SCHOOLPLAN
ALOYSIUS COLLEGE 2008-2012
In ontwikkeling
1
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding…………………………………………………………………..3 2. Missie en visie van het Aloysius College………………………….4 3. Externe ontwikkelingen: de bestuurlijke positionering van het Aloysius College……………………………………………………7 4. Onderwijsbeleid……………………………………………………….11 5. Leermiddelenbeleid………………………………………………..…15 6. Aansluiting bij basisonderwijs en vervolgonderwijs…………..17 7. Leerlingbegeleiding en zorg………….………………………………18 8. Identiteit………………………………………………………………….21 9. Integraal personeelsbeleid…………………………………………...22 10. Formatiebeleid…………………………………………………………..26 11. Taakbeleid………………………………………………………………..29 12. Scholingsbeleidsplan…………………………………………………..32 13. Arbobeleid………………………………………………………………..36 14. Medezeggenschap………………………………………………………38 15. Verzuimpreventie………………………………………………………40 16. Financieel en Materieel beleid……………………………………….41 17. Sponsoring………………………………………………………………. 42 18. Kwaliteitszorg……………………………………………………………43
2
1 Inleiding Het voor u liggende document is het schoolplan van het Aloysius College, zoals dat tot stand is gekomen in overleg met de directie, het Bevoegd Gezag, de Medezeggenschapsraad, de medewerkers en de Ouderraad van het Aloysius College (AC). Het schoolplan is vastgesteld door het Bevoegd Gezag. Het AC houdt zich, als lerende organisatie, blijvend bezig met het vervolmaken van het beleid, zodat dit, op alle gebieden, permanent in ontwikkeling is. Het schoolplan beschrijft de stand van zaken en beleidsvoornemens op het Aloysius College op de beleidsterreinen onderwijs, zorg, personeelszorg, financieel en materieel beheer, relationeel beleid, medezeggenschap en personeelszorg. Naar de inspectie beoogt dit schoolplan een handvat te zijn voor de toetsing van de onderwijspraktijk op het Aloysius College. 1.1.
Grondslagen van het beleid
Al het beleid op het Aloysius College komt voort uit de uitvoering van onze missie en visie.
3
2. Missie en visie van het Aloysius College
(Definitieve versie, vastgesteld in de bestuursvergadering van 29 maart 2005) 1.2.1. Missie AC Wij zijn een inspirerend leerhuis en een veilige ontmoetingsplaats in de veelkleurige Haagse regio. Bij het AC draait het om de maximale persoonlijke en intellectuele ontwikkeling van de leerling, die samen met anderen de maatschappij ontdekt en daarin zijn eigen plaats weet te vinden. Wij stimuleren jonge mensen om zelfbewuste volwassenen te worden. Dit doen we samen met de ouders. 1.2.2.Visie AC Wij richten ons op jonge mensen in de leeftijd van 12 tot 20 jaar. Bij ons bereiden zij zich voor op het vervolgonderwijs én op hun plaats in de maatschappij. Zij kiezen voor onze school, omdat zij hun talenten ten volle willen ontwikkelen. Zij beseffen dat zij zich samen met anderen het beste ontwikkelen en vinden dat belangrijk. Ouders en/of verzorgers herkennen zich in onze aanpak en zijn bereid zich samen met ons in te spannen voor een maximaal resultaat.
1.2.3. Onderwijs en vorming Wij zijn een school voor mavo, havo, atheneum en gymnasium. Wij zijn een open katholieke school, erfgenaam van de Ignatiaanse opvoedingsfilosofie, waarin de ontwikkeling van de hele mens centraal staat. Daarom besteden we veel aandacht aan de geestelijke, intellectuele, sociale, culturele en sportieve ontwikkeling van onze leerlingen. Met plezier werken we aan de vorming van onze leerlingen en creëren voor hen een klimaat waarin zij met enthousiasme leren. Wij bieden onze leerlingen, binnen het onderwijsprogramma en daarbuiten, de mogelijkheid hun talenten te ontdekken en te ontplooien. Daarom maken we binnen de beschikbare onderwijstijd ruimte vrij voor specifieke talentontwikkeling en ondersteuning. De drie schooltypen,mavo, havo en atheneum/gymnasium zijn gelijkwaardig, maar niet eenvormig. Ze hebben een eigen karakter waarin herkenbaar is waartoe ze opleiden. De onderverdeling van de school in vier onderwijskundige afdelingen (brugklassen, mavo, havo en atheneum/gymnasium) maakt het mogelijk het onderwijs toe te spitsen op de kenmerkende behoeften van bepaalde leerlinggroepen. Binnen de afdelingen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de ontplooiing van de individuele leerling. De mavo-opleiding leidt op voor een vervolg in het mbo, de havo leidt op voor het hbo en het vwo leidt op voor het wo. De verschillen tussen mavo, havo en atheneum/gymnasium betreffen onderwijsinhoud, aanpak en tempo. We stimuleren leerlingen die dat willen en kunnen om door te stromen naar een schooltype dat hen meer uitdaging biedt. We zorgen er daarom voor dat de overgang tussen de schooltypen (atheneum, havo en mavo) mogelijk is. We stimuleren onze leerlingen op te groeien tot mensen die belangstelling hebben voor de ander en voor andere culturen, waarbij zij rekening houden met anderen en hen respecteren. Wij creëren een omgeving waarin ieder ruimte krijgt, iedereen gekend, 4
gerespecteerd en gewaardeerd wordt. Hierdoor is het AC een veilige leef- en werkomgeving. 1.2.4. De leerling en zijn omgeving We beschouwen onszelf als partner van de ouders in de begeleiding van jonge mensen naar volwassenheid. Van leerlingen en ouders verwachten we een actieve betrokkenheid. Daarom is de communicatie met de leerlingen en hun ouders in onze werkwijze ingebed. Dit doen we op een open en respectvolle manier en dat verwachten we ook van hen. We vinden het belangrijk dat ieder begrip heeft voor de rol en de positie van de ander en hechten aan onderling overleg van alle geledingen die bij de school zijn betrokken. 1.2.6. Personeel, cultuur en leiderschap Ons personeelsbeleid creëert een positief klimaat waarin medewerkers zich gestimuleerd voelen een bijdrage te leveren aan de realisering van onze missie en visie en te werken aan hun verdere ontwikkeling als professional. Wij hebben een open communicatie en een collegiale sfeer. Respect voor elkaar en aandacht voor het individu zijn daarbij kernbegrippen. Ons managementteam is inspirerend en schept de juiste voorwaarden voor een optimaal leer- en werkklimaat. De leidinggevenden zijn mensgericht. Hun optreden is duidelijk en helder. Onze medewerkers hebben er plezier in leerlingen te stimuleren in hun ontwikkeling naar volwassenheid. Zij leven zich in jongeren in en zijn in hun werkwijze in staat aansluiting te vinden bij de leefwereld van jongeren. 1.2.7. Kwaliteitsbeleid We leggen de lat hoog, meten en verbeteren continu de kwaliteit van ons onderwijs, ons personeelsbeleid, de werkomgeving en de sfeer op onze school. 3. De excellente school In aansluiting op de missie en visie heeft het Aloysius College in het voorjaar van 2008 het voornemen uitgesproken zich te ontwikkelen tot excellente school. Zie elders in dit schoolplan. 4. Besluitvormingsprocedure Het schoolplan wordt vastgesteld door het Bevoegd Gezag na instemming te hebben verkregen van het formele inspraakorgaan, de Medezeggenschapsraad. Het schoolplan heeft een geldigheid van vier jaar, maar wordt in principe jaarlijks bijgesteld. Dit schoolplan heeft een looptijd van augustus 2008-augustus 2012. 5. Organisatiestructuur Het Aloysius College is een scholengemeenschap van circa 1000 leerlingen. 5
De directie bestaat uit een rector, een plaatsvervangend rector en één conrector. De directie is verantwoording verschuldigd aan het Bevoegd Gezag , dat het bestuur vormt van de Aloysiusstichting. Het directiestatuut beschrijft de taken en bevoegdheden. De Medezeggenschapsraad is de formele gesprekspartner van het bestuur: personeelsleden, ouders en leerlingen maken deel uit van de raad. Naast de MR kent het AC de Ouderraad, het leerlingenparlement en de Personeelsraad. De school kent een teamstructuur en is onderverdeeld in vier afdelingen: de eerste klassen klas 2, 3 en 4 mavo klas 2 ,3, 4 en 5 havo klas 2, 3, 4, 5 en 6 atheneum/gymnasium Aan elke afdeling is een team van docenten gekoppeld. De afdelingen staan onder leiding van één of twee afdelingsleiders. De plaatsvervangend rector is portefeuillehouder onderwijs en kwaliteitszorg; de rector is portefeuillehouder financieel en materieel beheer en portefeuillehouder personeel. De conrector is verantwoordelijk voor de contacten met het basisonderwijs. In het najaar van 2008 vindt een herbezinning plaats op de organisatiestructuur.
6
3 Externe ontwikkelingen: de bestuurlijke positionering van het AC 3.1. De maatschappelijke context van het AC Het Aloysius College is gesitueerd in een prachtig gebouw in één van de meer welvarende wijken van Den Haag, maar betrekt slechts een gering percentage van zijn leerlingen uit deze wijk ( in 2006 6,3% van de totale leerlingpopulatie). De overige leerlingen komen uit een groot aantal verschillende wijken van Den Haag, waarvan 3,2 % uit het centrum van de stad. De laatste tien jaar is de samenstelling van het Aloysius College veranderd, zowel wat betreft etnische achtergrond als wat betreft het doorstroomadvies van de basisschool/de citoscore. Hoewel de toename van het aantal allochtone leerlingen geldt voor heel Den Haag (momenteel maken zij 60% uit van de populatie van de basisscholen), geldt niet voor alle vo scholen dat hierdoor een verschuiving plaatsvindt zoals op het AC namelijk dat hierdoor het aantal leerlingen met een mavo/havo advies toeneemt. Het aantal leerlingen met een vwo of havo/vwo varieert per jaar. Het aantal brugklasleerlingen groeit.
Advies basisschool in absolute aantallen schooljaar 98/99 t/m 08/09 Advies Mavo mavo/havo Havo Havo/vwo Vwo Totaal aantal
99/00 61 60 42 34 21 218
00/01 59 52 39 18 30 198
01/02 69 40 43 22 26 200
02/03 78 57 37 26 10 208
03/04 64 47 35 24 18 188
04/05 73 40 41 11 10 175
05/06 61 35 28 18 20 162
06/07 77 45 38 8 13 181
07/08 91 45 34 20 13 203
08/09 92 49 45 20 12 218
Het plusklas concept, vooral geïntroduceerd om meer vwo leerlingen aan te trekken, heeft vooralsnog niet het beoogde resultaat. Bij de introductie van het concept in het schooljaar 2005-2006 meldden zich 20 leerlingen. Het jaar erop waren het er slechts 13. Het is te vroeg om conclusies te trekken, maar het is duidelijk dat het concept niet onmiddellijk is geland bij de doelgroep. De groei van de mavo-populatie compenseert de daling van het aantal havo/vwo en vwo leerlingen. Het relatief lage aantal vwo leerlingen vraagt om een verdere aanpassing van het onderwijs-concept in de richting van maatwerk. De onderwijskundige ontwikkelingen rechtvaardigen optimisme: inmiddels is het Aloysius College op basis van het onderwijsprogramma voor het vwo aangemerkt als aspirant lid van de stichting Wetenschaps Oriëntatie Nederland.
Ontwikkeling aantal leerlingen Aloysius College Schooljaar Aantal leerlingen 99/00 1014 00/01 973 01/02 994 02/03 1019 03/04 1000
7
04/05 05/06 06/07 07/08 08/09
986 943 928 (excl vavo) 958 (excl vavo) 1001
3.2. Demografische ontwikkelingen Als we de demografische ontwikkelingen in Den Haag in aanmerking nemen kan worden geconstateerd dat het aantal vo leerlingen toeneemt (bron: gemeentelijke prognoses). De gemeente Den Haag heeft eind 2006 een rapport doen samenstellen over de leerlingstromen. Op grond van dit rapport mag worden aangenomen dat de verdeling van de leerlingstromen in mavo, havo en vwo niet spectaculair wijzigt: er is zelfs sprake van een lichte groei van het aantal havo en vwo leerlingen. Dat het aantal leerlingen havo/vwo op het AC niet toeneemt heeft vooral met de allochtonisering te maken (bron: schoolhoofden). Daarnaast is er een factor die we de laatste tijd regelmatig hebben horen noemen en die enerzijds bijdraagt aan de goede reputatie van de school, anderzijds afbreuk doet aan het imago van de gezellige school: het AC wordt door ouders en leerlingen ervaren als een strenge school, waar hoge eisen aan de leerlingen worden gesteld en waar met name veel huiswerk wordt gegeven. In het najaar van 2005 is door de schoolbesturen een regionaal convenant ondertekend waarin afspraken gemaakt worden over het reguleren van de leerlingstromen voor havo, vwo en mavo zodanig dat geen enkele school over een periode van vijf jaar meer mag groeien dan 10% ten opzichte van het leerlingental van 1 oktober 2004. Voor de betrokken schoolbesturen betekent dit dat de expansiemogelijkheden beperkt zijn en dat grote verschuivingen in leerlingstromen feitelijk onmogelijk zijn. Voor het AC -dat op 1 oktober 2004, 986 leerlingen had- gaat het om een stijging tot maximaal 1085. Over de drain naar de Vinex-locaties zijn bij de gemeente geen gegevens beschikbaar. Ontwikkeling aantal leerlingen benchmarkscholen (recente getallen zijn niet beschikbaar) 20012002
20022003
AC 994 1019 Maerlant 720 710 VCL 850 815 Dalton* 1051 1010 Sorghvliet 542 544 Zandvliet 634 632 De Populier 775 812 Segbroek 1716 1961 *mavo afdeling wordt afgebouwd
20032004 1000 767 822 982* 573 647 844 2137
2004 2005 986 799 777 961 568 655 887 2190
2005 2006 943 817 830 951 568 637 903 2206
schoolsoo rt M/H/V H/V H/V (M)/H/V V H/V M/H/V M/H/V
De relatieve polulariteit van de diverse scholen wordt bepaald door een aansprekend onderwijs-concept, het ontbreken van een mavo-afdeling, de etnische samenstelling, of een combinatie. Hoewel het schoolklimaat, de sfeer op school, medebepalend is, is er geen benchmarkstudie van Haagse scholen beschikbaar. Landelijk gezien scoort het AC hierop gemiddeld. Karakteristieken onderwijs; tto is tweetalig onderwijs drama sport science talentklas
mavo
tto 8
AC Maerlant VCL
± -
± -
± -
+ -
+ -
Dalton Sorghvliet * Zandvliet De Populier Segbroek
+ -
-
-
-
-
-
-
+
+
-
+
-
+
+
-
-
+
-
+ Versterkt Engels
3.3. Identiteit en imago De veranderende populatie van het Aloysius College heeft mogelijk de aantrekkingskracht van de school voor autochtone ouders beïnvloed. De reputatie onder de allochtone bevolking is goed. De structuur en degelijkheid van de school spreken met name ouders van nietNederlandse herkomst, zeer aan. De school staat bekend om zijn zorg en aandacht voor de individuele leerling en is om die reden aantrekkelijk voor leerlingen met specifieke leerproblemen zoals dyslexie. Als scholengemeenschap constateren wij met trots dat wij leerlingen hebben van 72 verschillende nationaliteiten. We beschouwen het als een uitdaging alle kinderen optimale kansen te bieden, ongeacht hun achtergrond. Het AC is een aantrekkelijke werkgever, hetgeen onder meer moge blijken uit het lage ziekteverzuim: in 2007 was dit onder het Onderwijzend Personeel 3 % (exclusief twee langdurig zieken). Het AC heeft in het algemeen weinig problemen met het vervullen van vacatures en blijft een aantrekkelijke school voor academici. De uitstraling van het gebouw, de goede faciliteiten en de goede secundaire arbeidsvoorwaarden spelen hierin een rol. De sfeer onder het personeel is goed en het AC behoort zowel in de beleving van de leerling als in die van het personeel tot de veiligste scholen van Den Haag. 3.4. Sterke en zwakke punten van het AC 3.4.1. Zwakke punten van het AC Het AC is er nog niet geheel in geslaagd zich te profileren met een aansprekend onderwijsconcept en weet een relatief groot aantal leerlingen niet voldoende te motiveren. Vergeleken met de meeste concurrerende scholen zijn de onderwijskundige ontwikkelingen traag op gang gekomen. De jarenlange inspanningen van bestuur en directie om de school onderwijskundig in beweging te krijgen hebben echter -sinds de vaststelling van een nieuwe missie en visie en de vorming van de teams- geresulteerd in een nieuwe dynamiek. Volgens de kwaliteitscriteria van de inspectie presteert het Aloysius College op alle onderwijstypes op gemiddeld niveau. Het aantal voortijdige uitvallers is vergeleken met andere scholen hoog. Naast een motivatieprobleem bij leerlingen, ligt een deel van de verklaring in het gegeven dat het AC de naam heeft zorgschool te zijn en daarom vaker dan andere scholen leerlingen aantrekt met leer- of emotionele problemen. Daarnaast kent het AC relatief veel leerlingen uit gezinnen met een sociale achterstand, waardoor de thuisomgeving vaak weinig stimulerend is. Het blijkt ook niet altijd gemakkelijk de ouders/verzorgers van deze kinderen bij de school te betrekking. Toch is ook hier sprake van verbetering. 9
3.4.2. Sterke punten zijn: De goede, betrokken medewerkers (zowel onderwijzend alsonderwijs ondersteunend personeel) Het goede werkgeverschap Het gebouw en de facilitaire voorzieningen zoals science-lokalen, mediatheek, toneelruimte en sportaccommodatie Het niveau van kunst en cultuur De aandacht voor sport en gezondheid in en buiten het curriculum Het veilige schoolklimaat en de positieve schoolcultuur door de grote mate van leerlingparticipatie (o.m. leerlingenparlement, leerlingmentoraat en leerlingmediation) De financiële basis Het netwerk van oud-leerlingen De betrokkenheid van de ouders (de actief meedenkende ouders in ouderraad en MR) Het veilige schoolklimaat Het vermogen extra inkomsten te genereren door de verhuur van het gebouw
4 Onderwijsbeleid 4.1. Inleiding In het kader van de totstandkoming van het wettelijk verplichte schoolplan vond op het Aloysius College vanaf augustus 1998 een herbezinning plaats op de doelstellingen van de school en meer in het bijzonder de onderwijskundige doelen. In het voorjaar van 1998 werd de eerste formele missie geformuleerd waarin het accent werd gelegd op de maximale ontplooiing van het individu. De nieuwe missie was onder meer aanleiding voor het formuleren van een competentieprofiel voor leerlingen in juni 2003, terwijl in december 2004 het competentieprofiel voor docenten werd vastgesteld. In 2004/2005 vond op initiatief van het bestuur een aanscherping en aanpassing van de missie plaats. De nieuwe missie werd vastgesteld in het voorjaar van 2005. In de visie die de basis vormt voor deze missie wordt voor wat betreft de ontplooiing van het individu de nadruk gelegd op talentontwikkeling. 10
Omdat het onderwijs gericht is op een waardevolle deelname aan de toekomstige samenleving, worden ook de behoeften van deze samenleving bij de verdere ontwikkeling van het curriculum betrokken: naast de vanzelfsprekende cognitieve ontwikkeling, krijgen het bevorderen van zelfbewustzijn, inventiviteit, flexibiliteit, teamspirit en een gezond lichaam daarom een belangrijk accent in het onderwijsprogramma. 4.2. Onderwijskundig signalement van het Aloysius College Ons onderwijs is gericht op fysieke, mentale en cognitieve vorming. Wij zijn een kennisgerichte school waar de aandacht voor de gezondheid van onze leerlingen en hun sportieve ontwikkeling als voorwaarden worden gezien voor hun optimale intellectuele ontwikkeling. Het Aloysius College heeft van oudsher als belangrijke kenmerken -of pijlers- degelijkheid en structuur .Op basis van de missie en visie zijn daar twee nieuw pijlers aan toegevoegd: flexibiliteit en aantrekkelijk onderwijs, dat wil zeggen onderwijs dat inspireert en motiveert en waarin een leerling wordt gestimuleerd in wat hij kan en het maximale haalt uit wat onmogelijk lijkt. Basisvoorwaarde is een leerlingvriendelijke, motiverende leeromgeving. Op dit moment ontwikkelt het AC zich in de richting van het gewenste profiel. Het Aloysius College is een school die eisen stelt aan de leerlingen, een school die de reputatie heeft streng te zijn. Hoewel deze strengheid een optimale kwaliteit van ontwikkeling en onderwijs nastreeft, zijn de onderwijsresultaten al een groot aantal jaren niet bovengemiddeld. De uitstroom-, afstroom- en doorstroomresultaten behoeven verbetering. Het Aloysius College is een afspiegeling van de samenleving en bereidt kinderen voor op deelname aan de multiculturele samenleving. Het AC speelt in op de veranderende samenstelling van de leerlingenpopulatie door tot op zekere hoogte maatwerk te bieden voor leerlingen die ondersteuning behoeven in verband met achterstanden. Hierbij zijn de aanleg en de motivatie van de leerling bepalend voor het aanbod. De achterblijvende onderwijsresultaten wijzen op een onbalans tussen het onderwijsaanbod en de mogelijkheden, wensen en talenten van onze leerlingen. In welke mate het schoolklimaat en een onjuiste determinatie van leerlingen hierin een rol spelen is op dit moment nog niet duidelijk: Een meer leerlinggerichte benadering zou hierin verbetering kunnen brengen. Met betrekking tot de determinatie zijn inmiddels acties in werking gezet die verbetering beogen: aan het eind van het schooljaar 2004-2005 is bij de bevordering voor het eerst een determinatiescore gehanteerd naast de op cijfers gebaseerde bevorderingsnorm. Een analyse van de eerste resultaten -op basis van het schoolsucces in het tweede schooljaar van de opeenvolgende cohorten (tot en met 2007-2008)- heeft plaatsgevonden en wijst op een lichte verbetering. 4.2.1. Burgerschapsvorming Het Aloysius College ziet het als zijn taak de leerlingen te ondersteunen in hun ontwikkeling tot zelfbewuste, verantwoordelijke burgers met gemeenschapszin. Respect is het sleutelwoord in de omgang met elkaar. Er is aandacht voor debating en de zeggenschap van onze leerlingen krijgt onder meer vorm in het leerlingparlement, terwijl het leerlingmentoraat en leerlingmediation bijdragen aan de ontwikkeling van het verantwoordelijkheidsgevoel van leerlingen voor elkaar en voor het schoolklimaat. 11
4.3. De verbetering van ons onderwijs 4.3.1. Samenvatting van de verbeterpunten uitstroom-, afstroom- en doorstroomresultaten; differentiatie naar niveau/determinatie; talentontwikkeling 4.3.1.1. Uitstroom-, afstroom- en doorstroomresultaten De uitstroom-, afstroom- en doorstroomresultaten liggen onder het landelijk gemiddelde. Hoewel de uitstroomcijfers voor de mavo zijn verbeterd, zijn de getallen voor de brugklassen en havo 4 de laatste jaren zeer hoog vergeleken met de landelijke getallen. Er van uitgaande dat leerlingen die in de bewuste klassen worden geplaatst in principe doorstroompotentieel hebben, wordt met ingang van het schooljaar 2008-2009 extra ingezet op zorg voor het individu, doel is alle belemmeringen voor schoolsucces in kaart te brengen en alle mogelijke inspanningen te verrichten om deze belemmeringen weg te nemen door aandacht voor de leeromgeving thuis en op school, de sociaal-emotionele ontwikkeling en remediërende ondersteuning.
12
4.3.1.2. Differentiatie naar niveau/determinatie In de brugklassen wordt sinds enkele jaren gewerkt met een determinatiescore. Evaluatie heeft aangetoond dat er sprake is van een lichte verbetering, maar bijstelling is noodzakelijk. Hieraan wordt de komende jaren verder gewerkt. Het verbeteren van de doorstroom is gericht ter hand genomen o.m. met steunlessen voor Nederlands en wiskunde en huiswerkklassen. Voor het vak wiskunde worden de steunlessen voortgezet in klas 2. In klas 3 mavo is er driemaal in de week Huiswerk onder Toezicht (HOT uren) voor leerlingen die in één of meerdere vakken onvoldoendes scoren. De leerlingen worden vrijgesteld van deelname aan dit programma zodra ze voldoendes halen. Op de diverse afdelingen wordt gewerkt met motiverende onderwijsprogramma’s. Het streven is het aantal uit- en afstromers terug te brengen tot in totaal maximaal 7% van de schoolpopulatie per jaar. Het AC heeft gekozen voor talentontwikkeling van alle leerlingen in alle onderwijstypes. 4.3.1.3. Talentontwikkeling 4.3.1.3.1. brugklassen Het AC kent naast de vwo plusklas, havo/vwo klassen en mavo/havo klassen. In de havo/vwo klassen en in de mavo/havo klassen worden drie OT modules (Orientatie op Talent) aangeboden. Deze modules hebben betrekking op sport en gezondheid, drama en science. Voor alle brugklasleerlingen geldt dat doorstroming naar elk onderwijstype in principe mogelijk is. Daardoor worden in de brugklassen havo/vwo en mavo/havo toetsen afgenomen op twee niveaus. In individuele gevallen is toetsing op een derde niveau mogelijk. Een enkele leerling stroomt van mavo/havo door naar het gymnasium. 4.3.1.3.2. mavo Op de mavo wordt vanaf klas twee naast de zogenaamde algemene stroom, een scienceklas en een sport- en gezondheidklas aangeboden. Vanaf 2009-2010 is lo examenvak op de mavo. De algemene stroom heeft versterkt onderwijs in de moderne vreemde talen. 4.3.1.3.3. havo Op de havo werken wij sinds 2006-2007 met het zogenaamde haco programma. Haco staat voor havisten competent naar het hbo. Doel is het vergroten van de motivatie en de studievaardigheden zodat leerlingen het havoprogramma met succes doorlopen en beter zijn voorbereid op een studie aan het hbo. Om dit te bewerkstelligen wordt ingezet op het vergroten van het zelfinzicht, kennismaking met beroepengebieden met behulp van gastsprekers, bedrijfsbezoeken en bedrijfsstages en worden de mogelijkheden van vervolgopleidingen aan de orde gesteld. 4.3.1.3.4. vwo Uitgangspunt voor ons vwo is dat recht wordt gedaan aan het niveau waarop de vwo leerling denkt. Dit betekent dat voor zeer begaafde leerlingen een plusprogramma wordt aangeboden waarin herkenbaar ruimte is gemaakt voor talentontwikkeling. Voor klas één tot en met drie betekent dit dat een flankerend aanbod van talenturen plaatsvindt naast het reguliere curriculum. In klas vier wordt versterkt Engels aangeboden (Cambridge Proficiency), naast Wetenschaps Orientatie. Plannen voor het programma van vwo 5 en 6 zijn nog in ontwikkeling: onder meer wordt gestudeerd op een verdere versterking van het vak filosofie.
13
Om de belangstelling voor de beta profielen te vergroten wordt in de plusklas 1 het vak science aangeboden in plaats van techniek. Voor de aansluiting in klas 2 en hoger wordt aansluiting gezocht bij het programma Natuur, Leven en Techniek.
14
5 Leermiddelenbeleid 5.1.Inleiding Dit beleidsdocument is geschreven om voor onszelf vast te leggen op welke wijze wij ons onderwijs gaan ondersteunen met leermateriaal. Directe aanleiding is de introductie van de zogenaamde gratis schoolboeken. Het beperkte bedrag dat door de overheid in dit kader beschikbaar wordt gesteld maakt bezinning noodzakelijk op de samenstelling van het huidige ondersteuningsmateriaal, met name op de mate waarop het leerrendement kan worden verbeterd. Hierin lijkt een belangrijke rol te zijn weggelegd voor het gebruik van -al dan niet aanvullend- digitaal leermateriaal, in het bijzonder om maatwerk te kunnen bieden op basis van individuele feedback. Op het Aloysius College is al veel bruikbaar digitaal materiaal beschikbaar. Voorwaarde voor succesvolle implementatie is een hoogwaardige digitale infrastructuur. Deze is op het Aloysius College aanwezig. Ons leermiddelenbeleid is direct gerelateerd aan het onderwijskundig beleid zoals dat is vastgelegd in het schoolplan. De uitspraken die in het schoolplan worden gedaan over onze onderwijskundige visie, het personeelsbeleid, het financiële beleid en de kwaliteitszorg vormen de basis voor het leermiddelenbeleid. 5.2. Doel en functie van het leermiddelenbeleid Voor wat betreft ons leermiddelenbeleid zijn onze onderwijskundige principes leidraad. Gestreefd wordt naar de aanschaf c.q. het gebruik van hoogwaardig materiaal. De enige beperking hierin wordt gevormd door de financiële kaders. In dit verband wordt onder het begrip ‘leermiddelen’ verstaan 1. foliomateriaal: boeken, werkboeken, kopieën, door docenten vervaardigde katernen naslagwerken, bibliotheekboeken; 2. digitaal leermateriaal dat foliomateriaal ondersteunt: CD roms als geleverd bij foliomateriaal, een variatie aan internetsites, en digitaal materiaal dat foliomateriaal (deels) vervangt; 3. film- en fotomateriaal 4. werk- en demonstratiemateriaal zoals benodigd voor practica e.d. 5. werkmateriaal en software zoals benodigd voor tekenen, beeldende vorming, techniek, science etc 6. de elektronische leeromgeving; het Aloysius College gebruikt Fronter waartoe toegang wordt verkregen via de Haagse Onderwijs Portal. 7. (digitaal) toetsmateriaal 8. hardware (computers, smartboards, beamers) 5.3.Procedure totstandkoming en vaststelling Het leermiddelenbeleid wordt in concept voorgelegd aan het MTO en de teams, waarna het ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de MR en ter vaststelling aan het Bestuur. Implementatie wordt onmiddellijk hierna ter hand genomen. 15
5.4. Externe kaders De kaders van het leermiddelenbeleid worden bepaald door tenminste twee gegevens: 1. de landelijk vastgelegde vergoeding van € 316,- per leerling. 2. de noodzaak tot openbare aanbesteding. Hoewel scholen in feite vrij zijn in de vaststelling van het bedrag dat per leerling aan leermateriaal wordt uitgegeven, moet het bedrag van € 316,- voor het Aloysius College als een maximum bedrag worden gezien omdat de exploitatie een hogere uitgave niet toelaat. Voor wat betreft de openbare aanbestedingheeft het Aloysius College besloten hiertoe aan te sluiten bij hetgeen in Semper Movens verband is besloten, namelijk om voor de begeleiding van het aanbestedingstraject gebruik te maken van een ondersteunend bureau: Pro Mereor. 5.5. Toekomstige ontwikkelingen Nieuwe digitale mogelijkheden stellen ons in staat ons streven naar maatwerk verder vorm te geven en de behoefte aan verrijking, verdieping en remediering in het individuele leertraject digitaal zichtbaar te maken. Op het moment dat zich een knelpunt voordoet krijgt de leerling door het programma uitleg en oefenstof aangereikt. Hij kan verder met het leertraject zodra hij het bewuste onderdeel onder de knie heeft. De docent kan zich voor de begeleiding van de leerlingen richten op knelpunten die niet door het programma kunnen worden opgelost: hoe verfijnder het programma, hoe meer tijd de docent kan besteden aan de leerlingen die de begeleiding het hardst nodig hebben. Het Aloysius College spant zich in voor continue verbetering van de leeromgeving en van de digitale infrastructuur en doet al het mogelijk om het gebruik van leerrendement verhogend, kwalitatief hoogwaardig, leermateriaal te bevorderen. Het gaat daarbij om de ideale mix tussen digitaal materiaal en folio materiaal.
6. Aansluiting bij basisonderwijs en vervolgonderwijs 16
6. 1 po-vo Het Aloysius College heeft het voornemen de aansluiting met het primair onderwijs verder te verbeteren. In het zogenaamde bo-vo worden sinds enkele jaren alle leerlingen doorgesproken die vanuit het basisonderwijs doorstromen naar het Aloysius College. Ondanks deze vorm van trajectbegeleiding is de uitstroom vanuit de brugklassen hoog. Om deze reden worden de contacten met het basisonderwijs verder geïntensiveerd. Doel is uitwisseling van kennis en ervaring. Meer in het bijzonder is het streven dat de docenten van het AC in hun pedagogisch-didactische benadering aansluiten bij de gangbare praktijk in het basisonderwijs, maar vooral ook dat zij kennis nemen van de inhoud van de vakken waarvoor een gedegen basiskennis voorwaarde is voor succesvolle deelname aan het vo. In het schooljaar 2008-2009 richt de aandacht zich vooral op het wiskundeonderwijs. 6.2. vo-mbo Om de aansluiting met het beroepsonderwijs te verbeteren, neemt het AC deel aan het Haagse aansluitingsprogramma Spirit4you. Doel is kennis en vaardigheden die op de mavo worden aangeleerd beter af te stemmen op de eisen van het mbo. 6.3. vo-hbo Havo-leerlingen stromen in principe door naar het hbo. Om de leerlingen optimaal inzicht te geven in hun interesses en mogelijkheden, neemt het Aloysius College deel aan het programma haco (havisten competent naar het hbo). Door bedrijfsbezoeken, stages en de lessen van gastsprekers uit allerlei maatschappelijke sectoren wordt een toekomstperspectief geschetst, Ook de studievaardigheden die een voorwaarde vormen voor succesvolle deelname aan het hbo onderwijs krijgen veel aandacht, Om de voorlichting over het hbo te verbeteren heeft de decaan van het AC voorafgaande aan het schooljaar 2008-2009 een leerlinggerichte website ontwikkeld die de leerling in alle opzichten bij de hand neemt bij het verkennen van de mogelijkheden. Daarnaast zijn er samenwerkingsovereenkomsten met o.m. de Haagse Hogeschool zodat leerlingen o.a. kunnen proefstuderen. 6.4. vo-wo In de bovenbouw van het vwo krijgen de leerlingen naast de mogelijkheid tot proefstuderen, gelegenheid tot het volgen van colleges en masterclasses, Vanaf 2008-2009 bestaat bovendien voor een beperkte, zeer getalenteerde groep leerlingen de mogelijkheid tot wetenschapsorientatie: zij worden bij het maken van hun profielwerkstuk begeleid door een universitaire docent.
17
7 Leerlingbegeleiding en zorg 7.1. Inleiding Vanaf schooljaar 2008 – 2009 start het AC met het verbreden van de zorgstructuur. Met het verbreden van de zorgstructuur hoopt het AC meer leerlingen binnen boord te houden en leerlingen in de juiste leerweg te krijgen. Het is de bedoeling dat ieder onderwijsteam op termijn een intern begeleider krijgt. De mavo beschikte al enkele jaren over een dergelijke functionaris. Met ingang van het schooljaar 2008-2009 is er ook één toegewezen aan de havo. Wij onderscheiden vijf zorgniveaus. Wanneer men leerlingen indeelt in zorgniveaus houdt dit in dat de school de leerlingen continu volgt en dat er meerdere personen zijn betrokken bij het volgen van de leerling. Spin in het web blijft de mentor van de leerling. 7.2. Waarom zorg? 1. Het zorgsysteem hoort bij onze missie en visie. 2. Er ligt een wettelijke verplichting. 3. De leerlingpopulatie is de laatste jaren veranderd. De zorgstructuur moet mee veranderen. 4. Het creëren van een intern zorgteam draagt bij aan de verdere professionalisering van het AC. 5. Het zorgsysteem hoort in ons scenario van de Excellente school: deze school bewaakt haar kwaliteit continu en streeft naar verbetering. Het AC is voornemens in de toekomst met de volgende ontwikkelgebieden aan de slag te gaan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Aandacht voor realistische plaatsing in klas 1 Een meer zorgvuldige determinatie in jaar één. Een systeem ontwikkelen voor een einddeterminatie aan het eind van jaar 2. Aandacht voor diagnostischer cijferen, zeker in klas 3. Zorgvuldiger toewijzen van de profielkeuzen door betere advisering. De aansluiting onderbouw-bovenbouw verbeteren. Opzetten degelijke mavo – havo leerlijn waarbij 80 % slaagt. Onderpresteren: afstroom en uitstroom worden beperkt met als eerste fase het terugdringen hiervan tot het landelijk gemiddelde. 9. Hoogbegaafdheid. 10. Faalangst. 11. Absenteïsme/verzuim/motivatie. 7.3. De Zorgniveaus 7.3.1. Zorgniveau 1: Algemene zorg in de groep In dit zorgniveau gaat het om goed onderwijs voor alle leerlingen: onderwijs dat inspeelt op de onderwijsbehoeften van leerlingen, onderwijs waarbinnen zoveel mogelijk leerlingen een zo goed mogelijk resultaat behalen. Onderwijs waarin leerlingen verbredend en verdiepend op materie ingaan. In deze setting gaat de docent op professionele wijze om met verschillen in kennis, vaardigheden, gedrag en onderwijsbehoeften. Zijn tools zijn differentiatie, een scala aan werkvormen, etc. Op dit niveau wordt de zorg verstrekt door de docent. 18
De docent is professioneel genoeg om zelfstandig beslissingen te nemen over de algemene zorg voor zijn/haar leerlingen. Op dit zorgniveau zijn de vakdocent, de leerling, de mentor en de ouders de belangrijkste spelers. Registratie van het onderwijsproces (variërend van absentiecontrole tot leerstijl van de leerling) is hierin cruciaal. De decaan speelt op dit niveau een vitale rol als het gaat om de doorstroom naar het vervolgonderwijs. 7.3.2. Zorgniveau 2: Extra zorg in de groep In dit zorgniveau gaat het om de extra zorg die aan het kind wordt gegeven. Een leerling in zorgniveau 2 is bijvoorbeeld aan het onderpresteren: staat op zittenblijven of op zakken of valt gedragsmatig buiten de boot. Zorgniveau 2 is kortdurende zorg. Het is de mentor die dit proces volgt en begeleidt. De mentor wordt hierin bijgestaan door de intern begeleider. Het kan gaan om individuele hulp bij één of meer vakken, of begeleiding van gedrag, motoriek of een combinatie van deze aandachtsvelden. De mentor zoekt in samenwerking met de intern begeleider naar mogelijkheden om de lichte achterstand(en) / problemen van deze leerlingen aan te pakken. Op dit niveau zijn de spelers: de leerling, de mentor, de intern begeleider, het docententeam en de ouders. 7.3.3. Zorgniveau 3: Zorg na intern onderzoek Een leerling in dit zorgniveau wordt door de intern begeleider onderzocht en/of geobserveerd. Er wordt daarna een handelingsplan opgesteld waarin wordt beschreven wat het probleem is, wat eraan gedaan kan worden, wie het plan uitvoert en wanneer gekeken wordt of het plan effect sorteert. De intern begeleider geeft advies aan de docenten. In dit niveau wordt een tweedeling aangebracht: A.Kortdurende speciale zorg Hier wordt gebruik gemaakt van de op school aanwezige pedagogische en didactische mogelijkheden, zodat de leerling binnen de in het handelingsplan gestelde tijd zijn/haar leerlijn weer kan volgen. Denk aan het bespreken van leerstrategieën met de leerling. B.Langdurige speciale zorg Omdat via de reguliere methodiek de doelen niet bereikt worden, is er een op het probleem gerichte begeleidingsstrategie noodzakelijk. Hier zullen externen een rol spelen. De belangrijkste spelers zijn: leerling, mentor. ouders, intern begeleider en ZAT.
19
7.3.4. Zorgniveau 4: Zorg na extern onderzoek Indien intern onderzoek vragen oproept, die niet door ons zorgteam beantwoord kunnen worden, kan de hulp van externe instanties ingeroepen worden bij het diagnosticeren. Het externe onderzoek vindt plaats op basis van een nauwkeurig omschreven onderzoeksvraag. Dit onderzoek kan pas geschieden na een schriftelijke toestemming voor zo’n onderzoek door de ouders/verzorgers. Naar aanleiding van de bevindingen wordt een plan opgesteld door de externe organisatie met de intern begeleider. Besluitvorming vindt plaats door intern begeleider en teamleider in overleg met de mentor. De rol van de ouders bestaat voornamelijk uit het verlenen van toestemming voor het onderzoek en het meewerken aan het handelingsplan indien nodig. De belangrijkste spelers zijn, de leerling, de teamleider, de mentor, de ouders, de intern begeleider en de zorgcoördinator. 7.3.5. Zorgniveau 5: de verwijzing Een leerling die niet langer hanteerbaar is op school omdat deze aandacht moet krijgen op een ander niveau of door een andere didactische aanpak kan een verwijzing krijgen naar een andere school/schoolsoort. Tevens is er de mogelijkheid van een (korte) verwijzing naar een instantie buiten de school zoals Time Out, Rebound, Knooppunt. 7.3.6. Aspecten van zorg De zorg op het Aloysius College richt zich op de volgende gebieden: A. Onderwijskundig gebied: (Motorische) remedial teaching Studievaardigheden Orthopedagogische begeleiding (bijv. dyslexie) Psychologie Beperken van uitstroom en afstroom Determinatie Hoogbegaafden beleid Doorstroom naar het vervolgonderwijs (decanaat) B.
Sociaal emotioneel / sociaal maatschappelijk Sociale vaardigheidstraining Faalangstreductie training Begeleiding door leerlingbegeleiders en/of vertrouwenspersonen, Begeleiding door een psycholoog Begeleiding door schoolmaatschappelijk werk, schoolarts, orthopedagoog, Bureau Leerplicht, Bureau Jeugdzorg, etc.
20
8. Identiteit De pijlers van de identiteit van het Aloysius College zijn respect en zorg voor elkaar. Het Aloysius College ontleent zijn identiteit aan de joods-christelijke traditie waaruit de school voortkomt. Dat neemt niet weg dat de maatschappelijke ontwikkelingen, met name de effecten van de multiculturele samenleving, gevolgen hebben voor de cultuur binnen de school en daarmee voor wijze waarop het AC uiting geeft aan zijn identiteit. Het Aloysius College is geleidelijk aan het veranderen van een school voor voornamelijk blanke leerlingen met een katholieke achtergrond in een school die onderwijs biedt aan leerlingen met een grote etnische verscheidenheid, die hetzij afkomstig zijn uit een mengcultuur van Europese en niet-Europese origine, hetzij uit een volstrekt andere cultuur. Het Aloysius College geeft in zijn visie aan dat de school gericht is op maximale ontplooiing van het individu en recht wil doen aan verschillen en heeft dit in de missie vastgelegd. Voor al onze leerlingen geldt dat het Aloysius College hen wil begeleiden in hun groei naar zelfstandigheid in een samenleving die gebaseerd is op respect en zorg voor elkaar. Het Aloysius College wil dit bereiken door veel aandacht te besteden aan de plaats en de verantwoordelijkheid van het individu in de gemeenschap. Hiertoe kunnen godsdienstige uitingsvormen een belangrijk hulpmiddel zijn. Gezien de traditie van het Aloysius College hebben deze godsdienstige uitingsvormen een relatie met de joods-christelijke traditie. Het Aloysius College blijft deze traditie beschouwen als de basis voor vieringen en bijeenkomsten met een religieus karakter, zoals Kerst- en Paasvieringen. Daarnaast zal het Aloysius College, vanuit zijn visie en missie, ook ruimte geven aan godsdienstige vieringen met een niet-christelijk karakter voor zover deze gerelateerd zijn aan de lessen levensbeschouwing.
21
9 Integraal personeelsbeleid 9.1.Inleiding De basis voor het formuleren en uitvoeren van het personeelsbeleid op het Aloysius College wordt gevormd door missie en visie. Wij prijzen ons gelukkig met onze betrokken medewerkers. Zij hebben hart voor onze leerlingen en voor het onderwijs. Ons personeelsbeleid is erop gericht al het mogelijke te doen om de betrokkenheid van onze medewerkers in stand te houden en zo mogelijk te vergroten en gelijkwaardige medewerkers aan te trekken. De technologische en maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving stellen grote eisen aan onderwijsinstellingen. Van de medewerkers wordt verwacht dat zij voldoende flexibel zijn om adequaat en gemotiveerd in te spelen op de veranderingen die zich vooral ook op het gebied van onderwijs voltrekken. Voor elke onderwijsinhoudelijke verandering geldt dat de kans van slagen valt of staat met de mate van draagvlak binnen de school en de competentie en draagkracht van de individuele medewerkers. De medewerkers moeten zich tenminste kunnen herkennen in de doelstellingen van het onderwijs en de wijze waarop de school die doelstellingen beoogt te realiseren. Uitgangspunt voor het personeelsbeleid op het Aloysius College is het besef dat het potentieel van de medewerkers en de ontwikkeling hiervan de basis vormen van de kwaliteit van het onderwijs. Dit sluit aan bij de visie van het Aloysius College: het Aloysius College is gericht op maximale ontplooiing van het individu. Daarnaast wordt het Aloysius College gekenmerkt door het streven om maatwerk te bieden en zo recht te doen aan de verschillen tussen mensen. Het Aloysius College beschouwt het als de verantwoordelijkheid van de schoolleiding om omstandigheden te scheppen waarin de medewerkers optimaal kunnen functioneren, zowel in hun eigen belang als in het belang van de schoolorganisatie. Het Aloysius College houdt in het personeelsbeleid rekening met de leeftijdsfase waarin de individuele medewerker verkeert. Dit vanuit het besef dat het onderwijsproces en de flankerende voorwaarden bepaald worden door de motivatie van de medewerkers. Het Aloysius College is zich er echter van bewust dat verschuivingen in taken een onbalans te weeg kunnen brengen in de organisatie. Taakverlichting van de ene medewerker mag niet leiden tot taakverzwaring voor een ander. De zorg voor de individuele ontwikkeling van personeelsleden vindt zijn weerslag in het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) van de personeelsleden. Uitgangspunt is ‘open-deurmanagement’. Dit houdt in dat de beschikbaarheid van de directie voor het personeel zo groot mogelijk is en dat de directie actief is in het benaderen van de personeelsleden. Uiteraard wordt tevens een appèl gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de medewerkers. In het kader van de wet BIO zal de komende jaren het accent liggen op de competentieontwikkeling van onze medewerkers. Om kwalitatief goed personeel te verkrijgen en de kwaliteit van het zittende personeel op peil te houden en zo nodig te verbeteren beschikt het AC over een aantal beleidsinstrumenten: 9.2. Werving en selectie Werving en selectie van personeel zijn erop gericht medewerkers aan te nemen die de ambitie te hebben hun kwaliteiten te ontwikkelen in de richting waarin zij zijn opgeleid. 22
Voor een onderwijsgevende betekent dit een loopbaanontwikkeling die is gericht op het bereiken van de maximale ontplooiing als docent. Ook voor onderwijs ondersteunend personeel geldt dat bij werving en selectie de bereidheid tot professionalisering in het specifieke vakgebied een belangrijk criterium is. Naast de gerichtheid op het specifieke beroep wordt speciaal aandacht besteed aan het volgende: flexibiliteit; bereidheid tot deelname aan het onderwijs gerelateerde buitenlesactiviteiten; bereidheid tot het onderschrijven, c.q. respecteren van de identiteit van de school; mate van inpasbaarheid in het team. 9.3. Het verbeteren van de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden Hoewel de basis van de primaire arbeidsvoorwaarden wordt gevormd door hetgeen in de CAO -en in het convenant leerkracht vo- is vastgelegd en de kaders van het beleid op het gebied van de primaire arbeidsvoorwaarden in hoge mate worden bepaald door het budget dat door het Bevoegd Gezag voor dit doel wordt vastgesteld (waarbij de vergoedingen van het ministerie leidraad zijn), streeft het AC naar een rechtvaardig beloningssysteem op basis van functievereisten en competenties die zijn afgeleid van de doelstellingen van de school. Voor wat betreft de secundaire arbeidsvoorwaarden geldt als uitgangspunt dat de regelgeving ruimhartig wordt toegepast, zodat optimaal gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden de medewerkers te faciliteren, bijvoorbeeld met betrekking tot verlof. 9.4. Competentiemanagement en loopbaanbegeleiding Competentiemanagement wordt beschouwd als een instrument om een verbinding te leggen tussen de doelen van de schoolorganisatie en de ontwikkelingsdoelen van het personeel. Het is een instrument om het individuele personeelslid te stimuleren zijn eigen vaardigheden te ontwikkelen. Om de ontwikkeldoelen van het individu te kunnen toespitsen op de ontwikkeldoelen van de school zijn de competenties in kaart gebracht waaraan het Aloysius College behoefte heeft. De directie van het AC heeft in overleg met de Medezeggenschapsraad een systematiek ontwikkeld van structurele loopbaanbegeleiding waarin zelfanalyse gekoppeld is aan functioneringsgespekken, beoordelingsgesprekken en gesprekken in het kader van het Persoonlijk Ontwikkelplan (POP). In dit kader wordt de mogelijkheid tot bij- en nascholing geboden. Afhankelijk van de omstandigheden is deze scholing gericht op verbeteren van het functioneren of op loopbaanontwikkeling. Voor het scholingsbeleid zie elders in dit schoolplan. 9.5. Leeftijdsbewust personeelsbeleid Het Aloysius College kiest ervoor tegemoet te komen aan de specifieke wensen en behoeften die gerelateerd zijn aan de leeftijdsfase waarin een personeelslid zich bevindt. Uitgangspunt voor de spreiding van de weektaak is de CAO vo waarin de inzet over de week gekoppeld is aan de betrekkingsomvang. Met de aangegeven kaders wordt echter flexibel omgegaan. Hierbij is leidraad dat bij alle medewerkers rekening wordt gehouden met de balans tussen werk en privé. De dialoog tussen medewerker en leidinggevende is hierin van groot belang. Voor alle categorieën personeelsleden geldt dat uitroostering ten behoeve van scholing die in het belang is van de school altijd plaatsvindt. Als er sprake is van scholing die leidt tot een 23
onderwijsbevoegdheid of een hogere bevoegdheid wordt gestreefd naar één volledige dag uitroostering per week. 9.6. Het verbeteren van de arbeidsomstandigheden De directie van het Aloysius College is ervan overtuigd dat het welbevinden van de medewerkers mede wordt bepaald door de facilitaire omgeving. Om het welbevinden van de medewerkers te bevorderen en daarmee bij te dragen aan hun motivatie tot het leveren van een optimale inspanning is het beleid gericht op het realiseren van de volgende doelstellingen: Het op peil houden en, waar nodig, verbeteren van de omstandigheden op het gebied van sport en gezondheid die bijdragen aan het optimaal functioneren van de medewerkers. Er is dagelijks vers fruit, melk en karnemelk en alle medewerkers kunnen buiten schooltijd gebruik maken van de aan de school gekoppelde fitnessaccommodatie. Het aanbieden van gratis sport- en yogalessen; De continue verbetering van de facilitaire omgeving; Continue aandacht voor de interne communicatie en het hanteren van de afgesproken procedures; Het voeren van een zorgvuldig taakbeleid (zie elders in dit schoolplan). 9.7. Mobiliteit In het kader van de loopbaanbegeleiding van individuele medewerkers zullen verticale en horizontale mobiliteit worden gestimuleerd, met name wanneer medewerkers hieraan een behoefte hebben kenbaar gemaakt. Mogelijke vormen waarin mobiliteit kan worden gestimuleerd zijn detachering en verlof voor een oriënterende stage, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven of kortdurende detachering naar het buitenland. Daarnaast kan in Semper Movens* verband uitwisseling met andere scholen plaatsvinden. * Semper Movens is een vereniging van 12 scholen waarin gestreefd wordt naar gezamenlijk personeelsbeleid.
9.8. Begeleiding beginnende medewerkers en stagiairs Om beginnende collega’s optimaal te begeleiden kent het Aloysius College een structuur waarbij begeleiding plaatsvindt door een tweetal, gefaciliteerde, coaches, één van binnen de sectie en één van daarbuiten. Het ligt in de bedoeling de professionalisering van (vak)coaches in het najaar van 2008 opnieuw ter hand te nemen. LIO’s en DIO’s kennen naast een coach van binnen de sectie begeleiding door een speciaal opgeleide BOS (begeleider op School). Het AC is voornemens een tweede BOS op te leiden. Van elke sectie wordt verwacht dat hij gedurende het schooljaar tenminste één stagiair opneemt voor tenminste twintig weken. Stagebegeleiding wordt gehonoreerd met een in Semper Movens verband overeengekomen bedrag per stagiair.
24
10 Formatiebeleid 10.1 Inleiding Bij het formuleren van het formatiebeleid is het Aloysius College enerzijds gebonden aan de bepalingen in de vigerende CAO, anderzijds aan de financiële ruimte binnen de begroting. Deze ruimte is afhankelijk van de financiering door de overheid en de keuzes die het Bevoegd Gezag maakt met betrekking tot de verdeling van de beschikbare middelen over de posten ‘personeel’ en ‘materieel’. Voor alle medewerkers is de normjaartaak van 1659 klokuren uitgangspunt. Voor het OOP betekent dit dat, bij een volledige betrekkingsomvang 1659 klokuren arbeid moet worden verricht. Voor het OP wordt, conform de CAO, op de jaartaak van 1659 uur een korting toegepast van 10% voor deskundigheidsbevordering. Het taakbeleid voor OP en directie van het Aloysius College gaat in principe uit van de volledige besteding van het aantal klokuren dat op jaarbasis gewerkt dient te worden. Alle leden van het OP ontvangen daartoe bij aanvang van het schooljaar een zogenaamd rekenblad waarop een overzicht wordt gegeven van het aantal te werken klokuren in relatie tot de betrekkingsomvang en het soort taken waarvoor de bewuste medewerker wordt ingezet. Om organisatorische redenen wordt daarbij een bandbreedte van 0,5% aangehouden d.w.z. dat er in individuele gevallen sprake kan zijn van een afwijking van een negatief dan wel een positief saldo van 0,5% van de netto normjaartaak (d.w.z. de normjaartaak na aftrek van 10% deskundigheidsbevordering, bapo e.d.). 10.2. Streefformatie 10.2.1 Streefformatie directie Het ligt vooralsnog in de bedoeling in de toekomst de directieformatie te stellen op 2 fte. Gezien de taakverzwaring die samenhangt met de onderwijsvernieuwingen, de nieuwe inzichten met betrekking tot personeelsbeleid en de noodzaak tot economisch verantwoorde bedrijfsvoering zullen zo weinig mogelijk lessen door de directie worden gegeven. In het najaar van 2008 vindt een herbezinning plaats op de organisatiestructuur. De uitkomst daarvan kan leiden tot een grotere directieformatie dan 2 fte. 10.2.2 Streefformatie OP In het kader van de introductie van FUWA VO in augustus 2005 heeft het AC ervoor gekozen de afdelingsleiders (teamleiders) te benoemen in een LD functie. Docenten die tot dan toe gehonoreerd werden in een 12 functie kregen een C functie toegekend. In de afgelopen jaren heeft het AC een gericht beleid gevoerd in het toewijzen van LC functies. Het gevolg hiervan is, dat het AC een afwijkend functieprofiel heeft ten opzichte van het landelijk gemiddelde.
schooljaar:
ALOYSIUS COLLEGE 05 / 06 06 / 07 07 / 08
08 / 09
25
LD functies LC functies LB functies
6.4 39.7 53.9
6.6 43.4 50.0
9.5 43.2 47.3
9.0 43.6 47.4
Verdere formatieve ontwikkelingen zullen aansluiten bij de functiemix die wordt genoemd in het convenant leerkracht vo en de uikomsten van de herijking van FUWA vo. 10.2.3 Streefformatie OOP Het AC geeft (exclusief de herbezetting van de Bapo) meer uit aan OOP dan waarvoor het op basis van de personele vergoeding door het ministerie in aanmerking komt. In het verleden is bewust de keuze gemaakt voor vast schoonmaakpersoneel in plaats van het uitbesteden van de werkzaamheden aan een schoonmaakbedrijf. Dit betekent dat een aanzienlijk bedrag van de materiële vergoeding wordt aangewend voor de bekostiging van schoonmaakpersoneel. Het eigen personeel combineert het schoonmaken met het toezicht houden in het gebouw, hetgeen gezien de specifieke kenmerken van het gebouw (omvang en onoverzichtelijkheid) wenselijk wordt geacht. De directie ziet geen aanleiding om van dit standpunt af te wijken. Uitgangspunt is dat de huidige capaciteit in stand wordt gehouden.
26
11 Taakbeleid 11.1 Inleiding Het taakbeleid op het Aloysius College wordt beschouwd als een instrument voor het voeren van zorgvuldig personeelsbeleid. Een zorgvuldig taakbeleid past in het streven een balans te vinden tussen de belangen van de individuele medewerker en de belangen van de school als een organisatie waarin een groot aantal taken moet worden uitgevoerd, zowel in het kader van het primaire proces -het onderwijs- als in het kader van de flankerende activiteiten. Bij de uitvoering van het taakbeleid dient met een complex van factoren rekening te worden gehouden. Centraal staan: een rechtvaardige verdeling van de taken over de medewerkers die er, op grond van hun aanstelling, voor in aanmerking komen; respect voor de individuele belastbaarheid van de medewerkers; recht doen aan verschillen tussen medewerkers, door individuele keuzes te respecteren; vormgeven aan onze visie op onderwijs waarin naast het primaire proces, ook zorg (begeleiding) en fysieke en mentale vorming centraal staan; kostenbeheersing: de lesgevende en niet-lesgevende taken op het Aloysius College dienen te worden uitgevoerd binnen het budget dat het Bevoegd Gezag ervoor beschikbaar stelt en dat gerelateerd is aan de door O,CW, de gemeente en andere subsidieverstrekkers beschikbaar gestelde vergoedingen. 11.2.Uitgangspunten Uitgangspunt is dat we ons houden aan hetgeen is vastgesteld in de CAO vo. Het totale volume aan taakruimte dat beschikbaar is voor OP werkzaamheden wordt bepaald door het totaal aantal beschikbare fte’s voor enig schooljaar te vermenigvuldigen met de jaartaak van 1659 klokuren onder aftrek van 10% deskundigheidsbevordering en eventueel bapo, ouderschapsverlof e.d. Het totaal aantal klokuren per individuele docent is samengesteld uit een combinatie van lesgevende en niet lesgevende taken. Voor het OOP is de normjaartaak eveneens leidend, zij het dat deze veelal aan één specifiek takenpakket is gekoppeld. 11.3 Lessentaak Het aantal ‘lesweken’ d.w.z. weken waarin lessen worden gegeven wordt vastgesteld op 37 weken. Dit getal is gebaseerd op het gemiddeld aantal lesdagen, inclusief een AC week of -dagen en inclusief proefwerkweken. 11.4 Voorbereiding en nazorg Voor voorbereiding en nazorg worden 35 minuten per lesuur aangehouden. 11.5 Vaste voet Voor alle docenten geldt een vaste voet. De vaste voet is opgebouwd uit een deel dat onafhankelijk en een deel dat afhankelijk is van de betrekkingsomvang. Het onafhankelijke deel stellen wij op 50 klokuren (algemene personeelsvergaderingen, studiemiddagen op de dinsdagmiddag, pauzesurveillance, deelname open dagen en voorlichtingsavonden nieuwe leerlingen). Het afhankelijke deel is afhankelijk van het aantal 27
lesuren en is bij een volledige betrekkingsomvang van 25 lesuren, 22 klokuren (contacten met ouders inclusief tafeltjesavonden, rapportvergaderingen buiten lestijd). Aan de 25 klokuren voor de dinsdagmiddagvergaderingen worden 25 klokuren toegevoegd van de door de school op te dragen deskundigheidsbevordering*. In de normjaartaak is 10% bestemd voor deskundigheidsbevordering, waarvan 50% (= 83 klokuren bij een volledige betrekkingsomvang) door de school kan worden opgedragen indien dit in het nascholingsplan is vastgelegd. De dinsdagmiddagvergaderingen worden voor de helft van het door de school op te dragen aantal klokuren beschouwd als schoolgebonden deskundigheidsbevordering. Wanneer de betrekkingsomvang zodanig is (minder dan 0,5) dat 50% minder is dan 25 klokuren, vindt compensatie op het rekenblad plaats. Een volledige betrekking waarbij 25 lesuren gegeven worden, levert een vaste voet van (50 + 25/25 x 22 =) 72 klokuren. Een aanstelling voor 8 lesuren levert een vaste voet van (50 + 8/25 x 22 =) 57 klokuren. In de vaste voet zijn opgenomen: algemene personeelsvergaderingen (4 klokuren) pauzesurveillance (15 klokuren) deelname open dagen en voorlichtingsavonden nieuwe leerlingen (6 klokuren) contacten met ouders van leerlingen, incl. tafeltjesavonden (12 klokuren) rapportvergaderingen (buiten lestijd) (10 klokuren) dinsdagmiddagvergaderingen (25 klokuren) Deelname aan deze activiteiten is voor docenten verplicht, behoudens afspraken met de directie. 11.6. Samenvatting Totale beschikbare taakruimte:
- aantal beschikbare fte’s x 1659 klokuren
Af ivm bapo,
- aantal uren afhankelijk van leeftijd en betrekkingsomvang
Af 10% deskundigheidsbevordering - 10% van de jaartaak Af ivm detachering e.d. - volgens afspraak Af ivm ouderschapsverlof - overeen te komen met de directie (maximaal 410 klokuren per kind onder acht jaar) Af i.v.m. lessentaak Af i.v.m. voorbereiding en nazorg Af verbruik vaste voet Af verbruik speciale taken Af verbruik overige taken Saldo
- lesaantal jaarbasis x 37 schoolweken x 5/6 - lesaantal jaarbasis x 37 schoolweken x 35
Iedere docent is zelf verantwoordelijk voor eventuele overschrijding van zijn jaartaak. Alleen indien hierover vooraf afspraken met de directie zijn gemaakt, kan eventuele verrekening plaatsvinden. Afgesproken is dat zonder wijzigingen van het takenpakket, de rekenbladen na 1 oktober niet meer aangepast kunnen worden, tenzij de directie hiervoor nadrukkelijk toestemming geeft. 28
29
12 Scholingsbeleidsplan 12.1 Inleiding Voor elke organisatie die de ontwikkelingen in de samenleving wil volgen of erop wil anticiperen, is continue scholing noodzakelijk. Voor een school geldt dat de leerlingen uitsluitend adequaat kunnen worden voorbereid op deelname aan de samenleving als zij daarin doeltreffend begeleid worden tijdens het leer- en vormingsproces. Gezien de veranderingen in de samenleving zullen voortdurend bijstellingen moeten plaatsvinden in het onderwijsprogramma en de gehanteerde methodes. Het scholingsbeleidsplan zal met deze gegevens rekening moeten houden. Daarnaast moet in het scholingsbeleidsplan duidelijk worden op welke wijze aandacht geschonken wordt aan de visie en missie van de school, met name voor wat betreft de zorg voor de medewerkers. De kaders van de scholing wordt gevormd door hoofdstuk 10 van de CAO-VO, de door de wetgever genoemde uren binnen de jaartaak bestemd voor nascholing, het scholingsreglement en het beschikbare budget. 12.2 De noodzaak van scholing Zoals in de inleiding reeds vermeld, vergt de steeds veranderende samenleving steeds andere onderwijsprogramma’s en onderwijsmethodes. Niet in de laatste plaats wordt dit versterkt door het zeer regelmatig aanpassen van de programma’s door de overheid. Ondanks het feit dat het merendeel van de medewerkers van het Aloysius College goed geschoold en toegerust is voor de uit te oefenen functie, vragen maatschappij en organisatie een voortdurend op peil houden en verder ontwikkelen van kennis. Van docenten en onderwijs ondersteunend personeel wordt een vorm van kennisoverdracht verwacht die aansluit bij het niveau van de individuele leerling. Naast kennisoverdrager zullen zij zich ook moeten ontwikkelen tot begeleider bij het verwerven van kennis. Van de medewerkers van de ondersteunende diensten wordt een andere manier van serviceverlening verwacht. Ook zal door de verdergaande automatisering de behoefte aan scholing toenemen. Door de overheid worden strenge(re) eisen gesteld wat betreft milieu- en arbobeleid. De school dient over voldoende medewerkers te beschikken die voldoende toegerust zijn om aan deze eisen te kunnen voldoen. Van de schoolleiding en van het middenmanagement wordt in toenemende mate verwacht dat zij effectief leiding geven aan de school. De steeds grotere autonomie voor de school vereist specialistische kennis en andere vaardigheden. Door de afname van het personeelsaanbod, zeker voor bepaalde vakken, kan scholing ervoor zorgen dat medewerkers in vaste dienst breder inzetbaar worden. Dit kan mede betekenen dat eventueel dreigend ontslag voorkomen kan worden. Scholing kan ervoor zorgen dat mensen in de laatste fase van hun arbeidzaam leven, vitaal een bijdrage aan de organisatie leveren. Aangezien er tegenwoordig andere eisen aan het onderwijs worden gesteld dan vroeger, worden met name voor de beginnende docent vaardigheden verwacht die in de - veelal nog traditionele- opleiding onvoldoende aan bod zijn gekomen. Het zittende personeel zal meer deskundigheden, en dus scholing, moeten hebben om deze docenten te begeleiden. Door scholing kan gezorgd worden dat het personeel kan inspelen op culturele verschillen en onderscheid dat voorkomt uit sekse en etniciteit.
30
12.3 Doelstelling scholingsbeleid Het doel van het scholingsbeleid is enerzijds ervoor te zorgen dat de doelstellingen van ons onderwijs, zoals verwoord in de missie van de school, bereikt worden en anderzijds dat de medewerkers met plezier in de organisatie werkzaam zijn. Om zowel het een als het ander te realiseren dienen de competenties waaraan de school behoefte heeft - en die worden afgeleid van de doelstellingen- continu bijgesteld moeten worden. Aan het competentieprofiel dat hieruit ontstaat zullen de competenties van de individuele medewerker worden afgemeten. Waar competenties ontbreken of kunnen worden verbeterd zal een scholingstraject worden aangeboden. Hierbij zal de balans tussen het welbevinden van het individu en de belangen van de school zorgvuldig in de gaten worden gehouden. 12.4 Het scholingsplan De directie van het Aloysius College stelt een meerjarenscholingsplan op. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. Het scholingsplan ondersteunt de beleidsvoornemens zoals onder andere verwoord in het personeelsbeleidsplan. 2 Op basis van het meerjarenscholingsplan worden het scholingsjaarplan en het noodzakelijke scholingsbudget vastgesteld. 3 Medewerkers worden gestimuleerd gebruik te maken van scholing waarvoor in het kader van het convenant leerkracht gelden beschikbaar zijn gesteld door het ministerie van OCW. 4 In het scholingsplan wordt rekening gehouden met geformuleerd beleid op de verschillende beleidsterreinen: onderwijs, personeel, financieel en materieel beheer, en kwaliteitszorg. 12.5 De deelname aan scholing Als door de medewerker of de schoolleiding een behoefte aan scholing wordt gesignaleerd, vindt overleg plaats. Vervolgens worden afspraken gemaakt. De medewerker is vervolgens verplicht aan de afgesproken scholing deel te nemen. Als de medewerker van deelname aan de scholing afziet, nadat de school de kosten ervoor betaald heeft, worden de scholingskosten teruggevorderd. Voor zover de scholingsvraag niet van de medewerker zelf afkomstig is, wordt gesproken over de noodzaak van scholing. Vervolgens worden afspraken gemaakt. De medewerker is in principe verplicht deel te nemen aan de afgesproken scholing. De voorwaarden van scholing zijn verwoord in het scholingsreglement.
12.6 Het scholingsreglement 12.6.1.Definitie en mogelijkheden Onder scholing verstaan we alle geplande opleidingsactiviteiten, die gericht zijn op de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de individuele medewerker en op de behoeften van het onderwijssysteem, waarin hij functioneert. Onder professionalisering verstaan we alle geplande scholingsactiviteiten. 12.6.2.Uitgangspunten 31
Gezien vanuit het bestuur en de schoolleiding: Bestuur en schoolleiding zijn verantwoordelijk voor de scholing. Zij dragen zorg voor een beleid met betrekking tot scholing. Vanuit hun verantwoordelijkheid zullen bestuur en schoolleiding initiërend en stimulerend optreden m.b.t. scholing. De schoolleiding streeft er naar het personeel zo volledig mogelijk op de hoogte te houden van het cursusaanbod. De schoolleiding streeft ernaar lesuitval zoveel mogelijk te beperken. Indien mogelijk en zinvol worden er lesvervangende activiteiten aangeboden. De schoolleiding streeft ernaar de werkgelegenheid in stand te houden mede door scholing. De schoolleiding kan meewerken aan scholing gericht op outplacement. Gezien vanuit de medewerker. Iedere medewerker draagt een verantwoordelijkheid ten aanzien van de eigen scholing. De veranderende leerling, de voortdurend veranderende leerstof (gelet op de eisen vanuit de maatschappij en de overheid), de veranderende methodiek, didactiek en de veranderende leraar, vragen dat alle medewerkers - in het belang van de leerling en hun eigen belang - beschikken over de noodzakelijke kennis en vaardigheden om hun onderwijs op zo hoog mogelijk niveau te verzorgen. "Bijblijven" hoort tot de taak van de leraar. Scholing kan voor medewerkers van belang zijn in verband met de beoordeling, zoals genoemd in de CAO VO artikel 10.4. 12.7. Initiatieven tot (na)scholing Nascholing vindt plaats op eigen verzoek, op verzoek/in opdracht van de schoolleiding of, in het geval van de schoolleiding, op verzoek van het bestuur. Een opdracht tot scholing kan gekoppeld zijn aan de aanstelling in een specifieke functie. Het niet uitvoeren van een dergelijke opdracht kan rechtspositionele consequenties hebben zoals ontheffing van een bepaalde taak of functie of het onthouden van een periodieke verhoging. 12.8. Gronden voor nascholing Nascholing kan plaatsvinden: 1.In het belang van de school; 2.In uitsluitend persoonlijk belang; 3.In het belang van een vaksectie; 4.In combinatie van 1, 2 en 3 12.9. (Na)scholingsbudget Het scholingsbudget wordt bij het opstellen van de totale begroting vastgesteld in de maand november van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de begrote scholingsactiviteiten zullen plaatsvinden. 12.10. Vaststelling nascholingactiviteiten Tenminste eenmaal per jaar wordt vastgesteld welke activiteiten er ontplooid zouden moeten worden. Hierbij worden de volgende stappen genomen: 32
1 2 3 4 5 6
Ieder jaar in april stelt de schoolleiding vast wat zij aan scholing nodig acht. Tevens wordt hierbij een prioritering aangegeven. Uiterlijk in mei geeft iedere medewerker aan welke scholing hij/zij behoefte heeft. Indien de aanvraag tot scholing niet overeenstemt met de door de secties aangegeven behoeften of niet past binnen de door de schoolleiding genoemde thema's beoordeelt de schoolleiding deze aanvraag individueel. Door de schoolleiding wordt in overleg met de roostermaker bepaald wat er werkelijk aan scholing gehonoreerd kan worden. In alle gevallen wordt door het verantwoordelijk directielid aan de betrokken medewerker een toelichting gegeven van het genomen besluit. Met de personeelsleden, die deelnemen aan vormen van scholing worden afspraken gemaakt over de te verwachten effecten van deelname aan de nascholing. Tevens worden er afspraken gemaakt over een verplicht verslag, transfer en evaluatie van de gevolgde scholingsactiviteit.
12.11.Vergoeding onkosten In principe worden alle onkosten, verband houdende met vormen van scholing, door de schoolleiding verzocht dan wel verplicht gesteld, volledig vergoed. Het betreft de noodzakelijk kosten ten aanzien van inschrijfgeld, reiskosten, aanschaf van verplichte werken enz. De vergoeding is conform de afspraken in de CAO-VO. De nadere invulling van genoemd artikel 10.3 zal in samenwerking met de PMR worden vast gesteld. 12.11. Slotbepalingen
Alle vormen van scholing dienen te worden gemeld/aangevraagd via een formulier dat bij het verantwoordelijke directielid te verkrijgen is. Melding van absentie ten gevolge van verkregen toestemming voor scholing moet via het standaardformulier aan de rector plaatsvinden. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de rector.
33
13 Arbo beleid 13.1. Inleiding Conform het ARBO besluit is de ARBO wet van toepassing op verrichtingen van leerlingen en werknemers van elke onderwijsinstelling (school, cursus of inrichting) die door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt bekostigd dan wel is erkend voor zover in verband met deze verrichtingen gevaar voor de veiligheid of de gezondheid bestaat of kan bestaan. Het Bevoegd Gezag van het Aloysius College streeft ernaar in de uitvoering van het onderwijsbeleid en het daaraan gekoppelde flankerende randvoorwaardelijke beleid, de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van zowel medewerkers als leerlingen optimaal te waarborgen. Elke beslissing op het gebied van onderwijs, personeelsbeleid of andere beleidsterreinen wordt getoetst op de realisering van dit streven. De portefeuille ARBO beleid is ondergebracht bij de rector van het Aloysius College. De personeelsfunctionaris van het Aloysius College is met de uitvoering belast. Zij fungeert tevens als preventiemedewerker. Uitgangspunt van het beleid is dat beleidsmatige aandacht voor de arbeidsomstandigheden een voorwaarde is voor structurele verbeteringen. Het beleid op het AC is doorlopend gericht op verbetering van het gedrag van personeel en leerlingen met betrekking tot risico’s voor veiligheid en gezondheid. De schoolleiding hanteert hierin het principe dat gedragsveranderingen in niet geringe mate worden beïnvloed door voorbeeldgedrag, zowel van de schoolleiding als van de overige medewerkers van de school. Binnen het schoolgebouw wordt niet gerookt en geldt voor medewerkers een restrictief alcoholbeleid. Alcoholconsumptie door leerlingen is verboden. Voor wat betreft het werken met risicovolle stoffen (bijvoorbeeld tijdens de practica van natuur- scheikunde en biologie), hebben docenten en TOA’s de plicht de leerlingen doeltreffend voor te lichten over de aan de diverse werkzaamheden verbonden gevaren en de maatregelen die erop gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken. Als basis voor het formuleren van meetbare doelstellingen is een risico-inventarisatie uitgevoerd. Vervolgens zijn er verbeteractiviteiten ingezet in het kader van een jaarlijks op te stellen ARBO plan. Bovendien is in het najaar van 2000 een plan van aanpak opgesteld met een prioriteitstelling en een tijdpad. In juli 2007 waren alle maatregelen uitgevoerd die voortvloeiden uit de risico-inventarisatie. Met name verdient vermelding het gegeven dat inmiddels 6 personeelsleden tot BHV’er zijn opgeleid en dat 13 personeelsleden beschikken over een EHBO diploma. Overigens verdient de ARBO-zorg voortdurend aandacht. Het gaat dan om de volgende onderwerpen: Taakbeleid Knelpunten/gevaren in de arbeidsomstandigheden Verzuimbegeleiding Alle overige aspecten van schoolveiligheid en gezondheid 13.2. Klachtenregeling
34
Voor klachten op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn is een klachtenregeling van toepassing. Voor alle klachten, met name ook voor klachten op het gebied van seksuele intimidatie kan men terecht bij de vertrouwenspersonen.
13.3. Beleidsvoornemen Het schoolveiligheidsplan dat in 2006 is vastgesteld, dient gedurende het schooljaar 20082009 te worden bijgesteld.
14 Medezeggenschap
35
Aan de Medezeggenschap op het Aloysius College wordt vorm gegeven door de teams, de ADV, de Medezeggenschapsraad, de Personeelsraad, het Leerlingenparlement en de Ouderraad. 14.1. Medezeggenschapsraad Het Aloysius College beschikt sinds 1 augustus 1992 over een Medezeggenschapsraad. Het reglement van de medezeggenschapsraad is gebaseerd op het modelreglement van de VBKO en is herzien in juni 1999. Op basis van de wettelijk aangegeven beleidsruimte heeft het Bevoegd Gezag van het Aloysius College besloten de raad ruimere bevoegdheid toe te kennen dan was aangegeven in het modelreglement in het kader van de WMO . Deze ruimere bevoegdheden, instemmingsrecht in plaats van adviesrecht, hebben betrekking op de volgende beleidsaspecten: de grondslag van de school; de bestemming van de middelen van de school voor zover deze door de overheid worden verstrekt; overdracht, omzetting of fusie van de school; samenwerking met een andere instelling. 14.2. Samenstelling van de Medezeggenschapsraad De raad bestaat uit 12 leden. De helft van de leden wordt rechtstreeks uit en door de geleding personeel gekozen, de andere helft wordt uit en door de geleding ouders en leerlingen gekozen (uit elke geleding drie). 14.3.Personeelsraad De Personeelsraad is een gekozen vertegenwoordiging van OP en OOP die is opgezet om de belangen van deze geledingen te behartigen. De Personeelsraad speelt een controlerende rol in de uitvoering van de sollicitatie- de benoemings- en de continueringprocedure. Een andere belangrijke doelstelling is het bevorderen van de teamgeest. De Personeelsraad vult deze taak in door mee te werken aan de introductie van nieuwe personeelsleden en door op te treden als feestcommissie. 14.4. Leerlingenparlement De Leerlingenraad is een gekozen vertegenwoordiging van de leerlingen en behartigt de belangen van deze geleding. De directie van het Aloysius College is voornemens de leerlingen in toenemende mate te betrekken bij de ontwikkeling van het onderwijsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg. De leerlingenraad wordt gevoed door de zogenaamde klassenraad. 14.5. Ouderraad Sinds een aantal jaren fungeert op het Aloysius College een ouderraad. Deze ouderraad is samengesteld op basis van co-optatie en heeft de status van informeel overlegorgaan. De ouderraad fungeert als klankbord voor de directie en is daarin van grote betekenis. Punt van aandacht is het gegeven dat de samenstelling van de ouderraad niet representatief is voor de samenstelling van de schoolpopulatie. Directie en ouderraad doen moeite met name representanten van etnische minderheden voor deelname aan de ouderraad te interesseren. 14.7. Ouderparticipatie in het algemeen 36
De missie van het Aloysius College geeft nadrukkelijk aan dat wij in de opvoeding en ontwikkeling van onze leerlingen een belangrijke rol zien weggelegd voor de ouders. Samen met de ouderraad spannen wij ons er daarom voor in de betrokkenheid van de ouders te vergroten onder meer door het organiseren van bijeenkomsten voor contactouders en het organiseren van een jaarlijkse thema-avond voor ouders. Aanwezigheid van ouders op voorlichtingsavonden is verplicht.
in de onderbouwklassen vervult een tweetal contactouders per klas de rol van spreekbuis en vertegenwoordiger van de klassenouders
15 Verzuimpreventie 15.1. Inleiding In aansluiting op de zorg voor de leden van de schoolorganisatie die voortvloeit uit het personeelsbeleid en de leerlingzorg, vormt verzuimpreventie een essentieel onderdeel van het schoolbeleid. Onder verzuimpreventie, wordt verstaan de structuur die en het stelsel van regels dat erop is gericht ongewenst verzuim te voorkomen.
37
15.2. Verzuimpreventie voor leerlingen Als instrumenten voor verzuimpreventie van leerlingen hanteert het AC de volgende instrumenten: Een zorgvuldig begeleidingssysteem dat erop is gericht sociaal emotionele problemen en motivatieproblemen die samenhangen met de studievoortgang en aanleiding zouden kunnen vormen voor verzuim, tijdig te signaleren. De sleutelrol in de begeleiding wordt vervuld door de mentor. Deze bewaakt zowel de studievoortgang als de sociaal emotionele ontwikkeling van de aan hem toevertrouwde leerlingen. De mentor streeft ernaar -zo nodig in overleg met de intern begeleider en/of de afdelingsleider en/of het zorgteam- knelpunten op te lossen. Als de knelpunten betrekking hebben op onderwijskundige problemen wordt een oplossing gezocht in de vorm van remediale hulp of steunlessen. Een goede absentieregistratie en onmiddellijke actie bij ongeoorloofd verzuim. Belangrijke functionarissen in dit verband zijn de conciërge, het secretariaat en de individuele docenten (zij tekenen absentie aan in het absentiesysteem) en vooral ook de afdelingsleiders: deze controleren alle absenties op legitimiteit en nemen actie in geval van twijfel. In geval van ernstige recidive is er daarnaast een rol voor de intern begeleider van het team en de leerplichtambtenaar van de gemeente. regelmatige aanwezigheid van Bureau Leerplicht op de schoollocatie. Een verantwoord ARBO beleid. 15.3. Verzuimpreventie voor medewerkers De directie probeert het verzuim van medewerkers te voorkomen met behulp van de volgende middelen: Het scheppen van een goed werkklimaat door aandacht voor het individu, voor de onderwijsfaciliteiten en voor de secundaire arbeidsvoorwaarden; Door bij melding van ziekte nog dezelfde dag contact op te nemen; Door een verantwoord ARBO beleid. Zie ook de notitie ARBO beleid in dit schoolplan.
38
16 Financieel en materieel beleid 16.1. Inleiding De introductie van de lumpsumbekostiging in augustus 1997 heeft naast kansen voor het Aloysius College ook bedreigingen gebracht. De kansen liggen in de flexibiliteit met betrekking tot de besteding van het budget. Voor het Aloysius College ligt de bedreiging in de kosten van onderhoud van ons monumentale schoolgebouw. De bekostigingsnorm die voor ons ruim tachtig jaar oude schoolgebouw wordt gehanteerd is gelijk aan die voor alle ander schoolgebouwen voor vo in Nederland. Ze zijn voor onze school daarmee structureel ontoereikend. Het schoolgebouw bevat anderhalf maal zoveel vloeroppervlak als waarop het AC op basis van het aantal leerlingen recht zou hebben. Een en ander is aanleiding tot een uiterst zorgvuldig financieel beleid. De exploitatiemiddelen worden aangevuld met opbrengsten uit diverse andere bronnen waaronder huuropbrengsten en de renteopbrengst uit vermogen. Sinds augustus 1998 is een financieel beleid ontwikkeld dat gericht is op een positief resultaat uit gewone bedrijfsvoering. De doelstelling is om het financieel beheer te blijven professionaliseren en hiertoe wordt uitgegaan van het VBTB principe (van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording) zoals dat door de overheid is ontwikkeld. 16.2. De personele component Om de personele kosten beheersbaar te maken heeft het Aloysius College in het najaar van 1998 besloten tot een aanpassing van het beleid met betrekking tot de formatie en is het AC vooral wat betreft het taakbeleid een explicieter (financieel) beleid gaan voeren. Besloten werd er naar te streven de OP formatie meer in overeenstemming te brengen met de vergoeding. Dat dit beleid in financiele zin succesvol is geweest is vooral het gevolg van een gunstige ontwikkeling van de GSPL OP (gemiddelde school personeelslast voor het OP) ten opzichte van de GPL (de normvergoeding voor het OP gebaseerd op het landelijk gemiddelde). In aantallen fte’s uitgedrukt overschrijdt de formatie echter structureel de aangegeven richtlijnen. Het gaat om een overschrijding van 5-10%. Deze overschrijding is voor een groot deel te verklaren uit het verschuiven van bepaalde managementtaken van de directie naar het middenmanagement (de afdelingsleiders) die in een OP functie zijn aangesteld (functie LD). De vergoeding voor het OOP blijft aanzienlijk lager dan de uitgaven. Dit is vooral het gevolg van de keuze van het AC om het schoonmaken in eigen beheer door eigen personeel te laten uitvoeren. Deze keuze vloeit voort uit het specifieke karakter van de school: het grote aantal vierkante meters vergt naast veel onderhoud ook voortdurend toezicht en de schoonmakers vervullen de dubbelfunctie van schoonmaker en toezichthouder. Directie en bestuur van het Aloysius College zijn van mening dat het voor de schoolorganisatie van groot belang is dat de randvoorwaarden waaronder gewerkt moet worden goed zijn geregeld, zodat het primair proces, het onderwijs, onder de best mogelijke fysiekruimtelijke en facilitaire omstandigheden kan worden verzorgd. 16.3. De materiële component De unieke huisvesting legt een groot beslag op de financiële middelen. Daarom is besloten tot commercialisering van de verhuur van het gebouw door het verhogen van de verhuurprijzen en tot intensivering van het medegebruik. De resultaten van deze inspanningen hebben zich inmiddels (peildatum december 2007) vertaald in een huuropbrengst van € 90.000 op jaarbasis. De schoolleiding is voornemens de verhuur verder uit te bouwen en daardoor de inkomsten te verhogen.
39
17 Sponsoring In deze tijd van onderwijsvernieuwingen en daarmee gepaard gaande grote investeringen heeft het AC, net als ander scholen behoefte aan structuur in de sponsoring. Tot nu toe werden sponsors gezocht voor speciale gelegenheden, bij voorbeeld het 75 jarig jubileum. Ook zoeken leerlingen incidenteel sponsors voor bepaalde acties, zoals de jaarlijks terugkerende examenactiviteit, de stunt, terwijl ook docenten zich soms actief tot potentiële sponsors richten, bijvoorbeeld voor kleding voor deelnemers aan reizen. De diverse activiteiten hebben tot nu toe gemeen dat zij spontaan worden uitgevoerd en dat de voorwaarden en omstandigheden waaronder sponsoring plaatsvindt ondoorzichtig zijn. Het Aloysius College committeert zich aan het door de overheid voorgelegde convenant sponsoring. Dit convenant bepaalt onder meer dat sponsoring verenigbaar moet zijn met de pedagogische en onderwijskundige taak en doelstelling van de school. Voor het Aloysius College betekent dit dat sponsoring in geen geval mag leiden tot aantasting van de identiteit van de school in de zin dat personen zouden kunnen worden gekwetst in hun godsdienstige overtuiging of hun normen- en waardenbesef. Evenmin mag sponsoring afbreuk doen aan het imago van de gezonde en sportieve school. Voor wat betreft de tegenprestaties die sponsors verwachten zal het AC zich vooralsnog beperken tot de volgende activiteiten: het plaatsen van advertenties in de diverse huisorganen, zoals het Ouderblad en eventueel het bulletin voor medewerkers; het plaatsen van naamplaten of reclameborden, zulks ter beoordeling van de directie; het betrekken van kleding met reclame-uitingen. In alle gevallen zullen de afspraken die worden gemaakt tussen een sponsor, een medewerker of een leerling van het AC ter kennis moeten worden gebracht van de directie voordat ze worden vastgelegd in een overeenkomst waarin verwezen wordt naar de uitgangspunten van het convenant. Voor zover overeenkomsten worden afgesloten door directie en bestuur zullen deze ter instemming worden voorgelegd aan de ouder- en leerlinggeledingen van de Medezeggenschapsraad.
40
18 Kwaliteitszorg 18.1. De uitvoering van de kwaliteitszorg Kwaliteitszorg is een vanzelfsprekend element in alle onderdelen van het beleid van het Aloysius College en wordt door ons als de basis van een lerende organisatie beschouwd. Alle medewerkers van het Aloysius College leveren een bijdrage aan de kwaliteitszorg van de school. Kenmerken van onze kwaliteitszorg zijn: het realiseren van de missie en visie van de school in de praktijk; analytisch vermogen d.w.z. het vermogen tot zelfreflectie en het vermogen de stand van zaken op beleidsterreinen te analyseren, het beleid bij te stellen en maatregelen te nemen; het vermogen tot zelfkritiek d.w.z. de bereidheid eigen onvermogen te her- en erkennen en een beroep te doen op externe deskundigen of samenwerking te zoeken met andere partijen; strategisch vermogen d.w.z. het vermogen een strategie uit te zetten en daaraan gekoppeld, doelstellingen te formuleren en daarvoor draagvlak verwerven; deskundigheid en daadkracht om de geformuleerde doelen te realiseren en te evalueren. kritisch vermogen d.w.z. het vermogen tot zelfreflectie en zelfanalyse. in de communicatie naar leerlingen, ouders en medewerkers wordt grote zorgvuldigheid betracht. 18.2.. Ontwikkeltraject Directie en bestuur hebben besloten een ontwikkeltraject in gang te zetten dat is gericht op de verwerving van het predicaat ‘excellente school’ in het jaar 2012.
41