SCHOOLPLAN 2013 – 2017
Scheldemond College
Vastgesteld in concept: 150113 Advisering medezeggenschapsraad: 130213 Definitief vastgesteld rector: 040313
1
Voorwoord Het onderwijs volgt de samenleving op de voet. Tegelijk bereidt het haar leerlingen voor op een maatschappij die we nog niet kennen. En natuurlijk heeft een school een opvoedende taak. Het onderwijs is daardoor doorlopend in ontwikkeling. Belangrijk is daarbij dat de school een antwoord formuleert op wat de maatschappij vraagt, vanuit haar eigen missie en visie. De school vormt haar leerlingen, haalt eruit wat erin zit en anticipeert naar vermogen op wat komen gaat. De school heeft bij het vaststellen van dit schoolplan een jaar geleden een bestuurlijke fusie achter de rug, waardoor de Mondia Scholengroep is ontstaan. De nieuwe organisatie binnen de scholengroep is zeker nog niet volledig ‘uit ontwikkeld.’ De komende jaren zal de interne structuur nog verder doorgroeien naar een nieuwe setting binnen de scholengroep. De context waarin de school opereert is enorm in verandering, is zeer dynamisch. De ontwikkelingen op het gebied van sociale media en ICT gaan ongekend snel. De politieke context is de laatste jaren verre van stabiel. De ontwikkelingen in de leerlingenaantallen zijn de laatste jaren ingrijpend geweest. En ook het meerjarenbeeld wijst op belangrijke verschuivingen. Bijzondere aandacht gaat er daarbij uit naar het VMBO, zowel de beroepsgerichte leerwegen als de MAVO, waar er ook in onze regio sprake is van verschuivingen naar HAVO en VWO. Op lange termijn, voor het voortgezet onderwijs nog niet binnen de periode die dit schoolplan beslaat, zal er sprake zijn van krimp en ontgroening. De komende jaren kunnen deze ontwikkelingen, alsook samenwerking met andere scholen, de context van de school en de scholengroep ingrijpend veranderen. Dit schoolplan is daarmee enerzijds een ‘momentopname’ in een doorgaand proces. Anderzijds is het een beleidsrijk stuk, waarin onze missie, visie, uitgangspunten en doelstellingen staan verwoord. Daarbij geven we steeds een analyse, een beginsituatie. Juist bij de processen die we hierboven bedoelen, is het van het grootste belang dat we weten waar we als school en scholengroep staan en waar we voor staan, waar we naar toe willen en wat we willen bereiken. Goed onderwijs op Walcheren, voor iedere leerling passend, modern en gericht op het ‘leren’ voor iedereen. Eruit halen wat erin zit. Dat willen we op beide scholen binnen de Mondia Scholengroep. 2
Inhoud 0. Inleiding: Scheldemond College 1. Excellent openbaar onderwijs 1.1 Missie 1.2 Kader: een ‘Top‐school’ 1.3 Kader: openbaar onderwijs 1.4 Analyse 2. Onderwijs 2.1 Scheldemond College algemeen 2.2 VMBO 2.2.1 Algemeen 2.2.2 Onderbouw 2.2.3 Dienstverlening & Commercie 2.2.4 Multi Theater en Vormgeving (MTV) 2.2.5 Culinaire Academie Zeeland 2.2.6 Vakcollege Walcheren 2.2.7 Zorg en Welzijn 2.2.8 MAVO 2.2.9 Samenwerking 2.3 HAVO en VWO 2.3.1 Algemeen 2.3.2 Onderbouw 2.3.3 Bovenbouw 3. Ondersteuning 3.1 Visie op ondersteuning 3.2 Ondersteuning 3.3 Boven‐ en buitenschoolse ondersteuning 4. Kwaliteit 4.1 Visie op kwaliteit 4.2 Beleidscyclus 4.3 Rendement 5. Personeel 5.1 Visie op integraal personeelsbeleid 5.2 Realisatie Wet BIO 5.3 Functiebouwwerk en functiemix 5.4 Werkdruk en taakbeleid van docenten 5.5 Organisatiestructuur docenten 5.6 Onderwijsondersteunend personeel 5.7 Onderwijsbegeleidend personeel 6. Bedrijfsvoering 6.1 Huisvesting 6.2 Administratieve organisatie 6.3 Financiën 7. Governance 7.1 Bestuur en Toezicht 7.2 Verantwoording 7.3 Medezeggenschap Lijst van afkortingen 3
4 5 5 5 6 7 8 8 9 9 11 13 14 15 16 18 19 20 23 23 25 26 27 27 27 29 31 31 33 34 35 35 37 38 39 40 41 42 43 44 44 45 46 46 48 50 51
0. Inleiding: het Scheldemond College Het Scheldemond College is een brede scholengemeenschap, met twee gebouwen op één locatie en de volgende afdelingen: VWO (atheneum en gymnasium) HAVO MAVO (VMBO theoretische leerweg) VMBO basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg De school had op 1 oktober 2012 de volgende leerlingenaantallen: Intern 1101 leerlingen OPDC De Griffioen 46 leerlingen VAVO 12 leerlingen ‘herprofilering’ 2 leerlingen TOTAAL 1157 leerlingen Van deze 1157 leerlingen hadden 121 leerlingen een indicatie voor Leerwegondersteunend Onderwijs (LWOO). De contactgegevens zijn: Scheldemond College Bezoekadres: Postbus 69 Weyevlietplein 7 ‐ 13 4380 AB Vlissingen 4385 CH Vlissingen e‐mail:
[email protected] tel. 0118‐479 400 fax 0118‐479 444 Website: www.scheldemondcollege.nl Het Scheldemond College vormt samen met Nehalennia SSG (Middelburg) de Mondia Scholengroep. Het bevoegd gezag is het bestuur van de Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs op Walcheren. De contactgegevens zijn: Mondia Scholengroep Bezoekadres: Postbus 69 Kruisweg 2 4380 AB Vlissingen 4335 CT Middelburg tel. 0118 – 486894 e‐mail:
[email protected] fax 0118 – 479444 Website: www.mondiascholengroep.nl 4
1. Excellent openbaar onderwijs 1.1 Missie De missie en visie vormen het belangrijkste, gezamenlijke uitgangspunt van beleid binnen de Mondia Scholengroep. Ze laten kernachtig zien wat de scholengroep bindt. De leerling staat centraal! Verder is er de open houding naar de omgeving. De Mondia Scholengroep heeft daarom als missie: De Mondia Scholengroep biedt je als leerling volop mogelijkheden je met al je talenten actief te ontwikkelen, binnen een open, moderne, uitdagende en veilige leeromgeving, vanuit respect voor jezelf, voor de ander en voor je omgeving. De scholen binnen de Mondia Scholengroep zijn brede, openbare scholengemeenschappen, die enerzijds de leerlingen een breed onderwijsaanbod te bieden hebben. Anderzijds zijn de scholen en is iedere locatie zo georganiseerd, dat er zoveel mogelijk oog is voor iedere individuele leerling. Het gaat de scholen van de Mondia Scholengroep om onderwijs en zorg op maat. Iedere locatie heeft een eigen aanbod, dat mede het eigen karakter van de locatie bepaalt. De Mondia Scholengroep wil die eigenheid van de scholen en de locaties onderstrepen. Iedere locatie heeft een eigen sfeer, eigen sterke kanten die de profilering bepalen. Tegelijk wil de scholengroep naast deze verscheidenheid zeker ook de eenheid benadrukken: ‘eenheid in verscheidenheid’. 1.2 Kader: een ‘Top‐school’ Het Scheldemond College wil een ‘top‐school1’ zijn voor openbaar onderwijs. Zij herkent zich in de criteria die daarvoor gesteld2 zijn en streeft ernaar, op deze punten excellent te zijn. Excellent openbaar onderwijs: 1. is gebaseerd op visie 2. is gedocumenteerd 3. is zichtbaar 4. wordt uitgedragen door het team 5. inspireert 6. is praktisch en overdraagbaar 7. staat dicht bij de praktijk 8. is afgestemd op de leerlingenpopulatie 9. heeft een actieve aansturing 10. wordt herkend door de omgeving 1
‘TOP’ staat voor ‘Talentvol Openbaar Praktijkvoorbeeld’ (VOS Abb 2012)
2
VOS Abb, Woerden 2012 5
De domeinen waar deze excellentie moet blijken, zijn: Maatschappelijke betrokkenheid. Partnerschap met ouders. Leraarschap. Passend onderwijs. Goed onderwijs, goed bestuur. Actief burgerschap. Diversiteit. Leiderschap. Levensbeschouwing en godsdienst. Deze domeinen sluiten naadloos aan bij onze opvatting over openbaar onderwijs. 1.3 Kader: openbaar onderwijs Het Scheldemond College realiseert openbaar onderwijs. Het is goed ons ervan bewust te zijn wat dat betekent, altijd al, maar zeker wanneer we samenwerking zoeken met onderwijsinstellingen van een andere signatuur. De besturenorganisatie van het openbaar onderwijs, VOS Abb, heeft een aantal kernwaarden van het openbaar onderwijs vastgesteld. “Openbare scholen zijn uit beginsel ontmoetingsscholen met ruimte voor verschillen. Het ontmoetingskarakter komt tot uiting in diverse wettelijke bepalingen en krijgt daadwerkelijk vorm door de uitwerking van schoolbestuur en school3.” De Mondia Scholengroep heeft daarvan de volgende kernwaarden overgenomen. -
Iedereen welkom: de Mondia Scholengroep staat open voor alle kinderen, ongeacht hun levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, afkomst, geslacht of seksuele geaardheid.
-
Iedereen benoembaar: benoembaarheid op de Mondia Scholengroep staat open voor iedereen, ongeacht levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, afkomst, geslacht of seksuele geaardheid.
-
Wederzijds respect: de Mondia Scholengroep houdt rekening met en gaat uit van wederzijds respect voor de levensbeschouwing of godsdienst van alle leerlingen, ouders en personeelsleden.
-
Waarden en normen: de Mondia Scholengroep besteedt actief aandacht aan uiteenlopende levensbeschouwelijke, godsdienstige en maatschappelijke waarden.
-
Democratische organisatie: de Mondia Scholengroep betrekt leerlingen, ouders en personeelsleden actief bij de besluitvorming over doelstellingen en werkomstandigheden.
Openbaar onderwijs is niet ‘neutraal’ onderwijs, maar onderwijs dat leerlingen voorbereidt op de samenleving, met alle schakeringen die daarin voor komen: de levensovertuiging, religie, politieke voorkeur, ras, geslacht of seksuele geaardheid van mensen. ‘Je mag er zijn.’ De Mondia Scholengroep is positief over die ‘veelkleurigheid’ van de samenleving. De school probeert die op een positieve manier te benaderen, vanuit de meerwaarde die ze geeft, in plaats van vanuit de problematiek. 3
VOS Abb (Woerden, 2008) 6
1.4
Analyse
Het Scheldemond College ontwikkelt zich tot een school voor excellent openbaar onderwijs. Zij heeft daarbij de volgende analyse. Sterke punten
De school kent een relatief ‘strakke’ organisatie en straalt, zo krijgt de school geregeld als feedback, in alle opzichten ‘rust’ en ‘orde’ uit. Leerlingen en medewerkers voelen zich er doorgaans gekend en op hun plek.
Met name in de beroepsgerichte leerwegen is er een sterke relatie met de omgeving. Leerlingen worden in hun programma actief op deze omgeving gericht.
De docententeams staan centraal in de school. Docenten zijn de dragers van het primaire proces, waarbij andere functies in de school ondersteunend zijn.
De school heeft een uitgesproken visie op Passend Onderwijs, zie blz. 27, en op de wijze waarop, ondersteuningsarrangementen gerealiseerd kunnen worden. De school staat bekend om een uitstekende ondersteuning met persoonlijke aandacht die kinderen in hun kracht weet te zetten. De school is koploper op het gebied van het creëren van voorzieningen binnen de school met inzet van externe expertise.
Aandachtspunten
De school is erg gericht op het ‘doen,’ op het goed regelen van processen. Het ontwikkelen, bespreken en uitdragen van een uitgesproken visie is daarbij een aandachtspunt.
De school neigt door de genoemde ‘strakke organisatie’ naar verzakelijking. Het inspireren van medewerkers, met name mentoren en andere docenten, tot gedrevenheid en betrokkenheid, juist ook bij buitenlessige activiteiten van leerlingen, is een belangrijk aandachtspunt.
Hoewel ouders zeker hier en daar een rol spelen (bijvoorbeeld in de ouderraad) vraagt een ontwikkeling naar een daadwerkelijk ‘partnerschap’ tussen ouders en school om aandacht. De inbreng van ouders zowel als leerlingen moet verder versterkt worden.
Sinds de bestuurlijke fusie zijn de verhoudingen binnen het (centrale) management en middenmanagement gewijzigd. De school maakt wat dat betreft een ingrijpende ontwikkeling door.
Bedreigingen
Het werken in een school is erg dynamisch en brengt dikwijls een grote hoeveelheid werk met zich mee. Het gevaar is dat ‘de waan van de dag’ ons zo ‘opslokt,’ dat we onvoldoende reflecteren en bezig zijn met kwalitatieve ontwikkeling op langere termijn.
De politieke context is uiterst onzeker. De politiek en de publieke opinie lijken steeds meer van scholen te vragen en zijn daarbij ook nog vaak inconsistent. De school dient aan te sluiten bij de samenleving. Tegelijk biedt zij daar soms een tegenwicht aan.
De school heeft te maken met directe en indirecte, ‘verborgen’ bezuinigingen. Het vraagt om uiterste aandacht, deze zo min mogelijk ten koste te laten gaan van de kwaliteit van het primaire proces, van het lesgeven aan en het ondersteunen van kinderen. 7
Kansen en doelstellingen
Er liggen kansen voor ondernemerschap in (nog) meer samenwerking met de ‘omgeving:’ denk daarbij aan bedrijven en instellingen in de MAVO en rondom Highschool. De school wil steeds meer verankerd worden in de stad Vlissingen en (nog) meer ‘betekenisvol’ worden voor die stad. Belangrijke ‘stakeholders’ binnen Vlissingen kunnen daarbij betrokken worden. Dat draagt bij aan het actief burgerschap van kinderen en sluit aan bij de openbare visie van de school.
Ouder‐ en leerlingenparticipatie bieden kansen op grotere betrokkenheid en vergroten van kwaliteit van primaire en ondersteunende processen.
De samenwerking tussen de drie locaties van de scholengroep zal bijdragen tot een excellente organisatie op het gebied van bestuur, toezicht, leiderschap, medezeggenschap en verantwoording. We willen dat doen vanuit ‘ruimte binnen kaders’ en resultaatverantwoordelijk management.
Het nadenken over en verder uitwerken van de openbare identiteit, waarin iedere leerling en medewerker echt tot zijn recht kan komen, zal leiden tot verrijking en verdieping van de ontwikkeling tot een school voor excellent openbaar onderwijs. Het Scheldemond College wil onderzoeken op welke wijze die identiteit meer gestalte kan krijgen.
2. Onderwijs 2.1 Scheldemond College algemeen De school wil een ‘lerende organisatie’ zijn. Het ‘leren’ staat centraal, niet alleen door leerlingen, maar ook door medewerkers. Het gaat om ‘leren van elkaar’. Daarbij zijn er vijf punten om op te letten. Leerlingen moeten zo veel mogelijk: 1. Actief zijn (iets doen om hun leerstof te verwerken), zowel binnen als buiten de school. 2. Constructief zijn (zelf nieuwe ervaringen en kennis combineren met oude). 3. Doelgericht met de kennis omgaan (leren geeft succeservaring, wanneer je vooraf een haalbaar doel stelt). 4. Samen (coöperatief) bezig zijn. (Leren is een sociaal proces.) 5. Hun leerproces naar vermogen zelf kunnen reguleren (zelfsturing werkt motiverend) ‘naar vermogen’ duidt op een groeiproces. Het Scheldemond College vindt het belangrijk dat leerlingen, vanuit hun eigen leerstijl, met verschillende onderwijsstijlen in aanraking komen. Zowel het klassikale leren als het zogenaamde ‘nieuwe leren’ zijn onmisbare schakels in het onderwijsproces. Het gaat om balans. De school heeft in de onderbouw, naast de reguliere lessen, een keuzeprogramma volgens het ‘highschoolconcept’, met Sport‐, Da Vinci en Creative Highschool. De school heeft een zeer sterk ontwikkeld sportprofiel, met zowel Sport Highschool (de voormalige sportklassen) en als ‘topsporttalentschool’ (voorheen LOOT‐school) faciliteiten voor topsporters, alsook een aanbod van breedtesport. Tegelijk heeft de school overeenkomsten met meerdere sportclubs. Daarnaast heeft de school, zij het wel met inzet van professionele dansdocenten, in deze uren ook ‘dansklassen’ in eigen beheer. Met name wat deze laatste dansklassen betreft zal, hoewel alle activiteiten ontegenzeglijk vormende, culturele en sportieve waarde hebben, niettemin bezien moeten worden, 8
of de aanmeldingen in klas 1 voldoende zijn om de organisatorische en financiële investeringen van de school te blijven rechtvaardigen. De dansklassen worden onder dat voorbehoud aangeboden. Wanneer activiteiten door clubs worden gerealiseerd ligt dat anders. Een breder scala aan deelnemende clubs vergroot daarom de basis voor het hele concept, zeker in tijden van leerlingenkrimp. 2.2
VMBO
2.2.1 Algemeen Het VMBO betekent op de Mondia Scholengroep vooral leren door doen, activerend leren is het credo. Het moet daarbij vooral gericht zijn op de doorlopende leerlijn naar het MBO met een ontwikkeling naar verticale programma’s. In alle opzichten is het VMBO gericht op samenwerking, binnen de scholengroep, de regio en de provincie. Uiteraard zal deze samenwerking daarbinnen vooral gericht zijn op bedrijven en instellingen, met de focus op Vakmanschap. Daarbij willen we de landelijke en Zeeuwse ontwikkelingen in het oog houden. De realisatie van afspraken binnen de “Zeeuwse hoofdstructuur’ zal de komende vier jaar leidend zijn voor de ontwikkelingen in het VMBO in Zeeland en dus ook op het Scheldemond College en Nehalennia SSG. Het onderwijs in de beroepsgerichte leerwegen dient zich zo te ontwikkelen dat het de leerlingen toerust en voorbereid op de moderne informatiemaatschappij, waarbij ook ‘gezondheid’ een belangrijke rol speelt (de ‘Gezonde school’). De scholengroep zorgt er de komende jaren voor dat met name binnen de beide beroepsgerichte leerwegen (BK) de aansluiting vanuit de onderbouw op de bovenbouw (van programma’s) van beide scholen zo goed mogelijk wordt4. Hieruit halen we het volgende kader:
Leren door doen, activerend leren. Gericht op doorlopende leerlijn naar het MBO, met een ontwikkeling naar verticale programma’s. Met in de MAVO een hoofdstroom naar het MBO en een nevenstroom naar het HAVO. Gericht op samenwerking binnen de scholengroep, de regio en de provincie. Gericht op samenwerking met bedrijven en instellingen. Gericht op toekomstige ontwikkelingen binnen VMBO en MBO (‘focus op vakmanschap’). Gericht op realisatie van de afgesproken ‘Zeeuwse hoofdstructuur.4’ Aansluitend bij en voorbereidend op de moderne informatiemaatschappij.
4
Het is hierom dat de tekst over het VMBO in de schoolplannen van Nehalennia SSG en het Scheldemond College gelijk is. Er is sprake van
een vertikale doorstroming tussen beide scholen en een verregaande samenwerking. 5
Zie 2.2.8 9
Analyse Sterke punten
Er is een breed aanbod van programma’s. Er is een sterk ontwikkelde basisvisie, zie kader blz. 9, bij het management en middenmanagement. De Zeeuwse hoofdstructuur, gericht op kinderen met (Vakcollege) en zonder (intersectoraal) een duidelijk beroepsbeeld, is voor een belangrijk deel al gerealiseerd. De onderwijsleeromgeving bevindt zich op drie goed geoutilleerde locaties: SMC, Nehalennia en Technum. Er is op de beide VMBO‐afdelingen van Mondia een goede interne zorgstructuur. Er is een goede regionale traditie van samenwerking, met name op Walcheren. Bij het Scheldemond College werkt het Highschool concept (in de onderbouw) motiverend en samenbindend voor leerlingen, vanwege de vele keuzes passend bij hun talent of hobby; op Nehalennia zijn veel keuzeprogramma’s voorhanden. Omdat het SMC Topsporttalentschool is, zijn de topsportleerlingen beter in staat om onderwijs en topsport te combineren op een zo hoog mogelijk niveau.
Aandachtspunten
De kwaliteitszorg in ontwikkeling, door monitoren, evalueren, bijstellen en borging. Dit blijft een belangrijk aandachtspunt. De programma’s die samen voor een breed onderwijsaanbod zorgen moeten in sommige gevallen nog aanzienlijk worden doorontwikkeld. Consistentie in ontwikkeling vraagt ook om tijd en ‘rust’ om te kunnen borgen. Afstemming VMBO binnen locaties (tussen VMBO BK en MAVO, tussen onder‐ en bovenbouw) betekent veel overleg tussen alle partijen. Afstemming VMBO tussen locaties (tussen Nehalennia Kruisweg en Scheldemond College) vraagt om voortdurende alertheid van partijen dat men elkaar voortdurend blijft informeren. Integratie van praktische, op het MBO en de belangrijke sectoren van de Zeeuwse economie oriënterende programma’s, met name in de MAVO is een van de belangrijkste doelstellingen voor de komende 4 jaar. Een dergelijk goed ingericht LOB programma is een zeer belangrijk middel om de aansluiting vanuit het hele VMBO, maar zeker ook vanuit de MAVO, op het MBO te verbeteren. Zeker nu de ‘Zeeuwse code’ bekrachtigd is, is daarnaast ook de afstemming tussen VMBO (MAVO) en HAVO, zowel qua programmering als qua (toelatings‐)afspraken, belangrijk. Het aanleren en bijhouden van studievaardigheden is essentieel. Hoewel de officiële reken‐ en taalexamens twee jaar zijn uitgesteld zullen onze leerlingen hier wel adequaat op voorbereid (moeten) worden. 10
Hoe krijgen we de ‘gezondheid’ van leerlingen en medewerkers voldoende onder de aandacht. Waar het gaat om de keuze tussen het VMBO op Nehalennia SSG en het Scheldemond College streven we ernaar dat leerlingen die keuze met name maken op grond van het onderwijsaanbod. Passend Onderwijs dient adequaat te worden gerealiseerd: met passende ondersteuning binnen en buiten de school en passende professionalisering van docenten en andere medewerkers.
Bedreigingen
Het ad hoc handelen moet worden tegengegaan door het uitwerken van de visie in concrete doelstellingen en actieplannen en adequate inhoudelijke sturing en leiderschap. De waan van de dag, de werkdruk maken dat er bewust tijd en ruimte gecreëerd moeten worden om beleidsmatige zaken die aandacht te geven die het behoeft. Het uitgaan van het belang van de eigen afdeling, locatie, sector etc. kan belemmerend werken voor de (toekomstige) samenwerking. De financiële druk kan betekenen dat bepaalde ontwikkelingen negatief beïnvloed worden. Personele wisselingen door terugloop van leerlingaantallen zijn niet bevorderend voor de continuïteit. Verdichting van de ondersteuningsproblematiek m.n. in de VMBO B richting vraagt om veel inzet, professionalisering en vergroting expertise.
Kansen en doelstellingen
De uitbouw van samenwerking binnen de scholengroep biedt veel mogelijkheden, er is veel expertise aanwezig. Leren van en met elkaar! De samenwerking binnen de regio Walcheren, passend in de ‘Zeeuwse hoofdstructuur’ , biedt veel kansen voor alle betrokkenen. De inzet van moderne media is nog volop in ontwikkeling en zal een belangrijk speerpunt worden de komende jaren. De professionalisering van medewerkers (OP, OOP, OBP, (midden) management) passend in de visie en missie van de school, zal een belangrijke doelstelling blijven. Mondia wil een lerende organisatie zijn in alle opzichten. De (door‐)ontwikkeling van LOB en decanaat is voorwaardelijk om de leerlingen adequaat voor te bereiden op hun vervolgtraject in het MBO of op de HAVO. Vergroting van de ondersteuningsmogelijkheden door Passend Onderwijs biedt extra mogelijkheden voor alle leerlingen en docenten, zie blz. 27. Uitstel van selectie, examen doen op hoger niveau zijn kansen die nu nog te weinig benut worden. Integratie theorie en praktijk in de VMBO BK is een van de belangrijkste doelstellingen voor de komende 4 jaar. Het borgen van goede examenresultaten en rendementen blijven een belangrijke doelstelling.
2.2.2 Onderbouw Voor de onderbouw van Mondia geldt het volgende kader:
11
heterogene BK‐klassen met Lwoo geïndiceerde leerlingen, met na twee jaar keuze Basis of Kader leerling. Diverse keuzeprogramma’s en praktijklessen klas 1 en 2. In VMBO BK kent op beide locaties een oriëntatie en voorbereiding op de bovenbouw van beide locaties (het ‘wat’). Deze gerichtheid op de totale bovenbouw van de scholengroep is een belangrijk ontwikkelpunt voor de komende vier jaar. Waarbij de wijze waarop dat gebeurt per locatie kan verschillen (het ‘hoe’). Bij SMC gebeurt dat in een geïntegreerd ‘beroepencollege’. Bij Nehalennia gebeurt dat (nog) door (separate) oriënterende programma’s. Er is onderscheid gekomen tussen programma’s a. voor MAVO; b. voor leerlingen BK met een duidelijk beroepsbeeld; en c. voor leerlingen BK zonder duidelijk beroepsbeeld (conform de hoofdstructuur5). In de MAVO is een leerlijn onderbouw – bovenbouw per locatie (SMC en KRW apart), met bij Nehalennia een ‘specialisatielijn’ (sport, technologie en kunst & cultuur) vanaf de onderbouw en bij het Scheldemond College ‘highschool’. In VMBO BK is er op SMC ‘highschool’ en op Nehalennia is de BK gegroepeerd rond de ‘projectenband’.
Analyse Sterke punten
Er valt veel te kiezen voor leerlingen, aan afdelingen en specialisaties. Sterk betrokken teams, zowel op Scheldemond College als op Nehalennia SSG. Mondia biedt aantrekkelijke programma’s, waaronder het Vakcollege Walcheren.
Aandachtspunten
Er zal een betere afstemming bovenbouw, tussen locaties, MAVO –BK en MAVO –HAVO moeten zijn. Aansluiting op het PO, afstemming en communicatie met het PO moeten beter. Culinaire Academie Zeeland in de onderbouw (zie ook daar) is in ontwikkeling. Differentiatie en determinatie verdienen veel aandacht, evenals toetsing. Pedagogisch‐didactisch concept wordt aangepast, gerelateerd aan de leeromgeving BK op beide locaties ( projectenband, etc.). (Verder) ontwikkelen en integreren van LOB‐programma. Zorgen gekozen route(s) en organiseerbaarheid. Aandacht voor specifieke zorgleerlingen en ondersteuning in het algemeen.
Bedreigingen
Personele wisselingen, inconsistentie in visie en organisatie zijn een bedreiging. Verdichting van ondersteuningsproblematiek in VMBO B is aan de orde.
5
Zie 2.2.8 12
Geplande lesuitval moet zoveel als mogelijk voorkomen worden. Gebrek aan professionalisering, gebrek aan bevoegde docenten, inadequate vervanging bij uitval etc. Daling leerlingenaantallen, eerst op SMC, later op beide locaties, vormen een bedreiging voor de betaalbaarheid van programma’s en concepten, kwaliteit daarvan. Verdichting van ondersteuningsproblematiek in VMBO B (zorg leerlingen) Lesuitval. Organiseerbaarheid en borgen van het gekozen programma.
Kansen en doelstellingen
Samenwerking binnen de locatie, binnen de scholen, binnen de scholengroep, binnen de regio en met bedrijven en instellingen is een must. Versterking van de interne ondersteuningsstructuur moet er komen. Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie. Doorlopende leerlijn klas 1 t/m 4. (Door‐) ontwikkeling van LOB in de onderbouw.
2.2.3 Dienstverlening & Commercie Binnen het Scheldemond College (en binnen afzienbare tijd ook op Nehalennia) kunnen leerlingen binnen de BK richtingen kiezen voor D&C. Dit is de naam van een examenprogramma, niet van de opleiding. In dit programma zitten elementen uit de sectoren Economie, Zorg & Welzijn en (vooralsnog) Techniek. Dit programma is gericht op vorming, oriëntatie en voorbereiding (op het MBO) met een sterk accent op praktische vorming en stage. Kader
Wordt in de bovenbouw aangeboden op de locatie Scheldemond College. Is de naam van het (intersectorale) examenprogramma, niet van de opleiding. Het kent elementen uit de sectoren Economie, Zorg & Welzijn en (vooralsnog) Techniek. Het is gericht op vorming, oriëntatie en voorbereiding (op het MBO). En heeft een sterk accent op praktische vorming en stage.
Analyse Sterke punten
Er staat een sterk onderwijskundig en pedagogisch‐didactisch concept. Het is goed verankerd bij instellingen in de omgeving (stad). Het heeft een sterk team van docenten en ondersteuners. Het heeft een goed geoutilleerde onderwijsleeromgeving. Uitstel van keuze en selectie is belangrijk kenmerk.
13
Aandachtspunten
Profilering, naamgeving, marketing moet beter. Herkenbaarheid voor leerlingen, duidelijkheid van perspectieven in het vervolgonderwijs en latere werk zijn in ontwikkeling. Toetsing en differentiatie zijn belangrijke aandachtspunten. Kwaliteitszorg, rendement, monitoring en borging van leerresultaten moeten niet onderschat worden.
Bedreigingen
De organisatie is complex. Ontwikkeling van leerlingenaantallen, betaalbaarheid versus kwaliteit, kunnen bedreigingen vormen.
Kansen en doelstellingen
Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie bieden nieuwe kansen. Integratie technologische (keuze‐) modules (zo lang aantallen dat toelaten), waarbij ‘technologie’ duidelijk te onderscheiden is van de ‘klassieke’ elementen van Techniek Breed en het Vakcollege. Om de marketing beter mogelijk te maken wordt voorlopig, mede in afwachting van de ontwikkeling van het VMBO op Walcheren en zo lang de technologische modules nog gegeven kunnen worden, gekozen voor de naam ‘Sport, Dienstverlening en Techniek’.
2.2.4 Multimedia Theater en Vormgeving (MTV) Het programma MTV wordt in de bovenbouw aangeboden op de locatie Kruisweg. Dit programma is gebaseerd op het intersectorale programma dienstverlening en commercie. Er is voor gekozen om een zogeheten backstage‐programma te ontwikkelen, dat zowel technische als ict‐componenten in zich heeft. Kader
Wordt in de bovenbouw aangeboden op de locatie Nehalennia Kruisweg. Is de naam van de opleiding, niet van het (intersectorale) examenprogramma. Het heeft elementen uit de sectoren Economie Zorg & Welzijn en Techniek. Het is bedoeld als breed oriënterend, vormend geïntegreerd programma dat leerlingen op een attractieve manier boeit voor een brede beroepspraktijk. Met integratie van elementen van de voormalige ICT‐route in een ‘backstage’ programma.
Analyse Sterke punten
Het is breed, attractief. Het is eigentijds. Het is praktisch gericht. 14
Het heeft een enthousiast team. Dat ook veel aantrekkelijke buitenlessige activiteiten en producties realiseert.
Aandachtspunten
Kwaliteit van het ‘backstage’ programma moet verbeterd worden. Structurering, organisatie en borging verdient de nodige aandacht. LOB Oriëntatie en aansluiting op het MBO en het beroepenveld daarna moet verder ontwikkeld worden. Monitoring van concrete onderwijsleeropbrengsten. Toetsing moet verbeterd worden.
Bedreigingen
De organisatie is complex. Ontwikkeling leerlingenaantallen, betaalbaarheid versus kwaliteit kunnen bedreigingen vormen.
Kansen en doelstellingen
Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie is belangrijk. Integratie technologische (keuze‐) modules (zo lang aantallen dat toelaten), waarbij ‘technologie’ duidelijk te onderscheiden is van de ‘klassieke’ elementen van Techniek Breed en het Vakcollege. (Door‐) ontwikkeling van LOB binnen MTV is een must. Verbetering van aansluiting op het MBO evenzeer. Samenwerking binnen de locatie, binnen de scholen, binnen de scholengroep, binnen de regio en met bedrijven en instellingen biedt kansen. 2.2.5 Culinaire Academie Zeeland Deze vrij nieuwe opleiding is vormgegeven in samenwerking met ROC Scalda. Het bevat het volgende kader:
Wordt in de onder‐ en bovenbouw aangeboden op de locatie Nehalennia Kruisweg. Is de naam van de opleiding, niet van het (intrasectorale) examenprogramma. Het is bedoeld als beroepsvoorbereidende opleiding die voorbereidt op een baan in de beroepspraktijk, op een drempelloze versnelde instroom bij het College voor Hotelmanagement en Gastronomie of het College brood en banket op niveau 2 of 3. De opleiding is smal met een mogelijk versneld intersectoraal VMBO examen. Het is gericht op het aanleren van vaardigheden, algemene en beroepscompetenties uit de beroepspraktijk. Met een sterk accent op samenwerking met het bedrijfsleven, doormiddel van stages, gastlessen en bedrijfsbezoeken. De opleiding biedt mogelijkheden voor leerlingen met een zeer praktische leerwijze, het leerwerktraject.
15
Analyse Sterke punten
Het heeft een goed geoutilleerde onderwijsleeromgeving. Het is eigentijds. Het is praktisch gericht. Het heeft aansluiting op het MBO. Het is een leerroute vanaf de brugklas.
Aandachtspunten
De kwaliteit van het programma moet worden doorontwikkeld. Evenals de structurering, organisatie en borging. LOB Oriëntatie is een must. Verder uitbouw van de aansluiting bij het MBO evenzeer. De samenwerking met het bedrijfsleven (Horeca) verdient aandacht. De monitoring van concrete onderwijsleeropbrengsten is er onvoldoende. Toetsing moet verbeterd worden.
Bedreigingen
Ontwikkeling leerlingenaantallen, betaalbaarheid versus kwaliteit kunnen een bedreiging vormen. Personele wisselingen, inconsistentie in visie en organisatie evenzeer. Kansen en doelstellingen
Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie is belangrijk. (Door‐) ontwikkeling van consistente leerlijnen en structuren (recepten en werkwijzers) moet gebeuren. (Door‐) ontwikkeling van LOB binnen CAZ evenzeer. Verbetering van aansluiting en de doorstroom naar het MBO is wenselijk. Samenwerking binnen de regio en met bedrijven biedt kansen.
2.2.6 Vakcollege Walcheren Voor het Vakcollege Walcheren wordt door beide scholen actief ‘geworven’ onder al hun toeleverende basisscholen. Leerlingen zullen sowieso ingeschreven worden bij Nehalennia SSG. De beide scholen onderstrepen daarmee het grote belang dat zij hechten aan het (verder) versterken van de sector Techniek. 16
Kader
Wordt aangeboden op de locatie Nehalennia Kruisweg. Is de naam van de opleiding, niet van het (intrasectorale) examenprogramma. Het is bedoeld als een innovatieve technische werkacademie waar leerlingen worden opgeleid naar werk in de sector techniek op niveau 2 en 3. Het is gericht op het aanleren van vaardigheden, algemene en beroepscompetenties uit de beroepspraktijk. Er is een intensieve samenwerking met het Scalda College voor techniek en design en bedrijfsleven doormiddel van stages, gastlessen en bedrijfsbezoeken.
Analyse Sterke punten
Het heeft een goed geoutilleerde onderwijsleeromgeving. Het is eigentijds. Het is praktisch gericht. Er is in dit programma, meer dan bij andere programma’s, een uitstekende aansluiting op het MBO. Het is gericht op gedeelde verantwoordelijkheid voor ontwikkeling en uitvoering met de stakeholders uit het bedrijfsleven en het MBO. Het is een leerroute vanaf brugklas naar kwalificatie MBO 2‐3 en werk. Er is draagvlak bij de Zeeuwse technische bedrijven. Er zijn, meer dan bij andere programma’s betrokken, meedenkende ouders.
Aandachtspunten
Organisatie en borging zijn niet eenvoudig. Toetsing moet verbeterd worden. De samenwerking met bedrijfsleven die er nu is, moet ‘duurzaam’ worden, geborgd, ook in tijden van economische achteruitgang. Bedreigingen
Ontwikkeling leerlingenaantallen, betaalbaarheid versus kwaliteit, kunnen een bedreiging vormen. Er moet gewerkt worden aan een intrinsieke motivatie voor vakinhoudelijke en pedagogisch‐ didactische professionalisering bij het onderwijsteam. De organisatie is complex. Technologische ontwikkelingen gaan hard.
17
Kansen en doelstellingen
(Door‐) ontwikkeling van consistente leerlijnen en structuren moet gebeuren. (Door‐) ontwikkeling van integrale LOB aanpak (van product naar proces) evenzeer. Integratie van onderwijsteams MBO en VMBO is een must. Gezamenlijke ontwikkeling en innovatie met de betrokken bedrijven biedt kansen.
2.2.7 Zorg en Welzijn Voor het beroepsgerichte programma Zorg en Welzijn schetsen we het volgende kader:
wordt in de bovenbouw aangeboden op de locatie Nehalennia Kruisweg. Is de naam van de opleiding en het (intrasectorale) examenprogramma. Het is bedoeld als breed oriënterend, vormend geïntegreerd programma dat leerlingen boeit voor het werken in dienstverlenende beroepen binnen: de zorgsector, de wellness branche, de kinderopvang en uiterlijke verzorging. De opleiding is smal met een intersectoraal VMBO examen. Het heeft een sterke focus op de beroepsvaardigheden uiterlijke verzorging.
Sterke punten
Het is degelijk. Het is praktisch gericht. Het heeft een goed geoutilleerde onderwijsleeromgeving.
Aandachtspunten
Aantrekkelijkheid en variatie van het programma kan beter. Een betere LOB Oriëntatie is noodzakelijk. Aansluiting op het MBO en het beroepenveld daarna evenzeer. Toetsing moet verbeterd worden.
Bedreigingen
Personele wisselingen, inconsistentie in visie en organisatie kunnen een bedreiging vormen. Ontwikkeling leerlingenaantallen, betaalbaarheid versus kwaliteit kunnen een bedreiging vormen.
Kansen en doelstellingen
Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie is belangrijk. Integratie (keuze‐) modules evenzeer. (Door‐) ontwikkeling van LOB binnen Z&W is noodzakelijk. Verbetering van aansluiting op het MBO ook. Samenwerking binnen de locatie, binnen de scholen, binnen de scholengroep, binnen de regio en met bedrijven en instellingen biedt kansen. 18
2.2.8 MAVO De MAVO is in de eerste plaats VMBO dat voorbereidend is op het MBO; dit is de ‘hoofdstroom’. Deze gerichtheid dient conform de ‘Zeeuwse hoofdstructuur’ naar voren te komen in het curriculum, in het pedagogisch‐didactisch klimaat en in de LOB. In de tweede plaats is het gericht op doorstroom naar de HAVO, de ‘nevenstroom’. De MAVO‐leerling heeft een meer theoretische leerstijl, maar leert daarnaast ook nog steeds graag door geregeld ‘te doen’. Daarbij vragen MAVO‐leerlingen , evenals andere VMBO‐leerlingen, in grote lijnen om een flexibele pedagogische benadering met een motivatie van onderwijsleerdoelstellingen vanuit hun latere (beroeps‐) praktijk. Kader
Is op beide locaties in de eerste plaats VMBO: voorbereiding op het MBO (de hoofdstroom, ‘bovenschikkend’). Deze gerichtheid moet conform de hoofdstructuur naar voren komen in het curriculum, in het pedagogisch‐didactisch klimaat en in de LOB. Is op beide locaties in de tweede plaats gericht op doorstroming naar het HAVO (de nevenstroom, ‘onderschikkend’). MAVO‐leerlingen hebben een meer theoretische leerstijl, maar leren daarnaast nog steeds graag door ook geregeld te ‘doen’. MAVO‐leerlingen vragen evenals andere VMBO‐leerlingen in grote lijnen om een flexibele, pedagogische benadering, met een motivatie van onderwijsleerdoelstellingen vanuit hun latere (beroeps‐) praktijk.
Sterke punten
Op beide locaties is de interne zorgstructuur van goede kwaliteit. Bij Nehalennia is het brede aanbod aan specialisaties als zodanig ‘sterk,’ omdat ze de aantrekkelijkheid voor leerlingen vergroten, samenbindend zijn en motiverend werken. De aparte fysieke positionering in het gebouw wordt door de ouders in het algemeen als positief ervaren. Bij het Scheldemond College is het Highschool concept (in de onderbouw) aantrekkelijk voor leerlingen vanwege de vele keuzes passend bij hun talent of hobby en dat werkt motiverend en samenbindend. Dat het SMC Topsporttalentschool is, zorgt ervoor dat de topsportleerlingen beter in staat zijn om onderwijs en topsport te combineren op een zo hoog mogelijk niveau.
Aandachtspunten
Oriëntatie en aansluiting op het MBO en het beroepenveld daarna vragen om een kwalitatief goed LOB programma. Kwaliteitszorg, met op beide locaties specifiek het rendementsvraagstuk, blijft een voortdurend punt van zorg en aandacht. 19
De attractiviteit van de bovenbouw moet op het Scheldemond College voor leerlingen vergroot worden. De manier waarop dat het beste kan gebeuren, wordt de komende jaren onderzocht. Toetsing en differentiatie zijn en blijven voortdurende aandachtspunten. De inzet van moderne media vanuit een duidelijke visie zal de komende jaren een belangrijk speerpunt zijn. Hoewel de officiële reken‐ en taalexamens twee jaar zijn uitgesteld zullen onze leerlingen hier wel adequaat op voorbereid (moeten) worden. De (aparte) positionering van de MAVO op Nehalennia (ook fysiek) kan belemmerend werken in de samenwerking met het team van de beroepsgerichte leerwegen. De gebrekkige afstemming met het MBO is zowel een Zeeuws probleem als een probleem van onze school. Bedreigingen
Opgaan in ‘de waan van de dag’, de ad hoc‐werkwijze blijft altijd op de loer liggen. Geplande lesuitval blijft een punt om alert op te zijn. Ontwikkeling leerlingenaantallen op het SMC gekoppeld aan de betaalbaarheid van programma’s, specialisaties en concepten vormen een grote bedreiging en dus indirect ook de kwaliteit daarvan. De MAVO moet een duidelijk eigen profiel en didactiek hebben. De vergelijking met het HAVO kan hier een bedreiging voor vormen. De MAVO mag geen ‘theezakje’ van de HAVO zijn. De ontwikkeling van de MAVO kan niet ‘los’ gezien worden van de ontwikkelingen binnen VMBO BK.
Kansen en doelstellingen
De beide MAVO‐locaties zullen ook praktische programma’s gericht op oriëntatie op het MBO en het beroepenveld daarna, met bijzondere aandacht voor in de Zeeuwse economie cruciale sectoren (toerisme, logistiek, (proces)techniek, zorg) moeten gaan ontwikkelen. (Door‐) ontwikkeling van LOB en decanaat is daarbij voorwaarde. Verbetering van aansluiting op de HAVO conform de Zeeuwse afspraken biedt kansen om de programma’s en de didactiek nog meer op elkaar af te stemmen. Samenwerking binnen de locatie, binnen de scholen, binnen de scholengroep, binnen de regio en met bedrijven en instellingen geven volop mogelijkheden. Versterking van de interne ondersteuningsstructuur kan onze MAVO leerlingen nog beter voorbereiden op zijn toekomst. Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie bieden volop nieuwe kansen.
2.2.9 Samenwerking Aanleiding In het VMBO (beroepsgerichte leerwegen zowel als het MAVO) zijn doorlopende leerwegen naar het MBO (nog steeds) niet of onvoldoende gerealiseerd. Dat leidt onder meer tot voortijdig schoolverlaten in het MBO en tot persoonlijk en economisch verlies. Het VMBO, zeker ook de MAVO, maakt naar naam van voorbereidend MBO nog onvoldoende waar. 20
Daarnaast is er in alle leerwegen binnen Walcheren alsook binnen de Mondia Scholengroep sprake van een sterke terugloop van leerlingenaantallen (al wordt dat binnen Nehalennia Kruisweg nu meer dan gecompenseerd door een sterke vergroting van het marktaandeel). Binnen Walcheren is ‘avoïsering6’ nu nog de belangrijkste oorzaak. Op middellange termijn komt daar, met name in de gemeente Veere, bevolkingskrimp bij. Afname van leerlingenaantallen vormt een bedreiging van breedte en kwaliteit van onderwijsaanbod binnen het VMBO. Tenslotte is het VMBO, met name dan de beroepsgerichte leerwegen, qua fysieke onderwijsleeromgeving en blijvende investeringsnoodzaak ook nog eens verreweg het meest kostbare stuk voortgezet onderwijs, dat in tijden van economische crisis en bezuinigingen bedreigd wordt. Zeeland Alle instellingen voor voortgezet onderwijs en MBO hebben zich op grond van diverse onderzoeken en rapporten7 in 2012 gecommitteerd aan ‘niet vrijblijvende bestuurlijke samenwerking, om samen in de hele provincie onderwijs te realiseren dat: 1. aansluit op de vragen van arbeidsmarkt en de regio; 2. kwalitatief hoogwaardig en up‐to‐date is; 3. zich kenmerkt door een goede aansluiting (programmalijn en zorglijn) tussen VMBO en MBO; 4. goed bereikbaar is (in termen van afstand of openbaar vervoer); 5. betaalbaar is (deugdelijke exploitatie met ruimte voor investeringen in vernieuwing); 6. recht doet aan de levensbeschouwelijke diversiteit van Zeeland. Ze hebben, enerzijds om aansluiting op het MBO te stroomlijnen en te verbeteren, anderzijds om samenwerking tussen scholen te bevorderen, een ‘hoofdstructuur’ afgesproken voor het VMBO en in het verlengde daarvan het MBO. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt in:
leerlingen met een meer theoretische leerstijl (met een ‘hoofdstroom’ naar het MBO en een ‘nevenstroom’ naar de HAVO).
leerlingen met een meer praktische leerstijl en een duidelijk beroepsbeeld (met ‘vakcollege ‐ achtige’ programma’s).
leerlingen met een meer praktische leerstijl zonder een duidelijk beroepsbeeld (met brede, intersectorale programma’s, waarbinnen smalle examenvarianten mogelijk zijn).
Walcheren De Mondia Scholengroep is met de CSW intensief in gesprek om na te gaan, welke vormen van ‘niet vrijblijvende samenwerking wenselijk en mogelijk zijn om op Walcheren de doelstellingen en de hoofdstructuur te realiseren en dat ook in de toekomst in alle leerwegen met een kwalitatief hoogwaardig, breed aanbod te blijven doen. De besturen zullen in 2013 met het ministerie overleggen welke wettelijke dan wel experimentele mogelijkheden er voor samenwerking zijn. 6
Het verschuiven van leerlingenstromen van VMBO naar HAVO en VWO
7
‘Kerend Tij’ (Taskforce Zeeland, 2010), ‘De Zeeuwse uitdaging’ (KPMG, 2011), ‘Goed voortgezet’ (Scoop, 2012) 21
Analyse Sterke punten
Jarenlange traditie van goede samenwerking binnen het Samenwerkingsverband Walcheren.
Duidelijk afgebakende regio, met twee besturen en drie scholen vereenvoudigt samenwerking.
Unieke praktijkvoorziening voor Techniek in het Technum.
Aandachtspunten
Urgentiebesef, gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de regio en van daaruit samenwerkingsgedachte leven nog niet overal op de werkvloer even sterk. Er is veel gerichte, adequate communicatie nodig.
Het MBO, met name het ‘nieuwe’ Scalda, is een complexe en daardoor niet altijd even eenduidige organisatie, wat het samenwerken bemoeilijkt.
Bedreigingen
(Begrijpelijke) emoties uit verleden en heden, blijvende concurrentie en opportunisme kunnen vertrouwen wederzijds schaden. Juist in samenwerkingsprocessen is dit extra ‘breekbaar.’ De enige remedie is openheid naar elkaar, dingen steeds weer bespreekbaar maken.
Grote verschuivingen in leerlingenstromen kunnen concurrentie weer aanwakkeren en samenwerking frustreren.
Werkdruk en de gerichtheid op ‘de waan van de dag’ kunnen arbeidsintensieve processen van samenwerking traineren.
Kansen en doelstellingen
Leerlingen optimaal onderwijsaanbod bieden, zoveel mogelijk voor iedereen toegankelijk, zoveel mogelijk ‘op maat’.
Leerlingen doorlopende leerlijnen bieden en een zo groot mogelijke kans op succes in het secundair beroepsonderwijs en op de arbeidsmarkt.
Terugdringen van voortijdig schoolverlaten.
Optimaal gebruikmaken van mensen, middelen, gebouwen en voorzieningen.
Inbedding in een Zeeuwse structuur.
Ondersteuning door de Onderwijs Autoriteit Zeeland, politiek zowel als financieel.
Bezinning op de eigen en mogelijk een gezamenlijke identiteit door samenwerking.
22
2.3
HAVO/VWO
2.3.1
Algemeen
Het SMC wil een HAVO/VWO creëren met een pedagogisch didactische aanpak die past bij elk type leerling, een aanpak die gericht is op het HBO en op het WO. Het kenmerkt zich verder vanwege de goede samenwerking binnen de scholengroep, de regio en de provincie. Binnen het onderwijs m.n. binnen de samenwerking met het PO en de Hogeschool Zeeland. Het richt zich tevens op de voorbereiding op de moderne informatiemaatschappij. Binnen het Scheldemond College is het doel om het doorstroomrendement te verbeteren en zal het mentoraat en de zorgstructuur vooral gericht zijn op het sociaal welbevinden van de (bovenbouw‐)leerlingen, de keuzebegeleiding en resultaat gericht werken. Dit alles met behulp van moderne onderwijsmiddelen in dienst van het individuele talent dat iedere leerling bezit. Waarbij wel degelijk aandacht moet zijn voor de balans. Balans tussen sport en niet‐sport, tussen gezond en niet gezond, tussen cognitie en vorming. Bijzondere aandacht zal de komende jaren uitgaan naar Rekenen en Taal en het gebruik van nieuwe media. Analyse Sterke punten
Er is een sterke bewustwording op het rendementsvraagstuk en het verschil CE‐SE. Er zijn al Cito‐metingen klas 1, 2 en 3, die gebruikt worden om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Examentraining in C‐band heeft de afgelopen jaren zijn vruchten afgeworpen. Het rekenbeleid is goed vormgegeven en is klaar voor de toekomst. Het onderwijsaanbod is sterk gestreamd waardoor er veel contacttijd overblijft voor de vakken waar leerlingen Centraal Examen in doen. De goede interne zorgstructuur, gebouwd rondom mentoraat en zorglokalen, is zelfs op Zeeuws niveau bekend. Omdat het SMC Topsporttalentschool is, kunnen de topsportleerlingen onderwijs en topsport beter combineren, beide op een zo hoog mogelijk niveau. Het Highschoolconcept is zowel voor de HAVO als de VWO leerling aantrekkelijk, ook hiervoor geldt: Leren door doen! De bewustwording van interne kwaliteitszorg groeit met name als het gaat over leerlingevaluaties en de rol van Vensters voor Verantwoording.
Aandachtspunten
Kwaliteitszorg in ontwikkeling en innovatie blijft een belangrijk aandachtspunt, zeker als het de gaat om: monitoren, evalueren, bijstellen, borging. Kwaliteitszorg, met op het SMC specifiek het rendementsvraagstuk, blijft een voortdurend punt van zorg en aandacht. De pedagogische en didactische aanpak van onderpresteerders blijft een structureel probleem dat veel aandacht zal blijven vragen. Aandacht voor de betere leerling, streven naar excellentie wordt niet alleen een speerpunt van de regering, maar van het hele onderwijs, dus ook op het SMC. Consistentie in ontwikkeling is erg belangrijk en vraagt o.a. tijd en ‘rust’ om te kunnen borgen Afstemming tussen onder‐ en bovenbouw blijft een belangrijk issue. 23
Afstemming tussen VMBO (MAVO) en HAVO moet vanzelfsprekend zijn. Differentiatie in pedagogische‐didactische aanpak van HAVO en VWO leerling moet een vanzelfsprekend gegeven zijn. De HAVO en het VWO moeten veel meer dan nu het geval is gebruik maken van de omgeving, gastdocenten, e.d. Maatwerk voor talenten geldt voor alle niveaus, maar m.n. voor de topsporters en de leerlingen in de Dansklassen. Highschool in balans betekent dat er een gelijke hoeveelheid tijd en energie gestoken wordt in de ontwikkeling van dit concept over de drie varianten. De roosterlengte is voor de bovenbouwleerlingen wel eens frustrerend en er zal onderzoek gedaan worden naar alternatieven. De ELO maakt onderdeel uit van het onderwijs en is volledig geïntegreerd, maar moet wel onderhouden worden. Aandacht voor kwaliteit en kwantiteit van toetsing blijft een voortdurend aandachtspunt.
Bedreigingen
Te veel ad hoc handelen, het niet uitwerken van de visie in concrete doelstellingen en actieplannen en daarbij gebrek aan inhoudelijke sturing kan teleurstellingen opleveren. De waan van de dag en daarbij gepaard gaande werkdruk kan betekenen dat er te weinig tijd en ruimte overblijft voor de inhoud. De financiële druk dwingt tot het maken van keuzes in wat je als school wel of niet realiseert. De leerlingaantallen, ook voor de ‘specialisaties’, maken dat bepaalde ontwikkelingen onder druk komen te staan. De invloed van (top)sport op het hoofdrooster is nog steeds aanzienlijk.
Kansen en doelstellingen
Verdere uitbouw van samenwerking binnen de school biedt nieuwe kansen. Leren van en met elkaar gebeurt nog te weinig. SBU en ‘voorschoolse’ opvang zijn mogelijkheden om de zorg nog beter op de kaart te zetten. Onderzoek naar Inzet van moderne media wordt een belangrijk item de komende periode. Professionalisering medewerkers (OP, OOP, OBP, (midden) management past bij een lerende organisatie als het SMC. (Door‐) ontwikkeling van het decanaat m.b.t. HZ is in gang gezet en biedt perspectief. Vergroting van de ondersteuningsmogelijkheden door Passend Onderwijs geeft ook anderen meer kansen. Het verbeteren van het doorstroomrendement houdt iedereen scherp. Het versterken en borgen van de balans tussen sport, ckv, algemeen vormend en wetenschappelijk onderwijs met aandacht voor de “betere” leerling en daardoor aantrekkelijker aanbod voor alle leerlingen blijft een belangrijk issue. De eenheid en de gedeelde verantwoordelijkheid binnen het hele team zijn voor de hele afdeling HAVO en VWO van groot belang.
24
2.3.2 Onderbouw In de onderbouw van de H/V is een aantal specifieke zaken die hierna extra onder de loep genomen worden, datzelfde geldt ook voor de bovenbouw. In de onderbouw wordt onderscheid gemaakt tussen programma’s voor de HAVO (‐kans) leerling enerzijds en de VWO leerling anderzijds. De leerlingen worden intensief gemonitord of ze op hun juiste niveau presteren en dat moet bijdragen aan verbetering van het doorstroomrendement. De scharnierfunctie tussen het PO enerzijds en de bovenbouw anderzijds vraagt om veel flexibiliteit en afstemming. Het Highschoolprogramma zal de komende jaren verder doorontwikkeld moeten worden en biedt veel kansen om het onderwijs (nog) aantrekkelijker te maken. Analyse Sterke punten
De sfeer in de school, in het team is goed. De interne zorgstructuur inclusief mentoraat is goed ontwikkeld. Het Rekenbeleid is sterk neergezet. Talentontwikkeling : topsport en dans, is in de onderbouw sterk gestructureerd, maar blijft kwetsbaar als het gaat om aantallen. Het Highschoolconcept is aantrekkelijk voor veel leerlingen in de onderbouw. Welbevinden van leerlingen in de onderbouw is groot.
Aandachtspunten
Aansluiting met het PO, afstemming en communicatie met het PO vragen om onderhoud en voortdurende aandacht. Differentiatie en determinatie zijn thema’s die steeds om invulling vragen. Kwaliteit en kwantiteit van toetsing zijn van groot belang als het gaat om determinatie en rendement. Aanleren en bijhouden van studievaardigheden is nog niet iets vanzelfsprekends. Maatwerk programma’s voor (top)sportleerlingen blijven jaarlijks terugkeren. Digitalisering van het onderwijs m.b.v. moderne media wordt een belangrijk speerpunt de komende jaren. De continuïteit en uitbreiding van het highschoolprogramma zal veel tijd en energie vragen. Het Taalbeleid is nog in ontwikkeling en vraagt om duidelijke sturing.
Bedreigingen
Het opgaan in ‘de waan van de dag’, ad hoc‐crisie en te weinig tijd en ruimt voor de inhoud is een bedreiging voor het management. Geplande lesuitval zal tot een minimum beperkt moeten worden.
Kansen en doelstellingen
Versterking van de interne ondersteuningsstructuur door o.a. SBU en ‘voorschoolse opvang’ zullen bijdragen aan een betere kwaliteit van ons onderwijs. 25
Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie zet collega’s aan het denken en kan een impuls geven aan nieuwe onderwijskundige ontwikkelingen.
2.3.3 Bovenbouw In de bovenbouw is het onderscheid tussen VWO en HAVO duidelijk zichtbaar in de programmering, in de vakinhoud en in de pedagogisch didactische aanpak. Belangrijk aandachtspunt blijft het monitoren en tijdig bijstellen van de doorstroom met als gevolg een beter doorstroomrendement. De afstemming met de onderbouw enerzijds en het HBO/WO anderzijds vraagt om veel overleg tussen partijen. Er zal ook gezocht moeten worden naar meer balans , balans tussen sport en culturele vorming, tussen presteren en vormen, tussen hard werken en plezier in school. Ook de nieuwe wetgeving vraagt om het maken van keuzes (ANW/CKV, KCV en de invoering van de nieuwe bètavakken). Analyse Sterke punten
Het besef om te werken aan rendementsverbetering is sterk ontwikkeld. De sfeer in de school, in het team, is prima. De interne zorgstructuur inclusief mentoraat is goed verzorgd. Talentontwikkeling, onder andere in topsport biedt leerlingen veel kansen. Er is veel contacttijd, m.n. voor de centraal examenvakken. Er is weinig schooluitval.
Aandachtspunten
De aansluiting met het HBO/WO, afstemming en communicatie met het HBO/WO vraagt veel overleg. Differentiatie in pedagogisch didactische aanpak is (nog) niet vanzelfsprekend. Kwaliteit en kwantiteit van toetsing met aandacht voor de veranderingen in het onderwijsprogramma van biologie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde is niet eenvoudig en zal veel tijd en energie vergen de komende periode. Maatwerk programma’s voor (top)sportleerlingen vraagt veel inventiviteit. Digitalisering van het onderwijs m.b.v. moderne media wordt een belangrijk speerpunt. Het welbevinden van bovenbouwleerlingen hangt nauw samen met de aantrekkelijkheid van het aanbod en de manier van aanbieden. Lengte van het rooster en aantal tussenuren in het hoofdrooster in de bovenbouw vraagt om onderzoek naar andere mogelijkheden. De aanpak en inhoud van de Z‐band 3e klas is aan evaluatie en mogelijk herziening toe. Ook de C‐band in klas 4 moet na het verdwijnen van vakken (ANW, CKV) een andere invulling krijgen.
26
Bedreigingen
Het opgaan in ‘de waan van de dag’, ad hoc‐crisie blijft een valkuil, zowel voor het management als voor iedere professional die bezig is met de ontwikkeling van zijn vak. Geplande lesuitval dient zoveel als mogelijk te worden voorkomen. De ontwikkeling van leerlingenaantallen op SMC en daardoor de betaalbaarheid van programma’s en concepten en de kwaliteit daarvan komen onder grote druk te staan.
Kansen en doelstellingen
Inzet van moderne media en ICT vanuit een onderwijskundige visie zet collega’s aan het denken en kan een impuls geven aan nieuwe onderwijskundige ontwikkelingen. Het borgen van de goede examenresultaten VWO is een doel op zich. Het verbeteren van de examenresultaten van de HAVO is een belangrijk speerpunt.
3.
Ondersteuning
3.1
Visie op ondersteuning
De Mondia Scholengroep zet veel in op de ondersteuning van leerlingen. De leerling staat immers centraal. Onderwijs moet vanzelfsprekend voor iedere leerling ‘passend’ zijn. Passend Onderwijs is dus in die zin niets nieuws. Binnen alle locaties is het van daaruit ook belangrijk dat ondersteuning, waar we vroeger de term ‘leerlingenzorg’ voor gebruikten, iets is van alle medewerkers, niet alleen van ‘specialisten.’ Ondersteuning gebeurt in de eerste plaats en vooral binnen de klas. We maken bewust gebruik van expertise in het hele (nieuwe) samenwerkingsverband, ook vanuit het speciaal onderwijs. Die expertise zetten we dan vanuit onze visie wel primair in om onze eigen mensen, ons eigen primaire proces te versterken en daarmee al onze leerlingen te ‘bedienen.’ In het organiseren van de ondersteuning buiten de klas verschillen de locaties. Dat heeft ook te maken met de verschillende afdelingen van het voortgezet onderwijs die deze locaties realiseren. 3.2
Ondersteuning
De school is primair gericht op onderwijs, op het ‘leren’ van leerlingen. Onze ondersteuning en begeleiding zijn altijd daaraan gerelateerd. Ondersteuning moet in de eerste plaats in en om de lessen plaatsvinden. Ondersteuning is en blijft iets van alle professionals (overigens ook van ouders) om een kind samen. Wanneer een docent (een mentor) een ondersteuningsvraag heeft en een leerling doorverwijst, blijft de leerling ook nog steeds mede de verantwoordelijkheid van de betrokken docent. Alle medewerkers rondom het kind, de ouders en eventueel externe professionals hebben en houden ieder een eigen verantwoordelijkheid. Niet alleen de kinderen, ook de medewerkers zijn gericht op steeds weer ‘leren,’ zeker ook wat dit betreft. De docenten en mentoren dienen door professionalisering steeds meer bekwaam te worden om adequaat om te kunnen gaan met leerlingen met verschillende ondersteuningsvragen. Daarbij zijn de basisbekwaamheden zoals verwoord in de Wet Beroepen in Onderwijs een eerste vereiste. Het is belangrijk dat leraren voldoende in staat zijn om goed te differentiëren, dat in een klas ook goed kunnen organiseren. We beseffen dat dit plaatsvindt in een tijd waarin problematiek ‘verdicht,’ waarin van het onderwijs, zeker ook van docenten, steeds meer gevraagd wordt terwijl het onderwijs het met minder middelen moet doen. We dienen dan ook steeds samen in gesprek te blijven wat er mogelijk is en hoe we samen binnen de mogelijkheden die we met zijn allen hebben het beste kunnen realiseren voor onze leerlingen. 27
Professionalisering organiseren we zoveel mogelijk in de praktijk, rondom het kind of de klas zelf. We geloven in ‘coaching on the job,’ in professionalisering ‘werkend aan de weg.’ Medewerkers van onze twee ‘zorglokalen’ werken binnen en buiten de klas met leerlingen, maar ook met docenten en andere medewerkers. We hebben ervaren dat de bekwaamheid van alle betrokken medewerkers hierdoor toeneemt. Leerlingen die hun capaciteiten niet optimaal kunnen inzetten, willen we door zo goed mogelijk gediagnosticeerde problematiek toch op een zo hoog mogelijk niveau laten door‐ en uitstromen met een diploma. De school onderkent daarbij dat er grenzen zijn aan mogelijkheden en verantwoordelijkheden, waar het gaat om de interne zorgstructuur. De school is de uitdaging, ‘passend onderwijs’ te realiseren voor iedere leerling in Zeeland, met samenwerkingspartners uit onderwijs, jeugdzorg en overheden aangegaan. Die samenwerking vindt plaats in het samenwerkingsverband en in Zeeuws overleg. Het gaat dan om het doen van een aanbod, niet (alleen) om het realiseren binnen de interne zorgstructuur. De directie bepaalt uiteindelijk, op advies van het ZAT en in overleg met betrokkenen of de zorgvraag binnen de reguliere setting aangepakt kan worden en op welke manier. We blijven ons ontwikkelen. We formuleren steeds nieuwe, realistische maar tegelijk ambitieuze doelstellingen. We streven ernaar om op deze manier, door samenwerking, door professionalisering, door groei in de mogelijkheden die we hebben om kinderen ondersteuning te bieden, steeds meer kinderen te ‘includeren’ in het reguliere onderwijs binnen het Scheldemond College. Analyse Sterke punten Veel persoonlijke aandacht, zorg en begeleiding van docenten met bijzondere taken. Inbreng van gerichte expertise van binnen en buiten de school via twee ‘zorglokalen’. Doorontwikkelde samenwerking met organisaties die expertise inbrengen van buiten de school (Respont, Indigo). Professionalisering door middel van ‘coaching on the job’ blijkt goed te werken. Structureel handelingsgericht werken en goede dossiervorming. Ontwikkeling specialismen en bijzondere specifieke zorg en begeleiding. De zorg op het juiste moment uit handen geven aan professionele zorgaanbieders buiten de school, door een goed functionerend ZAT. Aandachtspunten Blijvende gedeelde verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij ‘doorverwijzing’, intern zowel als extern. Ondersteuning en onderwijs moeten een geheel vormen binnen de school. Bedreigingen Verdichting van problematiek. Tekort aan financiële middelen. Lerarentekort. 28
Kansen en doelstelling Bepalen van nieuwe ambities waar het gaat om verantwoordelijkheid en mogelijkheden schoolinterne zorg (gerelateerd aan mogelijkheden organisatie, medewerkers, betaalbaarheid etc.), om steeds meer leerlingen binnen het reguliere onderwijs op te kunnen vangen. (Door‐) ontwikkelen ‘ontschotting’ (samenwerking met jeugdzorg) en bovenschoolse samenwerking. Integratie van de structuur van zorg en begeleiding in de onderwijsorganisatie en het ontwikkelen van een gevoel van ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ daarvoor. Verdere versterking van het mentoraat als ‘spil’ van zorg en begeleiding. Ontwikkelen van competenties bij docenten en andere medewerkers, vergroten van kennis en expertise, ook waar het gaat om specifieke zorg‐ en begeleidingsvragen. Het verbeteren van organisatie en communicatie rondom zorg en begeleiding. Experiment met inclusie van kinderen vanuit Stichting Arduin, om na te gaan wat de wederzijdse meerwaarde is (voor het kind zelf, voor andere leerlingen, voor de organisatie): evaluatie, op grond daarvan mogelijke doorontwikkeling. 3.3
Boven‐ en buitenschoolse ondersteuning8
Samenwerkingsverband De beide scholen van de Mondia Scholengroep zijn aangesloten bij het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs (SWV VO) Walcheren. Het SWV VO Walcheren heeft tot doel het bieden van een passende ondersteuning aan alle leerlingen uit de regio Walcheren die aan één van de aangesloten besturen worden toevertrouwd. Het SWV VO Walcheren wil Passend Onderwijs realiseren en zal daartoe in de loop van 2013 een ‘nieuw samenwerkingsverband’ realiseren, waarbij het voortgezet speciaal onderwijs zich dan ook aansluit. Het SWV VO Walcheren bestaat dan uit de besturen van de volgende rechtspersonen:
de Stichting De Korre (speciaal onderwijs, nu het cluster 3 van de Regionale Expertisecentra).
De Stichting Respont (praktijkonderwijs en speciaal onderwijs, nu het cluster 4 van de Regionale Expertisecentra).
De Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs op Walcheren (CSW).
De Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs op Walcheren (Mondia Scholengroep).
8
De term ‘ondersteuning’ is in de wettelijke teksten overal in de plaats gekomen van ‘zorg’ en slaat op de directe ondersteuning voor
leerlingen. Zo is ‘zorgplan’ nu ‘ondersteuningsplan’ geworden. De term is dus niet te verwarren met de categorie personeel van het OBP en OOP.
29
Analyse Sterke punten
Leerlingen zijn en blijven ingeschreven op en daarmee de verantwoordelijkheid van de ‘stamscholen’.
Jarenlange goede samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor bovenschoolse voorzieningen.
Jarenlange gezamenlijke nascholing, met na jaren alleen een accent op VMBO nu ook aandacht voor HAVO – VWO.
Aandachtspunten
Wanneer leerlingen binnen of buiten de school ondersteuning (of zelfs gedeeltelijk of volledig les) krijgen, is de betrokkenheid vanuit de mentor en docenten waar de leerlingen van ‘afkomstig’ is dikwijls nog te gering.
Er is nog te vaak sprake van een ‘slagboom’ naar ondersteuning: wanneer je er als leerlingen eenmaal langs bent, keer je vaak niet meer terug in het reguliere primaire proces.
Er is overal sprake van een ‘verdichting’ van problematiek, waarbij gebruikelijke aanpakken en interventies dikwijls niet (meer) lijken te werken.
Bovenschoolse voorzieningen zijn in relatieve en absolute zin erg kostbaar voor het SWV VO en de daarbij aangesloten scholen.
Bedreigingen
De hele regionale ondersteuningsstructuur, intern en bovenschools, regulier en speciaal, is erg complex en voor velen ook vaak ondoorzichtig. Transparantie en goede communicatie naar alle stakeholders zijn essentieel om daadwerkelijk iedere leerling Passend Onderwijs te kunnen bieden.
Het blijven redeneren vanuit eigen posities en belangen, of het nu gaat om leerlingenaantallen, middelen of bijvoorbeeld om imago, is een bedreiging voor de samenwerking die voor Passend Onderwijs nodig is. Verregaande samenwerking in de regio moet (uiteindelijk) boven deze belangen uit komen.
Bezuinigingen in het algemeen vormen ook een bedreiging voor de hele ondersteuningsstructuur. We zien ‘passende ondersteuning’ als een onmisbaar onderdeel van het primaire proces zelf. Dat willen we bij bezuinigingen zoveel mogelijk ontzien.
Er wordt over het totale regionale budget voor ondersteuning bekostigd op het niveau van 1 oktober 2011. De groei sinds die tijd (speciaal onderwijs, LGF ‘rugzakjes’) komt voor rekening van het SWV VO.
30
Kansen en doelstellingen
Behoud van expertise in het hele ‘nieuwe’ SWV VO, waarbij wel gekeken wordt naar de kwaliteit van medewerkers.
Zo optimaal mogelijk inzet van expertise in het hele SWV VO, juist ook in onze scholen; voor ondersteuning van leerlingen en medewerkers en (daarmee) ook voor ‘coaching on the job’.
Borging van tussen voorzieningen (‘zorglokalen’) in de school door middel van deze expertise, met inzet van het regionale zorgbudget. Meer in het algemeen versterking van de interne ondersteuningsstructuur door inzet (expertise en middelen) vanuit de bovenschoolse ondersteuningsstructuur.
De bovenschoolse voorzieningen worden ingezet binnen ‘flexibele onderwijsondersteunings‐ arrangementen,’ op grond van specifieke, in tijd en omvang beperkte ondersteuningsvragen vanuit de reguliere school, waarbij de realisatie van dat arrangement in de bovenschoolse voorziening geregeld samen met de reguliere school wordt besproken en dat arrangement zo nodig wordt bijgesteld.
De ‘verevening’ van middelen met andere regio’s werkt voor Walcheren positief uit en geeft de komende jaren (volledig in 2020) geleidelijk meer financiële mogelijkheden voor ondersteuning.
Verreweg de grootste mogelijkheden zijn gelegen in ‘ontschotting’: in verregaande samenwerking met de ‘zorg voor jeugd’. De transitie van de diverse organisaties van de provincie naar de gemeenten is een ‘momentum’ waarop de organisatie van de ‘zorg voor jeugd’ (in 2015) opnieuw wordt neergezet, wat kansen biedt voor een betere aansluiting op Passend Onderwijs. We werken hier zowel op bestuurlijk niveau aan, als op het schoolniveau, nu in het Scheldemond College met Indigo en in het OPDC met Juvent.
4.
Kwaliteit
4.1
Visie op kwaliteit
Kwaliteit is een containerbegrip. Het is in ieder geval meer dan alleen ‘rendement.’ Uiteindelijk is de kwaliteit van de school de mate waarin en de manier waarop de school haar opdracht, met name haar kerntaken verricht, zo goed mogelijk aansluiten bij haar leerlingen. Kwaliteit is het vervullen van onze missie. ‘Basale ‘kwaliteit begint bij een goede communicatie met je leerlingen, ouders en andere mensen rond de school. Zorg dat ze goed geholpen worden, antwoord krijgen op vragen, dat hun klachten adequaat worden behandeld. Kwaliteit betekent, dat je waarneembaar iets doet aan het bestrijden van lesuitval. Het heeft o.a. te maken met veiligheid en communicatie . Het meest lastige is wellicht nog de kwaliteitszorg in onderwijskundige ontwikkeling. Het is belangrijk teruggekoppeld te krijgen, hoe leerlingen het in het vervolgonderwijs doen en die informatie cyclisch te gebruiken voor de verbetering van de kwaliteit van je onderwijs. Iedere docent, iedere sectie, ieder team zou zich doorlopend bewust moeten zijn van de eigen zorg voor kwaliteit. Uiteindelijk moet kwaliteitszorg zo steeds meer geïntegreerd worden in het onderwijs zelf. Een dergelijke cultuurverandering kost jaren, van constant werken aan kwaliteitsverbetering, van leren van en met elkaar. De scholengroep wil op deze wijze haar kwaliteitszorg doorlopend verbeteren, van het 31
macroniveau van schooldocumenten en beleidscyclus, tot de zorg voor de kwaliteit van het lesgeven en toetsen zelf. We geven nu vanuit deze visie een analyse van het hele spectrum van kwaliteitszorg, behalve waar het specifiek gaat om rendement, waar we in paragraaf 4.3 bij stilstaan. Analyse Sterke punten In alle docententeams is men expliciet met het begrip ‘kwaliteit’ bezig. Er is een bewustzijn van het belang van ‘basale kwaliteit’ voor de school, ook voor haar imago. De school heeft een goed gedocumenteerd systeem van kwaliteitszorg. De school werkt met het Cito‐volgsysteem. De school is aangesloten bij Vensters voor Verantwoording. Aandachtspunten De realisatie van een goede ‘basale kwaliteit’ (denk aan het blijven voorkomen van onnodige lesuitval en de zorg voor adequate communicatie) blijft een aandachtspunt, ondanks het bewustzijn van het belang ervan. De alertheid mag op dit punt niet verslappen. Docenten associëren ‘kwaliteit’ nog steeds te vaak alleen met ‘rendement.’ De school moet zich juist in de kwaliteitszorg voor het primaire proces blijven doorontwikkelen naar een echte ‘lerende organisatie’. Vensters voor Verantwoording moet beter up‐to‐date worden gehouden en, met andere onderzoeken en metingen, meer ‘betekenisvol’ worden voor medewerkers: geïntegreerd in de beleidscyclus. Bedreigingen De druk vanuit de politiek en de publieke opinie (media) dwingt tot bovenmatig veel aandacht voor het rendement. Bezuinigingen en krimp van leerlingenaantallen vormen een directe bedreiging voor de kwaliteit. Het lerarentekort (bij bepaalde vakken en bij vervanging) vormt een directe bedreiging voor de kwaliteit. Kansen en doelstellingen Professionalisering van alle medewerkers. Borging van gerealiseerde doelstellingen, bewaken van afspraken (b.v. toetsbeleid, toetsprotocol). Uitwerken (in protocollen) van wat er met diverse onderzoeksgegevens wanneer gebeurt en toezien op uitvoering daarvan. 32
4.2 Beleidscyclus Kwaliteitszorg vraagt om een structurele, cyclische aanpak. Van groot belang voor beide scholen is dat het kwaliteitsbeleid een cyclisch proces is. We hanteren daarbij de volgende 5 vragen: doet de school de goede dingen? Doet de school de dingen goed? Hoe weet de school dat? Vinden anderen dat ook? Wat gaat de school nu doen? Dit cyclische proces van evaluatie en bijstelling kunnen we uitvoeren in de vorm van de PDCA‐cyclus (Plan – Do – Check – Act). Bij dit proces is het van belang dat de doelstellingen SMART worden geformuleerd. Dan blijkt pas dat de doelstellingen haalbaar zijn. SMART geformuleerde doelstellingen zijn: specifiek (Wat gaan we precies doen?); meetbaar; acceptabel (Is er draagvlak?); realistisch (Kan het wat we willen?); tijdgebonden (wanneer zijn we klaar?). Het cyclische proces zit ook in de al dan niet verplichte schooldocumenten. Dat begint bij dit schoolplan. Hierop worden jaarlijks activiteitenplannen gebaseerd. De gesprekscyclus voor medewerkers is onlangs geharmoniseerd en vormt een belangrijk onderdeel van de kwaliteitscyclus. Alles volgt de PDCA‐cyclus. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de financiële cyclus, vanuit een optiek van adequaat risicomanagement. De scholengroep produceert voor het Centraal Managementteam ieder kwartaal een financiële rapportage en een managementrapportage met de uitputting van alle budgetten, de liquiditeitsontwikkeling, besteding van subsidies, ziekteverzuim per docent, klas, team, leerjaar etc. Dit wordt geleidelijk ‘opgebouwd’ (uitgebreid) en structureel geagendeerd in het CMT (staat ook in de beleidscyclus). Hoewel we het niet willen overdrijven, heb je een zeker ‘meten’ nodig om voldoende over je school te ‘weten’. Structureel voeren de scholen daarom leerling‐enquêtes uit en een oudertevredenheidonderzoek. Hetzelfde geldt voor medewerkertevredenheidonderzoeken. De resultaten gebruiken ze bijvoorbeeld in voortgangsgesprekken met medewerkers, maar ook in actieplannen vanuit de directie of de teams en afdelingen. De scholen kennen verder als instrumenten voor de medewerkers de 360 graden feedback en collegiale intervisie en consultatie. Dit zijn instrumenten in integraal personeelsbeleid. Bij belangrijke besluiten, waarbij dat mogelijk en van belang is, moet het doen van (voor)onderzoek een ‘goede gewoonte’ worden. Dat onderzoek kan van diverse aard zijn. Denk bijvoorbeeld aan een marktonderzoek of onderzoek naar draagvlak. We spreken van ‘onderzoeksmatig leidinggeven’. 33
4.3 Rendement Een eigen visie Kwaliteit is als gezegd voor de Mondia Scholengroep meer dan rendement alleen. Het is ook een kwaliteit om een gedragsmoeilijke leerling op een bepaald niveau aan een diploma te helpen, ook al kost dat een jaar extra. Leerlingen kansen geven staat boven een strenge selectie en plaatsing. In die zin vaart de scholengroep een eigen koers. Tegelijk kunnen en willen we daarmee het belang van een goed rendement ook niet ‘wegpoetsen.’ Zowel uit onderwijskundig als uit bedrijfseconomisch oogpunt is het van belang dat een leerling in de opleiding en op het niveau waar hij of zij hoort zo mogelijk in de tijd die ervoor staat een diploma haalt op een manier die aansluit bij de vervolgopleiding. Er zit een zeker spanningsveld binnen deze alinea. Dat vraagt om bewuste, eigen keuzes van de scholen, passend bij onze missie en visie. Scheldemond College In mei 2012 heeft de scholengroep een bezoek gehad van de Inspectie, om een nieuw toezichtarrangement vast te stellen. Voor beide scholen is een ‘basisarrangement’ vastgesteld, wat inhoudt dat de kwaliteit van het onderwijs op dit moment voldoende is. Het Scheldemond College heeft echter voor drie afdelingen een waarschuwing gekregen. De school heeft een traject ingezet met ondersteuning van de VO‐raad. Het Scheldemond College heeft al jaren een onvoldoende rendement in de onderbouw. Daar zijn twee jaar geleden voor het eerst maatregelen genomen om daar verbetering in te brengen. Daarnaast hebben HAVO en VWO een onvoldoende rendement in de bovenbouw. Natuurlijk is in een kleine school statistisch gezien de spreiding groot en heb je snel een ‘goed jaar’ of een ‘slecht jaar’. Wanneer daar echter de zeer hoge examenuitslagen (zowel in cijfers als in percentage) aan gekoppeld worden, kun je je afvragen in welke mate de school nu de visie van ‘leerlingen kansen geven’ in de praktijk ook echt waarmaakt. Let wel: het gaat om hoe het Scheldemond College relatief scoort, in vergelijking met de rest van het land. Collectieve maatregelen, zoals de strengere exameneisen, gelden voor iedereen. In de MAVO is dikwijls sprake van een te groot verschil tussen school‐ en centraal examen. Er zal ook gekeken moeten worden naar de kwaliteit en naar de inhoudelijke aansturing van de docenten. Analyse Sterke punten
Er is een sterke bewustwording onder alle collega’s om te streven naar rendementsverbetering. Het Cito VAS systeem is geïntroduceerd in klas 1 t/m 3. Het structureel monitoren van leerling‐prestaties gekoppeld aan de adviezen van het PO gebeurt in de gehele onderbouw. De ervaringen die het VWO team heeft met de verbetering van m.n. de examenresultaten/ verschil SE‐CE inzetten voor andere afdelingen.
34
Aandachtspunten
De kwaliteitsprocessen zijn nog onvoldoende geborgd. Het doorgeven van essentiële gegevens naar inspectie en DUO mag pas plaatsvinden na fiattering door de schoolleiding. De activiteitenplannen, waarin o.a. acties zijn bepaald om het rendement te verbeteren zijn onvoldoende smart geformuleerd. Het goed borgen van kwaliteitsprocessen is een belangrijk aandachtspunt (PDCA). Aanpassing van het overgangsreglement en daardoor meer sturend vermogen voor de leiding. Er zal minder snel ‘afstroom’ worden toegestaan. Het LMT zal meer tijd en ruimte inlassen om zichzelf te evalueren en te inspireren. Bedreigingen
Het PO zal meer enkelvoudige adviezen moeten geven, maar dat maakt het SMC wel sterk afhankelijk. De daling van het leerlingaantal door de ‘trek naar Middelburg’ maakt de invloed van het (geringe) getal nog groter. Het imago van de stad Vlissingen heeft ook een negatief effect op de beeldvorming van het SMC. Het wij‐zij denken tussen gebouw A en B.
Kansen en doelstellingen
Het LMT als team laten opereren en gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen als het gaat om het beleid. Dat betekent o.a. ook de vergaderinhoud en structuur aanpassen. Meer gebruik maken van ouders en leerlingen als het gaat om ‘critical friends’. Het SMC maakt gebruik van de adviezen die de VO raad geeft vanuit het project ‘Leren verbeteren’.
5.
Personeel
5.1
Visie op integraal personeelsbeleid
Mensen zijn de bouwstenen van onze organisatie. Onderwijs is mensenwerk. Het is gericht op leerlingen, waarbij de medewerkers het belangrijkste ‘middel’ vormen dat we inzetten. We hebben het dan over alle geledingen van het team: ondersteunend personeel, management (directie) en natuurlijk docenten. Daaruit volgt, dat personeelsbeleid, gekoppeld aan het onderwijskundige beleid, de kern vormt van waar we mee bezig zijn. Het personeelsbeleid vormt een samenhangend geheel binnen de hele Mondia Scholengroep, waarbij de uitgangspunten, kaders en doelstellingen consequent in alle aspecten ervan terug komen. Het is opgenomen in het totale beleidskader van de school. Zo werken we aan een integraal personeelsbeleid, kortweg IPB, dat er toe leidt dat mensen, leerlingen zowel als medewerkers, zich ‘wel voelen’. ‘Vertrouwen’ is daarbij een kernbegrip: vertrouwen in leerlingen, vertrouwen in de organisatie, in de mogelijkheden van de school, in het management, maar vooral in de mogelijkheden van alle medewerkers om zich steeds verder te ontwikkelen en te professionaliseren. Integraal personeelsbeleid betekent het regelmatig en systematisch afstemmen van de inzet, kennis en bekwaamheden van de medewerkers op de inhoudelijke en organisatorische doelen van de school. Deze afstemming is ingebed in de strategische positie en gerelateerd aan de 35
onderwijscontext van de school. Hierbij wordt professioneel gebruik gemaakt van een samenhangend geheel van instrumenten en middelen die gericht zijn op de ontwikkeling van individuele medewerkers.”9 Deze definitie wordt door beide scholen gehanteerd. Kenmerkend voor integraal personeelsbeleid zijn de verticale en horizontale integratie. Analyse Sterke punten Het personeelsbeleid is ingebed in een goede organisatie van teams van docenten ondersteunend personeel. Er wordt gewerkt aan de verdere professionele ontwikkeling van de school, met behulp van ondermeer een meerjaren formatiebeleid, competentiemanagement, werving‐ en selectiebeleid, mobiliteitsbeleid, persoonlijke ontwikkelingsplannen en functioneringsgesprekken, gericht op een cultuur van blijvend (willen) leren. Er is onder het personeel in het algemeen een hoge mate van welbevinden en een goede, veilige en vertrouwde onderlinge sfeer. Er is een hoge scholingsgraad. Veel docenten volgen (aanvullende) opleidingen en maar zeer weinig docenten zijn onbevoegd zonder dat zij die bevoegdheid aan het behalen zijn. Er is een relatief grote doorstroming naar andere functies binnen en vanuit het ondersteunend personeel. Aandachtspunten De leeftijdsopbouw is erg onevenwichtig te noemen: met name de ‘middenleeftijd’ (40 – 50 jaar) is sterk ondervertegenwoordigd. Er is sprake van een zeer lage arbeidsmobiliteit (wat op zich een positief teken is, maar niettemin voor een organisatie grote nadelen heeft). Door hoge werkdruk bij het (midden)management en de vele organisatorische veranderingen in de afgelopen jaren is de gesprekscyclus nog niet volledig doorlopen. De gesprekscyclus voor onderwijsbegeleidend en onderwijsondersteunend personeel is zowel qua organisatie als qua invulling een belangrijk aandachts‐ en ontwikkelpunt. Nog niet alle medewerkers zijn voldoende ‘eigenaar’ van hun eigen professionele ontwikkeling en zetten zich daar structureel voor in. De uitvoering van de Wet BIO (zie paragraaf 5.2) bevindt zich nog in de startfase, met name waar het gaat om het structureel hanteren van feedbackinstrumenten en het werken met portfolio’s. De invulling (benutting) van de Lc‐ en de Ld‐functies nadat docenten gepromoveerd zijn, gebeurt nog onvoldoende expliciet en gestructureerd. Bedreigingen Werkdruk, verdichting van problematiek, gekoppeld aan de noodzaak tot bezuinigingen. Lerarentekort. Krimp van leerlingenaantallen, verlies van werkgelegenheid. Mobiliteit van (vooral) jonge mensen naar Nehalennia SSG, waardoor de leeftijdsopbouw nog minder onevenwichtig wordt. 9
definitie landelijk IPB bureau 36
Kansen en doelstellingen De grootste uitdaging voor de school bestaat de komende jaren uit het opzetten van een echt ‘levensfasebewust’ personeelsbeleid, waarbij adequaat maar realistisch wordt omgegaan met iedere ‘levensfase’ (studie, gezinnen met jonge kinderen, senioren etc.). Verzuimbeleid moet worden doorontwikkeld. Planmatige professionalisering, gekoppeld aan doelstellingen uit dit schoolplan (bijvoorbeeld t.a.v. kwaliteitszorg voor het primaire proces, Passend Onderwijs, vakinhoudelijke ontwikkeling. Iedere docent is binnen drie jaar bevoegd om les te geven in het vak waar hij daadwerkelijk in doceert. De Wet BIO wordt volledig ingevoerd, inclusief het gebruik van feedbackinstrumenten en het (primair) zelf verantwoordelijk zijn voor portfolio en bekwaamheidsdossier. De Functiemix wordt zo snel en zo adequaat mogelijk geïntegreerd in de gesprekscyclus voor docenten, waarbij promoties voor docenten een meer vanzelfsprekende plek krijgen in hun professionele ontwikkeling10. De gesprekscyclus voor ondersteunend personeel moet verder worden ontwikkeld. Het taakbeleid moet worden geharmoniseerd, qua parameters, met Nehalennia SSG. Het taakbeleid zal worden toegepast volgens dezelfde systematiek als Nehalennia SSG. Het taakbeleid, arbobeleid, mobiliteitsbeleid, werving‐ en selectiebeleid en de gesprekscyclus en daaraan gekoppeld het professionaliseringsbeleid waaronder het scholingsbeleid moeten, daar waar nodig, steeds vaker op een juiste wijze worden ingezet, afgestemd op het geformuleerde competentieprofiel en de bekwaamheidseisen. 5.2 Realisatie Wet BIO De belangrijke Wet Beroepen in het Onderwijs, kortweg de ‘Wet BIO’ draait voor een belangrijk deel om de ontwikkeling van competenties van leraren, in de wet vastgelegd in zeven bekwaamheids‐ eisen. Deze eisen vormen de basis voor ontwikkeling en evaluatie van docenten. Bekwaamheid als basis van evaluatie Inter‐persoonlijke competentie. Pedagogische competentie. Vakinhoudelijke en didactische competentie. Organisatorische competentie. Competentie ten aanzien van het samenwerken in een team. Competentie in het samenwerken met de omgeving van de school. Competentie in reflectie op de eigen ontwikkeling. Als aanvulling op de eerder geformuleerde doelstellingen, heeft de school de volgende doelen: Kansen en doelstellingen Van iedere medewerker wordt uiterlijk eind 2013 een ‘bekwaamheidsdossier’ aangelegd en bijgehouden, via de ‘elektronische leeromgeving’ (ELO). 10
Hiervan was sprake bij de derde optie uit de notitie ‘Functiewaardering docenten Mondia Scholengroep’ (2012), die geaccepteerd is als
streefdoel voor beide scholen
37
In 2013 start iedere docent met het bijhouden van het dossier. Portfolio’s zijn een voorwaardebij promotie. In april 2012 is het register voor leraren gelanceerd. De doelstelling van het register ligt direct in het verlengde van het bekwaamheidsdossier. Belangrijk daarbij is het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de docent. Voor 1 januari 2015 moet 50% van de leraren geregistreerd zijn, voor 1 januari 2014 al 30%. De realisatie van deze doelstelling mag niet leiden tot meer lesuitval. Leraren zullen meer dan nu gebruik moeten maken van de ‘vrije ruimte’ binnen de nascholing in het taakbeleid (116 van de 166 uur op jaarbasis). In 2013 wordt de nieuwe, geharmoniseerde gesprekscyclus volledig geïntegreerd in het IPB. Het streven is, één feedbackinstrument voor de scholengroep te kiezen met instemming van de PGMR. Dit kan echter ook schooleigen zijn, in dat geval met instemming van de PMR. In het schooljaar 2012 – 2013 wordt met 75% van de medewerkers een functioneringsgesprek gehouden, in 2013 – 2014 is dat 90% en in 2014 ‐2015 100%. In 2015 heeft 75% van de docenten een eerste evaluatiegesprek gekregen van het persoonlijk ontwikkelingsplan. Afwijkend van het voorafgaande, heeft 100% van de medewerkers in tijdelijke dienst die een volledig schooljaar in dienst zijn, jaarlijks twee functioneringsgesprekken. In 2013 moet het scholingsbeleidsplan voor beide scholen geharmoniseerd zijn, inclusief alle regelingen voor faciliteiten en bijbehorende scholingscontracten.
5.3 Functiebouwwerk en functiemix In deze paragraaf beperken we ons tot het onderwijzend personeel. In paragraaf 5.5 en 5.6 staan we separaat stil bij het OOP en OBP. Het functiewaarderingssysteem (Fuwasys) van docenten is een belangrijk maar ook niet zelden een gevoelig onderwerp. Hetzelfde geldt voor de daarmee samenhangende benoemingsprocedures. Het gewaardeerd worden in je werk is essentieel. Beloning is daarbij soms een symbool, een teken van waardering. Procedures en communicatie zijn cruciaal. Het docentenbestand de school krimpt. Op de school zal het percentage Lb nu veel lager zijn dan een jaar geleden, door de mobiliteit naar Nehalennia SSG. Deze percentages vormen ook een belangrijk kader voor ons beleid, niet alleen de actuele, maar ook de percentages die volgen uit het meerjarenbeeld van de formatie van de beide scholen. Want op iets langere termijn zal ook het docentenbestand de hele scholengroep immers weer krimpen. Als aanvulling op de eerder geformuleerde doelstellingen, heeft de school de volgende doelen: Kansen en doelstellingen Wanneer we aan onze verplichtingen in het kader van het Entreerecht voldoen, aan hoeveel Ld‐ functionarissen hebben we dan daarnaast nog behoefte in de scholen? De scholen (de drie locaties) zijn mogelijk meer gebaat bij meer Lc‐ers dan bij (nog) meer Ld‐ers. We willen gaan onderzoeken wat de gevolgen zouden zijn (financieel, getalsmatig, organisatorisch) wanneer we alle Ld‐functies die we niet nodig hebben om aan het Entreerecht te voldoen (ook niet in de jaren daarna, bij verdere groei van de formatie) omzetten in twee Lc‐functies. Ook bij de Functiemix streven we naar ‘levensfasebewust personeelsbeleid. Senioriteit is niet hetzelfde als anciënniteit, maar de twee begrippen staan ook niet volledig los van elkaar. Het is goed om hierover in functioneringsgesprekken en dergelijke open naar elkaar te communiceren. We zullen echter geen ‘hard’ getalscriterium opnemen (bv. zoveel jaar werkzaam in het onderwijs of bij Mondia) in de functie‐eisen. De ruimte voor dat snel opkomende talent moet er immers blijven. Wanneer je goed functioneert, wordt de kans op promotie groter naarmate je meer ervaren bent, zonder dat die kans honderd procent wordt. Er zijn ook goede, hard 38
werkende en zeer ervaren lb‐docenten, die niet aan promotiecriteria voldoen. Daar is niets mis mee. Daar zijn we als organisatie net zo blij als met dat uitzonderlijk grote, jonge talent. Er is eind 2012 een procedure vastgesteld waarin de Benoemingsadviescommissie bestaat uit teamleiders, weer aangevuld met een toehoorder namens de PMR. Deze BAC geeft uitsluitend aan of mensen benoembaar zijn of niet. De rector en de betreffende locatiedirecteur maken vervolgens een keuze uit de benoembare kandidaten. Deze procedure wordt geëvalueerd en eventueel bijgesteld. Op termijn streven we naar een procedure waarbij niet gesolliciteerd hoeft te worden, maar mensen in hun functioneringsgesprek of in een ander gesprek hun teamleider hun ambitie kenbaar maken. Het Scheldemond College heeft die procedure eerder gehanteerd. Idealiter weet een teamleider van ieder van haar of zijn medewerkers de ambities en de competenties, geeft zij of hij aan wanneer die medewerker er aan toe is om promotie te maken, bespreekt zij of hij dat met die medewerker (ook wanneer er in een ander team een betere kandidaat is bij te weinig vacatureruimte) en wordt alles in die gesprekken (ook buiten de formele functioneringsgesprekken) ‘geregeld’ en waar nodig opgelost. Zo ‘hoort’ het eigenlijk, maar we beseffen dat er verschil is tussen ideaal en werkelijkheid.
5.4 Werkdruk en taakbeleid van docenten We streven naar het beheersbaar houden van werkdruk, het waar en voor zover mogelijk reduceren van werkdruk (van de beleving van werkdruk) en naar een zo eerlijk mogelijke verdeling van werkdruk. Het taakbeleid is bedoeld om werknemers te beschermen en taken, werkdruk zo eerlijk mogelijk te verdelen. Daarbij kijken we naar de hele scholengroep. We willen niet alleen de parameters van het taakbeleid harmoniseren, maar binnen de scholengroep vanuit een basis van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ de systematiek van facilitering gelijk trekken. Het Scheldemond College kan daarmee tevens een belangrijk deel van een noodzakelijke bezuiniging op de personele lasten realiseren, zonder dat dit leidt tot een grotere gemiddelde groepsgrootte. Analyse Sterke kanten Docenten kunnen werkdruk makkelijk bespreekbaar maken bij de teamleiders en de locatiedirecteur. Er wordt veel aan ‘persoonlijk maatwerk’ gedaan. Voor extra werkzaamheden heeft de school een ‘rijke’ traditie van additionele beloning, overigens net zo goed voor ondersteunend als voor onderwijzend personeel. Een goede organisatiestructuur vermindert de (beleving van) werkdruk. Er is een relatief laag (kortdurend) ziekteverzuim. Het langdurend ziekteverzuim is ook relatief laag, maar kan niet aan werkdruk gerelateerd worden. Aandachtspunten Gebrekkige communicatie en afstemming (b.v. tussen de ‘gebouwen’, of tussen functionarissen op sleutelposities) vergroten (een gevoel van) werkdruk. Het taakbeleid van het Scheldemond College is relatief erg duur. De school geeft binnen de Mondia Scholengroep relatief erg veel aan taken uit. Dat komt deels doordat er te veel taken leiden tot lesvermindering. Vanaf 2013 mogen taken nog slechts bij uitzondering tot lesvermindering leiden. Desnoods moeten zij, indien mogelijk, over meerdere medewerkers verdeeld worden. 39
Bedreigingen De krimp van het aantal leerlingen leidt tot minder beschikbare formatie. Daardoor kan de school (steeds) minder formatie uitgeven aan ‘bijzondere’ taken buiten het primaire proces om. Verdichting van leerlingenproblematiek en bezuinigingen leiden al snel tot een hogere werkdruk. Bureaucratie (‘overorganiseren’) kan leiden tot een grotere werkdruk. Kansen en doelstellingen Om werkdruk beheersbaar te houden moet de school duidelijke keuzes maken, waar het gaat om activiteiten buiten het lesgeven om en om zaken binnen het curriculum zelf die erg arbeidsintensief zijn (en dus veel werkdruk opleveren). ‘Beter wat minder dingen erg goed doen, dan te veel dingen half goed…’. Door af te spreken dat ten eerste iedere functionaris eerst de ruimte voor ‘ overige taken’. gebruikt voordat er sprake is van lesvermindering en ten tweede slechts een zeer beperkt aantal taken nog mag leiden tot lesvermindering, blijft het taakbeleid in ieder geval betaalbaar. Dit zal de school ook ‘vanzelf’ dwingen tot de keuzes die hierboven bedoeld zijn. 5.5 Organisatiestructuur docenten Het Scheldemond College heeft een teamstructuur. Er zijn vanaf augustus 2012 de volgende 3 teams: VWO – HAVO onderbouw (klas 1 en 2) VWO – HAVO bovenbouw (klas 3 tot en met 6) VMBO De teams in VWO – HAVO worden geleid door ieder een teamleider. Het team VMBO is een samenvoeging van de huidige teams MAVO en VMBO BK. Deze samenvoeging heeft te maken met gezamenlijke ontwikkelingsdoelen (bijvoorbeeld de ontwikkeling van LOB en van VMBO Walcheren) en heeft te maken met teruglopende leerlingenaantallen. Het team heeft nu nog een duo teamleiderschap, waarbij één van de twee teamleiders ook voor en deel op Nehalennia Kruisweg werkt. In de praktijk stuurt de ene teamleider de praktijkdocenten aangevuld met LO docenten aan de andere teamleider de overige VMBO/MAVO docenten. Afhankelijk van de ontwikkeling van de leerlingenaantallen is de mogelijkheid reëel dat het VMBO‐team in de toekomst geleid wordt door een enkele teamleider. Analyse Sterke punten Teams voelen zich sterk verantwoordelijk voor ‘hun deel ‘. De sfeer in de teams is goed. Aandachtspunten Teams worden niet eenduidig aangestuurd. Afstemming tussen teams kan beter. Er moet meer verantwoordelijkheid gedelegeerd worden door teamleiders naar docenten. Acties uit het activiteitenplan moeten meer ‘smart’ worden geformuleerd. 40
Gebrek aan echte ontwikkelaars in de teams. Hierbij moet rekening gehouden worden in het aannamebeleid of bij de teamindeling. De focus dient vooral te liggen op de inhoud en minder op de organisatie. Zorg dat men niet alleen aan het teambelang denkt, maar ook aan het schoolbelang. Bedreigingen Door terugloop in leerlingaantallen zouden juist ‘de jonge enthousiaste docenten’ weer moeten vertrekken. Een juist mobiliteitsbeleid kan dit mogelijk voorkomen. Het gebrek aan echte betrokkenheid bij de school, bij de klas, bij buitenschoolse activiteiten heeft een negatief effect op de beeldvorming van het SMC. Aanpassing van het taakbeleid kan betekenen dat er minder (essentiële) taken goed worden uitgevoerd. Kansen en doelstellingen De samenwerking binnen de Mondia groep kan veel opleveren. Leren van en met elkaar! De sense of urgency kan een positief effect hebben op tal van ontwikkelingen. Meer congruentie in aanpak werkt versterkend in de hele organisatie. 5.6 Onderwijsondersteunend personeel Het onderwijsondersteunend personeel (OOP) bestaat uit de onderwijsassistenten, instructeurs en aanverwante functies, die direct ondersteunend zijn aan het primaire proces. Zij voeren onder verantwoordelijkheid van een docent lessen uit of assisteren daarbij. Soms vervangen ze bij ziekte aan de hand van beschikbaar gesteld materiaal. Het OOP heeft meestal een teamleider of locatiedirecteur als direct leidinggevende. De categorie is de laatste jaren steeds belangrijker geworden in onze scholen, zeker in het VMBO. Daarbij zijn de functie‐ en professionaliseringseisen relatief nog veel minder ontwikkeld dan bij het OP. Hier ligt een belangrijke opdracht voor de locatiedirecteuren en teamleiders in de komende jaren. Analyse Sterke punten Het OOP draait op het Scheldemond College grotendeels mee in de docententeams. De verhouding tussen OOP en OP is doorgaans goed. Het OOP vormt een onmisbare aanvulling op het OP, met name in het VMBO. Aandachtspunten Functiebeschrijvingen moeten adequaat zijn, zonder dat ze de voor de school, zeker in de komende jaren, noodzakelijke flexibiliteit in de weg staan. Gesprekscyclus en professionalisering moeten volle aandacht krijgen. Het OOP moet op termijn volledig voldoen aan de eisen van de Wet BIO, op een basisniveau. Het beheersbaar houden van werkdruk en het eerlijk verdelen daarvan, ook gerelateerd aan docenten, moet worden uitgewerkt in een eigen ‘taakbeleid’. 41
Bedreigingen Bij terugloop van leerlingenaantallen zal ook deze formatie moeten worden aangepast. Daarbij kan een meer flexibele inzet van OOP en OBP wel tot oplossingen leiden, binnen de scholengroep als geheel. Kansen en doelstellingen Het OOP kan een cruciale rol spelen in de doorontwikkeling van nieuwe onderwijsconcepten in het VMBO (Vakcolleges e.d.) maar ook HAVO VWO (high school) op een betaalbare wijze. Het OOP moet worden doorontwikkeld tot een aan het OP in het kader van IPB gelijkwaardige categorie, zowel qua wat geboden wordt aan faciliteiten (taakbeleid, scholing) als aan eisen die gesteld worden (Wet BIO, opleidingseisen). 5.7 Onderwijsbeheers personeel Het onderwijsbeheerspersoneel (OBP) heeft als direct leidinggevende het Hoofd Bedrijfsvoering. Er gaat, zoals eerder opgemerkt, nu nog relatief erg veel tijd zitten in het integreren van de twee schoolorganisaties en het inrichten van de nieuwe structuur. Het is nu nog niet goed mogelijk om uit te maken of de huidige organisatie in die zin verantwoord is. Het OBP is nu vooral per locatie georganiseerd. Sommige mensen functioneren echter ‘in de koepel’: op het niveau van de scholengroep. Het aantal daarvan zal de komende jaren toenemen. Het is de bedoeling om bepaalde groepen specialisten gezamenlijk als ‘team’ te laten opereren. Dat geldt bijvoorbeeld nu al voor de systeembeheerders, die enerzijds een schooleigen verantwoordelijkheid hebben, anderzijds ook gezamenlijk ingezet kunnen worden waar op dat moment ‘het werk’ ligt. De financiële administratie zal steeds meer een team vormen, de personeelsadministratie is dat al. Het is nog niet duidelijk of ook de leerlingenadministratie geheel of gedeeltelijk kan worden gecentraliseerd. Dat heeft voor‐ en nadelen. Al eerder hebben we, in het kader van samenwerking, gesproken over de ontwikkeling van de ‘gezamenlijke backoffice’. Die vormt geen doel op zich. Het gaat om het zo goed en efficiënt mogelijk organiseren van de ondersteuning. We zien dat daar snel genoeg stappen in gezet zijn en waarschijnlijk ook nog zullen worden. ‘Kwaliteit verloochent zich niet.’ Al in het fusieproces hebben we aangegeven hierin een ‘organisch proces’ na te streven, maar er kan de komende jaren een moment van versnelling hierin komen. Een ontwikkeling als hierboven geschetst maakt het mogelijk (en ook wenselijk) een ‘coördinator’ te benoemen die het werk organiseert en daarin functioneel leiding geeft aan de anderen. Ook hoofdconciërges moeten die rol moeten vervullen. Dat ontlast tegelijk het Hoofd Bedrijfsvoering in de zin zoals we daar zo‐even over spraken. Analyse Sterke punten De medewerkers zijn gemiddeld van een hoge professionele kwaliteit en goed georganiseerd. De verhouding tot OOP en OP is in het algemeen goed. Aandachtspunten 42
De aansturing van en communicatie onder en naar het OBP verdient aandacht. De organisatie is omvangrijk en complex sinds de bestuurlijke fusie. Gesprekscyclus en professionalisering moeten volle aandacht krijgen. Het OOP moet op termijn in principe ook voldoen aan de eisen van de Wet BIO, op een nader te bepalen niveau. Het functiebouwwerk is niet altijd even logisch en transparant en dient opnieuw bezien en mogelijk bijgesteld te worden.
Bedreigingen Bij terugloop van leerlingenaantallen zal ook deze formatie moeten worden aangepast. Daarbij kan een meer flexibele inzet van OOP en OBP wel tot oplossingen leiden, binnen de scholengroep als geheel. Kansen en doelstellingen Het functiebouwwerk van het OBP moet voor de scholengroep als geheel een logisch, transparant geheel vormen. De organisatie van het OBP moet efficiënt, kwalitatief hoogstaand, flexibel en beheersbaar zijn, op zo’n wijze dat de ondersteuning voor het primaire proces optimaal is. Daarbij worden de mogelijkheden om te komen tot een gezamenlijk ‘backoffice’ voor de scholengroep (verder) onderzocht en waar wenselijk en mogelijk op termijn gerealiseerd. Het IPB voor het OBP moet kwalitatief van een hoog niveau zijn, kwaliteit van medewerkers verhogen door professionalisering en een adequate gesprekscyclus, werkdruk beheersen en eerlijk verdelen. 6. Bedrijfsvoering De bedrijfsvoering van het Scheldemond College maakt integraal onderdeel uit van de bedrijfsvoering van de Mondia Scholengroep. De beide scholen hebben weliswaar ieder een eigen bekostiging (‘brin‐nummer’) en eigen gebouwen, maar de begroting en jaarrekening zijn geconsolideerd en de aansturing gebeurt centraal. Het Scheldemond College heeft twee gebouwen in een campusachtige, groene omgeving, op een eigen terrein aan het Weyevlietplein in Vlissingen. De beide gebouwen zijn goed onderhouden. Er is voorzien in een Meerjarenonderhoudplan, waarvoor adequate financiële voorzieningen zijn getroffen. Een belangrijk deel van de administratie van de scholengroep wordt aan het Weyevlietplein gevoerd, met name de personeels‐ en salarisadministratie. De financiële administratie is nu nog grotendeels per school verdeeld, waarbij die van Nehalennia wordt gevoerd aan de locatie Nehalennia Kruisweg. Hetzelfde geldt voor de leerlingenadministratie. Door toenemende lasten (zowel personeel als materieel) enerzijds en afnemende baten anderzijds (door bezuinigingen) is de situatie zoals in heel het (voortgezet) onderwijs in financieel opzicht zorgelijk. De grootste zorg is daarbij eigenlijk de onduidelijkheid van en inconsistentie in overheidsbeleid. De basis van waaruit we als scholengroep gezamenlijk werken is echter financieel gezond11. 11
Een uitgebreide analyse is te vinden in de Meerjarenbegroting 2013 – 2018, die december 2012 met positief advies van de GMR en met
goedkeuring van de RVT door de bestuurder is vastgesteld
43
We geven nu een analyse van de drie besproken terreinen: huisvesting, administratieve organisatie en financiën. 6.1 Huisvesting Analyse Sterke punten Veilige, ‘groene’ omgeving, goed bereikbaar en toch afgeschermd van woonwijken. Voldoende ruimte om meerdere gebouwen, groepen leerlingen te huisvesten. Goed onderhouden, modern en adequaat ingerichte gebouwen. Aandachtspunten Twee gebouwen heeft het risico in zich van gebrekkige afstemming. Omdat er sprake is van één geïntegreerde organisatie vraagt dat blijvende aandacht. De communicatie met de ‘buurt’ en het nabijgelegen winkelcentrum is belangrijk voor het imago van de school en de verankering in de omgeving. Bedreigingen De terugloop van leerlingenaantallen is een bedreiging voor de betaalbaarheid van de huisvesting met name in gebouw B en daarmee op termijn voor de kwaliteit van huisvesting. De oplopende kosten van huisvesting en exploitatie van gebouwen vormen, wanneer de overheid niet zorgt voor compensatie daarvan een bedreiging voor de betaalbaarheid van de huisvesting en daarmee op termijn voor de kwaliteit van huisvesting. Kansen en doelstellingen We willen de gebouwen, ondanks bezuinigingen, zo goed mogelijk blijven onderhouden, door een adequaat financieel meerjarenbeleid. We willen de gebouwen en het terrein daaromheen (b.v. de schoolpleinen) aantrekkelijk voor leerlingen (en anderen) houden. We willen zoeken naar mogelijkheden om, met inbreng van nieuwe doelgroepen, beide gebouwen (het gaat dan echter vooral om gebouw B) weer bedrijfseconomisch rendabel te maken. 6.2 Administratieve organisatie Analyse Sterke punten De kwaliteit van dienstverlening is in het algemeen hoog. De administratie is goed verankerd in de algehele organisatie van de scholengroep. De bestuurlijke fusie is door grote inzet van velen voor het grootste deel snel ‘verwerkt’. 44
Aandachtspunten De aansturing is complex en arbeidsintensief, mede door de verdeling over meerdere locaties. Hier is nog veel winst in efficiency en kwaliteit te boeken. De communicatielijnen (postlijn etc.) moet verbeterd worden. De dossiervorming en archivering moeten verbeterd worden en waar mogelijk gedigitaliseerd. Bedreigingen Toenemende controle en plicht tot verantwoording vanuit de rijksoverheid, met het risico van steeds verder gaande bureaucratisering. Bij terugloop van leerlingenaantallen en financiële baten zal ook deze formatie deels moeten worden aangepast (deels is dat ook niet mogelijk). Daarbij kan een meer flexibele inzet wel tot oplossingen leiden, binnen de scholengroep als geheel. Kansen en doelstellingen Een meer efficiënte organisatie van de scholengroep als geheel op dit vlak. Samenwerking op het gebied van aankoop, aanbesteding, ICT, professionalisering e.d. op een grotere (Walcherse en Zeeuwse) schaal. 6.3 Financiën Analyse Sterke punten Er is een uitgewerkt, door de Raad van Toezicht gesanctioneerd risicomanagement, op basis van een meerjarenbegroting en een meerjaren ‘formatiebeeld.’ Het weerstandsvermogen, de solvabiliteit en liquiditeit voldoen (voor de scholengroep gezamenlijk) qua ratio (nu nog) aan de gestelde normen. Er is een Meerjarenonderhoudsplan waar goede voorzieningen tegenover staan. Aandachtspunten De personele lasten (per leerling) zijn voor de school te hoog. De lasten voor ondersteunend personeel zijn ten opzichte van de lasten voor onderwijzend personeel voor de school te hoog. Bedreigingen Door toenemende lasten en afnemende baten dreigen exploitatietekorten. Door noodzakelijke investeringen op het gebied van onderhoud dreigt de liquiditeit onder de vastgestelde norm te komen. 45
Door een afname van leerlingenaantallen dreigen de relatieve personele lasten en materiële lasten (met name voor gebouw B) nog veel hoger te worden.
Kansen en doelstellingen Meer efficiënt omgaan met mensen en middelen en bezuinigen op de personele lasten, zonder dat dit an sich leidt tot grotere groepen, door gelijkschakeling van systematieken (o.a. facilitering van taken) met Nehalennia SSG. Verantwoord blijven investeren binnen de vastgestelde ratio’s, met name voor weerstandsvermogen en liquiditeit. 7. Governance Good Governance, goed onderwijsbestuur, kent twee hoofddoelstellingen: ten eerste het meer betrekken bij (en rechten geven aan) belanghebbenden, aan ‘stakeholders’, zowel interne (waarbij dan ook steeds meer de docenten worden betrokken) als externe. Ten tweede gaat het om het adequaat, zo mogelijk gescheiden regelen van bestuur en vooral het toezicht daarop. Governance is een middel: voor de overheid om de afstand tussen de school en de samenleving te verkleinen, voor scholen om de organisatie van de school af te stemmen op die zelfde maatschappij en de kwaliteit van bestuur en toezicht daarin te borgen. Doel is verder, te zorgen voor transparantie, publieke verantwoording en eigen kwaliteitsnormen. “Naarmate we beter in staat zijn de horizontale verantwoording vorm te geven, kan de verticale verantwoording beperkt worden12.” Dit laatste is ook een secundair doel van de Mondia Scholengroep: het beperken van de verticale verantwoording. Het is secundair omdat het geen doel op zich is. Het is een soort ‘keurmerk’ van goed bestuur, van een goede kwaliteitszorg op meerdere vlakken. Naar de Inspectie toe is er op die manier bijvoorbeeld het streven naar een ‘basisarrangement’ qua toezicht. Maar op het terrein van het financieel management is er op vergelijkbare wijze het streven te kunnen verklaren ‘in control’ te zijn. We geven nu korte achtergrondinformatie en een beknopte analyse bij drie elementen: bestuur en toezicht, verantwoording en medezeggenschap. 7.1 Bestuur en toezicht De Mondia Scholengroep wordt in stand gehouden door de Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs op Walcheren. De ‘Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs op Walcheren’ scheidt bestuur en toezicht conform de wet ‘Goed onderwijs, goed bestuur’ organiek, door middel van een ‘Raad van Toezicht – model’. Het bestuur en het intern toezicht zijn nadrukkelijk gescheiden. De uitvoerder van de toezichthoudende functie heeft tot taak het houden van het toezicht op het handelen van het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de instelling. De toezichthouder houdt integraal toezicht. Dat betekent dat hij alle aspecten van de instelling en alle relevante belangen in overweging neemt. Bij de vervulling van zijn taak richt de toezichthouder zich naar het belang van de 12
Citaat Code Goed Onderwijsbestuur, VO‐raad
46
onderwijsinstelling, rekening houdend met het feit dat de instelling een organisatie is met een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid13. De Raad van Toezicht houdt toezicht op het bestuur van de scholengroep (en daarmee van de twee scholen) namens de gemeenteraden van Middelburg en Vlissingen. De bestuurder is tevens rector van beide scholen (formeel van beide scholen als zodanig afzonderlijk). Hij wordt terzijde gestaan door drie locatiedirecteuren, met wie hij samen het Centraal Management Team (CMT) van de scholengroep vormt. Iedere locatie heeft een Locatie Management Team (LMT) dat naast de locatiedirecteur bestaat uit teamleiders. Analyse Sterke punten Bestuur en toezicht zijn goed georganiseerd en gedocumenteerd. Taken, verantwoordelijkheden en rollen zijn duidelijk gescheiden. Het bestuur is geprofessionaliseerd. Het toezicht is opgenomen in de (meerjaren) beleidscyclus, voldoet aan de PDCA‐criteria en gaat zo veel mogelijk uit van ‘smart’ geformuleerde doelstellingen. CMT werkt goed onderling samen. Aandachtspunten De integratie van het ‘oude’ (goeddeels beleidsbepalende) bestuur van Nehalennia SSG in het Raad van Toezicht model is soms nog een ‘zoektocht’ naar een nieuwe balans (‘checks and balances’). Evaluatie door de Raad van Toezicht en bestuurder (waaronder zelfevaluatie). Professionalisering Raad van Toezicht, bestuurder en directeuren. Scherp(er) krijgen van grens verantwoordelijkheden CMT en locaties. Bedreigingen Complexiteit van de materie versus beschikbare tijd. Verstoring van de balans tussen grote betrokkenheid en juiste distantie op de diverse niveaus in de organisatie van de scholengroep. Verstoring van de balans tussen baten en lasten (in meerdere opzichten). Kansen en doelstellingen Verdere uitwerking van de hele organisatie vanuit het credo ‘ruimte binnen kaders,’ gericht op resultaat verantwoordelijk management. Doorontwikkeling van bestuur en management naar meer eigen verantwoordelijkheid, vanuit bewezen competenties en resultaatverantwoordelijkheid. Ontwikkeling van de relatie tussen de Raad van Toezicht en de gemeenteraden van Middelburg en Vlissingen. 13
Zie Reglement Raad van Toezicht’ en ‘Profielschets voorzitter en leden Raad van Toezicht’ 47
7.2 Verantwoording De scholen vervullen een maatschappelijke taak en werken met publieke middelen. Daar komt bij, dat de Mondia Scholengroep uitgaat van een stichting openbaar onderwijs. De scholen hebben een verplichting tegenover de samenleving, tegenover hun directe omgeving en in het bijzonder tegenover hun belanghebbenden, hun ‘stakeholders’, zich te verantwoorden. Dat past ook in een transparante maatschappij, waarin belanghebbenden steeds meer vragen hebben over wat er in de school gebeurt. Er is een onderscheid tussen verticale en horizontale verantwoording. Verticale verantwoording is de verantwoording richting de diverse overheden en instanties die daarvan uit gaan. Belangrijk daarbij is het eerder genoemde toezicht van de Inspectie, met name op rendement. Nu richten we ons op de verantwoording naar de samenleving, de directe omgeving van de school, op ‘horizontale verantwoording’. Horizontale verantwoording is de verantwoording, naar de samenleving, in het bijzonder naar de directe ‘omgeving’ van de school en dan vooral natuurlijk naar de stakeholders. Stakeholders zijn directe ‘belanghebbenden’ bij de school. Natuurlijk zijn je leerlingen, hun ouders en de medewerkers eigenlijk je belangrijkste ‘stakeholders’. De relatie daarmee is echter een bijzondere, die waar het gaat om verantwoording achteraf gekoppeld aan inspraak vooraf, natuurlijk voor een belangrijk deel ligt verankerd in de WMS14. We spreken daarom van de ‘interne stakeholders’ van de beide scholen. Bij je externe stakeholders kun je denken aan toeleverende en afnemende onderwijsinstellingen, maar ook aan zorginstellingen, een bibliotheek en andere maatschappelijke organisaties. De meest vruchtbare vorm van horizontale verantwoording is die vanuit een vorm van samenwerking. Verantwoording is dan wederzijds. Horizontale verantwoording zal steeds meer uitgewerkt worden als ‘meervoudig publieke verantwoording’. Je gaat als school in dialoog met je directe omgeving over wat je wilt bereiken (je visie en je ‘maatschappelijke opdracht’) maar ook over wat je daadwerkelijk daarin hebt bereikt. Dat wil je op een zodanige manier doen, dat die omgeving zich als het ware uitgenodigd voelt om de school feed back te geven. Het gaat dus om hoe je met je (samenwerkings)relaties omgaat, hoe je communiceert. Door middel hiervan: creëer je als school draagvlak in je omgeving, je ‘legitimeert’ ook als het ware de manier waarop je bezig bent; kun je leren van de omgeving en jezelf verbeteren; je kunt beter aansluiten bij de samenleving, waar je leerlingen deel van uitmaken; leg je rekenschap af aan de samenleving; je laat zien dat je transparant bent (of zoveel mogelijk wilt zijn), dat je integriteit probeert te waarborgen, dat je respons biedt aan de mensen om je heen, aan je ‘stakeholders’. 14
Wet Medezeggenschap op Scholen
48
De Mondia Scholengroep steeds meer gaan werken volgens het volgende stramien: je formuleert waar je voor staat; je doet verslag van en laat zien hoe je daaraan werkt; je zoekt draagvlak in de omgeving; je laat zien welke resultaten je bereikt; je leert van wat niet goed gaat; de kwaliteitszorg moet (aan)toonbaar resulteren in actieplannen en zo daadwerkelijk ingebed zijn in de kwaliteitscyclus. Vensters voor Verantwoording en websites Cruciaal in de verantwoording van de beide scholen is het project van de VO‐raad ‘Vensters voor Verantwoording’. Via deze website verantwoorden de beide scholen zich ieder afzonderlijk op een groot aantal indicatoren, waarbij het rendement zoals de Inspectie dat benoemt niet meer dan één van de factoren is. Denk aan tevredenheid bij ouders en leerlingen, externe samenwerking, verzuimcijfers en financiële indicatoren. De websites van de scholen ‘linken’ naar de website www.schoolvo.nl. Maar ook op andere manieren spelen de websites een steeds belangrijkere rol bij verantwoording naar de samenleving, in de profilering, als informatiebron en communicatiemiddel. Hier geldt dus hetzelfde als bij ‘Vensters’. De scholen dienen een adequate (personele) organisatie te hebben rondom het actueel houden van hun websites. Ook dit is primair de verantwoordelijkheid van de directeuren. De website van de scholengroep is de verantwoordelijkheid van het bestuur zelf. Analyse Sterke punten
De school is aangesloten bij Vensters voor Verantwoording. De school heeft sinds 2012 een toegankelijke, moderne en in het algemeen goed functionerende website. De school heeft een relatief goed functionerende ouderraad en aan de locatie Breeweg ook een leerlingenraad. De school maakt gebruik van moderne sociale media in haar contact met stakeholders. De school vraagt ouders en leerlingen structureel, cyclisch om feedback.
Aandachtspunten
Vensters voor verantwoording moet beter up‐to‐date worden gehouden. Stakeholderbijeenkomsten moeten op scholengroepniveau gerealiseerd worden. De actualiteit en het beheer van de website blijven een punt van aandacht. Contacten met externe stakeholders moeten structureel worden opgezet en de feedback van stakeholders moet meer en duidelijker zichtbaar gebruikt worden in de ontwikkeling van de organisatie.
Bedreigingen
Door allerlei maatschappelijke tendensen is het dikwijls moeilijk om stakeholders (bv. ouders) intensief bij de school te betrekken.
49
Kansen en doelstellingen
Nog meer betrekken van ouders en leerlingen bij de ontwikkeling en organisatie van de school. Doorontwikkeling van de ouderraad en van klankbordgroepen. Instellen van een adviesraad basisonderwijs en een vanuit bedrijven en instellingen; betrekken van de omgeving, de stad Middelburg en de regio Walcheren bij de school.
7.3
Medezeggenschap
Een goede medezeggenschap is de onmisbare tegenhanger van ‘good governance’ en past bij de ontwikkeling van de school en de scholengroep als professionele, lerende organisaties. Iedere school heeft een Medezeggenschapsraad, met daarin een geleding van leerlingen, ouders en medewerkers (personeel): de MR. De personeelsgeleding vergadert daarnaast ook separaat: de PMR. De scholengroep heeft een Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad, met dezelfde drie geledingen: de GMR. Ook daar vergadert de personeelsgeleding tevens separaat: de PGMR. Analyse Sterke punten
Alle geledingen van alle genoemde medezeggenschapsraden zijn adequaat bemenst. De verhouding tussen de raden en bestuur en management zijn in het algemeen goed. De medezeggenschap sluit goed aan bij de beleidscyclus binnen de scholengroep. Aandachtspunten
De materie is zeer veelomvattend en complex en vraagt om specialisatie binnen en professionalisering van de medezeggenschap, met name op het gemeenschappelijke niveau. Er zijn behoorlijke verschillen tussen de twee scholen waar het gaat om de invulling van medezeggenschap. Communicatie en zo mogelijk afstemming tussen de scholen, met inachtneming van schooleigenheid, zijn aandachtspunten.
Bedreigingen
Een dreigende bureaucratie en vergadercultuur moeten zo veel mogelijk worden tegengegaan. Juist in tijden van bezuinigingen is het zaak boven het schoolniveau uit te stijgen en te opereren vanuit een gezamenlijk belang en enige mate van solidariteit.
Kansen en doelstellingen
Heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden op school‐ en gemeenschappelijk niveau. Professionalisering en specialisatie binnen de MR en GMR.
50
Lijst van afkortingen
ANW BK C‐band CAZ CE Cito CKV CMT CSE CSW D&C DUO ELO GMR HAVO HBO H/V IPB ICT KCV L (b, c, d‐functie) LMT LOB LOOT LWOO MAVO MBO MR MTV OAZ OBP OOP OP PDCA PGMR PMR PO ROC RVT SE SMART SMC SSG SWV VMBO VO VWO Wet BIO WO ZAT Z&W
Algemene Natuurwetenschap Basis‐ en Kaderberoepsgerichte leerweg (in het VMBO) Collectiviteitsband Culinaire Academie Zeeland Centraal Examen Centraal Instituut voor toetsontwikkeling Culturele Kunstzinnige Vorming Centraal Managementteam Centraal Schriftelijk Eindexamen Christelijke Scholengemeenschap Walcheren Dienstverlening & Commercie Dienst Uitvoering Onderwijszaken (van het ministerie) Elektronische leeromgeving Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Hoger Algemeen Vormend Onderwijs Hoger Beroepsonderwijs HAVO en VWO Integraal Personeelsbeleid Informatie‐ en communicatietechnologie Klassieke Culturele Vorming Lerarenfunctie Locatiemanagementteam Loopbaanoriëntatie en ‐begeleiding Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport Leerwegondersteunend onderwijs Middelbaar Algemeen Vormend Onderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs Medezeggenschapsraad Multimedia Theater en Vormgeving Onderwijsautoriteit Zeeland Onderwijsbegeleidend personeel (administratie, facilitair e.d.) Onderwijsondersteunend personeel (instructeurs, assistenten) Onderwijzend personeel Plan, Do, Check, Act Personeelsgeleding van de GMR Personeelsgeleding van de MR Primair Onderwijs Regionaal Opleidingscentrum (voor MBO) Raad van toezicht Schoolexamen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden Scheldemond College Stedelijke Scholengemeenschap Samenwerkingsverband Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Voortgezet Onderwijs Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wet Beroepen in het Onderwijs Wetenschappelijk Onderwijs Zorgadviesteam Zorg en Welzijn
51
52