Van Hall Larenstein © Certiked
ONDERZOEKSVERSLAG Rapportage van de toetsing van Hogeschool Van Hall Larenstein Opleiding Kust en Zee Management Croho-registratienummer: 39204 aan het NVAO Accreditatiekader De visitatie vond plaats op 1 en 12 juni 2007
Inhoud van het verslag Identificatie................................................................................................................................................2 Managementsamenvatting.........................................................................................................................3 Bevindingen ..............................................................................................................................................5 Bijlage 1: Programma..............................................................................................................................40 Bijlage 2: Documenten ............................................................................................................................43 Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader ............................................................................................44 Bijlage 5: Onafhankelijkheidsverklaringen.............................................................................................50
De verantwoordelijke teamleider: dr. M.S. Leloux namens deze,
M.Lathouwers Certiked September 2007
Pagina 1 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Identificatie Van Hall Instituut Agora 1, 8934 CJ Leeuwarden Postbus 1528, 8901 BV Leeuwarden Telefoon: (058) 284 61 00 www.vanhall-larenstein.nl Voor kwaliteit verantwoordelijke bestuurder: De heer drs. B. Schutte
Scope en doel De visitatie heeft betrekking op: • Van Hall Instituut • HBO opleiding Kust en Zee Management • Voltijd • Locatie Leeuwarden Doel van het onderzoek is te beoordelen in welke mate het NVAO Beoordelingskader (februari 2003) adequaat worden afgedekt.
Teamsamenstelling Teamleider: dr. M.S. Leloux Extern deskundige: Drs. J.M. Revier Secretaris: A.J.C. van Noort Studentlid: M. Rouschop
Werkwijze De opleiding heeft een zelfevaluatie opgesteld ten aanzien van de gevisiteerde opleiding, en deze doen toekomen aan het visitatieteam in mei 2007. Het visitatieteam heeft een voorbereidende bijeenkomst gehad waarin is vastgesteld dat het zelfevaluatierapport voldoende basis biedt om de visitatie uit te voeren. De eerste visitatiedag is uitgevoerd op 1 juni 2007 en op 12 juni 2007 is de tweede visitatiedag uitgevoerd. Het conceptrapport is op 11 juli 2007 toegezonden aan het management van de opleiding. Op 18 juli 2007 zijn schriftelijke reacties opgesteld door de opleiding, die hebben geleid tot onderhavig definitief rapport. In de aanloop naar de visitatie zijn er meerdere bijeenkomsten geweest tussen leden van het visitatieteam en vertegenwoordigers van de Hogeschool. Deze bijeenkomsten hadden alle een voorlichtend en planningstechnisch karakter, waarbij onder andere de werkwijze is toegelicht, de teamsamenstelling is besproken en het programma tot stand is gekomen.
Pagina 2 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Managementsamenvatting Op 1 juni en 12 juni 2007 heeft een visitatieteam van Certiked een visitatie uitgevoerd bij de opleiding Kust & Zee Management van Hogeschool van Hall-Larenstein te Leeuwarden. Doelstelling was een toetsing uit te voeren van de kwaliteit van de opleiding, gerelateerd aan het NVAO Beoordelingskader.
Algemeen beeld De opleiding Kust & Zee Management van de Hogeschool van Hall-Larenstein is een relatief nieuwe opleiding die in een duidelijke behoefte voorziet. In het werkveld is behoefte aan integrale projectmanagers die kennis hebben van ecologie, beleidsontwikkeling, economie en procesmanagementvaardigheden op het gebied van Kust&Zee Management. Het werkveld heeft een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het domeinspecifieke kader en de eindkwalificaties van deze opleiding. Deze eindkwalificaties zijn vrij algemeen geformuleerd maar wel specifiek uitgewerkt. De huidige relatie met de beroepspraktijk, dat zich bijvoorbeeld laat zien in een actieve werkveldcommissie, en het breed praktiseren van internationale stages, is een sterk punt van de opleiding. De opleiding is kort geleden begonnen met het opzetten van een competentiegericht onderwijsprogramma. Het competentiegestuurde onderwijsprogramma is goed van opzet, hoewel de beoogde regisseursfunctie als een hoofdcompetentie voor de uitstromende student wat ambitieus lijkt. De samenhang in het programma wordt relatief laat in het programma door de studenten herkend. De opleiding zou daarom meer moeten sturen op de keuze van stages door de student, om de samenhang en integraliteit van de opleiding te bevorderen, en daarvoor ook duidelijkere criteria ontwikkelen. De opleiding heeft een adequaat toetsbeleid. Het assessment als nieuwe toetsvorm, dat momenteel in het eerste studiejaar is ingevoerd zien we als een positieve ontwikkeling. Het niveau van de kennistoetsen kan wat hoger. De studiebegeleiding is adequaat en met name de procesverslagen bij stages en afstudeerprojecten vallen in positieve zin op. Ook de actualiteit en het niveau van stages en afstuderen zijn goed te noemen. De kwaliteitszorg is verder aan de maat. Het visitatieteam van Certiked heeft vastgesteld, dat ten aanzien van de onderwerpen 2.1 (eisen HBO) en 6.1 (gerealiseerd niveau) een en ander goed geregeld is. Op enkele andere facetten is verdere verbetering mogelijk. Om de geplande onderwijsvernieuwing goed te kunnen volvoeren dient de krappe formatie op peil te worden gebracht. Verschillende stakeholders hebben aangegeven dat de formatie de kritische ondergrens inmiddels heeft overschreden. Dit is een punt van zorg. Aanvankelijk heeft het visitatieteam daarom voor het facet 3.2 (kwantiteit personeel) een onvoldoende beoordeling gegeven. Inmiddels heeft de opleiding verbetermaatregelen geformuleerd, die door het College van Bestuur zijn goedgekeurd en met de opleidingscommissie zijn besproken. Op grond hiervan is de beoordeling naar voldoende aangepast. Alle overige onderzochte facetten zijn als voldoende beoordeeld. Daarmee concludeert het visitatieteam van Certiked dat de opleiding Kust&Zee Management een positief advies krijgt ten aanzien van accreditatie van deze opleiding door de NVAO.
Pagina 3 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Overzicht van beoordelingen voltijd opleiding Onderwerp en facet
Doelstellingen opleiding
Domeinspecifieke eisen Niveau: Bachelor Oriëntatie HBO
Programma
Eisen HBO Relatie doelstellingen / inhoud Samenhang programma Studielast Instroom Duur Afstemming vormgeving / inhoud Beoordeling en toetsing
Inzet van personeel
Eisen HBO Kwantiteit personeel Kwaliteit personeel
Voorzieningen
Materiële voorzieningen Studiebegeleiding
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Resultaten
Gerealiseerd niveau Onderwijsrendement
Certiked beoordeling positief voldoende voldoende voldoende positief goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende positief voldoende voldoende voldoende positief voldoende voldoende positief voldoende voldoende voldoende positief goed voldoende
Pagina 4 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Bevindingen Voor de NVAO-onderwerpen zijn hieronder de bevindingen van het visitatieteam weergegeven. Steeds zijn in de ‘blokken’ de NVAO-criteria aangegeven die bij betreffend onderwerp en facetten horen, is een beschrijving gegeven van de bevindingen en wordt vervolgens een beoordeling ten aanzien van betreffend facet gegeven. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden, dat voldoende te interpreteren is als: voldoet aan de eisen. De waardering ‘goed’ wordt gegeven op het moment dat er duidelijk sprake is van een beoordeling die daar bovenuit stijgt. De waardering ‘excellent’ wil zeggen dat voor dat facet betreffende opleiding een voorbeeldfunctie in Nederland vervult.
Pagina 5 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
1. Onderwerp: doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• • •
•
•
De opleiding kies als uitgangspunt voor het toekomstig werkveld de zee als bron en als motor. De zee als bron staat voor rust, leven en ruimte. Onderwerpen rond recreatie en toerisme, ecologie, milieubeheer, landinrichting staan hierbij centraal. De zee als motor staat voor de economische activiteiten, zoals visserij, vervoer&distributie, energie en civiele techniek. De problemen in het werkveld kunnen zowel sectoraal, nationaal als internationaal van aard zijn. De internationale component neemt hierbij aan belang toe. Organisaties waar de Kust en Zee manager werkzaam kan zijn, zijn onder andere belangenorganisaties, ministeries, gemeentelijke, provinciale, landelijke of Europese overheidsorganisaties, onderzoeksinstituten, bedrijfsleven (bijvoorbeeld visserij, toerisme, delfstoffenwinning), adviesbureaus. Functies waarvoor Kust en Zee Management opleidt zijn die van beleidsmedewerker, commercieel medewerker, procesbegeleider, projectmedewerker of onderzoeker. De missie van de opleiding is als volgt geformuleerd: afgestudeerden initiëren, bevorderen en continueren communicatie met en tussen de verschillende regionale, nationale en internationale actoren in het kust- en zeegebied. De missie is vertaald in doelen en drie hoofdcompetenties die de afgestudeerde zich gedurende de opleiding eigen maakt. De drie hoofdcompetenties zijn: 1. Bruggenbouwer: het overbruggen van tegenstellingen tussen verschillende partijen bij een gezamenlijk aan te pakker probleem, wens of beleidspunt; 2. Regisseur: het voeren van de regie bij de uitvoering van de interactieve beleidsontwikkeling en besluitvorming binnen projecten in de kustzone. 3. Projectmanager: het leiding geven aan of participeren in projecten op het vakgebied van kust- en zeemanagement. Zie bijlage 2 voor een nadere uitwerking van deze drie hoofdcompetenties in deelcompetenties. Het visitatieteam is van mening dat de drie hoofdcompetenties algemeen geformuleerd zijn, maar de uitwerking ervan in deelcompetenties (die verder uitgewerkt zijn in competentiekaarten) is voldoende specifiek. Hierbij dient tevens te worden opgemerkt dat er binnen de opleiding o.a. door de werkveldadviescommissie nog discussie loopt over het ambitieniveau van de hoofdcompetentie “regisseur”. Uit de competenties en de functies waarvoor wordt opgeleid, blijkt dat de afgestudeerde specifieke kennis nodig heeft van de problematiek van de kustzone, maar op dit specifieke terrein optreedt als generalist. De afgestudeerde beschikt echter over voldoende basiskennis om de dialoog met de verschillende specialisten aan te kunnen gaan. Communicatieve, sociale en procesvaardigheden zijn verder ook nog belangrijk om gesprekspartner van diverse betrokken partijen te zijn, om tegenstellingen tussen belanghebbenden te overbruggen en om veranderingstrajecten op te zetten en te begeleiden. Met andere woorden: het gaat om het verbinden van verschillende disciplines, de integraliteit staat voorop.
Pagina 6 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
• •
•
•
•
•
Om goed te communiceren moet de afgestudeerde kennis hebben van wat er speelt en wie er speelt op zee en in de kustzones. De afgestudeerde: - heeft kennis van alle actoren, wie ze zijn en wat ze willen en kunnen; - heeft zoveel kennis van de balans tussen bron- en motorfunctie van zee en kustgebieden in de wereld dat hij actief kan meedenken over oplossingen voor problemen die deze balans verstoren; - is in staat de inbreng van verschillende specialisten (biologen, ecologen, milieudeskundigen, economen, planologen, technici, e.d.) te coördineren. De competenties zijn een combinatie van kennis, vaardigheden en attitude. Deze drie componenten heeft de opleiding nader uitgewerkt (zie de volgende punten). Naast de kennis over van de activiteiten (“wat”) onderscheidt de opleiding ook kennis over organisaties en netwerken die verbonden zijn met deze activiteiten (“wie”). Studenten doen gedurende de opleiding kennis opdoen van (actoren van) verschillende sectoren, te weten: - Beleidsmatig en bestuurlijk kader; - Milieubeheer; - Visserij; - Recreatie en toerisme; - Vervoer en distributie; - Havenontwikkeling (civiel technische werken); - Energie en delfstoffenwinning. Voorheen vormden elk van deze sectoren een thema in de opleiding. Door onderwijsveranderingen is dat inmiddels aangepast. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat het aandeel civiele techniek is gereduceerd. Studenten geven aan dat zij juist graag zouden zien dat er meer civiele techniek in de opleiding komt. De opleiding heeft aangegeven dit punt verder in overweging te willen nemen. Wat betreft de vaardigheden benoemt de opleiding specifieke communicatieve, sociale en onderzoeksvaardigheden die nodig zijn om beroepsproducten op hbo-niveau te kunnen vervaardigen. Certiked heeft kennis genomen van de tot op concreet niveau geformuleerde vaardigheden en beoordeelt deze alle als relevant voor zowel de inhoud van het toekomstig beroep als het niveau ervan. De opleiding heeft een verzameling attitudes en persoonskenmerken gedefinieerd die nodig zijn om kwaliteit te brengen in de beroepsproducten. Per beroepsproduct verschilt welk kenmerk of welke instelling noodzakelijk is. Certiked vindt dat verzameling attitudes en persoonkenmerken een nogal algemeen karakter heeft, maar de samenstelling is begrijpelijk en logisch. In competentiekaarten heeft de opleiding bij iedere rol deelcompetenties geïdentificeerd, die het belangrijkst zijn voor die rol. Dit betreft tevens een aantal kennisgebieden, vaardigheden en attitudes. Wat betreft de rollen zijn ook de daarbij behorende communicatieve en algemene vaardigheden vermeld. In de competentiekaarten zijn ook de modulen genoemd die bijdragen aan de ontwikkeling van de verschillende (deel)competenties. Deze competentiekaarten zijn in bijlage 3 opgenomen. De eindkwalificaties zijn geformuleerd in de vorm van beroepsproducten. De beroepsproducten zijn voorzien van specificaties die aangeven wanneer gezien kan worden in hoeverre het product aan de normen voldoet.
Pagina 7 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
•
•
•
•
Aan de opleiding is een werkveldadviescommissie (WAC) verbonden. Deze commissie vergadert minimaal twee keer per jaar. Onder andere ontwikkelingen in het werkveld, mede in relatie tot het competentieprofiel, zijn regelmatig onderwerp van gesprek. De toegevoegde waarde van de WAC voor de opleiding zit onder andere in: - Betrekken van studenten bij projecten; - Bijwonen van presentaties van studenten; - Optreden als gastdocent; - Geven van lezingen op symposia; - Beoordelen van veldwerk; - Meepraten over het curriculum; - Bemiddeling van stagiairs in het eigen bedrijf of het netwerk; - Input met betrekking tot nationale en internationale ontwikkelingen die relevant zijn voor de opleiding. In de commissie zijn diverse sectoren, waar de afgestudeerde kust- en zeemanager in werkzaam kan zijn, vertegenwoordigd. Naar de mening van Certiked kan een evenwichtiger commissie worden samengesteld, waarin alle sectoren van het toekomstig werkveld vertegenwoordigd zijn. Nu ontbreekt bijvoorbeeld vertegenwoordiging vanuit de adviesbureaus en de havengebonden industrie. De leden van de WAC, die Certiked heeft gesproken, onderkenden dit en gaven aan dat bij vertrek van een commissielid wordt gezocht naar een nieuw lid waarmee opnieuw een evenwichtige vertegenwoordiging van het werkveld wordt gerealiseerd. De opleiding evalueert de eindkwalificaties regelmatig en gebruikt hiervoor de input van vele partijen. De curriculumcommissie bewaakt de competenties en beroepstaken binnen het curriculum. De afstudeercoördinator volgt tevens nieuwe ontwikkelingen. De docenten die stages en/of afstudeeropdrachten begeleiden, bespreken met het beroepenveld of de eindkwalificaties voldoende aansluiten bij de eisen uit de beroepspraktijk. Op onderdelen is de opleiding Kust en Zee Management (hierna: KZM) verwant met andere hboopleidingen, zowel binnen Van Hall Larenstein als daarbuiten. Binnen Van Hall Larenstein is de opleiding verwant met Milieukunde en Land en Water Management. Milieukunde richt zicht echter op kwalitatief waterbeheer, daar waar KZM het accent legt op het bijeenbrengen van stakeholders in kustgebruik en zeewaterbeheer. KZM heeft het accent ook op zout water liggen, terwijl Land en Watermanagement gericht is op zoetwatersystemen binnen stroomgebieden. De opleiding die buiten Van Hall Larenstein (hierna: VHL) de meeste verwantschap vertoont met KZM is Aquatische Eco-technologie van Hogeschool Zeeland. Verwantschap ligt op het vlak van waterbeheer. Onderscheidend is het vertrekpunt bij Aquatische Eco-technologie in het denken in ecosystemen, terwijl bij KZM het vertrekpunt wordt gevormd door de besluitvorming door verschillende actoren bij ruimtelijke inrichting en waterbeheer. De opleiding KZM steekt dus meer in op het niveau van procesmanager en beleidsondersteuner.
Pagina 8 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
Als andere opleidingen die op delen verwantschap vertonen met KZM kunnen nog genoemd worden: - Afstudeerrichting Watermanagement van Noordelijke Hogeschool Leeuwarden; - HTS-opleidingen op het terrein van Bouw en Infrastructuur; - HBO-opleidingen op het terrein van (grootschalige) baggerwerkzaamheden, (mariene) kust en oeververdediging; - De hogere zeevaartopleidingen op het terrein van transport; - HEAO-opleidingen Communicatie; - De hbo-opleiding Plattelandsvernieuwing van Van Hall Larenstein Wageningen en Leeuwarden.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De opleiding heeft de eindkwalificaties afgestemd op de wensen die leven in de beroepspraktijk en bij vakgenoten. De hoofdcompetenties zijn vrij algemeen geformuleerd, maar de uitwerking ervan is voldoende specifiek. Nieuwe ontwikkelingen worden periodiek aan de orde worden gesteld. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
1.2 Niveau De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
Er is duidelijk gemaakt hoe de relatie tussen de hoofdcompetenties en deelcompetenties is. De opleiding heeft bij de deelcompetenties de relatie gelegd met de tien hbo-competenties, die verwant zijn aan de Dublin Descriptoren. Dit is zichtbaar in de uitwerking van de competenties in de competentiekaarten. Daarin is expliciet aangegeven op welke van de tien hbo-competenties een beroep wordt gedaan. Tevens is per competentie aangegeven over welke kennis de student dient te beschikken, welke vaardigheden noodzakelijk zijn en welke beroepshouding (attitude) daarbij hoort. Aanvullend bij de competentiekaarten heeft de opleiding een schema uitgewerkt waarin is aangegeven hoe (sterk) de relatie van de competenties is met de Dublin Descriptoren. Het visitatieteam beoordeelt dit schema als adequaat en overeenstemmend met hetgeen uit de competentiekaarten blijkt.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam concludeert op grond van de bevindingen dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij het hbo-bachelorniveau. Het visitatieteam baseert zich daarbij op de Dublin Descriptoren voor de hbo-bachelor. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Niveau’ daarom als voldoende.
Pagina 9 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
1.3 Oriëntatie HBO De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door of met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of in een samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • • •
•
• • •
De deelcompetenties zijn uitgewerkt in competentiekaarten. Op deze competentiekaarten wordt aangegeven bij welke beroepsrol de competentie behoort, in welke situatie de competentie wordt toegepast en wat de bijbehorende handelingen en resultaten zijn. Per deelcompetentie zijn beheersingsindicatoren aangegeven, aan de hand waarvan kan worden bepaald of de student de betreffende competentie voldoende beheerst. Tevens is beschreven welke kennis, vaardigheden en attitude ten grondslag liggen aan de betreffende competentie. Bij de hoofdcompetenties worden drie niveaus onderscheiden waarop men de competentie kan beheersen. Niveau 1 komt overeen met het einde van de propedeuse, niveau 2 beheerst men aan het einde van het tweede studiejaar en niveau 3 is bereikt aan het einde van de studie. Van iedere competentie is per niveau aangegeven wat het bijbehorende beroepsproduct is. De opleiding heeft onder afgestudeerden en aanbieders van afstudeeropdrachten geëvalueerd of de eindkwalificaties voldoende zijn voor een beginnend beroepsbeoefenaar. De werkveldadviescommissie adviseert hier ook over. De WAC heeft aangegeven dat de competenties behoorlijk ambitieus zijn. Voor de drie kerncompetenties, maar met name de regisseursrol, geldt volgens de WAC dat de afgestudeerde ze pas na enkele jaren werkervaring goed in de vingers kan hebben. Toch heeft de WAC geen bezwaar tegen het handhaven van deze drie kerncompetenties, omdat de student na de opleiding de competenties nog niet op topniveau maar op het niveau van startbekwaamheid hoeft te beheersen. Volgens de WAC voldoen de afgestudeerden op dit punt. Daar waar de kerncompetenties ambitieus geformuleerd zijn, stemt het niveau van de deelkwalificaties meer overeen met het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Dit beeld is bevestigd door de stakeholders die tijdens de visitatiedagen zijn geïnterviewd en de documenten die het visitatieteam heeft bestudeerd. In het geval de eindkwalificaties worden gewijzigd, worden hierbij de Dublin Descriptoren en tien hbo-competenties ter hand genomen, zodat gewaarborgd is dat het niveau blijft aansluiten bij hetgeen van een beginnen beroepsbeoefenaar op hbo-niveau mag worden verwacht.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De eindkwalificaties in het competentieprofiel zijn ontwikkeld in samenspraak met het werkveld. Het niveau van de eindcompetenties is ambitieus, met name de regisseursrol lijkt te hoog gegrepen en kan alleen gerealiseerd worden na enkele jaren werkervaring. Het niveau van de deelcompetenties stemt wél overeen met dat van een beginnend beroepsbeoefenaar. Bij de beoordeling of de kwalificaties nog steeds aansluiten bij de verwachtingen van en ontwikkelingen in het werkveld betrekt de opleiding aantoonbaar signalen van diverse relevante partijen. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Oriëntatie HBO’ als voldoende.
Pagina 10 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Beoordeling van het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ De opleiding is geënt op eindkwalificaties die aansluiten bij de eisen van de beroepspraktijk en het bachelorniveau. Alle onderliggende facetten van dit onderwerp zijn door het visitatieteam als voldoende beoordeeld. Het visitatieteam beoordeelt het onderwerp Doelstellingen Opleiding daarom als positief.
Pagina 11 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
2. Onderwerp: programma 2.1 Eisen HBO Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• •
• •
• •
De opleiding maakt gebruik van op thema’s gerichte vakliteratuur in de vorm van handboeken, readers en dictaten. Er wordt gebruik gemaakt van zowel Nederlandstalige als Engelstalige literatuur (ongeveer 75% van het curriculum is Engelstalig). Het visitatieteam heeft kennis genomen van de literatuur en beoordeelt deze als relevant, actueel en van goed niveau. Bij het actualiseren van de vakliteratuur speelt de mediatheek een grote rol. Ook worden studenten begeleid bij het effectief toepassen van informatie van het internet. Actuele nationale en internationale ontwikkelingen worden betrokken in de uitvoering van de modulen. De dictaten, die regelmatig geactualiseerd worden, worden hierop aangepast. Maar meer nog worden studenten door middel van projecten zelf gestimuleerd op zoek te gaan naar actuele informatie uit diverse bronnen. De opleiding gebruikt tevens beleidsnota’s van overheidsinstanties. Het gaat met name om nota’s van de ministeries van VROM, LNV, V&W, provincies en waterschappen. Daarnaast maken studenten en docenten gebruik van informatie op het Internet. Studenten werken met aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. Ze voeren tijdens hun studie een groot aantal projectopdrachten uit die door het beroepsdomein worden aangeleverd of zijn afgeleid van de actualiteit. Het verwerven en ontwikkelen van actuele cases behoort tot de taak van de hogeschooldocent en is onderdeel van zijn functiebeschrijving. De docent maakt dan ook actief gebruik van zijn rol als stage- of afstudeerbegeleider om actuele cases te werven en ontwikkelen die in het programma gebruikt kunnen worden. De actualiteit wordt eveneens gevolgd door middel van onder andere symposia en themalunches, die niet alleen voor de opleiding, maar voor het gehele werkveld worden georganiseerd. Aan de opleiding is de studievereniging Medusa verbonden. Medusa krijgt jaarlijks een beperkte financiële bijdrage van de opleiding. De studievereniging is gericht op onderlinge uitwisseling tussen studenten, het versterken van de onderlinge band en het in contact brengen van de student met het werkveld. Hiertoe worden diverse activiteiten georganiseerd, waaronder ook de organisatie van lezingen en symposia. Certiked heeft met genoegen kunnen waarnemen dat het bestuur van Medusa zich vol verve voor de studenten inzet en relevante beroepspraktijkgerichte activiteiten opzet. De opleiding zet regelmatig gastdocenten in. Voor een deel treden leden van de WAC als gastdocenten op, maar vaak worden ook andere vertegenwoordigers van de beroepspraktijk ingezet. Studenten zijn hier erg enthousiast over. In samenwerking met het werkveld worden opdrachten gemaakt voor gebruik binnen modules. Door het betrekken van het beroepsdomein bij het ontwerpen en uitvoeren van de cases in onderwijsprojecten en door het laten uitvoeren van echte projecten, waarborgt de opleiding de praktijkgerichtheid van het onderwijs.
Pagina 12 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
•
• •
•
• • •
• •
•
De complexiteit van de opdrachten neemt toe naarmate de opleiding vordert. Gedurende de opleiding krijgen de opdrachten ook een steeds grotere plaats. De kennis en vaardigheden worden geleidelijk minder structureel aangereikt,. De student moet zelf meer initiatief nemen en actief op zoek gaan naar de kennis en vaardigheden die benodigd zijn om de opdracht goed uit te kunnen voeren. Studenten brengen een deel van het curriculum buitenschools door. Dat kan variëren van 60 tot 120 EC’s. De opleiding begeleidt de student hier bij het maken van de juiste keuzes. Het buitenschools curriculum bestaat uit stages en afstudeeropdracht en eventueel ook het minorpogramma. De opleiding wil dat de student op meerdere plaatsen ervaring opdoet in de vorm van stages en afstudeeropdracht, zodat hij in verschillende organisaties leert te werken. De student heeft tijdens de opleiding regelmatig contact met het beroepenveld. In het eerste jaar is de waddenexcursie en in het tweede of derde jaar vindt een rondreis in Wales plaats. Ook worden tijdens modulen ééndaagse excursies georganiseerd. De student loopt gedurende zijn opleiding twee soorten stages: een oriëntatiestage en een projectstage. Geadviseerd wordt om de oriëntatiestage in het buitenland te doen. 90% van de studenten doet dat ook. Het doel van de internationale stage is om de student buitenlandervaring te laten opdoen, hem een gevoel te geven hoeveel actoren een rol spelen in integrale KZM-projecten en hem te leren functioneren in een organisatie. Tevens krijgen studenten een beeld van de rollen van de externe stagebegeleider, zijn takenpakket en verantwoordelijkheden. De internationale stage maakt deel uit van het tweede studiejaar. De tweede stage vindt plaats in het derde studiejaar en staat in het teken van een concrete projectopdracht. De aard en inhoud daarvan wordt in overleg tussen student en o.a. stagebieder en begeleidend docent vastgesteld. De opleiding stelt aantoonbaar eisen aan de stageplaatsen en de leeractiviteiten die de student daar verricht. Deze zijn vermeld in de hiervoor ontwikkelde stage- en afstudeerwijzer. Door middel van een bezoek aan het stageverlenende bedrijf stelt de begeleidende docent zich ervan op de hoogte hoe de vorderingen van de student zijn, maar ook wat de actuele ontwikkelingen in het bedrijf zijn. Stages die niet blijken te voldoen aan de door de opleiding gestelde eisen worden niet meer aangeboden voor nieuwe studenten. Indien tussentijds wordt geconstateerd dat een stage niet voldoet, dan wordt bijgestuurd of wordt de stage afgebroken. Het doel is om één ‘bron’stage en één ‘motor’stage te lopen. In de praktijk zijn studenten hiervan niet op de hoogte. Docenten controleren hier niet duidelijk op bij de goedkeuring van de stage. Tijdens en na afloop van de projectstage geeft de stagebieder een terugkoppeling over het functioneren van de student aan de stagebegeleider. Hij beoordeelt de gebleken vakinhoudelijke kennis en beoordeelt mede in welke mate de student de deelcompetenties heeft ontwikkeld. Alle studenten moeten na beide stages verplicht een colloquium organiseren over de inhoud en de doelen van de stage voor minimaal tien studenten en docenten. Ze krijgen hiervoor studiepunten. Ook de toehorende studenten uit de andere studiejaren krijgen hiervoor, als onderdeel van Studieloopbaanbegeleiding, studiepunten. Dit wordt door betrokkenen als doelmatig ervaren. De studenten voeren in opdracht van externe opdrachtgevers de afstudeeropdracht uit. Ook hieraan worden eisen gesteld voordat de opdracht kan worden goedgekeurd. Er is hier overigens geen sprake van een resultaatsverplichting waarvoor een vergoeding wordt geboden. De unit Milieukunde, waartoe naast de opleiding Kust en Zee Management ook de opleidingen Milieukunde en Plattelandsvernieuwing behoren, heeft een coördinatorenoverleg waarin het opleidingsmanagement van de drie opleidingen zitting heeft. In dit overleg worden evaluatie, actualisering en bijsturing van de opleidingen regelmatig besproken. Certiked heeft in de notulen kunnen nazien dat de opleiding KZM hier ook regelmatig onderdeel van gesprek is. De zes afstudeercoördinatoren van de drie opleidingen binnen de unit Milieukunde komen één maal per periode bij elkaar. Zij zijn ervoor verantwoordelijk dat binnen de teams actuele ontwikkelingen worden besproken en verwerkt worden in het onderwijs.
Pagina 13 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
• •
•
Per module is een moduleteam benoemd. De modulecoördinator neemt initiatief voor overleg over de uitvoering van de module en eventuele aanpassingen en actualisering. De curriculumcommissie bewaakt het totale programma en doet waar nodig voorstellen tot verbetering. Iedere eerste uitvoering van een module wordt uitgebreid geëvalueerd door middel van een panelevaluatie. Hierbij zijn studenten, docenten en het management betrokken. Daarna wordt de module op deze wijze iedere vier jaar uitgebreid geëvalueerd. Uiteraard wordt de module in de tussentijd ook geëvalueerd, maar dan door middel van schriftelijke enquêtes. De externe partijen die betrokken zijn bij de opleiding (werkveldadviescommissie, stagegevers, aanbieders van afstudeeropdrachten, opdrachtgevers) hebben een beeld van de praktijkgerichtheid van de opleiding. De opleiding vraagt deze partijen zich hierover uit te spreken. Over het algemeen beoordelen zij de praktijkgerichtheid als goed.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam stelt vast dat studenten gedurende hun opleiding op vele manieren regelmatig in contact komen met de beroepspraktijk. Het feit dat de studenten een internationale stage doen is bijzonder. De opleiding betrekt vele signalen met betrekking tot de praktijkgerichtheid van de opleiding. Ook is er veel aandacht voor actuele (internationale) ontwikkelingen in het werkveld. Op grond hiervan beoordeelt het visitatieteam het facet ‘ eisen HBO’ daarom als ‘goed.
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• •
De rode draad in de opleiding vormen de drie hoofdcompetenties die zijn onderverdeeld in tien deelcompetenties. Deze deelcompetenties zijn uitgewerkt in de competentiekaarten. De competentiekaarten beschrijven de betreffende competentie, wat de bijbehorende beheersingsindicatoren en beroepsproducten zijn, in welke context de competentie van belang is, welke kennis, inzichten, vaardigheden en attitude hieraan ten grondslag liggen, in welke modulen de competentie aan de orde komt en hoe de relatie is met de tien algemene hbo-kwalificaties. Het visitatieteam van Certiked heeft waardering voor deze gespecificeerde uitwerking. In de moduleboeken vinden de studenten een beschrijving van de module, de eindtermen en de studiebelastinguren. Niettemin is de relatie van de modulen met de hoofdcompetenties onvoldoende duidelijk voor de student. Docenten brengen dit niet of onvoldoende onder de aandacht, waardoor het bij studenten ‘niet tussen de oren zit’. Doordat van iedere competentie is aangegeven in welke context hij gebruikt dient te worden, wat de bijbehorende beroepsrol en beroepsproducten zijn en aan welke eisen de beroepsproducten moeten voldoen, zijn de leerdoelen goed toetsbaar. De student bespreekt zijn ontwikkeling ten aanzien van de competenties mede aan de hand van het portfolio met zijn studieloopbaanbegeleider.
Pagina 14 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
• •
•
•
•
•
•
Bestudering van de documenten door het visitatieteam heeft geleerd dat het geheel aan leerdoelen dekkend is voor de eindkwalificaties. De leerdoelen per module zijn vooraf voldoende helder voor de studenten, maar zoals hiervoor is aangegeven: de relatie van de leerdoelen met de hoofdcompetenties kan nadrukkelijker onder de aandacht worden gebracht. Het programma is modulair van opbouw. Binnen een periode van twee weken vallen twee modules, elk met een omvang van 7 EC’s. Studieloopbaanontwikkeling duurt het gehele jaar en omvat 4 EC’s. Voor elke module is aangegeven welke competentie(s) op welk niveau worden gerealiseerd. De propedeuse bestaat uit acht modulen met elk een eigen thema en wordt door alle studenten gevolgd. De leerdoelen worden op basisniveau (niveau 1) gehaald. Het accent ligt op het analyseren en oplossen van problemen in situaties met beperkte complexiteit en veel begeleiding. De thema’s hebben een oriënterend karakter en geven zicht op welke actoren er zijn in het beroepenveld en wat er speelt. Het tweede leerjaar heeft een vast programma. Het richt zich op verdieping en vormt de voorbereiding op de majors in de volgende jaren. Het leerjaar bestaat uit vier thematische modulen, twee per periode, en vormt een afronding van de brede basis op gevorderd niveau (niveau 2). De tweede helft van het studiejaar wordt besteed aan een internationale stage. Een enkele student loopt stage in Nederland. In het derde leerjaar volgt de student de eerste twee perioden het majorspecifieke deel (in totaal vier modulen). In de tweede helft van het leerjaar kan de student kiezen voor een tweede stage of hij kan modulen volgen uit het minorprogramma van Van Hall Larenstein of van een andere hogeschool of universiteit (nationaal of internationaal). Door middel van de minor kan de student zich verdiepen of verbreden. Het vierde leerjaar begint met een minorblok van twee perioden. Als de student in het derde jaar reeds de minor heeft gekozen, worden de eerste twee perioden in het vierde jaar besteed aan de tweede stage. De laatste twee perioden worden gewijd aan het afstudeerproject, waarin de student aantoont de competenties op het hoogste niveau te beheersen. De WAC vindt dat studenten door onderwerpkeuze van stage en afstudeeropdracht de gelegenheid krijgen in hun comfort-zone te blijven zitten. Dit gebeurt ook weleens. Dit acht de WAC niet wenselijk, omdat studenten daar onvoldoende van leren. Volgens de WAC hoeven onderwerpkeuzes niet integraal te zijn maar mogen ze best specifiek zijn. Echter, de student moet zich wel bewust zijn van de integrale context. De studenten worden gestimuleerd internationale ervaring op te doen in bijvoorbeeld internationale excursies. Standaard in het programma zijn een waddenexcursie (in het eerste jaar) en een excursie naar Wales (in het tweede of derde jaar). In beide excursies wordt samengewerkt met docenten en studenten van het Pembrookeshire College en de Glanmorgan University, beide in Wales. Tevens loopt de student in het tweede jaar een internationale stage. De tweede stage, in het derde studiejaar, mag de student op eigen initiatief ook in het buitenland doorbrengen. De student kan er tevens voor kiezen het minorprogramma aan een buitenlandse onderwijsinstelling te doen.
Pagina 15 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
•
•
• •
Op diverse manieren vindt evaluatie van de onderwijsinhoud plaats. In de curriculumcommissie wordt het programma regelmatig geëvalueerd. Na iedere eerste uitvoering van een module wordt een panelevaluatie gehouden. Daarna wordt de module panelevaluatie in een cyclus van vier jaar georganiseerd. Jaarlijks worden alle modulen geëvalueerd door studenten met behulp van enquêtes. Deze evaluaties hebben in het verleden geleid tot aanpassing van de volgorde van modulen, waardoor er een betere opbouw en evenwichtiger balans is aangebracht in het programma. De afstudeeropdracht is afkomstig uit de beroepspraktijk. Het contact met het werkveld maakt het mogelijk de eindtermen structureel te toetsen en het functioneren van de student te beoordelen aan de hand van de kwalificaties van een beginnend beroepsbeoefenaar. Op deze wijze wordt periodiek beoordeeld of met het programma de doelstellingen bereikt worden. De opleiding is bewust breed opgezet, maar dit heeft niet tot gevolg dat een aantal studenten verdieping mist. Studenten geven aan dat ze zoveel verdieping in de studie kunnen aanbrengen als ze zelf wensen. Met name de minor, de stages en de afstudeeropdracht kunnen daarvoor worden gebruikt. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de mogelijkheden voor verdieping. Studenten en alumni geven aan dat ze erg tevreden zijn over de integratie van theorie en praktijk. Ze zeggen: “De dingen die je leert, ga je ook echt doen in de praktijk.” Het visitatieteam is van mening dat de relatie tussen de doelstellingen van de opleiding binnen de opleiding en de inhoud van het programma adequaat te noemen is. Er ligt echter een relatief zwaar accent op ecologie en procesvaardigheden. Dit is ook begrijpelijk gezien het gewicht van deze onderwerpen in het werkveld. Echter, daardoor is er minder aandacht voor civiele techniek en juridische elementen, met name internationaal recht. Dit zijn aspecten waarvan studenten en alumni hebben aangegeven dat het aandeel ervan in de opleiding groter zou mogen c.q. moeten zijn.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam Er is een relatie tussen de doelstellingen van de opleiding en de inhoud van het programma. De doelstellingen worden door de inhoud adequaat afgedekt. Wel zou er meer aandacht mogen zijn voor civiele techniek en (internationale) juridische elementen. De inhoud van de modulen, de bijbehorende leerdoelen en de relatie met de drie kerncompetenties zijn wel duidelijk voor docenten maar zouden actiever onder de aandacht van studenten kunnen worden gebracht. De student wordt zo niet bewust gemaakt van de relatie met de hoofdcompetenties. Het visitatieteam vindt de opzet goed, maar de implementatie is duidelijk nog in ontwikkeling. De opleiding stimuleert dat de studenten internationale ervaring opdoen. Alles overziend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma’ daarom als voldoende.
Pagina 16 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
•
•
• •
Er zijn vier leerlijnen die de samenhang in het programma bevorderen, te weten: - de integrale leerlijn; - de vaardigheden leerlijn; - de conceptuele leerlijn; - de ervaringsreflectie leerlijn. Zie voor een verdere toelichting de informatie over het didactisch concept bij facet 2.7. De opleiding gebruikt competentiekaarten voor de afstemming van de onderdelen binnen het programma. Iedere module ‘adopteert’ een of meer rollen om competenties te oefenen. Iedere rol wordt verschillende keren, maar minimaal twee keer, geoefend en getoetst. Het niveau van de eindkwalificaties wordt op twee manieren gedefinieerd, waarbij de moeilijkheidsgraad geleidelijk oploopt naarmate de studie vordert. Aan de ene kant gaat het om de aard en complexiteit van de probleemstellingen die de studenten voorgeschoteld krijgen. Aan de andere kant gaat het om de mate waarin studenten op hun leerweg begeleid worden. Een lager niveau betekent dat de competentie bereikt wordt met veel input van docenten en een hoog niveau betekent dat de competentie bereikt wordt met weinig voorgestructureerde input. Aan de modulethema’s zijn de rollen van bruggenbouwer, regisseur en projectmanager gekoppeld. Deze drie rollen zijn ook evenwichtig over de modulen verdeeld. In vier modulen van het majorprogramma staat de rol van bruggenbouwer centraal. Eveneens in vier modulen gaat het om de rol van regisseur en in de zes overige modulen gaat de aandacht uit naar de rol van projectmanager. In de propedeuse krijgt de student vakken die hem de noodzakelijke kennis voor de hoofdfase bieden. In de hoofdfase wordt voortgeborduurd op de kennis en vaardigheden die de student reeds heeft opgedaan in de propedeuse. Zo kenmerkt het tweede jaar zich door theoretische en praktische verdieping en verdere vorming van beroepsspecifieke en sociale vaardigheden. Hier worden de studenten ook voorbereid op stages en afstuderen. In het derde en vierde jaar doen studenten naast een tweetal modules een projectstage en volgen ze een minor voor verdieping of verbreding. De studie wordt afgesloten met een afstudeeropdracht. De moeilijkheidsgraad loopt naarmate de studie vordert steeds verder op en de complexiteit van zowel theorie als opdrachten neemt toe. Dit wordt aangegeven door de drie niveaus van de beheersingsindicatoren. Bij niveau 1 wordt nog veel begeleiding gegeven (gedurende het eerste studiejaar). Het tweede studiejaar leidt op tot niveau 2. Daarbij worden de opdrachten meer zelfstandig uitgevoerd. De laatste twee studiejaren leiden op tot niveau 3. Hierbij is de inbreng van externe opdrachtgevers sturend en werken studenten zelfstandig aan de opdrachten. Ze vragen zelf om begeleiding en advies. Tevens wordt door middel van projecten en stages een sterke verbinding met de praktijk aangebracht. Verbredings- en verdiepingsmogelijkheden zijn er in het derde jaar doordat de student onderwijseenheden bij een andere opleiding van Van Hall of andere hbo- of wo-instellingen kan volgen. Ook worden deze mogelijkheden door de minorkeuze gerealiseerd. Het visitatieteam heeft kunnen vaststellen dat in het moduleboek adequaat wordt beschreven hoe de betreffende module samenhangt met andere modulen.
Pagina 17 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
• •
•
• •
• •
In de opleidingscommissie, de curriculumcommissie en tijdens stageterugkomdagen wordt het programma geëvalueerd. Met name vanuit de curriculumcommissie komen voorstellen om de samenhang in het curriculum te verbeteren. Uit gesprekken die het visitatieteam voerde met studenten blijkt dat zij pas op een laat moment in de opleiding zicht krijgen op de samenhang in het programma. Ook geven studenten aan dat er bij de opleiding KZM waarschijnlijk minder structuur is dan bij andere opleidingen. Sommige studenten vinden dit heerlijk, voor anderen is het moeilijker om mee om te gaan. Wel zijn alle studenten het er over eens dat de vrijheid een enorm beroep doet op de zelfdiscipline van de student. Niettemin vinden ook de studenten die behoefte hebben aan meer structuur dit uiteindelijk erg leerzaam. Ze vinden dat ze daardoor méér leren. Tijdens de visitatie is gebleken dat de opleiding verschillende spectra hanteert: bron en motor, bèta en gamma kennis en de drie kerncompetenties. Ondanks dat dit in theorie duidelijke kaders biedt, speelt dit in de praktijk (bijna) geen rol bij bijvoorbeeld de keuze van stage en afstudeeropdracht. Het visitatieteam is van mening dat de opleiding zichzelf een dienst zou bewijzen door deze spectra meer expliciet te maken en hier meer sturing aan te geven op belangrijke keuzemomenten in de opleiding. De opleiding heeft bijvoorbeeld de visie om de internationale en projectstage te koppelen aan de thema’s ‘zee als motor’ en ‘zee als bron’. Ondanks dat dit volgens de docenten een rol speelt bij de stage(keuze) blijkt hier in de praktijk niet op gestuurd of beoordeeld te worden. De studenten zijn ook nauwelijks bekend met deze visie, laat staan als selectiecriterium voor de stages. Ter informatie voor het visitatieteam heeft de opleiding een overzicht gemaakt waarin is aangegeven welke beroepsproducten centraal staan in welke modules, welke rol daaraan gerelateerd is en op welk niveau de competenties in de module worden bereikt. De bewaking van relevantie en niveau is onderwerp van discussie binnen de programmacommissie en tussen de verschillende docenten. Het resultaat hiervan wordt aan de WAC voorgelegd. Ook in de opleidingscommissie worden de resultaten bekeken en van commentaar voorzien. Dit kan leiden tot aanpassingen in het programma. Via de panelevaluaties wordt gecontroleerd of er samenhang is en of de aansluiting in de modules wordt gehandhaafd. Via een individuele leerroute worden buitenlandse en elders verworven competenties ingepast in de opleiding KZM.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op grond van haar bevindingen stelt het visitatieteam vast dat er sprake is van een samenhangend curriculum. Er is niet alleen sprake van toenemende complexiteit in theorie, maar ook in het praktijkdeel is een oplopende lijn aangebracht wat betreft de moeilijkheid. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Samenhang’ daarom als ‘voldoende’. Wel adviseert het visitatieteam de opleiding om de samenhang op een eerder moment in de opleiding inzichtelijker te maken voor studenten. Daarnaast ziet het visitatieteam mogelijkheden om de samenhang verder te verbeteren door meer te sturen op de kaderstellende spectra bij belangrijke keuzes in de opleiding.
Pagina 18 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
2.4 Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
•
• •
• • •
Door de opdeling van de studie in modulen wordt een evenredige studielast over het jaar verkregen. Tot en met het tweede leerjaar zijn de leerroutes convergerend: ondanks verschillende instroommogelijkheden staan aan het eind van het tweede jaar alle studenten KZM op hetzelfde niveau (niveau 2). In het derde en vierde studiejaar divergeren de leerroutes en nemen de keuzemogelijkheden voor de studenten toe richting de minor. Tegen het einde van de studie bepaalt de student vrijwel volledig zelf zijn route, waarbij de majorcoördinator de kaders aangeeft. Procesbegeleiders en studieloopbaanbegeleiders coachen de studenten bij het zo optimaal mogelijk indelen van hun studieprogramma. De procesbegeleiders doen dit per module of thema, de studieloopbaanbegeleiders voor het studieprogramma als geheel. Bij de doorstroom van de ene onderwijsfase naar de andere zijn drempels ingebouwd van minimaal te behalen credits. Naast hun functie voor het borgen van het niveau van de student hebben deze drempels ook een functie in de sturing van het studieprogramma van de student. Zo wordt voorkomen dat een student een grote leerachterstand opbouwt tegen het einde van zijn studie. Studenten ontvangen bij aanvang van het studiejaar een studiegids waarin het jaarrooster is opgenomen. Deze informatie is ook digitaal beschikbaar. Te allen tijde is bij de student bekend hoe het studiejaar is ingedeeld, zodat hij zijn planning daarop kan afstemmen. De meeste studenten kiezen ervoor de aangeboden leerroute te volgen. In het moduleboek, dat zowel in dictaatvorm als digitaal (op Blackboard) beschikbaar is, wordt aangegeven wat in de betreffende periode bestudeerd dient te worden en op welke wijze. Alle modulen en andere onderwijsactiviteiten worden standaard geëvalueerd, waaronder de studielast en studeerbaarheid. Een nieuwe module wordt direct schriftelijk geëvalueerd. Bestaande modulen worden eens per vier jaar schriftelijk geëvalueerd. Daarnaast wordt één keer per jaar een panelevaluaties georganiseerd voor zowel studenten als medewerkers. Het bespreken van de resultaten en de studeerbaarheid is op deze wijze een vast onderdeel van de agenda van de curriculumcommissie. Daarnaast komt het aan de orde bij het opleidingsteam. Met tussentijdse uitvallers wordt een exitgesprek gehouden, waarin onder andere het aangeboden programma besproken wordt. De uitkomsten hiervan worden jaarlijks door middel van een rapportage aan de opleiding beschikbaar gesteld en besproken. Uitkomsten uit de hiervoor genoemde evaluatie-instrumenten worden geanalyseerd en kunnen tot aanpassing van het programma, of andere maatregelen leiden. Uit de alumni-enquête blijkt dat afgestudeerden de opleiding redelijk licht vonden, wat overigens geen negatief gevolg heeft gehad voor het eindniveau, dat wel degelijk gelijk is aan dat van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het visitatieteam realiseert zich dat de opmerking dat de opleiding licht is, betrekking heeft op de opleiding zoals die in de beginfase werd aangeboden. De opleiding heeft zich de afgelopen jaren verder ontwikkeld, waardoor het mogelijk is dat de opmerkingen van de alumni niet meer van toepassing zijn op het huidige curriculum. De opleiding onderzoekt daarom de oorzaak van deze signalen zodat adequate acties genomen kunnen worden, indien dat noodzakelijk blijkt te zijn.
Pagina 19 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
Studenten die momenteel de opleiding volgen geven aan dat het aantal contacturen beperkt is. Gemiddeld hebben de studenten 16 tot 20 uur college, de rest van de tijd dient besteed te worden aan zelfstudie.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De leerroute die de opleiding heeft opgesteld wordt over het algemeen gevolgd. De opleiding is voldoende alert op factoren die de studielast en studeerbaarheid beïnvloeden. Alumni geven signalen dat de opleiding zwaarder kan, maar dit heeft met name betrekking op het oude curriculum. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Studielast’ als voldoende.
2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
•
•
• •
Studenten met vooropleiding havo of vwo kunnen bij de opleiding met alle profielen of vakkenpakketten instromen. Studenten met een vierjarige mbo-opleiding zijn ook direct toelaatbaar. In het havo-hbo overleg wordt over aansluiting tussen beide onderwijsvormen gesproken. Adviezen worden in de curriculumcommissie besproken. Ook het feit dat twee docenten aan een middelbare school zijn gedetacheerd maakt het mogelijk in een vroeg stadium op wijzigingen in het voortgezet onderwijs in te spelen. Kandidaten van 21 jaar en ouder die geen havo-, vwo- of mbo-diploma hebben kunnen toch toegelaten worden, indien in een toelatingsgesprek vastgesteld is dat ze de juiste competenties bezitten, bijvoorbeeld op grond van werkervaring. Het bezitten van die competenties moeten ze kunnen aantonen middels een Engelstalige motivatiebrief. Oudere kandidaten met Eerder Verworven Competenties (EVC’s) kunnen voor onderdelen van het programma een vrijstelling krijgen en daarmee hun studieduur verkorten. EVC’s (zowel binnenlands als buitenlands) worden via een gesprek, het overleggen van studieresultaten of een assessment vastgesteld. De onderdelen waarin competenties worden ontwikkeld waarover de kandidaat op grond van EVC reeds beschikt, worden ‘geschonken’. De examencommissie, geadviseerd door de opleiding, beslist over een dergelijk verzoek. Over het algemeen kan op basis van eerdere ervaringen gekozen worden voor een standaard pakket aan vrijstellingen. Per individuele student vindt tevens een nadere specificatie plaats voordat een verzoek wordt voorgelegd aan de examencommissie. Op basis van periodieke bespreking van de studievoortgang wordt vastgesteld of bij de toelating de juiste beslissing is genomen. Bij eventueel voortijd verlaten van de opleiding vindt een exitgesprek plaats. Op die manier wordt ook getracht knelpunten met betrekking tot de instroom te identificeren. De instroom is zeer divers: sommige studenten komen rechtstreeks van de middelbare school, sommige studenten beschikken al over enkele jaren werkervaring. Bij de communicatievakken gaat dat goed, maar bij de bèta-vakken zijn de verschillen groter. Daarom wordt de mogelijkheid voor bijlessen aangeboden.
Pagina 20 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op grond van het bovenstaande beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Instroom’ als voldoende.
2.6 Duur De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: 240 studiepunten. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
• • • • •
Het onderwijsprogramma omvat een vierjarig programma en beslaat 240 creditpoints. De opleiding is ingedeeld in een propedeutische fase van 60 EC’s en een hoofdfase van 180 EC’s. Elk studiepunt staat voor een belasting van 28 uur. Elk studiejaar bestaat uit vier perioden van tien weken. Gedurende deze tien weken werken studenten aan twee modulen. Elk studiejaar omvat 60 creditpoints; 15 creditpoints per periode. Onderdelen van een module kunnen apart credits opleveren. In de moduleboeken of studenthandleidingen wordt aangegeven uit welke onderdelen de module bestaat en wat de bijbehorende studiebelasting is. De indicatieve studielast per week is 40 uur. Ten behoeve van de afstudeeropdracht zijn twee perioden samengevoegd tot een aansluitende periode van 20 weken met een totale studielast van 30 EC’s. Naarmate de opleiding vordert, nemen de contacturen af en neemt het aantal uren dat gereserveerd is voor zelfstudie en werkgroepen toe. Het aantal contacturen, en de spreiding ervan over de week, wordt in 2007/2008 aangepast. Er wordt zoveel mogelijk vermeden dat er ‘contactvrije’ dagen zijn, die studenten ten onrechte als vrije dagen zien. Door middel van Blackboard en Progress wordt de voortgang van de student gevolgd. De opleiding evalueert per periode de werkelijke studielast van de afzonderlijke modulen door middel van panelevaluaties (per module) en deeltijdevaluaties.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Daarom beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Studieduur’ als voldoende.
Pagina 21 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• •
•
•
Het didactisch concept van de opleiding is gericht op competenties en uitgewerkt in modulen waarin rollen en beroepsproducten centraal staan. Kenmerkend is dat kennis, vaardigheden en houdingsaspecten geïntegreerd worden om een taak in een praktijkcontext tot een goed resultaat te brengen. Het didactisch concept is bij zowel docenten als studenten bekend. In het onderwijsmodel worden drie principes gehanteerd: - Het onderwijs is praktijk- en beroepsgericht; - In ieder beroepsproduct worden meerdere competenties geoefend; - De steeds zelfstandiger wordende student staat centraal. Als uitgangspunt voor het onderwijs worden zoveel mogelijk realistische, complexe beroepstaken genomen. Ze vormen de bouwstenen van het curriculum en worden onderverdeeld in het vervaardigheden van beroepsproducten en het doen van beroepshandelingen. Er worden vier leerlijnen onderscheiden: een conceptuele, een integrale, een vaardigheden- en een ervaringsreflectie-leerlijn. De kern wordt gevormd door de integrale leerlijn, waarin kenmerkende beroepsvraagstukken door middel van opdrachten op een projectmatige manier worden aangepakt. Ondersteuning wordt geboden vanuit de conceptuele leerlijn die gevormd wordt door de aangeboden theorie. Tot de vaardigheidsleerlijn behoren specifieke beroepsvaardigheden, projectvaardigheden, sociale en communicatieve vaardigheden. De omvang en complexiteit van de opdrachten neemt toe naarmate de opleiding vordert. Dit gaat ten koste van de georganiseerde kennis- en vaardigheidslijn. Dit impliceert dat de hoeveelheid zelfstudie ook toeneemt in de loop van de opleiding. Tot slot is er de ervaringsreflectielijn die het primaire leerproces ondersteunt. Deze leerlijn is binnen de opleiding geïntegreerd. Er zijn niveaus gedefinieerd voor de verschillende fases van de ontwikkeling van de student. Een niveau is binnen het algemene onderwijsconcept op twee manieren gedefinieerd: - Het opbouwmodel, dat met name gehanteerd wordt binnen de conceptuele leerlijn. Dit heeft betrekking op de aard en de complexiteit van de probleemstellingen die de studenten voorgeschoteld krijgen. Een laag niveau veronderstelt eenvoudiger problemen in een duidelijke omgeving, een hoger niveau veronderstelt gecompliceerde problemen in een onduidelijke setting. - Het weggeefmodel, dat vooral in de integrale leerlijn, maar ook in de vaardighedenleerlijn wordt gebruikt. Dit heeft betrekking op de mate waarin de studenten op hun leerweg begeleid worden. Een lager niveau betekent dat de competentie bereikt wordt met veel input van de docenten en een hoog niveau betekent dat er sprake is van weinig voorgestructureerde input. In de beroepspraktijk van Kust en Zeemanagement gaat het vaak om integrale plannen en ingrepen van hoge complexiteit. Over het algemeen is het ‘opbouwmodel’ hier niet goed op toe te passen. Daarom worden studenten geleidelijk vertrouwd gemaakt met de complexe beroepsproducten en wordt het niveau bepaald met het ‘weggeefmodel’. In de modulen van het eerste studiejaar wordt veel begeleiding gegeven (niveau 1). In het tweede studiejaar worden de opdrachten meer zelfstandig uitgevoerd (niveau 2). Bij niveau 3 is de inbreng van externe opdrachtgevers sturend. Studenten werken zelfstandig aan de opdrachten en vragen zelf om begeleiding en advies.
Pagina 22 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
•
•
•
• •
• •
•
De competenties worden ook getoetst aan de hand van beroepsproducten. Algemene vaardigheden zijn geïntegreerd in de opdrachten. Studiemateriaal wordt voor een belangrijk deel ontleend aan de beroepspraktijk. Zo neemt de invloed van het werkveld op het onderwijs gaande de opleiding steeds verder toe. De inrichting van het onderwijs is erop gericht om zelfstandigheid, zelfsturing en verantwoordelijkheid te stimuleren naarmate de opleiding vordert. Aan het einde van de studie moet de student in staat zijn de aanwezige vakkennis zelfstandig en integraal op een probleem uit de beroepspraktijk toe te passen. Daarnaast zal hij in staat moeten zijn om zelfstandig de ontbrekende kennis voor het oplossen van een probleem te identificeren, te verwerven en op peil te houden. Studieloopbaanbegeleiding wordt daarbij ingezet met als doel om de studenten te helpen bij allerlei keuzeprocessen en het reflecteren op vorderingen. De werkvormen variëren en zijn afgestemd op de betreffende leerlijn. In de integrale leerlijn worden projecten uitgevoerd, die gericht zijn op het maken van een beroepsproduct. In teams, die kunnen wisselen in grootte en samenstelling, werken studenten aan de projecten. Ze krijgen daarbij coaching van een procesbegeleider. Tijdens de projecten van het eerste vervult de procesbegeleider een centrale rol, maar in de daaropvolgende jaren wordt de frequentie van overleg met de procesbegeleider steeds minder. Studenten consulteren dan nog slechts de docent als ze ervaren dat ze kennis te kort komen. Binnen de conceptuele leerlijn zijn de meest voorkomende werkvormen hoor- en gastcolleges en begeleide zelfstudie. Gastdocenten worden door de opleiding benaderd, maar in een aantal gevallen nodigen studenten zelf gastsprekers uit, bijvoorbeeld voor de organisatie van een symposium door studenten. Voorbeelden van werkvormen die behoren bij de vaardighedenleerlijn zijn communicatietrainingen, de excursies op de Wadden en naar Wales en practica. In het studielooopbaanbegeleidingsprogramma is ruimte voor de student om zich te trainen in reflectiemethoden die bij hem passen. Gezamenlijk worden spiegelende toetsen gemaakt waarmee de studenten zichzelf beter kunnen begrijpen en tegelijkertijd ook de verschillen tussen studenten kunnen ontdekken. Individueel krijgt de student opdrachten om op basis van zijn Persoonlijke Ontwikkelings Plan en de behaalde studieresultaten steeds nieuwe leerdoelen te formuleren. Elektronische ondersteuning via Blackboard wordt in iedere module en door iedere docent gebruikt. In iedere module wordt aangegeven wat de relatie van de beroepsproducten en beroepstaken is met de einddoelen. Gewenste producten en specificaties zijn afgeleid uit het beroepenveld, stageervaringen en afstudeercontacten. De gebruikte werkvormen bieden voldoende afwisseling tussen individuele en groepstaken. Het aangeboden onderwijs en de daarbij behorende werkvormen worden geëvalueerd onder de studenten. In de docentenvergaderingen komen de resultaten hiervan ter sprake. Negatieve evaluaties worden ook besproken in de opleidingscommissie.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Binnen de opleiding staan beroepsgerichte opdrachten staan centraal en de werkvormen worden hier op afgestemd. Kenmerkend voor de uitwerking van het didactisch concept is dat er gewerkt wordt aan beroepsproducten, overwegend in een praktijkcontext. Het didactisch concept is bekend bij docenten en studenten. Op grond hiervan beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Afstemming tussen vorm en inhoud’ als voldoende.
Pagina 23 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
2.8 Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
•
•
•
• •
Studenten studeren volgens de principes van het competentiegericht leren. De mate waarin competenties behaald zijn, wordt op basis van te tonen handelingen en/of gerealiseerde producten beoordeeld. In 2006/2007 zijn voor het eerst alle studiejaren competentiegericht vormgegeven. Omdat het onderwijsconcept in de vorm van competentiegericht leren nieuw is, is er ook nieuw toetsbeleid ontwikkeld. Dit houdt in dat er assessments gehouden worden en dat de student een portfolio bijhoudt. In 2006 is voor het eerst het assessment aan het eind van de propedeuse afgenomen. Dit assessment toetste het algemene competentieniveau van de eerstejaars door de studenten individueel een praktijkcase op te laten lossen. Op dag 1 krijgt de student de case voorgelegd, op dag 2 levert hij het bijbehorende beroepsproduct in en op dag 3 volgt een beoordelend gesprek met twee docenten naar aanleiding van het product. Zowel docenten als studenten zijn positief over het assessment. Het visitatieteam heeft kunnen vaststellen dat het niveau van deze assessments adequaat was. Naast het assessment vinden, gekoppeld aan de modulen, andere vormen van toetsing plaats. In groepjes werken de studenten aan projecten. Projecten, maar ook stage en afstudeeropdracht, worden zowel productgericht als procesgericht beoordeeld. De beoordeling van het voortkomend beroepsproduct is per projectgroep Om het proces te kunnen beoordelen, voegt de student een procesverslag toe aan het projectverslag. In het procesverslag zet de student onder andere uiteen wat zijn bijdrage was aan het project en reflecteert hij op de mate waarin hij zijn leerdoelen heeft kunnen verwezenlijken. Het visitatieteam heeft kunnen vaststellen dat deze procesverslagen van een goed niveau zijn en een waardevolle bijdrage leveren aan de individuele ontwikkeling van de student. Er worden geen harde maatregelen genomen om meeliftgedrag te voorkomen, maar doordat studenten ook zelf hun projectgroepen kunnen samenstellen, raken de meelifters vanzelf geïsoleerd en moeten zij gezamenlijk een groep vormen. Dan kunnen ze zich niet meer verschuilen achter andere studenten. Voor alle studenten geldt dat ze tijdens projecten individueel een logboek bijhouden, waarin ze beschrijven wat hun bijdrage is. Daarnaast worden bij sommige beroepsproducten ook individuele cijfers toegekend. Naast de projecten, die gezamenlijk worden beoordeeld, is er ook ruimte voor individuele toetsingen, bijvoorbeeld in de vorm van kennistoetsen, verslagen, presentaties en practicumopdrachten. De leerlijnen bepalen de toetsvorm, waardoor de toetsen wat betreft aard, vorm en inhoud van elkaar verschillen. Tijdens de opleiding houdt de student de ontwikkeling van zijn competenties en studievoortgang bij door middel van een portfolio. Hij bespreekt dit gemiddeld één keer per periode met zijn studieloopbaanbegeleider. De student ontvangt, naast de studieloopbaanbegeleiding, ook op andere manieren feedback, namelijk door middel van het competentiegerichte assessment en in de vorm van het bindend studieadvies. Bij onvoldoende resultaten aan het einde van de propedeuse moet de student de opleiding verlaten.
Pagina 24 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
• •
• •
•
•
•
•
•
Er zijn meerdere docenten betrokken bij het opstellen en de normering van de toetsen. Verslagen worden over het algemeen door meerdere docenten nagekeken of besproken. Ook bij de beoordeling van presentaties zijn vaak meerdere docenten betrokken. De toetsen worden twee keer per jaar afgenomen. De eerste kans is aansluitend aan de onderwijsperiode waarin de lesstof behandeld is, de herkansing is in de daaropvolgende periode. Studenten hebben recht op inzage en bespreking van hun gemaakte werk en kunnen bezwaar maken tegen de beoordeling. De beoordeling van de stage ligt voor een groot deel bij de opdrachtgever/externe stagebegeleider. De opdrachtgever beoordeelt de student op verschillende facetten en komt aan de hand hiervan tot een advies. De docent bespreekt het advies en komt zo tot het oordeel voldoende of onvoldoende. Bij de afstudeeropdracht wordt de student begeleid door twee docenten. Bij de afrondende presentatie zijn naast de twee begeleiders ook de praktijkbegeleider en een derde onafhankelijke docent aanwezig. De opdrachtgever kan een advies geven ten aanzien van de beoordeling van de presentatie, maar uiteindelijk bepalen de docenten het eindcijfer. De afstudeeropdracht wordt beoordeeld op diepgang en complexiteit (de wijze waarop bekende kennis en gebruikte literatuur verwerkt zijn), initiatief van de student, zijn organisatorisch vermogen, zijn relatie met de opdrachtgever (intensiteit van de begeleiding) en zijn zelfstandigheid. Het visitatieteam heeft uitwerkingen van het assessment gezien. Het visitatieteam is van mening dat het assessment een goede ontwikkeling is. Er wordt voldoende breed en diep mee getoetst. De combinatie van werkstuk en beoordelend gesprek is degelijk in opzet en stelt de student in staat zijn competentiebeheersing aan te tonen. Het visitatieteam heeft eveneens tentamens beoordeeld. Deze lijken wat aan de lichte kant. Dit wordt bevestigd door studenten, die aangeven dat de tentamens zwaarder mogen. Ze vinden dat ook met weinig voorbereiding de tentamens goed te maken zijn. De vragen zijn meer gericht op feitenkennis dan op interpretatie. Na beoordeling van de tentamens begrijpt het visitatieteam waarom studenten meer uitgedaagd willen worden. Daar staat tegenover, en dat geven studenten ook zelf aan, dat de projecten voldoende uitdagend en zwaar zijn. Tevens zijn de beoordelingslijsten bij de stage- en afstudeeropdracht bekeken. Het visitatieteam is van mening dat de beoordelingslijst bij de afstudeerscriptie op zich goed oogt, maar erg gericht is op proces en minder op inhoud. Het opleidingsteam heeft uitgelegd dat dit bewust is gedaan, omdat de focus bij de beoordelingen in het begin van de opleiding te sterk op de inhoud lag. Door ook onderdelen van het proces mee te wegen, wordt de beoordeling evenwichtiger. Het visitatieteam heeft begrip voor deze uitleg en heeft aanvullend een aantal afstudeerscripties bestudeerd om de inhoudelijke diepgang vast te stellen. Die beoordeelt het visitatieteam als voldoende tot goed. De leden van de examencommissie komen minimaal twee keer per jaar bij elkaar om uitslagen vast te stellen of schriftelijke verzoeken van studenten te bespreken. De examencommissie bespreekt halverwege en aan het eind van de propedeuse in het oog springende afwijkingen van het normale cijferpatroon in het kader van het bindend studieadvies. De toetsing is een terugkerend onderdeel bij verschillende evaluaties, namelijk binnen het opleidingsteam, de opleidingscommissie, de schriftelijke evaluatie onder studenten, de evaluatie met de docent aan het eind van een thema en de studentenenquête.
Pagina 25 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De opleiding is competentiegericht. Gedurende hun opleiding worden studenten uitgedaagd te reflecteren op hun ontwikkeling en de realisatie van de leerdoelen. De toetsing sluit daar bij aan: studenten dienen door middel van beroepsproducten aan te tonen dat zij de competenties voldoende beheersen. De wijze waarop aan het assessment is vormgegeven is bemoedigend. De zwaarte en complexiteit van de opdrachten zijn passend bij het competentiegerichte onderwijs. De tentamens zouden zwaarder en uitdagender mogen. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Beoordeling en toetsing’ als voldoende.
Beoordeling van het onderwerp ‘Programma’ Het programma van de opleiding, waarin de eindkwalificaties adequaat verwerkt zijn is samenhangend en van hbo-niveau. Werkvormen sluiten aan bij de didactische uitgangspunten. De beoordelingen zijn van voldoende zwaarte en complexiteit. Alle facetten zijn met voldoende en goed beoordeeld. Daarom is de beoordeling voor het onderwerp ‘Programma’ positief.
Pagina 26 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
3. Onderwerp: inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• •
• •
•
De grote meerderheid van de docenten heeft, voorafgaand aan de functie als docent, meerjarige werkerving binnen het beroepsdomein. Meestal heeft een docent expertise op verschillende gebieden. De vakoverstijgende expertise is opgebouwd doordat de opleiding ook een interdisciplinair karakter heeft. De binding met de beroepspraktijk wordt op diverse manieren onderhouden, bijvoorbeeld door middel van contacten met de WAC en gastdocenten en excursies. Ook doordat het merendeel van de docenten bij de opleiding betrokken is als stagedocent en/of afstudeerdocent wordt gestimuleerd dat er contact met de beroepspraktijk plaatsvindt. De stageplaats wordt door de stagedocent minimaal één keer bezocht. Dit biedt de docent tevens de mogelijkheid om zicht te krijgen op de mate waarin de opleiding aansluit bij de praktijk. De stage en afstudeeropdrachten vormen voor de docenten tevens inspiratie voor cases die kunnen worden aangeboden aan studenten die minder ver gevorderd zijn in hun studie. Docenten onderhouden tevens contacten met het werkveld in het kader van projecten die binnen het onderwijs worden uitgevoerd. De gebondenheid tussen de opleiding en het beroepsdomein blijkt in personele activiteiten uit: - samenwerkingsverbanden in en buiten Wageningen UR-verband; - participatie in internationale projecten; - samenwerking met buitenlandse universiteiten; - scholing en intervisie op ontbrekende terreinen. Aan de opleiding is een werkveldadviescommissie verbonden die input aan de opleiding levert met betrekking tot actuele ontwikkelingen in het werkveld. De werkveldadviescommissie denkt tevens met de opleiding mee. De praktijkgerichtheid wordt geëvalueerd als onderdeel van panelevaluaties, SLB-gesprekken, stageevaluaties en stageterugkomdagen. Uit gesprekken die het visitatieteam voerde met studenten en alumni bleek dat over het algemeen behoorlijk tevreden zijn over de praktijkgerichtheid van de docenten. De WAC is tevreden over de praktijkgerichtheid van de docenten. Studenten en alumni geven aan dat de praktijkgerichtheid per docent verschilt, maar door de bank genomen wel voldoende is.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op grond van het bovenstaande komt het visitatieteam tot de conclusie dat de docenten op verschillende manieren contacten onderhouden met het werkveld. Ze doen dat onder meer door het uitvoeren van begeleidingstaken binnen de opleiding en deelname aan projecten. Ze zijn daardoor in staat om een verbinding te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Eisen HBO’ dan ook als voldoende.
Pagina 27 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
3.2 Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
• •
• •
•
•
In het strategisch personeelsplan is de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte voor de middellange termijn vastgelegd. Dit plan wordt ter instemming voorgelegd aan de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. Naast het strategisch personeelsplan voor de middellange termijn wordt jaarlijks een personeelplan opgesteld, waarin de feitelijke inzet qua taken per medewerkers is vastgelegd. Dit plan wordt in het voorjaar van het voorafgaande studiejaar opgesteld en geldt gedurende het onderwijsjaar als een sturingsmiddel. Indien nodig worden tussentijds wijzigingen doorgevoerd. Voor de opleiding is vastgesteld dat de student-docent ratio 1 op 25 bedraagt. Dit beoordeelt het visitatieteam als adequaat. Kortdurend ziekteverzuim wordt in eerste instantie binnen modulen intern opgevangen door het overnemen of omwisselen van lessen. Bij langdurige ziekte wordt gezocht naar tijdelijke vervanging vanuit een andere unit. Bij het ontbreken van beschikbare expertise of capaciteit wordt gezorgd voor externe vervanging. In plannings- en voortgangsgesprekken is de taakbelasting een vast gespreksonderwerp. Ondanks dat de beschikbare capaciteit onder druk staat en de werkdruk als hoog wordt ervaren, is het ziekteverzuim laag. Er wordt capaciteit beschikbaar gesteld aan andere opleidingen binnen Van Hall Larenstein. Tevens zijn er ontwikkelingen die ook een beroep doen op de beschikbare capaciteit. In het recente verleden was dat de invoering van competentiegericht onderwijs maar ook een aantal andere grote veranderingen zijn doorgevoerd. Zo is men is bij de fusie met Hogeschool Larenstein van vijf naar vier onderwijsperioden per jaar overgestapt en is het aantal modulen teruggebracht. In de nabije toekomst zullen nieuwe ontwikkelingen de capaciteit verder onder druk zetten, zoals de realisatie van een nieuw te ontwikkelen masteropleiding. Verschillende stakeholders, zoals studenten en alumni maar ook de leden van de WAC, geven aan dat de beschikbaarheid, bereikbaarheid en begeleiding van docenten te wensen overlaat: “Mensen lopen aan tegen de grenzen van wat ze kunnen, terwijl ze het gevoel hebben nog meer te moeten doen.”En: “De begeleiding van docenten is voldoende, maar je moet er zelf achteraan.” Overigens tonen alle partijen begrip voor het feit dat docenten druk met andere zaken zijn en daardoor minder begeleiding kunnen geven. Aangezien de opmerkingen over de beperkte capaciteit door verschillende stakeholders erg vaak gemaakt zijn tijdens de visitatie, vindt het visitatieteam dit een serieus en niet te negeren signaal. De opmerkingen over de beperkte capaciteit zijn voorgelegd aan het opleidingsmanagement en docenten. Zij onderkennen dit en geven aan dat voor de basisbegeleiding wel voldoende capaciteit is, maar dat voor extra activiteiten geen tijd vrijgemaakt kan worden. Niettemin heeft het visitatieteam op basis van signalen van studenten, alumni en de WAC de indruk dat ook voor de basisbegeleiding de aanwezige capaciteit onder druk staat. Gezien het feit dat capaciteit beschikbaar gesteld zal blijven worden voor andere opleidingen en het feit dat nieuwe ontwikkelingen de capaciteit verder onder druk zullen blijven zetten, heeft dat het visitatieteam aanvankelijk weinig vertrouwen gegeven dat er verbetering komt in de situatie.
Pagina 28 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
•
•
Op grond van het bovenstaande is het visitatieteam tijdens de visitatie tot het oordeel ‘onvoldoende’ gekomen. Inmiddels is het visitatieteam door het College van Bestuur op de hoogte gesteld van een aantal veranderingen en verbetermaatregelen die een plek zullen krijgen binnen de opleiding. Samengevat gaat het om de volgende veranderingen en/of verbeteringen: - wisseling van directie; - bevordering van expertise-ontwikkeling door middel van promotieonderzoek van de opleidingscoördinator; - door het promotieonderzoek van de coördinator zullen zijn taken worden herbelegd in het kernteam, zoals begeleiding en modulecoördinatie; - inzetten van meer kwalitatieve expertise door meer gastdocenten in te zetten (0,5 FTE extra); - de formatie voor beheer van de opleiding wordt met 0,2 FTE uitgebreid; - de student krijgt tijdens de opleiding meer voorgestructureerde keuzes voorgelegd bij projecten, stages en afstudeervakken. Men verwacht hiervan minder tijdverlies in de selectie en voorbereiding van goede leeromgevingen wat ten goede komt aan de inhoudelijke begeleiding; - de inzet van docenten die niet tot het kernteam behoren is vastgelegd en er zijn aanvullende afspraken gemaakt; - er wordt een scholingsplan ontwikkeld om de inzetbaarheid van enkele docenten KZM te versterken; het College van Bestuur zoekt financiering voor een lectoraat KZM, ter versterking van het inhoudelijke profiel van de opleiding. De verbetermaatregelen zijn inmiddels besproken met de opleidingscommissie. De opleidingscommissie gaat niet klakkeloos akkoord met de formulering dat de directiewisseling zal leiden tot een verbetering. Daarnaast achten zij de voorgenomen verander- en verbetermaatregelen nog vaag, waardoor er nog onduidelijkheden bestaan. De opleidingscommissie gaat akkoord met de voorgenomen maatregelen als eerste aanzet, maar verwacht nog nadere concretisering.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De student-docent ratio is adequaat, maar doordat docenten ook voor andere opleidingen werken, komt de capaciteit onder druk te staan. Door recente veranderingen in het verleden en in de toekomst is de kritische ondergrens gepasseerd. Op grond van deze argumenten heeft het visitatieteam dit facet aanvankelijk met een onvoldoende beoordeeld. De voorgenomen verander- en verbetermaatregelen van het College van Bestuur, gecombineerd met de constructief-kritische houding van de opleidingscommissie geven het visitatieteam inmiddels voldoende vertrouwen om het facet ‘Kwantiteit personeel’ met een voldoende te beoordelen.
Pagina 29 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
3.3 Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
• • •
• • • •
Het docententeam van de opleiding KZM is voor een deel afkomstig uit het beroepsdomein en heeft daar een sterke relatie mee. Alle docenten beheersen de actuele stand van zaken qua kennis en kennisontwikkeling op hun vakgebied. De docenten zijn onderwijskundig geschoold, waardoor de in staat zijn om studenten op effectieve wijze voor te bereiden op de beroepspraktijk. De meeste docenten hebben lange ervaring met probleem-, markt- en studentgerichte onderwijswerkvormen. De overstap naar competentiegericht onderwijs was daarom een kleine. Extra scholing in didactiek was niet noodzakelijk, intervisie was voldoende. In het functieboek van de hogeschool staat geformuleerd welke deskundigheden, aandachtsvelden en typen taken als eisen aan de medewerkers worden gesteld. Er worden drie rollen onderscheiden, waarvan iedere docent er minstens één vervult. Het gaat om de rollen van expert/procesbegeleider, assessor en studieloopbaanbegeleider. De expert is de docent die de studenten coacht bij het verwerven van de beroepsspecifieke competenties. Hij handelt actief vanuit specifieke vakkennis en geeft vooral inhoudelijke feedback. Een procesbegeleider is ook een expert, maar dan meer gericht op niet-specifieke beroepscompetenties zoals samenwerken en communiceren. Het assessment wordt deels uitgevoerd door onafhankelijke assessoren. Dit zijn docenten die niet bij de begeleiding van de betreffende student betrokken zijn. De rol van studieloopbaanbegeleider is gericht op de zelfstandigheid van de student. De studieloopbaanbegeleider handelt ondersteunend voor het leerproces van de student. Voor de student is het belangrijkste instrument daarbij het portfolio, dat hem een overzicht geeft van de voortgang in zijn competentieontwikkeling en hem helpt bij het reflecteren op zijn eigen ontwikkeling. Bij het aangaan van een vast dienstverband zijn docenten, die nog niet beschikken over een didactische aantekeningen. verplicht een cursus didactiek te volgen die wordt aangeboden door de leerstoelgroep Onderwijskunde van Wageningen UR. Indien wenselijk of noodzakelijk wordt periodiek onderwijskundige expertise ingehuurd. Een voorbeeld hiervan is de introductie van het competentiegerichte onderwijs, waarbij de docenten bijscholing kregen met betrekking tot de drie hiervoor genoemde rollen. Met betrekking tot didactiek vindt geregeld intervisie plaats tussen de docenten. Daarnaast wordt Van Hall Larenstein-breed een evaluatie uitgevoerd aan de hand waarvan zal worden vastgesteld of en welke individuele scholing nodig is. Vakinhoudelijke scholing wordt gestimuleerd door het management en kan ook door de medewerkers zelf worden aangevraagd. Het management heeft de laatste jaren strategisch sterk ingezet op het ontwikkeling van de kenniskring Kust en Zeemanagement en de samenwerking in WUR-verband aan onderzoeksprojecten in het kustgebied (bijvoorbeeld het RIGO-project omtrent het meervoudig ruimtegebruik van verzilte gebieden rond de Waddenzee, dat gericht is op een minor Kust en Zeemanagement).
Pagina 30 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
• •
•
•
•
•
De docenten houden hun vakinhoudelijke kennis up-to-date via cursussen, vakliteratuur, symposia seminars en congressen. In het personeelsplan is in het takenpakket standaard 10% voor bijscholing opgenomen. Jaarlijks voert de leidinggevende een plannings-, voortgangs- en functioneringsgesprek met iedere medewerker. Tijdens het planningsgesprek wordt de invulling van het takenpakket besproken. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de kwaliteiten en ambities van de individuele medewerker. In het functioneringsgesprek bespreekt de leidinggevende met de medewerker wat de aandachtspunten zijn voor een bepaalde toekomstige periode en maakt concrete afspraken met hem over resultaatgebieden, activiteiten en gedrag. Er wordt in samenwerking een persoonlijk ontwikkelplan (POP) opgesteld en eventuele scholing wordt afgesproken. De medewerker wordt op de naleving van de afspraken beoordeeld. Als gevolg van de introductie van majors en minors zullen de volumes van gewenste expertises in bepaalde kennisvelden worden bijgesteld. Het doel is om vakinhoudelijk naar expertiseverbreding toe te werken bij een aantal disciplines: de docent zal meerdere vakgebieden moeten beheersen op het vereiste niveau. Dit zal met de medewerkers worden besproken in termen van (om)scholing en ontwikkelingsmogelijkheden, zowel binnen Van Hall Larenstein als daarbuiten (onder andere WAC en Wageningen UR). Scholing zal zich richten op vakinhoudelijke componenten en verschillende rollen in didactische zin. Studenten evalueren de kwaliteit van de docent, zowel didactisch als vakinhoudelijk. Als studenten in evaluaties een negatieve beoordeling geven, volgt nader onderzoek. Als er structurele tekortkomingen zijn, wordt dit in de functioneringsgesprekken besproken met de docent en vertaald in benoembare verbeterpunten en POP-acties. Uit gesprekken die het visitatieteam voerde met studenten en alumni bleek dat er verschillen in kwaliteit zijn tussen de docenten, maar over het algemeen wordt door het personeel adequaat onderwijs verzorgd. Het is het visitatieteam opgevallen dat er binnen het docententeam veel kennis aanwezig is. Deze kennis is gelijkmatig verspreid over de verschillende kennisgebieden. Docenten hebben onderling ook veel vakinhoudelijk contact. Studenten zijn positief over het enthousiasme en de persoonlijke sfeer van de opleiding. De docenten kennen de studenten goed. Studenten geven aan dat docenten wel wat meer discipline mogen tonen. Daar wordt mee bedoeld dat men strikter met afspraken en deadlines zou kunnen omgaan en bij het niet nakomen ervan meer mag optreden richting de student.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De opleiding zet docenten in die inhoudelijk deskundig zijn en beschikken over de kennis en vaardigheden om hun onderwijstaken adequaat uit te voeren. Studenten geven aan dat de kwaliteit van docenten sterk verschilt, maar minimaal voldoende is. Het persoonlijke en informele contact met de docenten ervaren de studenten als plezierig. Op grond van het voorstaande beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. Beoordeling van het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Het visitatieteam heeft geconstateerd dat de opleiding werkt met een voldoende deskundig team dat in de lessen de verbinding met de beroepspraktijk legt. De facetten van het onderwerp ‘Inzet van personeel’ zijn door het visitatieteam met voldoende beoordeeld.Daarom beoordeelt het visitatieteam het onderwerp als geheel positief.
Pagina 31 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
4. Onderwerp: voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
• •
De opleiding kent betrekkelijk weinig extra eisen met betrekking tot huisvesting en materiële voorzieningen. De voorzieningen zijn over het algemeen identiek aan die van de andere opleidingen bij Van Hall. Daartoe kunnen onder andere de mediatheek, overleg- en werkruimtes, computerwerkplekken, kopieer- en printfaciliteiten en beamers in lokalen gerekend worden. Van Hall Larenstein is gekoppeld aan de bestaande infrastructuur van Wageningen Universiteit, waardoor gebruik kan worden gemaakt van alle voorzieningen die daar beschikbaar zijn. Het Van Hall Instituut heeft een gunstige verhouding van het aantal studenten per computer. Op bepaalde momenten van de dag zijn er echter toch meer computers gewenst. Mede om die reden heeft de hogeschool geïnvesteerd in een draadloos netwerk, zodat het gebruik van eigen laptops gestimuleerd kon worden. Ten aanzien van de verbetering van de hogeschoolbrede computerfaciliteiten is een Kwaliteit Actie Team (KAT) ingesteld. Dit is een groep medewerkers en studenten die in het kader van het EFQMkwaliteitssysteem een knelpunt analyseert. Door middel van tevredenheidsonderzoek wordt onder studenten de tevredenheid ten aanzien van de voorzieningen geëvalueerd.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De faciliteiten zijn toereikend om het programma te realiseren. De opleiding onderzoekt bij studenten de tevredenheid over de faciliteiten en neemt indien mogelijk maatregelen tot verbetering. Daarom beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
Pagina 32 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
4.2 Studiebegeleiding en informatievoorziening De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
• •
•
•
In de visie van de opleiding heeft de student een toenemende eigen verantwoordelijkheid, wat naar voren komt in de geleidelijke ontwikkeling van de zelfsturing van zijn leerproces: de student doorloopt een proces van geleid leren via begeleid leren naar zelf leiding geven aan zijn leerproces. In de studiebegeleiding wordt een onderscheid gemaakt tussen de docent, de studieloopbaanbegeleider en de decaan. De docenten zijn voor vakinhoudelijke zaken het aanspreekpunt. De studieloopbaanbegeleider is aan de student toegewezen voor de duur van de opleiding. Hij heeft een informerende, adviserende en verwijzende functie. Studievoortgang en – planning vormen een onderdeel van de mentorgesprekken. De belangrijkste aandachtspunten daarbij zijn de competentieverwerving door de student, de te maken keuzes met betrekking tot de studieloopbaan en begeleiding bij eventuele persoonlijke blokkades. De decaan is vertrouwenspersoon voor de student en ondersteunend en verwijzend bij voornamelijk psychosociale omstandigheden. Het is voor het visitatieteam duidelijk geworden dat het mentoraat naar behoren functioneert. De procesverslagen, die de student maakt naar aanleiding van projecten, stages en afstudeeropdracht en waarin hij reflecteert op zijn bijdrage en ontwikkeling, zien er naar de mening van het visitatieteam goed uit. Zowel op hogeschoolniveau als op opleidingsniveau wordt in het kader van het competentiegerichte onderwijs gewerkt aan verbeteringen van de studieloopbaanbegeleiding (SLB). Hogeschoolbreed is een werkgroep SLB ingesteld die het invoeringstraject van SLB en het digitaal portfolio volgt en evalueert. Op opleidingsniveau wordt regelmatig het SLB-overleg georganiseerd om het proces te bespreken. Ter voorbereiding op de stage en bij de evaluatie en reflectie achteraf speelt de studieloopbaanbegeleider een belangrijke rol. Bij de begeleiding tijdens de stage zijn de stagedocent en de stagecoördinator betrokken. Gedurende iedere stage wordt de student tenminste één keer bezocht door de begeleidende stagedocent. Tijdens dit bezoek worden werkzaamheden, functioneren en de door de student te behalen leerdoelen en stageplannen besproken. Aan het eind van de stageperiode ontvangt de student feedback van de stagebegeleider uit het bedrijf over zijn functioneren. Naast de stagebieder krijgen ook de student en de docentbegeleider de gelegenheid om hun (on)tevredenheid over de stage kenbaar te maken. Deze evaluaties worden geanalyseerd en bieden de basis voor verbeteringen. Studenten studeren in principe in tweetallen af en worden daarbij begeleid door twee docenten. Zij helpen de studenten de probleemstelling en het plan van aanpak helder te formuleren en hebben gedurende de afstudeerperiode regelmatig overleg met de studenten om de vorderingen te monitoren. De studenten bepalen de inhoud van deze overleggen. Beide docenten zijn betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdracht. Daarvoor vormen de scriptie en het afrondende gesprek de basis.
Pagina 33 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
• • • • •
Lesroosters en toetsroosters worden bekend gemaakt via publicatieborden in de kantine en op Edunet. Lesroosters worden een week voor aanvang van de betreffende onderwijsperiode gepubliceerd, toetsroosters worden bekend gemaakt als ze definitief zijn. De uitslagen van tentamens en opdrachten worden binnen twee weken na afloop van de tentamenperiode bekend gemaakt. Studenten kunnen hun studievorderingen bekijken via Progress. De studiegids is digitaal beschikbaar via Edunet. Ook wordt bij iedere module een Blackboardcursus ingericht. Tevredenheid van studenten ten aanzien van studiebegeleiding en informatievoorziening wordt periodiek geëvalueerd. Tijdens de visitatie bleek dat in de afgelopen jaren veel veranderingen zijn doorgevoerd rondom de opleiding, zowel inhoudelijk als organisatorisch. De informatievoorziening rondom deze veranderingen was wisselend.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De studieloopbaanbegeleiding krijgt binnen het competentiegerichte onderwijs meer body. Daarnaast is de opleiding kleinschalig en zijn de docenten voldoende toegankelijk voor de studenten. De studenten zijn dan ook positief over de begeleiding van en het contact met docenten. De informatievoorziening is adequaat. Op grond van het voorgaande beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Studiebegeleiding en informatievoorziening’ als voldoende.
Beoordeling van het onderwerp ‘Voorzieningen’ De voorzieningen en de begeleiding van studenten zijn toereikend. De facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ zijn als goed en voldoende beoordeeld. Daarom is het ook oordeel voor het onderwerp als geheel positief.
Pagina 34 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
5. Onderwerp: interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
•
•
•
Van Hall Larenstein heeft een kwaliteitssysteem ontwikkeld op basis van het evaluatiemodel van de European Foundation for Quality Management (EFQM). Voor de operationalisering van het EFQMconcept maakt Van Hall Larenstein gebruik van de PCDA-cyclus op drie niveaus: op instellings-, opleidings- en moduleniveau. De units maken jaarlijks een werkplan in EFQM-format.Ook voor 2007 is een jaarplan van de unit Milieukunde (waartoe de opleiding KZM behoort) verschenen, waarin managementdoelen en verbetervoorstellen zijn opgenomen. Bijsturing op opleidingsniveau is mogelijk in het periodiek coördinatorenoverleg tussen de directeur van de unit Milieukunde en de opleidingscoördinatoren van de afzonderlijke opleidingen, waaronder die van KZM. Door het College van Bestuur van Van Hall Larenstein is een kwaliteitsmanagementteam ingesteld onder de naam Q-platform. Dit team brengt advies uit aan het College van Bestuur en verantwoordelijk is voor het uniformeren van kwaliteitsprocessen. Het team ontwerpt formats en procedures waarmee diverse kengetallen worden vastgelegd. De kengetallen komen uit de opleidingen, de modulen, het onderwijsleerproces, het studieverloop en de resultaten daarvan. Op opleidingsniveau zijn de opleidingsdirecteuren verantwoordelijk voor de uitvoering van de kwaliteitscycli. Zijn worden daarbij ondersteund door een kwaliteitscoördinatoren die belast zijn met het vergaren van de informatie en de kengetallen voor de onder hem of haar ressorterende opleidingen. Dit wordt gemonitord door het Q-platform. Voor evaluatie maakt de opleiding, naast informele overleggen, gebruik van formele overleggen en evaluatie-instrumenten. De opleiding onderscheidt de volgende formele overlegorganen: o Moduleteamoverleg; o Werkoverleg tussen opleidingscoördinatoren en de directeur Milieukunde; o Propedeuseoverleg; o SLB-overleg; o Curriculumcommissie; o Internationaliseringsplatform; o Opleidingscommissie; o Examencommissie; o Werkveldadviescommissie. Daarnaast worden de volgende (meet)instrumenten gebruikt om de opleidingsdoelen te evalueren: o Panelevaluaties van modulen; o Stage-en afstudeerevaluaties; o Exit-gesprekken; o Alumni-enquêtes.
Pagina 35 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Binnen het instituut Van Hall Larenstein in het algemeen en de opleiding KZM in het bijzonder wordt op regelmatige basis geëvalueerd of de gestelde doelen bereikt worden. De opleiding maakt daarvoor niet alleen gebruik van formele instrumenten, maar ook informeel (“de kleine kwaliteit”) is kwaliteit een issue. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Evaluatie resultaten’ dan ook als voldoende.
5.2 Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
• •
•
Een onderdeel van de kwaliteitszorg binnen het Van Hall Instituut is een gestructureerde moduleevaluatie volgens de panelmethode. Onder leiding van een technisch voorzitter worden evaluatieresultaten van een digitale enquête besproken in een panel van studenten en onderwijzend personeel. Op basis van dit gesprek wordt een module-evaluatie opgesteld en maakt het moduleteam een plan van aanpak om de voorgestelde verbeteringen te realiseren. Dit plan wordt besproken met de opleidingsdirecteur. De uitvoering wordt door hem gefaciliteerd. De resultaten van de diverse evaluaties (zie facet 5.1) worden periodiek besproken in diverse overlegorganen. Vooral het coördinatorenoverleg van de unit Milieukunde (waartoe naast de opleiding Kust en Zee Management ook Milieukunde en Plattelandsvernieuwing behoren) heeft een grote rol in de aansturing van verbetermaatregelen ten behoeve van de kwaliteit van het onderwijs. De opleiding heeft een kleinschalig karakter, waardoor een aantal verbeterpunten na informeel overleg en betrekkelijk korte tijd kan worden geïmplementeerd. Kleine veranderingen die leiden tot verbeteringen voert de docent gelijk door, eventueel na overleg met collega’s. Grotere veranderingen worden kortgesloten met de modulecoördinator. Studenten geven aan tevreden te zijn over de snelheid waarmee verbeteringen worden ingevoerd. Voorbeelden van verbeteringen die in het verleden zijn doorgevoerd zijn: - Modulen in andere studiejaren aanbieden zodat een logischer volgorde ontstaat; - Hogeschoolbrede modules die binnen de opleiding KZM werden aangeboden, bleken niet 100% aan te sluiten wat betreft inhoud. De modules zijn aangepast en weer volledig gericht op de opleiding, waardoor ook een positief effect werd bereikt ten aanzien van samenhang. - De opleiding probeert vrijblijvendheid te beperken of te vermijden door criteria vast te leggen, bijvoorbeeld ten aanzien van stages en afstudeeropdrachten maar ook bij bijvoorbeeld het logboek van de Waddenweek. Voor de toekomst heeft de opleiding tevens een aantal verbetermaatregelen geformuleerd. Zo richt men zich onder andere op de ontwikkeling van een competentiegericht afstudeerdraaiboek, een goed beheer van het stagebestand, een verdiepende minor zoet-zout en een goed doorstroomprogramma voor studenten KZM die na de opleiding een Master willen volgen aan de universiteit in Wageningen.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op grond van het bovenstaande beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Maatregelen tot verbetering’ als voldoende.
Pagina 36 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten alumni en beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• • • •
Studenten worden actief bij de kwaliteitszorg betrokken via panels in het kader van onderwijsevaluaties. Ook kunnen studenten hun opmerkingen kwijt bij de opleidingscommissie, waarin zowel docenten als studenten zitten. Studenten benaderen de docenten ook buiten het formele circuit met hun opmerkingen. Niet alle evaluatieresultaten worden besproken met de studenten die in de opleidingscommissie zitten. Uit gesprekken die het visitatieteam voerde bleek dat de studenten van de opleidingscommissie niet bekend waren met de resultaten van bijvoorbeeld de propedeuse-evaluatie en de alumni-enquête. Op grond hiervan is het visitatieteam van mening dat de terugkoppeling van resultaten naar de studenten kan verbeteren. Dit kan ook komen door het feit dat de opleiding geen eigen onderwijscommissie heeft maar deel uitmaakt van de onderwijscommissie van de unit Milieukunde. Docenten en interne begeleiders zijn bij de interne kwaliteit betrokken door middel van medewerkertevredenheidsonderzoeken, onderwijsevaluaties en begeleidingsactiviteiten met betrekking tot stage en/of afstudeeropdracht. Afgestudeerden blijven formeel en informeel betrokken bij (de kwaliteit van) de opleiding. Zo worden er bijvoorbeeld alumni-enquêtes afgenomen en doen ze mee aan de hbo-monitor. Ook de mening van het werkveld wordt regelmatig gepeild. Dit gebeurt aan de hand van projecten, of in het kader van stage of afstudeeropdrachten.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op basis van bovenstaande bevindingen kan worden vastgesteld dat stakeholders bij de kwaliteit van de opleiding worden betrokken. Ten aanzien van de terugkoppeling van resultaten naar de stakeholders kan de opleiding verbeteren. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. Beoordeling van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op grond van de positieve score op alle facetten beoordeelt het visitatieteam het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ ook als positief.
Pagina 37 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
6. Onderwerp: resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
• •
•
Het vinden van een afstudeerplaats is de verantwoordelijkheid van de student. Ze kunnen hierbij gebruik maken van het bestand met beschikbare plaatsen van de school. In het hiervoor ontwikkelde afstudeerdraaiboek staan de richtlijnen waaraan een afstudeerplek dient te voldoen. En is de werkwijze met betrekking tot de afstudeeropdracht vastgelegd. Dit biedt de studenten voldoende duidelijkheid. Ze weten wat er van hen wordt verwacht en waaraan de afstudeeropdracht c.q. scriptie moet voldoen. Het afstudeeronderzoek is gerelateerd aan een concrete vraag uit de beroepspraktijk. Het voorstel voor de afstudeeropdracht dient de student in bij de afstudeercoördinator. De afstudeercoördinator beoordeelt deze onder andere op relevantie en niveau. Dit wordt gedaan naar aanleiding van het projectplan dat de studenten schrijven (studenten studeren in tweetallen af). Het projectplan bestaat uit de algemene context van het onderzoek, de hoofdvraag en deelvragen, de methodiek van verzamelen en methode van gegevens analyse, de indeling van het verslag en eventueel een financiële planning. Na akkoord voor dit plan stort de student zich op het verzamelen en analyseren van gegevens. Uiteindelijk maakt de student een scriptie en geeft naar aanleiding hiervan een presentatie. Bij de presentatie zijn de twee begeleidende docenten (die vanuit verschillende expertises opereren), de externe begeleider en een onafhankelijke docent (de ‘opponent’) aanwezig. De begeleidend docent let tijdens de uitvoering van de afstudeeropdracht op of de aanpak past bij het breder geheel. De afstudeeropdracht vindt plaats in opdracht van externe organisaties, zoals onder andere adviesbureaus, onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties. De opdrachten hebben een relatie met de werkzaamheden die de afgestudeerden later zullen vervullen. De opdracht is in opdracht van externen, maar wordt over het algemeen uitgevoerd binnen Van Hall Larenstein. De studenten krijgen een gezamenlijke beoordeling, die bestaat uit drie hoofdonderdelen: wijze van totstandkoming, schriftelijke rapportage en mondelinge presentatie. Het visitatieteam is van mening dat de beoordelingslijst bij de afstudeerscriptie op zich goed oogt, maar erg gericht is op proces en minder op inhoud. Het opleidingsteam heeft uitgelegd dat dit bewust is gedaan, omdat de focus bij de beoordelingen in het begin van de opleiding te sterk op de inhoud lag. Door ook onderdelen van het proces mee te wegen, wordt de beoordeling evenwichtiger. Het visitatieteam heeft begrip voor deze uitleg. Het visitatieteam heeft een aantal scripties gedetailleerd bekeken en heeft vastgesteld dat zij van een voldoende tot goed niveau zijn. De onderzoeksvragen, onderzoeksmethodiek en conclusies en aanbevelingen zijn relevant en goed opgezet en uitgewerkt. Het is het visitatieteam tevens in positieve zin opgevallen dat veel scripties actuele onderwerpen behandelen.
Pagina 38 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam heeft kunnen vaststellen dat het gerealiseerde eindniveau een goede weerspiegeling is van het bachelorniveau. De onderwerpen zijn relevant en de uitwerking is goed. Daarom beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Gerealiseerd niveau’ als goed.
6.2 Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • • •
•
•
Hogeschool Van Hall heeft streefcijfers geformuleerd ten aanzien van het onderwijsrendement. Deze cijfers hebben betrekking op de onderwijsvraagfactor, instroom, doorstroom, uitval en gediplomeerden. De opleiding streeft naar een instroom van 30 studenten per jaar. Dat aantal is de laatste twee jaren gerealiseerd. De onderwijsvraagfactor dient 1,0 of meer te bedragen in relatie tot het rendement van doorstroom en diplomering. Aangezien de opleiding nog sterk in ontwikkeling is, geven de cijfers met betrekking tot de onderwijsvraagfactor momenteel nog een vertekend beeld in vergelijking met volgroeide opleidingen. Het onderwijsrendement van de opleiding wordt uitgedrukt in een aantal kengetallen: o Totaal aantal studenten in de opleiding; o Totaal aantal ingestroomd (gesplitst naar vooropleiding en eventueel zij-instroom); o Totaal aantal uitgestroomd met diploma; o Gemiddelde verblijfsduur van gediplomeerden; o Totaal aantal uitgestroomden zonder diploma (uitvallers); o Gemiddelde verblijfsduur van uitvallers. De resultaten van de opleiding KZM worden standaard vergeleken met de cijfers van vergelijkbare opleidingen van Van Hall Larenstein en met de doelen van de hogeschool.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam heeft vastgesteld dat opleidingspecifieke kengetallen worden gehanteerd. Op basis van het bovenstaande beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Onderwijsrendement’ als ‘voldoende’.
Beoordeling van het onderwerp ‘Resultaten’ Beoordeling van de gerealiseerde eindniveau laat zien dat het beoogde niveau wordt gehaald. De facetten van het onderwerp ‘Resultaten’ zijn als goed en voldoende beoordeeld. Daarom beoordeelt het visitatieteam het onderwerp als geheel ook positief.
Pagina 39 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Bijlage 1: Programma Visitatiedag 1, 1 juni 2007
9.00 – 9.30 uur
Bestuurslid en directeur Voorstellen, doornemen programma Mevr. Ir. E. Schaper Voorzitter College van Bestuur Dhr. Drs. B. Schutte Unitdirecteur Milieukunde, opleidingsdirecteur Kust en Zee Management Dhr. Ing. D. Goldsborough Opleidingscoördinator
9.30 – 11.30 uur
Curriculumcommissie Domeinspecifieke eisen, bachelorniveau hbo-oriëntatie, programma van de opleiding Dhr. Drs. P. Hofman Lid curriculumcommissie, docent Biologie en Ecologie Dhr. Ir. Th. De Wit Lid curriculumcommissie, docent Communicatie en Management Dhr. Drs. G. Karssenberg Lid curriculumcommissie, docent Communicatie
11.30 – 12.30 uur
Rondleiding
12.30 – 13.30 uur
Documentenonderzoek, lunch, toelichting door delegatie van studievereniging Medusa
13.30 – 14.30 uur
Opleidingscommissie Domeinspecifieke eisen, hbo-oriëntatie Mevr. M. Bogaert Lid Opco, 1e jaars student Mevr. S. Duyve Lid Opco, 3e jaars student Dhr. R. Siegers Lid Opco, 4e jaars student
14.30 – 15.30 uur
Werkveldcommissie Domeinspecifieke eisen, bachelorniveau hbo-oriëntatie, programma van de opleiding Mevr. S. de Jong Voormalig voorzitter Raad van de Wadden Dhr. Prof. Dr. V.N. de Jonge Rijksuniversiteit Groningen Dhr. Drs. F. Groenendijk Directeur Stichting de Noordzee Dhr. K.A. Beks Provincie Friesland, senior projectleider Waddenfonds en onderwijs Dhr. P. van der Heijden MBA Directeur Mature Development
15.30 – 17.00 uur
Aanvullend onderzoek
17.00 – 17.30 uur
Opleidingsmanagement Terugkoppeling van de bevindingen, maken van vervolgafspraken
Pagina 40 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Visitatiedag 2, 12 juni 2007
8.15 – 9.15 uur
Afstudeerbegeleiders, stagebegeleiders, SLB Stages en afstudeeropdrachten Dhr. Ir. Th. De Wit Afstudeerbegeleider Mevr. Drs. P. Sloots Stagecoördinator Mevr. Ing. A. Valent SLB-er Dhr. Ing. D. Goldsborough Project stagebegeleider
9.15 – 10.15 uur
Docenten, docerend in hoofdvakken Vakinhoud, beroepsoriëntatie en didactiek Dhr. Drs. G. Karssenberg Docent Communicatie Dhr. Drs. P. Hofman Docent Mariene biologie Dhr. Drs. O. Schriemer Docent Logistiek Mevr. A. Kuiper Praktijkdocent Biologie en excursies Mevr. M. Bakker Gastdocente NHL, Groepsdynamica Dhr. Ing. M. Jansen Docent Biologie
10.15 – 11.30 uur
Studenten, verdeeld over de leerjaren en profielen Studiebegeleiding, studielast, informatievoorziening, faciliteiten Dhr. D. van der Blom 1e jaars Mevr. A. Weber 1e jaars Mevr. R. v.d. Werff 1e jaars Mevr. C. Jansen 1e jaars Mevr. S. Lips 2e jaars Mevr. K. Wagner 2e jaars Mevr. L. v.d. Linden 3e jaars Mevr. C. Weber 3e jaars Dhr. C. Lazet 3e jaars
11.30 – 13.30 uur
Lunch, documentenonderzoek
13.30 – 14.30 uur
Vierdejaars (afstudeerders) Resultaten van de opleiding Mevr. I. v.d. Heuvel Mevr. N. Burger Dhr. E. Zijlstra Dhr. P. Bonnema Dhr. S.J. Pool Dhr. K. Groot
Milieueducatie waddenvereniging i.o.v. Waddenvereniging Communicatieanalyse i.o.v. de provincie Friesland Begrazingsplan i.o.v ‘tij gekeerd’ samenwerkende natuurbeschermingsorganisaties Kustverdediging Noord Nederland i.o.v. Arcadis Kustverdediging Noord Nederland i.o.v. Arcadis Haalbaarheidsstudie Lauwersoog i.o.v. architectenbureau
Pagina 41 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
14.30 – 15.30 uur
Alumni Aansluiting opleiding op beroepspraktijk Dhr. Ing. H. Verdaat Imares Texel Mevr. Ing. J. Bijkerk Ecologisch adviesbureau Koeman en Bijkerk, Haren Dhr. Ing. P. Koster volgt master Coastal conservation & management in Ierland Mevr. Ing. F. Sierdsma Royal Has Koning Dhr. Ing. P. Meijer Vitae
15.30 – 16.30 uur
Aanvullend documentenonderzoek, intern beraad van visitatieteam.
16.30 – 17.00 uur
Opleidingsmanagement Terugkoppeling
Pagina 42 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Bijlage 2: Documenten Documenten die zijn bestudeerd: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Zelfevaluatierapport Studieboeken van alle studiejaren Readers van alle studiejaren Moduleboeken Resultaten alumni-enquête Een verdere uitwerking van de alumni enquête Een memo ter aanvulling op het zelfevaluatierapport Aanvullend memo met betrekking tot kwaliteitszorg Aanvullend memo van de opleidingscommissie Aanvullend memo met betrekking tot het bewaken en toetsen van competenties binnen CGO stages en afstuderen (afstudeer beoordelingsformulier) Tentamens van alle vakken en alle studiejaren Stageverslagen Procesverslagen Afstudeerscripties inclusief beoordelingen Handleiding Internationale stage Projectstage draaiboek 2005-2006 Evaluatieformulieren stage Draaiboek Afstudeeropdracht CV’s personeel Internationalisering opleidingen Van Hall 2004-2008 Exitinterviews Verslag van lid van de Werkveldadviescommissie over de Waddenweek excursie Notulen van de onderwijscommissie Notulen van docententeam vergaderingen Notulen van de Werkveldadviescommissie Programma en logboeken van excursies Waddenzee en Wales
Pagina 43 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader Als domeinspecifiek kader heeft het visitatieteam gebruik gemaakt van de hoofd- en deelcompetenties die de opleiding heeft geformuleerd. Hieronder is de essentie ervan weergegeven.
Hoofdcompetentie1 Bruggen bouwen tussen stakeholders: bruggenbouwer Breed geformuleerd: het overbruggen van tegenstellingen van verschillende partijen bij een gezamenlijk aan te pakken probleem, wens of beleidspunt. Deelcompetenties: - Het beargumenteren van de belangen van de verschillende belangenorganisaties vanuit een multidisciplinaire en integratieve benadering; - Probleemgericht werken; - Het onderhouden van contacten met alle betrokken partijen; - Sociaalcommunicatieve bekwaamheid; - Het onderhandelen met alle betrokken partijen; - Brede professionalisering; - Creativiteit en complexiteit in handelen.
Hoofdcompetentie 2 Interactieve beleidsontwikkeling: regisseur Breed geformuleerd: het voeren van de regie bij de uitvoering van de interactieve beleidsontwikkeling en besluitvorming binnen projecten in de kustzone. Deelcompetenties: - Het opzetten van werkzaamheden die bedoeld zijn om overheidsbeleid op het werkterrein van Kust- en Zeemanagement op te starten en te realiseren; - Het signaleren van en adviseren over ontwikkelingen ten aanzien van beleid, beheer en recht aan actoren in het werkveld; - Probleemgericht werken; - Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid; - Het geven van voorlichting over aspecten van de kustzone aan de betrokken partijen; - Multidisciplinaire integratie; - Transfer en brede inzetbaarheid.
Pagina 44 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Hoofdcompetentie 3 Management van integrale K&Z projecten: prjectmanager Breed geformuleerd: het leiding geven aan of participeren in projecten op het vakgebied van Kust- en Zeestudies. Deelcompetenties: - (Wetenschappelijke) toepassing; - Het meewerken vanuit een multidisciplinaire en integratieve benadering aan projecten op het vlak van kustontwikkeling, kustbescherming en waterhuishouding en van integratie van zee en kust (coastal zone management); - Het meewerken aan het ontwikkelen van voorstellen voor het duurzaam uitvoeren van commerciële activiteiten in de kustzone; - Basiskwalificering voor managementfuncties; - Methodisch en reflectief denken en handelen.
De drie hoofdcompetenties zijn op de volgende bladzijden gedetailleerder uitgewerkt in competentiekaarten.
Pagina 45 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
1. Het overbruggen van tegenstellingen van verschillende partijen bij een gezamelijk aan te pakken probleem, wens of beleidspunt in de kustzone Beschrijving
De afgestudeerde is in staat om het proces dat moet leiden tot veranderingen, gewenst of noodzakelijk geacht door één of meerdere actoren, in gang te zetten en te begeleiden, zodat de inhoudelijke doelen en acceptatie daarvan door de betrokken actoren bereikt worden.
Slogan
Bruggen bouwen tussen stakeholders
Trefwoord
Bruggenbouwer
Rollen
procesbegeleider, manager, onderhandelaar, stimulator, lobbyist, politicus
Beroepsproducten
actorenanalyse, procesopzet, procesevaluatie, participatie-analyse en –evaluatie
Beheersingsindicatoren per niveau Niveau 1:
Niveau 2:
Niveau 3:
Basis/Oriëntatie Doelen en achtergronden van actoren herkennen
Ervaren/Verdieping Omgaan met verschillende organisatie- en overlegstructuren met betrekking tot de diverse actoren De ecologische en sociaal-economische consequenties van voorstellen analyseren Het onderhandelen met alle betrokkenen
Excellent/Ontwikkeling Is in staat een (door één of meedere actoren) in gang gezet veranderingsproces te begeleiden op een dusdanige manier dat de inhoudelijke doelen en de acceptatie daarvan door de betrokken actoren worden bereikt.
Verschillende fasen van veranderingsprocessen onderscheiden Het onderhouden van contacten
Indentificeren en evalueren van normen, waarden en opvattingen Kennis/vaardigheden/attitudes Kennis groepsprocessen interactieve planvorming toekomstvisie culturele achtergrond veranderingsmanagement beïnvloedingsstrategie conflicthanteren besluitvormingsprocessen actuele systeem en actoren kennis sociale en economische verbanden en interacties
Vaardigheden communicatie (zie deelkaart A) creeën van draagvlak afstemming doelgroep gedragsbeinvloeding coördineren stimuleren onderhandelen conflicthantering, omgaan met weerstand procesbegeleiding argumenteren
Attitudes stressbestendig teamplayer brede interesse intitiatiefrijk luisterend gevoeligheid voor bestuurlijke verhoudingen strategisch inzicht inlevingsvermogen doorzetter betrouwbaar en rechtvaardig
HMK16, HPV23
HPV24, HKZ22
Modules die competentie hebben opgenomen PHG03
Pagina 46 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
2. Het leiding geven aan of participeren in (internationale) projecten op het vakgebied van Kust- en Zeemanagement Beschrijving
De afgestudeerde is in staat om (international) projecten op te zetten en van begin tot eind te doorzien, eraan deel te nemen en te beheersen. Hij draagt zorg voor een efficiënt gebruik van wetenschappelijke, technische, juridische en financiële middelen en voor een efficiënte en doelmatige samenwerking tussen de betrokkenen.
Slogan
Management van integrale KZM projecten
Trefwoord
Projectmanager
Rollen
projectmanager, procesmanager, stimulator, aquisiteur, onderzoeker ondernemer?
Beroepsproducten
plan van aanpak, tussenrapportage, stakeholderanalyse, projectrapport, strategisch plan, ondernemingsplan ? strategisch marketingplan, organisatie symposium, actieplan, risicoanalyse
Beheersingsindicatoren per niveau Niveau 1:
Niveau 2:
Niveau 3:
Basis/Oriëntatie Theoretische basiskennis projectmanagement Een eenvoudig project/proces opzetten en uitvoeren
Ervaren/Verdieping Verbreding theoretische kennis projectmanagement Een project/proces opzetten en uitvoeren
Excellent/Ontwikkeling Verbreding theoretische kennis projectmanagement Een complex (zowel inhoud als organisatie) project op gebied van de major zelfstandig uitvoeren Betrekken van stakeholders bij een project (bepalen beïnvloedingsstrategie). Verantwoordelijkheid dragen voor een professionele samenwerking in de (internationale) projectgroep
Uitvoeren van een stakeholdersanalyse (benoemen en belang aangeven) Reflecteren op eigen functioneren binnen de projectgroep In plan van aanpak stappen benoemen, die nodig zijn bij opzetten en uitvoeren van een project/proces
Benaderen van stakeholders voor informatie Bijdragen aan een professionele samenwerking in de projectgroep Maken plan van aanpak van een project. Organisatie symposium
Kennis/vaardigheden/attitudes Kennis projectmanagement procesmanagement financieel management actuele systeem en actoren kennis
Vaardigheden projectmanagement software gebruiken plannen communicatieve vaardigheden (zie A) leiding geven; feedback geven reflecteren op eigen functioneren, gestructureerd besluiten nemen en consequenties ervan schatten
Attitudes taak-, resultaat- en opdrachtgevergericht teamgerichtheid; initiatiefrijk tact en flexibiliteit; inlevingsvermogen; overtuigingskracht commercieel zakelijk
Modules die competentie hebben opgenomen PMK11, PMK12, PMK13, PKZ03
PKZ02, HKZ21 (gaat naar 3),HPV23, HHG22, HMK16
HKZ22
Pagina 47 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
3. Het voeren van de regie bij de uitvoering van de interactieve beleidsontwikkeling en besluitvorming binnen projecten in de kustzone Beschrijving
De afgestudeerde vertaalt beleid naar de (on)mogelijkheden voor concrete activiteiten, en koppelt concrete plannen aan economische en juridische beleidsinstrumenten. Andersom zoekt
Slogan
interactieve beleidsontwikkeling (ICZM)
Trefwoord
Regisseur
Rollen
stimulator, adviseur, lobbyist, actievoerder, politicus, beleidsmedewerker, voorlichter, onderzoeker, ontwerper/projectontwikkelaar
Beroepsproducten
beleidsnotitie, natuurwetenschappelijk effectrapport, adviesrapport, managementnotitie met economische argumentatie, intakegesprek, presentatie als beginbod, samenvatting voor
hij ook naar mogelijkheden binnen het beleid om de doelen van actoren te bereiken.
management voor onderhandelingen, notulen, actieplan NGO Beheersingsindicatoren per niveau Niveau 1:
Niveau 2:
Niveau 3:
Basis/Oriëntatie Inventariseren en analyseren huidig beleid en beleidsinstrumenten t.a.v de kustzone en het gebruik Inventariseren en analyseren van variabelen die van invloed zijn op het beleid van de kustzone)
Ervaren/Verdieping Selecteren beleidsinstrumentenmix om doelen te bereiken
Excellent/Ontwikkeling Afwegen van natuurlijke en economische waarden
Beide onder gestructureerde begeleiding
Vertalen van (internationale) beleids(instrumenten) om activiteiten in de kustzone duurzaam mogelijk te maken Kan mogelijkheden analyseren binnen het beleid om de doelen van actoren te bereiken
Toekomstscenario’s schetsen tbv projecten in de kustzone Ontwikkelen nieuwe beleidsstrategieën tbv duurzame kustontwikkeling Ontwikkelen van implementatieplan
Kennis/vaardigheden/attitudes Kennis systeemkennis en kennis van actoren
nationaal en internationaal beleid en beleidsinstrumenten (ruimtelijke planning) economie bestuurlijke besluitvormingsprocessen actuele systeem en actoren kennis
Vaardigheden onderzoeksvaardigheden (zie deelkaart B) communictie (zie deelkaart A) modellen te interpreteren die waarde van natuur vergelijken met economische waarde beleidsanalyse de waarde van activiteiten in de kuststreken schatten normen en waarden en opvattingen identificeren en evalueren
Attitudes besluitvaardig
zelfreflectie zelfsturing kritisch inlevingsvermogen zorgvuldigheid creatief
Modules die competentie hebben opgenomen PMK11, PKZ01, PKZ02, PKZ03, PMK13, PHG24,
HMK14, HMK15, HKZ21 (gaat naar niveau3), HHG22 (?)
HPV24, HKZ22, HHG22 (?)
Pagina 48 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Bijlage 4: Visitatieteam Dr. M.S. Leloux (1961), teamleider Mevrouw Leloux is na haar studie en promotie farmacie aan de RUU bij diverse organisaties (AKZO Nobel, RIKILT, NIZO food research) in verschillende research-functies (onderzoeker, projectleider, programmaleider, onderzoeksdirecteur en business development manager) werkzaam geweest. Vanuit haar functie als adjunct-directeur van RIKILT was ze onder andere programmaleider van een interdepartementaal project op het gebied van ketenkwaliteit van voedingsmiddelen. Bij NIZO food research heeft ze gedurende enkele jaren contractonderzoek verworven voor het voedingsmiddelenonderzoek van NIZO binnen de internationale farmaceutische en functional food industrie. Daarnaast voert zij voor Certiked regelmatig visitaties uit, o.a. als teamleider, secretaris en extern deskundige. Momenteel is zij zelfstandig adviseur op het gebied van kennisexploitatie en daarnaast tevens werkzaam aan de Universiteit Twente als senior onderzoeker op dit gebied. Drs. J.M. Revier (1954), externe deskundige De heer Revier heeft biologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam (bijzondere dierkunde, aquatische ecologie en milieukunde). Na zijn afstuderen was hij enkele jaren werkzaam aan het Zoölogisch Museum te Amsterdam (afdeling Entomologie). In 1985 trad hij in dienst van de Waddenvereniging. Binnen de Waddenvereniging hield hij zich als actiecoördinator bezig met de verschillende nationale en internationale beleidsontwikkelingen rond de bescherming van de Waddenzee. Van 1993 tot en met 2005 was hij directeur van deze organisatie. In april 2006 is hij geïnstalleerd als lector Mariene Wetlands Studies aan de Hanzehogeschool te Groningen en de CHN te Leeuwarden. Binnen de Waddenvereniging vervult hij nog de functie van hoofdredacteur van het WADDENmagazine. A.J.C. van Noort (1973), secretaris Mevrouw Van Noort heeft Personeel en Arbeid en Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd. Sinds eind 2005 is zij zelfstandig adviseur op het gebied van organisatieontwikkeling en kwaliteitszorg. Daarvoor was ze bij de LOI werkzaam als businessunitmanager, waar ze in de rol van opleidingsmanager verantwoordelijk was voor de kwaliteit en actualiteit van HBO-opleidingen op het gebied van marketing, communicatie, gezondheidszorg en welzijn. Ze volgt thans de Masteropleiding ‘Management Consultancy’ aan de EUR. Rol in het visitatieteam: secretaris, met brede ervaring in het HBO managementopleidingen
M.J. Rouschop (19..), studentlid Mevrouw Rouschop heeft in 2006 haar BsC Internationaal Land- en Waterbeheer behaald. Haar huidige studie is Natural Resources Management aan de Utrecht Universiteit.
Pagina 49 van 50 Kust en Zee Management
Van Hall Larenstein © Certiked
Bijlage 5: Onafhankelijkheidsverklaringen
Pagina 50 van 50 Kust en Zee Management