zich mee ten aanzien van de wijze van realisering van het oorspronkelijke natuurdoel. Het huidige voorstel betekent daarom dat er minder aan het habitattype Estuaria wordt hersteld waardoor het landelijk doel voor dit habitattype (waarvoor rekenschap moet worden afgelegd aan de Europese Commissie) meer onder druk komt te staan. Gezien de maatschappelijke en internationale context acht ik het Zeeuwse voorstel kansrijk, maar het zal nog wel - samen met de Zeeuwse partners - verder moeten worden uitgewerkt en mogelijk aangevuld. Met bovenstaande aanpak is mijns inziens de ondergrens van het haalbare van een verantwoord natuurherstel bereikt. Mocht in de toekomst uit monitoring blijken dat de instandhoudingsdoelen voor de Westerschelde niet bereikt worden, dan zal ik op dat moment zien of aanvullende maatregelen nodig zijn. 4. Uitvoering van de motie Van der Staay De strekking van deze motie is dat géén sprake mag zijn van onvrijwillige (landbouw)grondverwerving voor ontpoldering. Bovendien omvat de motie een verzoek aan de regering om zich actief en creatief in te zetten voor alternatieven voor ontpoldering. Mijn voorganger heeft volledig de ruimte gegeven voor alternatieven en de Tweede Kamer toegezegd de uitkomsten daarvan uiterst serieus te nemen. Dit is ook mijn lijn, zoals uit de vorige paragraaf blijkt. Op dit moment is in het kader van het natuurprogramma nog altijd geen sprake van onvrijwillige grondverwerving. Maar om te voorkomen dat speculanten hiermee onredelijke prijsopdrijving bereiken en om mogelijk te maken dat de afspraken met Vlaanderen worden nagekomen rest mij geen andere keuze dan de onteigeningstitel, eigen aan de Rijksprojectenprocedure, voor eventuele bijzondere gevallen in werking te stellen. 5. Conclusie Zoals beschreven in paragrafen 3 en 4 heb ik al het mogelijke ondernomen om de zoektocht naar alternatieven voor ontpoldering te ondersteunen. Het nu voorliggende Zeeuwse voorstel voor natuurherstel is veelbelovend en gaat gepaard met een beperkter verlies aan landbouwgronden. Het voorstel kan mijns inziens nu verder ontwikkeld en uitgewerkt worden.
6. Verzoek Ik vraag er tot slot, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, uw aandacht voor, dat het Vlaamse parlement op 28 februari 2007 de vier 'Scheldeverdragen' heeft goedgekeurd. Deze vier verdragen vormen één pakket, gezien de weerslag van het proces van geven en nemen bij de onderhandelingen.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
27 april 2007
DRZZ. 2007/1550
5
Ik acht het wenselijk dat de verdragen zo spoedig mogelijk in werking treden, onder andere omdat het Verdrag over de beëindiging van de onderlinge koppeling van de loodsgeldtarieven van groot economisch belang is voor de haven Rotterdam. Ik verzoek u de procedure voor de goedkeuring van de vier Scheldeverdragen voortvarend ter hand te nemen, daarbij in aanmerking nemend dat deze verdragen al op 4 november 2006 aan het parlement zijn verzonden (TK 308642/3/4/6, nrs. 1). DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
Directie Regionale Zaken
•i-
C
c
ai
•*->
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-GRAVENHAGE
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
O JQ T! C uw brief van
uw kenmerk
onderwerp
ons kenmerk
datum
DRZZ. 2007/2426
5 juli 2007
doorkiesnummer
bijlagen
Natuurprogramma Westerschelde; voortgang
Gearhte Voorzitter
In vervolg op mijn brief van 27 april jl. (DRZZ.2007/1550) informeer ik u over de voortgang van het natuurprogramma Westerschelde. Natuurprogramma Het natuurprogramma maakt deel uit van het Vlaams-Nederlands Verdrag over de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 en heeft tot doel de natuur van het Scheldeestuarium in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Een deel van dit gezamenlijke natuurprogramma wordt in grensoverschrijdende projecten gerealiseerd. Dit betreft het vergroten van het Zwin en het ontwikkelen van een intergetijdengebied in de Hertogin Hedwigepolder en het noordelijk gedeelte van de Prosperpolder. Het resterende deel van het natuurprogramma zal gerealiseerd worden in het zogenaamde Middengebied van de Westerschelde. In deze brief informeer ik u over de voortgang in het Zwin, de Hedwigepolder/Prosperpolder en het Middengebied. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken Vestiging Zuid Keizersgracht 5 Postadres: Postbus 6111 5600 HC Eindhoven Telefoon: 070 - 8883280 Fax: 070 - 8883290
Middengebied Westerschelde De provincie Zeeland heeft de afgelopen maanden met een aantal Zeeuwse maatschappelijke organisaties gewerkt aan de uitwerking van het natuurherstel van de Westerschelde. Dit heeft geleid tot een Zeeuws voorstel voor natuurherstel, deels bestaande uit alternatieve maatregelen in combinatie met andere functies, zoals veiligheid. Daarnaast is door de organisaties gezamenlijk een langetermijnagenda geformuleerd om tijdig maatregelen te treffen voor een duurzame versterking van de unieke kwaliteit en veiligheid van de Zeeuwse Delta. Hoewel niet alle maatregelen in het Zeeuwse voorstel ecologisch even effectief zijn in de bijdrage aan het beoogde natuurdoel en ook nadere uitwerking behoeven, heb ik op dit voorstel en de samenwerking van de partijen positief gereageerd. Hierover heb ik u in bovengenoemde brief van 27 april geïnformeerd.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
5 j u l i 2007
DRZZ. 2007/2426
2
In juni bleek dat helaas niet alle organisaties het gezamenlijk opgestelde voorstel konden accorderen. De landelijke en regionale natuur- en milieuorganisaties hebben inmiddels per brief aan het kabinet (d.d. 25 juni 2007) hun zorgen over de voortgang en over de realisering van het afgesproken natuurherstel laten blijken. Zij vragen het kabinet om verantwoordelijkheid te nemen en de afspraken na te komen. De provincie Zeeland heeft aangegeven het te betreuren dat het conceptakkoord uiteindelijk niet is geaccordeerd, maar wil wel de regierol houden en het natuurherstel uitwerken langs de lijnen van het conceptakkoord van de Zeeuwse organisaties. Ik ondersteun dat en heb de provincie gevraagd met een voorstel voor een proces en planning te komen dat past binnen de Nederlands-Vlaamse verdragen en de afspraken daarbinnen over het natuurherstel van de Westerschelde. Het Zwin Voor het project Het Zwin zijn de richtlijnen voor de opstelling van de milieueffectenrapportage op 8 juni vastgesteld. Het milieueffectrapport zal in combinatie met het ontwerp-Rijksprojectbesluit naar verwachting eind dit jaar verschijnen. Ten opzichte van de planning in het betreffende Nederlands-Vlaamse verdrag betekent dit een vertraging van enkele maanden. Hedwigepolder / Prosperpolder-Noord Het milieueffectrapport (m.e.r.) voor het project Hertogin Hedwige- en Prosperpolders wordt deze zomer afgerond. Een ontwerp-rijksprojectenbesluit, waarvan dit m.e.r. onderdeelis, zal naar verwachting december van dit jaar als ontwerp vastgesteld kunnen worden. Ook dit betekent een vertraging van enkele maanden ten opzichte van de planning. Op mijn verzoek heeft de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in april jl. aan de eigenaar van de Hedwigepolder een aanbod gedaan voor aankoop van het Nederlandse deel en daarover overleg gevoerd. Ook zal DLG op korte termijn de pachters in de Hedwigepolder benaderen om de mogelijkheden voor tegemoetkoming aan hun wensen te bespreken. Mijn inzet is dat de gronden op vrijwillige basis verworven worden. Mocht dat niet lukken, dan zal ik, zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer (27 april 2007, DRZZ. 2007/1550) aangaf, mijn verantwoordelijkheid nemen op grond van de rijksprojectenprocedure. De Vlaamse ministervan Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur heeft op 21 mei jl. besloten over te gaan tot onteigening van het Vlaamse deel van het projectgebied, waaronder het deel van de Hedwigepolder dat op Vlaams grondgebied ligt. Dit besluit is na publicatie in het Belgisch Staatsblad op 19 juni 2007 van kracht geworden.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
5 juli 2007
DRZZ. 2007/2426
3
Ik meen u hiermee voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen omtrent het natuurprogramma Westerschelde. Ik ben verheugd dat u de procedure tot ratificatie van de Scheldeverdragen bent gestart. Ik hoop dat de gegeven informatie bijdraagt aan een spoedige ratificatie. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
Schriftelijke vragen europarlementariër mevr. D. Corbey aan de Europese Commissie betreffende natuurcompensatie voor de verdieping van de Westerschelde Nederland moet op basis van artikel 6, lid 4 van de habitatrichtlijn de natuur compenseren die verloren gaat als gevolg van de verdieping van de Westerschelde, waartoe op 17 januari 1995 werd besloten. Er zijn hiervoor poldergebieden aangewezen aan de oevers van de Westerschelde, maar compensatie in de vorm van het onderwater zetten van polders leidt tot groot maatschappelijk protest. Vandaar dat het goed zou zijn om mogelijke alternatieven te onderzoeken. Volgens de habitatrichtlijn wijzen de lidstaten de compensatiegebieden aan die vervolgens door de Commissie worden beoordeeld. 1. Bestaat er volgens de Commissie de verplichting om de natuurcompensatie voor de verdieping van de Westerschelde plaats te laten vinden in of aan de oevers van de Westerschelde? 2. Is de Commissie bereid te kijken naar alternatieve locaties voor natuurcompensatie elders in de Zeeuwse en Zuid Hollandse delta (in hetzelfde Natura 2000-gebied waarvoor een beheersplan wordt opgesteld) zodanig dat daar ook draagvlak voor gevonden kan worden in de samenleving? 3. Is volgens de Commissie natuurcompensatie in de vorm van het terugbrengen van de getijden in het Volkerak-Zoommeer een mogelijkheid? Antwoorden van de heer Dimas namens de Commissie (30 maart 2007) Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de habitatrichtlijnfJJ moeten compenserende maatregelen ervoor zorgen dat de algemene coherentie van het Natura 2000-netwerk gehandhaafd blijft. De bij een project voorgestelde compenserende maatregelen moeten dan ook: a) verlies van of schade aan habitats en soorten van communautair belang ten gevolge van het project volledig compenseren; b) functies hebben die vergelijkbaar zijn met die welke de selectie van het oorspronkelijke gebied hebben gemotiveerd, inclusief wat de adequate geografische spreiding betreft. Het gebied waar de compenserende maatregelen worden genomen, moet zo dicht als redelijk mogelijk bij het getroffen gebied liggen teneinde de continuïteit van de functionaliteit, de rol in de ruimtelijke distributie en de instandhouding van de waarden die de initiële selectie van het gebied rechtvaardigden, te waarborgen. In het geval van het project waarop het geachte Parlementslid doelt, werd het opnieuw in natuurlijke staat brengen van gebieden die blootstaan aan getijdewerking op de oevers van de Westerschelde aangemerkt als de enige mogelijkheid om aanvullende estuaire habitats te krijgen die equivalent zijn met de te verdwijnen gebieden. Tussen 1998 en 2005 liep er een inbreukprocedure tegen Nederland over de verdieping van de Westerschelde, meer bepaald wegens de ontoereikendheid van de compenserende maatregelen. Op 13 december 2005 heeft de Commissie de zaak gesloten aangezien zij van mening was dat Nederland niet alleen zich ertoe had verbonden een toereikend pakket van compenserende maatregelen te nemen, maar ook vooruitgang had geboekt bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze maatregelen. De Commissie is van oordeel dat, tenzij Nederland nieuw wetenschappelijk bewijs levert dat een wijziging van het bestaande compensatiepakket kan rechtvaardigen, op het land nog steeds de duidelijke verplichting rust om in dit verband zijn relevante verbintenissen na te komen. De Commissie heeft geen wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat de coherentie van het Natura 2000netwerk ook kan worden gewaarborgd door de realisatie van compenserende maatregelen op alternatieve locaties. Het is aan Nederland om de geschiktheid van dergelijke alternatieve maatregelen te beoordelen, wat de capaciteit ervan betreft om de coherentie van het Natura 2000-netwerk te beschermen, met name met betrekking tot de betrokken soorten en habitats van communautair belang. Dit geldt meer in het bijzonder ook in verband met de optie om het Volkerak-Zoommeer terug aan getijdewerking bloot te stellen.
[IJ Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992.