Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
1
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
Inhoudsopgave 1.
Opening en mededelingen, afscheid en installatie Statenlid ............................................... 3
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ........................................................ 5
3.
Bespreekpunten ................................................................................................................... 5
4.
Sluiting .............................................................................................................................. 69
2
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
Voorzitter: M.J. van den Berg, commissaris van de Koning Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezige 39 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), C.M. Bezuijen (SP), P.H.R. Brouns (CDA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw G. van Galen (GroenLinks), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), mevrouw A. Hemmes (SP), H.L. Hilarides (VVD), mevrouw N. Homan (GroenLinks), W.J. Hut (VVD), M.W.H. Jansen (PVV), A.J.M. van Kesteren (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), M. Oosterhuis (VVD), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw K. de Wrede (PvdD), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: R.H. van der Born (ChristenUnie), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), J.H. Mastenbroek (SP), C. Swagerman (SP) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer, B.S. Wilpstra 1.
Opening en mededelingen, afscheid en installatie Statenlid
De VOORZITTER: Dames en heren, ik open de vergadering van Provinciale Staten. Welkom aan de gasten van de Staten, uw gastheer is de heer Steenbergen van de ChristenUnie-fractie in deze Staten. Allemaal van harte welkom en ik wens u een heel prettig en interessante ochtend toe. We hebben afwezigheidsmeldingen van mevrouw Broekhuizen-Smit, de heer Mastenbroek, de heer Swagerman en de heer Van den Born. Voordat we verdergaan met de agenda van vandaag nemen we als Staten eerst afscheid van een lid uit ons midden en installeren we een nieuw lid. Dan beginnen we met het afscheid van Anja Hazekamp. In 2007 bemachtigde de Partij voor de Dieren één zetel in de Staten en werd jij beëdigd als lid van Provinciale Staten; vandaag, zeven jaar later, nemen we afscheid van jou als Statenlid omdat je vanaf 1 juni deel gaat uitmaken van het Europees Parlement. Namens de Partij voor de Dieren kom je op voor dierenwelzijn in de breedste zin van het woord zonder dat je één seconde de mens vergeet. Planet and people staan voor jou voorop. Vele malen zijn we hier in de Statenzaal door jou aangesproken op onze verantwoordelijkheid als mens voor dierenwelzijn. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het debat over de jacht, de reeënopvang, het ganzenbeleid en de Q-koorts. Zeven jaar bracht jij op je eigen manier je opvattingen voor het voetlicht en dat deed je op een hele bijzondere manier. Zo werd op jouw verzoek de Q-koorts in 2009 als voorstel vreemd aan de orde aan de agenda toegevoegd en toen ik je het woord af, liep je niet alleen naar de katheder maar had je Gerda de geit meegenomen. Een pluche wit geitje dat je Gerda noemde, dat symbool stond voor de 400.000 geiten in Nederland die toen bedreigd werden door de Q-koorts. Meerdere Statenvergaderingen waren jij en Gerda onafscheidelijk. Ook je optreden tijdens de Algemene Beschouwingen van 2013 staat nog goed in ons geheugen. Je diende een motie in genaamd Bijzaken waarmee de populatie van de Groningse bij als hoofdzaak op de agenda van de gedeputeerde kwam te staan. Tijdens de vele debatten hebben we je leren kennen als een politica die altijd goed voorbereid is, verstand heeft van de inhoud en met passie strijdt voor haar idealen. Hierbij schroom je niet om de koe bij de horens te pakken. En ook al was je altijd de laatste spreker, dit ontmoedigde niet om je boodschap luid en duidelijk te brengen. Vandaag nemen we afscheid van jou als Statenlid. In 2012 namen we al kort afscheid van je, omdat je toen Marianne Thieme verving als Tweede Kamerlid tijdens haar zwangerschapsverlof. En nu ga je niet alleen de provinciegrenzen over, maar ook over de Nederlandse grens; je bent gekozen als lid van het Europees Parlement. Een mooi volgende stap in jouw politieke carrière waarmee wij je natuurlijk van harte feliciteren. En uit ervaring kan ik zeggen dat
3
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 je als lid van het Europees Parlement op een andere schaal heel veel nieuwe ervaringen zult opdoen. Ik twijfel er niet aan dat je snel je draai zult vinden in het Europees Parlement en ook daar het hoogste lied zult zingen als het gaat om dierenwelzijn. Je laat je sporen na. Dankzij jou hebben we een gedeputeerde dierenwelzijn, ook staat er een schriftelijke vraag van jou nog steeds open over geurmeting en het zou mij niets verbazen als de brief van GS van gisteren over het ganzenbeleid nog op de agenda verschijnt. Gelukkig zijn de belangen van mens, dier en natuur in goede handen van jouw opvolgster Kirsten de Wrede, die in jouw voetsporen gaat treden. Beste Anja, namens Provinciale Staten en het College van GS wens ik je heel veel succes en geluk toe in Brussel. Je bent een geboren en getogen Groningse en daarom weet ik zeker dat dat ‘uit het oog, niet uit het hart’ betekent. Toon Telligen heeft daar hele leuke dierenverhalen over verzameld onder de titel ‘Afscheid en vertrek en aankomst’. Je krijgt van ons deze twee boekjes mee om je gezelschap te houden op je reizen en je aan ons, Groningers, en het Groninger land te laten herinneren. Naast natuurlijk de traditionele Waterman-pen en een bos bloemen overhandig je bij dezen de afscheidscadeaus en zeg: goede reis! Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ja, toen ik in 2007 tot Statenlid werd verkozen in Groningen, was dat voor veel mensen even wennen. Voor de Statenleden natuurlijk, die niet gewend waren om zoveel te praten over dierenwelzijn – dat was toch niet vanzelfsprekend. En ook niet voor de gedeputeerden, want ook voor hen gold dat ze wat moesten wennen aan de Partij voor de Dieren. En ook natuurlijk voor de voorzitter, omdat ik natuurlijk niet altijd binnen de orde van de dag bleef. Maar vooral ook voor mezelf, want als dierenbeschermster en lobbyiste, die de politiek altijd vanaf de andere kant benaderde, was het ook allemaal heel erg nieuw. En dankzij iedereen hier in dit huis – de Statenleden, de gedeputeerden, de griffie, alle ambtenaren maar ook al het ondersteunend personeel – heb ik me eigenlijk vanaf het eerste moment welkom gevoeld. Iedereen was even behulpzaam de eerste weken en ik wil ze daar hartelijk voor bedanken. En opnieuw heb ik eigenlijk dat gevoel: het is ook wel heel erg spannend in dat verre Brussel. Want toen wij vorige maand de Europese verkiezingen hadden, hebben wij geschiedenis geschreven met twee zetels is de Partij voor de Dieren vertegenwoordigd in het Europees Parlement: één zetel voor Nederland en één zetel voor Duitsland. Dus vanaf volgende week zullen ook de belangen van dieren in Brussel vertegenwoordigd zijn. En ook nu voel ik me daar welkom. De fractieleden van mijn nieuwe fractie, het Noorse GroenLinks, geven me echt het gevoel dat ik me thuis voel in Brussel – mede ook dankzij mijn collega’s van de SP. En het Europees Parlement is niet alleen veel groter met 751 leden maar ook het gebouw is veel groter. Het geeft af en toe het gevoel alsof je in een Harry Potter-film zit, waarbij je je elke keer afvraagt waar de trap nu weer zit en waar de lift deze dag zal uitkomen. Want ik heb het gevoel dat elke keer dat ik in dezelfde lift stap – tenminste, dat denk ik dan – die op een andere gang weer uitkomt. Dus ik weet nog niet precies hoe het zit, maar het verdwalen heeft ook zijn voordelen want je komt nog eens op plekken. Je ziet in Brussel, als je daar bij het parlement een beetje ronddwaalt, allemaal mooie en minder mooie hoekjes en overlegplaatjes en je ziet ook de mooie en minder mooie kanten van Europa. Maar goed, ik zal me er in Brussel op mijn eigen Groningse nuchtere manier blijven inzetten voor dierenwelzijn en niet alleen voor deze regio, dit land, maar voor heel Europa. En dat zal ik op mijn eigen manier doen met mijn eigen opvattingen en met respect voor elkaars verschillen – zoals we dat hier in Groningen ook gewend zijn te doen. Ja, en de onderwerpen die me zijn bijgebleven van de afgelopen zeven jaren hier zijn CO2opslag, Blauwestad, Provinciaal Omgevingsplan, muskusratten, capibara’s, de bijen, de gedeputeerde dierenwelzijn en ook de Q-koorts met geitje Gerda. Ik ben ervan overtuig dat mijn opvolgster Kirsten de Wrede dat ook met verve zal gaan doen. Zij zal ook hier de belangen van dier en milieu met een in plaats van Groningse een Friese nuchterheid beschermen. Ik wens u allemaal heel veel goeds voor de toekomst en hoop jullie nog te zien in Brussel: misschien in de Commissie Agri of Visserij en ik wil toch nog afsluiten met één advies voor de volgende Statenvergadering. Want niemand verdient een megastal: de boeren niet, de buren niet en de dieren niet. Iedereen verdient beter en Groningen verdient zeker beter. [Applaus.] De VOORZITTER: Voordat we verdergaan met de agenda van vandaag nemen we zometeen nog individueel afscheid van je, maar willen eerst gelijk even de installatie doen van je opvolgster, mevrouw De Wrede. Ik benoem als lid van de commissie geloofsbrievenonderzoek de heer Hut, tevens voorzitter, de heer Zwertbroek en mevrouw Van Galen. De commissie kan haar werkzaamheden gaan uitvoeren en ik schors de vergadering en ik verzoek u even op de plaats te blijven zitten zodat meteen erna de installatie zal kunnen plaatsvinden.
4
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
[Schorsing van 3 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de voorzitter van de commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven, de heer Hut. De heer HUT (voorzitter commissie onderzoek geloofsbrieven): De commissie heeft het onderzoek naar de geloofsbrieven uitgevoerd en heeft het volgende geconstateerd. Mevrouw De Wrede heeft de benoeming van het centraal stembureau geaccepteerd. Mevrouw De Wrede heeft geen onverenigbare openbare betrekkingen. Uit het uittreksel van de Basisregistratie Personen blijkt dat mevrouw De Wrede in de provincie woonachtig is, in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en niet is uitgesloten van het kiesrecht. De commissie is van mening dat niets de toelating van mevrouw De Wrede tot deze Staten in de weg staat. De VOORZITTER: Dan dank ik de commissie voor haar werkzaamheden en kan mevrouw De Wrede worden binnengeleid. Ik verzoek u allen te gaan staan. [Hierna neemt de voorzitter de verklaring en belofte af bij mevrouw De Wrede, waarmee zij is geïnstalleerd als Statenlid voor de fractie van de Partij voor de Dieren van de provincie Groningen.] Ik schors de vergadering om afscheid te nemen van Anja Hazekamp en ons nieuwe lid Kirsten de Wrede welkom te heten. [Schorsing van 13 minuten.] De VOORZITTER: Mag ik u allen verzoeken weer plaats te nemen? Dan gaan wij weer beginnen met de vergadering. Ik heropen de vergadering. 2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
a.
Behandelvoorstellen
b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
De VOORZITTER: Mijn eerste vraag is: bent u allen akkoord met de agenda? Dat is het geval, dan is die daarmee vastgesteld. Het voorstel voor de spreektijd is 15 minuten per fractie. Die hebt u misschien niet helemaal nodig, maar ik zie toch een aantal dat enthousiast denkt dat dat wél het geval is. Het College krijgt dan 50 minuten en laten we dan proberen om ook binnen die twee maxima te blijven, zodat we het ook met elkaar binnen die tijd houden. Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met het voorstel. 3.
Bespreekpunten
A1.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 20 mei 2014, nr. 2014-20.319, FC, betreffende vaststelling van de Voorjaarsnota 2014 en de daarin opgenomen wijzigingen van de begroting 2014: - cofinanciering Kompas, Provinciale Meefinanciering, projecten (water)wegen, RSP en diverse technische substituties (3e wijziging begroting 2014); - ontwikkeling begrotingsbeeld 2013 (4e wijziging begroting 2014); - beleidskeuzes en dekkingsmaatregelen 2014 (5e wijziging 2014) (nummer 26/2014).
Hierbij worden betrokken: - de brief van Gedeputeerde Staten van 7 mei 2014, nr. 2014-11.794/19/A.13, ECP betreffende tussenrapportage economisch actieprogramma (EAG); - de brief van Gedeputeerde Staten van 10 juni 2014, nr. 2014-22.637/24/A.15, FC, betreffende financiële gevolgen meicirculaire en overige ontwikkelingen.
5
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De heer VISSER (PvdA): ‘’Het leven wordt vooruitgeleefd en achteruit beschouwd.’ Want ik ben historicus en ik maak er nooit een geheim van en kom daar zometeen nog op terug. Als ik terugkeer naar mijn eerste beschouwing van vorig jaar, waarin ik heel voorzichtig geprobeerd heb de factor arbeid weer eens centraal te stellen en hier nu sta – misschien hebt u de krant gelezen – dan staat hier een strijdbaar mens met een fractie net zo tot de tanden gewapend is. Waarom? Het was me het jaartje wel: Aldel. Ik weet nog als de dag van gisteren dat collega Batting de coalitie op sleeptouw nam met de gedeputeerde Van Mastrigt om alles op alles te zetten om dat bedrijf te redden. Het is niet gelukt. Maar gelukkig zijn wij niet gevallen voor de verleiding om te suggereren dat je met 20 miljoen euro zo’n bedrijf wel even kunt redden. Ik denk aan de gaswinningsproblematiek: heel complex en gelaagd. Terecht is er veel aandacht naar de Commissaris uitgegaan. Maar ik ben trots hoe mijn gedeputeerde Moorlag dat voor de deuren van de hel heeft weggehaald. De commissie-Meijer en alles wat daaruit voortgekomen is. Daar zitten doorbraken in en ik ben een partij van de doorbraak, ik kom ook op voor de partij van die doorbraak. En het wordt me het jaartje wel, het komende jaar. Want we moeten met een dialoogtafel aan de slag en dat vergt loslaten in vertrouwen. Nou mensen, ik geef het ons te doen. Hoe doen we dat zonder onze tanden als volksvertegenwoordigers te verliezen? Daar moeten we mee aan de slag. En we hebben wat verkiezingen gehad die ons als sociaal-democraten niet aangenaam hebben getroffen. We hebben een stevige beurt gehad, ik heb het ook echt zo gezegd. We moesten wakker worden, het activisme verleerd. Dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik ben dan een aantal weken thuis ook zwijgzaam. Gedeputeerde Wilpstra die mij op gegeven moment betrapte met de stapel mottige boeken en wat zit daarin? Ja, Troelstra’s ‘Gedenkschriften’, want ik bin een Frais. En daar zit ook een heel ander boek in: ik heb hem wel laten noemen toen mijn collega Pauline Geerdink afscheid nam, een liberaal met wie ik het goed kon vinden. Nathan Alberts de Vries, een van Winsums grootste zonen, product van de joodse emancipatie die in onze partij ook zo thuishoort. Emancipatie hoort in onze partij thuis. Een koel hoofd, scherp analyserend en rekenend en zo werd hij de eerste sociaaldemocratische wethouder in Stad. En gelukkig nog steeds niet de laatste. Een koen hoofd omdat hij kon rekenen en in mijn fractie zit een nog zo iemand ook. Ik ben misschien wat sentimenteel, maar ik heb Jan Batting naast me die dit kan. Het boek dat ik bij me had, was Nathan Alberts de Vries – overigens ook een van de eerste gedeputeerden van de SDAP hier en zeker niet de laatste – met ‘Het stelsel der gemeentelijke belastingen’ en nou kom ik bij de kern van mijn zaak. Een gedeputeerde die wethouder geweest is of zoals meneer Wilpstra ook burgemeester geweest is, die een onwaarschijnlijk lastig dossier op zijn bordje krijgt: de bestuurlijke organisatie. En dat vergt een heel ander vermogen dan toentertijd. Waar gaat het namelijk om? Het Huis van Thorbecke wordt altijd als een piramide gezien. Dat is ontleend aan de militaire organisatie – denk daar goed aan: onze staatsordening komt uit de militaire organisatie en dat moet anders. Ik zie veel meer een overheid voor me die – en ik haal het Groninger Museum er maar bij, want dat zit ook in het verdomhoekje – uit paviljoens bestaand, verbonden met communicerende vaten waarbij je de krachten bundelt en de energie mobiliseert met desnoods kunst van buiten, meneer Van Kesteren. Dit om iets moois te bieden en dat was ook exact de achtergrond van de uitspraken die ik vanochtend in de pers heb gedaan. Wat moeten wij doen om die lange achtergesteldheid, waar wij als Partij van de Arbeid medeverantwoordelijk voor zijn – ik zeg dat hier heel hard. Dan zeg ik tegen mijn College: ga nou eens voorleven wat je met die andere bestuurscultuur bedoelt. Ga met die gemeenten samen aan de slag, want die redden het alleen niet. En naar Den Haag wijzen, SP, dat is niet genoeg. Want met een miljoentje meer of minder los je op de korte termijn de problematiek wel op en wij zullen onze Jetta daar écht, écht op aanspreken – en wij zijn daar ook mee bezig – en zij heeft iets goed te maken. Dan moeten wij dat pact sluiten van overheden met de sociale partners, zoals vroeger met de Stichting van de Arbeid: daar komen wij vandaan, namelijk. Ook met de onderwijsinstellingen – daar zit mijn hart – om die persisterende achtergesteldheid aan te pakken via een langjarige aanpak consequent volgehouden en ik noem dat namens mijn fractie een pact omdat er ook pacificatie moet zijn: geen gekissebis maar met elkaar de schouders eronder. En ja, dan tóch maar een commissie. Er lopen al mensen rond van buiten die al veel doen in dit gebied: Jansen, Meijer – noem ze maar op. En wat mij betreft komen daar wat young turks uit Eindhoven bij, innovatiehoofdstad van Nederland, met net zo’n veenkoloniaal gebied om de hoek, namelijk De Peel. Daar kunnen wij mogelijk wat van leren. Dus dat is de achtergrond van het pact voor Oost-Groningen en voor ik u aan het voorlezen zet, voorzitter, zit ik al te vlassen op een interventie. Mevrouw BECKERMAN (SP): Uw motie van wantrouwen aan dit College en een motie van wantrouwen aan het kabinet?
6
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De heer VISSER (PvdA): De motie van wantrouwen is uw hobby. Overigens, een overbodige want u hebt meteen bij het aantreden van dit College uw wantrouwen al uitgesproken. U kunt beter een motie van vertrouwen uitspreken. Mevrouw BECKERMAN (SP): ‘De SP mag niet naar Den Haag wijzen.’ De SP heeft de motie van wantrouwen als hobby.’ U steekt uw hand in de lucht en roept: ‘Werk!”, terwijl gisteravond duidelijk werd dat u uiteindelijk de Participatiewet zult steunen om honderden banen vanuit Groningen te laten verliezen. Tegelijkertijd bezuinigt uw kabinet honderden banen weg uit de zorg en dan staat hier een man die zegt dat arbeid centraal moet staan. Ik vat dat toch samen als een motie van wantrouwen aan uw kabinet. De VOORZITTER: Dit lijkt heel mooi op een echt debat, maar dan wel gericht en beknopt houden. Dus graag daar nog een korte reactie op, meneer Visser. De heer VISSER (PvdA): Ik hoor hier een vraag in. De VOORZITTER: Ja, ik probeer hem ook te proeven. De heer VISSER (PvdA): Namelijk dat ik iets tussen droom en daad heb zitten wat mij dwars moet zitten. Integendeel: als het gaat om de acute consequenties van die Participatiewet, staat uw wethouder Hemmes niet alleen, mevrouw Beckerman. Ik geef eerlijk toe: wij hebben weinig wethouders meer, maar Jan-Willem van der Kolk, gelukkig nog behouden in Bedum voor ons, heeft net zo hard getrokken met Klaas Steenhuis, met Thea van der Veen in Delfzijl en Ger Lindeman in Hoogezand-Sappemeer – en noem maar op – om deze zaak in Den Haag aanhangig te maken. En natuurlijk hebt u gelijk dat u mij daarop wijst, want ik ben niet voor niets met dit pact gekomen. Ik neem die handschoen op en de Tweede Kamerfractie is druk bezig op dit moment om dat te doen en ik hoop dat dat voor de uwe ook geldt. Mevrouw BECKERMAN (SP): Toch nog de laatste keer, de derde keer dezelfde vraag. U hebt een commissie nodig om te gaan zorgen voor de aanpak van Oost-Groningen. Blijkbaar kan uw eigen bestuur dat dus niet als u een externe commissie nodig hebt. Wíj besturen toch deze provincie? U kunt dat toch gaan regelen, hier en in Den Haag en op lokaal niveau? Dan moet dat Huis van Thorbecke toch samenwerken? De heer VISSER (PvdA): O, maar dit is nou juist ook de strekking van de motie. Maar waar het mij om gaat, is dat wij de beperking zien van de politiek als het gaat om het aanjagen van ontwikkelingen. En daar zit nou exáct het ideologische verschil tussen uw en mijn partij. De VOORZITTER: Zal ik het dan hier afsluiten en de motie gaan voorlezen? De heer VISSER (PvdA): Mevrouw Beckerman verdient een eerlijk antwoord en ik houd het kort. Het gaat mij erom dat wij met de Stichting van de Arbeid in het achterhoofd en wetende waar we vandaan komen, een nieuwe ordening moeten vinden waarin er veel meer ruimte is voor ontwikkeling, onderwijs, andersoortige werkgelegenheid, we hebben de creatieve industrie daar heel nadrukkelijk bij gezet. En dat moet je via langjarige ontwikkeling doen en dat lossen wij niet op door een College met een motie op te zadelen met misschien 100.000, 200.000 of een miljoen euro. Nee, dit College moet aan de slag met die gemeenten én de sociale partners en het onderwijs om Den Haag te bewegen om langjarig te investeren in het gebied. En dan bent ú eraan gehouden om ons scherp te houden – dat mag u ook doen – maar wij nemen die handschoen op. Mevrouw BECKERMAN (SP): Geweldig. Heb ik nog één vraag. Want dit is geen nieuw plan, want op 5 juni kopt het Dagblad van het Noorden: ‘Deltaplan voor Oost-Groningen nodig’, opgetekend uit de mond van Hennie Hemmes. Is het dan niet slim om eens een keer te stoppen met dit College, dat blijkbaar niet genoeg gedaan heeft en te zorgen voor een ander College waar dit originele idee vandaan komt? De heer VISSER (PvdA): Nee, want dat zou wat gemakkelijk zijn en ik wil het niet over een persoon hebben. Maar inmiddels hebben we bij een bedrijfschap in de buurt waar u het over hebt, te maken gehad met een buitengewoon ongewenste situatie, waar ook een wethouder voor heeft getekend en
7
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 waardoor hij een bepaald moreel krediet heeft verspeeld. Wij moeten sámenwerken. Het is niet zo dat je zonder een ondernemingsraad kunt besluiten dat een bedrijf dichtgaat. Het ís niet zo dat je kunt zeggen dat je maandelijks een exploitatietekort hebt van 150.000 euro zonder dat je dat inzichtelijk maakt. Dat is onze stijl niet. Maar dat het probleem er ligt, is evident. En u moet dit inderdaad maar beschouwen als een handreiking naar de heer Hemmes, als u hier die naam noemt. De VOORZITTER: En nu maar eens even die motie voorlezen. Het is motie met nummer 1, getiteld ‘Pact voor Oost-Groningen’. Indiener is de Partij van de Arbeid en deze luidt als volgt: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Overwegende dat het regionaal-economisch beleid het verschil in werkloosheidsgraad tussen Groningen en het Nederlands gemiddelde heeft verminderd; desalniettemin vooral Oost-Groningen kampt met een gebrek aan banen en een forse mismatch tussen vraag en aanbod en een beperkt vermogen om mensen met een arbeidshandicap op te nemen; het daarom gewenst is om op regionale schaal een samenhangende aanpak te ontwikkelen om de participatiegraad op de arbeidsmarkt te verhogen; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. in overleg met gemeenten, bedrijfsleven, vakbeweging en (vak)onderwijssector een onafhankelijke, deskundige gezaghebbende commissie te benoemen, die een samenhangende aanpak ontwikkelt, waarmee de hardnekkige arbeidsmarktproblematiek in Oost-Groningen kan worden bestreden en de inwoners van het gebied een reëel uitzicht op ontwikkeling wordt geboden; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VISSER (PvdA): Ik heb Nathan Alberts de Vries genoemd, omdat hij goed kon rekenen en goed met geld kon omgaan. Complimenten aan dit College dat men met een Voorjaarsnota is gekomen met evenwicht, met bezuinigingen op alle fronten om voldoende middelen vrij te maken voor de investeringen waarvoor we staan in het aardgaswinningsgebied. Heel veel complimenten daarvoor en natuurlijk zitten daar ook weer pijnlijke keuzes in, maar het is niet anders. En ik zie een meerjarenperspectief voor me waarin we weer herstel zien, er is financiële ruimte. Mijn fractie is van mening dat we die financiële ruimte moeten benutten om onze reserves maar weer op orde te brengen. Want stel dat we u meekrijgen in dat plan voor Oost-Groningen, dan zullen we dat geld ook weer moeten matchen en inzetten. Ik wil het College overigens nog wel iets vragen. Want er is nogal wat ruimte en het is verleidelijk om die te besteden. Daarom wil ik het College vragen om eens een korte notitie te schrijven op grond waarvan men kan aangeven hoe het herstel van het meerjarenbegrotingsbeeld zoals ik dat net tot uitdrukking bracht, gepaard kan gaan met nog eens een goede investering in beleid van structureel karakter. Dan kan worden voorkomen dat de reserves die we mogelijk tóch nog kunnen inzetten om het vliegwiel in beweging te brengen, versnipperd raakt. Daar heeft mijn fractie bepaald geen voorkeur voor. En als we een wens mogen uitspreken, dan ligt die investering wat ons betreft in structuurversterking via leefbaarheid. ‘Weer een commissie’: ik was er al bang voor dat het zou komen en dat zou worden beschouwd als zwakheid. Is het zwak als je toegeeft dat je gefaald hebt en hulp nodig hebt. Is dat de boodschap die wij juist aan de mensen daar willen geven? Nooit een keer. En het moet afgelopen zijn wat mijn fractie betreft met het gekneuter in kleinschaligheid. U hoort mij nooit zeggen dat ik gemeenten van 100.000 inwoners wil – geen moment heb ik dat als woordvoering gehanteerd. Ik heb altijd namens mijn fractie gezegd dat wij sterke overheden willen die in gezamenlijkheid dit soort problematiek kunnen aanpakken en dat blijft voor mij onverkort staan. Vorm volgt inhoud en gebruik deze issue nou maar eens een keer om in die bestuurscultuur van concurrentie in dat gebied met collegeprogramma’s daar die alleen maar over de eigen gemeente gaan en niet over de regio, doorbraken te maken. Dat is de handreiking en de uitdaging. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik hoor de heer Visser van de Partij van de Arbeid meerdere malen praten over een andere opbouw van bestuur of samenwerking en aan het begin had u het over de communicerende vaten. Kunt u aangeven hoe u dat samen ziet als u aan de andere kant ook zegt dat er op dit moment niet goed wordt samengewerkt binnen de regio?
8
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De heer VISSER (PvdA): Binnen dat gebied zie ik ook heel veel andere voorbeelden. Juist in dat aardbevingsgebied zie ik ook heel veel synergie en daar zit onze gedeputeerde aan tafel met andere overheden. Dus waarom gaat het in Oost-Groningen niet goed? Dat is de crux van het verhaal. Ik denk dat het goed is om bruggen te slaan: een brug is een constructie met spanning, maar een overwonnen spanning. En dat is eigenlijk wat ik voorstel: we hebben een commissie nodig om een spanning te overwinnen om die doorbraak te maken. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wat is dan precies de rol van de provincie daarin volgens u? De heer VISSER (PvdA): Collegabestuur, aanjager. Lees het rapport Jansen I er nog eens even op na. Dat is voor mij een van de meest cruciale aspecten van dat rapport. En ik heb dat verstaan: leef nou eens voor wat je wilt en ga met die andere overheden zij-aan-zij aan de slag, denk niet piramidaal. Je hebt je wettelijke taken – absoluut – want het Huis van Thorbecke heeft ratio, maar als het gaat om het onderste uit de kan halen werk je samen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Maar het is ook uw College. Bedoelt u dan dat dat op dit moment nog niet gebeurt? De heer VISSER (PvdA): ‘U moet goed luisteren. Ik heb twee dingen goed begrepen’ – weet u nog wel? Den Uyl. In de eerste plaats heb ik net gezegd dat er in andere gebieden uitstekend lijkt te gaan werken dankzij dit College. Daar wordt inderdaad op een andere manier samengewerkt en waarom – is dus mijn retorische vraag – zou dat niet ook in Oost-Groningen kunnen? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Twee dingen. U hebt het over Oost-Groningen. Hebt u het dan ook over Zuidoost-Groningen? De heer VISSER (PvdA): Ja. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Dan is mijn volgende vraag: wat gaat er mis in Westerwolde? De heer VISSER (PvdA): Nou, daar bent u beter van op de hoogte dan ik, zou ik zeggen. Dus misschien kunt u dat in uw betoog uiteenzetten. Maar als u een serieus antwoord wilt: ik weet niet of het echt waar is, maar ik heb correspondentie in handen gekregen – net als u – waaruit blijkt dat op betrekkingsniveau de dingen daar niet goed lopen. En als de bestuurlijke organisatie en het kwaliteitsniveau daarvan afhankelijk zijn van het betrekkingsniveau – en ik zeg dat zonder aanschijn der personen en partijen, ik noem geen namen – dan is dat mogelijk een probleem. Maar ik zou graag willen dat u daarover vanuit uw positie ook een bijdrage aan levert. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Mag ik daar nog een klein vraagje aankoppelen? Gelooft de Partij van de Arbeid echt alleen maar in grootschalige gemeenten? De heer VISSER (PvdA): Nee. Als u goed had geluisterd het afgelopen jaar, had u mij consequent horen beweren dat wat ons betreft het getal 100.000 per se niet leidend was, dat het wat ons betreft kleiner kon, maar het moest zonder meer steviger. Dat is de kern: een kwalitatief gegeven. Omvang van de gemeenten is: het gaat om de relatie tussen bestuurskracht en je vermogen om de problematiek op te pakken. Dat is een inhoudelijke afweging en dat is een lastige. En ik roep mijn College dus op om daar assistentie bij te leveren en daar waar nodig ook assistentie bij te zoeken. Dat doen wij met de commissie-Jansen, ga er dan ook serieus mee om. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik blijf toch het gevoel krijgen dat er een pyromaan is die nu heel hard ‘Brand!’ roept. En dat heb ik met werk en dat heb ik ook met de schaal van de gemeenten. U roept op: ga samenwerken, ga uit van kracht, wees positief. Tegelijkertijd zit er een College dat alleen maar dwingt-dwingt-dwingt. De heer VISSER (PvdA): Dat is uw interpretatie, ik zie dat anders. Daar waar dat mogelijk het geval zou zijn, dan roep ik het College hierbij op om daar dynamischer, proactiever, empathischer en samenwerkender mee om te gaan maar wel vast te houden aan een verstandige lijn.
9
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw BECKERMAN (SP): Dus ik mag concluderen dat u zich distantieert van de uitspraak van de gedeputeerde Wilpstra, die stelt dat hij niets kan doen voor de mensen in de sociale werkvoorziening en herindeling een extra middel zou kunnen zijn om problemen op te lossen? De heer VISSER (PvdA): Ik distantieer mij daar geen moment van omdat de heer Wilpstra zijn woorden heeft genuanceerd en ik ook in het begin, toen hij dat als eerste uitte, die nuance al hoorde. Maar je moet die wel wíllen horen. Hij heeft het nog eens onderstreept, ook in antwoord op vragen van de fractie van het CDA en dan heb ik het volste vertrouwen in deze gedeputeerde. Mevrouw BECKERMAN (SP): Die nuancering gold voor mij nog steeds niet – maar dat mag u mij dan leren – voor de uitspraak ‘we kunnen niets betekenen voor de mensen in de sociale werkvoorziening’. Ik zou het heel wrang vinden als wij niet het kabinetsbeleid, waar u mede verantwoordelijk voor bent, hier tegen gaan houden. De heer VISSER (PvdA): Dat ben ik helemaal met u eens. Met andere woorden: ik roep u op om het pact mede te ondertekenen. Ik zou het bijna vergeten, ik heb nog een motie. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 2, getiteld ‘Leefbaarheidsgelden na 2020’, ingediend door de fractie PvdA ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat tot aan 2035 het inwonertal en het aantal huishoudens in veel Groninger gemeenten zullen blijven teruglopen; dit leidt tot een veranderende bevolkingssamenstelling; deze bevolkingsdaling (en vergrijzing en ontgroening) consequenties heeft voor de sociale cohesie, zorg, maatschappelijke voorzieningen, onderwijsvoorzieningen, economische voorzieningen, woningmarkt, arbeidsmarkt en financiën van gemeenten; de financiële gevolgen boven de draagkracht van afzonderlijke gemeente uit stijgen; dit noodzaakt tot regionale afstemming; de afgelopen jaren de provincie tezamen met gemeenten, burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke ondernemingen volop heeft geïnvesteerd om op de (te verwachten) effecten te anticiperen en de bevolkingsdaling om te zetten in een kans voor een kwaliteitssprong; er gezamenlijk woon- en leefbaarheidsplannen zijn ontwikkeld; de aanpak er een is van lange adem; Achten het van belang dat nu de gezamenlijke aanpak zijn vruchten afwerpt, het ingezette beleid ook na 2020 wordt voortgezet; hiervoor ook de nodige middelen worden gereserveerd in het meerjarenperspectief; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bij de komende begrotingsbehandeling met een voorstel te komen om een deugdelijk financieel vervolg te geven aan de leefbaarheidsmiddelen na 2020; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer ZWERTBROEK (D66): Ik luisterde even aandachtig naar deze motie en ook naar de rest van uw betoog. U hebt het over het solide financiële beleid van dit College: dat compliment deel ik met u. u had het erover dat u niet voor het laatst een bestuurder wilde leveren en dat dat ook in de toekomst mogelijk moet zijn. Nou, daar wens ik u heel veel succes mee. Maar tegelijkertijd geeft u aan dat u nu plannen wilt maken voor een budget dat na 2020 beschikbaar moet zijn. Kunt u dat eens uitleggen? Want dat komt toch een beetje over alsof dit over het eigen graf van deze periode heen regeren is – en wel héél ver. De heer VISSER (PvdA): Ik hoop nog langjarig deel te nemen aan het politieke proces – op welke manier dan ook. Maar dat neemt niet weg dat ik in mijn betoog centraal heb staan dat wij als Partij van de Arbeid geen knip voor de neus waard zijn als wij niet vooruitkijken naar de lange termijn. Ik zeg dit heel bewust even zo. Want er zit een verschil tussen uw en mijn partij en dat is legitiem, maar het is wel een verschil. Het is volgend jaar tachtig jaar geleden dat het Plan van de Arbeid verscheen, een document dat nog altijd leest als een trein als je even door die oude spelling heen kijkt. Toen riepen we ook op tot een pact met ondernemers en anderen voor langjarig werken. Het woord ‘leefbaarheid’
10
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 was nog niet uitgevonden, maar het zat erin en dat ziet u ook bij onze gedeputeerde die daar verantwoordelijk voor is. Wezenlijk dat wat in het Plan van de Arbeid stond, eigenlijk tot ongeveer 1986 het handelen van de Partij van de Arbeid bepaald heeft en daardoor waren wij herkenbaar. En ja, dat doen wij nu ook. De heer ZWERTBROEK (D66): Ja, u haalt het Plan van de Arbeid aan en dat klinkt hartstikke mooi. En die langetermijnvisie, dat ben ik ook met u eens – mijn partij doet daar geregeld aan door een visie op te stellen als het gaat om de bestuurlijke toekomst van Nederland, daar waren we in de jaren negentig al mee bezig. En nu hebben we er discussies over. Maar krimp en leefbaarheid is een problematiek die al decennialang speelt en die zal ook nog decennialang doorgaan. Toen waren wij daar op een bepaalde manier over aan het denken, nu doen wij dat weer op een andere manier. Is het niet zo dat wij in de toekomst ook weer op een andere manier naar leefbaarheid gaan kijken? Want de wereld verandert. De heer VISSER (PvdA): Hoe kunt u beleid maken voor de toekomst met de rug naar de toekomst, meneer Zwertbroek? De heer ZWERTBROEK (D66): Ik geef aan dat ik best met die visie die u aangeeft over OostGroningen, best in kan komen. Want die visie moet je samen maken – dat ben ik met u eens. Maar u wilt nu al, ook financieel, ruimte gaan maken voor ideeën ná 2020 – als ik het goed heb begrepen. De heer VISSER (PvdA): Dat hebt u goed begrepen en daarmee definieer ik het ambitieniveau van mijn partij. Wij willen er dan nog bij zijn. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou, dat kan ik me voorstellen, maar ik denk dat als je als partij gewoon al zover – meer dan 6 jaar – vooruit wilt kijken, hoe ga je dan inspelen op de actualiteit dan? De maatschappij verandert snel, u begon daar eigenlijk al mee met communicerende vaten, inspelen op wat er speelt en u gaat nu al zeggen wat we over 6 jaar gaan doen. Wie weet zitten we dan in een hele andere economische situatie. De heer VISSER (PvdA): Nee, ik ben alleen ingegaan op de noodzaak om beleid te formuleren, omdat geld beleid volgt. Ik ben een groot voorstander van de adaptieve overheid – als ik dat woord eens mag gebruiken – namelijk dat je vanuit herkenbare lijnen snel kunt inspelen op grote maatschappelijke problemen en vooral kansen. Maar dat doe je niet met een lege beurs. Want ik ben heel erg benieuwd hoe u uw ambities als GroenLinks wilt realiseren, zonder daar op termijn middelen voor te reserveren. Ik geef het u te doen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ja, maar ik sluit me helemaal aan bij de heer Zwertbroek van D66. Dat gaat toch wel heel ver om nu al twee Collegeperioden verderop te gaan denken? De heer VISSER (PvdA): Daarmee is ook meteen een fundamenteel verschil tussen onze partijen geschetst. Ik zou dan nog kort even drie initiatieven willen benoemen. We hebben het vaak over duale cultuur. We waren gisteren met een veel te klein gezelschap bij een SNN-bijeenkomst. Daar was aan de orde dat wij de neiging hebben om fundamentele beleidsstukken min of meer als hamerslag mee te nemen om dan vervolgens boos te worden dat daar verstrekkende voorstellen in zitten. Wij mogen als Staten daarin scherper zijn. Vorige week: Kompas 2020. Ik ben toen even boos geworden – dat doe ik niet gauw – omdat de helft van de zaal leegloopt, terwijl daar een document ligt – ook al was het niet in leer gebonden – dat fundamentele andere posities van de overheden definieert. En als we dat document goed lezen en u koppelt dat aan mijn betoog, dan is dat minder verrassend dan u denkt. En vandaar dat ik vind dat als wij als Statenleden onze duale positie werkelijk willen nemen, we dan moeten afzien van al te gemakzuchtig moties in te dienen waarbij we het geld gaan besteden voor een ander en de uitvoering aan een ander te geven, maar zelf maar eens met initiatiefvoorstellen te komen. Want dat is een veel scheper instrument in de duale cultuur dan de motie. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Volgens mij is het zo dat als je wilt kijken naar communicerende vaten, dat je taken en verantwoordelijkheden altijd samen moet houden. Je kunt niet de ene alle verantwoordelijkheden en taken geven en de andere niks. Hoe ziet u dat dan voor zich in deze situatie?
11
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De heer VISSER (PvdA): Ja, maar dat is exact de kern van mijn betoog. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou, dan komt het niet zo over. De heer VISSER (PvdA): U hebt het niet begrepen. En dan heb ik drie initiatieven namens mijn partij in de aanbieding. We hebben in de voorbereidende commissie op deze Algemene Beschouwingen – maar daarvóór al wat vaker – gesproken over de creatieve industrie. Wijn pakken die handschoen op: het is de vierde bedrijfstak in dit land, even groot als de bouw. Nu gaat het slecht met de bouw maar daar komt wel beweging in. Maar wij vinden dat daar heel veel kansen liggen, juist voor de krimpgebieden en nou, wij gaan daar maar mee aan het werk om met u aan te tonen en het College daarin te prikkelen. Het tweede is dat wij sterk gericht zijn op leefbaarheid op het platteland. Collega Rijploeg heeft met de heer Batterman samen een notitie het licht laten zien over alternatieve vervoerssystemen op het platteland. Misschien is het wel helemaal niks, zou ik bijna willen zeggen, maar daar gaan wij niet voor. Het gaat om het debat om te zien of je dat via maatwerk daar langjarig – en daar komen we weer – overeind kunt houden. En ook daar zouden we maar eens een initiatiefvoorstel van moeten maken, maar om te beginnen moeten we maar eens in discussie in de commissie. Ten derde: als het om Noord-Groningen gaat en de uitzonderlijke cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dat gebied in relatie tot hoe wij daar vanuit het vreemdelingenverkeer stiefmoederlijk mee omgaan. En als je het dan toch even over herindeling hebt, ik ben een heel kleine recreatieondernemer met een bed & breakfast met één kamer. Mijn VVV is de derde in successie, is weer eens weg en wat gebeurt er? De Marne en Winsum gaan samen een VVV’tje beginnen, Bedum gaat weer apart, Eemsmond doet dan niet mee. Kortom: so much for samenwerking. Ik mocht één minuutje langer vanwege initiatief 4 dat niet alleen uit mijn partij komt, maar van twee alumni van de Katholieke Universiteit Nijmegen die geschiedenis gestudeerd hebben. Het is u niet ontgaan dat de RUG die wij bij de vorige vergadering nog gefeliciteerd hebben met het 400-jarige bestaan, een wat probleem heeft met de accreditatie van de opleiding geschiedenis – waar ik zo aan gehecht ben. En collega Brouns en ik willen samen met alle partijen in deze Staten – ook met het initiatief dat door mevrouw Beckerman is genomen als het bijvoorbeeld gaat over de Open Monumentendag – de geschiedenis van onze instelling, gepaard aan het politieke geheugen, gaan koesteren en toegankelijk maken op de website – want daar vind je helemaal niets over. En als we het toch eens even hebben over de kanslozen op de arbeidsmarkt: ik was er een als historicus toen ik startte. Kom maar eens met een leuk promotieproject. En misschien kan de heer Wilpstra daar nog middelen voor vinden in het Verhaal van Groningen, bedenk eens met de educatieve opleidingen leuke programma’s om dit gebouw letterlijk en figuurlijk te laten leven. Ik heb mij vanochtend opgewonden door het commentaar van een zekere meneer Kiers over dat wij met ons pact aan palliatieve zorg zouden gaan doen. Dat raakt mij diep. Want het pleidooi voor deze emancipatie in het onderwijs, waar ik zelf een product van ben, is de kern van het verhaal. Daarvoor zijn we opgericht, daar doen wij al 125 jaar onze stinkende best voor, we hebben op onze donder gehad, maar we pakken die uitdaging op. Doe met ons mee, is de vraag aan u. Er is zo weinig werk, maar er is zoveel te doen. Kom op, het kan. Kom op voor het pact. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik mijn eerste Algemene Beschouwingen genoemd ‘Groningen 2.0’. Met. alle respect voor collega Visser van de Partij van de Arbeid als geschiedkundige, proberen wij met 2.0 iets meer naar de toekomst te kijken. Een mooi politiek moment, die laatste Algemene Politieke Beschouwingen voor dit College: de opmaat naar de begroting in een verkiezingsjaar. In het laatste jaar van deze Statenperiode is het belangrijk om terug te kijken: wat was onze taak en wat hebben we bereikt? En vooral: we kijken vooruit, waar gaan we naartoe? Wat vindt de VVD belangrijk? Waar vragen wij aandacht voor? Wat hebben wij nog niet gerealiseerd? Wij kijken vandaag naar de toekomst, de manier waarop wij als liberalen de toekomst van onze provincie zien. Wat wordt de staat van Groningen? Waar heeft de Groninger samenleving behoefte aan? Die vraag is ons uitgangspunt. Welke rol hebben wij daarin en wat dragen wij daaraan bij? Het afgelopen jaar kunnen we zien als het bijkomen van de schokken, de bevingen, de sluiting van Aldel: het kwam hard aan. Onze provincie heeft definitief een ander aanzien gekregen, er is een nieuwe realiteit. We moeten onze weg daarin nog vinden, we zijn zoekende – als inwoners, als ondernemers, als gemeenten, als provincie, als organisaties. Er is behoefte aan veiligheid, zekerheid en vertrouwen in het bestuur en dat zijn ook wij. Er is behoefte aan luisteren en ook serieus genomen worden. Het sleutelwoord daarin voor ons als liberalen is ‘bouwen’. Want wij zijn ervan overtuigd dat bouwen, verbouwen en opbouwen naar een beter Groningen kan leiden, meer zekerheid geeft en
12
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 meer vertrouwen. Bouwen aan een nieuw Groningen: ons Groningen 2.0, het Groningen van de inwoners. Dat houdt in: bouwen aan veiligheid en bouwen aan de economie. Bouwen aan veiligheid, onze aardbevingsbestendige woningen, herstel, nieuwe concepten, uitvinden, innoveren en een revolutie voor de huisvesting bewerkstelligen. Bouwen aan onze economie om veel meer bedrijvigheid naar Groningen te krijgen en ándere bedrijvigheid, zodat zoveel mogelijk mensen kunnen werken en hier kunnen zijn, willen zijn en kunnen blijven. Door te bouwen herwinnen we vertrouwen en tonen we vertrouwen: dat hebben we nodig, allemaal. Deze twee pijlers, onze veiligheid en onze economie, zijn sterke liberale thema’s – altijd al. Nu hebben we ze nodig om een omslag te maken en ze in een ander daglicht te plaatsen als een scharnier naar een nieuwe tijd. Een Groningen 2.0 waarin wij als overheid moeten realiseren dat we in een nieuwe samenleving leven. Een andere samenleving, een veranderende samenleving en een snelle samenleving, een netwerksamenleving. We gaan andere verbanden aan en we werken anders. Kansen staan voorop en onze inwoners dragen meer bij, zij vormen de kern en willen zeggenschap. De heer VISSER (PvdA): Ziet u net als wij het nodige in de creatieve industrie zoals die bijvoorbeeld in de regio Eindhoven wortel heeft geschoten op de restanten van het Philips-imperium? Mevrouw WULFSE (VVD): Ik heb de afgelopen tijd natuurlijk heel veel nagedacht. Wat wij delen is dat wij allebei kinderen zijn van Philips-werknemers en dat verbindt dus. Daar heb je het wel eens over en dan heb je het ook over je jeugd. Dat betekent ook dat ik bijvoorbeeld naar die Dutch Design Week toega en ik daar ook een week gebleven ben. En dan zie ik hoe Eindhoven zich ontwikkeld heeft van een kale stad waar de historie was weggebombardeerd tot een stad die gebruik maakt van haar mooie gebouwen en bruist en leeft. En dan denk ik: is dat ook iets voor ons? De heer VISSER (PvdA): Mag ik een antwoord op uw vraag geven met een volmondig ja en u vragen of u met ons initiatief zou willen meewerken zodat we eens een keer naar de oude Strijp, het klokgebouw terugkunnen? Per slot van rekening zijn we niet alleen kinderen van Philips-employees, alleen was er wat verschil in niveau van banen, maar wel ook alletwee actief in de creatieve industrie. Zullen we dat eens gaan organiseren? Mevrouw WULFSE (VVD): Dat organiseren vind ik prima, maar wat we ons ook moeten realiseren is dat je niet één-op-één een concept of een kern uit een ander gebied kunt overnemen. Ik denk dat we naar onze eigen kern moeten kijken. Die Design Academy hebben we niet: we hebben Academie Minerva en we hebben andere instituten. Maar weet dat wij andere eigenschappen en we hebben als VVD kort geleden een motie in de Staten gebracht die door iedereen is ondersteund – als ik mij dat goed herinner – en dat was de motie ‘Innovatiepark’. Daarin roepen wij op om tot eigen innovaties te komen. En ik denk dat de VVD meer in die zin denkt, dus niet zozeer het kopiëren van iets maar het uitvinden van je eigen creativiteit en innovaties. De heer VISSER (PvdA): Ik heb de indruk – en ik hoop dat u dat snapt – dat wij het fundamenteel eens met elkaar zijn. En zonder reclame te willen maken heeft Philips het juist heel goed gedaan door zelden te kopiëren, maar door gekopieerd te worden. Mevrouw WULFSE (VVD): De VVD wil niet dat de overheid voor de inwoners bepaalt wat er gebeurt. We moeten wel borgstaan voor die veiligheid en dat doen we op meerdere gebieden. We moeten ruimte bieden om bijvoorbeeld aardbevingsbestendig te kunnen bouwen, om nieuwe concepten te kunnen ontwikkelen in ons innovatiepark waar ik het zojuist over had. Maar we moeten ze niet bepalen. Hoe zorgen we ervoor dat de individuele bewoner zelf kan kiezen? Welke vernieuwing wil ik? Welke waardevermeerdering streef ik na? En hoe kom ik daaraan? Dus niet voor iedereen een vast pakket bepalen maar echt vrije keuze. We hebben er ons in verdiept en we zijn gaan kijken in de markt. Het kan, er zijn moderne systemen. Je kunt geld ter beschikking stellen en mensen op individuele basis laten kiezen. Maar dan moet je niet een grote groep mensen dat samen laten bepalen. Dan moet je een systeem opzetten, waarin die vrije keuze een kans krijgt. Wordt er op deze wijze gedacht, vraag ik aan het College. Hoe ziet het College dat? En wie is er over een paar jaar aan te spreken? We moeten loslaten – collega Visser had het daar ook al over, dat krijgen we als Provinciale Staten ook regelmatig te horen – maar betekent dat dat we ook niet meer zijn aan te spreken op de resultaten? Welke verantwoordelijkheid hebben wij als Staten? Hoe zit dat? En hoe ziet het College dat? Is het College bereid dat nader uit te werken? We hebben het akkoord getekend, maar waar kan de inwoners ons nu over een paar jaar op aanspreken? Ons is dat niet duidelijk.
13
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Het letterlijk bouwen, het aardbevingsbestendig bouwen en het opnieuw inrichten van het gebied zijn kansen met enorme mogelijkheden. En dat Nederland een leidende partij is op het gebied van de waterhuishouding, heeft alles met een grote ramp te maken: de watersnoodramp van 1953. Vanuit die nood is een hele grote deugd geboren. Er is wel goed over nagedacht hoe dat aan te pakken. Daar streven wij ook naar: een ommekeer in kansen, werken aan innovaties, uitvindingen, export en spectaculaire woningen en oplossingen. Wat kunnen wij daar nu aan bijdragen als provincie? Wij moeten de ruimte geven, zo simpel is het eigenlijk. Onze aangenomen motie ‘Snel kunnen handelen’ die het wegnemen van beperkende en belemmerende regels voor ogen had, is door het College opgepakt en het College heeft gezegd helemaal geen regels te zien die het handelen zouden belemmeren: alles is in orde. Staan wij dan ook in die stand als er een initiatief komt op korte termijn, dat er anders uitziet dan we gewend zijn? Staan wij ook dan nog in de stand om belemmerende regels weg te nemen? Of laten we alles over aan andere partijen? Ook in figuurlijke financiële zin is er mogelijk enige ruimte. De VVD is van de financiële degelijkheid. Niet als doel op zich,maar om investeringen in de toekomst mogelijk te maken. Wij willen niet op de pof leven. Er komt wellicht een meevaller aan en de VVD wil die toevoegen aan het stamkapitaal. En we vragen het College om daar een voorstel voor te doen: het stamkapitaal aanvullen en aangeven of er ruimte is en zo ja, hoeveel? Mocht er ruimte zijn, dan hebben wij wel een bestemming. Die sluit aan bij ons Groningen 2.0. De VVD vindt het belangrijk om initiatieven uit de bevolking gehoor te geven. En na de beving in Huizinge is er in Groningen zo’n initiatief gestart. Het gaat uit van drie lijnen: hier wil ik leven, hier wil ik wonen en hier wil ik genieten. Wij hebben contact opgenomen met de mensen van dit initiatief en wij zijn ernaartoe gegaan als fractie. Ik was diep onder de indruk. Ik trof daar een aantal mensen aan dat na de beving met een enorme schade was blijven zitten en die eigenlijk de neiging hadden om er als een haas vandoor te gaan, maar dat niet konden vanwege hun panden. Uiteindelijk kwam er bij die mensen een gedachte op om weg te gaan, maar hoe doe ik dat en wíl ik dat eigenlijk wel? En de kern die ik proef in dit initiatief, is de kern ‘Nee, ik wil niet weg, ik woon hier en ik wil hier blijven, ik wil hier leven en ik wil er wat aan doen’. En dat is een kracht die ons aanspreekt en waar we wat mee moeten doen – ook wij als Staten. Op basis van de lijnen ‘ik wil hier leven, wonen en genieten’ wordt in een aantal dorpen dorpsontmoetingen gerealiseerd. Er komt een serie workshops rond architectuur en bouwen en er worden projecten georganiseerd die nieuw ondernemerschap steunen, nieuwe bedrijvigheid en technieken ontwikkelen, nieuwe economische impulsen en dat alles op het snijvlak van landbouw, techniek en toerisme. Die stichting gaat vanavond van start en wij hebben een klein pakketje laten kopiëren van hun werkzaamheden en wij zullen dat aan elke fractie uitreiken aan het eind van mijn betoog. Ik hoop dat u er serieus kennis van wilt nemen. Dit spreekt ons zo aan omdat het hier gaat om werkelijke participatie, om werkelijk burgerschap – hoe vreselijk die woorden ook zijn en wat voor annotaties ze ook hebben. Hier gaat het om en dit is de kern. Dit komt uit mensen en dit wordt gedragen. We zijn bij het geld aangekomen, dus bij de plek waar dat verdiend moet worden: bij de economie. Want we willen onze inwoners hier houden en dat betekent dat er werk moet zijn. Dan kunnen onze jongeren blijven. En we willen meer werk. De VVD streeft naar een gezonde economie, waardoor zoveel mogelijk inwoners werk en inkomen hebben. Daar ligt de basis immers voor individuele vrijheid en welvaart en die moet voor alle inwoners bereikbaar zijn. De werkloosheid moet afnemen en de bedrijvigheid moet echt toenemen. De heer VISSER (PvdA): Dat laatste klinkt mij als muziek in de oren. In uw betoog word ik toch vaak weer geraakt door die innovatie. Ik zal niet weer zeuren over de creatieve industrie, maar bent u op de hoogte van het WRR-rapport over de lerende economie en ziet u de parallellen in uw betoog met dat rapport en ook de synergie met ons pact? Mevrouw WULFSE (VVD): Ik zie die parallellen en ik denk dat wij die probleemdefinitie zeker delen. Alleen, ik denk dat onze route naar een oplossing een andere is. De heer VISSER (PvdA): Bij co-creatie moeten we als overheid onze rol zien te vinden, dat is een uitdaging. Maar de crux is dat wij juist werkgevers én werknemers samen in die lerende economie doende zijn en als het om dat innovatiepark – wat ik een heel leuk idee vind – hebt u juist dit soort invallen nodig. Niet óver de mens heen maar vóór de mens. Bent u er zich bewust van dat dat juist de essentie is van die lerende economie? Mevrouw WULFSE (VVD): Daarvan ben ik mij bewust. Het is van groot belang – en dat is wel een verschil tussen ons – dat wij niet de richting aangeven en bepalen dat het volgens die creatieve
14
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 industrie moet zijn. Nee, die innovatie en ideeën die moeten uit die lerende economie komen en uit die mensen zelf. En dat is wat wij bedoelen. De heer VISSER (PvdA): Mag ik dat misverstand dan uit de wereld helpen? Want dat is exact niet hoe wij dat bedoelen, dat wij dat voor die mensen gaan bedenken. Als wij een initiatiefvoorstel zouden nemen, ga je je juist met dit soort partners samen praten en wat wij dan moeten doen – tenminste, ik hoop dat u dat met mij eens kunt zijn – is dan zien wat wij daar als Statenleden voor een bijdrage aan kunnen leveren met onze instrumenten. Maar dat is niet hetzelfde – ik hoop dat u dat ziet – dat wij gaan voorschrijven hoe het moet. Mevrouw WULFSE (VVD): Dat zie ik. Alleen, wat ik geconstateerd heb met die motie ‘Innovatiepark’, die Statenbreed ondersteund is en waarvan de Commissaris op dat moment nog zei: ‘Zij is gewaagd, maar we gaan het doen, kop d’r veur’ – dat herinner mij nog als de dag van gisteren – is dat dat een zekere blijdschap geeft. Want dan denk je: er bruist wat. Vervolgens is de motie aan de kant gelegd en wordt er gezegd ‘Nou, we laten het misschien maar over aan het Economic Board, we zien wel, is er wel geld’. Dus wat u suggereert is mooi, maar College, kom eens met daden en die zie ik nog niet. De heer BROUNS (CDA): Ik constateer toch wel met enige verbazing – voor mezelf ook – een bepaalde ontwikkeling, namelijk dat u constateert met de collega van de Partij van de Arbeid dat de probleemdefinitie van u beiden gelijk is: u streeft beiden naar werkgelegenheid en u zegt letterlijk: “maar de oplossingsrichting is een andere’. Dan gaat u concreet nog in op een motie die u ingediend heeft, waarvan u zelf zegt dat die terzijde is gelegd en er niks mee wordt gedaan. U zit in dit College. Hoe denkt u als u verschillende wegen volgt en verschillende oplossingsrichtingen hebt, dan bij elkaar de uitdaging die er ligt bij het creëren van werkgelegenheid dan nog te gaan invullen? Mevrouw WULFSE (VVD): Zoals de heer Brouns zeker ook weet, zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden en soms kunnen ze elkaar kruisen. Dus daar zullen we naar op zoek gaan. De heer BROUNS (CDA): Als je samen op reis gaat, is het vaak wel leuk als je tegelijkertijd in Rome aankomt en vakantie viert. En met verschillende wegen loop je de kans dat je daar niet tegelijkertijd aankomt. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik ziet dat wat zonniger in. Als de een wat eerder aankomt, dan kan de ander comfortabel een kopje koffie drinken bij aankomst. De heer VISSER (PvdA): Mevrouw Wulfse en ik hebben een uitstekende politieke LAT-relatie, waarin dat kan. En bent u er zich van bewust dat partners ook uitstekend op een reisdoel kunnen komen, terwijl mevrouw Wulfse bij wijze van spreken de handdoek alvast klaarlegt en ik mij nog wat aan het verpozen ben? Mevrouw WULFSE (VVD): Voorzitter, ik zou graag een ordevoorstel willen doen. De heer VISSER (PvdA): Nee, ik wilde nog een serieuze vraag stellen en die gaat toch nog even over het WRR-rapport. Als wij een pleidooi hebben voor een initiatief vanuit de Staten, is dat juist ingegeven door het beeld dat wij moties indienen waarmee wij het College steeds wat meegeven en mogelijk ook belasten in een aanpak waar zij jarenlang aan werken. Pakken wij dat nou eens samen op, is mijn uitdaging, vanuit dat innovatieve denken. Niet top-down, maar organisch vanuit de betrokken partners zelf. Dan hebben wij denk ik een heel mooi cadeautje aan dit College aan te bieden. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik zag dat als een betoog ter onderstreping van het betoog van de Partij van de Arbeid, maar kon niet direct een vraag ontdekken. Wij zullen erover buigen. Ik was bij de tweede pijler, de economie. Een overheid maakt geen banen, maar creëert ruimte en trekt ondernemers en zorgt dat ze getrokken worden door uitstekende vestigingsvoorwaarden, goed personeel, uitstekende verbindingen, goede locaties, uitnodigende regelgeving, goede samenwerking – ook over de grenzen – en een goede naam en dito imago. De provincie Groningen staat bekend om haar regelgeving en haar bemoeienis. En het College in de persoon van de heer Moorlag heeft wel eens aangegeven dat het aantal regels in Groningen best wel meevalt. Maar wij weten uit het Programma Deregulering dat het niet zozeer om het aantal regels gaat, maar hoe je daarmee omgaat. Hoe is je dienstverlening? Hoe pas je de regels toe? Geef je de klant, je inwoner en
15
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 je bedrijf het vertrouwen? Of laat je hem met een idee binnenkomen en loopt hij vast in een woud van regels? Dat is het verschil. Geef je aan: ‘Wij helpen u erdoorheen’: dat is een cultuur die past bij een ondernemende ambtenaar. Die mentaliteit, die ondernemende en dienstverlenende instelling, moeten we landelijk om bekend staan. Dat kunnen we uitstralen en met trots presenteren en dan wordt er anders naar ons gekeken. Het is goed om je hier te vestigen, het is goed om hier te werken, het is hier goed wonen, goed recreëren, toeristen komen graag naar Groningen. Ga anders met regels om en zet die positief neer. Wij hebben dat dit jaar al gedaan in ons nieuwe verdienmodel voor de melkveehouderij. We hebben feitelijk gezegd: ‘Je mag uitbreiden, als…’ Dus dat is een positieve formulering en daarmee trekken we ook landelijk meteen de aandacht. De VVD wil het wat breder trekken. En wij vragen het College om in aanloop naar de nieuwe Omgevingsvisie deze mentaliteit in gedachten te houden en die zoveel mogelijk in keuzes te laten terugkomen. We hebben daartoe ook een prikkelend voorstel. Geef die nieuwe Omgevingsvisie nu eens de titel ‘Groningen: hier ben je welkom – de Omgevingsvisie: randvoorwaarden voor uw ruimtelijk gebruik’. Graag een reactie van het College. Voor nieuwe economische impulsen moet je ruim kunnen denken. Je hebt ondernemers nodig die lef hebben en buiten de gebaande paden durven gaan. Die ondernemers willen wij zien in dat Economic Board. En ik hoop dat mevrouw Van Mastrigt dat met ons eens is en zij die mensen met ons vindt. Als we die mensen zien, die groot kunnen denken, dan krijgen zij ons vertrouwen en dan staan wij achter de investeringen die de provincie daarin wil doen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): We horen u eigenlijk alleen maar over economie en vanuit uw partij snap ik dat: u wilt ondernemers aanspreken. Maar vanuit mijn partij ben ik toch benieuwd hoe u kijkt naar leefbaarheid en natuur. Want u hebt het over de Omgevingsvisie en dat zijn zaken die daarin terugkomen. Ik moet wel zeggen dat ik veel positieve punten hoor in uw betoog, maar dit is een aanvulling die ik graag zou willen horen. Mevrouw WULFSE (VVD): De VVD is van mening in de basis dat als er geen werk, er helemaal geen extra geld is voor leefbaarheid of natuur zoals GroenLinks dat in ieder geval ziet. Dat geld moet eerst verdiend worden. Het is voor ons geen doel op zich, die economie, maar het gaat erom dat mensen werk hebben en in hun onderhoud kunnen voorzien en kunnen genieten in die natuur waar u het over heeft. En zonder werk is dat onmogelijk. De heer VISSER (PvdA): Bent u het met mij eens dat als u dat soort ondernemers het gebied inhaalt, we misschien ook wel wat verder in het gebied, Oost-Groningen, kunnen kijken? En bent u het met mij eens dat dit soort perspectief – hoe belangrijk ondernemers ook zijn voor de ontwikkeling – ook de werknemers via hun vertegenwoordiging met de best mogelijke kwaliteit vertegenwoordigd moeten zijn? Mevrouw WULFSE (VVD) Ik zit even na te denken over welke rol u dan de werknemers precies wilt geven. Ik denk dat je aan de basis van het grootdenken en het neerzetten van die nieuwe ontwikkelingen op een aantal gebieden dat we ook beschreven hebben – de agribusiness, de biobased economy, de hele keten, de chemie – ondernemers nodig hebt. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Mevrouw Wulfse, ik zou uw betoog eigenlijk een beetje willen omdraaien. Uw oplossing voor de problemen is een hele klassieke: meer werkgelegenheid stimuleren, meer bouw, meer economische groei, meer koeien. Maar bent u het ook met de Partij voor de Dieren eens dat deze aanpak eigenlijk drie aardes c.q. planeten vergt? Want op deze manier putten de natuurlijke hulpbronnen uit en dit veroorzaakt grote vervuiling. Daarnaast had u het zonet over de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven die u aantrekkelijk wilt maken. Voor de Partij voor de Dieren mag dat niet ten koste gaan van het milieu en zaken als verkeersveiligheid. Want dát is juist een aantasting van de leefbaarheid voor ons. Bent u dat met mij eens? Mevrouw WULFSE (VVD): Nee, dat had u al begrepen, denk ik. Dat zijn wij niet met u eens. De heer VISSER (PvdA): Vindt u niet dat u met uw pleidooi voor sterke ondernemers alleen in zo’n Board de neiging krijgt om top-down te gaan denken voor werknemers, die in dit perspectief minstens zo belangrijk zijn? Mevrouw WULFSE (VVD): Nee, ik denk dat met name werknemers die nu thuiszitten, dolblij zijn als er een ondernemer met een goed idee komt en banen kan creëren. Toen ik gisteravond aan het
16
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 piekeren was over hoe het geld te besteden, heb ik eens even bekeken wat wij als provincie uitgeven en hoeveel er per inwoner waarnaartoe gaat. Ook heb ik bekeken hoe het met de werkgelegenheid stond en ik zal u zeggen: in Pekela zijn er 4.100 mensen van de beroepsbevolking en 4.000 van diezelfde beroepsbevolking niet. Nou, ik denk dat als die mensen voor zichzelf een baan hadden kunnen verzinnen, hadden ze dat allang gedaan: die zullen dolblij zijn als ze aan het werk kunnen bij een ondernemer die ze die baan kan bieden. De heer VISSER (PvdA): Maar dat is ook exact de strekking geweest van het pact dat ik heb voorgesteld. Daarbij vind ik het volgende van belang – en ik hoop dat ik u dat toch met mij deelt: het gaat ook om draagvlak, het gaat om ontwikkeling. En het gaat niet alleen om ondernemerschap, het gaat ook om werknemerschap. Het gaat ook om een vorm van arbeidsvrede die nodig is om innovatieve ontwikkelingen tot stand te brengen. Bent u het niet met mij eens dat wij elkaar juist, staande voor ondernemers en werknemers, de hand zouden moeten geven in zo’n aanpak. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik ben altijd van het verbinden en van de hand geven. Ik hoor de heer Visser het over arbeidsvrede hebben om innovatie te ontwikkelen. Ik weet één ding en dat is inmiddels ook uit wetenschappelijk onderzoek gebleken: dat innovaties uit de vrijheid komen die je aan ondernemers kunt geven. In belangrijke bedrijven zoals Google op dit moment krijgen de werknemers een aantal uren per week om zelf te bedenken wat zij kunnen doen, welke kracht zij hebben en wat verstandig is voor hun toekomst. Die vrijheid geeft ruimte voor innovaties en dat is heel iets anders dan een traditionele arbeidsvrede. De heer VISSER (PvdA): Misschien moet ik wat historisch minder beladen termen gebruiken. Neemt niet weg dat rust op de arbeidsmarkt voor ontwikkeling wel degelijk van belang is. Want stakingen leveren weinig innovatie op. Het ging mij er veel meer om het volgende – en dat is de cruciale vraag. U zegt net dat mensen die bijvoorbeeld in de creatieve industrie werken – ik ben er zelf een en u bent er zelf een – of met innovatie of webdesign bezig zijn, heel goed voor zichzelf kunnen opkomen. Desondanks zijn hun rechten en rechtspositie wankel. Bent u het met mij eens dat het een goede zaak is dat er in dit soort perspectief dit soort werknemers – want daar zijn wij zo vóór - dat via die creatieve industrie – een bepaalde bescherming nodig heeft om te ontwikkelen. Wetenschap en ontwikkeling ontstaan in dynamiek – zeker – maar wel binnen veilige kaders? Mevrouw WULFS (VVD): Ik denk dat wij heel lang met elkaar in gesprek hierover kunnen, want ik begrijp de kern niet van wat de heer Visser zegt. Ik denk dat wij daar heel anders in staan en dat het daardoor komt. U erkent ook dat die vrijheid en die creativiteit nodig zijn, maar u hebt het ook over een beschermende omgeving. Als provincie bieden wij natuurlijk geen beschermende omgeving: daar zijn allerlei landelijke richtlijnen voor. Dus ik vat hem niet. De heer VISSER (PvdA): Ik heb het niet over een beschermde omgeving gehad. Neem bijvoorbeeld de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek. Dat staat of valt bij de ruimte om dat te kunnen doen – inderdaad – en niet veel bij regels – daar zijn we het meteen over eens. Maar wel een status waarin je dat soort werk kunt doen, zonder dat je voortdurend bang hoeft te zijn voor je maatschappelijke positie. Daardoor zijn die mensen kostbaar en duur – of ze nou intramuraal werken of zelfstandig. En over die bescherming had ik het. Zorg nou dat die mensen in staat zijn om dat soort belangrijk werk te doen. Niet betuttelend, maar prikkelend en dat is eigenlijk het enige dat ik u wil voorleggen als vraag. Bent u bereid om daarin met ons mee te denken? Mevrouw WULFSE (VVD): Ik denk dat onze counterpartners in Den Haag over dat soort wet- en regelgeving gaan. Ik kom aan het eind van mijn betoog. Ik wil het nog even hebben over de kerntaken en onze eigen taken, de schaal waarop wij werken, hoe wij samenwerken en met wie allemaal. Dat is voor de VVD altijd onderwerp van discussie – dat merkte u zojuist ook. Ook de commissie-Jansen heeft daar een en ander over gezegd en dat klonk ons natuurlijk als muziek in de oren. Een analyse daarvan in relatie tot het herindelingsproces – onze taken, de controle daarop – is een van de speerpunten van de VVD voor de komende tijd. De heer Visser sprak ook over dat Kompas 2020: dat is precies waar het over gaat. Dat is schakelen en daarin worden heel belangrijke beslissingen genomen. Wij kijken daarnaar uit en willen daar hard aan werken. Een kleinere overheid, betekent dat voor ons met kleinere taken en vooral duidelijk controleer- en aanspreekbaar. En wij zullen na de zomer met een initiatiefvoorstel op dit gebied komen.
17
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 In ditzelfde kader keek ik afgelopen vrijdag naar de minister-president, die sprak over het mislukken van de Noordvleugel – wellicht hebt u dat stukje ook gezien over die drie provincies in het westen waarbij het samengaan tot een superprovincie voorlopig lijkt te mislukken. Ik zat eigenlijk op het puntje van de bank, want ik dacht: gaat hij iets over ons zeggen? En ja, premier Rutte gaf aan dat hij en minister Plasterk mogelijkheden zien in andere delen van het land en dat ze er iets tegenover willen stellen, dat het iets betekent. En hij noemde Groningen en Drenthe specifiek – tweemaal zelfs. Hij gaf aan: ‘Voor zo’n landsdeel zijn er extra mogelijkheden.’ De VVD ziet daar veel in en wij weten dat onze Drentse liberalen er net zo in staan. Is het geen tijd om eens een verkenner op pad te sturen? Is het geen tijd om ook op dit gebied lef te tonen? De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben blij dat u dit zo openlijk zegt. Mijn partij heeft dit al tijden gezegd samen met de Partij voor het Noorden overigens, toen die nog in deze Staten vertegenwoordigd was. Tegelijkertijd is die Noordvleugel-discussie ook gegaan over wat voor taken er ook bij zo’n grotere overheid komen, net zozeer als wij met die gemeenten in gesprek zijn over grotere gemeenten omdát daar meer taken bijkomen. Ziet u dan ook voor zich dat er een uitbreiding van het takenpakket komt of dat we nog duidelijker naast die ruimtelijke ordening de economie bijvoorbeeld in zo’n provincie aan de orde kunnen hebben en er nog meer mee kunnen als middenoverheid? Mevrouw WULFSE (VVD): Ik zie zeker niet een groter takkenpakket. De visie van de VVD is – en ik denk dat die ook door het College gedeeld wordt – dat grotere gemeenten meer bestuurlijke slagkracht hebben en een aantal zaken zelf over kunnen nemen van ons. Ik denk dat dat ook goed is voor het evenwicht. Wij hebben Stad en Ommelanden, we hebben de provincie als geheel. Ik denk dat er een beter evenwicht kan ontstaan. Dus ik zie meer taken voor de gemeenten en minder voor de provincie. En juist die kerntakendiscussie komt pas in 2020. Ik rond met een paar beschouwende woorden. Bouwen aan een nieuw Groningen. Groningen 2.0, bruisend in een netwerksamenleving. Er zijn heel veel bouwstenen aanwezig en er worden er heel veel binnengebracht. En wat je bouwt, hoe stevig je doet en hoelang dat overeind staat, hangt af van hoe je bouwt: de vorm van de stapeling en het cement. Daar spelen wij een rol in als provincie. Cement laat zich voegen, het is niet in beton gegoten. Laten we met rede en met een positief gevoel aan de slag gaan. We verbinden en we voegen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Na de moestuin van het PvdA en de bestuurlijke proeftuin van de VVD gaan mijn allereerste Algemene Beschouwingen over archeologisch onderzoek, over isotopen, over Pikkety, maar vooral over Amal en een beetje over prinses Amalia. Amal is mijn buurmeisje. Amal is vijf en woont samen met haar Marokkaanse moeder in de Oosterparkwijk. Een vriendinnetje dat vaak komt spelen, noemt haar echter niet Amal, maar Amalia: ‘Amalia, prinsesje, kom je spelen?’ Allereerst vond ik dat goed gevonden van een vijfjarige: twee letters extra en je bent zomaar prinses. Maar de verschillen tussen Amal en Amalia zijn veel groter dan twee letters. Dit jaar stond Pikkety met zijn boek ‘Capital’ boven aan de lijst meest verkochte boeken van Amazon. Uit dit boek blijkt dat het vermogen harder groeit dan de economie en de verschillen in vermogen de afgelopen decennia zijn toegenomen. Het boek roept op tot een wereldwijde belasting op vermogen. Het boek is populair, de maatregelen nog niet. Dit is het jaar waarin de ongelijkheid in Nederland keihard is toegenomen. De rijkste 10 procent van de bevolking bezit meer dan de helft: 61 procent van het totale vermogen in Nederland. De top-2 procent binnen deze groep heeft zelfs eenderde van het vermogen in handen, terwijl de onderste 60 procent van de Nederlands bevolking bij elkaar opgeteld ongeveer 1 procent van het totale vermogen bezit. De heer RIJPLOEG (PvdA): U spreekt over Pikkety. Dat is een wereldwijd probleem dat die man aankaart en dat is denk ik heel juist. Betekent uw pleidooi met aandacht voor dit probleem voor de SP dat de partij een internationalistische partij wordt die alleen maar ervoor gaat om dingen samen in Europa aan te pakken en liefst nog verder? Dus een Europese partij die niet het primitieve nationalisme aanhangt? Mevrouw BECKERMAN (SP): Socialisten zijn internationalisten. De heer RIJPLOEG (PvdA): Ik geloof niet dat dit een antwoord is op mijn vraag. Is de SP een Europeesgezinde partij geworden of nog steeds niet?
18
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw BECKERMAN (SP): De socialisten, onder wie de SP, zijn internationalisten. Het bestuurlijke aspect van Brussel kan niet altijd op onze steun rekenen, solidariteit wereldwijd daarentegen staat boven in ons vaandel. Daar ga ik het nu bij laten, omdat mijn betoog voor de rest antwoord biedt op uw vragen. En mocht dat niet zo zijn, dan kunt u daar natuurlijk altijd op terugkomen. Voor de crisis bezat de rijkste 1 procent van de Nederlanders eenvijfde van het totale vermogen, na de crisis is dat bijna een kwart. De vijf rijkste families van Nederland, onder wie de familie van prinses Amalia, hebben bijna evenveel vermogen als de 3,2 miljoen armste Nederlanders, onder wie de familie van Amal. Dit is slecht voor iedereen, Amal of Amalia. Bij grote ongelijkheid heeft de bovenlaag meer last van stress, psychische gezondheidsklachten en sociaal wantrouwen. Daarnaast is het bij grote ongelijkheid moeilijker om te klimmen op de sociale ladder. Wie arm is heeft minder kans op rijkdom en er zijn steeds meer aanwijzingen dat ongelijkheid de economische groei vermindert. Groningen heeft extra veel last van de stijgende armoede en ongelijkheid. In de top-10 van gemeenten met de gemiddeld laagste inkomens staan vijf Groninger gemeenten. Pekela op 1, Stadskanaal op 2, Hoogezand-Sappemeer op 5, Oldambt op 6 en Vlagtwedde op 8. De ongelijkheid wordt versterkt door het regeringsbeleid. Volgens Oxfam Novib moet het kabinet de belasting op vermogen en winst verhogen om de welvaartsdeling te bevorderen. De Europese Commissie gaf Nederland zelfs een vermaning vanwege het belastingstelsel. Maar ook door veel ander kabinetsbeleid, zoals bezuinigen op de zorg, sociale werkvoorziening en sociale woningbouw nemen de werkloosheid, armoede en achterstelling toe. De provincie doet niet aan inkomenspolitiek, maar kan wel zorgen voor werk, voorzieningen dichtbij en een mooie en veilige omgeving. Dat gebeurt volgens de SP onvoldoende. Vandaag kunnen wij ervoor zorgen dat Groningen een betere plek wordt voor Amal om in op te groeien en in de toekomst aantrekkelijk blijft voor Amal én Amalia, om te wonen, te werken en te genieten. In 2014 is de werkloosheid in Groningen gestegen. In januari 2014 kregen 3.000 mensen dan het jaar ervóór een werkloosheidsuitkering. Groningen staat op nummer 2 van de provincies met de hoogste werkloosheid met 11,4 procent. Onder deze werklozen zijn veel jongeren. De werkloosheid onder jongeren is met 19 procent gestegen. In december 2013 waren er 5.239 Groningse jongeren ingeschreven als werkloos. Door het afschaffen van de studiefinanciering kiezen mogelijk nóg minder jongeren voor een studie en loopt de werkloosheid verder op. De heer VISSER (PvdA): Ik vind dit een uitstekende analyse. Dit is een politiek bedrijf waarin wij zitten. Zou u bereid zijn om vanuit uw analyse onze handreiking aan te nemen en mee te doen aan het pact, zonder dat wij nu gaan kissebissen over wie het heeft bedacht? Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik zou ervoor zijn om een pact te sluiten om die werkloosheid keihard terug te dringen. Maar volgens mij zou dat ook vanuit dit huis kunnen en hebben we daar geen externe commissie bij nodig. En volgens mij moet dat vanuit het huis in samenwerking met al die overheden en daarvoor zal er veel moeten veranderen wat mij betreft. Namelijk: geen streep door zoveel banen in de sociale werkvoorziening, geen streep door zoveel banen in de zorg, geen arrogante houding ten opzichte van gemeenten. Samenwerken vanuit dit huis. En ja, dan ben ik bereid om daar een pact voor te sluiten, maar ik zou dat willen noemen: een nieuw College. De heer VISSER (PvdA): Daarvoor zult u mogelijk dan met ons de strijd aangaan bij de volgende verkiezingen. Daar kijk ik ook naar uit, want zo hoort het ook. Maar het gaat mij er nu om of wij elkaar kunnen vinden, want ik heb heel sterk die collegialiteit en het samen optrekken benoemd en daarbij zitten we denk ik op één lijn. Ik zie met mijn fractie er ook wel wat in om eens een keer de luiken open te zetten. En natuurlijk vragen wij ons College om dan ook met een voorstel te komen. Bent u het dan met mij eens dat wij, als u ons zou steunen in dezen, op basis van het voorstel een nieuw debat gaan voeren over of dat weer voldoet aan de hoge eisen die u aan een dergelijk project zou stellen? Mevrouw BECKERMAN (SP): Volgens mij zouden we hetzelfde doel moeten kiezen. En dat is minder werkloosheid. Volgens mij is het middel om dan meteen, zo snel mogelijk aan de slag te gaan en de plannen openbaar te maken. Dat is veel logischer dan weer een externe commissie dit te laten onderzoeken, tenzij u geen vertrouwen meer hebt in uw eigen bestuurders om dit tot een goed einde te brengen. De heer VISSER (PvdA): Het volgende is toch mevrouw Beckerman wel bekend. En laten we het nou toch maar benoemen – al houd ik er niet van – en ik heb daar ook publiekelijk de hand in eigen boezem willen steken, juist ook in de editie Oost-Groningen. Hebben wij het sociaal
19
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 werkvoorzieningschap altijd correct gebruikt? We hadden het net even over Philips. Mijn vader stond vanuit Nijmegen op de nominatie om overgeplaatst te worden en dat bedrijf zakte onderuit. En net zoals wij dat bij de WAO gedaan hebben, is de SW ook gebruikt om mensen op te vangen, die we anno nu daar niet zouden wensen omdat die voorziening een essentie heeft. Bent u het met mij eens dat die werkvoorziening alleen overeind kan blijven als wij haar gebruiken waarvoor zij werkelijk bedoeld is? En dat het inderdaad dan zaak is om te voorkomen dat gemeenten onderuit zakken door acute effecten? Ik heb ze allemaal benoemd. En wat de Participatiewet aangaat: daar knokken wij met u voor, maar dat moet in Den Haag worden besloten. Is u dat bekend? Mevrouw BECKERMAN (SP): Eigenlijk voeren we hier een debat over de mensen die het meest kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. We voeren een debat over mensen voor wie u straks een Participatiewet komt. Die is al door de Tweede Kamer en gisteravond heeft de Eerste Kamer daarover gedebatteerd. Hónderden Groningse banen staan op de tocht. Wij zouden elkaar moeten vinden – als u zich sociaal-democraat vindt – niet in een pact om daar een commissie voor op te richten, maar in een garántie dat we deze mensen niet laten vallen. Mensen hebben werk nodig, werk dat u zo belangrijk vindt en u zegt: ‘Nee, u bent tijdelijk werkloos en dan zien we later wel of we een commissie kunnen instellen die dat op kan lossen.’ Ik wil pal staan voor die mensen en ik zeg: de eerste stap is garanderen dat ze het werk dat ze nu hebben, kunnen blijven doen en dán pas naar de toekomst kijken in plaats van ze eerst werkloos te laten worden door uw kabinet en dan zeggen: ‘Ach, we zien wel.’ De heer VISSER (PvdA): We knokken keihard in dit kabinet en iemand moet het doen in Den Haag. Het spijt mij dit zo te moeten formuleren, het valt mij soms ook zwaar – ik ben daar heel duidelijk over geweest. Maar dat neemt niet weg dat het niet een motie is over een commissie, het is een motie om die langdurige werkloosheid en achtergesteldheid met gemeenten en sociale partners en onderwijsinstellingen aan te pakken. U maakt daar een karikatuur van op deze manier en dat vind ik niet eerlijk. Wilt u die motie nog eens een keer heel goed lezen, zodat wij in tweede termijn daar nog eens even over kunnen spreken? Mevrouw BECKERMAN (SP): U bent historicus. Hoelang bestuurt de Partij van de Arbeid in deze provincie? En is het dan niet eens een keer slim als historicus om eens te leren van uw fouten en eens te gaan kijken of er andere mogelijkheden zijn? De heer VISSER (PvdA): Wilt u dat krantenstuk ook nog eens even lezen, waarin ik dat inderdaad heb toegegeven dat wij medeverantwoordelijkheid zijn voor wat ik net schetste? En wij zijn dus ook aansprakelijk. U zit toch ook op die lijn, kunt u met ons dat veranderen? Mevrouw BECKERMAN (SP): Graag. En wij zouden dat ook graag vanuit hier doen. Dus ik zeg: als u een motie van wantrouwen indient op deze manier voor uw eigen College, dan staan wij graag klaar om met u te strijden voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt. De heer VISSER (PvdA): U was in mijn eerste termijn heel verontwaardigd dat ik u benoemde als partij van de moties van wantrouwen en nou doet u het weer. Mevrouw BECKERMAN (SP): Een motie is een middel, maar het doel lijkt mij helder. Als u wilt strijden voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt, dan vindt u ons aan uw zijde en laten we daar ook serieus over debatteren. En dit is een hele rare, want iedereen die wel eens bij mij thuis is geweest, weet dat ik ontzettend slecht ben in het huishouden. Daarom werk ik ook maar zoveel mogelijk, maar er is één heel klein dingetje in het huishouden dat ik wél weet: en dat is dat dweilen met de kraan open niet zo’n heel goed idee is. En ik vind het heel lastig om op te komen voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt als die kraan nog steeds openstaat. Als u zegt dat u ze wel wilt helpen, maar u tegelijkertijd achter een wet staat die ervoor zorgt dat er honderden mensen op straat komen te staan, dan dweil je met de kraan open. En wij doen het liefste de kraan dicht en gaan dan kijken hoe we zo goed mogelijk kunnen verder strijden. De heer BROUNS (CDA): Met al die persoonlijk ontboezemingen die er zijn: ik kan u verzekeren dat als het huis heel erg vies is, het kan helpen om met de kraan open te dweilen en daarna pas dicht te doen. U geeft in uw pleidooi aan dat u keihard knokken wilt voor de mensen die hun baan bij de sociale werkvoorziening verliezen door de Participatiewet. U geeft ook aan dat die wet in Den Haag wordt aangenomen. Dus in die zin is het een beetje vreemd dat wij hier dit debat voeren. Maar u zei
20
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 iets waardoor het provinciaal wordt. ‘En ik wil die mensen de garantie geven dat ze hun werk houden.’ Hoe gaat u dat vanuit uw provinciale rol garanderen? Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik begon net met te zeggen dat de provincie niet aan inkomenspolitiek doet. Maar zij kan wel zorgen voor werk, voorzieningen dichtbij en een mooie en veilige omgeving. Een van die punten is dat Groningen op en hoog bedrag aan Asscher-gelden hoopt om te kunnen besteden teneinde werkloosheid tegen te gaan. En ook in de Voorjaarsnota is nog een extra bedrag gereserveerd om jeugdwerkloosheid tegen te gaan. De heer BROUNS (CDA): U geeft wel een antwoord en doet een beroep op gelden. Maar deze mensen verliezen op heel korte termijn hun werk. En u garandeert dat ze hun werk niet verliezen. Hoe gaat u dat op heel korte termijn doen? Bij die langetermijnplannen gaat het om heel veel werkgelegenheid maar hoe krijgen wij op die korte termijn zoveel banen in dat gebied? Dat ik zometeen naar buiten kan lopen en zonder met de ogen te knipperen zeggen: ‘Uw baan is gegarandeerd.’ Want dat hoor ik van u niet. Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik heb gezegd: stem tegen die Participatiewet. Zorg dat die banen nu in Den Haag niet op de tocht staan. De SP heeft dat gedaan, de SP zal dat blijven doen. Tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat je in Groningen zoveel mogelijk doet om die werkloosheid te bestrijden. En dat in onze oproep geweest bij de jaarrekening en dat is onze oproep ook weer vandaag. De SP wil meer inzicht en inspraak in wat er gedaan wordt om bedrijven hierheen te krijgen, wat er gedaan wordt om de opleiding en bijscholing van werknemers te verbeteren en hoe bedrijven worden gemotiveerd om mensen aan te nemen. Daartoe zullen wij vandaag twee moties mede ondersteunen. De heer BROUNS (CDA): Dan even voor mijn begrip samenvattend: uw oproep is dus niet dat u als SP garandeert dat ze hun werk houden, uw oproep hier is dat wij onze partijen in de Eerste Kamer oproepen om de Participatiewet tegen te houden en vervolgens gaat u aan de slag met plannen om hier in Groningen de werkgelegenheid te bevorderen. Is dat correct? Mevrouw BECKERMAN (SP): Absoluut. Wij zijn pal tegen dit kabinetsbeleid om dit te doen. Zowel bij de Participatiewet als ook de banen in de zorg. Zorg dat er in Groningen zoveel mogelijk van onze middelen gaan inzetten om werk hierheen te halen, om mensen te scholen teneinde dat beter te laten aansluiten. Ook de zorg staat zwaar onder druk. Dat is zowel slecht voor patiënten, personeel als de aantrekkelijkheid van gebieden. Het kabinet wil 800 van de 1.300 verzorgingshuizen sluiten. Ouderen worden gedwongen om op hoge leeftijd nog te verhuizen. Gemeenten moeten vanaf volgend jaar meer zorgtaken gaan uitvoeren. De SP stemde tegen deze plannen. Uit een analyse van Binnenlands Bestuur blijkt op basis van de meicirculaire dat de verdeling van budgetten voor uitvoering van deze nieuwe taken zeer negatief uitpakt voor de krimpgemeenten. Niet alleen ouderenzorg, jeugdzorg en langdurige zorg staan onder druk, ook de ziekenhuiszorg is in de problemen. Het Delfzicht Ziekenhuis heeft tijdelijk afdelingen moeten sluiten wegens een tekort aan anesthesisten. De locaties in Delfzijl en Winschoten verdwijnen en er komt nieuwbouw in Scheemda. Zorgverzekeraar Menzis maakt plannen om de spoedzorg verder te concentreren. Er gebeurt veel, maar bijna alles gebeurt achter de schermen. Via de media hoorden we van het plan van gedeputeerde Moorlag om miljoen te investeren in stenen in het nieuwe ziekenhuis, maar hij wil niet bijdragen aan bestaande ziekenhuiszorg. Voor de SP is goede ziekenhuiszorg dichtbij van groot en soms zelfs van levensbelang. Niet financiën maar goede zorg en de wensen van de inwoners zouden leidend moeten zijn. Wij pleiten voor een openbaar debat en een Toekomstplan Ziekenhuiszorg. De heer VISSER (PvdA): Ik geloof niet dat wij van mening verschillen over de noodzaak tot goede en toegankelijke zorg. Maar is het u bekend – achterkamertjes of niet, dat laat ik maar even u, daar bent u ook een meester in – dat er in Scheemda een ziekenhuis kan ontstaan met een fantastische zorg waarin het beste ziekenhuis dat wij in de regio hebben, participeert? En als dat langjarig betaalbaar en toegankelijk blijft, zullen uw en mijn (kinds) kinderen daar dankbaar voor zijn. Denkt u daar anders over dan ik? Mevrouw BECKERMAN (SP): Allereerst denk ik dat het goed is te zeggen dat ik uw opmerking over ‘achterkamertjespolitiek’ en ‘daar bent u ook een meester in’ niet kan plaatsen.
21
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De heer VISSER (PvdA): ik heb het nu niet in de Algemene Beschouwingen gedaan maar ongeveer geturfd tot zeven keer aan toe dat u in uw woordvoeringen als partij – ook in commissievergaderingen – hebt gesuggereerd dat het College bij achterkamertjespolitiek zaken regelt. Ik kan de voorbeelden u wel geven. Toen heb ik op gegeven moment gevraagd om dat soort zaken dan maar eens een keer helder op tafel te leggen. Want áls er iets onoorbaars gebeurd en ook al is het bij wijze van spreken de heer Moorlag, dan zitten daar politieke consequenties aan. Maar ik heb er moeite mee en ik hoop dat u dan toch met mij deelt dat niemand ja vaag beschuldigd moet worden en iemand in de positie moet worden geplaatst om zijn onschuld te bewijzen. Mevrouw BECKERMAN (SP): Wedervraag: hebt u het plan dat in de media besproken is rond die financiële toezegging wel? De heer VISSER (PvdA): Nee, maar het verschil tussen u en mij is dat ik vertrouwen heb in dit College. Mevrouw BECKERMAN (SP): Dat u verwijt mij dat ik zeg dat ik bepaalde informatie niet heb. Vervolgens blijkt dat u die zelf niet hebt, maar u vertrouwt op de blauwe, groene, bruine – of welke kleur dan ook – ogen van de gedeputeerde? Ik wil graag een toekomst voor de ziekenhuiszorg. De heer VISSER (PvdA): Ik ken de kleur van de ogen van de heer Moorlag niet, ik zal er bij gelegenheid naar kijken. Wij hebben een controlerende taak en op het moment dat er plannen voorliggen zullen we dat ten scherpste doen. Niet voor niets heb ik verwezen naar mijn collega Batting. Als dat plan Batting-proof is, dan pas steunen wij het. Mevrouw BECKERMAN (SP): Het is mooi om in ieder geval de steun te krijgen van de Partij van de Arbeid dat duidelijk moet worden hoe het gaat met de toekomst van de ziekenhuiszorg. En de SP gaat dat na aan het hart. De locatie Delfzicht is voor veel mensen van groot en soms zelfs van levensbelang. En wij vinden het erg ingewikkeld om vanuit de krant te moeten horen dat daar geen geld voor is, terwijl het er wel is voor nieuwbouw. Leefbaarheid is een van de drie speerpunten van dit College. Tegelijkertijd wordt de overgrote meerderheid van de middelen uitgegeven in slechts drie plaatsen: Delfzijl, Winschoten en De Marne. De heer VISSER (PvdA): Dat soort kwalificaties is prima hoor, maar u had het over de zorg en u komt Delfzijl langs. Bent u ermee bekend dat er uitstekende anderhalvelijnszorg in Delfzijl tot stand is gekomen in het kader van een brede herstructureringsmaatregel in een van de meest kwetsbare gebieden van onze provincie? Want Oost-Groningen is echt niet alleen eigenaar van achtergesteldheid. En moet u dat dan niet omarmen? Wilt u nu de luiken eens openzetten of volharden in uw eigen gelijk? Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik zie een ander verschil en dat is volgens mij het betrekken van de bevolking hierbij. Want op geen enkele manier is er een debat gevoerd over de toekomst van de ziekenhuiszorg met de bevolking. De SP heeft geprobeerd dit op te zetten. Ik ben bij met honderd hartjesballonnen bij mensen naar binnengewandeld. Overal heb ik aan de deur geklopt om alstublieft met de bevolking hierover te praten. Volgens mij moeten er meerdere dingen leidend zijn in de toekomst van de zorg. Ten eerste wetenschappelijke ontdekkingen wat de beste zorg is en hoe je kun je de zorg het beste organiseren, ten tweede dat met de bevolking bespreken en ten derde de financiën. Nu wordt vooral voor het laatste gekozen en wordt de bevolking daar niet of nauwelijks bij betrokken. De heer VISSER (PvdA): Voor mij zijn bij goede zorg en goed onderwijs kwaliteit en professionaliteit duurzaam gegarandeerd. En dan is het inderdaad mooi om de bevolking vooral mee te nemen bij wat je in de ontwikkeling doet en om met de bevolking te kijken hoe je die zorg op hoog niveau toegankelijk houdt. Maar eerst moet dat hoge niveau duurzaam worden gegarandeerd. Bent u het met mij eens dat dat juist moet gelden voor de gezondheidszorg in de kwetsbare gebieden – er stond vandaag nog een stuk over in de krant en ook gisteren? Achtergestelde gebieden hebben zwakke gezondheidszorg. Dan is het toch geweldig dat wij daar in die hoek een streekziekenhuis van de grond kunnen tillen waarin dat duurzaam wordt gegarandeerd. Daar kunt u toch niet tegen zijn?
22
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw BECKERMAN (SP): Ik begrijp hier behoorlijk weinig van. Óf we zijn het hier volledig eens en dan moeten die drie elementen van belang zijn, maar waarom dan niet een toekomstdebat over de ziekenhuiszorg? Want zoals de feiten er nu liggen, hebben wij geen hoogwaardige zorg in dat gebied, hebben wij een Delfzicht Ziekenhuis waar meerdere afdelingen gesloten zijn, hebben wij een ziekenhuis dat niet kan opereren, hebben wij een toekomstig ziekenhuis dat nog niet gefinancierd is. Ik wil een goede toekomst voor de ziekenhuiszorg en het zou heel erg mooi zijn als we daar een openbaar debat kunnen hebben met zoveel mogelijk mensen. De middelen voor de leefbaarheid worden slechts uitgegeven in drie plaatsen: Delfzijl, Winschoten en De Marne. De SP vindt dat leefbaarheid een speerpunt moet zijn voor de hele provincie. De SP heeft vanaf de invoer van de leefbaarheidsgelden gepleit voor meer geld, meer ruimte voor initiatieven van onderop en vooral meer spreiding. Niet voor een paar mensen, maar met zoveel mogelijk mensen zorgen dat voorzieningen zoals zorginstellingen, speeltuinen, buurthuizen, pinautomaten, scholen en bibliotheken behouden blijven. Niet zoals de Partij van de Arbeid via een motie oproept na 2020 maar nú. Een van de zaken die bijdraagt aan leefbaarheid is bereikbaarheid. De afgelopen jaren is echter door steeds opnieuw te bezuinigen op openbaar vervoer het slechter geworden. Veel lijnen in dunbevolkte gebieden zijn verdwenen of uitgekleed. Tegelijkertijd stelt de provincie dat zij een basisnet wil garanderen. De SP is het hier hartgrondig mee eens. Wij vinden het van groot belang dat scholen en zorginstellingen in scholen aangesloten zijn en blijven op OV-netwerken. Volgende week komen wij met een voorstel daarover. Werk, zorg en voorzieningen zijn essentieel voor de toekomst van Groningen, maar een veilige en mooie omgeving is daarvoor eveneens noodzakelijk. De SP is nog steeds verbolgen over het feit dat GS een motie, ondersteund door een meerderheid van de Staten waarin werd opgeroepen om de minister krachtig te laten weten dat de aardgaswinning nu drastisch verminderd dient te worden, naast zich neer heeft gelegd. De SP blijft voorstander van directe vermindering van de gaswinning om de veiligheid van de Groninger zo goed mogelijk te garanderen. Ook maken wij ons ernstige zorgen over de toekomst van de dialoogtafel en het Economic Board. De SP is groot voorstander van ruimhartige compensatie van de schade, investeringen in het gebied en meer zeggenschap voor de inwoners. De macht van de NAM in de dialoogtafel moet beperkt worden. Ook vinden wij het huidige plan om het Economic Board uit slechts vijf mensen te laten bestaan, maar deze wel vergaande zeggenschap te geven over de 100 miljoen aan investeringen, te ver gaan. De SP is groot voorstander van windenergie, maar we zijn fel tegenstander van de plannen van GS onder leiding van gedeputeerde Moorlag. Al jaren roept de SP op om meer zoekgebieden te onderzoeken en goed samen te werken met de bevolking – daar is ie weer. Dat is keer op keer afgewezen. Voor ons is de locatie N33 bij Meeden, die niet op steun van de omwonenden kan rekenen, geen optie en wij blijven voorstander van breder onderzoek. Ook proefboringen naar schaliegas kunnen niet op onze steun rekenen. Steeds verdere schaalvergroting en de komst van megastallen passen volgens de SP ook niet in het Groninger landschap. Uit onderzoek van hoogleraar economie van decentrale overheden, Maarten Allerts, blijkt dat fusies van gemeenten niet leiden tot efficiency. Gemeenten die samen zijn gegaan, geven per saldo net zoveel uit als voorheen. Volgens Allerts laat dit zien dat gemeenten voor de gek worden gehouden. In Groningen neemt de weerstand om gemeenten te herindelen, niet af, maar toe naar mate de plannen vorderen. Pekela, Menterwolde en Haren spraken zich uit tegen herindeling, Winsum wil een referendum, Bellingwedde en Vlagtwedde willen een andere variant. De SP wil enkel een herindeling als die van onderop komt. Wij geloven noch in druk van bovenaf noch in het sprookje dat opschaling de oplossing is voor veel problemen. De Algemene Beschouwingen gaan over het afgelopen jaar en de komende jaren. Dat is voor mij als archeologe, die zich bezighoudt met 5.000 jaar geleden, soms een vreemd perspectief. Dit soort onderzoek dat ik doe, heeft niet altijd een directe link met het hier en nu. Toch kunnen we er veel van leren. Door nieuwe technieken weten we steeds meer over mensen die bijvoorbeeld 5.000 jaar geleden leefden. Door het onderzoek, waar mijn promotieonderzoek deel van uitmaakt, weten we dat bewoners van het kustgebied perfect aangepast waren op de lokale omstandigheden en leefden van een mix van jacht, visvangst, het verzamelen van eetbare planten, het houden van vee en het verbouwen van graan. Tegelijkertijd onderhielden ze ook contacten. Het aardewerk uit Nederland is vergelijkbaar met dat uit Rusland, Zwitserland en Finland. Uit Duits isotopenonderzoek blijkt dat 40 procent van de bevolking niet daar stierf, maar hij of zij woonde daar op het moment van het wisselen van het melkgebit. De internationale contacten en de mobiliteit van de mensen waren waarschijnlijk een essentieel en belangrijk onderdeel van deze samenleving. In onze maatschappij is dit altijd meer het geval.
23
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De Algemene Beschouwingen van de SP gingen over meer solidariteit. Maar solidariteit is niets als zij niet voor iedereen geldt. En ik heb getwijfeld of ik het volgende moest zeggen. Maar de uitspraken van Wilders en zijn volgelingen op de uitslagenavond van de raadsverkiezingen hebben mij diep gekwetst. Niet alleen zijn ze vanuit het zojuist geschetste wetenschappelijke oogpunt volstrekt absurd, vanuit menselijk oogpunt zijn ze harteloos. Het idee dat voor mijn vijfjarige buurmeisje Amal, die niemand kwaad heeft gedaan, onmogelijk wordt dat er minder van haar moet zijn énkel om haar afkomst, maken mij misselijk. Juist van de PVV-fractie hier, die ik heb leren kennen als redelijk, vind ik het gek dat zij zich niet van Wilders heeft gedistantieerd op dit punt. Politici moeten niet zoeken naar zondebokken onder de bevolking. Politic moeten zoeken naar problemen en zich inzetten – nee, vechten – voor een oplossing. Minder werkloosheid, minder schaalvergroting, minder afbraak van voorzieningen. Meer werk, meer zorg, meer veiligheid, meer solidariteit. ‘Dat moeten we regelen.’ De heer BROUNS (CDA): Met twee historici en een bijna-historicus – archeologie doet natuurlijk volop mee in de geschiedenis – kan ik het niet nalaten daar ook iets over te zeggen. Toen ik mijn bijdrage voor vandaag aan het voorbereiden was, bedacht ik mij: waarom voel ik mij vanuit het zuiden zo goed thuis hier in Groningen? Dat heeft er alles mee te maken dat Groningen blootgesteld is geweest aan ontzettend veel invloeden: Spaanse, Franse, Duitse, Scandinavische. En dat is het zuiden ook. Die invloeden hebben onmiskenbaar hun weerslag gevonden in onze provincie, in onze cultuur en in hoe we met elkaar omgaan. Dit huis speelt daar een heel belangrijke rol in. En u hebt het zelf al voorzitter al eens vaker gezegd dat de manier waarop wij hier met elkaar omgaan, een bijzondere is en een die wij moeten koesteren. Zeker omdat wij een voorbeeld voor de samenleving moeten zijn hoe je óók met elkaar om kunt gaan, namelijk soms verschillend van mening, soms in een stevige discussie, maar altijd op een menselijke manier en daarna vriendschappelijk weer naar buiten. Dat is een groot goed en dat goed van deze Staten en de geschiedenis die erachter zit – de heer Visser van de PvdA zei het al: dat verhaal is óók het Verhaal van Groningen. En dat verhaal moeten we eigenlijk ook vertellen. Dat verhaal biedt heel veel kansen. Dat biedt de mogelijkheid om te laten zien wat wij hier doen, waarom we dat doen, wat ons bezielt en voor wie we het doen. Het biedt ook een kans om diegenen voor wie we het doen, daarbij te betrekken. Zonder een voorschot te nemen op een initiatiefvoorstel dat wij nog gezamenlijk gaan uitwerken, liggen hier ook kansen om studenten erbij te betrekken, jonge filmmakers die een documentaire maken en een script schrijven, studenten geschiedenis die de feiten aanleveren voor zo’n script. Hier liggen mogelijkheden voor jongeren en ouderen die op dit moment buiten de arbeidsmarkt staan om meegetrokken te worden en mee te draaien in dit project. Één ding kan ik u alvast wél toezeggen: ook buiten het feit dat ik hier politiek actief ben, ben ik bereid om mij als vrijwilliger in te zetten om hen te begeleiden om van een dergelijk project een succes te maken. Die tijd stop ik daar zeer graag in. Dan wil ik mijn betoog openen met iets wat in dat licht en voor mijn verdere betoog van belang en kenmerkend is. En dat is een stukje afkomstig uit de geschiedenis, uit de tijd van de Zonnekoning in Frankrijk, die een abt Abdomelani als lobbyist had om te pausverkiezingen in zijn voordeel te laten uitvallen. Deze abt heeft de spelregels over hoe je met elkaar omgaat bij zulke verkiezingen en hoe je invloed kunt uitoefenen, op papier gezet. Een van die spelregels is de onfeilbare regel om de aard van de mens te leren kennen. ‘Ontmoetingen, overeenkomsten en beloften zijn te wankele gronden om een mens te leren kennen. Men dient zich veel meer op zijn temperament en zijn vernuft te baseren. Iedereen krijgt met het wisselen van de omstandigheden en het lot andere gevoelens en voorliefdes, maar niemand krijgt een ander temperament – ook niet na 50 jaar.’ Met de verkiezingen in aantocht zullen de omstandigheden ongetwijfeld wijzigen. En dan is het goed om elkaar als mens te kennen en vertrouwen in elkaar te hebben. Want uiteindelijk – en daar draaide het bij die pausverkiezingen ook al allemaal om, daar sprak men over facties die door kardinale worden gevormd – zullen wij het hier als fracties gezamenlijk moeten doen. Dan heb je vertrouwen in elkaar nodig om daadwerkelijk ook stappen te kunnen zetten op basis van dat vertrouwen en elkaar daarin ruimte te geven. Ik ga vandaag niet in op waar wij allemaal tegen zijn. Ik ga in op de visie van het CDA, zoals wij het komende jaren maar ook de jaren daarna onze Groningse samenleving zouden willen zien. En onze visie is gebaseerd op vertrouwen geven. Die is gebaseerd op een samenleving die wij zien, die bruist. Waarin er initiatieven van onderop zijn en die willen wij omarmen en ruimte aan geven. Wij willen serieus kijken naar initiatieven die ons worden aangereikt, naar de argumenten die daaraan ten grondslag liggen en vervolgens – dat is onze taak ook als volksvertegenwoordigers – zullen we die argumenten tegen elkaar moeten afwegen om uiteindelijk dan een verantwoorde keuze te maken. Ruimte geven betekent kansen op het gebied van de ruimtelijke ordening. Dat betekent mogelijkheden scheppen voor ondernemers om ook in het buitengebied te ondernemen en daarmee werkgelegenheid te creëren. Het betekent de kansen zien als het gaat om het herbesteden van
24
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 vrijkomende woningen. Het betekent mogelijkheden en ruimte scheppen voor ouderen en zorgbehoevenden om langer thuis te blijven wonen, eventueel met ander zorgbehoevenden of met hun kinderen of zolang mogelijk zelfstandig als die behoefte er is. Het betekent minder regels, het betekent minder taken voor de provincie. Dat betekent een provincie die inderdaad daadwerkelijk ruimte geeft aan burgers, hun organisaties en instellingen en aan gemeenten die dicht bij de burgers staan. Het betekent dat je anders moet gaan denken, dat je uit moet gaan van eenheid en bescheidenheid. Dat betekent ook dat je als provincie moet accepteren dat soms de uitkomst een andere is dan die je zelf had gewild, maar dat die uitkomst toch goed kan zijn. Het betekent dat je de diversiteit die er is, benut om kansen te verzilveren. En kansen verzilveren dat doe je samen. Wij zouden kansen willen scheppen voor eenieder op het gebied van werk, sport, cultuur, onderwijs, jong en oud. Daar heb je dus een provincie voor nodig die initiatieven van onderop steunt, die belemmerende regels weghaalt. En daar heb je ook een provincie voor nodig die diegenen die dat zelf niet kunnen, helpt, die op dat moment even bijspringt. Het pleidooi van de Partij van de Arbeid is een pleidooi waarbij ik zou kunnen zeggen: hadden we dat nou eerder gedaan, dan hadden we andere keuzes gemaakt als het gaat om de locatie van de OZG, hadden we misschien andere keuzes gemaakt voor de plaatsen van de windmolens. Dat ga ik niet doen. De houding die de Partij van de Arbeid genomen heeft, is een houding die daar prima in past. Dat is een houding waarbij je als provincie je eigen plek kent en de samenleving de ruimte geeft om met eigen initiatieven te komen. Wil je kansen kunnen verzilveren, dan moet je ook zien wat er in de samenleving gebeurt. Dan moet je het vrijwilligerswerk koesteren en ondersteunen. De heer VISSER (PvdA): Ik dank de heer Brouns voor zijn waarderende woorden. In ons voorstel zit dat hele beeld van initiatieven van onderaf, het WRR-rapport heb ik al heel sterk aangegeven. Maar ik heb toch ook wel het belang van het pact aangehaald, dat de sociale partners daar een cruciale rol in vervullen zoals dat eigenlijk heel lang in de naoorlogse fase het geval is geweest. Herkent u het belang daarvan en daarmee dus ook dat aspect van dat voorstel? De heer BROUNS (CDA): Dat pact is mij volledig ontgaan – nee, grapje. Maar u hebt dat al zo vaak in de mond genomen, hoe kán mij dat ontgaan zijn. Ik houd een pleidooi voor een provincie die niet van bovenaf oplegt, een provincie die initiatieven van onderop omarrmt. In dat pleidooi – en dat is uw pact – heb je iedereen nodig. En dat was ook hetgeen dat mij – moet ik eerlijk zeggen – duidelijk maakte waarom wij verschillend zijn van de VVD. Want ja, je hebt werkgevers nodig. Want zonder werk geen inkomen en geen leefbaarheid. Maar je hebt ook werknemers nodig. En werknemers hebben wel degelijk – ook al zitten ze thuis zonder baan – ideeën over hoe hun samenleving, hun woon- en leefomgeving en werk eruit zou moeten zien. Dat moet je erbij betrekken en verbinden en dat pleidooi miste ik bij de VVD helaas helemaal. En dan kom ik bij die vrijwilligers. Want zij zijn essentieel en wat ons betreft gaan we organisaties waar vrijwilligers de drijvende kracht zijn en die een lokale binding hebben, ondersteunen. Dat kan in financiële zin zijn, maar dat kan ook met menskracht of door kennis ter beschikking te stellen – daar waar maar behoefte aan is. Ik zei het al: daarmee bereik je niet alleen de leefbaarheid, het draagt bij aan leefbaarheid. Net zoals een hoogwaardig openbaar-vervoersnetwerk en vervoer op afroep daaraan een bijdrage kunnen leveren als het gaat om bereikbaarheid. Maar je hebt ook werk nodig. Mensen hebben een inkomen nodig om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien en een inkomen zorgt ervoor dat je zaken kunt kopen, dan ga je dus consumeren, dan ga je geld uitgeven, dat zorgt weer dat anderen werk hebben en dat zorgt daarmee ook dat een omgeving leefbaar wordt en dat voorzieningen behouden kunnen worden. Dus werk ik heel belangrijk en daar ligt een belangrijke opgave voor de provincie. Want wij hebben namelijk heel veel projecten op stapel staan – alleen al in de infrastructurele sfeer. Het zou zaak zijn dat we die projecten – en dat gaat ons tóch nog steeds te langzaam – zo snel mogelijk in uitvoering krijgen. Want dat betekent gewoon werk voor de bouw, werk voor de mensen die nu thuis zitten. Laten we er gewoon echt werk van maken. We hebben een heleboel geld voor economisch-structuurversterkende maatregelen, we hebben geld zitten in het Waddenfonds, we hebben geld dat straks het Economic Board vanuit de aardgascompensatie wordt ingezet, we hebben geld vanuit de commissie-Meijer voor de Eemsdelta ter beschikking gekregen. Laten we dat geld zo snel mogelijk omzetten in projecten vanuit die samenleving, vanuit ondernemers, vanuit burgers die met initiatieven komen. En laten we dat doen met regelingen die laagdrempelig zijn. En laten we ook de bestaande subsidieregelingen nog eens een keer goed tegen het licht houden. Zijn die wel gemakkelijk toegankelijk? Hoeveel administratieve lasten brengen die eigenlijk met zich mee? Laten we eventuele belemmeringen wegnemen en zorgen dat dat geld in onze samenleving komt. Dan hebben we weer rek en gaat het vliegwiel draaien.
25
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De arbeidsmarkt is een groot zorgpunt en daar kunnen wij niet omheen. Het pleidooi van de SP steun ik in die zin ook in het volle besef dat wij hier die Participatiewet niet gaan tegenhouden. Die zal vermoedelijk toch door die Eerste Kamer heen komen, maar wij hebben daar wel de gevolgen van en dat zijn desastreuze gevolgen voor onze Groningse arbeidsmarkt en daar moeten we iets mee. Dat kan alleen maar als we dat gezamenlijk doen en ons gaan inspannen met die partijen die een primaire verantwoordelijkheid hebben op de arbeidsmarkt om te kijken hoe we mensen daar toch weer heen kunnen begeleiden, hoe we met social return en vrijwilligerswerk iets kunnen, hoe we ze misschien kunnen betrekken bij de natuurontwikkelingsopgave waar onze provincie voor staat. Maar dat moeten we niet doen als een provincie die dat oplegt, we moeten juist naar die partners gaan en vragen om bij die gemeenschappelijke opgaven die wij op ons af zien komen, wat zij van ons verwachten en wat wij kunnen betekenen om te helpen deze uitdaging succesvol aan te gaan. Geld speelt altijd wel een rol. Op dat punt begrijpen wij de keuze van het College om een uitname uit het ESFI te doen voor onze opgave uit het die aardgascompensatiepakket. Even richting D66: dat is een fonds waarin wij ieder jaar geld reserveren en daar kunnen we op lange termijn onze visie mee verwezenlijken, dus zo gek is dat helemaal niet in dit huis. De keuze om daar nú al de Westelijke Ringweg voor op te offeren, begrijpen wij niet. We hadden namelijk afgesproken dat wij bij de begrotingsbehandeling het prioriteringsdebat zouden voeren over de projecten die we hebben. En daar lag ook iets aan ten grondslag: ten eerste dat wij constateren dat bij sommige projecten er wellicht belemmeringen zijn waarom ze niet van grond kunnen komen, ten tweede omdat wij met elkaar plannen hebben die meer geld kosten dan we hebben. We zullen dus keuzes moeten maken en wat betreft het CDA zal er geen geld worden uitgegeven dat we niet hebben. Dat debat moeten wij voeren zonder daar nu al bij één concreet project een voorbeslag op te nemen. En daarom dienen wij deze motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 3, getiteld ‘Aanhouden van besluitvorming inzake uitstel Westelijke Ringweg’, ingediend door de CDA-fractie: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat de Ringweg Groningen in toenemende mate verkeersafwikkelingsproblemen kent; de Ringweg Groningen een belangrijke functie heeft voor het doorgaande regionale en stedelijke verkeer; het College het begrotingstekort voor een deel wil oplossen door een bedrag van 9,3 miljoen door te schuiven voor het project Westelijke Ringweg tot na de periode 2021; Overwegende dat door de provincie en door de gemeente Groningen sinds 2001 jaarlijks 2,7 miljoen gespaard wordt voor het project Westelijke Ringweg; de provincie de bijdrage in ESFI reserveert tot de horizon 2020; het College heeft aangegeven voorstellen te doen nadat de prioritering voor de begroting van 2015 heeft plaatsgevonden; het College bij deze Voorjaarsnota op voorhand deze reservering doorschuift zonder de prioritering te bespreken in Provinciale Staten; Spreken als hun mening uit om 1. het voorstel doorschuiven bijdrage ESFI van 9,3 miljoen aan te houden totdat de prioritering voor de begroting 2015 is behandeld; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BROUNS (CDA): Bij een gedegen financieel beleid hoort wat betreft het CDA hoort ook geen uitname uit het stamkapitaal. Dat willen wij aanwenden – en daar is het ook voor bedoeld – voor de toekomst van onze kinderen en hun kinderen. Want ook zíj moeten kunnen investeren in de Groningse samenleving en daar horen wij voor te sparen. En ook zíj zullen tegen onverwachte uitdagingen aanlopen zoals wij dat heden ten dage in onze politieke werkzaamheden doen en zij zullen ook geld nodig hebben om die onverwachte uitgaven op een goede te lijf te kunnen gaan. Daar past een uitname uit het stamkapitaal niet bij. Wat ons betreft wél kan, is dat stamkapitaal aanwenden vóór onze samenleving en dat kan door het renderend te doen en op die manier, bijvoorbeeld via revolverende fondsen, te investeren in duurzaamheidsontwikkelingen, in innovatie, in infrastructurele voorfinanciering, in – een heel belangrijke opgave – de Energiewende. Waar daar staan we hier ook voor: zonne-energie, windenergie, de energiecorporaties. Laten we kijken of we daar met voorfinanciering ontwikkelingen kunnen lostrekken en die brengen ook weer werkgelegenheid met zich mee en dat is broodnodig voor ons milieu.
26
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De meevaller die er nu is, aansluitend bij het gedegen financieel beleid, willen we aanwenden om de begroting sluitend te krijgen en invulling te geven aan de spelregels rond het flexibele budget, dat wij als Staten met elkaar afgesproken hebben. Want wij zullen ongetwijfeld nog met onverwachte zaken geconfronteerd worden in de komende vier jaren en ook in het komende jaar. En daar zul je ook geld voor moeten hebben. Dus niet uitgeven, niet bestemmen, maar in die begroting zetten om haar sluitend te maken. En ik hoop daarmee dat onze begroting daarmee ook Batting-proof is. Dat zo wel heel mooi zijn. Het mooie is als vierde spreker dat je op drie partijen kunt reageren. Bij de Partij van de Arbeid was, vond ik, sprake van een ongelooflijke bevlogenheid. Ik merk overigens überhaupt dat deze Algemene Beschouwingen iets losmaken bij de woordvoerders en dat is heel mooi om te zien. Want hier kun je echt je idealen neerleggen en daarvoor zijn we uiteindelijk toch allemaal politiek actief geworden. Ik zie ook een nieuwe houding, een nieuwe bestuurscultuur ontstaan die mij enórm aanspreekt, waarin we het samen met onze partners in die samenleving gaan doen. En zou willen oproepen: maak daar werk van. Ik hoop dat de VVD zich ook daarbij wil aansluiten. Want die fractie zegt: wat je bouwt en hoe sterk het is, hangt af van hoe je het bouwt en zij wil het cement zijn om te binden en te voegen. Op dit moment, door een aantal partijen uit te sluiten, doe je dat niet. Dus sluit je aan en probeer iedereen van onderop te betrekken in hoe wij hier onze besluitvorming tot stand brengen. Richting de SP zou ik willen zeggen: het kan haast niet anders dan dat wij elkaar vinden op het behoud van voorzieningen, op bereikbaarheid en openbaar vervoer en op een veilige woonomgeving. Want of dat nou water is of een aardbeving of criminaliteit: iedere inwoner van Groningen heeft recht op een veilige woonomgeving. Ik heb getracht om hier de visie van het CDA neer te zetten. U mag van het CDA verwachten dat wij voor deze visie staan en wij ook onze verantwoordelijkheid zullen nemen en onze bijdrage zullen leveren om die visie te vertalen in een mooi bruisende Groningse samenleving met kansen voor eenieder. De heer ZWERTBROEK (D66): Zo aan het einde van het Statenjaar staan de taken van de provincie volop in de belangstelling. Hoe ziet de toekomst van de provincie eruit? Het Interprovinciaal Overleg heeft hierover al het nodige duidelijk gemaakt in Kompas 2020. Aan ons als Provinciale Staten de taak om werk te maken van onze nieuwe rol. De weg naar de toekomst meandert als een rivier. Zoals Jan van der Broeck schreef over de Hunze: ‘De Hunze kronkelt door het landschap en legt meer kilometers af dan de afstand tussen oorsprong en monding hemelsbreed beslaat.’ De doelen zijn er, maar het is niet altijd mogelijk om ze in één keer te bereiken. De onderwerpen waarover we als provincie besluiten nemen, staan niet op zichzelf. Ze zijn van grote invloed op elkaar. Eenvoudig is het niet om doelen te halen die we als provincie die voor ogen hebben. Zoals Willem Elsschot zegt: ‘Tussen droom en daden staan wetten en praktische bezwaren.’ We mogen ons echter hier niet door laten weerhouden. Een van de kerntaken van de provincie is de duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De nieuwe Omgevingsvisie moet richten geven aan ons beleid inzake het landschap en de ruimtelijke ordening in onze provincie. Daarbij is het essentieel dat het samenspel tussen de belangenorganisaties, de burgers en de overheden zorgvuldig verloopt. Inwoners hebben vaak een helder beeld van hun eigen omgeving en zijn onmisbaar in dit proces. De provincie faciliteert door kaders te stellen. Dat dit werkt hebben we gezien bij het Groninger Verdienmodel. Dit is een goede stap in de richting van de duurzame landbouw. Doordat het LTO en de Natuur- en Milieufederatie dit model samen hebben opgezet, is de link met natuur en landschap snel gelegd. Het spreekt voor zich dat dit stuk nog bijgeschaafd zal worden in de toekomst. D66 wil dat dit dan ook in goed overleg gebeurt met de eerdergenoemde organisaties. De tweede kerntaak is de regionale economie. Ondanks de tegenslagen in het afgelopen jaar is de noodzaak om te blijven werken aan een duurzame regionale economie onverminderd groot. Een economie waarin innovatie belangrijk is. Fondsen voor het MKB spelen hierin een belangrijke rol. Ondernemers krijgen zo de kans om hun bedrijf verder te ontwikkelen, te innoveren en te versterken. De economie krijgt een impuls en de arbeidsmarkt wordt versterkt. Ondernemers moeten dan ook gemakkelijk toegang krijgen tot deze fondsen. D66 is verheugd over de komst van de heliport naar de Eemshaven. Deze draagt bij aan een betere concurrentiepositie ten opzichte van de Duitse havens – een kans voor Noord-Nederland in de ontwikkeling van wind op zee. En dat is dan een uitdaging die bijdraagt aan de energietransitie maar ook banen oplevert, zodat de regionale economie én leefbaarheid in Noordoost-Goningen verbetert. Eerder dit jaar heeft D66 aandacht gevraagd voor toerisme en recreatie in onze provincie. Het ontbreekt aan integraal Groninger toeristisch beleid en dat terwijl we in onze provincie zoveel
27
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 prachtige gebieden hebben, waarin toerisme en recreatie zich geweldig kunnen ontwikkelen. Ik noem bijvoorbeeld het Lauwersmeergebied, Westerwolde of het Hoogeland. Ruimte en rust gecombineerd met culturele landschappen en waarden zijn uniek. Deze unieke waarden bieden grote kansen voor ondernemers. De provincie kan een faciliterende rol spelen om het toerisme en de recreatie in deze gebieden te bevorderen. Deze sector biedt kansen voor de leefbaarheid voor onze provincie en kan ook cultuur en sport in deze provincie versterken. D66 zou graag zien dat GS deze mogelijkheden verder verkent en dan het liefst zoals het Groningen Verdienmodel is ontwikkeld: door de betrokken organisaties en ondernemers zelf. De heer VISSER (PvdA): Wilt u er dan ook voor pleiten om aan te sluiten bij de ‘Er gaat niets boven Groningen’-campagne? Want dat is een hele effectvolle en als dat goed geschakeld wordt met de rest van de provincie, dan geloof ik erin. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik zie Marketing Groningen als een belangrijke partner in dat proces. En ik heb ook afgelopen maanden verschillende ondernemers gesproken, onder anderen die van de Stichting Waddenland die zich samen hebben gevoegd om toeristische informatie in het Lauwersmeergebied te ontwikkelen zodat mensen ernaartoe komen. En dat zijn juist, denk ik, organisaties die daar heel goed aan kunnen bijdragen. Mevrouw WULFSE (VVD): Uiteraard is toerisme heel belangrijk, daar hebben wij in onze woordvoering ook aandacht aan besteed. U zegt dat de provincie daarin een meer faciliterende rol moet spelen. Kunt u mij nou eens concreet maken wat u daarmee bedoelt? Want de ondernemers kunnen dat toch prima zelf? De heer ZWERTBROEK (D66): Juist datgene wat u nu zegt. Ik vind dat de provincie juist die ondernemers en die organisaties bij elkaar moet brengen – zoals wij ook LTO en de Natuur- en Milieufederatie bij elkaar hebben gebracht om een landbouwplan te ontwikkelen voor onze provincie. Ik kan me juist voorstellen dat als die ondernemers samen om tafel gaan zitten met Marketing Groningen en andere organisaties, er dan juist een mooi provinciebreed plan komt met doelstellingen van ondernemers. Daarin kan de provincie dan, waar nodig, kijken waar zij die faciliterende rol kan hebben. Maar het gaat vooral om het kennismakelaar zijn en die organisaties bij elkaar krijgen. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik vind dit hele mooie woorden, maar ik denk: dat kunnen die ondernemers prima zelf en dat doen ze ook. Dus ik zie hem niet zo. De heer ZWERTBROEK (D66): Daar zit dan misschien een verschil van mening in welke mate dat nodig is. Wij zien juist dat de overheid die stimulerende rol nog kan hebben en die ondernemers dat eigenlijk zelf verder kunnen ontwikkelen. Maar wanneer dat nodig is, moet de provincie weten waar de ondernemers graag naartoe willen, zodat de provincie daarin faciliterend de helpende hand kunnen bieden – als dat nodig is. Kort aandacht voor de sport. De provincie heeft een zeer bescheiden rol in sportbeleid. Dit is niet iets wat als thema zelf benoemd kan worden. Toerisme, recreatie, leefbaarheid of healthy ageing zijn bekende beleidsterreinen waar sport een rol kan hebben. Wij zijn blij dat er in de Staten zeer breed steun is voor het repareren van de apparaatskosten van een halve ton, waardoor meer geld daadwerkelijk in bewegen kan worden besteed. En ik vraag dan ook graag aan GS of wij dan als Staten nog een amendement moeten indienen of dat GS toezegt daarmee aan de slag te gaan en dat te wijzigen waardoor er meer in projecten in onze provincie kan gaan. De schoonheid van onze provincie brengt mij bij het Vitaal Platteland, ook een kerntaak van onze provincie. D66 spreekt eigenlijk liever over een Duurzaam Platteland, want het ontleent haar kracht juist aan de ruimte en de rust. D66 is van mening dat we de creativiteit van de inwoners meer ruimte moeten geven om de Ommelanden leefbaar te houden. Zij kunnen hun dorp immers het beste. De provincie kan optreden als kennismakelaar: verspreiden van ideeën en bewezen succesvolle initiatieven en daar waar nodig kan de provincie ook financiële ondersteuning bieden. Deze Statenperiode heeft D66 zich meermalen ingezet voor het behoud van het Seaports Xperience Centre in Delfzijl, een prachtig initiatief waar jongeren kennis kunnen maken met techniek, chemie en transport in onze provincie. De ondernemers in de Eemsdelta hebben onlangs laten weten dat zij geen heil meer zien in de opzet van het SXC. Met dit project heeft de provincie ook een duidelijke rol gehad: met de toenmalige gedeputeerde Mansveld heb ik er toen ook over gesproken. Kan GS aangeven of er al gesprekken zijn met de ondernemers, kennisinstellingen en het management van het SXC over een nieuw invulling van dit initiatief? D66 staat vierkant achter deze
28
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 gesprekken, omdat juist jongeren op deze manier in contact komen met de arbeidsmarkt. Wij stellen voor om in dat kader ook naar grensoverschrijdende samenwerking te kijken. De toekomst van onze platteland en onze economie brengt mij bij het thema energie en klimaat. Energietransitie is geen keuze, maar een bittere noodzaak. Wind op land en zee, zonne-energie en energiebesparing zijn de belangrijkste dragers voor de realisering van het afstemmen van vraag en aanbod. Op de conferentie over energietransitie onlangs zijn er mooie initiatieven getoond. En wij hopen dan ook dat dit soort bijeenkomsten uiteindelijk leidt tot concrete duurzame energieprojecten in onze provincie, vergelijkbaar met de mooie en kansrijke initiatieven die wij net over de grens met Duitsland hebben gezien. Naast energieopwekking is energiebesparing een belangrijke drager van de energietransitie. Goed isoleren en bouwen van woningen en bedrijfspanden leveren een lagere energierekening op en zorgen ook voor minder verbruik van energie. D66 vindt ook dat de provincie zich hiervoor moet blijven inspannen. Dit kan door op bestaande revolverende fondsen, maar ook door mensen te helpen bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld een zonnecollectief. En ik las ook vanochtend bij RTV Noord dat Drenthe aan de slag gaat met een zonnepark bij Eelde om te kijken of daar gegadigden voor zijn. Deze periode is gedomineerd door de problematiek rondom aardgaswinning, aardbevingen en aardschokken. Dit vraagstuk raakt de inwoners diep. De oplossing vinden is moeilijk, omdat vele factoren onbekend zijn. De snelle en goede afhandeling van schade voor schrijnende gevallen is essentieel voor de inwoners om een begin te maken aan het herstellen van vertrouwen. D66 blijft grote aandacht houden voor dit dossier in haar taak als volksvertegenwoordiger hier in Provinciale Staten, maar ook als vertegenwoordiger naar de Tweede Kamer en het Europees Parlement zullen wij hier de aandacht voor blijven vragen. Het probleem kunnen wij niet oplossen, maar wij voelen ons absoluut verplicht om onze provinciegenoten en hun ervaringen over te brengen naar diegenen die direct betrokken zijn bij deze problematiek. De provincie moet bereikbaar zijn en blijven voor iedereen die hier woont, leeft, werkt of op vakantie is. De provincie zo goed mogelijk bereikbaar houden met het openbaar vervoer is een grote uitdaging. De kosten voor het onderhoud van het openbaar-vervoersnetwerk en de baten van een aantrekkelijke, bereikbare provincie, waar jong en oud zich kunnen bewegen, vormen een uitdaging voor de toekomst. Het openbaar vervoer moet zich verder innoveren en verduurzamen om rendabel en aantrekkelijk te blijven. En D66 vindt dan ook dat de provincie zich kan profileren als proeftuin op dit gebied. Graag zie ik dan ook een reactie daarop van GS tegemoet. De heer Boumans voelt hem al aankomen: een bijzondere casus is de treinverbinding van Groningen naar Bremen, een project dat altijd op warme belangstelling en grote steun kan rekenen bij de D66-fractie. De optimalisatie van de internationale spoorverbinding met Duitsland is een ambitieus plan dat de nodige drempels kent, maar D66 wil zich vol blijven inzetten voor de spoorlijn GroningenBremen in de Provinciale Staten maar ook in de lobby richting Den Haag en Brussel. Vandaag werd bekend dat er een sneltrein gaat komen in 2018 naar Winschoten, waarvan al twee keer per dag de trein door gaat rijden naar Leer. Nu kent u D66 als een ambitieuze partij en ik had het net al over de moeilijkheden, maar kunt u eens uitleggen waarom dat pas in 2018 kan en dan ook maar twee keer per dag? Naast vervoer over de grenzen heen gebeurt er ook veel binnen de provinciegrenzen. De D66fractie zet zich volop in voor de oplossing van het knelpunt-Bedum. De aanvoerroute van de DOMOfabriek loopt nu nog dwars door het dorp met ernstige gevolgen voor de veiligheid en leefbaarheid. Wij vragen de gedeputeerde meer ruimte te geven voor de participatie van omwonenden van de variant oostelijke ring. Met het oog op de uitbreidingsplannen van Friesland Campina en het feit dat het melkquotum per 1 januari 2015 wordt opgeheven, kunnen wij een oplossing niet lang uitstellen. Tot slot kom ik bij de kwaliteit van het openbaar bestuur. Provinciale Staten hebben de taak goed toe te zien op het reilen en zeilen van onze provincie, zeker in een tijd waarin onze taken worden hergedefinieerd. Wij moeten onze controlerende functie uitoefen en daar waar nodig bijsturen. Laten wij de inwoners van deze provincie, die barsten van de ideeën en initiatieven, echt de ruimte geven. D66 gaat voor een provincie die er is waar nodig, maar ruimte geeft waar het moet en waar het kan. Tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren in de weg. Laten wij die wetten en praktische bezwaren zoveel mogelijk wegnemen om van dromen daden te maken voor een sterk Groningen in de toekomst. De VOORZITTER: Ik stel voor te gaan schorsen. Zullen we weer om kwart over één beginnen. Prima. Dan schors ik tot zolang de vergadering. [Schorsing van 49 minuten.]
29
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de heer Van Kesteren voor zijn eerste termijn. De heer VAN KESTEREN (PVV): De Voorjaarsnota blijft een moeilijk leesbaar en lastig te doorgronden rapport. Ik kan me overigens niet voorstellen dat dit de bedoeling van de opstellers is geweest, maar goed dat terzijde. Het begrip ‘weg’ loopt als een rode politieke draad door mijn betoog, dat de volgende titel draagt: ‘Waar een wil is, is een weg.’ Als Partij voor de Vrijheid willen wij graag meer kleur aanbrengen in het overwegend roodgekleurde Groningse politieke landschap. Graag zouden we dan ook dat de snelweg van de achterhaalde duurzaamheid wordt verlaten, op weg naar een ogenschijnlijk gerechtvaardigd ideaal van een zogenaamde groene en duurzame heilstaat als de beste optie voor alle Groningers, voor wie – zo het zich laat aanzien – helaas nog steeds nog een politieke meerderheid in deze Staten bestaat. Natuurlijk moeten we ervan uitgaan dat alle partijen, volksvertegenwoordigers en bestuurders in dit gremium strijden voor idealen die rechtdoen aan alle Groningers. Maar helaas kunnen we dit niet altijd van dit College zeggen. Maar al te vaak krijgt de Groninger de consequenties van dit regeringsbeleid uit de politieke moestuin in Den Haag op zijn bordje, plichtsgetrouw door het College opgediend. Er wordt opgemerkt dat er dient te worden bezuinigd; anderzijds worden er extra middelen ingezet waardoor de financiële reserves zullen afnemen. Deze bestemmingsreserve zal in elk geval wel gedegen worden gemonitord, zo wordt gesteld – dat is positief. Terecht wordt geconstateerd dat er vele onzekerheden zijn. Denk aan rente, inflatie inkomsten via het Rijk en bijvoorbeeld de vraag of het weerstandsvermogen niet wezenlijk moet worden verhoogd vanwege de nog toe te kennen schadevergoedingen aan gedupeerden van aardbevingen door gaswinning. Er is voortdurende zorg dat begrote uitgaven zullen worden overschreden. Een schjnzekerheid omtrent beheer en beheersing van uitgaven. In die zin zou de aanstelling van een ambtelijk functionaris kostenbewustzijn, die zichzelf ruimschoots terugverdient – dat moet ik er wel bij zeggen – het overwegend waard zijn. Een functionaris die met de hand op de knip door het provinciehuis stiefelt. Daar heb ik een motie voor opgesteld en die heb ik wel een beetje gekscherend ‘Kniepstuuver’ genoemd. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 4, getiteld ‘Kniepstuuver’, ingediend door de PVV-fractie ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat er dient te worden bezuinigd, maar ook dat er extra middelen worden ingezet waardoor de financiële reserves zullen afnemen; er vele onzekerheden zijn voor wat betreft rente, inflatie, inkomsten via het Rijk en eventuele schadevergoedingen aan gedupeerden van aardbevingen door gaswinning; Van mening zijnd dat het kostenbewustzijn en de kostenbeheersing verder geoptimaliseerd zouden kunnen worden; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. met een voorstel te komen tot een aanstelling van een ‘ambtelijk functionaris kostenbewust’, die als taak heeft de verschillende afdelingen aan te sporen tot kostenbeheersing, zodat deze zichzelf ruimschoots terugverdient; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VAN KESTEREN (PVV): Het College richt zich enthousiast op de ongrijpbare termen duurzaam en innovatief. Het stimuleren van met name MKB-ondernemingen die zich dwangmatig richten op iets innovatiefs of duurzaams, bevordert onzes inziens de oprichting van snelle popuponderneminkjes door subsidieondernemers met de excellente vaardigheid om de juiste subsidiekanalen aan te boren. Af en toe strooien met een subsidietje voor duurzaamheid of innovatie zorgt namelijk niet voor structurele banen, zo is onze overtuiging. Ondertussen komen er steeds meer mensen werkloos thuis te zitten, omdat de conventionele industrie en economie helaas te weinig prioriteit krijgt. De conventionele economie zorgt namelijk voor een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid. Door oneerlijke concurrentie is letterlijk de stekker uit Aldel gegaan en de plaatsing van windturbines zorgt voor werkgelegenheid waar men zeker in de voormalige Sovjet-Unie de vingers bij af zou likken, maar waar Groningen zich alleen maar mee in de vingers snijdt. Daarom pleit de PVV ervoor de afslag te nemen van deze heilloze weg om zo tot structurele verbeteringen te komen voor het Groninger bedrijfsleven. Een nieuwe weg inslaan, zoals het aantrekkelijk maken van het vestigingsklimaat en het onderwijs nog beter aan te laten sluiten op de wensen uit het bedrijfsleven, studiebegeleiders de mogelijkheid bieden om studenten van MBO-
30
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 praktijkopleidingen – en dan met name de studenten op niveau 1, 2 en 3, wat toch als een maatschappelijk probleem wordt gezien – rechtstreeks te begeleiden naar werk. De motie ‘Bestrijding jeugdwerkloosheid’ die we straks mede zullen indienen, gaat daar onder andere ook over. De landbouw zou wat ons betreft niet beperkt moeten worden, maar juist alle ruimte moeten krijgen om zich te ontwikkelen in deze bij uitstek agrarische provincie. Bestaande bedrijvigheid moet je koesteren: bedrijvigheid die zich al decennialang heeft bewezen. Dan de verdere verbreding van de N33, die kunnen we natuurlijk alleen maar van harte toejuichen. Hoe beter de ontsluiting van het Eemshavengebied, hoe beter de mogelijkheden voor het bedrijfsleven. Dus wat ons betreft zo snel mogelijk uitvoeren. Dit College wil 32,5 miljoen bezuinigen op verschillende posten met bezuinigingen op toekomstige uitgaven: de Westelijke Ringweg, de leefbaarheid in krimpgebieden en het Actieprogramma Wonen & Leefbaarheid. Hiermee zijn we niet gelukkig. Maar bezuinigingen op de aanleg van natuur dan wel het afromen op het Programma Landelijk Gebied zien wij daarentegen toch wel als een reële optie. Wat ons echter stoort in dit geheel is dat een zogenaamd Economic Board in samenspraak met de dialoogtafel moet gaan beslissen hoe dit geld moet worden besteed. Nou, ik kan u verzekeren en voorspellen uit welke hoek die wind gaat waaien. We vrezen dan ook dat die 32,5 miljoen ook weer de weg zal vinden naar onbestemde doelen, de sector duurzaam. In feite wordt de Groninger dubbel en dwars in zijn portemonnee gepakt, want zowel via de opcenten motorrijtuigenbelasting als via de rijksbelastingen dragen Groningers bij aan de zogenaamde economische versterking. Overigens worden jaarlijks 50 miljoen aan opcenten motorrijtuigenbelasting binnengeharkt. De auto, voor veel Groningers een luxe die men zich nog nauwelijks kan permitteren, is verworden tot een melkkoe waarvan de revenuen blijkbaar niet op de juiste plek terechtkomen. Niet alleen de ANWB gaf het Groninger wegennet een onvoldoende, ook het aantal dodelijke ongevallen nam sterk toe: in 2012 18 en in 2013 maar liefst 28. Een verlaging van de opcenten motorrijtuigenbelasting is dan ook te billijken. Daar hebben we ook een motie voor, de zoveelste die we daarover hebben ingediend. De heer VISSER (PvdA): Ik weet van u en uw partij dat u moeite hebt met duurzaamheid – of dat nu aan het woord ligt of wat ervoor staat. Maar zouden uw Henk en Ingrid, die op dit moment 350 euro aan nutslasten kwijt zijn, het niet prettig vinden als dat soort bedragen gehalveerd zouden worden, zodat ook zij mogelijk dan in hun auto kunnen blijven rijden, die wat minder vervuilend is maar toch uitstekend functioneert? De heer VAN KESTEREN (PVV): Die illusie dat onze nutslasten omlaag zouden gaan, deel ik niet, want die zullen alleen maar stijgen in de toekomst. En dan wordt een auto al helemaal onhaalbaar. Over het begrip duurzaam zou ik het volgende willen zeggen: dat wordt telkens verkeerd gebruikt – het wordt misbruikt, eigenlijk. Want als we het hebben over windturbines en windturbineparken, dan blijkt dat de levensduur 15 jaar is. Dus duurzaam is dit totaal niet, want over 10 tot 20 jaar is dit hele gedoe met die windturbines weer een achtergehaald fenomeen geworden en worden zij weer afgebroken. Dat begint in Duitsland al – dus die hele ontwikkeling is al gaande – alleen hier is men horend doof en dat is heel jammer. Ik blijf het zeggen en ik hoop dan ook dat hier bij bestuurders en bij partijen het kwartje gaat vallen. De heer VISSER (PvdA): Ik moest ook gelijk even aan het Kwartje van Kok denken. De heer VAN KESTEREN (PVV): Voorzitter, u weet ook dat er maximaal twee vragen gesteld kunnen worden? Dat is toch afgesproken in het presidium? De VOORZITTER: Ik geloof dat ik wel kan voorzitten, meneer Van Kesteren. De heer VAN KESTEREN (PVV): Nee, maar ik probeer u erop te attenderen dat we een afspraak hebben van twee vragen maximaal. De VOORZITTER: Ik orden het debat zoals we dat hier doen en tot nog toe loopt het uitstekend. Gaat u voort. De heer VAN KESTEREN (PVV): Hier is alsnog de motie ‘Opcenten’. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 5, getiteld ‘Opcenten’, ingediend door de PVVfractie:
31
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat door veranderende belastingregels er minder auto’s onder de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting (MRB) vallen; de provincie door deze veranderende belastingregels meer aan opcenten gaat ontvangen; de burger door de landelijke en lokale overheden al meer dan genoeg met hoge belastingen wordt geconfronteerd; Overwegende dat zuinige auto’s en oldtimers inmiddels ook opcenten moeten betalen, wat betekent dat bij een verlaging van de opcenten de totaal ontvangen belasting gelijk kan blijven; door deze verlaging van de opcenten de financiële positie van de Groninger en daarmee de Groninger economie verbetert; het de provincie zou sieren een gebaar te maken naar de belastingbetalende Groninger; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. de opcenten dusdanig te verlagen dat het ontvangen bedrag aan opcenten gelijkblijft; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VAN KESTEREN (PVV): Dit College vaart scherp aan de wind maar kiest daarbij de weg van de minste weerstand. De werknemers van Aldel voelen zich in de steek gelaten, omdat men zich uiteindelijk heeft neergelegd bij de sluiting van hun fabriek. Daarbij verschuilt de politiek zich achter afgesproken Europees energiebeleid en Nederlands mededingingsbeleid. De PVV heeft er in commissies voor gepleit om voor Nederland en voor Groningen te kiezen – net als de Fransen, Duitsers en Italianen dat ook doen als het om de belangen van hun eigen industrie gaat. Dit College zou eens wat vaker zijn eigen weg moeten volgen – zeg maar: de Groningse route – ook al strijk je daarmee de beschaafde heren en dames in Den Haag en Brussel tegen de haren in. ‘Waar een wil is, is een weg.’ De Partij voor de Vrijheid wil consensus met de gemeenschap, waarbij de burger er écht toe doet. We zien dus absoluut geen meerwaarde in zogenaamde provinciale informatiebijeenkomsten waarbij alles al is voorgekookt en de besteding van grote sommen geld reeds vastligt. De burger is niet achterlijk: het zijn bestuurders die de weg zo nu en dan kwijt zijn. Niet actievoerders die hun emoties af en toe niet meer in de hand hebben. Zo vraagt de PVV telkens weer aandacht voor de heilloze weg van de energietransitie, die men versneld wil doorvoeren over de rug van gedupeerden in het kerngebied van de aardbevingen. Opvallend is dat in de Voorjaarsnota het kopje ‘Leefbaarheid’ onder het kopje ‘Energie’ is gezet. Na een stuk over de dialoogtafel – die overigens nauwelijks draagvlak heeft onder de gedupeerden – en het volzetten van de provincie met ongewenste windturbines lijkt er niet veel ruimte meer te zijn voor die leefbaarheid. Miljarden worden geïnvesteerd in windeieren, terwijl Duitse windparken onrendabel blijken. Maar nog steeds wordt in Groningen door de hogepriesters van de duurzaamheid vanaf da kansel geroepen dat we van de Duitsers veel kunnen leren. We zijn in Groningen hardleers, er wordt geen cent daarmee verdiend – met uitzondering van subsidieondernemers. De hooggespannen verwachtingen over verwachte winsten zullen per definitie zowel op land als op zee verdampen, waarbij donkere wolken zich samen zullen pakken boven onze economie. De hoogste tijd dus om ermee te stoppen en het zuurverdiende geld voor nuttige zaken uit te geven. Over 10 jaar mogen en kunnen de pleitbezorgers van deze gekte zich niet meer verschuilen achter het cliché ‘met de wetenschap van nu hadden we er toen niet aan moeten beginnen’. De Partij voor de Vrijheid blijft tegen de politiek correcte wind in achter de actiegroepen staan, die geen windturbines in hun leefomgeving willen. Het is een gerechtvaardigde strijd die u ook zou hebben gevoerd wanneer u zo’n kreng in uw achtertuin zou krijgen. Het is goed dat er oog is voor de krimpregio’s, omdat dit een van de allerbelangrijkste uitdagingen is voor de komende periode. We vinden het van het grootste belang dat de besluiten hierin die door het lokale bestuur genomen worden, groot draagvlak zullen krijgen. Het door het middenbestuur begeleide proces van de gemeentelijke herindeling zou dit dan ook zeker niet moeten frustreren. In samenspraak met de motie ‘Herindeling Zuidoost-Groningen’, die straks zal worden ingediend, zou men besturen dan wel gemeenten moeten bijstaan die dit met kracht en met draagvlak uit kunnen voeren. De gemeentelijke herindeling zou dus bij voorkeur uitgevoerd moeten worden volgens de wensen van deze gemeenten. Ook hebben steeds meer Groningers moeite met van bovenaf opgelegde infrastructurele schijnoplossingen. Bewoners van de zuidelijke stadswijken van de stad Groningen lopen bijvoorbeeld voortdurend met gerede bezwaren aan tegen bestuurlijke muren als het gaat om de aanpak van de Zuidelijke Ringweg. De burger mag weliswaar kritiek leveren en met alternatieven komen, maar
32
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 vervolgens wijkt de politiek geen meter af, omdat zij immers het mandaat van de burger heeft gekregen bij de vorige Provinciale Statenverkiezingen. Gelukkig staan er nieuwe verkiezingen voor de deur en wordt voor de burger de weg vrijgemaakt om af te rekenen met deze achterhaalde machtspolitiek. Goede alternatieven zijn er namelijk genoeg. Alleen heeft dit College patent op het consequent aanleggen van wegen met tunnelvisie. In het najaar staat voor de tweede keer de oostelijke rondweg bij Bedum op de agenda en zal de knoop worden doorgehakt over de aanleg van de Zuidelijke Ringweg van Groningen. De geschiedenis leert dat politici in de regel ervan overtuigd zijn dat zij het altijd beter weten dan de burger. En daarom worden klakkeloos projectbureaus en/of rijksbelangen vervolgd, waarbij het nemen van verkeerde beslissingen voor de Groningers en Groningen helaas niet uit de weg worden gegaan. In onze provincie krijgen de burgers de komende jaren nog veel voor de kiezen: een opgedrongen gemeentelijke herindeling, een ongewenste Zuidelijke Ringweg, windturbines die de leefomgeving van bewoners verpesten, de financiële gevolgen van verlieslijdende prestigeprojecten en ook nog eens een bureaucratische dialoogtafel, die geen enkel rechtdoet aan gedupeerden. De burger is dit alles meer dan zat en raakt het contact met de politiek daarom kwijt. Men denkt: laat het maar gebeuren, het heeft immers toch geen zin om te protesteren. Daarom zeg ik: waar een wil is, is een weg: de weg van de échte democratie. De wil van het volk als de enige en juiste weg. Dank u wel voor het vrije woord. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Een hoopvol perspectief en verbinding: dat is waar deze tijd in de ogen van de ChristenUnie om vraagt. De crisis heeft diepe gaten geslagen in onze economie en onze samenleving en er is nog veel onzekerheid over de toekomst, over een baan, over het pensioen of het opbouwen van een bestaan, over de beschikbaarheid van goede zorg als we die nodig hebben. Veel mensen vragen zich af of we nog wel oog hebben voor elkaar, of we nog wel oog hebben voor onze omgeving. De ChristenUnie wil een samenleving waarin we samen leven, samenwerken met oog voor elkaar en willen werken aan een werkelijk duurzame toekomst. Wij willen daaraan, ook als fractie, een bijdrage leveren. De ChristenUnie staat daarbij voor een dienstbare overheid die betrokken is bij de leefomgeving van mensen en voor een bloeiende samenleving waarin iedereen mee kan doen. In het afgelopen jaar hebben wij dat als fractie dat onder meer ook gedaan door ons in te zetten in onze provincie voor het ondersteunen van vrijwilligerswerk in de aanpak van armoedebestrijding, door het creëren van investeringsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf en de inzet voor het openbaar vervoer voor leerlingen in onze provincie. We kwamen voor hete vuren te staan met de grote nadelige gevolgen van de gaswinning en de voortdurende onrust, onzekerheid en gevoelens van onveiligheid voor de mensen en het faillissement van Aldel. Onze fractie heeft daarin laten zien dat we voor de regio op willen komen en dat ook doen. In het voorliggende jaar willen wij onder meer de jeugdwerkloosheid aanpakken, werken aan een nieuwe en duurzame regionale economie en aan een leefbare provincie waar het goed wonen, werken en leven is met blijvende aandacht voor de grote uitdagingen waar wij voor staan. Dat zullen wij ook blijven doen in samenwerking met anderen. Naast de Algemene Politieke Beschouwingen bespreken we vandaag ook de Voorjaarsnota en de Financiële Beschouwingen in één. Deze Voorjaarsnota is voor een belangrijk deel gebouwd rondom het maatregelenpakket naar aanleiding van het gaswinningsakkoord ‘Herstel van vertrouwen en vertrouwen in herstel’. Daarin wordt een niet-geringe cofinancieringsbijdrage van de provincie verlangd. Tijdens de commissievergadering hebben wij aandacht gevraagd voor de middelen die voor het Economic Board zijn bedoeld, jaarlijks 6,5 miljoen euro. Naar aanleiding van onze opmerkingen hebben we tijdens de commissievergadering vorige week ook de toezegging gekregen dat die middelen niet eerder ter beschikking komen voordat de Staten met instemming hebben kennisgenomen van de organisatievorm van dat Economic Board, de inhoudelijke programmalijn waaraan dat geld zal worden besteed en de afspraken over afstemming met en verantwoording aan de Staten onder de ratio ‘geld volgt beleid’. Ten aanzien van de meevaller uit de meicirculaire vragen wij het College met een voorstel te komen bij de begroting. Wij roepen het College daarbij op om behoedzaamheid te betrachten vanuit het besef dat we in deze Voorjaarsnota een beroep hebben gedaan op het stamkapitaal. En vanuit die gedachte ‘geld volgt beleid’ hebben wij bij de Integrale Bijstelling in december gevraagd naar inzichten in de begroting, de realisatie én de prognoses om de voortgang van de uitvoering van het beleid gedurende het jaar namelijk ook financieel goed voor ogen te hebben en wij onze controlerende taken als Staten goed kunnen uitvoeren. En de Digitale Monitor zal daarin nog een noodzakelijke verbeterslag moeten worden gemaakt en wij hopen daar bij de volgende Integrale Bijstelling voor het eerst zicht op te krijgen. Wat ons betreft zou dat minstens twee keer per jaar inzichtelijk moeten worden gemaakt voor Provinciale Staten.
33
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Een onderwerp dat de voortdurende aandacht verdient van ons als volksvertegenwoordigers is de aardgaswinning en de nadelige gevolgen daarvan voor onze inwoners. Aan het begin van dit jaar is er meer duidelijkheid gekomen over de besluiten rondom de gaswinning. Het wordt steeds duidelijker dat we in Nederland over onvoldoende kennis beschikken over de gedragingen van onze eigen bodem en de diepe ondergrond. Dat baart onze fractie zorgen en dat vraagt om aandacht. De bevingen lijken vooralsnog in sterkte te zijn afgekomen als gevolg van het sluiten van de putten bij Loppersum. Niettemin valt daar voor de toekomst niets uit af te leiden. Ook is het nog steeds de vraag of deze beslissing tot verplaatsing van aardschokken zal leiden naar andere delen van onze provincie. We zijn nog in afwachting van het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid die onderzoek doet naar het aspect veiligheid bij de besluiten rond de gaswinning. Voor de ChristenUnie dat bij de besluiten de veiligheid van onze inwoners altijd voorop moet staan. Wij weten dat de gaswinning in onze provincie eindig is. Dat betekent dat we ook goed moeten nadenken over het toekomstperspectief van onze regio. Welke economische waarde heeft Noordoost-Groningen straks in de toekomst? Wij roepen het College, maar ook onze Staten op, actief met deze vraagstelling aan de slag te gaan en langjarige toekomstperspectief voor de economische ontwikkeling van de regio bij het op te richten Economic Board onder de aandacht te brengen met het oog op de nog op te stellen programmalijnen. Wij maken ons zorgen over de staat van de Borg Verhildersum, de kerk bij Woldendorp en het oudste orgel van Groningen in de kerk van Krewerd. Wij roepen het College daarom op aan de dialoogtafel nadrukkelijk aandacht te vragen voor behoud en herstel van ons culturele erfgoed als gevolg van aardbevingsschade, waaronder de monumentale borgen, de steenhuizen, de kerken en de historische orgels van wereldfaam. Zij geven onze provincie en ons landschap karakter. De aanpak van de werkloosheid moet een prioriteit blijven, al gaat het in het bedrijfsleven en op de woningmarkt langzaam de goede kant op. Toch blijft ook 2015 een lastig jaar. De jeugdwerkloosheid is ook in Groningen vorig jaar gestegen, een groot zorgpunt dat breed wordt gedeeld. Het afgelopen jaar hebben wij daarom met een brede vertegenwoordiging uit deze Staten werkbezoeken afgelegd om inzicht te krijgen in de problematiek rondom de jeugdwerkloosheid in deze provincie. De werkbezoeken hadden tot doel om te kijken welke best practices er bestaan binnen en buiten onze provincie en waar men zelf mee aan de slag zullen kunnen gaan. Bij de Voorjaarsnota worden nu extra middelen vrijgemaakt om de werkloosheid onder de jongeren te bestrijden. Wij willen een richting door middel van een motie meegeven voor de besteding van deze middelen. Uit de vele gesprekken die wij hebben gevoerd met onderwijs, Sociale Diensten, werkgeversorganisaties en andere overheden hebben wij ons een redelijk beeld kunnen vormen van de problematiek in deze provincie en waar behoefte bestaat om dit vraagstuk aan te pakken. Een daarvan is de aansluiting van het onderwijs op de praktijk van de arbeidsmarkt: die is op dit moment onvoldoende, er is vaak sprake van een mismatch. Dit vraagt om nader onderzoek in samenwerking met het onderwijsveld en werkgevers en de uitkomsten van dat onderzoek – als die aanleiding geven tot aanpassingen – zal het College de betrokken partijen ertoe moeten stimuleren daarmee aan de slag te gaan. Een ander belangrijk aandachtspunt bij het creëren van werkervaringsplekken was de combinatie van de begeleiding van de jongeren en tegelijkertijd het ontzorgen van de werkgevers – een terugkerend punt in de vele gesprekken die we hebben gevoerd. In de provincie Overijssel zagen we bijvoorbeeld het 1.000-Jongerenplan waarbij een soort jobcoach werkt met jongeren, ze begeleidt bij zaken als schulden en administratieve lasten van de werkgever uit handen neemt. Een aanpak die daar heel succesvol is. In de motie roepen wij op om ook daarmee in onze provincie werk van te maken, maar dan wel in samenwerking met gemeenten, onderwijs, jeugdzorginstellingen en werkgeversorganisaties. Daartoe dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 6, getiteld ‘Bestrijding jeugdwerkloosheid’, ingediend door de ChristenUnie-fractie mede namens de fracties van D66, PvdA, PVV, GroenLinks, SP, CDA, PvdD en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat bestrijding van de jeugdwerkloosheid een prioriteit is in het arbeidsmarktbeleid van de provincie Groningen; in de Voorjaarsnota 2014 extra middelen worden vrijgemaakt voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid; Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om bij de uitwerking van de plannen voor besteding van de extra middelen de volgende actiepunten mee te nemen: 1. aansluiten bij succesvolle bestaande initiatieven binnen de arbeidsmarktregio Groningen, die de participatiemogelijkheden van jongeren op de arbeidsmarkt vergroten;
34
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 2. bijdragen aan het creëren van werkervaringsplekken waarbij aandacht is voor begeleiding van de jongeren en voor het ontzorgen van de werkgevers ten aanzien van de administratieve lasten en voorwaarden; daarbij dient de provincie samenwerking te zoeken met jeugdzorginstellingen, gemeenten, onderwijsinstellingen en werkgeversorganisaties; 3. bijdragen aan onderzoek naar de aansluiting van het onderwijs op de praktijk van de arbeidsmarkt en betrokken partijen stimuleren met de uitkomsten daarvan aan de slag te gaan; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): In het afgelopen jaar hebben wij meerdere malen aandacht gevraagd voor de regionale werkgelegenheid. Dat hebben wij als ChristenUnie-fractie in deze Staten gedaan, maar ook in de Tweede Kamer. Daar heeft onze Kamerfractie door middel van de motie-Schouten weten te bereiken dat er 60 miljoen euro door het Rijk beschikbaar is gesteld voor een langetermijnperspectief en economische structuurversterking in onze regio. In het komende jaar zullen wij de uitwerking van de plannen van de commissie-Willems voor het Chemiepark Eemsdelta dan ook actief blijven volgen. Een belangrijk aandachtspunt is het aantrekken van nieuwe langjarige werkgelegenheid. En daar moeten wij ons voor inspannen, daarmee kan onze regio Noord-Nederland werkelijk een toekomstperspectief worden geboden. In het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ‘Naar een lerende economie’, hier eerder vandaag onder de aandacht gebracht, benadrukt de Raad dat regionaal economisch beleid vraagt om het intelligent verbinden van wat er al is en dat voor de economische ontwikkeling van regio’s maatwerk van groot belang is. Er zijn soms grote verschillen in de economische structuur, beroepbevolking en werkgelegenheid en landelijke regeling en beleid sluiten niet altijd aan op de regionale situatie. Het is om die reden dat er gisteren door ChristenUnie-Kamerlid Arie Slob de motie-Slob/Samsom is ingediend in de Tweede Kamer, die de regering verzoekt – waar op initiatief van de regio gewerkt wordt aan structurele versterkingen van de economie – daar waar mogelijk bij te dragen aan actieplannen om innovaties te stimuleren met behulp van rijksbeleid. Dit is een verzoek dat van buitengewoon belang is voor onze regio Noord-Nederland. Wij verzoeken het College hier proactief op in te gaan, het initiatief te nemen en deze voorgenomen uitspraak van de Kamer als steun in de rug te zien bij het ontwikkelen van toekomstplannen voor onze regio. Dinsdag wordt in de Tweede Kamer over de motie gestemd en de minister van Economische Zaken beoordeelde de motie gisteren als positief. Als we kijken naar de grote vraagstukken in de wereld op het gebied van schoon drinkwater, voedsel en energie, zien we voor onze provincie en onze regio Noord-Nederland veel kansen. We hebben de kennis, de ruimte en de juiste voorwaarden om bij te dragen aan oplossingen voor die grote vraagstukken. Vanuit onze gedachte van rentmeesterschap zal er bijvoorbeeld duurzamer geproduceerd moeten worden. Sommige bedrijven lopen daarbij voorop, zijn innovatief en zetten de toon, maar veel bedrijven zitten in de achterhoede. Wereldwijd zullen we moeten werken aan een nieuwe en duurzame economie. Die begint bij onszelf en voor onze fractie zal dat richtinggevend zijn voor onze politieke inzet in de periode die voor ons ligt. Dit jaar gaat de provincie verder met de verduurzaming van de landbouw met ruimte voor boeren en oog voor de omgeving. Volgende week spreken wij daar al over verder bij het Groninger Verdienmodel, een goed voorbeeld van waar samenwerking toe kan leiden. Er zullen verder stappen ondernomen worden in het kader van de bestuurlijke organisatie binnen de provincie, we gaan aan de slag met de nieuwe ruimtelijke visie voor de provincie en we gaan voort met het proces van het decentraliseren van de jeugdzorg, dat om ‘loslaten in vertrouwen’ vraagt. In de voortgang van de genoemde onderwerpen kunt u van de ChristenUnie een constructieve, meedenkende houding verwachten. Ik begon met de behoefte aan een hoopvol perspectief en verbinding zoeken. Mede vanuit die gedachte willen wij het komende jaar ons werk in de provinciale politiek vormgeven. Daarbij willen we ook leren van de ons omringende landen. We kunnen leren van hun oplossingen voor soms dezelfde vragen met dezelfde argumenten. Goede voorbeelden doen goed volgen. De tijd waarin wij leven, vraagt naar perspectief en verbinding ook om wijsheid. En in de wetenschap dat velen die wijsheid u en ons als bestuurders van deze provincie toebidden, willen wij u allen deze wijsheid en zegen van harte toewensen bij de uitvoering van onze verantwoordelijkheden. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Tot groot verdriet van velen overleed op 19 mei Wubbo Ockels. Kort voordat hij kwam te overlijden schreef hij een brief aan de mensheid met daarin de oproep om te veranderen en een ander pad te kiezen. Wubbo Ockels zette in zijn brief de Tien Geboden van het Geloof in de Mensheid op een rij. Hij schreef hierin onder meer dat de mensheid de aarde en de natuur nodig heeft en daarnaast benadrukte hij: ‘Ons doel is om de mensheid te ondersteunen en daarmee de aarde en de natuur.’ Een nobele oproep en voor GroenLinks kan het niet passender: dit is
35
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 wat GroenLinks wil. Een maatschappij waarin alle burgers gelukkig zijn, een maatschappij waarin de kwetsbaren onder ons ondersteund worden – de kwetsbare burgers maar ook de kwetsbare natuur en milieu. Wubbo Ockels gaf in zijn leven en in zijn brief aan hoe we dat zouden moeten doen en wat onze opdracht is. Hij schreef dat we ons niet kunnen verbergen voor onze verantwoordelijkheid voor onszelf. En die verantwoordelijkheid hebben we als provincie en als gekozen volksvertegenwoordigers ook. Ockels zag vanuit de ruimte dat we leven op een prachtige planeet en noemde haar Ruimteschip Aarde, een mooi beeldend begrip dat omschrijft dat wij deze reis samen maken en dat we de verantwoordelijkheid hebben om goed te zorgen voor dat schip waarop we deze reis maken. Wij zijn niet onwetend, we weten allemaal waar we mee bezig zijn en welke keuzes we maken. En dat maakt dat we ook goede keuzes kunnen maken. Keuzes voor plannen die rekening houden met de aarde, met een ander, met de mensheid en met de natuur. Keuzes die we niet uit moeten stellen, want de urgentie straalt ervanaf. De tijd is nú. Het afgelopen jaar is GroenLinks uit de coalitie gestapt. Een bewuste keuze, al hadden we liever gezien dat de oude coalitie was blijven bestaan en daarmee de groenere en socialere route die GroenLinks voorstond. Dat is duidelijk niet gebeurd en onze fractie zet dan ook een vraagteken bij een aantal, dat door GS zijn gemaakt. Zo werden er miljoenen gegeven aan Aldel zonder zekerheid va werkgelegenheid. Een keuze waar GroenLinks voor waarschuwde en zelfs al direct een alternatief voor aandroeg: de warmtekrachtcentrale. Ook werd het Fonds voor Bedrijfsverplaatsing voorgesteld, waar eerder het voornemen was om bedrijven die veel overlast veroorzaken, te verplaatsen, wordt nu gezegd dat dit later wel kan. GroenLinks vraagt zich af of de gedeputeerde de omwonenden ook heeft gevraagd of dit later kan. Waarom is niet gekozen voor de start van het Fonds Bedrijfsverplaatsing nu er een financiële meevaller is? Vorige week werd duidelijk dat het nieuw te bouwen OZG wellicht een lening van de provincie gaat ontvangen. GroenLinks wil graag van het College weten hoe zich dit verhoudt tot de motie van vorig jaar bij de Algemene Beschouwingen, waarin werd verzocht om een onderzoek naar staatssteun. Dit is interessant omdat bij de keuze voor een locatie ook werd gesproken over bijvoorbeeld een ziekenhuis bij Zuidbroek of Winschoten. De vraag die nu bij onze fractie rijst, is of een van die plekken wellicht mogelijk was en is zonder een lening van de provincie. GroenLinks ziet de huidige fase waarin Groningen verkeert als een grote kans om de groene en sociale wereld waar Ockels van droomde, te creëren. We zitten in een fase van verandering, van oude patronen en nieuwe mogelijkheden. Oude patronen en bedrijven leveren problemen op zoals milieuvervuiling en een oneerlijke verdeling van geld. Daartegenover staan nieuwe mogelijkheden en oplossingen die kansen voor iedereen opleveren, duurzaam zijn en eerlijk geld verdelen. De recessie, de overconsumptie en de manier waarop wij onze natuur verwoesten, is het besef gekomen bij velen dat wij moeten werken aan beter in plaats van meer. De opbouw, de cultuur en structuur van onze provincie maken haar geschikt voor een sociale en groene economie. We hebben technologie, we hebben kennis, ruimte en enthousiaste mensen genoeg om duurzame en sociale projecten neer te zetten. Zo zijn er veel mensen die sociaal en duurzaam willen ondernemen. Zij moeten wat ons betreft voordeel krijgen bij alle fondsen en subsidies. In Groningen worden oplossingen ontwikkeld voor het moment dat het aardgas op is. Wat GroenLinks betreft zetten we fors in op duurzame energie en woningisolatie en daarom dient de Partij voor de Dieren straks de motie ‘Gascompensatie’ samen met ons in voor geld naar hernieuwbare energie. Ook wil GroenLinks meer gebruik van reststoffen en willen we toewerken naar een circulaire economie, die in balans is met de ecologie. Wij zien een economie voor ons die wordt gedreven door schone energie en zetten ons met concrete voorstellen in voor de overstap naar een economie die draait op zon en wind in plaats van op kolen en gas. Daarmee zorgen we voor meer werk, een leefbare aarde en een betaalbare energie. Wat ons betreft wordt er meer lokaal georganiseerd, zijn er meer kansen voor de mensen met afstand tot de arbeidsmarkt in hun eigen buurt en kiezen we voor een economie waarin de opbrengsten eerlijk verdeeld worden. Wij willen lokale initiatieven ondersteunen met geld en ondersteuning van de provincie. Dergelijke benadering hebben politici nodig die durver te kiezen voor een groene en sociale economie. Het Collegeprogramma, waar dit College uitvoering aan geeft, staat bol van duidelijke keuzes voor een groene toekomst. GroenLinks ziet echter steeds meer dat dit vooral woorden zijn en dat helaas de bijbehorende daden achterwege blijven. De Voorjaarsnota kent één duidelijke keuze die past in een groen en sociaal beleid. Er wordt veel geld vrijgemaakt voor een behoorlijke investering in het aardbevingsgebied. Daar waar de klappen de afgelopen jaren het hardste vielen en door aardbevingen mensen keer op keer in onveilige situaties werden gebracht, wordt de komende jaren fors geïnvesteerd. GroenLinks heeft vertrouwen in het herstel van deze regio, al is er nog veel onduidelijkheid in de opgave van de dialoogtafel. Dit is een nieuwe manier van werken waarin de rollen onduidelijkheid en onzekerheid geven. GroenLinks had vertrouwen in de opstelling van het
36
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 College en met name in het optreden van de Commissaris van de Koning. Eén duidelijke keuze betreuren wij echter en dat was dat het College niet koos voor een heldere boodschap naar het Rijk en te pleiten voor een drastische reductie van de aardgaswinning. De miljoenen die nodig zijn voor het herstel van de aardbevingsregio worden onder andere onttrokken aan een aantal reserves en de gelden voor het Programma Landelijk Gebied. Een keuze waar GroenLinks zich absoluut niet in kan vinden. Ook wordt er gekort op het arbeidsmarktbeleid, een slechte keuze in deze tijd van veel werkloosheid in onze provincie. Om de provincie aantrekkelijk te houden voor jongeren is werk essentieel. Daarom wil GroenLinks dat het College extra inzet op de bestrijding van jeugdwerkloosheid en roepen we het College samen met de ChristenUnie en de SP op om hier écht werk van te gaan maken. We hebben deze Collegeperiode al vaker een negatieve financiële boodschap gehad. Keer op keer moest er gekort geworden en keer op keer was dat op natuur, op schone energie en op sociale projecten. GS kiest er daarentegen wel voor om vol te investeren in asfalt. GroenLinks vindt het onbegrijpelijk dat GS bijvoorbeeld zelf de verdubbeling van de N33 financiert, terwijl het om een rijksweg gaat. De meevallers die het College in de meicirculaire presenteert, worden wat ons betreft op sociale en groene thema’s ingezet en niet op de pot. Met de hand op de knip doen we onze burgers tekort. De heer ZWERTBROEK (D66): U had het erover dat dit College heel veel zou investeren in asfalt en u noemt één weg. En ik constateer daarnaast ook dat wij heel veel investeren in fietspaden en de gedeputeerde is daar ook erg blij mee. We investeren in de OV: kijk naar de spoorverbinding naar Duitsland, kijk naar Stadskanaal, kijk naar de Eemshaven. Dus hoe komt u erbij dat wij nou gigantisch veel in asfalt investeren, terwijl er ook zoveel in het RSP-pakket staat voor dat openbaar vervoer in onze hele provincie, het liefst op zo’n duurzaam mogelijke wijze bereikbaar te houden. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Volgens mij heeft de heer Zwertbroek niet goed geluisterd. Want ik zei letterlijk dat GS ervoor kiest om vol te investeren in asfalt en er niet op te korten, terwijl er wel wordt gekort op energie, sociale projecten en natuur. Dat was wat ik zei. Op het gebied van natuur en landschap laat het College steeds meer steken vallen. Na de herijking van de EHS, het doorvoeren van stevige bezuinigingen op het Programma Landelijk Gebied van nog eens – ‘nog eens’, dat is inderdaad al meerdere malen gebeurd – 1,5 miljoen euro. De heer BROUNS (CDA): Mevrouw Homan zegt dat er niet op asfalt wordt gekort. En zonder daar een oordeel over te geven – want dat heb ik in eerste termijn zelf al aangegeven – maar de Westelijke Ringweg wordt opgeschoven. Dat lijkt me toch een korting. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dat moet nog wel vastgesteld worden, als ik het goed heb. De heer BROUNS (CDA): Ja, maar mevrouw Homan weet neem ik aan dat wij nu de Voorjaarsnota aan het behandelen zijn. Dus het voorstel dat voorligt is wel degelijk om te korten op asfalt. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): In dit geval zijn we dan ook voor uitstel en daarom zeg ik daar verder in mijn verhaal ook niets over: dat past prima in de lijn. Het overzicht – en dit is een belangrijk onderdeel – van de verdeling van de middelen voor natuur hebben wij niet ontvangen. Dat is een kwalijke zaak. Als u dat overzicht niet hebt – laat staan dat wij het hebben – hoe weet u dan waar u op gaat bezuinigen? Hoe weten we dan waar genoeg voor is? Het College heeft toegezegd dat we dit overzicht bij de Voorjaarsnota zouden ontvangen. Vooralsnog hebben wij dat zelfs voor deze vergadering nog niet. En dat terwijl de gevolgen steeds zichtbaarder worden. Niet alleen wordt er een veel kleinere EHS gerealiseerd, maar ook voor het beheer van natuur buiten de EHS is veel te weinig beschikbaar. Dit blijkt uit gegevens van Staatsbosbeheer. De houtsingels in het zuidelijk Westerkwartier kunnen hierdoor niet goed meer onderhouden worden. Ook voor agrarisch natuurbeheer komt veel minder geld beschikbaar – zo bleek deze week uit berichten in de krant. Dat terwijl het al zo slecht gaat met de weide- en akkervogels in Groningen. Plaatselijk worden successen behaald door goed gemotiveerde vrijwilligers zoals met akkervogels en de Werkgroep Gouden Kiekendief of door combinaties van waterberging en natuurontwikkeling zoals het Vogelparadijs Zuidlaardermeerpolders. Aan de andere kant is in grote delen van de provincie geen natuur meer. Grootschalige intensieve landbouw verandert weilanden en akkers in steppes waar wilde dieren en planten niets meer te zoeken hebben. Daarom dienen wij samen met de Partij voor de Dieren de motie voor medefinanciering van de biologische landbouw in. GroenLinks wil een andere, minder intensieve en minder grootschalige landbouw en meer natuur: zowel in de volledige EHS
37
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 inclusief de verbindingszones als in landbouwgebieden met uitgebreid weide- en akkervogelbeheer. Daarom dienen wij een motie in om bezuinigingen op PLG van ruim 1,5 miljoen te schrappen. De dekking komt uit de flexibele ruimte voor 2014. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 7, getiteld ‘Geen bezuiniging op reserves PLG’, ingediend door de fractie GroenLinks, mede namens de SP en de Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat het College voorstelt om in 2014 een taakstelling van 5 procent op te leggen aan onder andere de reserves PLG en PLG 2; het College daarnaast voorstelt om in 2014 500.000 euro te laten vrijvallen binnen de reserve PLG; er de afgelopen jaren al onevenredig veel bezuinigd is op de beleidsonderdelen Natuur en Landschap; het College niet kan aangeven op welke onderdelen van natuur en landschap de bezuinigingen terechtkomen; de provincie Groningen de ambitieuze doelstelling heeft om al in 2021 de gehele EHS verworven en ingericht te hebben; de hiervoor genoemde doelstelling door de voorgestelde bezuiniging niet gehaald dreigt te worden; Spreken uit dat de voorgestelde bezuiniging op de reserves PLG van in totaal 1.565.800 euro worden geschrapt; de meevallers uit de meicirculaire gebruikt worden om het gat in de dekking van de gemaakte beleidskeuzes van 1.565.800 euro te dekken; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): De provincie Groningen heeft een grote opgave gepresenteerd in het rapport Switch, de Noordelijke Energieagenda. Er wordt volop ingezet op energiebesparing en duurzame energieopwekking. Wat GroenLinks betreft hoeven we niet te wachten op het Rijk of op Brussels geld. Groningen kan zelf ook al grote stappen zetten door zelf te investeren in zonnevelden – iets waar de motie ‘Zonnecollectieven’ va GroenLinks toe opriep. Naast de zonne-energie zijn wij ook grote kansen in de biobased economy, groene chemie en in windmolenparken op zee. Vandaag roepen wij u met een motie op om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om zonnepanelen te plaatsen langs spoor- en snelwegen. Dat past mooi bij de plannen voor een zonnecentrale bij Eelde en windmolens langs het spoor bij Buitenpost. Ze maken alle gebruik van de infrastructuur. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 8, getiteld ‘Onderzoek zonnepanelen op daken perrons en langs snelwegen’, ingediend door de fractie GroenLinks, mede namens de Partij voor de Dieren en de SP: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat de provincie Groningen een uitgesproken ambitie heeft op het gebied van schone energie; er op het gebied van zonne-energie nog veel ontwikkelmogelijkheden zijn; er plaatsen zijn om de provinciale spoorlijnen gedeeltelijk te elektrificeren; de overkappingen van de perrons mogelijk geschikt zijn voor zonnepanelen; er langs snelwegen ruimte is voor zonnepanelen; Spreken uit dat c.q. om er een onderzoek komt naar de mogelijkheden van zonnepanelen op daken van perrons en zonnepanelen in de bermen van snelwegen in de provincie Groningen; ons voor het einde van 2014 te informeren over de uitkomst; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer ZWERTBROEK (D66): De motie klinkt sympathiek, maar hebt u er al gedachten bij hoe dat aan te pakken? Hebt u al zelf ideeën en initiatiefnemers wellicht? Want GS Drenthe gaan wellicht ook op zoek in Eelde. Ten tweede: op dit moment hebben wij nog een Omgevingsvisie via het POP waarin bepaalde regelgeving staat. Nou, dat dat wat ruimer moet kunnen, dat ben ik van mening. Ik weet niet hoe u
38
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 daarin staat. Maar is het niet juist een mooi moment om daar ook in aan te geven dat deze mogelijkheden er zijn áls ze er zijn als het gaat om veiligheid langs de weg en dat soort zaken? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou, dat is inderdaad precies waarom wij er bij de Omgevingsvisie voor hebben gepleit om schone energie een prominente rol te geven. En als u vraagt naar specifieke ideeën: bij de invulling van bijvoorbeeld zonnepanelen langs snelwegen heb ik die zeker. We hebben zelfs contact gehad met Rijkswaterstaat, dat aangeeft graag met de provincie en andere stakeholders in gesprek te gaan om dit te realiseren. Dus volgens mij kan het niet duidelijker. De heer RIJPLOEG (PvdA): Voor mij klinkt het ook heel sympathiek, maar ik vraag me af wat er te onderzoeken valt. Het kan gewoon, je kunt de zonnepanelen er gewoon neerzetten. Ik heb zelf ervoor gepleit om hele transferia te bedekken c.q. overkappen met zonnepanelen. Dat kun je gewoon doen, alleen je moet wel een afnemer hebben van de stroom tegen een prijs die op dit moment nog iets hoger ligt dan de grootverbruikersprijs die bijvoorbeeld de provincie betaalt. Kijk, particulier kan dat gewoon uit: daar verdien je geld aan, elke maand verdien ik 35 euro. Maar dat geld niet voor dit soort grote parken, omdat grootverbruikers lagere tarieven betalen. Wat wilt u dan eigenlijk onderzoeken? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Kijk, als we een onderzoeken willen laten doen, betekent dat ook dat er meerdere scenario’s onderzocht moeten worden – daarom moet het ook terugkomen naar de Staten – zodat wij het beste scenario kunnen kiezen. Maar als zegt dat u een aanscherping van de motie wilt, maar er in principe wel mee eens bent en u daarvóór wilt stemmen, dan wil ik voorstellen dat we daar even over overleggen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben blij met deze toelichting, want u geeft dus aan dat Rijkswaterstaat hier ook heil in ziet. Maar bent u het niet met mij eens dat deze oproep in eerste instantie prima is richting GS om die dialoog met Rijkswaterstaat aan te gaan? In tweede instantie moet daar dan nog een private partij voor worden gevonden, dus dat is dan het volgende vraagstuk en dan moeten we maar weer verder zien. Ik ken het idee, mevrouw Geerdink, voormalige fractievoorzitter van de VVD, en ik hebben het wel eens de Route Soleil genoemd. Dus vandaar mijn sympathie, maar ik zou het eerst maar eens bij die oproep willen laten en dat GS vragen. Bent u dat met mij eens? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Ik heb vandaag meerdere – bijna alle – partijen wel gehoord over dat we eigenlijk toemoeten naar een nieuwe manier van samenwerken waarin je gaat kijken wat daar allemaal bij hoort om te zorgen dat er niet te veel tegenwicht wordt geboden, dat mensen zich gepasseerd voelen. Dus vandaar dat ik denk: we moeten meerdere stakeholders hierbij betrekken en wat breder onderzoek doen. Tot zover de zonnepanelen, ik ben blij dat er zoveel positieve reacties zijn. Een grote taak deze Collegeperiode is de zorg samen en de goede overdracht van de jeugdzorg naar de gemeente. Het uiteindelijk hogere doel van deze decentralisatie is de vermindering van het aantal kinderen in de zwaardere jeugdzorg. Door middel van preventie moet deze slag geslagen worden. Een slag die door het kabinet een bezuinigingsslag is geworden. Maar GroenLinks wil een kwaliteitsslag. Wij willen dat problemen in de opvoeding of de ontwikkeling tijdig worden gesignaleerd en natuurlijk het liefst worden voorkomen. En daarvoor moet er juist fors worden geïnvesteerd in de hulp die isolatie kan voorkomen, opvoedingsondersteuning kan bieden en deelname aan bijvoorbeeld onderwijs, sport en spel kan bevorderen. Met een motie om extra geld vrij te maken voor armoedebestrijding willen wij dit bevorderen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 9, getiteld ‘Extra geld voor armoedebestrijding’, ingediend door de fractie GroenLinks, mede namens de SP en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat kinderen de toekomst hebben; armoedebestrijding geen kerntaak is van de provincie, maar regionale economie wel; er op dit moment te veel kinderen in armoede opgroeien, wat naast de sociale problemen ook de mogelijkheid tot optimaal leren niet bevordert; met bovenstaande geen goede basis wordt gelegd voor de ondernemers en arbeidskrachten van de toekomst; Spreken uit dat
39
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
er 125.000 euro uit de financiële meevallers als gevolg van de meicirculaire ingezet worden om het beschikbare geld voor armoedebestrijding vanuit de provincie te verdubbelen; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Op het gebied van de mobiliteit is het College goed bezig met trein en fiets. Op beide onderdelen wordt vol ingezet met goede initiatieven zoals de sneltrein naar Bremen, de trein naar Stadskanaal en fietssnelwegen vanuit de Stad naar Leek, Winsum, Ten Boer, Bedum en Zuidhorn. Bij de bus gaat het echter veel moeizamer. Volgens u door stevige bezuinigingen van het Rijk, voor ons komt de ondergrens van de dienstregeling wel echt in zicht nu. En als we daardoorheen dreigen te zakken zullen wij de provincie verzoeken, zelf te investeren in het busvervoer. Volgende week komen wij hier in de Staten op terug. Dan een vooruitblik. Waar de maatschappij verandert, moet de provincie meeveranderen. En wat GroenLinks betreft is dat ook een forse bestuurlijke verandering. Als de provincie een antwoord wil hebben op hedendaagse vraagstukken zoals het energieprobleem, de werkloosheid en een wankel evenwicht tussen economie en ecologie, zal die niet te vinden zijn in de oude oplossingen. Nieuwe vraagstukken vragen om nieuwe oplossingen. Oplossingen die door verschillende sectoren heen zullen snijden en burgers, kennisinstellingen, zzp’ers en de overheid met elkaar zullen verbinden. Dat vraagt dan ook om een andere manier van besturen of beter gezegd: samenwerken. En wat GroenLinks betreft is de provincie hier op dit moment niet op voorbereid. Dat maakt dat projecten vaak langzaam tot stand komen of op tegenwerking stuiten. Als de provincie écht aan co-creatie wil doen, zal een grote omslag nodig zijn en daar zijn mensen en politici met lef voor nodig en met vertrouwen in de mensheid. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Democratie vraagt om publieke debatten, waarin alle belangen in het openbaar besproken en afgewogen worden. We hebben daarvan vandaag een aantal zeer goede voorbeelden gezien. Daarom is het besloten karakter van de dialoogtafel waar de provincie aan deelneemt, mij een gruwel. Dat wilde ik eerst even kwijt. Als tweede zit mij het artikel in de krant van vanmorgen hoog. Volgens dit artikel zou de PvdA vinden dat de problemen in Oost-Groningen zo groot zijn dat er hulp van buitenaf moet komen. ‘Kanjers van buiten’ stond er. Als dat waar is, heeft de Partij van de Arbeid het motto ‘Er gaat niets boven Groningen’ met één klap van zijn houdbaarheidsdatum beroofd. Als je het imago van OostGroningen en Oost-Groningers nog dieper in het dal wilt helpen, moet je vooral achtergesteldheid breeduit venten. De heer VISSER (PvdA): Ik zeg altijd: er gaat boven Groningen het Hoogeland. Maar door problemen te ontkennen lossen we ze niet op en door ze te benoemen op de manier waarop wij dat geprobeerd hebben, stellen wij ons kwetsbaar op. Wilt u niet met ons proberen die trots die wij zo graag wensen, te bevorderen? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja van harte, meneer Visser. Maar bij het benadrukken van de problemen maak je ze sterker – dat is een psychologisch gegeven. In de communicatie en de pr is het een doodzonde om over je beperkingen te praten. De heer VISSER (PvdA): Het kiezen voor eufemisme lost geen enkel probleem op en het nietbenoemen van je eigen verantwoordelijkheid bij het zoeken van een oplossing is een heilloze weg. Wilt u niet met ons proberen – want het ging ons vooral om het debat – om dan op úw manier daar een bijdrage aan te leveren in plaats van ons in de hoek te zetten alsof wij de kansen in het gebied niet zouden zien. Alles draaide om die kansen: bijvoorbeeld in het onderwijs en in de ontwikkeling. En ik heb daar heel groot vertrouwen in. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, ik kan u goed volgen, maar is het toch niet een beetje zo dat wanneer je bepleit dat er sterke figuren van buiten moeten komen om de problemen in Oost-Groningen op te lossen, je daarmee de eigen inwoners eigenlijk een beetje kleineert? Hoe dan ook, het versterken van het negatieve beeld dat de buitenwereld sowieso al heeft van Oost-Groningen, doet wat er aan goodwill is opgebouwd, weer teniet en dat is jammer. Zo doe je jezelf de das om. Want ambitieuze ondernemers en welgestelde pensionado’s hebben niets met losers. Zie het probleem Blauwestad. U hebt in het interruptiedebat met de SP gezegd, de beperking in te zien van de politiek om de problemen in Oost-Groningen op te lossen. Ik wil u complimenteren met die bekentenis: die siert u. Want het was inderdaad wel uw partij die in hoge mate tekort is geschoten.
40
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De heer VISSER (PvdA): U gebruikte net het begrip losers. Draagt u nou niet bij aan het imago dat u nou juist aan de kaak wilt stellen en nu bij ons neerlegt of andere partijen in dit huis ondanks de verschillen? Wij staan er pal voor dat dit soort woorden nooit meer worden gebruikt, noch door pensionado’s, noch door ondernemers, noch door de mensen zelf. Bent u het niet met mij eens door dat woord te gebruiken, u uw hele betoog zelf onderuithaalt? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Nee, dat ben ik niet met u eens. Nee hoor, dat is een retorisch aspect. Maar ik wil graag met u werken aan een verbetering van de omstandigheden in Oost-Groningen. Maar niet vanuit een achtergesteldheid: laten we daar nou mee ophouden. Er zit rek in de provincie, er zit rek in de mensen, er zit rek in de creativiteit en de bestuurskracht hier. Dan de Voorjaarsnota. Om eerlijk te zien maakt het College het de oppositie niet gemakkelijk. Op het eerste gezicht kon ik weinig vinden waar ik het niet mee eens kan zijn. Alles bijeen, zo lezen wij, verwacht het College dat er meer dan 100 miljoen euro in de Groninger economie kan worden gepompt. Dat is een groot bedrag, maar vergeleken met wat er in de afgelopen decennia in de Groninger economie is gestoken, is dat niet veel. Het College blijft geloven in een economische groei: ‘geld, geld en nog eens geld in de economie’ is de mantra. We zijn verslaafd aan de economie. Daarom kiezen heel veel – misschien te veel – jonge mensen een opleiding waar ze veel geld mee denken te verdienen. Dat is het motief en die tendens zien wij in onze provincie ook. Andere talenten en andere domeinen zoals zorg, onderwijs, politie, dienstverlening en werkvoorziening hebben te lijden van grote onderwaardering. De werkelijke economie – en dat is de hele samenleving – loopt daardoor massa’s talent en energie mis en het aantal economische junks wordt alleen maar groter. Begrijp mij goed: ik heb geen bezwaar tegen economische structuurversterking, maar die is altijd tijdelijk. Je kunt er misschien een achterstand mee inlopen, je zult er nooit mee vooroplopen en de volgende recessie komt met de zekerheid van het getij. Je kunt je daarom afvragen of het niet tijd wordt voor een economische structuurvernieuwing, een waarin economie, ecologie en het sociaalcultureel krachtenveld gelijkwaardig zijn. Ik heb in dit huis meerdere malen gepleit voor een duurzaamheidsbalans om dat in beeld te brengen. En dat kán: in Brabant wordt dat al jarenlang bewezen. Er is één kwestie waar ik wel ernstige bezwaren tegen heb en dat is het fanatisme van het College om de gemeentelijke schaalvergroting door te drukken. Inmiddels is lang en breed bekend dat het kabinet de ondergrens van 100.000 –plusgemeenten heeft laten vallen, maar dat bericht lijkt Groningen nog niet te hebben bereikt. Per 1 januari 2018 moet de provincie Groningen een nieuwe bestuurlijke organisatie hebben met louter grootschalige gemeenten, waardoor de afstand tot de burgers groter wordt en hun invloed kleiner. Volgens een recent onderzoek onder gemeentesecretarissen – mensen die het kunnen weten – is schaalvergroting naar meer dan 100.000 inwoners niet het goede middel om gemeenten van hum financiële en uitvoeringsproblemen te verlossen. De optimale schaal ligt tussen de 30.000 en 80.000 inwoners, maar volgens de gemeentesecretarissen kunnen gemeenten met minder dan 30.00 inwoners héél goed een zelfstandige status handhaven door vergaande en doelmatige samenwerkingen aan te gaan. Vrij Mandaat heeft als standpunt dat gemeentelijke opschalingen alleen moeten gaan plaatsvinden als gemeenten en de betrokken inwoners dat zelf willen en op hun manier. De actieve rol van de provincie moet beperkt blijven tot het oplossen van eventuele financiële en/of bestuurlijke obstakels, als de betrokken gemeenten daarom vragen of als zij er onderling écht niet uitkomen – en het liefst ook in die volgorde. En in dat kader wil ik deze motie mede met de Partij voor de Dieren indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 10, getiteld ‘Herindeling Zuidoost-Groningen’, ingediend door de fractie Vrij Mandaat, mede namens de PVV ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat het College van GS het aanvullend advies van de Commissie Bestuurlijke Toekomst Groningen als zwaarwegend beschouwt en in de media zelfs ‘doorslaggevend’ heeft genoemd; de gemeenteraad van Pekela inmiddels op een eerder besluit is teruggekomen; de gemeente Menterwolde te kennen heeft gegeven zich niet te herkennen in het standpunt van GS ten aanzien van het aanvullend advies; de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde stappen hebben ondernomen om door middel van bestuurlijke fusie te komen tot de vorming van de nieuwe gemeente Westerwolde; de provincie alleen een actieve rol heeft bij de oplossing van bestuurlijke en financiële knelpunten; Nodigen het College van Gedeputeerde Staten uit om
41
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 1. zijn standpunt naar aanleiding van het aanvullend advies van de Commissie Bestuurlijke Toekomst Groningen te heroverwegen in dier voege, dat de provincie de autonomie van de betrokken gemeenten in Zuidoost-Groningen respecteert bij het uitstippelen van hun bestuurlijke toekomst; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): We kijken terug op drie jaar coalitie. Het College van Partij van de Arbeid, VVD, D66 en GroenLinks c.q. ChristenUnie heeft een opmerkelijke reputatie opgebouwd met het nemen van controversiële besluiten. Bij het Groninger Forum zagen we dat één enkel advies voldoende was om het College om te laten gaan: het Sprookje van Terlouw en de Wonderbare Kabelbaan. Terwijl bij het factoryoutletcentre in Zuidbroek het ene na het andere advies werd ingewonnen en de kans op honderden banen zomaar gemist zou kunnen worden omdat het College de gevestigde middenstand in bescherming meent te moeten nemen. En in de kwestie van de gemeentelijke herindelingen is opnieuw één advies – dat van de commissie-Jansen – maatgevend en hebben de kiezers, die niet op de coalitiepartijen hebben gestemd, het nakijken. De heer VISSER (PvdA): Ik heb vanochtend aangegeven dat er electoraal wel wat veranderd is, dus ‘helemaal niets’ lijkt me wat overdreven. Maar om nou de commissie-Jansen als een stelletje rekels neer te zetten die op een achternamiddag op een bierviltje een voorstel hebben gedaan, dat gaat me te ver. Er gaat nog een heel traject aan vooraf en ik hoop dat u dat onderkent. Als u het rapport kent, weet u dat daar een aantal clusteranalyses aan vooraf is gegaan. Wilt u met mij proberen de essentie van het debat te voeren over de vraagstukken waar het over gaat. Ik ken uw mening, die is niet de mijne, niet de onze. Maar om dit advies opzij te zetten als iets badinerends, lijkt me niet zinvol U wel? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Nee, ik heb dat ook niet gezegd. Ik heb geen waardeoordeel over het advies van de commissie-Jansen afgegeven, ik heb alleen gezegd dat dit College één advies voldoende acht om een buitengewoon belangrijk aspect in onze samenleving – een buitengewoon belangrijke verandering voor veel mensen – erdoor te drukken. De heer VISSER (PvdA): Is het de heer Veerenhuis-Lens bekend dat er Jansen I en II is? Dat zijn er al twee. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ja, zo kunnen we nog wel even doorgaan. Formeel hebt u gelijk. Maar wat moet je nou van een dergelijke opmerking zeggen? Dat is toch gewoon onzin? Ik zei in mijn laatste zin dat het advies van de commissie-Jansen maatgevend – volgens de gedeputeerde in pers zelfs ‘doorslaggevend’ – is wanneer we het over Jansen II hebben, maar de kiezers het nakijken geeft. En daarmee ben ik weer terug bij het begin van mijn betoog. Kenmerk van de participatiesamenleving is dat burgers meer invloed krijgen op ontwikkelingen in hun leefomgeving. Zij moeten zich zelfstandig een oordeel kunnen vormen over nut en noodzaak van beleid. En daarom ben en blijf ik van mening dat de beslotenheid van de dialoogtafel een historische beslissing is die zo snel mogelijk rechtgezet dient te worden. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Geboren in Friesland, in Joure, kwam ik na een minder geslaagd intermezzo in Amsterdam op 19-jarige leeftijd in de stad Groningen om te studeren. Sindsdien heb ik hier meer thuisgevoeld dan waar dan ook en ben ik nooit meer weggegaan. Ik houd van Groningen, van Stad en Ommelanden, van het land en van de zee, van de mensen en van de dieren. Ik sta hier mede omdat ik wil bijdragen aan een mooie toekomst voor Groningen, waar het voor onze kinderen en voor alle volgende generaties een fijn, gezond en veilig leven is. Waar we kunnen genieten van de natuur, waar we dieren kunnen zien in bos, water en het veld. Waar mensen kunnen werken en wonen zonder daarmee de aarde te overbelasten. Een toekomst waarbij de bevrediging van onze behoefte geen wissel trekken op het land, het water en de lucht met spaarzaam gebruik van wat de natuur ons te bieden heeft zonder er roofbouw op te plegen. Een Groningen waar de natuur en haar dierlijke bewoners de ruimte krijgen om te herstellen van wat er is weggenomen en vernield. Waar wij onze energie halen uit de onuitputtelijke zonne-, wind- en waterkracht, waar kolen en gas tot het verleden gaan behoren. Die toekomst is geen ver-van-mijn-bed-show maar ligt in het hier en nu. De beslissingen die wij in deze Staten nemen, bepalen deels hoe Groningen er vandaag, morgen en in de verdere toekomst ervoor staat. Wat er hier in de Staten besloten wordt over de landbouw, energie, natuurontwikkeling, wegen en vervoer – om maar een paar zaken te noemen – geeft vorm aan onze provincie. Maar onze
42
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 beslissingen gaan verder dan de provinciale regels behelzen. En helaas moet ik constateren dat de huidige provinciale koers geen vertrouwen biedt dat er keuzes gemaakt worden die ook de lange termijn voldoende bewaken. Denk aan de bloedkolen die in de centrale in de Eemshaven worden opgestookt. Denk aan de soja die al die Groningse koeien wegkauwen, waardoor voormalige Braziliaanse oerbosbewoners nu gedwongen zijn als slaven op plantages te werken. Ik wil vandaag tijdens deze Voorjaarsnota en de Algemene Beschouwingen u wat meer vertellen over de mondiale gevolgen van de intensieve veehouderij en over andere verbanden tussen Brazilië en Nederland. Brazilië is het land waar op dit moment het WK voetbal wordt gehouden, zoals u weet. Het herbergt ook het Amazonegebied, ’s werelds grootste regenwoud. Niet alleen dit oerwoud maar praktisch alle oerwouden ter wereld staan onder druk van de groei van de wereldbevolking en ons voedselpatroon, waarbij dierlijke eiwitten in steeds meer landen een groter deel van de maaltijd uitmaken. Om het vee te voeren wordt er veevoersoja geïmporteerd en voor het verbouwen ervan wordt op grote schaal regenwoud gekapt. Dit leidt in bijvoorbeeld Zuid-Amerika tot ontbossing van onvervangbare natuurgebieden waardoor het leven van vele unieke plant- en diersoorten bedreigd worden – er zijn er al heel veel uitgestorven en de dalende biodiversiteit kan leiden tot in elkaar zakkende ecosystemen. Een voorbeeld daarvan is natuurlijk China waar op grote schaal akkerbouwproducten bestoven moeten worden omdat er geen bijen meer zijn om dat te doen. Sojaplantages leiden ook tot gedwongen landonteigening van de lokale bevolking, die oorspronkelijk in de gebieden leefde waar nu soja verbouwd wordt. Die lokale bevolking, van wie vaak op criminele wijze het land wordt ontnomen, lijdt honger. Want hun land, dat eerst ook gebruikt werd voor hun eigen voedselvoorziening, wordt nu gebruikt voor de soja. En rondom deze immense plantages lijden mensen aan gezondheidsproblemen door het overmatig gebruik van landbouwgif. Soja wordt door genetische manipulatie resistent gemaakt tegen landbouwgif, zodat er lekker veel gespoten kan worden zonder dat de plant doodgaat. De gevolgen voor land, mens en dier zijn desastreus. De eenzijdige beplanting, de ellenlange monoculturen, putten de grond uit, waardoor weer verdere ontginning nodig is. Dit is al de praktijk hier in Groningen, aangezien er hier ook mensen zijn die gezondheidsklachten krijgen door gifgebruik op akkers. Het doorbreken van de kringloop van grond-veevoer-dier-mestgrond leidt ertoe dat we hier in Nederland weer met een enorm mestoverschot zitten, waardoor grond en drinkwater verzuren. Eutrofiëring van het water is het gevolg: te voedselrijk water waardoor blauwalg ontstaat, een bedreiging voor de ontspanning, recreatie en toerisme in onze provincie, omdat blauwalg gevaarlijk is en zwemwater ontoegankelijk maakt voor mens en dier. Door de invloed van harde economische wetten op een steeds verdergaande schaalvergroting af. Dit is volgens ons een doodlopende weg. Ondanks het mooie zinnetje ‘Wij willen koploper worden in de moderne duurzame landbouw’ dat te pas en te onpas opduikt, is de balans tussen landbouw, omgeving en natuur ver te zoeken. Nu al is het aantal melkkoeien op het gemiddelde Groningse bedrijf meer dan in de rest van Nederland. De grote veehouders nemen alvast een voorschot op volgend jaar, overschrijden massaal het quotum en nemen de heffing voor lief. De koeienbevolking van Groningen stijgt exponentieel, maar de dieren krijgen het niet beter. Integendeel, op negen bedrijven worden ze nog verder gereduceerd tot melkmachines waar met ingenieuze berekeningen wordt bepaald hoeveel krachtvoer en medicijnen erin gaan en hoeveel stikstof en fosfor eruit gepoept wordt, wanneer er geïnsemineerd en gekalfd moet worden en wanneer dit melkmachientje lang vóór haar natuurlijke levensverwachting vervangen moet worden, omdat er een paar liter melk te weinig uitkomt. Haar meest basale natuurlijke behoeften als grazend haar voedsel bijeenzoeken wordt haar ontzegd. Een rubberen mat en schuurborstel om hier en daar de boel wat op te leuken, maar het dier heeft een dieronwaardig leven. Er wordt een Groninger Verdienmodel op losgelaten met toeters en bellen, maar zolang dit model geen serieus werk maakt van dierenwelzijn en zelfs weidegang geen absolute voorwaarde is, valt er voor de dieren weinig te verdienen. Ondertussen kunnen wij in de begroting 2014 alvast middelen gaan reserveren om een hele grote kuil te gaan graven. Die melkplassen moeten we toch ergens in kwijt als blijkt dat de Groningse koeien toch wel veel concurrentie gaan krijgen van andere koeien die ook allemaal de wereld van zuivel moeten voorzien. Er stoppen iedere dag een paar kleine veehouders, die de ratrace naar de bodem niet meer bij kunnen of willen houden. De agrarische taart wordt allang niet meer eerlijk verdeeld. Met de kruimels die overblijven als de grote jongens bijgevoederd zijn, kun je geen familie voeden. Dat is toch het tegenovergestelde van het door het College gepropageerde sociaal-economische vitalisering van het platteland? Graag een reactie hierop van het College. Ondertussen verdwijnt de natuur onder een steeds dikker wordende deken van stikstof en moeten we er steeds meer geld tegenaan gooien om de planten en dieren die voorgoed dreigen te verdwijnen uit Groningen, te behoeden. Want die dalende biodiversiteit is niet alleen in Brazilië aan de orde, maar ook in Nederland. We hebben slechts nog 60 procent van de soorten dieren en planten
43
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 over vergeleken met 100 jaar geleden. Een gevolg van ruilverkaveling, verlaging van de grondwaterstand en ook het gebruik van gif in de landbouw en monocultuur. Het Wereld Natuur Fonds gaf onlangs te kennen dat er een Deltaplan Biodiversiteit in Nederland moet komen, willen diverse vogelsoorten niet definitief van onze akkers verdwijnen – de weidevogels bijvoorbeeld, alhoewel hun flexibiliteit ook weer niet onderschat moet worden. Dit getuige een artikeltje over verlaten schepen in Groningse havens deze week. Als er grutto’s op nestelen, worden ze niet meer opgehaald – of iets dergelijks was het. Door middel van provinciale meefinanciering worden talloze projecten in de landbouw meegefinancierd. Veel geld gaat naar aardappelen, naar biogas uit mest en pluimveeprojecten. Hiermee wordt indirect dierenleed, verdere aantasting van de biodiversiteit en gebruik van landbouwgif gefinancierd. Maar in de lijsten van de Voorjaarsnota zijn geen projecten te vinden die de biologische of biologisch-dynamische landbouw stimuleren. Het kan zijn dat er geen of weinig aanvragen binnenkomen, maar ligt daar dan geen uitgesproken taak om de financieringsmogelijkheden beter onder de aandacht te brengen van de sectoren die de wérkelijke duurzame landbouw kunnen bewerkstelligen? Hier willen wij graag een motie over indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 11, getiteld ‘Provinciale meefinanciering biologische landbouw’, ingediend door de fractie Partij voor de Dieren, mede namens GroenLinks: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat de provincie zich ten doel stelt om biologische landbouw binnen de provincie Groningen te versterken en te verbreden; uit het budget provinciale meefinanciering in 2013 geen enkel project in de biologische landbouw is gefinancierd; deze absentie een trend is die zich al jaren voordoet; Overwegende dat het onduidelijk is waarom de biologische landbouwsector ondervertegenwoordigd is in de provinciale meefinanciering; biologische landbouw een grote bijdrage levert aan verduurzaming van de sector en stimulering hiervan daarom zeer gewenst is; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. in kaart te brengen waarom provinciale meefinanciering van de biologische landbouw niet van de grond komt; 2. de provincie meefinancieringsmogelijkheden nadrukkelijker actief onder de aandacht te brengen bij de betreffende sectoren; 3. de Staten te informeren over de gekozen aanpak en de resultaten; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw DE WREDE (PvdD): In de biologische landbouw wordt bijvoorbeeld geen kunstmest gebruikt, zodat er minder risico is op blauwalg. Ook worden in de biologische akkerbouw alleen afbreekbare gifsoorten gebruikt – als ze al worden gebruikt. En ook dat is beter voor de waterkwaliteit. Nieuws van 5 juni. Volgens het Nationaal Park Drentsche Aa loopt het beekdal als bron voor drinkwater gevaar, omdat er te veel – meer dan dat het geweest is – gewasbeschermings- en bestrijdingsmiddelen in zitten – vergif dus. Er wordt voorgesteld om 6 miljoen vrij te maken door onder andere middelen uit de reserves te onttrekken. Het PLG 2 moet een half miljoen inleveren. Wij vinden het moeilijk om daarmee in te stemmen. Deze gelden zijn hard nodig om in te zetten voor de natuur en biodiversiteit van het landelijk gebied, zoals voor de natuurgebiedjes en de bossen die buiten de EHS vallen, maar wel ecologisch van belang zijn. Samen met GroenLinks de motie in die die fractie reeds aan u heeft gepresenteerd. Dierenwelzijn is helaas alweer nergens onderwerp van het financieel beleid. Dieren worden slechts genoemd in de context van schade en bestrijding: ‘plaagdieren’, ‘lastige dieren’. Slechts één keer wordt melding gemaakt van het feit dat Groningen leefbaar moet zijn voor mens, dier en natuur. Groningen wordt echter steeds minder leefbaar voor dieren. Dieren die in veehouderijen verworden tot instrumenten van uitdijende veefabrieken en dieren in het wild moeten in postzegeltjes natuur zien te overleven. En als zij zich daarbuiten wagen, worden ze neergeschoten. De dierenwelzijnsnotitie, waar de Partij voor de Dieren om had gevraagd, telde drie kantjes. En jagers kregen meer ruimte om valwild dood te schieten. Waar we wél blij mee zijn is de serieuze manier waarop gedeputeerde Staghouwer bezig is met ons voorstel Bijzaken. Een compliment is op zijn plek.
44
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 We gaan weer terug naar Brazilië. Daar wordt nu niet alleen het WK voetbal gehouden maar worden in 2016 ook de Olympische Spelen gehouden. Een voorwaarde van de toewijzing aan Brazilië was het schoonmaken van de Baai van Guadabara. Deze baai is vervuild met plastic en andersoortig afval, een gevolg van het lozen op de riviertjes door de vele sloppenbewoners. De baai is een van de bronnen van de plastic soep, een plastic brij van tweemaal de Verenigde Staten die ronddrijft in de Stille Oceaan, bijeengehouden door zeestromingen. Het plastic wordt geloosd door de industrie, door offshore-industrie, schepen en visserij en stroomt via rivieren en kanalen de zee in. Het valt uiteen in kleine deeltjes waaraan zware metalen zich hechten, wordt opgegeten door vissen en vogels en dringt zo onze voedselketen binnen. Groningen is gezegend met een lange kustlijn, grenzend aan de unieke Waddenzee, een thuis voor talloze bijzondere dieren- en plantensoorten. Bij onze provincie horen drie onbewoonde eilanden: Simonszand en Rottumerplaat werden onlangs voor het eerst getrakteerd op een laag plastic soep, scherven en korrels, waardoor ook de vogels nu in plaats van zeediertjes kleine plastic korrels consumeren. Er spoelt dagelijks plastic aan op de Waddeneilanden, maar het is voor het eerst dat er grote hoeveelheden microplastics aanspoelen. De situatie is al langer dermate ernstig dat er in de magen van dode zeedieren en –vogels vaak grote hoeveelheden plastic worden aangetroffen: de dieren zijn dan verhongerd. We zijn ook hierom blij dat de provincie zich op initiatief van de Partij voor de Dieren schaliegaswinningsvrij heeft verklaard. Van schaliegas kun je namelijk heel goedkoop plastic maken. In de Verenigde Staten worden nieuwe fabrieken uit de grond gestampt waar dit gebeurt. De gevolgen zijn natuurlijk desastreus: nog meer goedkope plastic wegwerpproducten die uiteindelijk in de zee belanden en plastic dat duurzame materialen verdringt. Het is de hoogste tijd dat de gevaren van plastic onderkend worden. Dus we zijn blij dat de provincie haar steentje bijdraagt door projecten om plastic te vervangen door biologisch afbreekbare materialen te ondersteunen, zoals het Pleased To Beat The Plastic-project. We denken er nog over na of de provincie op andere manieren ook mee kan werken in de strijd tegen de plastic soep, zoals bijvoorbeeld educatie. Ook in onze provincie wordt scheutig met plastic omgegaan. Denk aan de grote lappen plastic die waren neergelegd als voorbehoedsmiddel voor de noordse sterns bij de Eemshaven. Ook het lupineproject vinden wij een nuttige besteding, alhoewel wij het veel breder bekijken als voedsel voor de ouder wordende mens. Van lupine worden geweldige vleesvervangers gemaakt en inmiddels is iedereen ervan doordrongen dat minder vlees conusmeren de oplossing is van heel veel problemen in de wereld. Ook uit deze Voorjaarsnota blijkt weer dat de provincie veel geld uitgeeft om ondernemers aan economisch gewin uit de zee te helpen. Vele tonnen subsidie voor de visserij en de visserijinfrastructuur. Zo werd er onlangs nog anderhalve ton aan de ontwikkeling van garnalenvissers toegekend. Maar dit zijn wel dezelfde garnalenvissers die proberen in de beschermde gebieden van de Waddenzee te mogen vissen. Dus indirect subsidieert de provincie verdere aantasting van natuur. Dat vinden wij volslagen onacceptabel. Daarom dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 12, getiteld ‘Subsidies visserij’, ingediend door de fractie Partij voor de Dieren: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat het afgelopen jaar vele subsidies zijn verleend aan de visserijsector; visserijbedrijven zijn ondersteund die niet expliciet duurzaam te werk gaan; een deel van de subsidiegelden afkomstig is uit het Waddenfonds, oorspronkelijk bedoeld om de ecologie in het Waddengebied te versterken ter compensatie van de gaswinning; Overwegende dat veel van de verleende subsidies direct of indirect bijdragen aan ecologische achteruitgang van het Waddengebied en het verder teruglopen van de visstand; visserij in de toekomst alleen kan voortbestaan indien de visstanden in de Waddenzee volledig hersteld zijn; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. subsidiëring van de visserijsector te beperken tot uitsluitend die vissers die voldoen aan de hoogste eisen van duurzame visserij en hiervoor gecertificeerd zijn; 2. de te subsidiëren visserijprojecten vooraf te laten beoordelen door een ecoloog op de effecten op het Waddengebied en hiervan verslag te doen aan Provinciale Staten; En gaan over tot de orde van de dag!’
45
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wie wil dat er in de toekomst ook nog gevist kan worden, zal moeten investeren in het herstel van de visstand. In plaats van de marges op te zoeken van wat er nog geoogst kan worden zou het doel een schone Waddenzee moeten zijn die bruist van het leven. Investeer eens een keer in de vissen in plaats van alleen in die vissers. Die garnalenvissers klaagden over de kleine vangst van de laatste tijd – en opvallend: de garnalen zijn zo klein. Dat schijnt te komen door de grote hoeveelheid kwallen in de Noordzee, meer dan vroeger, die de zuurstof van de garnaaltjes inpikken. En dat is weer het gevolg van het feit dat de gemiddelde temperatuur stijgt als gevolg van de klimaatverandering, die weer geweten wordt aan de broeikassen waarvan de veeindustrie de voornaamste bron vormt. Maar terug naar de zee: die kwallen zijn er ook zoveel doordat natuurlijke vijanden als tonijn zijn verdwenen – een gevolg van de visserij. Als laatste het thema energie na dit letterlijk bewogen afgelopen jaar. Een deel van de financieel verslechterende situatie heeft te maken met de 45 miljoen die bij de gascompensatiegelden moet worden gelegd. Veel geld, maar dit biedt ook kansen. De Partij voor de Dieren vindt dat alle schade door de bevingen zo snel mogelijk moet worden gecompenseerd en dat er met de hoogste prioriteit gewerkt moet worden aan het definitief dichtdraaien van de gaskraan. Daarom zijn wij van mening dat van die 1,1 miljard compensatiegelden een substantieel deel terecht moet komen bij de sectoren die Groningen aan een gasvrije toekomst kunnen helpen. Het Economic Board krijgt veel middelen tot zijn beschikking. Nu is er een prachtige kans om een enorme financiële impuls te geven aan hernieuwbare energie en daarmee ook werkgelegenheid te creëren. Dat is pas écht een economisch perspectief voor de toekomst en maakt dat de gaskraan zo snel mogelijk dichtkan en Groningen vrij van aardbevingen wordt. Wij kunnen in 15 jaar aardgasonafhankelijk worden. Iedereen is in ijltempo aangesloten toen de gasbel werd gevonden, dat kan ook andersom als de politieke wil – en die moet er zijn. Mensen voelen zich niet meer veilig in hun huis. Het gaat niet alleen om scheuren in de muur, het gaat om niet meer kunnen slapen. Hier willen we graag een motie over indienen. De VOORZITTER: Dat is dan de motie met nummer 13, getiteld ‘Gacompensatiegelden naar hernieuwbare energie’, ingediend door de fractie Partij voor de Dieren, mede namens GroenLinks en Vrij Mandaat: ‘Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, Constaterende dat het gaswinningsakkoord leidt tot het beschikbaar komen van 1,1 miljard aan externe middelen; spoor 4 gericht is op het bieden van economisch perspectief; Overwegende dat de beschikbare financiële middelen een uitgesproken kans bieden om een flinke impuls te geven aan de toepassing van hernieuwbare energie in Groningen; ook het isoleren van woningen in het aardbevingsgebied prima gecombineerd kan worden met het aardbevingsbestendig maken van woningen; uitbreiding van de sector hernieuwbare energie het gewenste economische perspectief kan bieden; het isoleren van een groot aantal woningen een impuls kan geven aan de bouwsector in Groningen, die het zwaar te verduren heeft; een snelle toename van het aandeel hernieuwbare energie en verdergaande energiebesparing leiden tot het eerder kunnen dichtdraaien van de gaskraan Spreken als hun mening uit dat bij de verdeling van de gascompensatiegelden voor spoor 4 de voorkeur gegeven wordt aan projecten op het gebied van hernieuwbare energie en het isoleren van woningen; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. bovenstaande in te brengen in de besprekingen van de dialoogtafel en het Economic Board; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw DE WREDE (PvdD): Een beschouwelijk einde. De oprukkende globalisering zorgt ervoor dat ons leven sterk vervlochten is met dat van andere wereldbewoners. Dat geldt op het gebied van veiligheid, klimaat, financiële stabiliteit, migratie van energie en voedselzekerheid. Er spelen grote problemen die wij in Groningen niet zomaar even kunnen oplossen. Maar het wordt wel tijd dat we ons de vraag stellen hoe wat dat gaan doen, hoe we dat tij gaan keren. Huub Dijsselbloem, medewerker van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en wetenschapsfilosoof aan de Universiteit van Amsterdam, zegt het zo: ‘Technologische innovatie en schaalvergroting, gekoppeld aan de uitbreiding van markten, genereren een ongekend dynamiek. De negatieve gevolgen zijn duidelijk: broeikasgassen en uitputting van water, natuurlijke hulpbronnen en schaarse grondstoffen tasten het
46
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 voortbestaan van natuurlijke systemen aan en bedreigen de sociale stabiliteit.’ Ook de Verenigde Naties waarschuwden onlangs nog voor vluchtelingenstromen als gevolg van de klimaatverandering. Dijsselbloem vraagt zich af welke manieren er ons ter beschikking staan om tot een ontvlechting te komen van economie, technologie en bestuur. Hoe is het mogelijk om ruimte te scheppen voor meer zelfbeheer en zeggenschap over collectieve goederen en meer vormgeving na te streven van technologie en industrie? Marianne Minnertsma, directeur van Stichting Urgenda, gaat verder. Zij zegt: ‘Het gaat erom dat we op basis van andere waarden gaan handelen. Niet meer winst, meer consumptie, meer bouw, een grotere auto. Op je sterfbed’, zegt zij, ‘gaat het om liefde, vriendschap en schoonheid. Niet over de auto’s die je hebt gehad of over de winst die je hebt gemaakt.’ Hoe maken we die omslag? Minnertsma vraagt zich af of rampen de enige manier zijn om radicale verandering mogelijk te maken. Het oplossen van deze vraagstukken is de richting waarnaar wij het schip moeten keren. En dat is niet eenvoudig. Maar dat lijkt wel duidelijk dat de transitie van een inefficiënt voedselpatroon dat gericht is op dierlijke eiwitten, zal moeten wijken voor meer plantaardige voeding. Dat betekent uiteraard dat de provincie geen intensieve veehouderij en onduurzame visserij moet gaan faciliteren. Voor de Partij voor de Dieren betekent dat ook: het integreren van een planeetbreed perspectief in provinciaal beleid. Ik wil pleiten voor mondiaal burgerschap. Wij stemmen niet in met de Voorjaarsnota en de wijzigingen, omdat de balans tussen ecologie en economie voor ons te ver te zoeken is. De VOORZITTER: Ik kijk eens even naar het College, want we hebben nu alle sprekers gehad. Dus het zou mooi zijn als we nu gelijk door konden gaan met de beantwoording. Of is er behoefte aan een schorsing? Ja? 10 minuten? Oké, dan gaan we 10 minuten schorsen. Misschien kunt u ondertussen al het overleg voeren onder elkaar waar dat gewenst of nodig is. [Schorsing van 10 minuten.] De VOORZITTER: Dan gaan wij wederom beginnen. Als iedereen zijn of haar plaats wil innemen, dan is de vergadering heropend en is het woord aan het College met als eerste de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik begin eigenlijk met de meest elementaire kwesties en een daarvan is de zorg die een aantal fracties heeft uitgesproken over de economische ontwikkeling en de werkgelegenheidsontwikkeling in onze provincie. De PvdA-fractie heeft met name de situatie in OostGroningen daar zwaar in beklemtoond. De zorg die wordt uitgesproken, wordt door ons College wel gedeeld. Ik denk dat als je terugkijkt naar het midden van de jaren negentig, toen het programma Kompas voor het Noorden startte, is een proces ingezet van werkgelegenheidsontwikkeling hier in Groningen, waar de werkloosheid altijd structureel hoger lag. En die wig tussen het nationaal gemiddelde en het niveau in onze provincie is door de jaren heen – dat beslaat een periode van bijna twintig jaar – steeds kleiner gemaakt. Vorig jaar is de situatie ontstaan dat Groningen niet langer koploper was in de reeks van provincies die de hoogste werkloosheid kennen. Wij maken ons er ook zorgen over of die trend nu niet gebroken gaat worden en of die lijnen die naar elkaar toe kropen, nu weer uit elkaar gaan. De sluiting van Aldel was natuurlijk een enorme klap voor de regio Eemsdelta, dus in dat licht gezien is dat echt een urgent probleem en dat stelt ons ook voor de vraag – en die is ook door de verschillende fracties opgeworpen: hoe moet je je als provinciaal middenbestuur positioneren ten opzichte van die grote opgaven en die langjarige programma’s – ik denk dat het middenbestuur daar écht een onderscheidende betekenis in heeft ten opzichte van het lokale bestuur – als het gaat om het creëren van voorwaarden voor economische groei, voor ondernemerschap, voor de werkgelegenheid? De provincie heeft daar echt een robuuste agenda in en dan moet je juist de lange lijn bewaken, nog meer dan het lokaal bestuur. Die opgave geldt niet alleen voor de economie, maar die geldt bijvoorbeeld ook voor infrastructuur: daar zijn we ook bezig met een echt heel langjarig programma, mogelijk gemaakt op basis van het RSP-akkoord om de infrastructuur hier op orde te brengen en daarmee ook de voorwaarden te creëren voor een goede mobiliteitsstructuur, die ook van belang is voor de ontwikkeling van de economie. Maar het natuurnetwerk is een langjarig programma dat rond de jaren negentig is gestart. Daar ligt echt de betekenis voor het provinciebestuur. Je ziet in de tijd de opgaven veranderen: krimp en leefbaarheid zijn ook een langlopend programma geworden van de provincie. En daarmee kom je eigenlijk ook tot de kern van het debat dat zich ook bij de interrupties afspeelde tussen met name de SP en de Partij van de Arbeid: richt je je als provinciaal middenbestuur op het bestrijden van symptomen of kies je voor een rol waarin je met name voor die langlopende agenda waarbij je voorwaarden creëert voor economische groei en structuurversterking om de leefbaarheid te vergroten, een goede mobiliteitsinfrastructuur? Ja, dit College kiest toch nadrukkelijk
47
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 voor die lijn en dat draagt ook bij aan een helder onderscheid tussen middenbestuur en lokaal bestuur. En ook bij een steeds beperkter budget aan middelen dat we hebben, moeten we ons echt scherp de vraag stellen – dat zal volgend jaar na de verkiezingen naar mijn smaak moeten gebeuren: waar maak je nou echt als provinciaal middenbestuur het verschil? Dan kom ik bij het instrument dat de PvdA-fractie voorstelde om een commissie hier in te gaan schakelen voor Oost-Groningen. Door een aantal fracties werd gesteld of dat eigenlijk geen diskwalificatie is van hun eigen College? Nou, ik ben daar heel duidelijk over: dit College schaamt zich niet als er een commissie wordt ingeschakeld om bepaalde doorbraken te forceren. Vorig jaar hebben we gezien met de commissie-Meijer dat het écht tot een doorbraak heeft geleid. Simpelweg omdat niet the usual suspects zich belangenbehartigend in Den Haag meldden, maar omdat een commissie van onafhankelijke deskundigen en gezaghebbende mensen een heel stevig advies had uitgebracht, waarbij ook woorden werden gebruikt als: ‘Het is een kwestie van nationaal fatsoen dat er een behoorlijk pakket komt niet alleen voor het schadeherstel maar ook voor het verbeteren van de leefbaarheid en het creëren van economisch perspectief.’ De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Betekent dat ook dat het College het eens is over het voorstel dat in de media naar voren is gekomen dat die commissie geleid zou moeten worden door iemand van buitenaf? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik heb het nu even over het fenomeen commissie in het bijzonder. Zometeen kom ik nog specifiek op het voorstel en op de motie van de Partij van de Arbeid terug. Maar voor de externe werking kan het gewoon goed zijn om hulptroepen van buitenaf in te schakelen. Het kan soms ook helpen om partijen bij elkaar te brengen. Als je kijkt naar de commissieJansen, dat was dat niet een commissie die zich richtte op een advies dat we onder de arm mee konden nemen naar Den Haag toe, maar dat was ook nadrukkelijk een advies aan de provincie, aan de gemeenten en aan de VGG zelf. Dus het instrument inzetten van een gezaghebbende commissie wijzen wij niet af, dat omarmen wij. Over het voorstel zoals dat is voorgelegd: collega Van Mastrigt zal zometeen ingaan op wat ons advies is over die motie. Wat nog een punt in dit verband is, is de vraag op welke schaal je de voorzieningen gaat organiseren. De SP-fractie zei dat zij zich bekommerde om de pinautomaten, om de buurthuizen en om de speeltuinen. Dat is belangrijk, maar het primaat ligt wel bij het lokale bestuur, waarin de provincie complementair kan opereren. Wat ik op zichzelf in de bijdrage van de SP toch wel vond, is dat er een ontkenning zit van een aantal autonome ontwikkelingen, bijvoorbeeld als het gaat om de opschaling van de ziekenhuiszorg. Daar kun je op tegen zijn. Dit College kiest ervoor om niet de positie te kiezen om alleen maar te zeggen: ‘Wij zijn erop tegen, wij willen het in de spreiding houden zoals het nu is.’ Maar je moet ook gaan kijken naar de ontwikkelingen in de zorg, daarop inspelen en zien dat je daar in gemeenschappelijkheid wel de goede antwoorden ziet te geven. Mevrouw BECKERMAN (SP): Er zijn echt óngelooflijk veel vragen die ik eigenlijk op dit moment zou willen stellen. Ik denk dat ik toch maar eventjes begin met die usual suspects die daar in Den Haag aankomen. Want dat vond ik toch wel een hele gekke. Ik kan me nog, toen ik hier kwam, de Collegeonderhandelingen uit 2007 herinneren – nu klink ik bijna als een oude oma. De SP zou daar niet in komen, want het College vond het slimmer dat het een afspiegeling was van het kabinet, want dan kon je véél meer bereiken in Den Haag. En nu zegt u eigenlijk: als die usual suspects daar aankomen, dan bereik je niet zoveel, dus laten we iemand van buiten kiezen. Nou vergroot dat denk ik de kansen van de SP, want die zit niet zo diep in Den Haag. Maar is het nou echt zo? Vindt u nou echt dat u niet zoveel bereikt in Den Haag? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, dat was niet zozeer de portée van mijn opmerking. Maar het kan zijn dat de scherts die in die bewoordingen lag besloten, mevrouw Beckerman misschien ontgaan is. Het kan soms helpen bij het realiseren van een agenda die je hebt, dat je daar wat hulptroepen bij mobiliseert. Mevrouw BECKERMAN (SP): Nou, dat is mooi. Ik ken wel een redelijk grote partij die vrij extern is, dus wij zijn ervoor. Maar dan nog even een tweede vraag. Die gaat even over die voorzieningen. Want wat wij geschetst hebben is niet dat wij als provincie elke pinautomaat willen behouden of elke zorginstelling. Wij zeggen dat wij zien dat er heel veel woon- en leefbaarheidsplannen zijn gemaakt van onderop, vanuit de gemeenten met behulp van de bewoners, en dat daar eigenlijk nu te weinig geld voor is. En
48
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 de vraag is: moet je dat zoals in motie 2 van de Partij van de Arbeid uitstellen tot na 2020 of is het misschien niet heel slim dat als je ziet dat de voorzieningen in zo’n rap tempo verdwijnen en er juist heel veel plannen van onderop zijn, om dat vóór 2020 al te gaan doen? Dus dat was de vraag. Dus niet of je dat vanuit de provincie moet doen, maar of je die plannen van onderop nu moet steunen of nog even een paar jaar in de kast moet laten liggen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik stel voor dat collega Besselink daar zometeen op in zal gaan. Het is natuurlijk wel zo dat binnen het budget dat we hebben, scherpe keuzes moet maken. Dat heb ik zo-even benadrukt. Maar ik zou de SP met name wel willen oproepen om niet alleen een conserverende insteek te kiezen en te stellen dat alles zoals het nu is, behouden moet blijven, maar dat je er soms niet aan ontkomt om mee te bewegen met een aantal autonome ontwikkelingen, dat op zich gewoon te begrijpen is. En dat is bijvoorbeeld bij het hele opschalingsvraagstuk van dat ziekenhuis aan de orde. De heer VISSER (PvdA): Ik wil graag misverstanden voorkomen die hier gewekt worden door mevrouw Beckerman. Is het het College bekend dat wij met onze motie 2 niet uit willen stellen na 2020 maar juist willen vóórtzetten na 2020? Dat is een wezenlijk verschil. Mevrouw BECKERMAN (SP): Nu dreigt er een debat te ontstaan tussen ons tweeën, denk ik – al vind ik dat wel heel erg leuk. Misschien nog even terug. Want bij het begin van het Fonds Leefbaarheid heeft de SP gezegd dat je dat niet vanuit de provincie van bovenaf moet instellen, maar van onderop. En mijn collega Rinus Sangers heeft er toen voor gepleit om dat fonds veel groter te maken dan u altijd hebt gewild. En dat is waarom de SP vraagt: kiest u alsnog voor de opstelling van Rinus Sangers of gaat u wachten tot er na 2020 nog meer problemen zijn om op te lossen. Maar dat is even een antwoord op uw vraag, meneer Visser. En dan de vraag van de heer Moorlag over conserverend of ontwikkelend links. Ik vind dat eigenlijk altijd heel erg flauw. U weet: ik ben archeologe, dus u weet dat ik van het verleden houd. Maar niet per se, want ik houd ook heel erg veel van kennis. En mijn vraag is niet: alles moet zo blijven, maar geef ons die kennis. En dat is wat ons betreft wat heel erg ontbreekt bij de toekomst van de ziekenhuiszorg. Natuurlijk moeten we zo goed mogelijk zorgen naar de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen te kijken. Maar zorg ook dat de bewoners en de partijen in de Staten die kennis hebben en op dit moment ontbreekt ons die kennis over de toekomst van de zorg, terwijl u wel allerlei kranteninterviews over geeft. Daarom wil ik u vragen: zegt u een breed debat over de toekomst van de ziekenhuiszorg toe? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, ik denk dat dat debat in twee onderdelen uiteenvalt. Deel 1 is: hoe komt het zorglandschap in Groningen eruit te zien? En dan zie je toch een autonome ontwikkeling, bijvoorbeeld omdat er hogere eisen aan medische specialisten worden gesteld – een minimumaantal behandelingen vanwege de kapitaalsintensieve investeringen – dat de operatieve ingrepen gecentraliseerd worden. En terzelfdertijd ligt daar de opgave naast van hoe je de anderhalvelijnszorg, waarin de diagnostiek en de nabehandeling plaatsvinden, goed gaat organiseren. Nou, daarover is collega Besselink in overleg met de branche en met de zorgverzekeraars. Het tweede deel is dat je als provincie in een situatie waarin het bankwezen in mindere mate krediet beschikbaar stelt bereid bent om daarin bij te dragen. Daar zijn kaders voor gesteld, die zijn eerder dit jaar vastgesteld in relatie tot de uitzettingen in het kader van de publieke taak. Die zal zich daarin moeten bewegen. Dat overleg loopt nog en zodra dat uitmondt in een concreet voorstel, zullen we dat aan uw Staten doen toekomen. Ik kom nog even terug op het financiële. Ik denk dat wij, ook rechtdoend aan motie 2, het langetermijnshuishoudboekje in beeld moeten brengen. Ik denk niet alleen voor het spoor leefbaarheid, maar we zien ook andere opgaven die een langere looptijd hebben. Het MIRT, dat ook tot 2020 loopt, zal ook een vervolg moeten krijgen, want we hebben niet het idee dat in 2020 de infrastructuur echt helemaal compleet op orde is. Maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor het thema economie. We hebben nu bij deze Voorjaarsnota middelen gevonden om de eerste vijf jaar meefinanciering te regelen en mevrouw Van der Graaf heeft terecht gezegd dat het budgetrecht van de Staten daarin wel gerespecteerd moet worden. Maar voor de tweede periode van vijf jaar ligt landelijk een duidelijke politieke uitspraak van de Tweede Kamer: daar zal ook financiering voor moeten komen. Dus wij gaan scenario’s in beeld brengen, maar wij hebben daar niet de ambitie bij dat we over ons graf heen willen reageren. Want als je praat over 2020, dan zijn er nog Statenverkiezingen in 2015 en 2019 te verwachten en daar zullen de budgettaire kaarten opnieuw geschud gaan worden.
49
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De heer ZWERTBROEK (D66): De heer Moorlag zegt – waar ik me helemaal in kan vinden – dat het eigenlijk nog breder ligt: ook in de economie en dat soort zaken. Dus eigenlijk doet u gewoon een oproep tot solide controle op onze financiën en dan is er altijd nog ruimte voor in de toekomst – tenzij we natuurlijk niet voor onverwachte of vervelende verrassingen komen te staan? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, waarbij ik ook opmerk dat een aantal zaken nu incidenteel is gedekt. Die 32,5 miljoen cofinanciering om bij te dragen aan het economische spoor van het akkoord over de gaswinning is nu voor vijf jaar gefinancierd, maar dat is niet structureel voor de tweede vijf jaar gefinancierd. Dat geldt ook voor de leefbaarheid. Maar wij moeten denk ik gewoon die scenario’s in beeld brengen, zodat u daar goed het debat over kunt voeren. Mevrouw WULFSE (VVD): Toch even voor de zekerheid over het financiële beslag en met name dan de middellange termijn. We hebben tot nu toe niet de gewoonte om beleid voor die hele lange termijn te maken, u zegt terecht dat er nog twee Collegeperiodes volgen en dat u daar niet op vooruit wilt lopen. Aan de andere kant wil de VVD natuurlijk ook het prudente begrotingsbeleid voortzetten. Toch even voor de zekerheid: u zegt dat u naar allerlei scenario’s kijkt waarbij het breder gaat dan alleen de leefbaarheid. Wat voor ons heel belangrijk is, is dat er een situatie moet ontstaan dat een volgende College of het College daarna een aantal zaken moet schrappen in de onderhandelingen omdat de boel muurvast ligt. Dus kunt u aangeven of dat een beetje matcht met uw gedachten daarover? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Kijk, u stelt een begroting vast en daarmee eigenlijk ook het meerjarenbeeld dat daarin is geschetst – dat zijn dan de prognoses. En datgene wat we in scenario’s in beeld gaan brengen, is louter informatie voor het debat in deze Staten. Ik denk dat je dat debat wel vroegtijdig moet gaan voeren, want als je bijvoorbeeld ook kijkt naar de doorlooptijd van infrastructurele projecten, dan is de ontwikkeltijd daarvan zo lang dat je je wel vroegtijdig moet beraden op de voortzetting van het MIRT en ook op de omvang waarin je dat voort wilt gaan zetten. Bij leefbaarheid speelt dat vraagstuk ook, bij het Economic Board speelt dat. Maar het is louter informatie en voor zover het beslagen mochten zijn, zit het budgetrecht bij de Staten in een andere politieke samenstelling dan nu het geval is en we hebben de ambitie niet om nu de zaken vast te gaan zetten. Het tweede is het scenario naar de begroting 2015 toe. In verschillende variaties is gekeken naar het meerjarenbegrotingsbeeld. Het meest vergaand was het stamkapitaal terugdraaien en daar de vrije begrotingsruimte aan besteden. Andere partijen zagen dat anders. Wat ik wil voorstellen aan uw Staten is dat wij verschillende scenario’s ontwikkelen en dat we die met de begroting meesturen, zodat u daar echt goed afgewogen keus in kunt maken. Er is nog een aantal zaken aan snee gebracht dat bijvoorbeeld aan de nieuwe Omgevingsvisie raakt. Een daarvan is de motie om zonnepanelen te gaan accommoderen – in het bijzonder op daken van perrons en langs snelwegen. Bij de daken van perrons zit er in principe geen belemmering – tenminste, voor zover het geen monumentale overkappingen zijn – maar langs de snelwegen stellen wij voor om echt een ruimtelijke keuze in het traject van de Omgevingsvisie mee te nemen. En ook heel pragmatisch: mochten er zich in de tussentijd initiatieven aandienen, dan gaan we die natuurlijk niet op de plank leggen, maar gaan we wel kijken hoe die kunnen worden gefaciliteerd en dan zul je op basis van deze initiatieven de afweging moeten maken of wel of niet iets ruimtelijk aanvaardbaar is voor een aanpassing. Maar een echt fundamentele afweging pas bij de Omgevingsvisie maken. Een aantal partijen heeft iets gezegd over windenergie. Daarvan stel ik voor om dat maar bij het debat van 2 juli te gaan betrekken. D66 heeft nog het punt gemaakt van de inpassing van de nieuwe melkfabriek bij Bedum. Het primaat daarvan ligt bij het gemeentebestuur. Wij zijn tweeledig in overleg met het gemeentebestuur. Het ene is: welke voorwaarden moeten er in beeld zijn, wil de provincie toestaan dat er gronden in het buitengebied worden bestemd als industrieterrein? Het tweede is de kwaliteitsvraag. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben blij met deze reactie van de gedeputeerde, maar ik doelde met name op de ontsluitingsweg en de spanning die ontstaat als die groei er komt. Want u hebt helemaal gelijk: dat primaat ligt bij de gemeente en dat wacht ik ook in alle rust, want dat lijkt me wel de meest correcte weg.
50
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw WULFSE (VVD): Ik had nog een suggestie gegeven: ik had gevraagd over in welke stand we nu staan met betrekking tot de regels met nieuwe ontwikkelingen. Deze vraag hebt u nog niet echt beantwoord. En het tweede was dat ik een suggestie had gegeven voor die ondertitel. En het gaat me niet zozeer om die titel en dat dat op een papiertje moet komen te staan, maar wel ‘Hier ben je welkom – randvoorwaarden voor ruimtelijk gebruik’. Dat is iets heel anders dan hoe het nu ervaren wordt – los van de realiteit. Graag nog een reactie daarop. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik denk dat we die vraag over die titel nog even moeten parkeren. Op zichzelf zou de titel ‘Hier ben je welkom’ kunnen suggereren dat je, voordat dat stuk er is, niet welkom zou zijn. Dat is hetzelfde als dat je de titel bedenkt: ‘Hier worden geen honden geschopt’. Dan ga je nadenken: nou, was daar dan sprake van? Dus ik denk dat we daar nog eens even goed naar moeten kijken. Ten tweede, waar het gaat om het verminderen van regels: dat is ook als traject toegezegd, dat wij met de gemeenten in debat gaan om tot een scherpere scheiding te komen tussen lokaal en middenbestuur. Daarbij geldt wel warme overdracht als randvoorwaarde, maar dan moet ook wel warme overname in voldoende mate geborgd zijn. Mevrouw WULFSE (VVD): Nou, ik ben heel erg blij met dat laatste antwoord, maar dat was eigenlijk niet in de richting waar ik op doelde. Het ging meer om het volgende: wij hebben het toen over het innovatiepark gehad, maar er kunnen allerlei andere dingen in het kader van de gaswinning ontstaan en u hebt als College aangegeven dat u geen belemmerende regeling hebt. Nou ja, ik vond dat wel heel rap en snel, er kan nog van alles komen wat we nog niet weten en wat er wel is. Het ging om de stand en hoe staat u daar dan in? En kan die versnelling ook toegepast worden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Twee opmerkingen daarover, als ik ze koppel aan de gaswinning. We hebben onlangs een onderzoek gezien, dat raakte niet direct de gaswinning maar waren wel allerlei beperkende regels als het gaat om het gebruik van zaken die nu nog op lijsten staan en getypeerd zijn als afvalstoffen, terwijl die ook als nuttige grondstoffen gebruikt kunnen worden. Ik denk dat dat onderzoek wel reden geeft om dat debat ook met het ministerie te gaan voeren. Het tweede is: wij houden nauwgezet in de gaten, ook bij de hele aanpak van herstel, preventieve maatregelen en waardevermeerdering, of dat wel regelluwer kan. Ik heb wel eens gedacht: als er een echt goed consortium komt, dat goede protocollen en de juiste expertise heeft, waarom zou je dan nog als gemeente elke bouwaanvraag afzonderlijk moeten gaan behandelen en daar een stempel op moeten zetten? We kijken heel nadrukkelijk naar die mogelijkheden, zoals ook het inschakelen van de Crisis- en Herstelwet. Op dit moment is er vanuit de gemeenten nog niet aangegeven dat men daarin een knelpunt ziet. Ik ga nu verder met de moties. Motie 2: we brengen die scenario’s in beeld, zoals ik eerder al vertelde. Motie 4: die functionarissen hebben we al. Niet één maar zelfs meer, maar die noemen wij management en concerncontroller. Dus om daar nog weer een aparte functie aan toe te voegen, daar is het College geen voorstander van. Motie 5 gaat over de opcenten. We hebben als beleid om de opbrengsten geïndexeerd op peil te houden. Vandaar dat er ook afgelopen een voordracht op route is gezet naar uw Staten toe om gewoon trendmatig volgens de index te komen tot een aanpassing. Het aanvaarden van deze motie zou 2,2 miljoen kosten en ik heb de PVV-fractie nog geen dekking horen noemen, maar het zal weinig moeite kosten om dat nog in tweede termijn te doen. Maar het College ontraadt die motie. Op motie 7 zal collega Staghouwer ingaan, maar wel met twee kanttekeningen van financiële aard. De ene is: het beslag dat hiermee gemoeid is, is meer dan anderhalf miljoen. De tweede is dat er zich materieel ook vrijwel geen knelpunten voordoen. Er zijn afspraken gemaakt over het beheer met de terreinbeherende organisaties en voor de ontwikkelopgave, de aankoop en inrichting van de ecologische hoofdstructuur, hebben we een voorfinancieringsfaciliteit, dus er kan gewoon vol gas aangekocht en ingericht worden om die EHS in 2021 gerealiseerd te krijgen. Dus financieel liggen daar geen beperkingen. Op motie 8 ben ik al ingegaan. Het voorstel is om die mee te nemen met de Omgevingsvisie. Op motie 9 zal collega Besselink ingaan. We vinden wel generiek dat het primaat voor dit vraagstuk bij de gemeente ligt.
51
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik had nog mijn lijstje nog de vraag van de VVD over deregulering staan, maar collega Moorlag heeft zijn enthousiasme voor dit thema niet onder stoelen of banken gestoken. Dus dat zal ik niet proberen over te doen, dus dat bespaar ik u. Ik zou de SP willen meegeven dat alvorens zij al te roept dat wij wel al te hard bezuinigen op het OV, wel even de feiten op een rijtje zet – dat doe ik dan maar even voor u. Vanaf 2010 naar nu, 2013, het afgelopen jaar. De landelijke bijdrage is gedaald van 68 naar 62,5 miljoen euro grosso modo. Van die 68 miljoen gaven wij 43 miljoen uit in 2010 aan het OV, van die 62,5 maar liefst 51. dat betekent een stijging van 20 procent extra inzet van provinciale middelen aan het OV en in relatieve zin van 63 naar 88 procent. Mevrouw BECKERMAN (SP): Alweer zo’n naar bericht van dat kabinet uit Den Haag, dat maar bezuinigt op ons goede openbaar vervoer. Wat ik vooral gezegd heb is dat wij heel erg vinden dat er daadwerkelijk op wordt bezuinigd op dunne lijnen op het platteland, op dunne lijnen in de kwetsbare gebieden, de gebieden waar onder andere een pact voor moet worden afgesloten. En dat hekelen wij en daarvan moet u toch wel erkennen dat dat gebeurd is. Misschien is het wel een goede suggestie om eens na te denken hoe we kunnen zorgen dat kernen, zorginstellingen en scholen bereikbaar blijven. Dat is toch niet zo’n heel erg gekke gedachte? De heer BOUMANS (gedeputeerde): Ik herken niet wat u zegt. Overigens hebben dat afgelopen jaar met steun van de SP gedaan. Maar volgens mij hebben wij met elkaar in de commissie afgesproken dat wij een uitbundig debat gaan voeren over de toekomst van het OV en daar verheug ik me al bijzonder op, want ik weet dat de Staten daar goede opvattingen over heeft en daar komen wij ongetwijfeld op een goede manier uit. Het CDA had wat zorgen over de Westelijke Ringweg: dat was ook even onderdeel van een debatje met GroenLinks over asfalt al dan niet. Kijk, misschien is het goed om hier ook nog even te benadrukken dat wij in 2009 de provinciale middelen tot 2020 hebben vastgesteld en dat daarin ook is opgenomen de bijdrage voor de Westelijke Ringweg van ruim 36 miljoen. Het is niet zozeer de ambitie van het College om de Westelijke Ring uit te stellen, maar het is een gegeven voortvloeiend uit de oplevertermijn van de Zuidelijke Ring. Want je kunt niet met de Westelijke Ring aan de slag voordat de Zuidelijke Ring is opgeleverd. Dat zal dus pas na 2021-2022 zijn. Dus wat wij hier gedaan hebben is feitelijk een administratief-technische financiële verwerking van iets wat vanwege andere omstandigheden realiteit wordt. En dat bespaart ons een ingewikkelde discussie nu vandaag op een herprioritering van de RSP-lijst, want in de methode die het College heeft gekozen om tot de dekking van de aardgasmiddelen te komen is afgesproken om tot een aftopping c.q. afroming te komen van andere reserves, dus ook van RSP-MIRT-middelen. Dat hebben we niet gedaan, we hebben voor deze administratieve berekening gekozen, maar de verwachting is ook dat wij gewoon de Westelijke Ring vervolgens in 2021-2022 kunnen aanpakken. Het sparen voor het ringstelsel dat we met de Stad doen, is bijvoorbeeld ook met de Oostelijke Ring geweest, dus dat ik denk ik ook goed neergedaald. Ik maak me daar geen zorgen over, sterker nog: ik denk dat dat helemaal goed komt. Wat we de komende jaren gewoon wel gaan doen – misschien stelt dat de heer Brouns helemaal gerust – is dat we wel gewoon de planstudies op gaan pakken om te kijken wat we nou moeten doen bij de Westelijke Ring en wat nou een goede aanpak daarin zou zijn. Want in alle eerlijkheid: de oudste studies die we op dit moment hebben, zijn ook alweer een paar jaar oud. Dus het kan best zijn dat met nieuwe inzichten en nieuwe methoden er tot voorstellen gekomen kan worden die misschien ook nog wel goedkoper te realiseren zijn. Dat sluit ik namelijk ook niet uit. D66 pleit voor een proeftuin voor het OV-systeem. Nou, dat sluit volgens mij goed aan bij het debat dat we gaan voeren. Men vraagt nog een keer aandacht voor de spoorlijn Groningen-Bremen en wijst nog een keer op de sneltrein naar Winschoten en waarom dat nou zo lang duurt. Dat vraag ik me ook al drie, vier jaren af waarom dat zo lang duurt. Maar het vervelende met infrastructuur is dat de doorlooptermijnen daarvan gewoon vier tot acht jaren zijn en dat is hier ook aan de orde. Er moet een aantal infrastructurele maatregelen worden getroffen, onder andere seinverdichting, er moet iets met het perron in Winschoten gebeuren, iets aan snelheidsbevorderende maatregelen. Ik blijf mij ook iedere keer weer verbazen, maar dit zijn ook reguliere termijnen. Daar waar we die kunnen versnellen, doen we dat wel. Want dat is ook een wens die in uw Staten leeft. Maar dit is wel een realistische termijn. De PVV benadrukt nog een keer het belang van de N33. Dat is ons natuurlijk welkom. Maar zij heeft een wat sceptisch verhaal over de burgerparticipatie rond de Zuidelijke Ring en de oostelijke ring van Bedum: dat herken ik volstrekt niet. GroenLinks vindt het jammer dat het Fonds Bedrijfsverplaatsing niet aan de orde is geweest. Volgens mij hebben we dat in het commissiedebat behoorlijk bij de kop gehad. Ik heb u ook
52
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 aangegeven dat ik het ook jammer vind, tegelijkertijd is het geen urgent geval. Dus het uitstellen van dat debatje tot maart 2015 moet volgens mij niet zo’n drama zijn. Bovendien hebben we wel inzichtelijk gemaakt waar het over gaat en dat is ook een wens. Want vergis u niet: we hebben in deze periode als College een behoorlijke stap gemaakt op het gebied van milieubeleid, handhaving, toezicht en vergunningverlening en daar ben ik wel tevreden over. Dan vindt een fractie het onbegrijpelijk dat wij in rijksinfra investeren. Ja, dat doen we wel meer, ook als het om treinen gaat. Dus zo bijzonder vind ik dat persoonlijk niet. En overigens, fietspaden worden ook van asfalt gemaakt, dus ik weet niet of dat pleidooi tegen asfalt nou zou gaat aanslaan. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): De heer Moorlag heeft al veel vragen in algemene zin beantwoord. Rest voor mij één thema in dat kader en dat is wat de D66-fractie vroeg, namelijk hoe er op dit moment met het Seaports Xperience Centre wordt omgegaan. Er is op dit moment een aantal ondernemers dat elkaar heeft gevonden en op zoek is naar een nieuwe manier om met het Seaports Xperience Centre om te gaan. Wij zouden het als provincie op prijs stellen als we hen even de gelegenheid geven om die verantwoordelijkheid zelf te nemen. Dat is namelijk ooit ook in het verleden de opzet van het SXC geweest, dat het gedragen zou worden door ondernemers. Dus wij geven het SXC en de ondernemers die daar nu mee bezig zijn, de gelegenheid om zich op de toekomst te beraden. Verder blijven wij in de Raad van Toezicht wel een actief partner. Maar wij vinden echt dat de ondernemers nu aan zet zijn. Dat betekent niet dat wij niet met ongelooflijk veel enthousiasme blijven staan achter dit initiatief, want dat zijn toch grote volumes jonge mensen die daar de afgelopen jaren de weg daarnaar hebben weten te vinden en dat is belangrijk voor de toekomstige arbeidsmarkt van Groningen. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik deel de mening van mevrouw Van Mastrigt om die ondernemers inderdaad nu eerst aan de slag te laten. Het was ook niet de portée van datgene wat ik heb gezegd: dat wij daar moesten ingrijpen. Maar laten we dan in ieder geval in de gaten houden hoe zich dat ontwikkelt omdat ook de kennisinstellingen die daarbij waren aangesloten, daar ook heel actief in waren. Dus het gaat me er meer om dat dat inderdaad de ambitie blijft. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Van dat laatste mag u verzekerd zijn, meneer Zwertbroek. Door middel van de Raad van Toezicht blijven wij op de hoogte en ik kan u verzekeren dat ook het Noorderpoort erg actief is in dit Seaports Xperience Centre. Ik loop een drietal moties met u bij langs. Als eerste de motie 1 die het gevolg was van een gepassioneerd verhaal dat mij uit het hart gegrepen was en ik voelde me gerustgesteld door de woorden die later door het CDA werden genoemd, namelijk dat het temperament uiteindelijk niet verandert. Dat vind ik een geruststellende gedachte als ik naar de heer Visser luister. Dit kan hij zo nog jaren volhouden, want temperament verandert immers niet. Er is enige woordenwisseling geweest over of er nu een nieuwe commissie verstandig was – de heer Moorlag heeft daar ook al wat van gezegd. Ik denk dat wij ons niet moeten schamen om assistentie te verlenen, maar evenmin hoeven te schamen om assistentie in te roepen. Dat is beide even waardevol. Er is op dit moment buitengewoon succesvolle website, die heet Durftevragen.com en die wordt ook heel enthousiast gebruikt. En als wij in dat kader kijken naar onze nieuwe manier van besturen, dan denk ik dat het helemaal niet zo gek is om als je problemen hebt, waarvan je het gevoel hebt dat die wel eens groter zouden kunnen zijn dan je met het beschikbare arsenaal kunt oplossen, te durven vragen om meer beschikbare kennis naar je toe te halen. Dat is de ene kant van deze motie. De andere kant is dat we niet op nul beginnen. Er is al ongelooflijk veel in werking gezet en degenen die gisteren in staat waren om in het provinciehuis van Friesland te zijn waar de Noordelijke Innovatieagenda werd besproken, hadden kennis kunnen nemen van het feit dat de kennisinstellingen, bedrijfsleven, vakorganisaties op dit moment al ongelooflijk actief zijn om na te denken over wat nieuwe economische ingrepen kunnen zijn om Noord-Nederland en dus ook Groningen toekomstgereed te maken. Waar ik een klein beetje beducht voor ben is dat wij een nieuwe structuur in het leven roepen die gestapeld wordt op dat wat op dit moment succesvol bezig is om uit de startblokken te komen. Vooral – en dat is iets wat ook bij een aantal van u werd ingebracht – omdat die structuur zoals die op dit moment gebouwd wordt, sterk stoelt op de aanbeveling en zoals die door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in ‘Naar een lerende economie’ worden gedaan. We hebben de heer Van Lieshout, een van de stellers van dat rapport, ook bij ons gehad en hij kwam tot de conclusie dat Noord-Nederland de eerste regio dreigt te worden die de aanbevelingen van de WRR opvolgt. En daarmee spelen wij de bal ook recht in de voeten van de heren Slob en Samsom, die kennelijk komende week nog van plan zijn een motie aan te nemen voor iets wat wij al
53
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 hebben gedaan. Nou, een beter één-tweetje kan niet, daar kunnen wij wereldkampioen mee worden. Maar dat zijn de kanttekeningen die ik bij motie 1 zou willen maken. Ik laat het aan de wijsheid van uw Staten over hoe we met deze motie omgaan. Dan is motie 6 een initiatief van de ChristenUnie-fractie, maar ondersteund door een brede vertegenwoordiging uit uw Staten, dat een nadere precisering geeft waar het beschikbare geld voor de jeugdwerkloosheid de komende tijd aan zou moeten worden besteed. Wat mij aanspreekt in deze motie is dat u aansluiting zoekt bij successen elders. Dat is denk ik iets wat heel verstandig is, omdat we op die manier niet hoeven over te doen wat elders succesvol is uitgevonden. Ik zou u willen vragen om aansluiting te vinden ook bij het laatste punt in uw voorstel, want daar staat ook namelijk in dat wij ook geld kunnen besteden aan onderzoeken. Wij doen al heel veel onderzoek op het gebied van arbeidsmarkt en jeugdwerkloosheid en ik denk dat het goed is dat de ingrediënten die in uw motie staan, ook aangesloten worden bij bestaande onderzoeken, zodat wij geen onderzoeken op onderzoeken hoeven te stapelen en we dus het goede dat elders al gevonden is, maximaal ook voor onze provincie beschikbaar krijgen. Maar ik zie uw motie met nummer 6 als een nadere richting voor de invulling van het beleid dat we de komende jaren met ongelooflijk veel kracht moeten inzetten. Dan pleit motie nummer 13 voor een heel stevige inzet op het terrein van hernieuwbare energie voor de Economic Board-gelden en voor een gedeelte ook de gelden die via de dialoogtafel lopen. Ik heb eerder in de commissiebehandeling op vragen van de ChristenUnie al gezegd dat wij in de tweede helft van dit jaar de discussie over het Economic Board hopen te kunnen voeren bij ons in de commissie en dan ook de programmalijn en de bemensing van het Economic Board en de rol van uw Staten bekend zouden zijn. Ik zou u willen voorstellen om deze richting die u hier in deze motie vastlegt, op dat moment ook in bespreking te brengen, maar u rekenschap te geven van wat er in de gasovereenkomst is vastgelegd over de besteding van het geld voor het Economic Board. Want daarin is namelijk een vijftal prioritaire thema’s benoemd. Daar is energie er een van en dat betekent dus dat in de programmalijn die het Economic Board u gaat voorleggen, hernieuwbare energie ook heel herkenbaar zal terugkomen. Ik zou u willen aanraden deze motie ook even aan te houden en te wachten of ook de programmalijn die het Economic Board u voorlegt, voldoet aan uw verwachtingen en dan kunt u op dat moment nog nadere invullingen wellicht suggereren. Maar op dit moment lijkt het me te prematuur. Mocht u toch willen stemmen over deze motie, dan ontraadt het College op dit moment deze motie, omdat zij ontijdig c.q. prematuur is op dit moment. De heer WILPSTRA (gedeputeerde): De bestuurlijke organisatie is om te beginnen volop in discussie op dit moment. Het gaat over onderwerpen als de omvang van de overheid in haar totaliteit, de verdeling van taken tussen Brussel, Den Haag, provincies en gemeenten. En op dit moment wordt er gewerkt aan de finale versie van een belangrijk document in dat verband, namelijk: Kompas 2020. Dat komt in september in het IPO-congres aan de orde en zal ook hier moeten worden voorbereid, lijkt me. Het lijkt me goed om dan wat uitvoeriger stil te staan bij de discussie over de bestuurlijke organisatie, de taken van de provincie en haar rol waarover verschillende fracties in eerste instantie hebben gesproken. Dan even kort over de gemeentelijke herindeling. We hebben dat onderwerp voor aanstaande maandag op de agenda van de voortzetting van de commissievergadering BFE staan en het lijkt me goed dat we dan uitvoerig stilstaan bij dat onderwerp en dat ik dat nu niet ga behandelen, anders heb je kans dat we dat dubbel gaan doen. Dan nog even één kleine aanvulling op datgene wat collega Moorlag over motie nummer 8 heeft gezegd. Er zijn op dit moment wel voldoende financiële middelen in de verschillende regelingen voorhanden om als het onderzoek tot positieve resultaten zou leiden in het kader van de PVO, die middelen te gebruiken om die ook hiervoor in te zetten. Vooralsnog zijn er voldoende middelen ter beschikking, maar op gegeven moment kan het natuurlijk tot uitputting van de mogelijkheden leiden. Dan nog even in de richting van met name D66, de heer Zwertbroek, over de sport. Het lijkt ons het handigste om zeg maar die reparatie die we hebben toegezegd in de commissie, in de begroting te verwerken. En dan tot slot met betrekking tot motie nummer 10, ingediend door de fractie Vrij Mandaat en de Partij voor de Vrijheid. Wij blijven vasthouden aan de koers dat we ook in het oosten van de provincie moeten komen tot een evenwichtige structuur met gemeenten die voldoende robuust zijn om de taken nu en in de toekomst aan te kunnen. En we hebben dus geen enkele aanleiding om het advies van de commissie-Jansen en Jansen II op dit moment te heroverwegen en daarom ontraden wij deze motie. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Met name GroenLinks en de Partij voor de Dieren hebben mij wat vragen gesteld en opmerkingen gemaakt.
54
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw Homan zegt: u laat als GS steeds meer steken vallen en dat doet mij natuurlijk als natuurgedeputeerde zeer als u dat constateert. Want ik ga u ook proberen ervan te overtuigen dat dat niet waar is. Ik heb ook in de commissievergadering aangegeven dat wij voortdurend bezig zijn om de natuur mooier te maken in Groningen. Als je met name kijkt naar de inrichting van nieuwe natuurgebieden waar we op dit moment sterk mee bezig zijn, de gerealiseerde natuurgebieden als u even in het oog neemt waar u vorige week nog een tweet voor in de lucht hebt gestuurd over de Ommerpolder bij het Zuidlaardermeer, waar wij sterk bezig zijn geweest, het Dammermeer dat eigenlijk nagenoeg in de afrondende fase is op dit moment. Ook als u kijkt naar de aandacht van deze gedeputeerde voor ook het Waddengebied en de Eemsopgave, dan kunt u niet de conclusie trekken dat het steeds slechter gaat met de natuur in Groningen en de Wadden. U zegt terecht, mevrouw Homan, dat u geen brief hebt ontvangen ten aanzien van de toezegging die ik vorige week heb gedaan in de commissievergadering. En dat is correct. U hebt inmiddels de brief in uw mailbox gekregen: dat heeft te maken met de situatie zoals die afgesproken in met Provinciale Staten dat dat moet via de begeleiding van een brief van het College en die is gisteren daar vastgesteld. Dus u kunt hem ook in de besluitenlijst terugzien van gisteren dat dat is gebeurd. En door een onduidelijkheid is die gistermiddag niet naar u uitgegaan en ik heb vanmorgen, zoals u zult begrijpen, alles op alles gezet om die nog vandaag nog naar u te doen toekomen. Het is niet anders dan de cijfers in de Voorjaarsnota – dan heb ik vorige week ook gezegd, maar we hebben het naast die nota nog even keurig voor u onder elkaar gezet. U spreekt nog over een kleinere EHS. Daarbij hebben wij vorig jaar een keuze gemaakt in de nieuwe Natuurvisie en dat is door uw Staten geaccordeerd, dus in die zin hebben wij de opgave van het Natuurnetwerk Nederland. De heer MIEDEMA (GroenLinks): U hebt het inderdaad over het natuurbeleid, over de EHS en wij hebben inderdaad ook een overzicht van de daarvoor beschikbare middelen gekregen voor de komende jaren. In uw verhaal geeft u ook aan dat het College heel veel aandacht heeft voor de EHS en de realisatie, de verwerving en de inrichting en dergelijke. Daar ligt ook niet mijn grootste probleem. Het Programma Landelijk Gebied, waar nu met name op bezuinigd wordt, behelst veel meer dan alleen maar de EHS: dat gaat ook over de natuur buiten de EHS, het gaat ook over agrarisch natuurbeheer, het gaat over landschap, het gaat over toerisme en recreatie – gewoon allerlei onderdelen. En wat mij betreft wordt daar in elk geval ook een overzicht over gegeven van de middelen die daarvoor beschikbaar zijn, want mijn idee is dat daar vooral op gekort wordt. Daar wil ik ook graag naar kijken en dat is ook ons probleem met die korting op die reserve, dat met name die andere onderdelen zoals de Nationale Landschappen sterk onder druk komen te staan. Kunt u daar nog op reageren? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Dat kan ik zeker. Als het gaat over beheer – maar dat heb ik u ook al bij de commissievergadering meegedeeld – heb ik afspraken gemaakt met de terreinbeherende organisaties. Inmiddels zijn die afgesloten in een convenant en een afsprakenkader met Staatsbosbeheer waarin ook het beheer op een goede manier zal kunnen plaatsvinden. Dus in die zin acht ik daarbij op dit moment absoluut geen problemen ontstaan. Als het gaat over temporisering in de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland heeft mijn collega Moorlag daar al een en ander over gezegd en daar zal ook voorfinanciering voor mogelijk zijn. Dan nog een paar dingen ten aanzien van de opmerkingen van mevrouw De Wrede. Het valt mij op dat u met veel plezier in Groningen woont en u zegt ook dat dat komt omdat Groningen zo mooi is en zijn natuur ook zo mooi is. Maar toch spreekt u wel uw zorgen uit. Nou, ik heb uw zorgen over natuur en natuurbeheer net ook geprobeerd te duiden, namelijk dat wij daar op een goede manier mee bezig zijn. U spreekt over de garnalensector. Aangezien ik daar nogal stevig mee behept ben, heb ik toch de behoefte om daar nog een en ander over te zeggen. U spreekt over beschermde delen van de Waddenzee waarin niet gevist mag worden. Ik wil u erop wijzen dat wij op dit moment bezig zijn met de natuurorganisaties en de visserijsector om delen van de Waddenzee een beschermde status te laten krijgen en dat dat op dit moment niet het geval is. Op dit moment mag er nog in grote delen van de Waddenzee gevist worden, behalve in een deel rond Rottumeroog en Rottumerplaat en voor de rest is alles nog vrij. Maar we zijn wel bezig om te kijken – mits we tot afspraken kunnen komen – om dat op een goede manier ook voor natuurherstel te borgen. Dan nog twee moties. Over de motie ten aanzien van de financiering PLG heb ik net al iets gezegd. Dan spreekt de Partij voor de Dieren haar zorgen uit over de biologische landbouw en de aandacht die dit College daarvoor niet zou hebben. Ik kan zeggen dat dat niet het geval is, we hebben
55
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 zeker wel aandacht voor de biologische landbouw. Maar als het gaat om de verduurzaming van de sector dan pakken we toch het hele brede spectrum, dus niet alleen maar het kleine onderdeel biologische landbouw maar dan proberen we die verduurzaming op het totaal van de landbouw van toepassing te laten zijn. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Dit is inderdaad wat we ook al in de commissie hebben gehoord, vandaar dus ook inderdaad een motie van de Partij voor de Dieren en GroenLinks. Want juist biologische landbouw is wat anders dan alleen de verduurzaming en naar de megastallen in de landbouw. Dus wilt u alstublieft aangeven waar dan precies het biologische gedeelte zit en de aandacht daarvoor. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik was nog niet helemaal uitgesproken. U vraagt naar voorbeelden en ik heb twee voorbeelden voor u. Wij hebben het afgelopen jaar een aantal zaken gefinancierd en dat is in het project Plenty Organic en Duurzaam Boer Blijven. Dat zijn twee projecten die we in het kader van de biologische landbouw actief hebben gestimuleerd. Het ene project met ruim 50.000 euro vanuit ons budget. En als u dan erop wijst om naar de toekomst te kijken: wij hebben een borging daar ook van in de Agroagenda, waarin wij samen met Drenthe en Friesland proberen om ook ten aanzien van biologische landbouw een actief beleid te voeren. Een van de projecten die we daarin hebben benoemd is het project Kringloop Landbouw. Dus daar zal ook de komende periode stevig aandacht aan gegeven worden. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Tot mijn grote spijt moet ik zeggen dat mij die twee voorbeelden op dit moment niet zoveel zeggen, ik kan niet zo snel googelen. Maar is het een idee dat u ons dan actief informeert, wellicht met een brief, over de projecten die over de biologische landbouw gaan? Want volgens mij hebben we ook bij de jaarrekening geconcludeerd dat daarvan niets naar voren kwam. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Met alle plezier wil ik dit aan u geven, maar u moet ook beseffen dat wij als College subsidiebeschikkingen doen en aan de hand van de besluitenlijst van het College en de informatie die daarvan naar de Staten toegaat, bent u en kunt u altijd op de hoogte zijn van de activiteiten die wij doen ten aanzien van de biologische landbouw. Mevrouw DE WREDE (PvdD): U geeft die twee voorbeelden van projecten in de biologische landbouw, die u gesubsidieerd hebt. Bij mij bestaat er wel een behoefte om een vergelijking tussen de projecten die u hebt gesubsidieerd in de intensieve veehouderij met de projecten die u hebt gesubsidieerd in de biologische landbouw. Dat gaat het met name om de vergelijking van de totale hoeveelheden geld die zijn geïnvesteerd. Zou dat mogelijk zijn? De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik stel voor dat – want dit gaat wel heel erg op de inhoud in – op het moment dat er behoefte is bij de partijen, om daar nader in commissieverband nog eens met elkaar over te spreken. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik hoorde mevrouw De Wrede praten over die bedragen enzo. Nu staan wij als provincie sinds een paar maanden op Openspending.nl en daar zitten inmiddels drie provincies bij. Als u daarop kijkt, vindt u dit soort staatjes en kunt u precies zien aan de hand van de begroting wat wij waarvoor uitgeven. Aan agrarische en economische zaken is dat 62,18 euro per inwoner. En daar staat een commentaar bij c.q. een analyse en daar staat in dat dat heel veel lijkt. Dat is logisch want Groningen is een plattelandsprovincie, maar het meeste gaat naar economische ondersteuning en slechts 3 procent bijvoorbeeld naar die agrariër. Dus dan hebt u al een beeld. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Het gaat me niet om de totale hoeveelheid geld die door de provincie wordt geïnvesteerd in de landbouw. Het gaat mij om de vergelijking tussen de hoeveelheid die wordt geïnvesteerd in enerzijds de biologische landbouw en anderzijds de intensieve vee-industrie. De VOORZITTER: Mij lijkt het aanbod van de gedeputeerde heel erg mooi om even met alle kennis die hier ook in de Staten zit en bij de gedeputeerde, daar in de commissie nog verder uit te diepen. Gaat u voort. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Het laatste is motie 13 over visserijsubsidies en daar zijn ook wat vragen door de Partij voor de Dieren over gesteld. Ik kan u melden dat wij stevig inzetten op
56
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 duurzame visserij en daar hebben we programma’s voor en dat willen wij ook stimuleren. Dus wat mij betreft is deze motie niet nodig. Mevrouw BESSELINK (gedeputeerde): Rest mij nog een paar onderwerpen om op in te gaan naar aanleiding van de eerste termijn. Leefbaarheid – om daar maar mee te beginnen: gedeputeerde Moorlag heeft al iets gezegd over motie 2, maar ik wou me daar toch kort bij aansluiten. Ik interpreteer de motie inderdaad als een langlopende agenda en zoals de heer Moorlag ook al zei: je moet die scenario’s eerst een beetje helder hebben zodat de Staten daar in de volgende periode goede beslissingen over kunnen nemen. Een beetje in reactie op de discussie tussen mevrouw Beckerman, die zich afvroeg of je nu moet wachten of je juist nu al tempo moet maken. Er gebeurt nu al heel veel, wij maken al heel veel tempo. Je ziet ontzettend veel projecten gebeuren in het kader van de leefbaarheid in onze provincie. We trekken ook alvast gelden naar voren om de voortgang in die energierace vooral ook erin te houden. In een langlopend perspectief zou je kunnen verwachten dat daar ook na 2020 nog een heleboel energie in blijft zitten. Er ontstond een beetje een discussie over ‘van bovenaf of van onderop’. Ik zeg altijd dat die overheid ook altijd een soort backbone – in goed Gronings – moet zijn die alles goed moet regelen en daar heb je echt overheidspartijen voor nodig en voor de rest moet je er ook voor zorgen dat al die initiatieven van onderop goed vorm kunnen krijgen. Soms heb je daar iets meer faciliterende acties bij nodig als overheid – gemeente of provincie – en soms loopt dat allemaal ook helemaal vanzelf. Maar daar moet je goed naar de behoefte van onderop op inschakelen. Afgelopen zaterdag was de Dag van de Daadkracht waarop die 35 initiatieven die meededen, zich hebben gepresenteerd en daar zag je ook die energie zitten. De heer Zwertbroek noemde nog die kennismakelaar. Wij zijn ook bezig met een ideeënmakelaar om juist die projecten van onderop te faciliteren. En dat kan alleen met vrijwilligers, meneer Brouns, dus ik ben het helemaal eens met uw oproep: koester hen en dat doen wij ook zeker met ons beleid met steunfuncties via het CMO. Ik maak ook even misbruik van de gelegenheid om alvast bij u erop te wijzen: reserveer 1 december in uw agenda, want dan hier in de Statenzaal weer de uitreiking van de Vrijwilligersprijs plaats. En één betrokkene bij de vrijwilligers, de heer Wolters, begint ook al te glimmen, want dat is altijd een prachtige bijeenkomst en hij zit namens u in de jury. De vrijwilligers regelen het allemaal zelf wel en vinden het ook hartstikke leuk om te doen, maar de waardering die ze krijgen door zo’n Vrijwilligersprijs is wel heel groot: dat wordt zeer gewaardeerd. Dus 1 december, beste mensen, is de datum en vanaf september kan men zich daarvoor aanmelden. Dan nog even in het kader van het zorgdebat – zullen we maar zeggen. Daar heb je dus inderdaad de financiële kant van het mede mogelijk maken. Over de ziekenhuiszorg heeft de heer Moorlag al van alles gezegd. Aan de andere kant maakt hij zich er ook druk over dat de zorg van dichtbij goed bereikbaar is en daar zijn we juist ook heel ondersteunend en faciliterend in om te zorgen dat de zorg dichtbij heel goed georganiseerd kan worden via integrale zorgcentra. Dat gaat deels vanuit professionals met zorgverzekeraars. Maar minstens zo belangrijk – en dat ben ik het helemaal met mevrouw Beckerman eens – is dat je ook heel goed kijkt naar initiatieven waar bewoners bij de zorg met elkaar hun taken oppakken. En gelukkig zie je in onze provincie daar ook heel veel goede initiatieven van. Ik noem Goud Oud Warffum, ik noem het project van Zorgbelang dat een werkplan zorg voor burgerparticipatie maakt en in de pijplijn zitten nog meer goede projecten in Veendam, Pekela, Oldambt en Menterwolde. Dus daar gebeurt heel veel om op allerlei niveaus met elkaar te zorgen dat die zorg goed georganiseerd blijft. Dan rest mij alleen nog de reactie op motie 9, waar ook gedeputeerde Moorlag al een voorschot op nam. Het is natuurlijk een heel sympathieke motie. Wij hebben in de vorige ronde extra geld van u gekregen voor armoedebestrijding en dat wordt zeer nuttig ingezet: met name voor de bovenregionale projecten. En de link die u legt is toch echt een gemeentelijke taak en daarin moeten we ook een beetje rolvast zijn. Dus dan ontraden wij deze motie. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb nog een interruptie, maar dan niet voor mevrouw Besselink. Die is in den brede want ik heb uitgebreid stilgestaan bij het toerisme en ik heb zowel bij de gedeputeerde die over toerisme en ook leefbaarheid als die over natuur en landschap en die over sport en cultuur geen reactie gehad. Nou hoeft het niet van allemaal, maar als er eentje vóór de tweede termijn een reactie zou willen geven op wat ik heb gezegd over recreatie en toerisme, dan zou ik dat heel prettig vinden. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): De heer Zwertbroek heeft daarin gelijk. Ik ga hier herhalen wat wij daarover in de commissie al gewisseld hebben, namelijk dat wij ons als provincie een toch wel unieke rol hebben om met name faciliterend en voorwaardenscheppend bezig te zijn. Dat geldt in het
57
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 economisch beleid in de breedte en zeker ook voor het toeristische beleid. Dat betekent dat wij een analyse proberen te maken. Zo zitten wij op dit moment ons geld in om de toeristische infrastructuur tot onze verantwoordelijkheid te maken en ook de ontmoetingsfunctie tussen de verschillende, vaak kleinere toeristische ondernemers te organiseren. Verder roepen wij straks vooral de Groninger gemeenten en misschien straks de nieuwe grotere Groninger gemeenten op om daar waar dat in Groningen aan de orde is, toeristisch, economisch en structuurversterkend beleid echt als een lokale verantwoordelijkheid te zien. En dat betekent dat je een mooie getrapte verantwoordelijkheid zult krijgen, waarbij lokaal de gemeenten in nabijheid de toeristische infrastructuur vorm zullen geven, dat provincies meer gemeentegrensoverschrijdende infrastructuur tot hun verantwoordelijkheid weten te maken en dat er van rijkswege er een aantal stimuleringsmaatregelen zal zijn. Dan zou uw vraag kunnen zijn: wat zijn dat dan, toeristische grensoverschrijdende infrastructurele maatregelen? Dan moet u denken aan ruiter- en wandelpaden, aan de waterwegen maar ook aan de gedachte om bijvoorbeeld ondernemers intensiever met elkaar te laten samenwerken, zodat je arrangementen om toeristen die naar Groningen komen, langer in Groningen laat verblijven. Bedoeling is een totaalbeleving – zoals dat heet – of een productmarktcombinatie – de term die op andere wetenschapsgebieden wel geldt – zodat de toeristen ook uiteindelijk meer laat besteden om meer werkgelegenheid te laten ontstaan. Dat is de manier waarop wij op dit moment met toerisme omgaan. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb twee vragen naar aanleiding van wat de gedeputeerde zegt. Allereerst geeft zij aan dat er toch een bepaald kader ligt waar de provincie mee werkt. Daarvan zie ik het nodige terug in de stukken, maar u bent dus ook met initiatieven bezig om daar – ik zou bijna zeggen – weer als kennismakelaar op te treden. Heb ik dat goed begrepen van u? Daarnaast geeft u vooral aan dat u op de infrastructuur zit. Maar er zitten dus geen mogelijkheden voor ondernemers die in de toeristische sector zitten, om aanspraak te maken op de economische budgetten die er zijn? Want over het algemeen zijn dat ook MKB’ers in die branche. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): We dreigen hier ook een discussie te voeren die ik denk in het kader van de Voorjaarsnota wel vrij operationeel wordt. Dus ik aarzel een beetje om u te beantwoorden. Ja, wij hebben een kader. Dat staat in het Economische Actieprogramma en dat is zoals ik zojuist omschreef en daar zit die makelaarsfunctie in zoals die voor andere economische sectoren er ook is. Dat is iets van een bedrijvencontactfunctionaris en die functioneert voor de chemie nu eenmaal anders dan voor het toerisme. Ten tweede staat het voor toeristische ondernemers evenzeer vrij, evenals alle andere ondernemers, om gebruik te maken van de vele subsidiemogelijkheden die wij hebben. Dat gebeurt ook, het Innovatief en Duurzaam MKB-Fonds staat ook voor hen open, de NIOF-subsidie staat voor hen open. Dat is ook een terugkerend onderwerp tijdens de bijeenkomsten van toeristische ondernemers. Wij behandelen hen net zo als alle andere ondernemers en waarderen hen op gelijke wijze. De VOORZITTER: Dank. Ik zit even te kijken. Het is nu ook een mooi moment voor de pauze. Dan zou het enorm helpen volgens mij als u de pauze en al uw schorsingen en al uw overleg en al uw uiteindelijke stellingname over wat u gaat doen een beetje in die tijd kunt doen. Want anders gaan we straks schorsing op schorsing bouwen en dan loopt het heel snel uit – we hebben daar ervaring mee onder elkaar en dat is vaak niet positief. Dus ik probeer even een realistische schatting te maken. Als ik het nou even royaal doe, want ik vind dat u ook even de tijd voor dat alles moet hebben. Als we nou gewoon weer om half vijf beginnen en dat dan ook echt alle zaken door u gedaan zijn onder elkaar. Dan hebt u al het overleg kunnen doen en dan kunnen we in een gestaag en strak tempo proberen de zaken in de tweede ronde af te handelen. Akkoord? Aldus. Dan schors ik de vergadering tot 16.30 uur. [Schorsing van 18 minuten.] De VOORZITTER: Misschien dat iedereen zijn of haar plaats weer wil innemen, dan heropen ik de vergadering. Als eerste heeft de heer Visser het woord namens de PvdA-fractie. De heer VISSER (PvdA): Vanuit de gedrevenheid en emotie van vanochtend past nu ook weer enige bezinning, want we komen aan de stemmingen toe – mocht dat aan de orde zijn. Wat betreft de beantwoording van het College: daar kunnen wij ons buitengewoon goed in vinden, ook als het gaat om onze motie 1. Maar daarmee zwakken wij niets af. Ik wil even wat dingen duidelijk maken. Als wij het in die motie hebben over ‘deskundig en gezaghebbend’, dan gaat het hier bij gezaghebbend vooral op basis van deskundigheid. Als wij gepleit hebben voor mensen van buiten, ging het juist erom om deskundige mensen van buiten te paren aan de mensen die nu al in het gebied doende
58
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 zijn, waar heel veel goeds gebeurt – laat dat helder zijn. Waar ook bestuurlijk mensen actief zijn die zeer de moeite waard zijn en samenwerken met gemeenten, provincie en sociale partners, maar wel wezenlijk: met de vakonderwijs- en onderwijsinstellingen. Dat is toch een element waarbij ik ook heel erg naar het primair onderwijs heb gekeken en dat partnerschap zit in de WRR-samenwerking en hetgeen wat wij gisteren in Leeuwarden bespraken, niet expliciet. En in dat opzicht vind ik wel degelijk dat wij iets toevoegen aan het bestaande. Elk beeld dat wij iets van een regeringscommissaris naar het gebied zouden willen sturen, moet meteen van tafel. Absoluut níét. En dat de provincie het daar wel eens komt bepalen: absoluut níét. Want ik heb niet voor niets verwezen naar het model van de communicerende vaten en het Groninger Museum, ook al houdt elke overheidslaag haar eigen positie en haar eigen verantwoordelijkheid en dat heb ik ook in de beantwoording van het College ook heel duidelijk gehoord en daar vinden wij elkaar dus in. Voor het overige kunnen wij ons als fractie heel goed vinden in de behandeling van de voorliggende moties 2 en verder, tot alle moties die wij hebben besproken. En omdat wij ook onze eigen positie in het debat serieus moeten nemen en ik vanochtend ook wel het nodige heb gezegd over moties die overbodig zijn. Met de toezegging van het College als het gaat om wat wij met motie 2 beogen, daar nemen wij genoegen mee – daar hebben wij alle vertrouwen in – en daarom trekken wij die in. Motie 2 is overbodig. Mevrouw WULFSE (VVD): We wilden nog twee wezenlijke antwoorden aan de orde stellen die we nog niet hadden gehad van het College. En die gingen met name over het bewerkstellingen van de eigen keuze rond het verbeteren van de woningen in het aardbevingendossier. De gedeputeerde heeft iets gezegd over een consortium. Nou, dat zit er niet in, maar we hebben daar wel ideeën over. Dus wij hebben besloten dat wij gewoon met een initiatiefvoorstel komen en dat komt het later wel in debat. En dan beperk ik mij nu tot de moties. Over motie 1 hebben wij lang gesproken, ik heb allerlei notities vanuit de fractie meegenomen. Voor ons heeft die toch wat de ondertoon van de oude economie. De bedoeling begrijpen wij, maar ik heb wel duidelijk gemaakt denk ik in mijn eerste termijn hoe wij daarnaar keken – ook in het debat – dus die motie kunnen wij niet steunen. Motie 2 is ingetrokken, maar wij vinden het wel prettig dat het financieel-technisch inzichtelijk wordt gemaakt. Motie 3 van het CDA: ja, blijkbaar is in de commissie én in de Staten al een paar keer uitgelegd dat de Westelijke Ring niet wordt uitgesteld, maar het CDA verstaat dat anders, dus die motie steunen wij niet. Motie 4 ook niet, motie 5 ook niet. Motie 6 over de jeugdwerkloosheid: daar heeft het College bij monde van gedeputeerde Van Mastrigt van gezegd dat die eigenlijk een nadere invulling is van bestaand beleid. Iedereen verder heeft de motie ondertekend en bij een nadere invulling van bestaand beleid zijn wij ook geen spelbreker, dus die ondersteunen wij. En de andere moties ondersteunen wij niet. Mevrouw BECKERMAN (SP): Zowel D66 als de Partij van de Arbeid hebben een zin eigenlijk uit hetzelfde gedicht gequootet tijdens hun behandeling. Zowel Partij van de Arbeid als D66 quootte ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.’ Deze zin komt uit het gedicht ‘Huwelijk’ en gaat over een uitgeblust huwelijk zonder liefde. De zin ervóór is: ‘Maar doodslaan deed hij niet.’ Twee collegepartijen die hetzelfde gedicht over een zéér ongelukkig huwelijk quoten. De SP concludeert: tijd voor een scheiding, tijd voor een nieuw begin. De SP is voor een pact voor een nieuw Groningen, voor werk, voor het trekken van bedrijven, voor opleiden, voor zorgen dat de opleidingen aansluiten bij de arbeidsmarkt, voor zorg, voor voorzieningen, voor veiligheid, voor schoonheid, voor onderop samen met gemeenten. Wij er niet voor om dat nu door een externe commissie te laten doen, wij zijn ervoor om dat hier door partijen in Groningen te doen. U hebt gemerkt dat mijn collega Jan Hein Mastenbroek er vandaag niet is, hij zit op Zanzibar. En hij is een ontzettende fan van Ajax, maar ik dacht: als zolang hij er niet is kan ik wel iets van Feyenoord quoten: ‘Geen woorden, maar daden.’ Dat is misschien niet heel erg handig voor politici, misschien moet het worden: ‘Woorden én daden.’ Laten we het zélf gaan doen, laten we niet door een externe commissie laten doen, maar zelf daarvoor gaan zorgen de komende tijd. Het liefst ook nog zonder het kabinet, dat keihard bezuinigt op de sociale werkvoorziening, op de zorg en op sociaal beleid. Misschien ook nog even goed om te vertellen bij moties wij vóór of tegen gaan stemmen. Ik heb net de kritiek gekregen dat wij maar een beetje zuur en onontwikkeld links zouden zijn. Dus ik dacht: dan gaan wij maar voor de meerderheid van de moties stemmen, dan laten wij zien dat wij heel veel willen. Dus we stemmen vóór moties 3, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 en tegen 1, 4, 5 en 13.
59
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 De VOORZITTER: De andere regel in het gedicht waaruit mevrouw Beckerman citeerde, luidde: ‘Maar ook deemoedigheid die des avonds komt als de schemering valt.’ [Applaus.] En dat brengt ons bij de heer Brouns van het CDA. De heer BROUNS (CDA): Tja, en zo praten wij in deze Statenzaal zelfs over scheidingen – waar we het in de politiek niet allemaal al over kunnen hebben. Ook scheidingen kunnen heel veel geld kosten als zij eindigen in een vechtscheiding. Dus wellicht wil ik de SP vragen om dan in ieder geval, mocht het er ooit van komen, als scheidingsbemiddelaar beschikbaar te zijn, zodat het niet al te veel geld kost om uit elkaar te gaan. Een aantal zaken nog. Ten eerste motie 1 van de Partij van de Arbeid, waar de heer Visser zojuist in tweede termijn nog een nadere toelichting op gegeven heeft. De VVD gaf aan daar nog iets van die oude economie in te proeven. Dat gevoel hadden wij bij de CDA-fractie ook. Zo van: in hoeverre komt dat nou van bovenaf? Wordt dat neergelegd of komt dat van onderop? Ik denk dat de heer Visser daar in zijn tweede termijn al van aangegeven heeft dat zijn fractie juist die verbinding en die samenwerking juist van onderop zoekt en die initiatieven wil laten komen. Wat ons betreft betekent dat ook dat wij gewoon onze partners in het gebied vragen: waar hebben jullie nou behoefte aan? Hoe kijken jullie ertegenaan? Wat zou onze rol als provincie daarin kunnen zijn? Als wij die motie op die manier kunnen uitleggen, dan hebben wij ook daarbij het comfort dat het ‘nieuwe denken’, zoals dat in eerste termijn al werd aangegeven door de heer Visser, ook echt zijn beslag gaat krijgen. En dan kijken wij ook met spanning uit naar de volgende Statenvergadering waar dan wel weer een aantal onderwerpen op de agenda staat dat wel weer een vervolg kan krijgen. De heer VISSER (PvdA): U bent een aandachtig luisteraar, merk ik. Hebt u mij het gedicht horen citeren waarvan wij beticht werden? Dat was niet het geval. Maar hebt u dat gehoord? De heer BROUNS (CDA): Ik heb dat niet gehoord. De heer VISSER (PvdA): Klopt. En dan hebt u mij als het gaat om de motie volgens mij ook heel goed verstaan. De heer BROUNS (CDA): Dan dank ik u voor die bevestiging. Nou ja, dan sluit ik me ook aan bij de woorden van het College op dat punt, omdat een commissie daar denk ik vermoedelijk toch echt wel een meerwaarde in kan zijn. Dan wil ik nog twee korte andere punten maken. Het eerste punt betreft onze eigen motie. Wij hebben van de gedeputeerde begrepen dat de Westelijke Ringweg om technische redenen vooruitgeschoven wordt omdat de Zuidelijke Ring eerst klaar moet zijn, maar dat het sparen doorgaat. Dus dan hebben we straks ook het geld om dat allemaal te realiseren. In dat geval is het zinvol om onze motie 3 in te trekken, dus als wij dat zojuist goed begrepen hebben, zullen wij onze motie dan ook intrekken. Dan nog een korte slotopmerking ten aanzien van de overige moties. Ik heb gepleit voor een behoedzaam financieel beleid. Moties die geld kosten steunen wij niet. Dan is er nog de motie die ingaat op het herindelingsdebat. Ja, wij gaan hier niet over tot deelbesluitvorming aan de hand van een motie. Het herindelingsdebat voeren wij integraal en dat zal dan ook tot een goed afgewogen besluitvorming moeten leiden. Als het gaat om de motie van de PVV over inkoop. Ja, extra geld uitgeven om te besparen op inkoop: ik ga er gewoon vanuit – en ik heb ook alle vertrouwen in onze ambtelijk apparaat dat dat ook gebeurt – dat men daar zeer kritisch is op onze uitgaven en dat op een goede wijze binnen het management van de afdeling geborgd is. De heer ZWERTBROEK (D66): Wij zijn er blij mee dat GS een zeer grote delen van onze algemene beschouwingen goed ontvangt. Wij zullen ons allereerst uitgebreid bemoeien met die Omgevingsvisie – dit naar aanleiding van de motie van GroenLinks – omdat wij sympathiek daartegenover staan. Maar wij willen juist ook kijken of dat nog breder kan dan alleen in de motie staat vermeld, want de basis ligt bij de Omgevingsvisie. Verder zijn wij ook blij met de woorden over het Seaports Xperience Centre en de spoorverbinding Groningen-Bremen. Ik zou zo willen zeggen: gedeputeerde Boumans, wij houden contact. Verder bij toerisme ben ik blij dat de gedeputeerde daar in eerste termijn toch het nodige over heeft kunnen zeggen. Daarover gaat mijn fractie zich beraden en wij komen daar wellicht op terug bij de begroting met een initiatiefvoorstel.
60
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Dan langs de moties. Allereerst motie 1: daar hebben wij het in de fractie uitgebreid over gehad en D66 zal deze niet steunen. Wij zijn van mening dat datgene wat hierin staat wat ons betreft provinciebreed hoort. Daarnaast kennen we de gedeputeerde die over de economie gaat, mevrouw Van Mastrigt, als een zeer energiek – kan ook bijna niet anders met energie in de portefeuille – persoon. Dus wij zouden willen zeggen: actie en dan behoeft dat hele proces voorafgaand wat ons betreft niet. Als er maar goed contact is met al die verschillende organisaties en kennisinstellingen. Maar goed, wij gaan ervanuit dat mevrouw Van Mastrigt daar goed binnenkomt. Motie 2 en 3 ingetrokken. Op motie 4 en 5 zijn wij tegen. Motie 6 hebben wij mede ingediend, dus vanzelfsprekend zullen wij die steunen. Motie 7 zijn wij tegen. Motie 8 vinden wij zoals gezegd sympathiek. Wellicht wordt die nog breder en daar gaan wij graag met GroenLinks over in gesprek om die motie over de ‘Route Soleil’ verdere invulling te geven. Mevrouw Beckerman begreep het net al: ik was de enige die dat gedicht gebruikte, dus van een scheiding is geen sprake. En de volgende verleidingsronde vindt plaats na de verkiezingen volgend jaar. De heer VAN KESTEREN (PVV): De heer Moorlag vraagt om dekking. Dat zou wat ons betreft uit de PLG-gelden kunnen, want daar zit 15 miljoen in en ik zeg: dat zou heel goed gebruikt kunnen worden – al zal dat wel tegen uw robuuste natuur ingaan. Maar ja, wederom geldt: ‘waar een wil is, is een weg’. De heer Boumans herkent zich niet in de scepsis van de PVV ten aanzien van de burgerparticipatie. Nou, dan zou hij de insprekers en bewoners rondom de Zuidelijke Ringweg eens moeten horen. Een mooi voorbeeld derhalve van de arrogantie van de macht, waarmee de afstand tussen politiek en burgerij wordt geïllustreerd. En in deze conclusie, meneer Boumans, herkennen de bewoners van de zuidelijke stadswijken van Groningen zich wel dégelijk. Dan even iets over de PvdA. De heer Visser gaat het Groninger Museum aan het hart en hij spreekt mij zelfs persoonlijk aan in zijn pleidooi voor meer kunst en cultuur van buiten. Dat is een uitstekend idee: kunst en cultuur van buiten de stad. Uit onze regio, dus. Waar, zoals hij zelf zegt, heel veel creatief vermogen huist. De Groningse kunst en cultuur en kunstenaars en de Dutch designindustrie uit de regio in het Groninger Museum. Dát zou wat zijn. En over zijn betoog voor het Pact van Groningen, waarmee hij deze Staten probeer in te pakken, is mijn partij niet gecharmeerd. Het is volgens ons een motie om het falend PvdA-beleid van het afgelopen jaar te maskeren met wederom een pleidooi voor – de VVD heeft dat ook al gezegd – de oude planeconomie van de maakbare samenleving, waarvan blijkt dat er consequent keuzes worden gemaakt die de burger niet wenst en dus zeker niet in het belang van de Groningers is. Commissies – tenminste, zoals ik ze ervaar – worden gepresenteerd als commissies met veel know-how, maar vaak weer blijkt dat het commissies zijn van ‘hou-nou’. De PvdA is gericht op de leefbaarheid op het platteland en vervolgens wordt ingezet op windturbineparken in met name bewoond gebied – over leefbaarheid en landschappelijke waarden gesproken. De VVD geeft aan bewoners, ondanks waardevermindering en schade aan hun huizen, niet uit het kerngebied wegwillen. Dat klopt, dat heb ik ook al vaker gezegd tegen de commissie-Meijer en dat was de reden om niet over te gaan tot schadeloosstellingen of uitkoopregelingen. Vaak willen mensen gewoon blijven in het gebied waar ze wonen en waar ze opgegroeid zijn. De VVD zou dan ook net als de PVV meer moeten inzetten op schadeloosstelling voor gedupeerden in plaats van het steunen van dit beleid van de dialoogtafel dat wij totáál niet zien zitten. Mevrouw WULFSE (VVD): U weet als geen ander dat wij als enige direct heel kritisch zijn geweest over de aanpak van de dialoogtafel. Waar ik op doelde met ‘hier wil ik blijven’ heeft niks te maken met schadeloos stellen. Uiteraard vinden wij dat mensen volkomen schadeloos gesteld moeten worden, maar het ging om het initiatief van de Stichting Groningen-Noord dat is uitgedeeld en dat wij gewoon een mooi burgerinitiatief vinden. Op die manier heb ik dat naar voren willen brengen en dat ging over ‘ik wil hier blijven leven en wonen en we hebben daar ideeën bij’. En die ideeën willen wij graag vanuit de provincie steunen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik wil graag refereren aan het eigenhuisbezit dat de VVD hoog in het vaandel heeft staan. Dat mensen die graag weg zouden willen c.q. zouden willen verhuizen, gewoon geconfronteerd worden met eigenhuisbezit waarvan de waarde nul is en ook schade aan hun huis hebben. Dan zou met name de VVD daar veel meer op in moeten zetten, schouder-aan-schouder met de PVV.
61
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Mevrouw WULFSE (VVD): Wij denken daar precies hetzelfde over. De heer VAN KESTEREN (PVV): Mooi, dat zou dan ook vertaald moeten worden in concrete steun en ook in het laten zien dat wij er samen voor gaan. Ook ziet de VVD de fusie tussen Groningen en Drenthe zitten. Ik denk dat met name de PvdA en de VVD elkaar hierin zullen vinden. Het bevestigt de solidariteit waarmee ik door de heer Visser op pad ben gestuurd naar het IPO. Ook weer om maar eens aan te geven dat we het hier over scheidingen en huwelijken: dat zou een mooi huwelijk zijn en dan trouwen in gemeenschap van goederen. Dat zou Drenthe als de bruid erg prettig vinden, denk ik. De socialisten van de SP vinden zichzelf internationaal. Of moeten we zeggen: de internationale socialisten? Men heeft de internationale solidariteit hoog in het vaandel. De PvdA zou de SP dan ook echt uit moeten nodigen op het feest van de nivellering. Waarom ze vaak niet uitgenodigd worden, is mij een raadsel. In Nederland is dat feest al een tijdje aan de gang, maar de welvaart van Nederland holt daardoor ook achteruit: door het EU-nivelleringsproject en het ongebreidelde instroom van nieuwkomers. Daarbij geholpen door een lucratieve asielbedrijfstak, die meefeest op het nivelleringsfeest van de PvdA. Tot slot wil ik nog een persoonlijk woordje richten aan het buurmeisje van mevrouw Beckerman, Amal. Amal, je bent meer dan welkom in ons land en dat is oprecht gemeend. Je bent een lieve meid die niemand kwaad doet, natuurlijk. Maar de SP doet wel kwaad. Want door de grenzen voor iedereen open te stellen kunnen we de voorzieningenstaat die we hebben opgebouwd, niet behouden. Door het doorgeslagen beleid van internationale solidariteit wordt een goede toekomst, ook voor Amal, onzeker. Voor de SP is het wat dat betreft dweilen met de kraan open. De heer VISSER (PvdA): Ik wil de heer Van Kesteren een vraag stellen en ook echt even opkomen voor de boodschap van solidariteit die hier is uitgesproken – met alle verschillen die wij hier hebben. Daar staan wij pal voor. Bent u zich ervan bewust dat wij in onze economie nu en in de toekomst alle handen, hoofden en harten nodig hebben om ook bijvoorbeeld uw oude dag tot een succes te maken? De heer VAN KESTEREN (PVV): Dit is nou precies wat ik bedoel. Om die voorzieningenstaat en mijn oude dag te garanderen is niet de juiste weg: zet die grenzen open, iedereen is welkom en de hele internationale ellende op je dak en op je schouders nemen. Ik ben liever nuchter, zoals alle landen in de wereld. De grenzen stel je open voor mensen die dat graag zouden willen en die vervolgd worden: prima. Maar niet ongebreidelde instroom: dat is voor mij heel duidelijk dat dat niet werkt en dat daar de economie en de verzorgingsstaat niet mee gediend zijn. En alles wat u er dan uitkraamt naar mij van ‘ik ben dit en ik ben dat’ – ik heb dat de afgelopen jaren wel gemerkt – ook in uw fractie. En u maakte zich net druk om losers, geloof ik. Maar ik vind heel duidelijk dat u zich ook moet schamen wat er door u en ook door uw fractie af en toe uitgekraamd wordt in de wandelgangen naar mij. De heer VISSER (PvdA): Wat in de wandelgangen wordt gezegd is geen onderdeel van deze beraadslagingen – dat is een goede gewoonte in dit huis. Maar ik kan alleen voor mezelf spreken, spreekt u de anderen voor mijn part daar vooral ook op aan. Ik heb u wat dat betreft af en toe scherp bestreden. Ik ben één keer emotioneel met u bezig geweest, dat doe ik ook nooit weer. Want dan verlies je het, dat is niet goed. Maar ik kan u nog altijd met u op menselijke grondslag prima door één deur, al ben ik het fúndamenteel over een aantal dingen met u oneens. Ik hoop dat u vindt met mij dat dit past bij de beste tradities van dit huis. De heer VAN KESTEREN (PVV): Ik spreek de heer Visser aan op zijn verantwoordelijkheid als fractievoorzitter, dat hij zijn mensen in zijn fractie tot de orde roept. En dat gebeurt niet – tenminste niet openlijk – wat je van een fractievoorzitter zou moeten verwachten. De heer VISSER (PvdA): Goed, daar ga ik niet op in. Maar in mijn fractie is het zo – en daar vallen soms harde woorden, ook naar aanleiding van wat gebeurd is en waaraan u refereert – dat als iemand bereid is tot inkeer, hij of zij in onze beweging een tweede kans krijgt en zo hoort het ook. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik heb een puntje van orde. En het is namelijk dat dit een heel gevoelige discussie is – dat blijkt al. Maar dit niet iets is wat de provincie is – hoe gevoelig en belangrijk ook. Dus ik zou eigenlijk willen voorstellen dat wij verdergaan. En voor het overige: er zijn inderdaad meningsverschillen. Ik doe afstand van de woorden die zonet zijn gebezigd en ik ga graag met de heer Van Kesteren verder in debat over de inhoud waar wij in Provinciale Staten over moeten spreken. De heer VAN KESTEREN (PVV): Daar kan ik mij helemaal bij aansluiten.
62
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): In deze laatste algemene beschouwingen van deze zittingsperiode hebben wij veel ruimte gezien in de bijdragen voor ideologie van partijen. Kortom: het is de opmaat naar het verkiezingsjaar – dat is wel te merken vandaag. In onze algemene beschouwingen hebben wij aandacht gevraagd voor een aantal onderwerpen waaronder de gaswinning, de regionale economie en de jeugdwerkloosheid. Ik zal kort ingaan op de reactie die wij daarover van het College hebben gekregen. Ten aanzien van de regionale werkgelegenheid zijn wij natuurlijk verheugd te horen dat GS al in Noord-Nederlands verband bezig is met een initiatief en we wellicht als eerste al in aanmerking zouden kunnen komen voor een rijksbijdrage of een stimulering door rijksbeleid van dat initiatief. Wij hopen dat volgende week de motie-Slob/Samsom zal worden aangenomen en wij met vereende kracht voor Groningen en Noord-Nederland aan het werk kunnen gaan. Ten aanzien van jeugdwerkloosheid zijn wij heel erg blij dat het nu echt een heel breed Stateninitiatief is geworden om hiermee aan de slag te gaan. Ik onderstreep de woorden van de gedeputeerde dat we natuurlijk geen onderzoek om het onderzoek moeten gaan doen, maar moeten kijken waar je juist als provincie aanvullend kan zijn op wat er gebeurt. Aandacht vragen wij nog wel voor het tweede onderdeel van de motie, namelijk het bijdragen aan het creëren van werkervaringsplekken met aandacht enerzijds voor de begeleiding van de jongeren en aan de andere kant het ontzorgen van de werkgevers ten aanzien van de administratieve lasten als voorwaarden. Wij vragen of het College dit ook actief wil oppakken. Wij hebben dit gehoord in alle gesprekken die we hebben gevoerd met verschillende instanties, met het vele MKB in onze provincie en wij denken dat dit echt een actief onderwerp moet zijn om daarmee ook aan de slag te gaan. Ten aanzien van het gaswinningsvraagstuk heb ik eigenlijk twee vragen waar ik graag een bevestiging op zou willen hebben. Ten aanzien van het Economic Board dat er écht wordt ingezet op het langetermijnperspectief van de economie in Groningen en ten aanzien van de dialoogtafel dat de gedeputeerde die daar aan tafel zit, nadrukkelijk aandacht zal vragen voor het cultureel erfgoed in onze provincie. Dan kort de moties. Motie 1 over Oost-Groningen van de Partij van de Arbeid: wij zien de noodzaak tot ingrijpen in Oost-Groningen. Vorige week nog zijn wij op werkbezoek geweest met onze fractie – dat doen wij een aantal maanden per jaar. In de gemeente Oldambt hebben wij een bezoek gebracht aan Synergon en de problematiek daaromtrent. Wij zien deze motie als een middel – het zou een middel kunnen zijn – om de oplossing te vinden. We zijn denk ik met zijn allen op zoek naar dé oplossing van het arbeidsmarktvraagstuk in deze provincie. Maar deze richting zou die oplossing wel eens dichterbij kunnen brengen. Om die reden zullen wij instemmen met deze motie. Moties 2 en 3 zijn ingetrokken. Op motie 6 ben ik net ingegaan. Over de motie over herindeling gaan wij maandag in de commissie nog vergaderen, dus die kan nu niet op onze steun rekenen. En ten aanzien van de motie van de Partij voor de Dieren over de garnalenvisserij: deze zullen wij niet steunen. De overige moties kunnen ook niet op onze steun rekenen, waaronder ook de moties die een beroep doen op de middelen van de meicirculaire. Daarvoor wachten we de scenario’s af die bij de begroting worden geschetst. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Voor mij was het de eerste keer als fractievoorzitter bij de Algemene Beschouwingen. Ik vond het een prachtige dag en ik heb eigenlijk héél veel positieve geluiden gehoord en af en toe een uitglijder met een wat negatieve discussie. Maar we hebben echt veel opmerkingen gehoord over nieuwe politiek, nieuw denken, nieuwe oplossingen, Groningen 2.0. Volgens mij zijn we gewoon toe aan een nieuw Groningen. Daarin kunt u mij meekrijgen dus dat is ontzettend positief. We hebben ook veel gehoord over nieuwe oplossingen. En ik merkte ook wel dat ook wel veel mensen die kant ook op willen, maar dat dat gewoon af en toe nog lastig is. Zo merkte ik ook bij de Partij van de Arbeid dat zij ook die richting op wil en dat zij daarin ook een keuze wil maken en dat vind ik heel erg knap. Maar het is ook af en toe lastig, want het is een beetje een oude oplossing als je zegt dat je een commissie moet instellen. Dat vinden we een beetje jammer, dus bij die motie zullen we niet vóórstemmen. Verder was een ander heel belangrijk punt voor ons de natuur. Wij willen dat ook positief insteken en dat uitgevoerd krijgen. Wij zullen die motie dan ook indienen, vooral ook omdat wij het idee hebben dat niet helemaal duidelijk is bij de gedeputeerde waar nou precies die korting komt. We hebben zelf dat overzicht niet gekregen. Dat vinden we jammer, het gaat ook om de natuur buiten de EHS. Mijn collega Miedema heeft daar ook nog een keer naar gevraagd. Die beantwoording was voor ons niet voldoende,
63
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 het gaat ook om ontsnippering, het gaat om landschap. Dat is voor ons ook erg belangrijk. We weten dat er een grote pot met geld is en dat gaat ook over een lange periode, maar er zijn wel concrete doelstellingen die we daarmee willen behalen. Dus die motie zullen wij laten staan. De heer VISSER (PvdA): Ik heb geprobeerd in mijn tweede termijn, als het ging om onze eerste motie aan te geven, dat wij hebben geluisterd naar wat er in dit huis gewisseld is en wij dus openstaan voor de veranderingen die ook ú wilt in de bestuurscultuur en dus in de aanpak. Dus wij kiezen niet voor de conventionele missie zoals u die formuleert. Ik heb dat in tweede termijn veranderd in mijn toonzetting en woorden, dus ik hoop dat u dat toch nog in uw overwegingen wilt meenemen. Daarbij wil ik u uitdagen – en dat is ook waar het mij om ging – om juist ook met ons daarin mee te denken. Wij hebben dus de wijsheid niet in pacht en wij hebben u wat dat betreft ook nodig. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Nou, dank u voor dat nieuwe voorbeeld van samenwerken. Geweldig, dank u wel, de positiviteit straalt ervanaf, waarvoor dank. Nog een ander positief punt. De heer Boumans gaf aan dat er grote stappen zijn gezet inzake de milieuvergunning. Nou, dat kunnen we alleen maar beamen. Verder zijn we ook blij met de toezegging inzake de omschrijving van – in mijn eigen woorden – de voor- en nadelen van de inzet van het stamkapitaal. Ook fijn. En dan onze eigen motie 8 over zonnepanelen. Ja, ik gaf het in mijn woordvoering al aan in eerste termijn. We vinden gewoon: ‘de tijd is nu’. Er wordt aangegeven dat het een toch beter moment zou zijn om dit in de Omgevingsvisie neer te zetten. Dat duurt voor ons vrij lang, maar we hebben wel geluisterd naar de toezegging dat mensen die met initiatieven komen, nu eigenlijk al wel welkom zijn en dat u kijkt wat er nu al mogelijk is. Nou, die handschoen pakken wij graag op, dus wij willen de motie graag intrekken – dat hebben wij ook zo overlegd met de andere partijen. Maar we hebben dan wel een heel grote vraag aan de gedeputeerde in het College. Maak dan ook duidelijk dat deze initiatieven ook welkom zijn. En ik snap dat een directe uitvoering nu niet mogelijk is, maar laat dat alvast beginnen, zodat op het moment dat het financieel haalbaar is, wij echt als koploper in duurzame energie van start kunnen. Dus dat u duidelijk naar buiten maakt – in welke vorm maakt me niet uit: op de website, in de krant – en laat het een oproep zijn dat initiatieven voor zonnepanelen, schone energie langs de infrastructurele delen in de provincie Groningen mogelijk zijn. Dat we daar alvast mee kunnen beginnen, want de tijd is nu, inderdaad. Dan de motie herindeling: we vinden het wat ongepast om deze motie nu in te dienen, aangezien we inderdaad al eerder hebben gezegd dat dat later aan de orde is. En bij de motie over duurzame visserij missen we concrete voorbeelden en een overzicht van de huidige situatie en kunnen daarom daarover nu geen oordeel geven en zullen deze motie daarom niet steunen. En bij de motie ‘Gascompensatie’ zijn we tevreden, samen met de Partij voor de Dieren, over de beantwoording en de reacties dus die zullen we aanhouden. Later zullen we bij de uitleg van de verdeling van de middelen bij de dialoogtafel zullen we dat verder bekijken. Dat is motie 13. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik vond het gepast om samen met de Partij voor de Vrijheid de motie over herindeling Oost-Groningen in te dienen, al was het alleen maar om een statement te maken dat ik daar grote, grote bezwaren tegen heb. Niettemin gaan wij volgende week in de commissie en ook in de Staten nog over dit onderwerp praten, dus ik zou de motie willen aanhouden – mede in overleg met de Partij voor de Vrijheid. Ik ben in ieder geval vóór de moties 5, 6 en 9. Blijft over motie 1. Mag ik zeggen dat die motie mij in gewetensnood brengt? Ik ben aan de ene kant een groot voorstander van alles wat gedaan kan worden om de situatie in Oost-Groningen te verbeteren. Ik weet van heel dichtbij en ook van wat ik weet uit de geschiedenis. Zo heb ik mij onder andere verdiept in een boek over Fré Meis dat iemand mij onlangs geschonken heeft. Aan de andere kant, als ik kijk naar wat vanmorgen in de krant stond en wat de heer Visser vandaag te berde heeft gebracht, dacht ik vanmorgen: hier ga ik niet in mee. Toen ik de heer Visser had gehoord en ook na het debatje dat wij gehad hebben, begon ik op te schuiven maar ik was toen ook niet overtuigd. Ik heb intussen gelezen het verslag van het vraaggesprek dat RTV Noord met de heer Visser heeft gehad. Toen dacht ik: waarom vertelt hij nou wat hij in dat interview heeft gezegd, ook niet hier te berde gebracht? Want dan zou ik werkelijk overtuigd zijn. Ik vond die bijdrage echt heel erg goed, hij spreekt dezelfde betrokkenheid uit als ik hier ook voel. Maar waarom heb ik dan toch een beetje moeite met die motie? De heer VISSER (PvdA): Mag ik de heer Veerenhuis-Lens vragen om dat wat ik in het interview gezegd heb, te beschouwen als zijnde gezegd in dit huis?
64
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Zeker, maar het zal de parafrase van de journalist zijn geweest, die wellicht toch een beeld opgeroepen heeft dat mij meer aansprak. De heer VISSER (PvdA): Om dat dan te onderstrepen wil ik de heer Veerenhuis-Lens vragen wat hem dan het meeste trof in positieve zin. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De betrokkenheid vooral die ik tussen de regels door voelde en toch wat – nou, laat ik het maar rechtuit zeggen – ik ervoer in uw bijdrage vanmorgen, namelijk een al te doorzichtige poging om de verkiezingscampagne alvast in regie te nemen. De heer VISSER (PvdA): Dan mag u van mij aannemen dat door dit te doen met mijn fractie, ik een heel groot risico heb genomen. Want ik heb de hand in eigen boezem gestoken en dat is voor een eigenwijze, stijfkoppige buiten-Fries niet gemakkelijk. Tegelijkertijd weet ik dat ik in mijn vuur – want dat is ook mijn aard – wel eens kan doorschieten, maar dat neemt niet weg dat het vooral die betrokkenheid is. En ook al stemt de kiezer ons weg, wij gaan daar wel voor knokken – ook al krijgen we hier geen meerderheid. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Dank voor uw woorden, ik heb u gecomplimenteerd met wat u in tweede termijn gezegd hebt. We hadden al eens een Kwaliteitsteam Krimp in deze provincie en de commissie die hier wordt voorgesteld, lijkt in mijn beleving daar ook in sterke mate op. Ik moet eerlijk zeggen: ik zie de De Boers & Kroons, de Twynstra’s & Guddes en Berenschotten van deze wereld al klaarstaan. Misschien hebben ze zich bij wijze van spreken al aangemeld om deze commissie te kunnen leiden. Ik ben er hartgrondig van overtuigd dat wij die weg niet moeten bewandelen. Wij moeten dit oplossen vanuit Oost-Groningen. Die kracht is er. En als we dat doen, dan kunnen we dat met elkaar doen. En als u mij kunt toezeggen dat wij dat zo zullen doen, dat wij iemand hier uit Oost-Groningen naar voren zullen halen – dat wij dat durven – om die deze commissie te laten leiden, dan hebt u mij mee. De heer VISSER (PvdA): Ik stel die commissie niet samen, ik kan u dat niet toezeggen. Want we hebben het College gevraagd initiatieven te nemen. Maar ik daag u uit – we hadden al even een extraparlementair contactje over mijn staatssecretaris – en ik ben bereid naar u toe te komen in Veele om daar samen over door te praten. U kent dat gebied wat dat aangaat beter dan ik, maar een dergelijke toezegging kan ik u niet doen, want ja, ik ga daar niet over als ik de motie indien. Maar mogen suggesties doen en daar wil ik best eens met u over praten. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Dank voor uw aanbod, het is geaccepteerd en ik kijk ernaar uit. De heer BAKKER (VVD): Wij maken ernstige bezwaar tegen deze koehandel. Er worden voorwaarden genoemd waar vervolgens de Partij van de Arbeid, de indiener, gedeeltelijk in meegaat. Wij vinden dit geen faire manier. De heer VISSER (PvdA): Ik heb duidelijk gemaakt dat ik daar niet over ga. Ik heb duidelijk gemaakt dat de motie het College vraagt om dat te doen en dat staat. De heer BAKKER (VVD): Is het dan juist om te constateren dat niet wordt voldaan aan uw voorwaarde? De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik heb niet gekregen waar ik om vroeg, maar ik heb wel een aanbod gekregen. Het College laat de beslissing over deze motie over aan Provinciale Staten. Dat kan een vorm van hoffelijkheid zijn, dat kan ook wijzen op deemoed. En deemoed kan verheffend zijn. Ik zou het op prijs stellen om toch in tweede termijn ook nog het College te horen en een toelichting te vragen op wat men nou van deze motie vindt, voordat ik daar een definitief standpunt over inneem. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Op Natuurmonumenten.nl en ook op andere sites kunt u recente berichten vinden met de strekking dat een groep van 94 garnalenvissers een vergunning heeft aangevraagd om vooral in beschermde delen van de Noord- én Waddenzee te mogen vissen. Gedeputeerde Staghouwer zei zonet dat dat meer gaat over het convenant dat nog moet worden gesloten. Er zijn nu maar een paar heel kleine gebiedjes die beschermd zijn. Nu, we gaan dit dus nog even uitzoeken en we komen daar graag op terug.
65
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Gedeputeerde Boumans zei zich niet te kunnen herkennen in de woorden van de heer Van Kesteren met betrekking tot het gebrek aan burgerparticipatie inzake de Zuidelijke Ringweg. De Zuidelijke Ringweg is een project dat tot stand is gekomen onder invloed van de Crisis- en Herstelwet, een wet die wij nog hebben geprobeerd tegen te houden en die trajecten voor burgerparticipatie en inspraak bij natuurbescherming lamlegt, teneinde versneld infrastructurele projecten tot stand te kunnen brengen om economische groei te realiseren. Dus ik denk dat wat de heer Van Kesteren hier zei toch wel op zijn plek is en bij het project Zuidelijke Ringweg er wel degelijk sprake is van een gebrek aan inspraakmogelijkheden voor de burger. Gezien het grote verschil in milieubelasting en dierenwelzijn tussen biologische en intensieve landbouw zijn wij blij met de toezegging van de heer Staghouwer dat wij hier in ieder geval nog over gaan spreken in de commissie. Wij vragen ons af of we nu ook kunnen rekenen op een voorstel van de gedeputeerde hiervoor of we hier een brief over tegemoet kunnen zien. We willen graag een reactie hierop van de gedeputeerde en willen daarna onze motie in stemming brengen. Ten aanzien van de ChristenUnie: die noemt rentmeesterschap in haar betoog, een mooie term. Wij vinden het jammer wij dat niet concreet terugzien in uw beleid. Wij vatten rentmeesterschap op als voorzichtig omgaan met de planeet en alles wat zij te bieden heeft. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Mevrouw De Wrede raakt daar een belangrijk punt voor onze fractie. Aan rentmeesterschap, zoals ik het net heb verwoord, willen wij invulling geven. Als het gaat om de duurzame-visserijmotie hebt u net al aangegeven dat u daar nog wat meer onderzoek naar wilt doen. Wij hebben in ons verkiezingsprogramma staan dat wij ruimte willen bieden voor gecertificeerde duurzame visserijmethoden en die zullen ook van toepassing moeten zijn op de garnalenvisserij die op de Waddenzee plaatsvindt. Dus daarin kunt u ons vinden. Wij wachten even af wat daar verder nog uit voort gaat komen. Maar goed, ik heb u net al aangegeven: wij zullen op dit moment niet met uw motie meegaan – ook om de reden die u zojuist aangeeft om daar meer onderzoek naar te doen en daar later op terug te komen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Mijn opmerking naar de ChristenUnie was ook niet zozeer geïnspireerd door de reactie op onze motie ‘Subsidies visserij’, maar meer op het beleid van de ChristenUnie in het algemeen – ook inzake het Groninger Verdienmodel. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Daar zou ik toch ook heel graag op in willen gaan, want ik denk dat we juist met het Groninger Verdienmodel hebben omschreven dat we een verduurzaming willen laten plaatsvinden van de veehouderij in onze provincie – in dit geval de melkveehouderij. Ik begrijp heel goed dat er partijen zijn die denken dat schaalvergroting niet duurzaam kan. Volgens is mij uw partij daarvan overtuigd. Wij kijken daar anders tegenaan omdat wij zeggen dat als je een andere, duurzamere manier wilt van produceren om ook kwaliteitsslag te maken en innovatieve bedrijven te stimuleren, je ook ruimte moet kunnen bieden. Onder die voorwaarde – en alleen onder die voorwaarde – zal dat in de komende periode wat ons betreft kunnen gaan gebeuren en wij zijn het Groninger Verdienmodel echt als een heel mooi middel en wij denken dat het ook een voorbeeld kan dienen voor de rest van Nederland. De VOORZITTER: Ik zie het Groninger Verdienmodel als een interessant onderwerp voor de Statenvergadering van volgende week. Daarmee sluit ik even dit stukje, het is helder geweest nog even in de interrupties. En dan kijk Ik nog even naar het College. Heeft men nog behoefte aan een schorsing of kan men de gestelde vragen gelijk beantwoorden? Gelijk beantwoorden? Ja? Goed, dan is als eerste het woord aan de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ik heb drie punten genoteerd. De PVV-motie over de opcenten motorrijtuigenbelasting. Daar is nu wel een dekking bij aangegeven, maar dat neemt niet weg dat het strijdig blijft met het beleid, dus een van beide bezwaren is wel weggenomen maar het andere niet. Dus wij blijven de motie ontraden. De ChristenUnie refereerde aan het cultureel erfgoed in relatie tot de dialoogtafel. Er is inmiddels een protocol afgesproken tussen de Stichting Oude Groninger Kerken en de NAM. Wij blijven erop koersen dat het niet bij een protocol blijft, maar ook bij een goede uitvoeringspraktijk. We willen ook het liefst dat wat er in dat protocol staat, ook wordt uitgerold naar andere categorieën monumenten zoals borgen en monumentale woonhuizen en –boerderijen. GroenLinks met de motie over zonne-energie. Voor wat betreft het ruimtelijke-ordeningsaspect zien wij bij alle initiatieven die binnen bebouwde gebieden vallen – daar vallen ook bijvoorbeeld bedrijventerreinen onder – heel veel mogelijkheden. Voor zover het gaat om het landelijk gebied, waar de
66
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 beperkingen strikter zijn, gaan wij dat – zoals ik in eerste termijn ook hebt toegezegd – van geval tot geval in de overgangsfase bekijken wat we daaraan kunnen doen. U vraagt ook of wij daar actief over gaan communiceren. Ik zeg u toe dat we dat zullen doen in de contacten met de gemeenten en andere organisaties. We zullen wel zoeken naar een vorm, maar op die manier willen we voorkomen dat op voorhand de gedacht postvat dat er ruimtelijke-ordeningstechnisch bezwaren zijn. Die kunnen er wel zijn, maar we willen in afwachting op nieuw beleid initiatieven niet op voorhand gaan ontmoedigen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Waar het GroenLinks een beetje om ging is inderdaad dat je aangeeft in de aanloop naar de Omgevingsvisie toe hoe we open naar dit soort onderwerpen kijkt. In de discussie bij de Omgevingsvisie kwam dit niet heel goed uit de verf. Nu begrijp ik inderdaad dat u wel in gesprek wilt gaan. Ik snap dat u geen toezeggingen kunt doen als we dat hier nog niet hebben beklonken. Maar ik ben blij met uw toezegging om in ieder geval met de initiatiefnemers waar mogelijk binnen de kaders daarover te praten en ik hoop dat dat uiteindelijk leidt tot zonnepanelen zoals Rijkswaterstaat al positief tegenover zonnepanelen langs snelwegen en op daken van perrons stond. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Wellicht ter extra comfort: er is één initiatief dat zich langs een rijksweg afspeelt en daarbij zijn we ook in gesprek met de initiatiefnemers en andere partijen om te kijken of dat op een goede manier in te passen is en te faciliteren valt. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): De ChristenUnie-fractie heeft al haar aandachtspunten uit haar motie over jeugdwerkloosheid nog even naar voren gehaald. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat ik deze motie zie als een nadere invulling en ondersteuning van het beleid. Daarmee bedoelde ik te zeggen dat dat geldt voor alle punten die in uw motie staan. Dus ik herken ze op gelijke wijze van importantie. Het tweede is dat de ChristenUnie een bevestiging wenst van het feit dat het Economic Board zijn geld op lange termijn structuurversterkend gaat inzetten. In die termen is het ook in de aardgasovereenkomst vastgelegd, dus dat is de randvoorwaarde waarmee het Economic Board aan het werk gaat en dat zal dus ook de opdracht zijn. Ik ga er dus vanuit dat het Board voornamelijk door ondernemende mensen zal worden bemenst en op die manier zijn inzet zal plegen. Het derde punt is de vraag van de fractie Vrij Mandaat of van de kant van het College even iets preciezer te horen hoe men de motie, door de Partij van de Arbeid ingediend, opvat. Ik heb in eerste termijn u reeds aangegeven dat ik, als uw Staten deze motie steunt, een vorm wil kiezen waarbij er geen verdubbeling optreedt met wat wij al doen maar een versterking. Het gaat er denk ik bij u inzake de details om dat de verbinding met het gebied wordt gevonden en op welke manier de kracht en het zelfbewuste uit het gebied zelf maximaal wordt benut. Dan zou ik in de persoon van de vermoedelijke voorzitter willen zeggen dat het natuurlijk iemand moet zijn die mentaal of historische of met kennis en kunde verbonden is met het gebied. En voor de werkwijze van zo’n commissie kunnen we voorstellen dat zo iemand verbinding vormgeeft door dat horizontaal - zoals de heer Visser aangaf – met gemeenten, ondernemers, maartschappelijke organisaties en dergelijke – te betrekken. De heer VISSER (PvdA): Ik heb zitten luisteren en ik betrap mezelf op een heel ernstige omissie in de motie en ik verzoek of ik een tekstuele aanpassing mag doen door iets aan het dictum van motie 1 toe te voegen. En dat moet ook, want het ging over nieuwe politiek, nietwaar? Die toevoeging luidt als volgt: “(…) in overleg met burgers, gemeenten, bedrijfsleven etc.” Ik hoop dat u dit verzoek wilt inwilligen, want daarmee wordt ook voorzien in het optimaal betrekken van het gebied hierbij. Daar ging het ons ook om. Als u dat ook wilt steunen, dan hoop ik ook dat wij in deze Staten toch een meerderheid voor deze motie kunnen verkrijgen. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Misschien goed om aan te vullen dat deze verandering voor dit College geen aanleiding is om zijn advies te wijzigen. Sterker nog: dat het de motie alleen versterkt in de oorspronkelijke gedachte dat het wel eens in één zou kunnen zijn. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik ben toch door mevrouw Homan nogmaals uitgedaagd ook met uw opmerking ten aanzien van de motie. U zegt dat u die toch in stemming gaat laten brengen. Dan raak ik toch een beetje in vertwijfeling, met name over de argumentatie. Want u zegt: ook buiten de EHS en ik heb u al meerdere malen bediend met het antwoord dat wij 800.000 euro beschikbaar hebben voor gebieden buiten de EHS en daar hebben wij al meerdere malen over gesproken. Mevrouw De Wrede vraagt nog hoe wij u gaan bedienen met de mogelijkheid om te spreken over de biologische landbouw. Ik ben best bereid om, ook gezien de onduidelijkheid die met name door de GroenLinks-fractie en door u wordt uitgesproken, dat eens onder elkaar te zetten hoe wij bezig zijn in
67
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Groningen, wat onze keuzes zijn ten aanzien het totaal van de landbouw en wat voor budgetten we daarvoor hebben. Ik ben best bereid om dat in een brief te zetten en daarover in het najaar met u in commissieverband over van gedachten te wisselen. De heer VISSER (PvdA): Ik zou even kort willen schorsen voor overleg in mijn fractie. Tien minuten is voldoende. De VOORZITTER: U wilt even kort schorsen? Voor ongeveer tien minuten? Dat kan. Ik schors de vergadering en daarna komen we weer bijeen. [Schorsing van 11 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik stel voor dat iedereen gaat zitten en stilte in acht neemt en respect toont voor de stemmingen en de procedures. Wij zijn toe aan de moties. De heer VISSER (PvdA): Hoe vervelend, maar ik wil toch nog 10 minuten schorsen en dan is het klaar bij ons. De VOORZITTER: U wilt nog een keer schorsen? Prima, dan schorsen we nog een keer. [Schorsing van 22 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Dan heb ik het lijst voor me van de moties. Mevrouw WULFSE (VVD): Mijn fractie heeft behoefte aan een schorsing. De VOORZITTER: Akkoord, dan heb ik behoefte om even een procedureafspraak te maken. Want we zijn hier allemaal inderdaad volwassen volksvertegenwoordiger, we snappen ook gewoon hoe het spel en alles in elkaar zit. Maar in principe kan het dan nog tot twaalf uur vanavond duren en dat doen we niet. De regels zijn zo: als we eenmaal gaan stemmen en het staakt, dan stemmen we gewoon volgende week opnieuw. Dat is simpel. En wordt een motie verworpen of aangenomen dan is het ook helder. U vraagt nu om een schorsing en dan heb ik behoefte om met u een ordevoorstel te doen van mijn kant, waarin u een tijdstip vastlegt waarop u in ieder geval uiterlijk stemt. Want anders gaan we tot vannacht twaalf uur door en dat kan niet. Daarom moeten wij hier nu gewoon iets daarover met elkaar afspreken. De heer VISSER (PvdA): Ik wil niet hebben dat wij dit debat, dat soms op het scherpst van de snede gevoerd is en ook op een eigenwaardige manier, op deze manier doen. Want we staan hier niet eenduidig in. Als dat mogelijk, zou ik willen voorstellen om onze motie aan te houden tot volgende week om iedereen nog even de kans te geven om na te denken. Want er is zoveel hierover gewisseld vandaag en ik zit er zelf – moet ik ook eerlijk zeggen – ook behoorlijk doorheen en dat geldt ook voor mijn fractie. Er is veel gebeurd en dat is eigenlijk ook heel goed, want het gaat ook ergens om. Maar ik wil niet dat wij over de rug van een problematiek die wij ernstig nemen, rare politiek gaan bedrijven. Dat kunnen wij niet voor onze verantwoording nemen en dat was ook de reden dat wij langer nodig hadden in de schorsing. De VOORZITTER: U doet een ordevoorstel om aan te houden tot volgende week, kort gezegd. Dat breng ik dat gewoon in stemming en kijk ik even wie dat steunt. Wie is vóór uitstel? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Voorzitter, ik vind dit eigenlijk wel een erg belangrijk onderwerp en ik wil hier graag even met mijn eigen fractie over overleggen. Want het gaat nu alle kanten op en ik wil wel graag even de rust bewaren. De VOORZITTER: Hoelang wilt u schorsen? Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Vijf minuten ongeveer. De VOORZITTER: Ik wil nu eerst even afronden. Als we eerst gaan eten, gaat het ook weer allerlei kanten op. Vijf minuten? Goed, daarna gaan we over het ordevoorstel stemmen. Akkoord. Ik schors de vergadering. [Schorsing van 3 minuten.]
68
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het was voor een aantal van u goed om even te kijken en te praten over de orde en de techniek van het geheel. Volgens mij is de situatie als volgt: er is één partij die de motie heeft ingediend. Iedereen kijkt bij de stemming naar de feitelijke verhoudingen hier in onze Staten. En vervolgens zegt de betrokken indiener – ik denk dat het zo formeel simpelweg ligt – dat hij al deze overwegingen en bewegingen constateert en de motie wil aanhouden tot volgende week. En daarmee denk ik is die ook aangehouden, zo ligt het. Wat ik net deed was niet correct, dat stemmen over het ordevoorstel. Dat is niet zo. Zo ligt het bij elk van ons en dus ook hier zo. Als ik een beetje naar uw gevoelens en reacties kijk, dan zegt u gewoon dat u dat ook prettig vindt. Dan kunt u volgende week gewoon die zaken gewoon afdoen en eventueel deze week gebruiken. Ik kijk even naar iedereen. Zie ik dat correct? Ja? Akkoord dan is motie 1 aangehouden. Motie 2 is ingetrokken namens zijn fractie door de heer Visser. Motie 3 is ingetrokken namens zijn fractie door de heer Brouns. Motie 4 “Kniepstuuver’ . Wie is daarvóór? De PVV. Alle overige fracties zijn tegen. Zie ik dat correct? Ja? Akkoord, dan is deze motie verworpen. Motie 5 over de opcenten. Wie is daarvóór? De PVV en Vrij Mandaat. Alle overige fracties zijn tegen. Zie ik dat goed? Ja? Dan is deze motie verworpen. Motie 6 over bestrijding jeugdwerkloosheid. Wie is daarvóór? De Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks, D66 Vrij Mandaat, de PVV, de VVD, ChristenUnie en het CDA. Zie ik het goed dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen? Ja? Akkoord, deze motie is met algemene stemmen aangenomen Motie 7 ‘Geen bezuinigingen reserves PLG’. Wie is daarvóór? De SP, GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Alle overige fracties zijn tegen. Dan is deze motie verworpen Motie 8 is ingetrokken namens haar fractie door mevrouw Homan. Dan motie 9 ‘Extra geld voor armoedebestrijding’. Wie is daarvóór? GroenLinks, de SP, Partij voor de Dieren, de PVV en Vrij Mandaat. En de overige fracties zijn tegen. Zie ik dat correct? Ja, dan is deze motie verworpen Motie 10 is aangehouden namens zijn fractie door de heer Veerenhuis-Lens. Dan zit ik bij motie 11 ‘Provinciale meefinanciering biologische landbouw’. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren, de SP en GroenLinks. En wie zijn daartegen? De overige fracties. Dan is deze motie verworpen. Motie 12 ‘Subsidies visserij’. Wie is daarvóór? De Partij voor de Dieren en de SP. Wie zijn daartegen? De overige fracties. Dan is deze motie verworpen. Motie 13 is aangehouden namens haar fractie door mevrouw Homan. En komen we bij de voordracht. Zijn er nog stemverklaringen? De SP, zie ik. Mevrouw BECKERMAN (SP): De SP wil geacht worden tegen de voordracht te hebben gestemd en dat komt vooral omdat wij vinden dat wij als controlerende macht niet over voldoende gegevens beschikken en daarom zullen wij op dit moment tegen de voordracht stemmen. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks zal vóór de Voorjaarsnota stemmen, maar we willen wel aangeven dat we het totaal oneens zijn met de bezuinigingen op natuur. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zal tegen de Voorjaarsnota stemmen. Dat is vanwege het feit dat er extra budget wordt gevraagd om de herindelingsproblemen in Groningen op te lossen. Dat lijkt me overbodig en verspilling van gemeenschapsgeld. En daarom zal ik tegenstemmen. Mevrouw DE WREDE (PvdD): Wij stemmen tegen, omdat wij vinden dat de verhouding tussen de economie en ecologie in de Voorjaarsnota uit balans is. De VOORZITTER: Akkoord. Geen andere stemverklaringen? Dan ben ik toe aan de voordracht zelf. Wie is vóór de voordracht? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Wie is tegen? De PVV, de SP, de Partij voor de Dieren en Vrij Mandaat. Dan is de voordracht aangenomen. 4.
Sluiting
De VOORZITTER: Dan zijn wij toe aan de sluiting onder de mededeling dat de pasta thans wel helemaal beschikbaar is voor u in het atrium.
69
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 25 juni 2014 Het presidium, wat mij betreft beginnen we om half zeven hierboven te vergaderen in de GSkamer. Ik sluit de vergadering (18.25 uur).
70