Schoolplan DaCapo-College PrO 2011 – 2015
VOORWOORD Het praktijkonderwijs van het DaCapo-College is voortgekomen uit het Speciaal Voortgezet Onderwijs voor moeilijk lerende kinderen. De leerlingen van het praktijkonderwijs worden door onderwijs op maat en een individuele leerroute begeleid bij het werken aan een loopbaan waarin zelfstandig wonen, een zinvolle vrijetijdsbesteding, maatschappelijk functioneren en een plaats op de arbeidsmarkt belangrijke elementen zijn. In het schooljaar 2008/2009 is gestart met de voorbereiding om het MBO nivo 1 (AKA) te laten indalen in het praktijkonderwijs om zo een doorlopende leerlijn te ontwikkelen richting arbeid of arbeid en leren of doorstroom naar MBO niveau 2 voor een deel van de leerlingen. Wij vinden dat leerlingen in een goed georganiseerde en veilige omgeving het best tot leren en ontwikkeling komen. We willen de leerlingen leren omgaan met verschillen en hen zoveel mogelijk kansen bieden. Daartoe worden er op school duidelijke regels en afspraken gemaakt die consequent worden doorgevoerd. Dit schoolplan beschrijft de activiteiten van het DaCapo-College PrO op vele terreinen. Het gaat dan om de periode 2011-2015. Dit document dient onder andere ter verantwoording voor beleid op onderwijsinhoudelijk, organisatorisch en personeel gebied. Daarnaast heeft het schoolplan een interne ontwikkelfunctie dat jaarlijks aanzet moet geven tot de activiteitenplannen. Het schoolplan is een dynamisch document. Het is een beschrijving van de huidige situatie en de verwachte toekomstige ontwikkelingen van het DaCapo-College PrO. Het schoolbeleid voor de komende vier jaar wordt vastgelegd in verbeterplan waarin verschillende beleidsvoornemens staan. Voor deze verbeterpunten verwijzen wij graag naar ons verbeterplan dat momenteel volop in ontwikkeling is. De eerste stap naar optimalisering van onze praktijkschool is systematisch werken aan kwaliteitsborging en –verantwoording. Van het door het Platform Praktijkonderwijs ontwikkelde traject Stimulans maken wij - zij het in tweede instantie - dankbaar gebruik.
2
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD INHOUDSOPGAVE INLEIDING 1. DE SCHOOL 2. KWALITEITSBELEID 2.1 MISSIE & VISIE DaCapo College PrO 2010 - 2015 2.2 EXTERNE ONTWIKKELINGEN 2.3 BELEIDSVOORNEMENS 3. DE ONDERWIJSKUNDIGE VORMGEVING VAN HET ONDERWIJS 3.1 DE OPBOUW VAN HET ONDERWIJS 3.2 ONDERWIJSKUNDIGE UITGANGSPUNTEN 3.3 ONDERWIJSKUNDIGE DOELEN 4. SCHOOLORGANISATIE 4.1 ONDERWIJSKUNDIGE DOELEN 4.2 SCHOOLTIJDEN 4.3 TOELATINGSPROCEDURE 4.4 LEERLINGZORG EN BEGELEIDING 4.5 BEGELEIDING EN TOETSING 4.6 ARBEIDSTOELEIDING 4.7 NAZORG 4.8 ARBO-COMMISSIE 5. INZET EN ONTWIKKELING PERSONEEL 5.1 FUNCTIE BOUWWERK 5.2 TAAKBELEID 5.3 INSPRAAK EN MEDEZEGGENSCHAP 5.4 BELEIDSVOORNEMENS 6. FINANCIEEL EN MATERIEEL BELEID 6.1 BEKOSTIGING LEERMIDDELEN 6.2 BELEIDSVOORNEMENS 7. TOEKOMSTBEELD 2011-2015 DaCapo-College PrO
2 3 4 5 6 7 15 15 18 18 19 20 22 22 22 23 25 28 30 34 35 37 37 39 39 39 40 40 40 41
3
INLEIDING Dit meerjaren schoolplan beschrijft het integrale schoolbeleid op hoofdlijnen voor de komende vier schooljaren van het DaCapo-College PrO. In dit schoolplan komt tot uiting waar we als school voor staan en wat we willen verbeteren en veranderen in de periode van 20112015. Met dit schoolplan vindt verantwoording plaats aan bestuur, inspectie, ouders en personeel over vorm en inhoud van het onderwijs aan het DaCapo-College PrO Het schoolplan is een beleidsinstrument dat sturing moet geven aan school- en onderwijsontwikkeling. Het schoolplan geeft richting aan de kwaliteitszorg op het DaCapo-College PrO. Het DaCapo-College PrO neemt sinds einde schooljaar 2010-2011 deel aan het traject Stimulans van het platform praktijkonderwijs. Het traject kent 3 pijlers: -kwaliteitszorg -verslaglegging -opbrengsten in beeld brengen Concreet gaat het daarbij vooral om de toepassing van het kwaliteitszorgsysteem PrOZO! en de uitstroommonitor praktijkonderwijs. Bij de totstandkoming van het schoolplan zijn de volgende stappen genomen: Het ontwikkelen van een visie: waarom bestaat DaCapo-College PrO, wat is onze omgeving en hoe staan wij daar in en waar willen we naartoe? Het formuleren van een missie: Hoe zijn wij in staat onze leerlingen toe te leiden naar zelfstandig weken en wonen, het zinvol besteden van hun vrije tijd en burger te zijn? Daarbij uitgaande van de individuele mogelijkheden en talenten van de leerling van het praktijkonderwijs Het ontwikkelen van lange termijndoelen Het operationaliseren van lange termijndoelen in kleinere stappen in een verbeterplan. Het maken van een activiteitenplan. Het schoolplan is mede vastgesteld door de medezeggenschapsraad en valt binnen het kader van de kerndoelen van het DaCapo-College PrO. Jaarlijks wordt dit schoolplan geconcretiseerd met een activiteitenplan. Hierin wordt zo concreet en toetsbaar mogelijk de beleidsactiviteiten en de dat jaar te behalen resultaten van de school benoemd. Vanaf schooljaar 2011 voert de school een zelfevaluatie uit via het ProZO! Systeem. De data uit dit systeem zijn verbonden met het indicatorensysteem van Vensters voor Verantwoording van de VO-raad. De inspectie wordt automatisch op de hoogte gesteld van de uitkomsten per school uit de uitstroommonitor en ProZO! Net als in 2009 vindt er in 2011 tussen alle locaties van het DaCapo-College een professionele dialoog plaats in de vorm van een collegiale visitatie met als doel de kwaliteitsborging gestalte te geven. Het onderwerp van de collegiale visitatie 2011 is gericht op instroom-doorstroomuitstroom. Het DaCapo-College PrO heeft nadrukkelijk gekozen voor uitstroom als kwaliteitsverbetering. Zowel de resultaten uit de zelfevaluatie als de collegiale visitatie vormen de basis van ons handelen. Het schoolplan is gericht op kwaliteitsbeleid en borging, het onderwijskundige beleid, schoolorganisatie en het personeelsbeleid. Dit schoolplan blijft in beweging, uitwerking, bijstelling en concrete planning van de beleidsvoornemens worden beschreven in de deelplannen.
4
1. DE SCHOOL Het adres van de school is: DaCapo-College Locatie PRO Geleen Einighauserweg 25 6163 AK Geleen Tel 046-4742134 Internetadres: www.dacapo-college.nl E-mailadres:
[email protected] Het DaCapo-College Pro is een katholieke school en verzorgt praktijkonderwijs voor leerlingen vanaf 12 tot en met 18 jaar. De school vervult een streekfunctie in de regio Westelijke Mijnstreek. De school heeft tussen de ongeveer 160 leerlingen. De leerlingen zijn verdeeld over 1, 2 , 3 en stage. De leerlingen van het praktijkonderwijs worden geïndiceerd door de Regionale Verwijzing Commissie (RVC). De RVC heeft indicatoren ontwikkeld, die aangeven of een leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs. Het onderwijs op het PRO, DaCapo-College is gericht op leerlingen die binnen de indicatoren van het praktijkonderwijs vallen, ongeacht geloof en achtergrond. Het is een vorm van onderwijs met als doel de leerlingen zodanig toe te rusten, dat zij op zo zelfstandig mogelijke wijze deel kunnen nemen aan de huidige en toekomstige samenleving. Het PRO, DaCapo-College is een van de 6 scholen die vallen onder de stichting DaCapo-College: Locatie Born, Locatie president KennedySingel , Locatie Rijksweg Zuid, Locatie Eysenhegge, locatie BroekSittarderweg. Het DaCapo-College is een VMBO-school met 5 locaties en een locatie waar Praktijkonderwijs wordt gegeven. De praktijkschool heeft 40 medewerkers. De schoolleiding van het DaCapo-College wordt gevormd door een eenhoofdig college van bestuur en twee directeuren. De locatie wordt geleid door een Locatie Management Team (LMT) bestaande uit een interim schoolleider, 2 kernteamleiders, zorgcoördinator, potential. Schooljaar 2011 wordt er een nieuwe schooldirecteur voor het PRO benoemd. Op 8 juni vond er een inspectiebezoek plaats waarbij er o.a. een kwaliteitsonderzoek werd gehouden op de unit Praktijkonderwijs. Het definitieve rapport is momenteel nog niet beschikbaar, maar op grond van gesprekken met de inspectie hebben we toch al een aantal verbeterpunten geformuleerd waaraan we bij de realisering ervan hoge prioriteit willen verlenen. Hoewel de verbeterpunten door heel team werden geselecteerd, is er een regiegroep geformeerd, die de weg naar verbetering (PDACcyclus) begeleidt en initieert. Onze visie blijft echter onveranderd: door het bieden van maatwerk zijn we in staat een optimale bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het individu. De basis hiervoor is en goede diagnose vertaald naar een passend, integraal aanbod.
5
2. KWALITEITSBELEID In dit hoofdstuk staat het begrip kwaliteit centraal. Het schoolplan is een weergave van de wijze waarop het DaCapo-College PrO vorm geeft aan haar kwaliteitsbeleid. Kwaliteitszorg is een integraal onderdeel van onderwijskundig beleid, personeelsbeleid en organisatiebeleid. In dit hoofdstuk ligt dan ook de nadruk op hoe het PrO van het DaCapo-College meet of de gewenste kwaliteit gehaald wordt en hoe men beleid aanpast. Door doelgericht, integraal en systematisch aan de slag te gaan met kwaliteitszorg wil het DaCapo-College PrO veranderen van een organisatie van professionals naar een professionele, lerende organisatie. Kwaliteitszorg is procesgericht. Het schoolplan met daaraan gekoppeld het jaarlijkse activiteitenplan vormt voor de school een van de middelen om te werken aan integraal kwaliteitsbeleid. De opdracht van de school komt voort uit onze visie op onderwijs en uit onze missie. Daarnaast hebben externe ontwikkelingen, inspectierapporten en de interne evaluatie en sterkte/zwakte analyse invloed op de wijze waarop het onderwijs en onderwijsontwikkelingen worden vormgegeven. Dit alles resulteert in beleidsvoornemens voor de komende vier schooljaren. Deze beleidsvoornemens worden jaarlijks uitgewerkt in deelplannen. Deze plannen worden voor het begin van het schooljaar vastgesteld en aan het eind van het schooljaar geëvalueerd. Beleidsvoornemens van de school volgen uit de visie en missie van de school op onderwijs en leerlingen, externe ontwikkelingen en de interne evaluatie en sterkte/zwakte analyse. Het DaCapo-College PrO maakt vanaf juni 2011 gebruik van het het zelfevaluatie-instrument ProZO!. Doormiddel van de vragenlijsten van ProZO! Brengen we de kwaliteit van het onderwijs in beeld. Dit instrument bestaat uit vijf vragenlijsten voor: Management en personeel Leerlingen Ouders Stagebedrijven Partners in de omgeving In ProZO! is een landelijke normering opgenomen zodat we na kunnen gaan op welke indicatoren de school (on)voldoende scoort en hoe de schoolscores zich verhouden tot de landelijke scores. De ontwikkelingen en vorderingen van leerlingen worden gevolgd. Weinig leerlingen verlaten voortijdig de school. De meeste leerlingen hebben aan het einde van hun schoolloopbaan een passende baan. Een deel van de sterkte/zwakte analyse wordt gevormd door de adviezen van de Inspectie van het Onderwijs. Zij geeft ook adviezen hoe te komen tot verbetering en wie daarbij kan helpen. De Inspectie van het Onderwijs geeft aan (juni 2011) dat de wijze waarop de DaCapo-College PrO nu functioneert als zeer zwak bestempeld moet worden. De school moet aan de slag met een verbeteragenda en zal nauw gevolgd worden door de inspectie. Het enthousiasme van het team, de werklust en de inspiratie van de schoolleiding laten de inspecteur ook opmerken dat het de school met begeleiding zal lukken.
6
2.1 Missie & Visie DaCapo-College PrO 2010-2015 Missie Na het doorlopen van het praktijkonderwijs kunnen leerlingen zelfstandig en volwaardig participeren in de maatschappij. Ze zijn in staat zelfstandig te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn. Om dit te kunnen moeten leerlingen een aantal algemene competenties ontwikkelen en daarnaast een aantal specifieke competenties die gerelateerd zijn aan het beroep dat bij hen past. Het praktijkonderwijs gaat daarbij uit van de individuele mogelijkheden en talenten van leerlingen.
Visie Het praktijkonderwijs realiseert haar missie door systematisch en doelgericht te werken aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten bij de ontwikkelingsniveaus en mogelijkheden van de leerlingen, en anderzijds gericht zijn op de competenties die gevraagd worden om deel te nemen aan de maatschappij. De leidinggevende en medewerkers van het praktijkonderwijs zijn de professionals die dit mogelijk maken door met de leerling in gesprek zijn om te bepalen wat de leerling nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen. Daarnaast zijn ze ook in gesprek met de omgeving; met werkgevers, met ouders en met maatschappelijke organisaties om zicht te krijgen op wat de leerling nodig heeft om in de maatschappij te kunnen (blijven) functioneren. De medewerkers van het praktijkonderwijs richten het leerproces zodanig in dat de leerling optimaal leert (het is uitdagend, stimulerend, betekenisvol, maximaal en effectief). Daarvoor is het nodig stapsgewijs haalbare doelen te formuleren en manieren te vinden die doelen te bereiken. Waar nodig betrekt de school daar externe partijen bij. Dat kunnen werkgevers zijn, gemeenten, rolmodellen, maar ook deskundigen op het gebeid van didactiek en pedagogiek. Een school voor praktijkonderwijs is zo een netwerkschool. Staat open voor de wereld buiten de school, gebruikt die omgeving waar nodig en zorgt dat de leerlingen in die wereld goed terecht komen. Toelichting op de Missie & Visie 2010-2015 Kernelementen missie De hoofddoelstelling van het praktijkonderwijs is het zelfstandig functioneren en participeren van leerlingen in de maatschappij. Omdat het praktijkonderwijs voor veel leerlingen eindonderwijs is, betekent dit dat leerlingen zich op vele vlakken moeten ontwikkelen. De vier domeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap geven die breedte goed en herkenbaar aan. Het is belangrijk de algemene competenties voor de vier domeinen als doelen waar naar toegewerkt moet worden scherp voor ogen te hebben. Onze school kan kiest ervoor de competenties ( zie stagebeleidsplan ) van de AKA-kwalificatie als richtinggevend te nemen als het gaat om de beroepscompetenties. Voor de algemene competenties zijn omschrijvingen beschikbaar.
7
Jongeren leren door positieve ervaringen, niet door falen. Daarom blijft het praktijkonderwijs uitgaan van de individuele, positieve mogelijkheden, talenten en ambities van de leerling. De verschillen tussen leerlingen zijn te groot om ze allemaal langs een zelfde maatlat te kunnen leggen aan het eind van hun praktijkonderwijs loopbaan. Dat brengt leerlingen meer schade toe dan het goed doet. Dus moeten leerlingen die de mogelijkheid hebben zich verder te ontwikkelen vooral daar in uitgedaagd worden. Als leerlingen een niveau 1 of 2 kwalificatie kunnen halen, moeten ze vooral gesteund worden die ook te halen. Voor anderen kunnen succeservaringen liggen in het behalen van certificaten en/of het samenstellen van een portfolio waarmee zichtbaar wordt wat ze kunnen, wie ze zijn en wat ze willen. Kernelementen missie Meer nog dan in het verleden zal het praktijkonderwijs doelgericht moeten worden. Leerlingen leven na hun schooltijd in een complexe wereld. De school zal hen moeten toerusten met de vermogens daar mee om te gaan. Keuzes maken, reflectie op eigen houding, vaardigheden, kennis, omgaan met veranderende omstandigheden, enz. zijn noodzakelijke competenties. Het zijn competenties die gericht ontwikkeld moet worden. Maar wel stapsgewijs, in een tempo en op een manier die bij een individuele leerling past. Daarbij is het essentieel dat leerlingen weten wat ze moeten leren en terugkijkend beseffen dat ze iets geleerd hebben. Gericht zijn op de competenties die de maatschappij vraagt wil niet zeggen dat leerlingen geen eigen keuzes mogen maken. Integendeel. Juist dat moeten ze leren en dus ook doen. En laat leerlingen daarbij bewust leren van fouten. Optimaal leren betekent dat leerlingen merken dat ze zich ontwikkelen. Er is zo veel dat ze kunnen leren, dat het niet voor mag komen dat leerlingen zeggen dat ze niet veel leren, dat het saai is of kinderachtig. Leerlingen praktijkonderwijs mogen nooit onderschat worden. De docent speelt daarbij een cruciale rol als begeleider van het proces van formuleren van haalbare, maar ook uitdagende leerdoelen, inrichten van het leerproces en reflectie op het resultaat. Het vraagt heel veel van docenten; vertrouwen van de leerling (en ouders), goed luisteren naar leerlingen, hoofd- en subdoelen kunnen onderscheiden maar ook met elkaar in verband brengen, inschatten wat de leerling aan kan en wat net niet, een leertraject (groot of klein) didactisch effectief arrangeren, reflecteren op resultaat, leerlingen leren reflecteren, samenwerken (met interne en externe partijen), enz. Het succes van het praktijkonderwijs staat of valt met de professionaliteit van de docenten/begeleiders van de leerlingen. De leidinggevende speelt een belangrijke rol bij het zorgen voor de juiste condities voor leerling en leraar om die leerprocessen te laten plaatsvinden in een professionele organisatie. Een praktijkschool die geen netwerkschool is kan voor de eigen leerlingen eigenlijk geen optimaal onderwijs verzorgen. Het is noodzakelijk zichtbaar te zijn voor de omgeving, te luisteren waar behoefte aan, te vertellen wat je doet en wat je nodig hebt om de leerlingen zich te laten ontwikkelen tot zelfstandige en volwaardige deelnemers aan de maatschappij. Daar zijn velen voor nodig. Die betrekken bij de ontwikkelprocessen van leerlingen is waardevol en een taak van iedereen die werkt op een school voor praktijkonderwijs. Een praktijkschool is een netwerkschool om voor de leerlingen optimaal onderwijs te verzorgen.
8
ONDERWIJS EN ZORG OP MAAT Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen die het laagste vmbo-niveau niet aankunnen, er is geen Praktijkschooldiploma met landelijk vastgestelde eisen, daardoor kan het Praktijkonderwijs onderwijs verzorgen, dat aansluit bij de individuele capaciteiten en talenten van leerlingen. De leerlingen verschillen sterk in aanleg, motivatie, ontwikkelingsniveau en interesse. Dit vraagt om onderwijs op maat. Onderwijs op maat vraagt om een afstemming van het gegeven onderwijs op de leer- en ontwikkelingsbehoeften van de individuele leerling. Het onderwijsaanbod op DaCapo-College PrO en het lesmateriaal wordt ingezet op basis van de individuele ontwikkeling van de leerling die door middel van het Individueel Ontwikkelingsplan (IOP) wordt gevolgd en vastgelegd in het portfolio van de individuele leerling en in het leerlingvolgsysteem (digitaal in ontwikkeling) van de school. Elke leerling binnen het praktijkonderwijs heeft een IOP. Het individueel ontwikkelingsplan is een hulpmiddel voor ondernemend leren en voor de begeleiding van de leerling. Effectief en leerzaam onderwijs is in staat de krachten van de leerling te ontdekken, te ontwikkelen en met behulp van een persoonlijke leerplanning te versterken. Het helpt de leerling ondernemer te worden van zijn eigen leerproces op weg naar een succesvolle ( school) loopbaan. Het IOP is een instrument dat daaraan een inspirerende bijdrage levert, omdat het begint bij het zien, begrijpen en erkennen van de leerwensen van de leerling zelf. Het is het plan waarin de leerling, zijn ouders en de mentor samen vastleggen wat er geleerd gaat worden. LEERJAAR 1 Leerlingen in het eerste leerjaar zijn afkomstig van het (speciaal) basisonderwijs. De leerlingen hebben veel mogelijkheden maar ook een aantal beperkingen. Het Praktijkonderwijs wil zoveel mogelijk aan deze verschillen tegemoet komen, door veel aandacht te hebben voor het thema : vrijetijdsbesteding, wonen, werken en burgerschap. Kenmerkend voor het eerste leerjaar zijn de vele contacturen met de mentor. Van deze mentor krijgen de leerlingen Algemeen Vormend Onderwijs (avo), zoals: Rekenen, Nederlands, Leefstijl en Cultuur en Maatschappij. Er wordt veel aandacht besteed aan het persoonlijk welbevinden en het opbouwen van een vertrouwensrelatie met onze leerlingen; dit d.m.v. coachings-gesprekken tussen de mentor en de mentorleerling en het bijhouden van de eigen ontwikkeling in het Portfolio. Veel aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid, samenwerken en het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Leefstijl is een methode waarin sociaal communicatieve vaardigheden worden getraind. Deze methode gebruiken we door de hele school. De leerlingen moeten tot hun recht komen. Vanaf leerjaar 1 zijn wij attent op discriminatie en pesten en we werken vooral aan het voorkomen ervan. De leerlingen van leerjaar 1 volgen ook de lessen van het onderdeel Verzorging en Crea. Verzorging is een combinatie van praktijklessen koken en theorielessen over gezonde voeding en een goede levensstijl. Bij Crea maken de leerlingen kennis met praktijkvakken rondom vrije tijdsbesteding en creativiteit. De bijbehorende vakken zijn handvaardigheid, muziek en textiel. Wij hanteren geen jaarklassensysteem, de ontwikkeling van de leerling geeft aan of een leerling eraan toe is om naar een volgend leerjaar te gaan.
9
Wij volgen de leerlingen en hun ontwikkeling gedurende het hele schooljaar en evalueren of een leerling naar een volgende fase kan gaan, ook hierbij speelt het IOP een belangrijke rol. In leerjaar 1 wordt gestreefd naar een sfeer van rust en vertrouwen; er wordt gewerkt aan een veilig klimaat. Leerlingen weten dat de mentor naar hen luistert, en dat ze bij de mentor met hun problemen terecht kunnen. Het DaCapo-College PrO en het DaCapo College Begeleiding en Ondersteuning locatie Eysenhegge, hebben besloten om met ingang van het schooljaar 2010-2011 gezamenlijk een groep in te richten voor leerlingen, die vallen in het grensvlak LWOO en PRO. Voor deze leerlingen wordt de definitieve keuze voor LWOO of PRO met een jaar uitgesteld. LEERJAAR 2 In leerjaar 2 speelt de mentor een even belangrijke rol als in leerjaar 1 en de lessen worden op dezelfde manier vormgegeven. De lessen in het tweede jaar vallen binnen het domein Wonen. De praktijkvakken die de leerlingen volgen zijn: Hout/bouw Groen Facilitaire dienst Koken en CT Textiele werkvormen Gymnastiek Beeldende vorming Muziek Ook in dit leerjaar speelt de mentor een zeer belangrijke rol en de mentor geeft zoveel mogelijk avo-lessen aan de eigen mentorleerlingen. Samen met de mentor geeft de leerling vorm aan het IOP (Individueel Ontwikkelingsplan) waarin alle leerpunten vermeld staan. Dit is een belangrijk onderdeel in het Portfolio van de leerling. Dit Portfolio wordt in het tweede leerjaar sterk uitgebreid. LEERJAAR 3 Leerjaar 3 is het transitiejaar. Dit is het overgangsjaar naar stage. In dit jaar worden de wensen en mogelijkheden van de leerling naar stage in kaart gebracht. De mentor voert hierover coachingsgesprekken met de leerling om een realistisch zelfbeeld te ontwikkelen. Gedurende het schooljaar is er een onderdeel ‘arbeid op locatie’ waar de mentor samen met de leerlingen in een realistische arbeidsomgeving gaat proeven aan wat het voor de leerling inhoudt om werknemer te zijn. De ervaringen worden in de klassensituatie met elkaar besproken en verwerkt in het portfolio. In het portfolio legt de leerling een aantal belangrijke zaken vast voor de toekomst. Zo wordt dit een persoonlijke verzamelmap waarin de leerling terug ziet wie hij/zij is, wat de leerling graag wil en wat de leerling al kan. De algemene vormende vakken worden in het transitiejaar verzorgd door de mentor en zijn gericht op het aanbieden van vaardigheden op het gebied van werken en wonen. De basis
10
bestaat uit het Nederlands, Engels, Rekenen/Wiskunde, Seksuele Vorming en Culturele en Maatschappelijke vorming. Daarnaast wordt er gewerkt met de methode Leefstijl waarin wij samen werken aan de sociaalemotionele vaardigheden van de leerling, maar ook van de groep. Deze vaardigheden zijn belangrijk met het oog op stage. De leerlingen doorlopen het gehele aanbod aan praktijkvakken om in deze lessen arbeidsvaardigheden en sociale competenties te ontwikkelen. Daarnaast is er een mogelijkheid om een masterclass te volgen: de leerling kan hieraan deelnemen als hij/zij hiervoor de motivatie heeft en hiermee affiniteit heeft. Op het moment dat de leerling 16 jaar wordt en na de afname van het assessment ‘Stagegeschiktheid’, zal in overleg met de kernteamleider en de mentor een overstap worden gemaakt naar de stagegroep.
CERTIFICERING / DIPLOMERING Op onze school worden aan de ( aankomende) stage leerlingen een door de branche erkende cursus en landelijk erkende opleiding met de daarbij horende certificering/diplomering aangeboden:
Branchegerichte cursus: Schoonmaak in de groothuishouding (SVA-1 certificering) Opleiding: Horeca-assistent niveau 1(HAN-1) (diplomering) Opleiding: basis nivo lassen MIG/MAG van het Nederlands lasinstituut het NIL. Landelijk erkend lascertificaat. Opleiding: VEILIGHEIDSCERTIFICAAT VCA(B) landelijk erkend certificaat. Dit wordt in veel bedrijven gevraagd.
De leerlingen volgen gedurende een schooljaar het lesprogramma, dat wordt afgesloten door een praktisch examen; dit wordt afgenomen door een of meerdere observanten van de branche-organisatie op school. Het is voor de stageleerling van groot belang dat hij/zij een stage heeft die gerelateerd is aan de cursus of de opleiding. In samenwerking met ROC Leeuwenborgh kunnen stage leerlingen binnen het de opleiding AKA niveau 1 (Arbeidsmarkt geKwalificeerd Assistent) volgen, waarbij ROC Leeuwenborgh verantwoordelijk is voor de examinering. Stage bij een erkend leerbedrijf is hierbij een voorwaarde. De leerlingen lopen vier dagen stage en volgen één dag theorie op onze school. Het diploma wordt afgegeven door Leeuwenborgh Opleidingen. Voor alle cursussen en opleidingen binnen onze school geldt, dat de leerlingen toelaatbaar zijn na een zorgvuldige screening.
11
Stage. De stagecoach heeft een belangrijke taak. Hij/zij is de spil in de begeleiding van de leerling, maar ook van de werkbegeleider van het stagebedrijf. Stagebekwaamheid staat centraal en stages zijn een verplicht onderdeel van de opleiding. De stagecoach en de stagementor moeten een individueel leertraject betreffende stage opstellen en coördineren, naast de reguliere leerdoelen. Assessment. Voordat leerlingen geplaatst worden in de stagegroepen nemen zij deel aan een assessment. Wordt een leerling 15 jaar en 6 maanden oud dan toetsen we de leerling op zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden, gericht op stage. Dit doen we door het afnemen van het Assessment ‘Stagegeschiktheid’. Het door onze school gehanteerde Assessment is een meetinstrument, speciaal voor Praktijkschool leerlingen en bestaat uit: arbeidsproeven: waarbij gekeken wordt naar de motorische vaardigheden, het tempo en het begrijpen van een opdracht. betrouwbaar waarnemen: n.a.v. een film, beantwoordt de leerling vragen. een vragenlijst ‘Wat vind ik van school’: hoe ervaart de leerling school. een arbeid interessetest: welke beroepsrichting spreekt de leerling aan. rollenspel ‘Kennismakingsgesprek’: hoe voert de leerling een gesprek, hoe presenteert hij/zij zich. beoordeling door de mentor. Alle verzamelde gegevens laten de leerling zien, over welke sociale vaardigheden en arbeidsvaardigheden hij/zij al beschikt en in welke hij/zij zich nog verder kan ontwikkelen. De gegevens worden ingebracht in het overleg op het moment dat de leerling overstapt naar de stagegroepen, vanuit het 3e leerjaar naar het 4e leerjaar. De leerling is dan 16 jaar oud. Dit overleg is zeer belangrijk. Hier komen ouders en de leerling, de mentor uit welke groep de leerling vertrekt, de toekomstige mentor, de stage coach en één van de assessoren bij elkaar om in gezamenlijk overleg richting te geven aan het uitstroomprofiel, het HP en IOP van de leerling. Met de stagecoach wordt bepaald welk stagebedrijf geschikt kan zijn voor de betreffende leerling. Criteria die hierbij gebruikt worden zijn: Biedt het stagebedrijf werk dat past bij de capaciteiten van de leerling. Biedt het stagebedrijf werk dat past bij de affiniteit van de leerling. Is er sprake van een plaatsingsstage: biedt het bedrijf reëel uitzicht op een baan. Wat ook belangrijk is, is het gegeven of de begeleiding op de werkvloer past bij de leerling Praktijkonderwijs. De stageplek. Nadat bepaald is naar welke stageplek de voorkeur uitgaat wordt een afspraak gemaakt. Het in het assessment geoefende kennismakingsgesprek is de basis van dit gesprek. Indien nodig krijgt de stageverlener vooraf informatie over het praktijkonderwijs. Wordt besloten dat de leerling stage mag lopen dan worden de afspraken vastgelegd in een stagecontract.
12
Dit contract is in drievoud: één exemplaar voor de stagegever, één voor de ouders en één voor het dossier van de leerling op school. Na ondertekening door de verantwoordelijke van het Pro, de leerling en ouders neemt de leerling bij de eerste stagedag dit contract mee naar de stageplek waar de stageverlener ook tekent. De gemaakte afspraken zijn voor de ouders van belang omdat deze de basis zijn van de communicatie tussen stage, school en de thuissituatie. Na de eerste stagedag volgt iedere 4 weken een stagebeoordeling samen met de leerling en de stagebegeleider van het stagebedrijf. Deze beoordeling vind plaats via een stage beoordelingsformulier. Stagebeoordeling. Tijdens deze bespreking wordt in gezamenlijke verantwoordelijkheid een score toegekend op een schaal van 1 tot 5: slecht, onvoldoende, matig, voldoende en goed. De volgende criteria worden beoordeeld: Werkhouding, Werkaanpak, Zelfstandigheid, Inter-persoonlijke vaardigheden. Per stagebeoordeling kunnen opmerkingen geplaatst worden in het daar toe bestemde kader. Na het stagebezoek neemt de stagecoach de ingevulde scores over in een digitaal formulier. Hij noteert een verslag in het logboek van de leerling. Dit verslag wordt via email aan alle docenten van de school kenbaar gemaakt. De stagementor van de leerling neemt contact op met de ouders en informeert deze over de stagevorderingen en/of voorvallen op de stageplek. Stage en ouders. Tijdens de voortgangsgesprekken van de stagementor en de ouders kunnen de ouders aangeven of ze de stagecoach willen spreken. Ouders worden op deze wijze dus zo goed mogelijk op de hoogte gehouden van de vorderingen van de stage. Ouders hebben zo te allen tijde inspraak op de stage en nemen de uiteindelijke beslissing over stage en werk. Ouders nemen altijd contact op met de stagecoach en nooit met het stagebedrijf, ook al zou daar aanleiding toe zijn. Een protocol hiertoe dient nog vastgelegd te worden. Ziekmeldingen worden natuurlijk door de ouders wel rechtstreeks doorgegeven aan het stagebedrijf. Overgang school naar arbeid. Bij het bereiken van de 18e verjaardag is de stagecoach reeds doende om een overgang te bewerkstelligen van stage naar werk. Met de stageplek wordt gesproken over de eisen die aan de leerling gesteld worden bij het aangaan van een arbeidscontract. Het kan van belang zijn om een re-integratiebureau in te schakelen (zie convenanten). Deze kunnen dan naast de bemoeienissen van de stagecoach de verdere ondersteuning in het verkrijgen van een dienstverband overnemen. Beleid en organisatie van de school zijn gericht op een vertrouwd en kleinschalig leer- en leefklimaat, waardoor de leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. De sfeer kenmerkt zich door respect voor en beleefdheid naar elkaar. Het leren kennen van de ander en het ontwikkelen van respect voor de ander, zijn basiselementen. De leerlingen zijn gekend en ondervinden structuur, regelmaat en duidelijkheid. Om de leerlingen te stimuleren het beste uit zichzelf te halen, stellen we eisen en tonen we hoge verwachtingen. Daartoe worden er op school duidelijke regels en afspraken gemaakt die consequent worden doorgevoerd. De geschreven regels worden jaarlijks met het schoolteam vast- en bijgesteld en staan beschreven in de schoolgids. Ongeschreven regels zijn minstens zo belangrijk en hebben te maken met sociale competenties van leerlingen en
13
leraren. Het omgaan met sociale regels en je gedragen op sociale wijze vormt de kern van ons onderwijs. Het aanleren van sociale competenties is de rode draad van het onderwijsprogramma op het DaCapo-College PrO.
DE OMGEVING De omgeving is van invloed op de ontwikkeling van de leerlingen. Wij stellen dat leerlingen in een goed georganiseerde en veilige omgeving het best tot leren en ontwikkeling komen. Veiligheid is een basisbehoefte van alle leerlingen. De kwetsbaarheid van praktijkschoolleerlingen versterkt de vraag om een veilige omgeving. Dit geldt zowel voor de fysieke als voor de mentale veiligheid. De praktijkschool van DaCapo-College kenmerkt zich door een veilig klimaat waarbij sprake is van onderlinge betrokkenheid, regelmaat en structuur. De school heeft een actieve ARBO-commissie die zorg draagt voor het welzijn van de leerling en van de docent. De school doet al het mogelijke om de veiligheid van leerlingen en personeel te garanderen. Waar ouders, leerlingen of docenten problemen ervaren in de schoolsituatie wordt in alle openheid geluisterd en samen gezocht naar oplossingen. Het onderwijs aan leerlingen wordt op de school verzorgd in een uitdagende omgeving, zowel binnen als buiten het klaslokaal en de school. Door de klassen heterogeen samen te stellen als het gaat om gedrag, leerproblemen, geslacht en afkomst, ervaren de leerlingen onderling uitdaging om te komen tot leren en ontwikkeling. Participatie van de leerling bij de vormgeving van zijn eigen onderwijsleerproces levert een positieve bijdrage aan een uitdagende leeromgeving. De school verzorgt onderwijs dat aansluit bij de maatschappelijke omgeving. De huidige fysieke omgeving van de leerlingen wordt vormgegeven door een nieuw en verbouwd schoolgebouw met daarin 6 theorielokalen, 6 praktijklokalen (twee technieklokalen, twee lokalen voor consumptieve techniek, twee informaticaruimtes, een lokaal voor beeldende vorming en een lokaal voor facilitaire dienst), een gymnastiekzaal, fitnessruimte, een aula en een theater. Verder heeft het gebouw een personeelsruimte met een keukentje, verschillende werkruimtes voor de directie en het middenkader, de administratie, het zorgteam, de stagedocenten. Het schoolmagazijn is gevestigd in de oefenhal. De school is gedeeltelijk onderkeldert. De leeromgeving buiten de school bestaat onder andere uit verschillende soorten stages, excursies en bedrijvenbezoeken. De school staat open voor stagiaires van diverse opleidingen en geïnteresseerde bezoekers.
14
2.2 EXTERNE ONTWIKKELINGEN De praktijkschool bereidt leerlingen voor op deelname aan de maatschappij en maakt tegelijkertijd deel uit van die maatschappij. Een praktijkschool richt zich op de koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Externe ontwikkeling op allerlei niveau zijn van invloed op het beleid van onze school. Alvorens te komen tot beleid ten aanzien van kwaliteitsontwikkeling, is een beschrijving van externe ontwikkeling op zijn plaats. De huidige maatschappij is te beschrijven als een snelveranderende kennismaatschappij. Deze maatschappij wordt steeds ingewikkelder en complexer. De samenstelling van de Nederlandse samenleving verandert en de informatiemaatschappij is in opkomst. De deelnemers dienen steeds meer te weten om zichzelf staande te houden. Informatie en kennis zijn noodzakelijk om te blijven functioneren. Door stageplaatsen te bieden aan de PABO’s en lerarenopleidingen worden startende docenten goed geïnformeerd over het onderwijs op een praktijkschool. Onder invloed van de bevindingen van de commissie Meijerink wordt er expliciet aandacht besteed aan het reken- en taalonderwijs binnen onze school. Zie hoofdstuk begeleiding en toetsing.
2.3 BELEIDSVOORNEMENS Beleidsvoornemens van de school ten aanzien van de kwaliteitszorg volgen, zoals eerder gemeld, uit de visie en missie van de school op onderwijs en leerlingen, externe ontwikkelingen en de interne evaluatie. Inspelen op de vaak snelle veranderingen in de samenleving en het leveren van maatwerk aan de leerlingen rekening houdend met de afnemende bedrijven, vormen de algemene uitgangspunten van het beleid van de school. De leerdoelen zijn afhankelijk van de kansen en mogelijkheden van de individuele leerling. Het uitbreiden van de kansen en mogelijkheden van en voor de leerling is een belangrijk beleidsvoornemen van DaCapo-College PrO. Differentiatie naar tempo, werkvorm, verrijking, herhaling en interesse zijn daarbij noodzakelijk, evenals het kunnen reflecteren op eigen gedrag en vaardigheden. Om de kwaliteit van ons onderwijs te optimaliseren wordt er momenteel gewerkt aan de door het team gesignaleerde kwaliteitstekorten. Deze worden nu samengebracht in het al eerder genoemde “verbeterplan”, waarin ook de andere indicatoren (Zorg, klimaat op school etc.) zullen worden beschreven. Tevens zal er in januari 2012 een 2e tranche van de Collegiale Visitatie plaatsvinden, nadat de zelfreflectie van de 1e tranche onlangs werd omschreven als zijnde gebrekkig en onvoldoende wat betreft het toepassen van de destijds gegeven aanbevelingen. Een van de oorzaken is de recente wisseling in het management van onze school, maar zeker ook het verlies van het contact met de landelijke ontwikkelingen t.a.v. het Praktijkonderwijs, waardoor de gedachte van een “verwaarloosde organisatie” zich opdringt. Voor de concrete beschrijving van alle beleidsvoornemens verwijzen we hier kortheidshalve naar “Het Verbeterplan PrO”, dat in december 2011 klaar zal zijn. Hoe dan ook wordt er momenteel gewerkt aan het vormen van een “lerende organisatie” die een heel andere
15
doelstelling kent dan het VMBO, al was het alleen al omdat het PrO vaak eindonderwijs betekent. Onze beleidsvoornemens willen we hier vermelden: het weer actualiseren van een leerlingenraad en het serieus nemen van de adviezen inspanningen om de ouderparticipatie binnen MR en ouderraad te optimaliseren het daadwerkelijk invoeren van een pestprotocol om het gevoel van veiligheid van leerlingen en personeel te verbeteren de absolute prioriteit van de wekelijkse kernteam bijeenkomsten het jaarlijks agenderen van functioneringsgesprekken met de kernteamleiders extra aandacht voor de surveillance voor, tijdens en na schooltijd het bewust werken aan een professionele aanspreekcultuur binnen alle geledingen een kritische evaluatie van het stagegebeuren en de daar aan gekoppelde nazorg Opleiden van assessoren. Meer docenten moeten opgeleid worden tot assessor. De samenwerking met het ROC Leeuwenborgh moet geïntensiveerd worden. Opleiden van assesoren binnen de AKA en het assessment. Het doorontwikkelen van een portfolio voor alle leerlingen. Dit portfolio zal de functie van een examendossier krijgen AKA leerlingen en een uitsroomportfolio voor de Pro leerlingen. Verdieping van de Individuele Ontwikkelingsplannen (IOP’s) voor alle leerjaren. Een daadwerkelijke toepassing en verbetering van de in de RIE genoemde te manco’s Het jaarlijks opstellen van een nascholingsplan voor alle medewerkers Beleidsmatige vaststelling van een reken- en taalprogramma o.l.v. twee coördinatoren Hernieuwde contacten met Arbo-VO wat betreft toepassing van de Arbo-wetgeving Aanzet tot invoering van het ITP als logische aansluiting op het reeds gebruikte IOP Intensivering van de contacten met de toeleverende scholen Meer samenwerking met de REC-3 en REC-4 instellingen Van het PrO wordt gevraagd om zich in te spannen zoveel mogelijk leerlingen niveau 1F (eindniveau PO) te laten behalen. Daarnaast is het zo dat vanwege de heterogeniteit in de regel beperkt) deel van de leerlingen in staat is om een hoger niveau dan 1F te bereiken. In die gevallen wordt er van uitgegaan dat het PrO zich inspant om deze leerlingen op dat hogere niveau te brengen. Optimalisering van klassenmanagement. Klassenmanagement betrekken in ontwikkel- en functioneringsgesprekken. Het optimaliseren van doorgaande leerlijnen en daarbij aansluiten bij de bestaande leerlijnen ui het PO. Bovenschoolse contacten zowel regionaal als nationaal die gerelateerd zijn aan het praktijkonderwijs in ere herstellen. Begeleidingstraject m.b.t. burgerschapszin voor de Sinti en Roma populatie. In schooljaar 2011-2012 is een ESF-project van sart gegaan met arbeidstoeleidende activiteiten. Het DaCapo-College PrO wil een actieve bijdrage leveren aan het tot stand komen van een landelijk diploma praktijkonderwijs. Om omgaan met verschillen gestalte te geven, is ingezet op het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn van het PrO naar het MBO. In samenwerking met het ROC Leeuwenborgh kunnen leerlingen die voldoende competenties en inzichten hebben een AKA-certificering halen
16
op niveau 1. De opleiding vindt plaats op het PRO, de certificering geschiedt onder auspiciën ven het ROC. De keuze voor deze verandering is gelegen in de behoefte van de praktijkschool leerlingen om hun opleiding in een kleine, veilige omgeving te kunnen doen en daarmee ongewenste schooluitval te voorkomen. Het praktijkonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen een belangrijke stem hebben in de keuzes die gemaakt moeten worden: de leerling is de maat. Het onderwijs op de praktijkschool wordt dan ook steeds meer vraaggestuurde, dat wil zeggen dat het onderwijs wordt aangepast aan de individuele leer- en ontwikkelingsbehoeften van de leerlingen. Het onderwijs dient in te spelen op het toekomstige leven en de eisen van de arbeidsmarkt. De organisatie van de school moet zo ingericht worden, dat een aanpak op maat van de leerling mogelijk is en dat alle denkbare groepsvormen, individuele coaching, individuele leertrajecten en het werken aan portfolio’s gedurende het leerproces mogelijk zijn. De school werkt met certificering en heeft een portfolio in ontwikkeling. Dat vereist organisatorische flexibiliteit en veranderingsbereidheid van de individuele docent, het gehele team en de schoolleiding van de school. Leren in het praktijkonderwijs is competentiegericht. Leerlingen leren door doen. De school wil leerlingen de gelegenheid bieden te experimenten, te creëren en handelend bezig te zijn. Denken, doen en nakijken is hiervoor het didactische concept. Het begrip 'competentie' houdt in een cluster van vaardigheden, attitudes en achterliggende kenniselementen, dat als minimumstandaard geldt om bepaalde arbeidstaken correct te verrichten door het vertonen van adequaat gedrag. Binnen het onderwijs krijgt competentiegericht leren steeds meer aandacht in plaats van kennisgericht leren. Voor het praktijkonderwijs heeft het competentiegericht leren invloed op de leerlingen maar ook op de docenten. Niet alleen de leerprocessen van de leerlingen dienen competentiegericht te zijn, ook de docenten zelf moeten continu hun eigen competenties verbeteren. VERSCHILLEN TUSSEN MEDEWERKERS Het docententeam van de DaCapo-College PrO bestaat uit mensen met diverse achtergronden. Zo zijn er ervaren docenten vanuit het basisonderwijs, vanuit het speciaal onderwijs en vanuit het voortgezet onderwijs. Daarnaast werken er op school ook startende docenten, direct afkomstig vanaf de opleiding. De school werkt competentiegericht
17
3. DE ONDERWIJSKUNDIGE VORMGEVING De wetgever schrijft scholen voor praktijkonderwijs een inspanningsverplichting voor met betrekking tot de (aangepaste) kerndoelen basisvorming. Daarmee vormen de kerndoelen formeel een kader waar binnen de programmering zich afspeelt. De doelen komen voort uit de visie, missie en uitgangspunten van de school. Voor de meeste leerlingen zal het praktijkonderwijs eindonderwijs zijn. De doelstelling van de DaCapo-College PrO is drieledig. 1. Sociale redzaamheid en burgerschap: De leerling functioneert zo zelfstandig mogelijk in de maatschappij. (wonen en vrije tijd) 2. Werknemerschap en arbeidsgeschiktheid: De leerling is in staat om via een scholing- en 3. stagetraject arbeid te verwerven, te verrichten en te behouden in een bedrijf of instelling Doorstroming vervolgonderwijs. Het onderwijsaanbod is gebaseerd op belangstelling van de leerling in samenhang met maatschappelijke wenselijkheden en noodzakelijkheden. Het onderwijs is gebaseerd op overzichtelijke en zinvolle praktische elementen. Het gaat om een brede ontwikkeling van de leerlingen. Daarbij gaat het niet alleen om cognitief gericht onderwijs. De sociaal-emotionele, creatieve en lichamelijke ontwikkelingen krijgen op de praktijkschool een gelijkwaardige waardering.
3.1 DE OPBOUW VAN HET ONDERWIJS HET WERKNEMERVORMEND TRAJECT De leerlingen worden opgeleid om een zelfstandige plaats op de arbeidsmarkt te verkrijgen. Deze opdracht van het praktijkonderwijs is omvangrijk. In de voorwaardelijke sfeer wordt er veel van de leerling gevraagd. De gebieden die ontwikkeling behoeven zijn: inter-persoonlijke vaardigheden, werkhouding , werkaanpak, inzicht, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en communicatie. De school biedt ruime gelegenheid tot gericht trainen van routinematige arbeid en het volgen van stages, zowel in- als extern. De school biedt onderwijs in relatie met de opgedane ervaring in het verrichten van arbeid. Door het stageprogramma met maatschappelijke stages, bedrijfsbezoeken, oriënterende stages en arbeidsstages en door het gericht trainen van routinematige arbeid worden de leerlingen voorbereid op de arbeidsmarkt. Het werknemersvormend traject is gericht op de leerlingen uit het transitiejaar(leerjaar3 en de stageleerlingen) van de school.
HET ARBEIDSTRAJECT PRO EN AKA In januari 2008 is de school in nauwe samenwerking met het ROC Leeuwenborgh opleidingen begonnen met een Arbeidsmarkt geKwalifceerde Assistentenopleiding (AKA) In het vierde leerjaar kunnen leerlingen, die in potentie de mogelijkheid hebben door te stromen naar MBO niveau 1(of in een later stadium soms MBO niveau 2) van het ROC binnen de beschermde muren van het Praktijkonderwijs de AKA opleiding volgen.
18
Deze leerlingen die de opleiding AKA volgen een aangepast onderwijsprogramma dat afgestemd is op de exameneisen van de opleiding AKA. Dit programma is gericht op het vergroten van de cognitieve vaardigheden, het aanleren van studievaardigheden en het verdiepen van sociale en praktische vaardigheden. De leerlingen lopen stage (BeroepsPraktijkVorming) bij een AKA erkend leerbedrijf. De examinering is in handen van het ROC. De uitstroom op het PRO is onder te verdelen in:: Arbeid: leerlingen die onze school verlaten met het Praktijkschool getuigschrift (schooldiploma), richting arbeidsmarkt (vrije bedrijf, begeleid werk en/of beschermd werk). Arbeid en leren: leerlingen die onze school verlaten met het Praktijkschool getuigschrift en het AKA1 diploma, richting arbeidsmarkt. Leren: leerlingen die onze school verlaten met het Praktijkschool getuigschrift en het AKA1 diploma en doorstromen naar een smalle MBO opleiding niveau 1 of naar een MBO opleiding niveau 2. Anders
3.2 ONDERWIJSKUNDIGE UITGANGSPUNTEN Het Praktijkonderwijs heeft de opdracht zijn leerlingen voor te bereiden op een zelfstandige deelname aan het maatschappelijk proces. Tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van de individuele leerling en de eisen waaraan hij moet voldoen om een zelfstandig bestaan op te bouwen, ligt een spanningsveld. Het is aan ons onderwijs om dit spanningsveld te overbruggen. De leerlingen in het Praktijkonderwijs nemen een aparte plaats in het voortgezet onderwijs in. Ze maken een niet-voorspelbare ontwikkeling door. Mede daarom is een goede vertrouwensrelatie met docenten wezenlijk voor deze jongeren. Dat blijft. Ze moeten ook in de toekomst kunnen opgroeien in een veilig schoolklimaat, waar onderwijs en begeleiding beschikbaar zijn op het moment dat ze dat nodig hebben. Maar we willen tegelijkertijd wel dat ze zelfredzame mensen worden die zich staande kunnen houden in de maatschappij, ook nadat ze de school hebben verlaten. We werken samen met de jongeren aan een loopbaan voor het leven, waarin zelfstandig wonen, zinvolle vrijetijdsbesteding en een plaats op de arbeidsmarkt essentiële elementen . Het zijn elementen die aansluiten bij de kernwaarden ondernemend leren, burgerschap, loopbaanleren en talentontwikkeling van het DaCapo College. Jongeren moeten leren om keuzes te maken, zelf hun koers te bepalen en verantwoordelijkheid te nemen. De jongere die in staat is om zelf te kiezen en zijn leerweg uit te stippelen, krijgt meer zelfvertrouwen en zal gemotiveerder zijn om te leren, ook na zijn schooltijd. Coachen en begeleiden van een loopbaan voor het leven kunnen we niet alleen. De school is slechts een schakel in het voortdurend veranderende krachtenveld rondom de leerling. Maatschappelijke en culturele invloeden spelen altijd een rol bij de keuzes die de leerling maakt en de ontwikkelingsvragen die hij stelt.
19
Samen met alle partners die een rol vervullen in de levensloopbaan van de leerlingen, arrangeren leerling en docent samen leer- en ontwikkelingstrajecten. Zij dragen hiervoor ook gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Deuren dicht past niet meer in de visie van het huidige Praktijkonderwijs. De schoolleiding en de docenten hebben en houden de regie over het leer- en begeleidingsproces van de leerling gedurende zijn schooltijd, maar ook nog enige tijd daarna. Voor veel leerlingen is het Praktijkonderwijs de laatste periode in hun leven dat ze met begeleiding op maat aan hun sociale, praktische, communicatieve en basiscompetenties kunnen werken. De school werkt daarbij samen met betrokkenen uit de omgeving van de school en de leerling zelf. Steeds wordt bekeken welke partner de expertise kan leveren. Samen met zijn netwerk richt de school een levensechte en betekenisvolle omgeving in, waarin iedere leerling vindt wat hij nodig heeft voor zijn ontwikkeling en zijn loopbaan. Begeleiding is geïntegreerd in het onderwijs. Als extra aandacht nodig is, gebeurt dit binnen het netwerk samen met de instellingen en instituten die met de school een netwerk hebben gevormd.
3.3 ONDERWIJSKUNDIGE DOELEN Zelfstandig wonen, zinvolle vrijetijdsbesteding, maatschappelijk functioneren en een plaats op de arbeidsmarkt. Het zijn de doelen die het Praktijkonderwijs zich stelt op deze manier kunnen wij nauw aansluiten bij de kernwaarden van het DaCapo College waarin ondernemend leren, loopbaanleren, burgerschapzin en talentontwikkeling. Het zijn doelen die hun impact hebben op de hele verdere levensloopbaan van die leerlingen. Na zijn schooltijd moet de jongere in staat zijn zich - grotendeels - zelf te redden. Hij moet weten wie hij is, wat hij kan en hoe hij verder wil. Competentiegericht onderwijs speelt een grote rol bij het ontwikkelen van dit bewustzijn. Competentiegericht werken betekent in het Praktijkonderwijs, dat leerlingenlevensechte, betekenisvolle taken uitvoeren, waarbij de theorie de praktijk ondersteunt. De leerling leert immers alleen als hij de zin daarvan inziet. Voor het aanleren van de competenties volgen de leerlingen theorie en praktijklessen, en ontwikkelt zo vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten. In de reflectie op zijn werk ontdekt hij, samen met de mentor/coach, wat hij kan en waaraan hij nog moet werken. De leerling legt al de bewijzen van verworven competent gedrag vast in zijn portfolio. Bij de keuzes in het onderwijsprogramma wordt er uitgegaan van een relevantie naar de gebieden, wonen, werken en vrije tijd. In het theoretische onderwijsaanbod wordt veelal gewerkt met het lesmateriaal van PrOmotie waarin de leerlingen werken aan betekenisvolle taken en opdrachten. De vaardigheden die zij hierbij leren beheersen worden gevolgd in de beheersingsdoelen tool van het lesmateriaal PrOmotie. Met deze tool kunnen de leerlingen gevolgd worden in het werken met het materiaal van PrOmotie in de gebieden Nederlands, rekenen & wiskunde en cultuur&maatschappij. Het praktijkgerichte aanbod heeft tevens als uitgangspunten de domeinen wonen werken en vrije tijd. In het eerste jaar ligt de nadruk op vrije tijd. Hierin worden de vakken koken, beeldende vorming, muziek, techniek en hout aangeboden. In het tweede leerjaar wordt het domein werken toegevoegd en worden er naast deze vakken ook de vakken facilitaire dienst en groen aangeboden.
20
Het transitiejaar is het derde leerjaar in dit leerjaar wordt het aanbod aangepast naar een voorbereiding op het domein werken. In dit leerjaar maakt het vak koken plaats voor het vak consumptieve technieken en werken de leerlingen in de schoolkantine. Daarnaast gaan de leerlingen een voorbereidende stage lopen in de richtingen, HORECA, facilitaire dienstverlening en magazijn. De leerlingen doorlopen in dit leerjaar het stage geschiktheids assessement waaraan een definitief uitstroomprofiel richting stage wordt vastgesteld. Het onderwijsaanbod na het derde leerjaar wordt zoveel mogelijk op dit uitstroomprofiel afgestemd. De leerlingen hebben de mogelijkheid om aan een aantal certificerings routes deel te nemen waarin zij een door de branche erkend certificaat kunnen behalen. Deze mogelijkheid is er binnen ons onderwijs voor: -HORECA- HAN 1 -schoonmaak in de groothuishouding -mig- mag lassen en VC-A Het Individueel Ontwikkel Plan Een schoolloopbaan binnen ons Praktijkonderwijs is voor iedere leerling anders. Om een goede individuele ontwikkeling mogelijk te maken is immers maatwerk nodig, dat aansluit bij de vraagstellingen die de leerling oproept. Het werken met een Individueel Ontwikkel Plan (IOP) is daarbij van essentieel belang. In het IOP worden de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling gekoppeld aan en geïntegreerd met het basisprogramma. Het IOP wordt zo de kern van de aanpak van de individuele ontwikkeling en begeleiding van de leerling. Het IOP wordt nadrukkelijk in interactie met de leerling samengesteld. In de individuele coachingsgesprekken tussen docent en leerling staat altijd de vraag centraal: ‘Wat wil je leren en doen op deze school?’ Tijdens die gesprekken wordt ook nagegaan , via vragenlijsten, welke elders verworven competenties (evc’s) de leerling al in huis heeft en welke plaats die krijgen in zijn ontwikkelingsproces. Op die manier wordt de leerling medeverantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. Het portfolio In zijn portfolio verzamelt de leerling alle bewijzen waarvan hij vindt dat ze representatief zijn voor de competenties die hij heeft verworven. Het is een bewijzendossier, een registratieinstrument van zijn leer- en ontwikkelproces. In overleg met de mentor en de vakdocenten spreekt de leerling samen af welke bewijzen de leerling wil gaan leveren voor zijn portfolio. Die bewijzen kunnen allerlei vormen aannemen, zoals: werkstukken, stappenplannen, observatieverslagen, verslagen van derden (bijvoorbeeld de stagebegeleider), werkmaterialen, foto’s en websites. Het portfolio is belangrijk voor de leerling, de school en de toekomstige werkgever. De leerling krijgt een realistisch beeld van wat hij kan en wat zijn mogelijkheden zijn. De werkgever krijgt een beeld van wat zijn toekomstige werknemer in huis heeft. In de eindfase van de schoolloopbaan staan met name arbeidsgerichte competenties centraal en wordt het portfolio van de stageleerlingen een uitstroomportfolio.
21
4. schoolorganisatie 4.1 GROEPSINDELING EN SAMENSTELLING De groepen bestaan uit maximaal 15 leerlingen. Schooljaar 2011 -2012 heeft de school de volgende indeling Leerjaar 1 bestaat uit 2 mentorgroepen, waarvan een het BBl programma volgt Leerjaar 2 bestaat uit 3 mentorgroepen Leerjaar 3 bestaat uit 3 mentorgroepen Leerjaar 4,5 en 6 bestaan uit 6 mentorgroepen, waarbij de docenten die voor certificering zorgen, ook mentor van de certificeringsgroep zijn In de bovenbouw wordt de samenstelling mede bepaald door uitstroommogelijkheden. De vakken Consumptieve Technieken, Hout/bouw techniek en Facilitaire Dienst worden gegeven door een leerkracht veelal geassisteerd door een onderwijsondersteuner.
4.2 SCHOOLTIJDEN Om de leerlingen veiligheid en vertrouwen te bieden, werken we zoveel mogelijk met gelijke begin- en eindtijden. Elke schooldag begint en eindigt voor alle klassen gelijk, op maandag, dinsdag en vrijdag van 08.30 uur tot 14.15 uur, woensdag en donderdag kent de school een extra lesuur en is de school om 15.05 uit. Een lesuur duurt 50 minuten. Drie keer per jaar wordt er gewerkt volgens een ander rooster. De leerlingen krijgen dan alleen in de ochtend les. In de middag is dan tijd voor vergaderingen, rapportbesprekingen enz.( de zgd Prestatieweken) Bij ziekte of afwezigheid van leraren worden de klassen in principe opgevangen. Als een klas niet de gehele dag kan worden opgevangen, wordt getracht een roosterwijziging toe te passen, van lesuitval worden de ouders altijd schriftelijk geïnformeerd.
Het programma en de organisatie van de school hebben per leerjaar een aantal belangrijke uitgangspunten gebaseerd op de domeinen wonen, werken en vrijetijdsbesteding . Deze domeinen worden aangeboden in de vorm van praktijkvakken waarin vakdocenten de inhoud afstemmen op het leerjaar. Binnen onze organisatie zijn dit: -beeldende vorming ( leerjaar 1,2,3 en stage) -techniek ( leerjaar 1,2,3 en stage) -textiele werkvormen ( leerjaar 2 en 3) -muziek ( leerjaar 1,2,3 en stage) -hout bouw ( leerjaar 1,2,3 en stage) -facilitaire dienst ( leerjaar 2, 3 en stage) -groen ( leerjaar 2) -lichamelijke opvoeding ( leerjaar 1,2,3 en 6) -koken ( leerjaar 1,2) consumptieve technieken ( leerjaar 3 en stage)
22
Daarnaast worden deze domeinen aangeboden in de vorm van AVO vakken waarin de theoriedocenten de inhoud afstemmen op het leerjaar. Deze vakken worden zoveel mogelijk aangeboden door de mentoren. Binnen onze organisatie zijn dit de volgende vakken , leerjaar 1 t/m 6: - Nederlandse taal - rekenen &wiskunde - informatiekunde - maatschappelijke & culturele oriëntatie - sociaal emotionele vaardigheden - loopbaan- en praktijkoriëntatie In het eerste leerjaar ligt de nadruk op vrije tijd, het tweede leerjaar op het domein wonen en vanaf het derde leerjaar in het domein arbeid. Tevens zijn er in het derde leerjaar interne stages: -facilitaire dienstverlening -horeca -magazijn Na het derde leerjaar zijn er certificeringsmogelijkheden afgestemd op uit uitstroomprofiel van de leerling in de richtingen: - schoonmaak in de groothuishouding - horeca HAN-1 -mig-mag lassen BVC-A Vanaf leerjaar 4 lopen de leerlingen stage in een aan het uitstroomprofiel gerelateerd bedrijf. De stage coaches verzorgen en bezoeken de stageplekken in overleg met de leerling, ouders en de stage mentor. Er zijn binnen ons onderwijs 3 stage coaches werkzaam. Naast de vakdocenten en mentoren/AVO docenten en de stage coaches zijn er begin 2011 op de school werkzaam: Interim Directeur Kernteamleider leerjaar 1, 2 3, facilitair en HORECA. Kernteamleider leerjaar 3 en stage/techniek Zorg coördinator Orthopedagogen Logopediste Schoolmaatschappelijk werkster Onderwijs Assistenten Administratief medewerker en conciërge. Door de doorvoering van de functiemix zal in 2014 20% van de leerkrachten een LC-functie hebben.
4.3 TOELATINGS PROCEDURE 1. Aanmelding Ouders melden een leerling aan en krijgen een intake gesprek De onderliggende onderwijskundige gegevens worden door het ODC verzameld en ter advisering voorgelegd aan de RVC. Deze commissie beslist welke beschikking wordt afgegeven.
23
De aannamecommissie houdt de afgegeven beschikking tegen het licht en formuleert een aanname- dan wel afwijzingsadvies. In deze commissie hebben zitting: de orthopedagogen, de maatschappelijk werkende en de zorgcoördinator. De beslissing tot aanname wordt genomen door de toelatingscommissie bestaande uit: locatieverantwoordelijke, orthopedagogen en zorgcoördinator . Nadat een leerling is toegelaten vindt er een uitgebreide dossier samenvatting gemaakt uit de gegevens van de toeleverende school. Deze samenvatting vormt het startplan voor de begeleiding in het nieuwe schooljaar. In dit startplan komt ook een handelingswijzer voor de eerste handelingsplanning van de mentor. Voor iedere nieuwe leerling wordt er twee keer per jaar een handelingsplan (hp) gemaakt door de mentor. Het hp omvat alle gebieden waaraan hier op school met leerlingen gewerkt wordt. De evaluaties van het huidige hp dienen als uitgangspunt voor vervolg hp’s.
Protocol aanmelding nieuwe leerlingen Aanmelding leerlingen (onder-instromers) begin schooljaar Ouders melden een leerling aan d.m.v. een geel aanmeldingsformulier. Dit formulier wordt ingeleverd bij de administratie op het PRO, locatie Geleen. De aanmelding wordt gedateerd en ondertekend door ouders/verzorgers. Er wordt aan ouders/verzorgers een ontvangstbevestiging gezonden van het aanmeldingsformulier.
Het SBO en BaO sturen hun OWR naar het ODC. Het ODC vraagt een beschikking aan bij de RVC. Afhankelijk van de leerachterstanden en IQ wordt een PRO- dan wel een LWObeschikking aangevraagd. Is er bij het ODC twijfel over PRO – LWO, dan overlegt het ODC met het PRO. Na instemming van de orthopedagoge PRO vraagt het ODC een beschikking aan. Zodra het ODC de administratieve afhandeling van de beschikking heeft geregeld, komt het dossier met alle gegevens naar de locatie Geleen. Vanaf 1 april is er wekelijks contact tussen ODC en zorgcoördinator/administratie PRO over de voortgang. Na een positief advies van de RVC beslist de plaatsingscommissie van het PRO of een leerling definitief kan worden toegelaten. De afgifte van een RVC-beschikking impliceert niet automatisch plaatsing op het DaCapo-College PrO. De plaatsingscommissie bestaat uit de senior kernteamleider en orthopedagoge onderinstromers; indien van toepassing de orthopedagoge van zij-instromers en de zorgcoördinator.
24
Indien nodig kan er tot een proefplaatsing worden overgegaan. De beeldvorming is dan niet duidelijk genoeg. De leerling blijft ingeschreven bij de toeleverende school, totdat de beslissing definitief is geworden. Ouders stemmen door ondertekening van een contract met deze procedure.
Alle aanmeldingen, welke in de laatste 2 weken voor de zomervakantie worden ingeleverd, kunnen pas na de zomervakantie in behandeling worden genomen. Dit betekent dat deze leerlingen de eerste schoolweek nog geen school hebben. Dit zal aan ouders worden meegedeeld.
Voor zij-instromers aan het begin van een schooljaar gelden dezelfde procedures als voor onder-instromers.
Tussentijdse plaatsingen (zij-instromers) Zij-instromers komen altijd binnen pas nadat zij in een ZAT zijn besproken. De toeleverende school verzorgt dossiervorming, waaronder OWR. De plaatsingscommissie weegt de aanmelding en kan besluiten tot een proefplaatsing. Tijdens deze proefplaatsing blijft de leerling op de oude school ingeschreven. De proefplaatsing wordt geëvalueerd en er wordt een keuze gemaakt voor wel of niet definitief plaatsen. Voordat de nieuwe leerling kan gaan deelnemen aan het onderwijsprogramma op PRO, wordt er eerst een interne procedure doorlopen, waarbij de mentor alvast het startdossier kan bestuderen en de collega-docenten kan informeren. Naarmate het einde van een schooljaar nadert, wordt plaatsing van een leerling steeds nadrukkelijker, afhankelijk van een vermeende draagkracht/belastbaarheid van een klas. De mentor bepaalt of plaatsing in zijn/haar mentorgroep haalbaar is.
4.4 LEERLINGZORG EN BEGELEIDING Niveaus van zorg 1.
Preventieve zorg op groepsniveau. Onderwijs afgestemd op verschillen tussen leerlingen en specifieke zorgbehoeften. Leerlingen volgen een gezamenlijk programma. Leer- en gedragsproblemen worden gesignaleerd en in een leerlingvolgsysteem bijgehouden.
2.
Extra zorg binnen het groepsniveau voor de school.
25
De extra zorg komt tot uitdrukking in planmatige groepsbesprekingen en handelingsplannen. Resultaten worden bijgehouden en ouders op de hoogte gesteld. 3.
Hulpverlening op schoolniveau door interne deskundigen (Intern Z.A.T.). Hier vindt verdere diagnostiek plaats en eventueel ambulante begeleiding.
4.
Bovenschoolse externe zorg (Extern Z.A.T.) Als extra begeleiding binnen de schoolsetting geen resultaat oplevert, dan vindt er advies van externe deskundigen plaats (schoolarts, BJZ, leerplicht, schoolagent, MEE).
5.
(tijdelijke) Plaatsing in bovenschoolse voorzieningen via O.O.V., REC3, REC4, Herstart, Gastenhof etc.
Vaste overlegmomenten in de zorgstructuur met betrekking tot leerlingbespreking
Leerling bespreking Mentor verzamelt plus en minzaken. Mentor analyseert de beeldvorming en de leerling bespreking wordt besloten of een individueel handelingsplan gerechtvaardigd is. Organisatie: Mentor – zorgcoördinator – en de lesgevende docenten vormen de gespreksgroep. Voor de stage-groepen komt de stagebegeleider erbij. Mentor communiceert besluiten terug met lesgevende docenten.
Organisatie leerling bespreking Uitgangspunten Werkwijze Uitvoering
Uitgangspunten De leerling bespreking is een periodiek overleg waarbinnen alle leerlingen aan de orde komen. Het is een voortgangsgesprek over de stand van zaken; mogelijkheden en belemmeringen van deze leerlingen. Ten grondslag aan de leerling bespreking ligt een goede signalering. Tot nu toe hanteren wij een
26
instrument waarbij iedere leerkracht positieve en negatieve componenten vermeldt. Voorlopig blijven we dit instrument nog gebruiken. Werkwijze Aan ieder logboek is een lege verzamelstaat toegevoegd. Hierop vullen alle leerkrachten welke lesgeven aan deze leerling, hun bevindingen in. Ook is per leerling een leeg handelingsplan toegevoegd. De mentor stuurt ruim van te voren een reminder voor de bespreek datum en deelt tevens mee wanneer de verzamelstaat ingevuld moet zijn. De mentor analyseert de signaleringsgegevens van de leerkrachten, weegt de prioriteiten en formuleert een concreet werkpuntenvoorstel. De beeldvorming; de prioriteitenweging en het werkpuntenvoorstel komen op de leerlingbespreking aan de orde. Ook wordt dan gewogen en bepaald hoe het handelingsplan voor deze leerling geformuleerd gaat worden. Voor de effectiviteit zijn op de bespreekmomenten aanwezig: mentor, orthopedagoge en de zorgcoördinator plus de lesgevende docenten van de reguliere groepen 1.1 t/m 3.3 In de stage groepen vinden de lln besprekingen in de kleine groep van mentor stagebegeleider en zorgcoördinator. Dit i.v.m. de effectiviteit
Na de leerling bespreking zorgt de mentor dat deze bespreekresultaten in het handelingsplan worden vastgelegd. Bij de tweede ronde van leerling besprekingen worden de evaluaties van het eerste handelingsplan als uitgangspunt genomen. Er wordt dan besloten of het eerste handelingsplan met succes kan worden afgesloten of dat het elementen bevat welke nog verdere aandacht nodig hebben.
Uitvoering De zorgcoördinator zit de leerling besprekingen voor.
Intern Z.A.T. Leerlingen die meer dan bovenstaande zorg behoeven worden aangemeld. Criterium is handelingsverlegenheid van mentor en kernteam. Frequentie: twee wekelijks Voorzitter: zorgcoördinator Deelnemers: orthopedagogen, maatschappelijk werkende, kernteamleiders en zorgcoördinator. Mentoren geven aan de kernteamleider door welke leerlingen er voor het intern z.a.t. worden aangemeld. Tevens wordt het handelingsplan en resultaten hiervan aangereikt.
27
Extern Z.A.T. Leerlingen kunnen door het intern z.a.t. aangeboden worden aan het extern z.a.t. als blijkt dat deze leerling brede multidisciplinaire zorg nodig heeft, of als men bemerkt dat dat de interne school zorgverleners handelingsverlegen zijn geworden. Frequentie : acht wekelijks Voorzitter : zorgcoördinator Deelnemers : GGD , BJZ , Leerplicht , Stichting MEE , Orthopedagogen enmaatschappelijk werkende . Verslaglegging : Secretaresse PRO
Organisatie handelingsplanning en vaste overlegmomenten hierbij Het eerste hp voor de nieuwe leerlingen wordt nog voor de herfstvakantie gemaakt. Deze hp worden gemaakt op basis van de gegevens uit het startplan, aangevuld met de eerste bevindingen van de mentor. Voor de kerst zijn ook de ouderejaars in de hp bespreking aan de orde geweest. Gegevens komen nu uit de evaluaties eerdere hp ,logboek informatie en leerlingbesprekingen Uit de overlegmomenten onder 2 genoemd. De mentor, orthopedagogen, maatschappelijk werkende en de zorgcoördinator vormen de gespreksgroep m.b.t. hp Voor het eind van het schooljaar wordt een vervolg hp gemaakt. Deze is dan het startpunt in de nieuwe klas met de nieuwe mentor. de leerling vormgegeven. Het loopbaan gedeelte doet verslag van stage ervaringen en loopbaan activiteiten met reflectiemomenten.
4.5 BEGELEIDING EN TOETSING Bij de begeleiding van de individuele leerlingen binnen ons praktijkonderwijs staat de relatie tussen de leerling en de mentor centraal. Tijdens de individuele coachingsgesprekken kunnen de begeleidingsvragen van de leerling naar voren komen. Deze coachingsgesprekken vormen tevens de rode draad voor het werken met de individuele ontwikkelings plannen de IOP’s. In het IOP wordt samen met de leerling een actieplan geformuleerd. Er zijn een aantal actieplannen die de leerling samen met de mentor opstelt: - didactische ontwikkeling in de Nederlandse taal en rekenen&wiskunde. - vaardigheden uit het domein vrije tijd ( leerjaar 1)
28
-vaardigheden uit het domein wonen ( leerjaar 2) -vaardigheden uit het domein werken ( leerjaar 3) -resultaten/adviezen uit het stagegeschiktheidsassessment ( leerjaar 3) -vaardigheden uit het domein stage ( leerjaar 4t/m 6) Daarnaast worden er in overleg met het zorgteam per individuele leerling handelingsplannen opgesteld waarin de werkpunten voortkomende uit de leerling besprekingen uitgewerkt worden in een plan. Ook de handelingsplannen krijgen een plaats in het IOP. Op deze manier kan de mentor de leerling optimaal coachen en heeft de leerling een inzicht in zijn ontwikkeling. De IOP’s worden samen met de leerling en de ouders geëvalueerd tijdens de voortgangsgesprekken. De voortgangsgesprekken worden twee keer per jaar gepland. Bij deze gesprekken zijn de ouders/verzorgers, leerling en de mentor aanwezig. Naast het IOP wordt in het voortgangsgesprek het rapport besproken en het Portfolio wordt door de leerling aan de ouders getoond. Deze gesprekken duren ongeveer 30 minuten. Er bestaat ook de mogelijkheid om bij de bespreking van het rapport één of meerdere vakdocenten te spreken. Indiennoodzakelijk kunnen afspraken gemaakt worden om gedetailleerder in te gaan op het rapport. Het rapport laat een beoordeling zien voor de werkhouding en het resultaat van de leerling. De rapporten kunnen niet uitgereikt worden zonder een voortgangsgesprek.
Bij het vormgeven van het reken- en taalonderwijs binnen ons praktijkonderwijs gaan wij uit van de Wet referentieniveaus taal en rekenen, 1 augustus 2010.
Bij de toewijzing van de referentieniveaus aan de verschillende schooltypen is er in de wet voor het PRO een uitzondering gemaakt voor wat betreft het algemeen maatschappelijke niveau 2F. Van het PRO wordt gevraagd om zich in te spannen zoveel mogelijk leerlingen niveau 1F (eindniveau PO) te laten behalen. In de fundamentelle doelen ( SLO, september 2009) is een concretisering gemaakt van het fundamenteel niveau 1 F. Deze doelen kunnen door onze docenten gebruikt worden om de reken - en taalniveaus inhoudelijk inzichtelijk te maken.
29
Daarnaast is het zo dat vanwege de heterogeniteit in het PRO een (in de regel beperkt) deel van de leerlingen in staat is om een hoger niveau dan 1F te bereiken. In die gevallen wordt er vanuit gegaan dat het PRO zich inspant om deze leerlingen op dat hogere niveau te brengen. Wij gebruiken binnen ons praktijkonderwijs de genormeerde testen van muiswerk waar we middels de suites rekenen en taal het referentieniveau ( F) van onze leerlingen testen. In de testgegevens van muiswerk worden per gebied het behaalde referentieniveau ( F) van de leerling aangegeven. Wanneer de testgegevens van de leerling in het gebied beneden het 1 F niveau vallen dan wordt er een indicatie van het DLE ( Didactische Leeftijds Equivalent) gegeven. In het DLE wordt uitgegaan van 10 maanden onderwijs vanaf groep 3 in het primair onderwijs. Iemand met een DLE van 30 heeft een niveau vergelijkbaar met het niveau van een leerling in groep 6 in het primair onderwijs. Deze testgegevens bieden inzicht in het beheersen van de referentieniveaus voor reken- en taalonderwijs van de individuele leerling. Wij zetten de testen van muiswerk in het begin en in het einde van het schooljaar in. De testgegevens bieden naast een inzicht in de referentieniveaus van de individuele leerling ook inzicht in de effectiviteit van de doorlopen leerstof en de extra feedback en hulp aan de leerlingen na het doorlopen van een schooljaar. Alle leerlingen doorlopen de uitgeschreven leerroutes voor taal&rekenen binnen ons onderwijs in de daarvoor geplande reken- en taal uren in het rooster. Daarnaast wordt er uitgaande van de testgegevns van muiswerk remediërend gewerkt met de leerlingen. Hierin worden verschillende werkvormen en leermaterialen aangeboden en worden zij met behulp van extra feedback en aandacht ondersteund.
4.6 ARBEIDSTOELEIDING In het Praktijkonderwijs is stage een verplicht onderdeel van de opleiding. De doelstelling van het Praktijkonderwijs om toe te leiden naar arbeid en of vervolgopleiding komt als de leerling stage gaat lopen prominent in beeld bij de leerling en ouders.
Na de afname van het assessment en het bereiken van de leeftijd van16 jaar stroomt de leerling door naar de stagegroep. In de nabespreking van het assessment wordt het uitstroomprofiel van de leerling vastgesteld. De leerlingen die stage gaan lopen worden op school voorbereid door middel van maatschappelijke stages, interne stages, arbeidsoriënterende lessen Een stageleerling heeft een eigen stagementor en een stagecoach. Beiden werken nauw samen om de stageleerling goed te begeleiden naar een geschikte stageplaats. De wensen van de leerling worden, mits deze realistisch zijn, zo veel mogelijk gerespecteerd. De stagecoach begeleidt de leerling naar en op de stageplaats en onderhoudt het contact met het stagebedrijf. Eenmaal in de vier schoolweken bezoekt de stagecoach de stageleerling op de stageplaats Zijn bevindingen koppelt hij/zij terug naar de stagementor. De stagementor
30
bespreekt met de stageleerling alle voorkomende zaken en is de contactpersoon voor de stageleerling en de ouders. De afspraken met een bedrijf of instelling worden vastgelegd in een stagecontract, hierin is ook de verzekering van de stageleerling tijdens stage opgenomen. Stagetijd wordt beschouwd als leertijd om de leerling voor te bereiden op een plaats op de arbeidsmarkt en tevens arbeidsvaardigheden en sociale vaardigheden op te doen die horen bij werknemerschap. Bedrijven en instellingen investeren in onze leerlingen in tijd en begeleiding. De stagecoaches werken nauw samen met instanties die zich bezig houden met plaatsing en begeleiding van onze leerlingen op de arbeidsmarkt.
Voor leerlingen uit het Praktijkonderwijs is een stage een bron van een krachtige leeromgeving. Stages zijn de ruggengraat van het praktijkonderwijs en zorgen voor een vloeiende overgang van school naar werk. Stage is de methode om op school geleerde kennis, vaardigheden en competenties in de praktijk te oefenen. Een succesvol verlopen stage vergroot de kans op het verkrijgen van een arbeidsplaats. De stages zijn te verdelen in vijf fasen: maatschappelijke stage interne stage (bedrijfssimulatie) bedrijfsbezoeken (ter kennismaking met branches) oriënterende stage (in verschillende branches) arbeidsstage (in de branche waar de toekomst wordt gezocht) Maatschappelijke stages De school biedt aan de leerlingen van leerjaar 1-2 maatschappelijke stages aan. De overheid verschaft hiervoor per brinnummer een financiële ondersteuning. De maatschappelijk stages hebben een zeer breed scala maar steeds in het kader van maatschappelijk belang. Interne stages: arbeidssimulatie De interne stage vindt op de school in leerjaar 2 en 3 plaats. Het gaat om het aanleren van vaardigheden door het systematisch verrichten van bepaalde handelingen in een daarvoor ingerichte leersituatie. Voorbeelden hiervan zijn: De leerlingen onderhouden zelf het interieur van de school De leerlingen onderhouden in beperkte mate het groen rondom de school De leerlingen oefenen in beperkte mate in het werken in een schoolmagazijn De leerlingen verrichten werkzaamheden in de voorbereidende en afrondende sfeer t.b.v. de schoolkantine. Deze stage is een voorbereiding op de externe stage. De leerlingen moeten die vaardigheden leren die vereist zijn om in een externe stage te kunnen functioneren. De leerlingen ontwikkelen algemene competenties en specifiek beroepscompetenties. Bedrijfsbezoeken Jaarlijks worden voor de leerlingen van leerjaar 3 bedrijfsbezoeken georganiseerd. Leerlingen bezoeken onder begeleiding van docenten bedrijven in diverse branches. Oriënterende stages Door de arbeidssimulatie krijgen de docent en de leerling inzicht in de praktische
31
mogelijkheden. De prestaties van de leerling tijdens de arbeidssimulatie worden betrokken in het advies voor de oriënterende stages, deze worden ingezet bij de leeftijd van 16 jaar. Deze overstap wordt voorafgegaan door een uitgebreid assessment. Doel van het stage Assessment kan opgesplitst worden in drie afzonderlijke doelen. Ten eerste: is de leerling aan de hand van de ingewonnen informatie daadwerkelijk geschikt om op stage te gaan? Het instrument wordt hierbij ingezet als selectie instrument: de leerling is niet of wel stage geschikt. Ten tweede : beschikt de leerling ten volle over de nodige vaardigheden om stage te lopen en zo niet welke methode en instrumenten dienen dan ingezet te worden om de leerling deze vaardigheden bij te brengen? Het instrument wordt hierbij ingezet als ontwikkel instrument. Ten derde : wanneer de beginsituatie gemeten is heeft de school de mogelijkheid om de leerling gericht te plaatsen op de stageplek die voor hem – aan de hand van de ingewonnen informatie- het meest geschikt is. Het instrument wordt hierbij ingezet als een plaatsingsinstrument. Het door onze school gehanteerde Assessment is een meetinstrument, speciaal voor Praktijkschool leerlingen en bestaat uit: arbeidsproeven: waarbij gekeken wordt naar de motorische vaardigheden, het tempo en het begrijpen van een opdracht. betrouwbaar waarnemen: n.a.v. een film, beantwoordt de leerling vragen. een vragenlijst ‘Wat vind ik van school’: hoe ervaart de leerling school. een arbeid interessetest: welke beroepsrichting spreekt de leerling aan. rollenspel ‘Kennismakingsgesprek’: hoe voert de leerling een gesprek, hoe presenteert hij/zij zich. beoordeling door de mentor. Alle verzamelde gegevens laten de leerling zien, over welke sociale vaardigheden en arbeidsvaardigheden hij/zij al beschikt en in welke hij/zij zich nog verder kan ontwikkelen. De gegevens worden ingebracht in het overleg op het moment dat de leerling overstapt naar de stagegroepen, vanuit het 3e leerjaar naar het 4e leerjaar. De leerling is dan 16 jaar oud. Dit overleg is zeer belangrijk. Hier komen ouders en de leerling, de mentor uit welke groep de leerling vertrekt, de toekomstige mentor, de stage coach en één van de assessoren bij elkaar om in gezamenlijk overleg richting te geven aan het uitstroomprofiel, het IOP van de leerling. Met de stagecoach wordt bepaald welk stagebedrijf geschikt kan zijn voor de betreffende leerling. Criteria die hierbij gebruikt worden zijn: Biedt het stagebedrijf werk dat past bij de capaciteiten van de leerling. Biedt het stagebedrijf werk dat past bij de affiniteit van de leerling. Is er sprake van een plaatsingsstage: biedt het bedrijf reëel uitzicht op een baan. Wat ook belangrijk is, is het gegeven of de begeleiding op de werkvloer past bij de leerling Praktijkonderwijs De theorie van het stage Assessment De stage wordt beschouwd als een leerproces waarbij algemene sociale- en arbeidsvaardigheden worden gespecialiseerd tot specifieke vaardigheden op een specifiek terrein, namelijk de werkplek. In dit leerproces wordt kennis opgedaan uit ervaring. De ervaring is onlosmakelijk verbonden met de reeds aanwezige kennis.
32
Leerlingen van de praktijkschool worden voorbereid op het zo zelfstandig mogelijk functioneren in de maatschappij. Zij leren dus vooral praktische vaardigheden. De doelstelling van het Assessment Center stagegeschiktheid sluit naadloos aan bij de doelstelling van het onderwijs. Met behulp van het Assessment Center stagegeschiktheid wordt rechtstreeks gemeten in hoeverre een leerling beschikt over (in dit geval) het benodigde praktische sociale gedragsrepertoire en over de benodigde basis arbeidsvaardigheden om zich te kunnen handhaven in een stage c.q. in een arbeidssituatie. Rechtstreeks wil zeggen, er wordt niet gemeten via een tussenstap, b.v. een test of een andere beoordeling, die dan weer vertaald moet worden naar een bepaalde arbeidsprestatie. Er wordt als het ware een steekproef genomen uit relevant gedrag, dat heel gestructureerd geobserveerd en beoordeeld wordt en dat representatief moet zijn voor de totale verzameling van het gedrag dat we willen meten (de zogenaamde samplemethode) De achterliggende gedachte is: GEDRAG IS CONSISTENT IN TIJD EN SITUATIE SPECIFIEK. Met andere woorden: iemand zal in de regel in soortgelijke situaties door de tijd heen hetzelfde gedrag vertonen. Bij het Assessment Center stagegeschiktheid worden de volgende belangrijke aspecten gemeten in het kader van stagegeschiktheid. Sociale vaardigheden, het vermogen zich op de werkplek staande te houden in de zin van het bevredigend omgaan met anderen, het zich houden aan afspraken (op tijd komen), inzet tonen, het zich kunnen aanpassen aan geldende normen en waarden, leiding accepteren, het kunnen vragen om hulp, het kunnen luisteren, het tegen kritiek kunnen, enz. Taalvaardigheden (luisteren, schrijven, lezen en spreken). Rekenvaardigheden (delen, meten, omgaan met geld, tellen, aflezen van getallen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, tijdsbesef, het schatten van hoeveelheden en het lezen van werktekeningen). Motorische vaardigheden hieronder vallen de grove motoriek: staan, zitten en lopen (die een rol spelen bij het duwen, tillen, hurken, trappen, bukken en op een ladder staan) en de fijne motoriek: pakken met een of twee handen, knijpen, oog-hand(voet)-coördinatie en het gebruik van afzonderlijke vingers. Deze motorische vaardigheden spelen een rol bij het uitvoeren van taken zodat een zekere zelfstandigheid haalbaar is. De cognitieve prestaties. Hieronder verstaan we naast algemene taal- en rekenvaardigheden ook het beschikken over voldoende begrip en inzicht. Het begrijpen van instructies, het inzien van waarom iets op een bepaalde wijze moet worden uitgevoerd, zijn van belang, zodat een zekere zelfstandigheid haalbaar is De houding (attitude), het werktempo en de kwaliteit van het geleverde werk hangen niet alleen af van de kennis en vaardigheden, maar worden ook beïnvloed door het al dan niet gemotiveerd zijn voor het hebben en houden van werk. Andere aspecten van de motivatie zijn: de handen uit de mouwen willen steken, over doorzettingsvermogen beschikken, taak- en resultaatgerichtheid. De belangstelling voor de beroepssector en de werkzaamheden daarbinnen. Omdat het om een eerste stageplaats gaat kan hiermee rekening houden een gunstig effect hebben op de motivatie.
33
Arbeidsstage In minimaal het laatste leerjaar loopt de leerling stage in een bedrijf dat aansluit bij zijn toekomstwens en mogelijkheden. Dit kan zijn in het vrije bedrijf of binnen de sociale werkvoorziening. Deze stage is bedoeld voor leerlingen met voldoende vaardigheden en competenties om een reële kans te maken op een reguliere arbeidsplaats in een bedrijf of overheidsinstelling. Het doel is de leerling te laten ingroeien in de werkplek, zodat de kans vergroot wordt dat de stagiaire na afloop van de stage aangenomen wordt. Of de leerling uiteindelijk geplaatst wordt, is onder meer afhankelijk van de economische situatie en vacatures. Tijdens de arbeidsstage kan er op de werkplek gewerkt worden aan de specifieke eisen die de werkplek stelt. Leerlingen bepalen samen met de docent in overleg met de toekomstige werkgever de specifieke leerdoelen die passen binnen de algemene doelen. De match tussen werk en leerling gebeurt op basis van geobjectiveerde leerlingkenmerken en arbeidsanalyse. Door het in 2008/2009 aanbieden van de AKA opleiding MBO niveau 1 zullen de stages in geaccrediteerde bedrijven moeten plaatsvinden, bedrijven aangesloten bij een kenniscentrum. Het netwerk is ontwikkeld in nauwe samenwerking met het stagebureau van het PrO en de traject begeleiding van het ROC Leeuwenborgh. De resultaten, uitgedrukt in het percentage leerlingen dat door oriëntering en stage aansluitend aan de school een arbeidsplaats heeft verworven is hoog, gemiddeld over de laatste vijf schooljaren 80 %. Wel moet gesteld worden dat de laatste jaren de economie en daarmee de arbeidsmarkt krimpt
4.7 NAZORG Een van de doelstellingen voor het Praktijkonderwijs is, dat zij de nazorg tot hun opdracht moeten rekenen en deze dus als zodanig ook moeten geven. In dit kader wordt de volgmodule gedurende de eerste twee jaren na het schooljaar waarin de leerling is uitgestroomd twee maal per jaar (in maart en oktober) ingevuld. Iedere leerling die schoolverlater is, kan als het nodig is, nog ondersteunende hulp vragen aan de school. Dit geldt tevens voor de ouders / verzorgers van de leerling. Maar binnen de financiering wordt er geen geld verstrekt aan de scholen om deze nazorg te verlenen. De vragen waarmee oud-leerlingen naar school komen lopen zeer uiteen: het helpen zoeken naar een andere baan het helpen bij het invullen van papieren en formulieren het vragen om hulp bij het zelfstandig willen gaan wonen. daarnaast vragen ook de diverse instanties, die subsidies aan bedrijven en leerlingen geven, informatie over leerlingen (bijv. het UWV) Uiteraard kunnen wij als school lang niet alle vragen beantwoorden en/of oplossen, maar we kunnen de oud-leerlingen wel op weg helpen naar de juiste instanties. Als school ervaren wij regelmatig dat oud-leerlingen vastlopen of mislukken op de arbeidsmarkt, terwijl het juist een van de doelen en kwaliteiten van het praktijkonderwijs is, om de leerlingen op de juiste plek te krijgen en te houden. Nazorg zou gericht moeten zijn op: Het proces coördineren Zorgen voor introductie op de werkplek
34
Zorgen voor blijvende betrokkenheid bij de werkgever Adviseren tijdens loopbaan(werk, CWI, etc.) Zorgen voor contactpersoon(op school of aansluitend bij andere instantie)
In het kader van de problematiek van vroegtijdige schoolverlaters en het feit dat de praktijkschool leerlingen geen startkwalificatie hebben en dus zijn aangewezen op de arbeidsmarkt moet nazorg een prominentte plaats in gaan nemen om arbeid te bestendigen.
4.8 ARBO-COMMISSIE De komende jaren richt de ARBO-commissie zich op het uitvoeren van het plan van aanpak. Jaarlijks wordt dit plan vastgesteld en bijgesteld. Daarnaast wil de ARBO-commissie zich meer toeleggen op het vormgeven van het welzijnsbeleid van het DaCapo-College PrO. Welzijn wordt een speerpunt van de ARBO-commissie. De school vervult voor leerlingen een voorbeeldfunctie met betrekking tot arbeidsomstandigheden en het milieu. De doelstellingen van het arbo- en milieubeleid worden in samenhang met de schooldoelstellingen geformuleerd. De doelstellingen worden vastgelegd in het ARBO-beleidsplan. In het kader van de verantwoordelijkheid van het bestuur van onze school (stichting DaCapo) voor de arbeidsomstandigheden van alle medewerkers, leerlingen, personeel van derden en bezoekers, zullen de kansen op lichamelijk of geestelijk letsel zoveel mogelijk worden uitgesloten en het welzijn zoveel mogelijk worden bevorderd. Voor zover gevaren onvermijdelijk zijn, richt de school zich op een zodanige organisatie en manier van werken dat onaanvaardbare risico’s worden uitgesloten. Bij alle beslissingen en bij de dagelijkse gang van zaken zal daarom de aandacht voor veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu een
4.9 COMMUNICATIE De school leidt leerlingen naar de maatschappij en maakt tegelijkertijd ook deel uit van die maatschappij. Vandaar dat communicatie met de maatschappij van belang is. Communicatie is een veelomvattend begrip. Interne communicatie De schoolleiding streeft een open en vlakke communicatiestructuur na. Om communicatielijnen kort te houden en betrokkenheid en samenhang te garanderen wordt al jaren onderstaande structuur gevolgd: Elke week vergadert de schoolleiding. De schoolleiding is :de directeur, twee kernteamleiders en toegevoegd op afroep de zorgcoördinator. Er worden van deze vergadering notulen gemaakt en naar alle personeelsleden gestuurd. Tenminste eenmaal in de vier weken is er een algemene vergadering waarbij het gehele team aanwezig is. Deze vergaderingen vinden zoveel mogelijk plaats op de dinsdagmiddag, onder voorzitterschap van de directeur. De kernteams komen elke week bij elkaar. Voorgezeten door de kernteamleider. Maandelijks is er een overleg van de leerlingenraad. Elk teamlid heeft de vrijheid om op elk gewenst moment verschillende teamleden bij elkaar te roepen voor overleg.
35
Externe communicatie Ouders hebben een gedeelte van hun verantwoording voor het welzijn van hun kinderen overgedragen aan de school. Zij verwachten een verantwoorde aanpak in onderwijskundig en pedagogisch opzicht. Zij blijven echter de eindverantwoording voor hun kinderen. Vandaar dat de school niet buiten de ouders om mag, kan en wil functioneren. Op dit moment is er een actieve ouderraad. De school vindt het van groot belang dat de ouders betrokken worden en blijven bij het onderwijs. Informatieavonden en rapportavonden zijn de avonden waarop algemene informatie verstrekt wordt. . Huisbezoeken door maatschappelijk werk in de onderbouw geven mogelijkheden tot het bespreken van allerlei zaken op individuele basis Veel waarde wordt gehecht aan de ontwikkeling van een zo open mogelijke communicatie tussen ouders en docenten. Binnen deze visie staat het ouders en docenten direct met elkaar in contact te komen. De docenten zijn verplicht op maandag en dinsdag tot 16.30 uur aanwezig te zijn op school aanwezig te zijn, dit in het kader van communicatie in de school maar ook voor bereikbaarheid voor ouders. Elk jaar ontvangen alle ouders en alle leerlingen een schoolgids. De leerlingen krijgen twee keer per jaar een rapport
36
5. INZET EN ONTWIKKELING PERSONEEL De school is geen gebouw: de school bestaat uit mensen. De school die steeds meer een eigen beleid voert, voert ook een eigen personeelsbeleid. Dat is een voorwaarde om als school je eigen doelen te kunnen realiseren. Onderwijskundig beleid en personeelsbeleid hebben immers alles met elkaar te maken. Het DaCapo-College voert eigen beleid en vindt haar eigen antwoorden op de vragen die de maatschappij stelt. Een school heeft personeel nodig dat dit beleid ondersteunt. Het loopbaanbeleid moet ermee overeenstemmen, het personeel moet de juiste carrièreperspectieven worden geboden, de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden moeten passend zijn, enzovoort. De inzet en ontwikkeling van het personeel worden weergegeven door integraal personeelsbeleid (IPB). De school als werkplek van leraren is een zelfbewuste, op ontwikkeling en leren gerichte omgeving die leraren in verschillende stadia van hun professionele ontwikkeling ondersteunt en kansen biedt.. 5.1 INTEGRAAL PERSONEELSBELEID In de afgelopen jaren zijn rond IPB vanuit Stichting DaCapo diverse notities en enkele kaderregelingen vervaardigd. IPB zal worden ingezet als een kwaliteitsinstrument voor de kwaliteit van ons onderwijs en de kwaliteit van de medewerkers. Integraal personeelsbeleid is gericht op de ontwikkeling van school/onderwijs en medewerker (o.p./o.o.p). In het Persoonlijk Ontwikkelings Plan worden beide met elkaar verbonden. Het schoolplan/ het schoolactieplan dat met de medewerkers is gemaakt, geeft visie, richting, perspectief en concrete acties voor de onderwijsontwikkeling. Het medewerkerprofiel/competenties in de schoolcontext geeft richting aan de ontwikkeling van de medewerker. Het kwaliteitszorsysteem waarborgt de toepassing van o.a. de plan-docheck- act cyclus. Op het DaCapo-College worden systematisch gesprekken gevoerd met medewerkers o.p. De kernteamleiders zijn geschoold in het voeren van functionerings- voortgangsgesprekken.
5.1 FUNCTIE BOUWWERK Op het DaCapo-College is een functiebouwwerk overeengekomen met de GMR, Functiebouwwerk DaCapo College
Functienaam Indeling
gewogen
Actie
Directie Voorzitter College van Bestuur Lid College van Bestuur Unit-directeur Hoofd stafbureau Bestuurssecretaris
15 14 13 12 8
Nee Nee Ja ja ja
RvT RvT
Leraar
37
Senior Kernteamleider Kernteamleider Zorgcoördinator Docent LD Docent (nieuw) LC Docent LB
12 11 11 12 11 10 Onderwijsondersteunend personeel Theorie- en praktijkinstructeur 9 Technisch onderwijs assistent 6 Psycholoog/ orthopedagoog 11 Preventiemedewerker 9 Technisch medewerker facilitaire dienst 5 Conciërge 4 Stafmedewerker personeel en organisatie 10 Senior medewerker personeels- en salarisadministratie 8 Hoofd ICT 10 Systeem- en netwerkbeheerder 8 Applicatiebeheerder 7 Medewerker ICT 6 Eerste medewerker financiële administratie 7 Roostermaker 8 Medewerker administratieve ondersteuning 4 Leraar in opleiding Leerarbeidsovereenkomst leraar in opleiding
Ja Ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja Conform CAO
Opmerkingen: Het decaanschap is een taakdifferentiatie van Docent LB. Remedial teaching is een taakdifferentiatie van Docent LB. Persoonsgebonden functies Functienaam Indeling Locatiemanager Docent (oud) LC Schoolmaatschappelijk werker Logopedist Administratief medewerker Medewerker schoonmaak ID-baan
11 11 10 10 5 1 1
gewogen
Actie
ja ja ja ja ja ja ja
Het onderscheid tussen LB, LC en LD volgens FuwaVO is op hoofdlijnen beschreven: werkzaamheden, kader& verantwoordelijkheden & bevoegdheden, kennis & vaardigheden
38
5.2 TAAKBELEID Het taakbeleid is met de GMR overeengekomen. De uitvoering is aan de schoolleiding. Er wordt gebruik gemaakt van een normjaartaak formulier dat basisgegevens inzichtelijk maakt. Dit formulier is hulpmiddel in de gesprekscyclus om vooraf, ook door de medewerker zelf, in te schatten welke verantwoordelijkheden kunnen worden opgepakt (vertaald in taaklast).In de verdeling van de taken is een belangrijke taak weggelegd voor de kernteams. 5.5 PREVENTIE ZIEKTEVERZUIM Bij de schoolleiding zijn de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de casemanager belegd. Te onderscheiden werkzaamheden: bewaken van de ziekte- en re-integratietrajecten afhandelen van de administratieve processen bewaken en begeleiden van afspraken en termijnen adviseren bij trajecten onderhouden van contacten met medewerkers en instanties (arbo, UWV) informeren van medewerkers en directieleden Binnen het DaCApo-College is het aanstellen van een stafmedewerker Personele zaken onderwerp van gesprek. Het DaCapo is voornemens een stafmedewerker specifiek voor de eigen school aan te stellen om lijnen naar personeel zo kort mogelijk te maken.
5.3 INSPRAAK EN MEDEZEGGENSCHAP De schoolleiding vindt inspraak van het personeel op het schoolbeleid waardevol en van groot belang voor het draagvlak. Inspraak is op verschillende manieren en momenten mogelijk: Tijdens de algemene teamvergaderingen Tijdens de kernteamvergaderingen In de ontwikkelgroepen samengesteld uit vertegenwoordigers uit de leerjaren en vakonderwijs Het DaCapo-College PrO hanteert de wettelijke regeling met betrekking tot de medezeggenschap De MR bestaat uit 3 gekozen ouders en 3 gekozen personeelsleden (PMR). Vergaderingen zijn openbaar, agenda en notulen liggen ter inzage op de school. De Praktijkschool is door een personeelslid vertegenwoordigd in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) Veel taken van de MR zijn gemandateerd aan de GMR.
5.4 BELEIDSVOORNEMENS Verder vormgeven aan het IPB in relatie met de functiemix Het bijstellen van het functiebouwwerk Het structureel vormgeven van het bekwaamheidsdossier voor alle medewerkers Het aanstellen van een stafmedewerker personele zaken
39
6. FINANCIEEL EN MATERIEEL BELEID Sinds augustus 2006 heeft het DaCapo-College PrO lumpsum bekostiging. Jaarlijks wordt op basis van het leerlingaantal een begroting gemaakt. Stichting DaCapo-College verwacht een sluitende begroting. Juist door de lumpsum invoering krijgt de school meer te maken met variabelen. Dit vereist voorzieningen en beleid dat rekening houdt met afschrijvingen en investeringen. De sturingskracht en het ondernemerschap van de schoolleiding wordt door de invoering van de lumpsum bekostiging dan ook groter. De kosten van het stafbureau van het DaCapo-College wordt naar draagkracht verdeeld over de zes scholen.
6.1 BEKOSTIGING LEERMIDDELEN De kosten van de leermiddelen worden vastgesteld en aan de ouders doorberekend. Het betalen van deze rekening verloopt echter niet als vanzelfsprekend. De sociaal economische problematiek van een groot percentage van de gezinnen vraagt om een persoonlijke op maat toegesneden betalingsaanpassing. De school maakt met die gezinnen persoonlijke afspraken over termijn betalingen. De invoering van gratis schoolboeken wordt als een goede gezien. Daarbij moet wel gemeld worden dat de leermiddelen van een praktijkschool zich niet beperken tot boeken. Materialen, vakschoeisel, vakkleding zullen nog altijd geheel of gedeeltelijk op de ouders verhaald worden. Door de financiële positie van de gezinnen heeft de schoolleiding in augustus 2010 besloten de vrijwillige bijdrage te beperken op €50. Voor klas een wordt ook nog een bijdrage gevraagd in de schoolkampkosten van € 50.
6.2 BELEIDSVOORNEMENS Het PraktijkOnderwijs zal als school van het DaCapo-College zich conformeren aan de daar gemaakte afspraken. Het “speciale” van het DaCapo-College PrO mag echter niet verloren gaan in te algemeen beleid. Een praktijkschool vraagt om andere investeringen. Sluitend begroten Aanvragen ESF- subsidie ter optimalisering van de ontwikkeling van de school Personeelsbeleid inzetten ter beheersing van de personele lasten om functie differentiatie toe te kunnen passen Verdere invoering van Magister Het beleid zal er op gericht moeten zijn de verantwoording te kunnen dragen als school met eigen identiteit onder de stichting DaCapo
40
7. TOEKOMSTBEELD (2011/2015) DaCapo-College PrO Taakgericht onderwijs dat werkt aan ontwikkelingskansen en mogelijkheden van de praktijkschoolleerlingen met daarbij nog te ontwikkelen inzet van IOP’s en portfolio’s. Op de school zal competentie gericht onderwijs worden aangeboden. Onderwijs in een modern, goed geoutilleerd gebouw, dat niet aangepast is aan, maar gebouwd is voor dit type onderwijs. Onderwijs met in de onderbouw gericht aandacht voor het ontwikkelen van de schoolse- en sociale vaardigheden. Onderwijs dat gericht Onderwijs met ruime stagemogelijkheden (algemeen en geaccrediteerd) en oriëntatie op de arbeidsmarkt en maatschappij. Onderwijs met verschillende uitstroommogelijkheden (PrO, AKA) en verschillende uitstroomprofielen (Techniek, Horeca, voedsel en leefomgeving, Zorg en welzijn, Economie en handel). Onderwijs dat na het verlaten van de school zorg draagt voor kwalitatieve nazorg van oud-leerlingen op de arbeidsmarkt en in het vervolgonderwijs.
P van Heumen
41