ONDERZOEKSVERSLAG Rapportage van de toetsing van
Diermanagement van de Hogeschool Van Hall Larenstein Croho-registratienummer: 34333 aan het NVAO Accreditatiekader De visitatie vond plaats op 2 en 27 oktober 2009
Inhoud van het verslag Identificatie................................................................................................................................................2 Managementsamenvatting.........................................................................................................................3 Bevindingen ..............................................................................................................................................6 Bijlage 1: Programma..............................................................................................................................41 Bijlage 2: Documenten ............................................................................................................................43 Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader ............................................................................................45 Bijlage 4: Visitatieteam ...........................................................................................................................48 Bijlage 5: Deskundigheid ........................................................................................................................49 Bijlage 6: Onafhankelijkheidsverklaringen.............................................................................................50
De verantwoordelijke teamleider: dr M.S. Leloux namens deze,
M. Lathouwers Certiked-vbi december 2009
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Identificatie Hogeschool Van Hall Larenstein Hbo bachelor Diermanagement Agora 1 8934 CJ Leeuwarden Telefoon: 058 2846100 Website: www.vanhall-larenstein.nl Voor kwaliteit verantwoordelijke bestuurder: H. Hardus Kwaliteitsfunctionaris: B. Schulte, e-mail:
[email protected]
Scope en doel De visitatie heeft betrekking op: • Hogeschool Van Hall Larenstein (van Hall Instituut, 24LE) • Hbo opleiding Diermanagement • Voltijd • Locatie Leeuwarden Doel van het onderzoek is te beoordelen in welke mate het NVAO Beoordelingskader (februari 2003) adequaat worden afgedekt.
Teamsamenstelling Teamleider: Extern deskundige: Secretaris: Studentlid:
dr. M.S. Leloux drs Y.M.H. Kleintjes drs H.J. de Vries drs C.J. de Monchy S.M.A. Wierckx MSc
Werkwijze De opleiding heeft een zelfevaluatie opgesteld ten aanzien van de gevisiteerde opleiding, en deze doen toekomen aan het visitatieteam op 3 juli 2009. Het visitatieteam heeft een voorbereidende bijeenkomst gehad op 1 oktober 2009. De eerste visitatiedag is uitgevoerd op 2 oktober; en op 27 oktober 2009 is de tweede visitatiedag uitgevoerd. Het conceptrapport is op 8 december 2009 toegezonden aan het management van de opleiding. Op 14 december 2009 zijn schriftelijke reacties opgesteld door de opleiding, die hebben geleid tot onderhavig definitief rapport. In de aanloop naar de visitatie is er eenmaal een bijeenkomst geweest tussen leden van het visitatieteam en vertegenwoordigers van de Hogeschool. Deze bijeenkomst had een voorlichtend en planningstechnisch karakter.
Pagina 2 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Managementsamenvatting Op 2 oktober en 27 oktober 2009 heeft een visitatieteam van Certiked een visitatie uitgevoerd bij de opleiding Diermanagement van Hogeschool Van Hall Larenstein. Doelstelling was een toetsing uit te voeren van de kwaliteit van de opleiding, gerelateerd aan het NVAO Beoordelingskader.
Algemeen beeld De opleiding Diermanagement van de hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) verzorgt met een personeelsbestand van 39 fte onderwijs in 6 majors voor bijna 700 studenten. Het is de enige Hboinstelling met het crohonummer 34333 (Opleiding Diermanagement) in Nederland. De opleiding Diermanagement positioneert zich als een Nederlandstalige opleiding waarbij de eigenwaarde van het dier en het welzijn van de dieren in de relatie mens – dier centraal staan, niet het dier ten dienste van de mens als onderdeel van de voedselketen of als lastdier. Diermanagement leidt beginnende professionals op die zich bezighouden met het beheer van dierpopulaties met kennis en inzicht in de fysiologische en ethologische behoeften van het dier, met gebruik van recht en regelgeving op het gebied van dieren. Het werkveld van de opleiding Diermanagement beslaat een breed terrein van bedrijven en organisaties (inclusief overheden) die zich bezig houden met de voeding en verzorging, het beleid en de voorlichting, de regelgeving, het management van dieren. De afgestudeerde diermanager werkt bijvoorbeeld in de PR- en Voorlichting, in de Natuureducatie, in de beleidsvoorbereiding en handhaving/inspectie, in het onderzoek, als beheerder of als hoofd dierenverzorging. In het project ‘Kern en Profiel’ van de landelijke werkgroep Hogere Agrarische Opleidingen (HAO) zijn de functies in de sectoren van het werkveld Diermanagement geïnventariseerd en geclusterd tot functiegroepen. Op basis van de kerntaken in de functiegroepen zijn de kerncompetenties vastgesteld. De opleiding Diermanagement heeft met eigen middelen in samenwerking met het onderzoeksbureau IOWO (Nijmegen) een werkveldonderzoek uitgevoerd om input vanuit het werkveld in het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel te borgen. In 2005 is VHL begonnen met een diepgaande onderwijsvernieuwing, het Veranderend Onderwijs Concept (VOC) programma, waar Diermanagement ook aan meedoet. De opleiding heeft zich bij het vernieuwen van haar programma laten leiden door het rapport Kern en Profiel uit 2002 en op basis daarvan haar eigen negen competenties vastgesteld. De opleiding Diermanagement biedt zes majors aan: Beleid & Communicatie (BC), Companion Animal Management (CAM), Proefdierbeheer (PB, inclusief het verwerven van de artikel-12-status), Paard & Management (PM) en Wildlife Management (WM). Met ingang van het studiejaar 2009 – 2010 kunnen studenten ook de major Dieren in de Zorg (DZ) kiezen. Het lectoraat Welzijn van Dieren is verbonden aan de opleidingen Diermanagement en Dier- en Veehouderij. De opleiding Diermanagement heeft recentelijk een vernieuwde Externe Advies Commissie (EAC) ingericht met vertegenwoordigers van het werkveld. De opleiding heeft duidelijk uitgewerkt hoe zij de Dublin Descriptoren interpreteert en hoe de eindkwalificaties de Dublin Descriptoren weerspiegelen. Er zijn duidelijke competentiekaarten opgesteld. In de opleidingscompetenties zijn 3 niveaus te onderscheiden. Tijdens de studie nemen niveau en moeilijkheidsgraad toe door complexiteit, leeromgeving (gesimuleerd of real life) en/of de zelfstandigheid (mate van begeleiding door docenten). De kerncompetenties worden tijdens de opleiding in de eerste twee jaren tot op niveau 2 opgedaan. Daarnaast heeft de opleiding per major een aantal verdiepende profielcompetenties vastgesteld. Deze profielcompetenties verwerft de student als eindkwalificatie tot op niveau 3.
Pagina 3 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Het programma is goed ontworpen. Het curriculum vertoont inhoudelijk zowel horizontale als verticale samenhang. De competenties zijn uitgewerkt in competentiekaarten, de modulebeschrijvingen maken inzichtelijk dat het geheel der leerdoelen dekkend is voor de eindkwalificaties. Per module zijn er toetsbare leerdoelen gedefinieerd. De opleiding Diermanagement is in zijn oriëntatie erg praktijkgericht. De studenten vergaren vakkennis aan de hand van concrete praktijkopdrachten, stages en afstudeeropdracht. De opbouw van de stages is goed. De studenten leren werkzaamheden in het werkveld uit te voeren onder begeleiding van docenten en bedrijfsbegeleiders. De studenten kunnen middels de leerbedrijven en RIGO/KIGO projecten ook kiezen voor praktijkleren middels onderzoeksopdrachten. De inbreng van de praktijk in het onderwijs wordt geborgd middels de vele contacten met het werkveld. De opleiding onderscheidt 4 leerlijnen, iedere leerlijn heeft eigen werkvormen. Bij de integrale leerlijn staat het opleveren van een beroepsproduct centraal. De studenten werken doorgaans samen in een project en worden vooral de eerste jaren gecoacht door een procesbegeleider. De conceptuele leerlijn gaat over het verkrijgen van vakkennis en het toepassen van belangrijke concepten. De vaardigheden leerlijn gaat over het toepassen van specifieke beroepsvaardigheden, zoals projectmanagement, gesprekstechnieken en presentatietechnieken. Naarmate de projecten in de loop van de studie complexer worden, neemt de integrale leerlijn toe en neemt het belang van de conceptuele en de vaardigheid leerlijn af. In de ervarings/reflectlie leerlijn leren de studenten reflecteren, een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) opstellen, procesverslagen schrijven. In het eerste jaar besteedt de StudieLoopbaan Begeleiding (SLB) aandacht aan het opstellen van het POP. In stages (stageplannen opstellen en procesverslagen schrijven) en in sommige majors (procesverslagen) komt deze leerlijn terug. Het didactisch concept benadrukt de toenemende zelfstandigheid van de student in het vormgeven en uitvoeren van de praktijkopdrachten. VHL onderscheidt een aantal hoofdtypen toetsen, die gegroepeerd zijn rond de verschillende leerlijnen. De toetsing van de integrale leerlijn is zeer praktijkgericht, de beroepsproducten staan hierin centraal. De conceptuele leerlijn wordt getoetst middels schriftelijke tentamens. De toetsing van de vaardighedenleerlijn is gericht op de individuele verbetering van de vaardigheden van een student die nodig zijn voor de beroepspraktijk, zoals communicatieve en praktische vaardigheden. De reflectievaardigheden worden getoetst middels de opdrachten in het studieloopbaanprogramma en in de stageverslagen. Daarnaast worden de competenties van de propedeuse individueel getoetst door middel van een assessment. De student maakt individueel een beroepsproduct voor een specifieke doelgroep, presenteert het aan twee docentassessoren en voert hierover een verdiepend gesprek. De toetsingsprocedure van de afstudeerverslagen kan echter nog aan kwaliteit winnen. De studenten hebben de mogelijkheid om mee te gaan op de georganiseerde buitenland reis en zo internationale ervaring op te doen. De eerste stage dierverzorging volgt circa 25% van de studenten in het buitenland, schatten de docenten. De oriëntatiestage kunnen studenten ook in het buitenland volgen, maar de opleiding laat alleen de ‘goede’ studenten een majorstage in het buitenland lopen, vanwege beperkte mogelijkheden voor begeleiding. De opleiding slaagt er goed in het programma aan te laten sluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De opleiding hanteert een adequaat vrijstellingsbeleid en heeft procedures om de aansluiting aan de vooropleiding van studenten te monitoren. De opleiding begeleidt actief studenten bij het opzetten van adequate leerroutes. De opleiding spant zich in om Duitse studenten te werven en te ondersteunen bij de integratie in het Nederlandse onderwijs. Dat is niet alleen een kwestie van taal, maar ook van onderwijscultuur.
Pagina 4 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
De opleiding is zich bewust van het belang van een goed opgeleid docentencorps en besteedt daar aandacht aan. De praktijkgerichtheid en deskundigheid van de docenten is zonder meer goed. De betrokkenheid van de docenten met het thema dierenwelzijn en de mens-dier relatie, en het vermogen van de docenten om hun betrokkenheid over te dragen op de studenten is opvallend. Er bestaat een goede sfeer in het docentencorps van solidariteit en onderlinge bijstand. De algemene opleidingsruimten in het gebouw Agora zijn toegesneden op een breed scala aan onderwijsvormen waarin studenten niet alleen hoorcolleges krijgen, maar ook werkcolleges, in werkgroepen werken en toegang hebben tot een uitgebreide mediatheek. De faciliteiten voor praktijkonderwijs zijn geborgd met de laboratoria, de stal en de laboratoria, en via de leerbedrijven en PTC+ Barneveld en Oenkerk. De studenten en docenten zijn tevreden over de faciliteiten. De studiebegeleiding is adequaat opgezet en wordt met verve uitgevoerd. De studenten krijgen voldoende informatie over relevante zaken betreffende de opleiding. De opleiding Diermanagement evalueert haar doelstellingen en resultaten volgens het VHL-brede kwaliteitszorgsysteem. Het systeem is uitgewerkt in gestandaardiseerde evaluaties die besproken worden in formele overleggen. Het management en de docenten van de opleiding zijn bekend met het systeem, in die zin is het evalueren van resultaten een levend systeem in de dagelijkse praktijk van het onderwijs. Ook speelt de opleiding actief in op de uitkomsten uit de verschillende evaluaties. De resultaten van de opleiding zijn, onder meer blijkens het niveau van de afstudeerscripties, goed. De eisen waaraan de majorstages en de afstudeeropdrachten moeten voldoen, weerspiegelen tenminste de Dublin Descriptoren. De opdrachten uit de werkpraktijk borgen de hbo-oriëntatie van de eindproducten. Het visitatieteam van Certiked heeft vastgesteld, dat ten aanzien van de facetten 1.2 (Doelstellingen: niveau), 2.1 (Programma: eisen HBO), 2.3 (Programma: samenhang programma), 2.5 (Programma: instroom), 3.1 (Inzet van personeel: eisen HBO), 3.3. (Inzet van personeel: Kwaliteit medewerkers), 4.1 (Voorzieningen: Materiële voorzieningen), 4.2. (Voorzieningen: Studiebegeleiding en Informatievoorziening) en 6.1. (Resultaten: Gerealiseerd niveau) een en ander goed geregeld is. Verbetering is mogelijk op de verdere verankering van de Externe Adviescommissie, het internationaliseringsbeleid en de invulling daarvan, de actualiteit van sommige vakliteratuur, alsmede de beoordelingsprocedure van afstudeerscripties. Daarmee concludeert het visitatieteam van Certiked dat de opleiding Diermanagement van Hogeschool van Hall Larenstein een positief advies krijgt ten aanzien van accreditatie van deze opleiding door de NVAO.
Pagina 5 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Bevindingen Voor de NVAO-onderwerpen zijn hieronder de bevindingen van het visitatieteam weergegeven. Steeds zijn in de ‘blokken’ de NVAO-criteria aangegeven die bij betreffend onderwerp en facetten horen, is een beschrijving gegeven van de bevindingen en wordt vervolgens een beoordeling ten aanzien van betreffend facet gegeven.
Overzicht van Certiked beoordelingen voltijd opleiding Diermanagement Onderwerp en facet Doelstellingen opleiding
Domeinspecifieke eisen Niveau: Bachelor Oriëntatie HBO
Programma
Eisen HBO Relatie doelstellingen / inhoud Samenhang programma Studielast Instroom Duur Afstemming vormgeving / inhoud Beoordeling en toetsing
Inzet van personeel
Eisen HBO Kwantiteit personeel Kwaliteit personeel
Voorzieningen
Materiële voorzieningen Studiebegeleiding en informatievoorziening
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Resultaten
Gerealiseerd niveau Onderwijsrendement
Voltijd Deeltijd Positief Voldoende Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Positief Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende
Pagina 6 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
1. Onderwerp: doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
•
•
De hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) is sinds 2004 onderdeel van de Wageningen University and Research (WUR). Binnen de WUR wordt gewerkt aan 1 onderwijsgebouw en gezamenlijk beleid t.a.v. bijvoorbeeld de kennisgebieden, personeelsontwikkeling, kennisdoorstroom en Management Development. Bij de vestiging Leeuwarden (het Van Hall Instituut) studeren ongeveer 1600 studenten, verdeeld over 8 opleidingen. De opleiding Diermanagement valt samen met de opleiding Kust- en Zeemanagement onder één opleidingsdirectie. De opleiding Diermanagement verzorgt met een personeelsbestand van 39 fte onderwijs in 6 majors voor bijna 700 studenten. De opleiding Diermanagement positioneert zich als een Nederlandstalige opleiding waarbij de eigen waarde van het dier en het welzijn van de dieren in de relatie mens – dier centraal staan, niet het dier ten dienste van de mens als onderdeel van de voedselketen of als lastdier. De opleiding signaleert in haar beroepsprofiel (zie bijlage 3 Domeinspecifieke Eisen) dat het belang van non-productiedieren voor de mens zal toenemen, in het bijzonder ten aanzien van: 1. sociale en pedagogisch ondersteuning (gezelschapsdieren); 2. het houden van bijzondere dieren (exoten); 3. het natuurbehoud (wildlife); 4. de invulling van recreatie, educatie en sport (dierentuindieren, wilde dieren, paarden) 5. de veiligheid van medische- en voedselproducten (proefdieren). Het werkveld van de opleiding Diermanagement beslaat een breed terrein van bedrijven en organisaties (inclusief overheden) die zich bezig houden met de voeding en verzorging, het beleid en de voorlichting, de regelgeving, het management van dieren. De opleiding Diermanagement heeft de ambitie om studenten op te leiden die: o maatschappelijke ontwikkelingen (meer nadruk op dierenwelzijn, verschuivingen in de natuurbeleving van gebruiksnatuur naar wilde natuur, besef van het belang van biodiversiteit en soortenbeheer) in goede banen kunnen leiden, dat wil zeggen de eigen waarde van het dier niet ten koste te laten gaan van het gebruik van de natuur door de mens; o het beleid van de Nederlandse overheid en de richtlijnen van de EU kunnen uitvoeren; o weten hoe men de gezondheid en het welzijn van het dier kan waarborgen en ethische afwegingen kunnen maken over het gebruik van dieren; o als intermediair kunnen fungeren tussen de mens in de maatschappij en de dieren(populaties). In de voorlichting aan studenten beschrijft de opleiding het werkterrein van de diermanagers als ‘werken voor het dier, niet met het dier’. Diermanagement leidt beginnende professionals op die zich bezighouden met het beheer van dierpopulaties met kennis en inzicht in de fysiologische en ethologische behoeften van het dier, met gebruik van recht en regelgeving op het gebied van dieren. De afgestudeerde diermanager werkt bijvoorbeeld in de PR- en Voorlichting, in de Natuureducatie, in de beleidsvoorbereiding en handhaving/inspectie, in het onderzoek, als beheerder of als hoofd dierenverzorging.
Pagina 7 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
•
•
•
•
In 2001 is de landelijke werkgroep Hogere Agrarische Opleidingen (HAO) gestart met een project Kern en Profiel om het beroepsprofiel voor de opleidingen in het domein Dierenhouderij en Veehouderij te vernieuwen. In het project ‘Kern en Profiel’ zijn de functies in de sectoren van het werkveld Diermanagement geïnventariseerd en geclusterd tot functiegroepen. Op basis van de kerntaken in de functiegroepen zijn de kerncompetenties vastgesteld. De opleiding Diermanagement is de enige Hbo-instelling met het crohonummer 34333 (Opleiding Diermanagement). In het project Kern en Profiel is er vanwege de uniciteit van de opleiding geen landelijke ondersteuning voor werkveldonderzoek geweest. De opleiding Diermanagement heeft met eigen middelen in samenwerking met het onderzoeksbureau IOWO (Nijmegen) een werkveldonderzoek uitgevoerd om input vanuit het werkveld in het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel te borgen. In 2005 is VHL aangevangen met een diepgaande onderwijsvernieuwing, het Veranderend Onderwijs Concept (VOC) programma, waar Diermanagement ook aan meedoet. De opleiding heeft zich bij het vernieuwen van haar programma laten leiden door het rapport Kern en Profiel uit 2002 en op basis daarvan haar eigen negen competenties vastgesteld (zie voor een nadere uitwerking bijlage 3 Domeinspecifiek referentiekader): 1. Formuleren van dier- en natuurbeleid; 2. Inventariseren en vertalen van diergerelateerde wetten, regels en richtlijnen; 3. Het planmatig organiseren van activiteiten/evenementen/campagnes of delen daarvan; 4. Opstellen van een product- en marktbeschrijving voor de sector non-productiedieren. Met ‘product’ wordt hier niet alleen stoffelijke goederen bedoeld, maar ook een nieuwe activiteiten of een dienst. ‘Markt’ kan hier ook ‘doelgroep’ betekenen; 5. Kiezen / implementeren / beheren van kwaliteitszorgsystemen ten behoeve van dierbeheer; 6. Opzetten van of meewerken aan onderzoek en vertalen van resultaten naar praktische toepassingen; 7. Resultaatgericht samenwerken in multidisciplinair teamverband; 8. Vertalen van belangenconflicten naar houdingen binnen de mens-dierrelatie; 9. Adviseren bij dier-ethsiche besluitvorming. De opleiding Diermanagement biedt zes majors aan: Beleid & Communicatie (BC), Companion Animal Management (CAM), Proefdierbeheer (PB), Paard & Management (PM) en Wildlife Management (WM). Met ingang van het studiejaar 2009 – 2010 kunnen studenten ook de major Dieren in de Zorg (DZ) kiezen. De meeste verwante opleidingen bieden majors aan op het gebied van paarden. In de Engelstalige opleiding Animal Husbandry van VHL wordt de major Equine Leisure and Sports (ELS) aangeboden. ELS is gericht op het paard als sport- en recreatiedier, PM op paardenhouderijen en -events. De Christelijke Hogeschool Dronten biedt een opleidingsvariant aan over de bedrijfskundige kant van de paardenbranche en de hogeschool Drenthe biedt een major op de commercieel-economische kant van de paardensector. De major Beleid en Communicatie (BC) heeft concurrentie van Hbo-opleidingen in Communicatie, de major Wildlife van hbo-opleidingen in ecologie. Het werkveld van de major Proefdierbeheer heeft de opleiding Diermanagement officieel erkend als Hbo-opleiding die de artikel-12-status kan verlenen. Dit is een van de bevoegdheden die nodig zijn voor een baan in het proefdierwerkveld.
Pagina 8 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
•
Kenmerkend voor de diermanager is dat hij zich bezighoudt met de mens-dierrelatie met dierenwelzijn als belangrijk uitgangspunt. De opleiding heeft in 2006 een lectoraat Welzijn van Dieren toegewezen gekregen dat haar hierbij ondersteunt. Het lectoraat Welzijn van Dieren is verbonden aan de opleidingen Diermanagement en Dier- en Veehouderij. Het lectoraat bestaat uit de lector, een kenniskring met docenten uit de opleidingen en een externe klankbordcommissie. Vanuit het lectoraat is aandacht voor proefdieren, gezelschaps- en recreatiedieren, plaagdieren en dierentuindieren, maar ook voor varkens, pluimvee en runderen. De opleiding Diermanagement heeft een Externe Advies Commissie (EAC) ingericht met vertegenwoordigers van het werkveld. De EAC komt gemiddeld twee keer per jaar bij elkaar. De leden van de EAC zijn onder andere werkzaam bij de dierenbescherming, een dierenpark, een zeehondencrèche, de Stichting Apenheul of bij de vakgroep proefdierkunde (Universiteit Utrecht). De meeste leden zijn dit jaar tot de EAC toegetreden, zij hebben hooguit één vergadering meegemaakt. Twee leden van de EAC zijn al langer lid, zij hebben meer vergaderingen meegemaakt.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam heeft kunnen vaststellen dat de eindkwalificaties van de opleiding zijn afgeleid van het in 2002 opgestelde en gevalideerde beroepscompetentieprofiel. De opleiding leidt studenten op voor een zeer gevarieerd werkveld, dit weerspiegelt zich in het brede aanbod van majors. Naar het oordeel van het visitatieteam heeft de opleiding de opgestelde eindkwalificaties in voldoende mate gevalideerd in een onderzoek in het werkveld. De opleiding heeft een EAC ingericht, die één of twee keer per jaar vergadert en de opleiding heeft de status-12 erkenning voor de major Proefdierbeheer. Het visitatieteam merkt op dat de samenstelling van de EAC recent vernieuwd is. De nieuwe EAC moet nog in haar rol groeien. Het visitatieteam is van mening dat de opleiding een duidelijke positionering kiest ten opzichte van vergelijkbare opleidingen door haar combinatie van vakken en door haar duidelijke keuze voor de waarde van het dier en de relatie mens-dier. Het Lectoraat Welzijn van Dieren vormt hierbij een belangrijke ondersteuning. Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het facet ‘1.1 Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
Pagina 9 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
1.2 Niveau De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
De hbo-opleiding Diermanagement laat haar eindkwalificaties aansluiten bij de internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties, de zogenaamde Dublin Descriptoren. In onderstaande tabel staat aangegeven hoe de Dublin Descriptoren geïnterpreteerd worden in de opleiding Diermanagement.
Tabel 1: Overzicht toepassing Dublin Descriptoren in het curriculum Diermanagement
Dublin Descriptoren
Oordeelsvorming
Toepassen Kennis /Inzicht
Kennis en Inzicht
Oplossen problemen
Gekoppeld aan de mate van boeken en readers. Accent bij het formuleren van beleid, marktproduct, zorgsysteem en onderzoek Omzetten van kennis in een concreet praktijkproduct. Meest centraal bij beleid, organisatie, onderzoek en samenwerking De complexiteit waarin Diermanagement opereert, vraag naast een technische ook om een maatschappelijke onderbouwing Als Hbo-opleiding zet Diermanagement in op praktijkgerichte veranderingen
Verzamelen gegevens
Onderzoek(jes) staat (staan) centraal in de opleiding
Interpreteren
Toekennen van betekenis als sleutel tussen waarneming en conclusie, net name bij onderzoek, kwaliteitsystemen en belangenconflict Meningsvorming gekoppeld aan het formuleren van aanbevelingen. Daarnaast bij bepalen eigen positie in het mozaïek van maatschappelijke standpunten Formeel bij schriftelijke en mondelinge presentaties en informeel bij stagevoorbereiding Reflectie op het eigen handleen. Centraal bij groepswerk, bij het scoreformulier waarmee de stage beoordeeld wordt en bij mentorgesprekken (SLB)
Professionaliteit Argumenteren
Oordeelsvorming
Communicatie Leervaardigheden
•
•
Toepassing van de descriptoren in de opleiding Diermanagement
In de opleidingscompetenties zijn 3 niveaus te onderscheiden. Tijdens de studie nemen niveau en moeilijkheidsgraad toe door complexiteit, leeromgeving (gesimuleerd of real life) en/of de zelfstandigheid (mate van begeleiding door docenten). De kerncompetenties worden tijdens de opleiding in de eerste twee jaren tot op niveau 2 opgedaan. Daarnaast heeft de opleiding per major een aantal verdiepende profielcompetenties vastgesteld. Deze profielcompetenties verwerft de student als eindkwalificatie tot op niveau 3. In onderstaande tabel geeft de opleiding de relatie weer tussen de Dublin Descriptoren en de kerncompetenties van de opleiding.
Pagina 10 van 50 Diermanagement
++
++
++
+
+
++
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
+
++
+
+
++
+
+
++
+
++
+
+
+
++
+
++
++
+
++
+
+
+
++
++
++
++
+
++
++
++
++
++
++
++
++
++
o
++
++
+
o
o
o
+
+
+
+
++
++
+
++
++
++
+
+
+
++
+
+
++
+
++
+
Leervaardighed en
++
Communicatie
Verzamelen gegevens
++
Interpreteren
Oplossen problemen
9. Adviseren bij dier-ethsiche besluitvorming
Argumenteren
1. Formuleren van dier- en natuurbeleid 2. Inventariseren en vertalen van diergerelateerde wetten, regels en richtlijnen 3. Het planmatig organiseren van activiteiten of delen daarvan 4. Opstellen van een product- en marktbeschrijving voor de sector non-productiedieren. 5. Kiezen / implementeren / beheren van kwaliteitszorgsystemen tbv dierbeheer 6. Opzetten van of meewerken aan onderzoek en vertalen van resultaten naar praktische toepassingen 7. Resultaatgericht samenwerken in multidisciplinair teamverband 8. Vertalen van belangenconflicten naar houdingen binnen de mensdierrelatie
Professionaliteit
Kerncompetenties
Kennis en Inzicht
Tabel2:1 Relatie tussen de kerncompetenties en Dublin Descriptoren Dublin Descriptoren
Oordeelsvormin g
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Legenda: ++ = sterke mate; + = minder sterke mate; o = niet aanwezig •
In onderstaande tabel geeft de opleiding weer in hoeveel modulen (stages, AO) de kerncompetenties voorkomen met, waar nodig, een specificatie van de majoren/minoren waar de competenties met name van belang zijn.
Pagina 11 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Tabel 3: Overzicht van de modules waar de kerncompetentie in voorkomt
Kerncompetenties 1. Formuleren van dier- en natuurbeleid 2. Inventariseren en vertalen van diergerelateerde wetten, regels en richtlijnen; 3. Het planmatig organiseren van activiteiten of delen daarvan 4. Opstellen van een product- en marktbeschrijving voor de sector nonproductiedieren. 5. Kiezen / implementeren / beheren van kwaliteitszorgsystemen tbv dierbeheer; 6. Opzetten van of meewerken aan onderzoek en vertalen van resultaten naar praktische toepassingen; 7. Resultaatgericht samenwerken in multidisciplinair teamverband; 8. Vertalen van belangenconflicten naar houdingen binnen de mens-dierrelatie; 9. Adviseren bij dier-ethsiche besluitvorming.
•
Aantal propedeuse (P) en Hoofdvak (H) modules waar de competentie direct in voorkomt 2P en 7H. Beleid is nauw verbonden met management. Met name majoren WM en BC 2P en 6H. Met name major WM, PB 2 P en 12H. In het bijzonder major PM en centraal in de stages 1P en 4H. Met name major CAM, PM 2P en 6H. Met name major PB, PM en de minor Animal Welfare Quality Management 4P en 11 H en de afstudeeropdracht. Alle descriptoren komen bij elkaar in het AO waarin de student Hbokennis en vaardigheden toont 1 P en 7 H. Met name in opleidingsgedeelde modules 2P en 9H. DM opereert in een pluralistische wereld, met name WM, BC, PB en de minor Animal Welfare Quality Management 2P en 8 H. DM stelt het verantwoorden van diergebruik centraal, met name WM, PB, de minor Animal Welfare Quality Management
De opleiding heeft voor iedere major en minor competentiekaarten per module uitgewerkt, waarin staat hoe de module bijdraagt aan de invulling van de competenties, welke beroepsrollen er geoefend worden, en op welk niveau de competenties gehaald worden.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam constateert dat de opleiding duidelijk heeft uitgewerkt hoe zij de Dublin Descriptoren interpreteert en hoe de eindkwalificaties de Dublin Descriptoren weerspiegelen. Het visitatieteam is van oordeel dat de opleiding een beredeneerde afweging heeft gemaakt bij het vaststellen van de niveaus in de competentieontwikkeling. Alle studenten halen de kerncompetenties op niveau 2, per major zijn enkele kerncompetenties nader uitgewerkt waarop de studenten niveau 3 behalen. Het visitatieteam is van oordeel dat de uitwerking van de tabellen en de competentiekaarten verhelderend is. Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het facet 1.2 ‘Niveau’ als goed.
Pagina 12 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
1.3 Oriëntatie HBO De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door of met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Een Hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of in een samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een Hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
•
De eindkwalificaties van de opleiding zijn geformuleerd in competenties en ‘beroepsproducten’: de producten die een beroepsbeoefenaar levert. Bij het operationaliseren van de te bereiken competenties in beroepsproducten vormt het beroepsbeeld de rode draad, de functiegroepen waarin de beginnende beroepsbeoefenaar start. Het beroepsbeeld en het daarop gebaseerde curriculum is gevalideerd door het beroepenveld in 2003 en verder komt het curriculum aan de orde in de Externe Adviescommissie. De opleiding is in 2005 gestart met een vernieuwd curriculum Diermanagement, gebaseerd op het competentiegericht onderwijs. Inmiddels heeft de versnelde instroom (zie ook facet 2.5 Instroom) het nieuwe programma doorlopen. De eerst alumni zijn 2e helft 2008 en in februari 2009 afgezwaaid. In de eerste helft van 2009 hebben twee studenten Diermanagement in het kader van hun afstudeeropdracht een onderzoek verricht onder 156 organisaties/bedrijven die regelmatig DMstagiaires hebben. Aan deze organisaties is de vraag voorgelegd of de competenties van de opleiding relevant, dekkend en actueel zijn. De opleiding concludeert uit het onderzoek dat de competenties in voldoende tot goede mate aansluiten op het werkveld, maar dat in sommige gevallen de respondenten aangeven dat de competenties niet allemaal op hbo-niveau beheerst worden. De opleiding is actief in het inspelen op nieuwe ontwikkelingen, getuige de ontwikkeling van een nieuwe major Dieren in de Zorg. De Externe Adviescommissie beschouwt de ontwikkeling van deze module als een goede zaak.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op basis van het bovenstaande concludeert het visitatieteam dat de beroepsprofielen en de competenties zoals de opleiding die geformuleerd heeft, bepalend zijn voor de eindkwalificaties van de opleiding. Het visitatieteam beoordeelt de praktijkgerichtheid van het competentieprofiel als bevredigend en corresponderend met dat van een beginnend beroepsbeoefenaar in werkveld Diermanagement. Wel merkt het visitatieteam op dat de afstemming van de eindkwalificaties met het werkveld een continu proces is, juist omdat er voor deze opleiding nauwelijks materiaal beschikbaar is uit de reguliere Hbo-onderzoeken. De vergaderingen van de EAC en de contacten van de docenten met het werkveld zijn dan ook juist voor deze opleiding belangrijk, in de ogen van het visitatieteam. Op basis van de bevindingen beoordeelt zij het facet ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
Pagina 13 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling van het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Het visitatieteam is van mening dat er sprake is van een bachelor opleiding met eindkwalificaties die zijn afgeleid van met het werkveld afgestemde beroepsprofielen. De eindkwalificaties weerspiegelen het bachelorniveau, afgemeten aan de Dublin Descriptoren. De opleiding levert voor een breed werkterrein afgestudeerden af die in staat zijn te functioneren op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het visitatieteam heeft de facetten van het onderwerp ‘Doelstellingen van de opleiding’ als voldoende respectievelijk goed beoordeeld. Daarom is haar beoordeling van het onderwerp als geheel positief.
Pagina 14 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
2. Onderwerp: programma 2.1 Eisen HBO Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
•
•
•
•
De opleiding Diermanagement hecht er aan dat het onderwijs gericht is op het werkveld en de eisen die het werkveld stelt aan de afgestudeerden, om daarmee een bijdrage te leveren aan de “professionalisering van het (internationale) werkveld”. De opleiding geeft invulling aan haar beleid door de opzet van het curriculum, waarin veel aandacht is voor praktijkleren. De studenten werken in de modules regelmatig in groepjes aan het uitvoeren van specifieke opdrachten voor de beroepspraktijk. Ook krijgen studenten casussen van docenten op basis van de praktijkkennis van de docenten. Studenten kunnen via stages en afstudeeronderzoeken meedoen aan RIGO/KIGO projecten als ‘Ondernemen met Dierenwelzijn’ en ‘Waarborgen paardenwelzijn’. Ook kunnen studenten meedoen via hun Vrij Invulbare Studiepunten (VIP) aan het KIGO-project ‘Dierentuinvoeding’. De vakliteratuur bestaat uit boeken, readers en dictaten en bij enkele modulen ook beleidsnotities. De gebruikte literatuur is per module vastgelegd in het moduleboek. De docenten houden de actualiteit in het vakgebied bij via hun contacten met het werkveld, bezoek aan studiedagen, landbouwbeurzen en dergelijke. In de modules worden gastsprekers uitgenodigd die praktijkervaringen voor het voetlicht brengen. De studenten komen tijdens excursies naar dierentuinen en natuurgebieden in contact met het werkveld. De werkgroep Animoso organiseert lezingen, organiseert jaarlijks een buitenlandreis en verzorgt een eigen tijdschrift ‘animal focus’. Animoso wordt gerund door studenten, die hiervoor Vrij Invulbare Studiepunten (VIP) kunnen krijgen. De praktijkgerichtheid in het programma wordt versterkt door de samenwerking met de praktijkschool PTC+ in Barneveld en Oenkerk, waar de studenten praktijktraining ontvangen. Voor de major Proefdierbeheer wordt voor de practica gebruik gemaakt van het CDP (Centrale Dienst Proefdieren) van de Rijksuniversiteit Groningen. In het curriculum zijn drie stages opgenomen, in totaal 42 EC’s. De eerste stage in de propedeuse is de dierverzorgingsstage van 7 EC’s. De studenten lopen dan stage bij een dierenwinkel, kinderboerderij, dierentuin. Studenten die later de major Paard en Management kiezen, kunnen stage lopen bij PTC+ Oenkerk. In het tweede jaar is een oriënterende stage van 19 EC’s en een majorstage van 28 EC’s. Bijna alle studenten doen een afstudeerproject voor een externe opdrachtgever uit het werkveld. Het resultaat van het afstudeerproject is altijd een beroepsproduct. De opleiding organiseert ook leerbedrijven, waarin studenten onder supervisie van een docent door het jaar heen verantwoordelijk zijn voor een deel van de activiteiten van ‘het Natuurmuseum Friesland’ of het ZOO College van Aqua Zoo Friesland.
Pagina 15 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
•
•
De oriëntatie op het werkveld wordt geborgd door de contacten van de docenten met het werkveld via stagebezoeken en de begeleiding van afstudeeronderzoeken. Verder worden de studenten beoordeeld door de stagebegeleider in het bedrijf. Uit de overzicht van de evaluatieformulieren blijkt over het algemeen een hoge tevredenheid van het werkveld (gemiddeld 4,16 op een 5-punts schaal) over de studenten. Desgevraagd zijn de studenten zelf tevreden over de mate van praktijkgerichtheid van de opleiding. Tevens geven zij aan dat zij geen problemen ondervinden met het verkrijgen van stageplaatsen of afstudeeropdrachten. Uit de module-evaluaties komt eveneens het beeld naar voren dat de praktijkelementen van de opleiding gewaardeerd worden. De verschillende majorteams bespreken in hun periodieke bijeenkomsten de actualiteit en relevantie van het onderwijs. Op basis daarvan hebben majorteams het afgelopen half jaar hun toekomstvisie voor de major op papier gesteld.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de opleiding erg praktijkgericht is in zijn oriëntatie. De studenten vergaren vakkennis aan de hand van concrete praktijkopdrachten, stages en afstudeeropdracht. De opbouw van de stages is goed. De studenten leren werkzaamheden in het werkveld uit te voeren onder begeleiding van docenten en bedrijfsbegeleiders. De studenten kunnen middels de leerbedrijven en RIGO/KIGO projecten ook kiezen voor praktijkleren middels onderzoeksopdrachten. De inbreng van de praktijk in het onderwijs wordt geborgd middels de vele contacten met het werkveld. Het visitatieteam heeft steekproefsgewijs de vakliteratuur bij modules bekeken. Daarbij viel op dat de vakliteratuur bij sommige modules (bijvoorbeeld Animal Welfare) gedateerd is. De opleiding is zich hiervan bewust en heeft verbetermaatregelen genomen. Op grond van de bevindingen beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Eisen hbo’ als goed.
2.2 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
In het kader van het hogeschoolbrede project VOC (Veranderend Onderwijs Concept) heeft de opleiding Diermanagement het curriculum vernieuwd. Het programmateam van Diermanagement heeft met begeleiding van externe onderwijsadviseurs van de Hanzehogeschool vanuit het aangereikte kader een blauwdruk van het programma opgesteld, waarbij zij terugredeneerde vanuit de eindkwalificaties. De blauwdruk is door ontwikkelteams verder uitgewerkt volgens een uniform format. Daarin staat aangegeven welke beroepsrol in de module aan de orde komt en welk beroepsproduct de student op gaat leveren, welke competenties (kennis, vaardigheden en beroepshouding) daarvoor nodig zijn, welke werkvormen er gebruikt worden en hoe de toetsing in elkaar steekt.
Pagina 16 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
•
• •
•
• •
•
•
•
De opleiding onderscheidt drie niveaus in de competenties. Op niveau 1 werken de studenten in beroepssituaties met beperkte complexiteit en veel begeleiding. Op niveau 2 zijn de problemen, die de student moet oplossen, complexer en is de begeleiding beperkter. Op niveau 3 zijn de beroepsproducten/diensten die een student moet leveren aan de praktijk ontleend, of worden in een enkel geval in de praktijk uitgevoerd voor externe opdrachtgevers. De problemen zijn complexer, de zelfsturing van de student is groter dan bij eerdere modulen. Het onderwijsprogramma is opgebouwd uit modulen. Op Hogeschoolniveau zijn er een 6-tal zgn. hogeschoolbrede modules ontwikkeld die in alle opleidingen opgenomen zijn. In de hogeschoolbrede modulen worden algemene competenties getraind (bijvoorbeeld voorlichten en adviseren, vermarkten van producten en diensten, brede professionalisering), maar wel steeds in een opleidingsspecifieke context. De eerste anderhalf jaar van de studie ontwikkelt de student de beroepscompetenties tot op niveau 2. Het tweede deel van het tweede jaar gaan de studenten op Oriëntatiestage. Zij oriënteren zich hier op het werkveld en hun eigen mogelijkheden daarin. Het derde en vierde studiejaar volgt de student het programma van de gekozen major en vier vrij te kiezen minormodulen. De major bestaat uit vier verplichte majormodulen, een majorstage en een afstudeeropdracht. In de vier verplichte majormodulen verwerft de student een aantal aan de major gerelateerde competenties op niveau 3. De opleiding biedt 6 heel verschillende majors aan en de student kan kiezen uit een breed scala aan minoren. De studenten vertellen dat ze soms moeite hebben de balans te vinden tussen breedte en diepte. ‘Er is zoveel te leren, te veel eigenlijk. Er zijn zoveel leuke modules!’ De studenten geven desgevraagd aan dat zij verdieping kunnen zoeken in hun keuze van minoren. De opleiding heeft een overzicht gemaakt hoe de competenties en de niveaus van de competenties verdeeld zijn over de modulen, zie bijlage 3 Domeinspecifieke referentiekader. De studenten hebben de mogelijkheid om mee te gaan op de georganiseerde buitenland reis en zo internationale ervaring op te doen. De eerste stage dierverzorging volgt circa 25% van de studenten in het buitenland, schatten de docenten. De oriëntatiestage kunnen studenten ook in het buitenland volgen, maar de opleiding laat alleen de ‘goede’ studenten een majorstage in het buitenland lopen, vanwege beperkte mogelijkheden voor begeleiding. Voor de studenten met de major Proefdierbeheer is het niet goed mogelijk om een stage in het buitenland te lopen, vanwege de speciale artikel-12 status van deze major. In de alumni-enquête 2007 geeft 50% van de respondenten aan dat zij stage in het buitenland hebben gelopen. De opleiding evalueert de modules schriftelijk m.b.v. een digitale enquête. De gegevens van de ingevulde vragenlijsten worden automatisch verwerkt en naar de modulecoördinator en de directie verstuurd. Ook wordt elke module jaarlijks een keer geëvalueerd in een panelevaluatie. Docenten en studenten discussiëren dan op basis van de vragenlijsten met elkaar over de gevolgde module. (Zie ook facet 5.1 Evaluatie resultaten). Tevens heeft een student van de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoek gedaan naar de tevredenheid van studenten met het VOC. Uit dat onderzoek blijkt dat de studenten redelijk tevreden zijn over de inhoud van de modules. Wel valt op dat de studenten Diermanagement minder tevreden zijn dan de studenten van de opleidingen bij LifeSciences van VHL. De opleiding heeft uit verschillende evaluaties en gesprekken een aantal deficiënties en dubbelingen in het programma geconstateerd. Het projectteam zal een plan van aanpak maken om deze op korte termijn aan te pakken.
Pagina 17 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat het programma goed ontworpen is. De competenties zijn uitgewerkt in competentiekaarten, de modulebeschrijvingen maken inzichtelijk dat het geheel der leerdoelen dekkend is voor de eindkwalificaties. Per module zijn er toetsbare leerdoelen gedefinieerd. Wel merkt het visitatieteam op dat het brede aanbod aan modules en keuzes niet ten koste van de diepgang moet gaan. De strakke verdeling in perioden en modules draagt bij aan een evenwichtige spreiding van leerdoelen over het curriculum. De leerdoelen van de opleiding Diermanagement zijn op zich van voldoende breedte en diepgang. Het vernieuwde curriculum is nu volledig uitgerold, de eerste studenten die het reguliere 4jarige programma volgen hebben in 2009 hun opleiding voltooid. Begrijpelijkerwijs is er in de eerste jaren veel aandacht nodig voor evaluatie en bijstelling om de kinderziektes uit het programma en ook de uitvoering van het programma te krijgen. Het visitatieteam constateert dat de opleiding zich hiervan bewust is en actie ondernomen heeft. Verder constateert het visitatieteam dat het de opleiding qua internationalisering zich met name toelegt op het binnenhalen van studenten uit het buitenland. Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma’ als voldoende.
2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• • •
De opleiding hecht aan de samenhang in het curriculum. Daartoe heeft de opleiding de competentiekaarten vernieuwd en uitgebreid, er zijn twee soorten competentiekaarten. De ene kaart heeft de competentie als uitgangspunt en laat zien in welke modulen welke kennis, vaardigheden, en attitudes op de verschillende niveaus van de major worden geoefend. De andere kaart heeft de module als uitgangspunt en wordt gebruikt om de inhoud per module aan te geven. De competentiekaarten laten zien hoe de inhoudelijke aspecten over het curriculum zijn verdeeld. De moeilijkheidsgraad van de leerstof loopt geleidelijk op in de opvolgende studiejaren. De opleiding kent drie variabelen om de moeilijkheidsgraad te variëren: de complexiteit van de probleemstelling (mate van voorgestructureerdheid), de realiteitswaarde (gesimuleerd versus werkelijk) en de mate waarin de studenten begeleid worden. De competenties keren terug in het curriculum op een steeds hogere moeilijkheidsgraad. De modules bouwen op elkaar voort; er wordt aangegeven welke voorkennis vereist is om de module te volgen. Binnen modulen zelf wordt ook samenhang nagestreefd door het proces, waarin het beroepsproduct uiteindelijk geleverd wordt, op te delen in leertaken. Het maken van het product gaat in stappen met oplopende moeilijkheidsgraad. De majorteams en het projectteam hebben de samenhang van het programma geëvalueerd aan de hand van de competentiekaarten en de evaluatiestudie VOC. De studenten leveren hun bijdrage aan de controle op de samenhang in de studievoortgangsoverleggen (SVO’s); één met vertegenwoordigende studenten uit de propedeuse en één met studenten uit de hoofdfase. Studenten leveren verder bijdragen in de panelevaluaties en in de Opleidingscommissie DM. Desgevraagd vertellen de studenten dat zij de samenhang in het programma in de loop van hun studie leren herkennen.
Pagina 18 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
De opleiding reageert op de verkregen informatie uit de diverse evaluaties. Zo onderzoekt zij de mogelijkheden om de overgang naar de verschillende majors in jaar 3 meer te differentiëren in jaar 2.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is op grond van het bovenstaande van mening dat er sprake is van een curriculum dat inhoudelijk zowel horizontale als verticale samenhang vertoont. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten loopt geleidelijk op. Ook de opzet van de stages vertoont samenhang, met de meer oriënterende stage aan het begin van de studie en de meer specialistische en zelfstandigere stages aan het einde. De verschillende competentiekaarten geven de opleiding een handvat om de samenhang te evalueren. De opleiding reageert op de input vanuit de evaluaties om daadwerkelijk op samenhang te sturen. De samenhang wordt door de docenten en de studenten herkend en goed onder woorden gebracht. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Samenhang van het programma’ als goed.
2.4 Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
• •
•
De opleiding Diermanagement kent verschillende studieprogramma’s afhankelijk van de vooropleiding van de student. Binnen een studieprogramma ligt de leerroute voor het gemeenschappelijke basisdeel van de opleiding grotendeels vast. Daarna nemen de keuzemogelijkheden van de student toe, in de vorm van major en minor, stage en afstudeeropdracht. De opleiding biedt herkansingen om tentamens of verslagen in te halen. In het eerste jaar zijn er drie kansen, daarna krijgt de student minstens twee kansen. Desgevraagd vertellen de studenten dat zij voldoende herkansingen krijgen. Ook de evaluaties van studenten wijzen in die richting. Om de studenten te begeleiden op hun leerroute heeft de opleiding in het basisdeel van het programma per groep van maximaal 16 studenten een StudieLoopbaanbegeleider (SLB’er) toegewezen. Deze coacht de studenten bij het maken van een studieplanning, en keuzes voor stage, major en minor. Bij de overgang naar het majordeel van de studie krijgt iedere student een SLB’er toegewezen die gespecialiseerd is in de major waarvoor de student gekozen heeft (zie ook facet 4.2 Studiebegeleiding en Informatievoorziening). De informatievoorziening aan de studenten over het onderwijsprogramma verloopt via een moduleboek, hetzij in dictaatvorm dan wel in de digitale leeromgeving (Blackboard en Studentnet) (zie ook facet 4.2 Studiebegeleiding en Informatievoorziening). Bij het doorlopen van de leerroute zijn bij de overgangen naar een andere fase in het programma drempels ingebouwd in de vorm van een minimaal aantal te behalen EC’s. Dit geldt voor de overgang naar de hoofdfase (bindend studieadvies), en voor het kunnen beginnen met de oriëntatiestage, majorstage en afstudeeropdracht. De opleiding evalueert de modulen na iedere uitvoering, waarbij ook de studeerbaarheid een onderdeel is. De uitkomsten van de evaluaties komen aan de orde in diverse overleggen (zie ook 5.1 Evaluatie resultaten).
Pagina 19 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
Met tussentijdse uitvallers wordt door een decaan een exitgesprek gehouden waarbij het geboden programma onderwerp van gesprek is. De directie heeft op een speciale website toegang tot de resultaten van die gesprekken.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Uit de documentatie en uit de gesprekken blijkt dat de opleiding voldoende aandacht besteedt aan het bevorderen van een goede doorstroom van de studenten door het programma. De studie is zeker niet makkelijk, maar de studielast is over het geheel genomen passend en evenredig verdeeld over het jaar. De studiebegeleiding is ingeregeld en de studenten krijgen voldoende herkansingen voor toetsen. De leerroutes zijn adequaat en de studenten kunnen die goed volgen. De opleiding evalueert de studielast structureel. Op basis van bovenstaande bevindingen beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Studielast’ als voldoende.
2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
•
• • •
De opleiding hecht eraan om aan te sluiten bij verschillen tussen individuen en tussen groepen binnen de toegelaten studenten en is bereid daar eventueel een extra inspanning voor te leveren. De opleiding heeft verschillende leerroutes opgesteld om aan te sluiten bij de verschillende vooropleidingen van de studenten. Studenten Havo met de profielen N&G, N&T en E&M met als extra vak biologie worden in de 4-jarige Havostroom geplaatst. Student met minder scheikunde in het pakket volgen een apart programma met een extra cursus scheikunde. Havostudenten met een C&M-profiel, kunnen een 2-jarig verkort AOC programma volgen. Daarna kunnen ze doorstromen in de verkorte 3-jarige leerroute die studenten vanuit een verwante Mboopleiding kunnen volgen als zij de doorstroomvakken Biologie, Wiskunde, Engels en Nederlands hebben gehaald. Mbo-studenten van een niet-verwante vooropleiding geeft de opleiding het advies om de toelatingstoetsen voor Biologie, Wiskunde en/of Engels te doen. Vwo-studenten mogen kiezen of ze het 4-jarige of 3½ -jarige programma willen volgen. Een versnelde VWO-stroom is een ingedikt programma in de propedeuse waarin studenten 3 in plaats van 2 modulen per periode volgen. Studenten zonder een diploma dat toelating geeft tot de opleiding mogen, als ze tenminste 21 jaar zijn, toelatingstoetsen doen voor biologie, wiskunde en Engels (en Nederlands als dat niet hun moedertaal is). Studenten met een propedeuse van een verwante Hbo-opleiding kunnen tot het 2e jaar worden toegelaten. Voor studenten die een Hbo-opleiding hebben afgesloten wordt in een intakegesprek een adequate leerroute voorgesteld.
Pagina 20 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
•
• •
Sinds 2003 is de opleiding DM actief gaan werven op de Duitse markt. De Duitse instroom is vanaf die tijd geleidelijk gegroeid en lijkt zich nu rond de 30 studenten per jaar te stabiliseren. Studenten met Abitur (te vergelijken met VWO) en Fachhochschulreife (te vergelijken met HAVO) en met in ieder geval wiskunde en biologie tot en met de “11de Stufe” zijn toelaatbaar, mits ze de 4-weekse Cursus NT2, die de opleiding in samenwerking met ROC Friese Poort heeft opgezet, met voldoende resultaat afsluiten. De opleiding plaatst de studenten in de 4-jarige stroom. De opleiding zorgt ervoor dat bij het werken in studiegroepjes de Duitse studenten verdeeld worden over de groepen, zodat zij goed kunnen integreren in het onderwijs. Het eerste halfjaar krijgen de studenten de tentamens behalve in het Nederlands ook in het Duits, om eventuele taalproblemen op te lossen. Desgevraagd vertellen de Duitse studenten – in uitstekend Nederlands – dat zij echt moesten wennen aan de Nederlandse onderwijscultuur en het competentiegerichte curriculum. De Nederlandssprekende studenten herkennen dit beeld. De docenten vertellen dat de Duitssprekende studenten over het algemeen goede studenten zijn, met een positieve invloed op het niveau van de studiegroepjes. De opleiding neemt deel aan het VO-HBO-overleg van de provincie Friesland, om zicht te houden op eventuele aansluitingsproblemen met HAVO of VWO. Verder krijgt de opleiding via SLB-gesprekken, het Studievoortgangoverleg en de exitgesprekken van studenten met de decaan informatie over aansluitingsproblemen. Dat heeft geleid tot het aanbieden van bijspijkercursussen biologie, wiskunde, Nederlands en Engels. De opleiding zoekt naar een docent om een bijspijkercursus statistiek te verzorgen.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Op basis van bovenstaande bevindingen is het visitatieteam van mening dat de opleiding er goed in slaagt het programma aan te laten sluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De opleiding hanteert een adequaat vrijstellingsbeleid en heeft procedures om de aansluiting aan de vooropleiding van studenten te monitoren. De opleiding zoekt actief telefonisch contact met de aankomende student om tot adequate leerroutes te komen. De opleiding spant zich in om Duitse studenten te werven en op te nemen in het onderwijsprogramma. Het visitatieteam is van mening dat de opleiding zich echt moeite geeft om de Duitssprekende studenten te ondersteunen bij de integratie in het Nederlandse onderwijs. Dat is niet alleen een kwestie van taal, maar ook van onderwijscultuur. De studenten leren in zo in praktijk iets over omgaan met cultuurverschillen. Alles overwegende beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Instroom’ als goed.
Pagina 21 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
2.6 Duur De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: 240 studiepunten. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
• • • •
Het curriculum van de reguliere 4-jarige opleiding Diermanagement is ontworpen op basis van 240 EC’s. Studenten kunnen op grond van vooropleiding een aantal EC’s vrijstelling krijgen. Alle onderwijsmodulen zijn opgebouwd uitgaande van eenzelfde studielast van 7 EC’s. De studenten volgen per periode twee onderwijsmodulen en hebben 1 EC beschikbaar voor SLB. De studiebelastinguren (7 x 28 = 196 uur) zijn verdeeld over contacturen, opdrachten, examens en zelfstudietijd. Desgevraagd vertellen de studenten dat zij content zijn met de verdeling tussen contacturen en zelfstudie. De majorstage en afstudeeropdracht omvatten ieder 28 EC’s en zijn verdeeld over aaneensluitende perioden van 20 weken in het laatste studiejaar. Desgevraagd vertellen de studenten dat zij de studie in de voorgeschreven tijd kunnen doen. Uit de VOC-rapportage komt naar voren dat de meerderheid van de studenten Diermanagement meer dan 30 uur per week aan de studie besteedt. In het begin van de studie is de contacttijd relatief hoog en loopt daarna geleidelijk terug. De studielast is eveneens een vast onderdeel van de studentenenquêtes.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de vertaling van studiepunten in studie-uren reëel is. De studie vraagt inzet van de studenten, maar is goed te doen. De opzet waarbij er in het begin van de studie veel contacturen zijn die later teruglopen, blijkt goed te werken. De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Daarom beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Studieduur’ als voldoende.
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
Het curriculum Diermanagement is opgezet volgens het concept van competentiegericht onderwijs. Deze onderwijsvisie ligt ten grondslag aan het project Veranderd Onderwijs Concept (VOC). Het didactisch concept kan goed omschreven worden met competentiegericht en opdrachtgestuurd volgens het leerlijnenmodel. De leerlijnen weerspiegelen de verschillende leerprocessen waarin studenten leren.
Pagina 22 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
•
•
•
• •
De opleiding beschouwt een competentiegericht curriculum per definitie als interdisciplinair; omdat de onderwijseenheden altijd zijn afgeleid van de beroepspraktijk en niet van afzonderlijke disciplines. Als uitgangspunt voor het onderwijs hanteren de moduleteams zoveel mogelijk realistische, complexe beroepstaken als bouwstenen voor op te leveren beroepsproducten en het doen van beroepshandelingen. De opleiding onderscheidt drie niveaus per competentie, zie ook facet 2.2. Relatie doelstellingen en Inhoud programma. De verschillen in de niveaus berusten op de mate van begeleiding, voorgestructureerdheid van de opdrachten, aard en complexiteit van probleemstellingen, en de kennis en vaardigheden die nodig zijn om problemen aan te pakken. Naarmate de studie vordert is steeds minder sturing door de docent nodig, en er is meer zelfstandigheid van de student. De opleiding onderscheidt 4 leerlijnen, iedere leerlijn heeft eigen werkvormen. Bij de integrale leerlijn staat het opleveren van een beroepsproduct centraal. De studenten werken doorgaans samen in een project en worden vooral de eerste jaren gecoacht door een procesbegeleider. De conceptuele leerlijn gaat over het verkrijgen van vakkennis en het toepassen van belangrijke concepten. De vaardigheden leerlijn gaat over het toepassen van specifieke beroepsvaardigheden, zoals projectmanagement, gesprekstechnieken en presentatietechnieken. Naarmate de projecten in de loop van de studie complexer worden, neemt de integrale leerlijn toe en neemt het belang van de conceptuele en de vaardigheid leerlijn af. In de ervarings/reflectlie leerlijn leren de studenten reflecteren, een Persoonlijk Ontwikkelplan (POP) opstellen, procesverslagen schrijven. In het eerste jaar besteedt de SLB aandacht aan het opstellen van het POP. In stages (stageplannen opstellen en procesverslagen schrijven) en in sommige majors (procesverslagen) komt deze leerlijn terug. Het didactisch concept benadrukt de toenemende zelfstandigheid van de student in het vormgeven en uitvoeren van de praktijkopdrachten. De opleiding heeft verschillende overlegcircuits ingesteld om de ervaringen met competentiegerichte modulen en de gebruikte werkvormen te evalueren. De onderwerpen komen terug in de periodieke module-enquêtes. De opgedane ervaringen komen regelmatig in het studievoortgangoverleg ter sprake. De leerlijnen binnen de modulen die tot een major behoren worden onder de loep genomen door het majorteam dat eenmaal per periode bijeenkomt. Het Projectteam, dat een keer per periode vergadert, bewaakt de lijnen van het totale curriculum.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat het didactisch concept van het vernieuwde curriculum goed ontwikkeld is en consistent terugkomt in het ontwerp van de modules. Het didactisch concept past bij de ambities van de opleiding en haar doelstellingen. Er is veel aandacht voor de praktijk middels stages en praktijkgerelateerde cases en opdrachten in het programma, (zie ook facet 2.1 Eisen HBO). Naar oordeel van het visitatieteam krijgt het didactisch concept ‘handen en voeten’ in de uitwerking van de modules en de begeleiding van de studenten. De studenten krijgen te maken met een brede variatie in werkvormen, zij werken zowel individueel als in groepjes. Het didactisch concept is bekend bij de docenten, zij kunnen de inhoud van de diverse modules binnen het geheel plaatsen, en hun eigen bijdrage weer binnen de modules. De studenten herkennen wel de integrale leerlijn en het werken met competenties en zijn content met het praktijkgehalte binnen de opleiding. Het visitatieteam beoordeelt het facet ‘Afstemming tussen vormgeving en inhoud’, op basis van wat zij heeft gezien en gehoord als goed.
Pagina 23 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
2.8 Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
•
•
Van Hall Larenstein heeft in het kader van VOC een nieuw toetsbeleid ontwikkeld, waarin het competentiegericht toetsen nader is uitgewerkt. De moduleteams stellen van te voren vast aan welke specificaties de op te leveren beroepsproducten dienen te voldoen, welke criteria moeten worden gesteld aan de daarvoor benodigde kennis en vaardigheden en welk gedrag getoond moet worden. De moduleteams bewaken ook de diepgang, complexiteit en zwaarte van de toetsing. VHL onderscheidt een aantal hoofdtypen toetsen, die gegroepeerd zijn rond de verschillende leerlijnen. De toetsing van de integrale leerlijn is zeer praktijkgericht, de beroepsproducten staan hierin centraal. De conceptuele leerlijn wordt getoetst middels schriftelijke tentamens. De toetsing van de vaardighedenleerlijn is gericht op de individuele verbetering van de vaardigheden van een student die nodig zijn voor de beroepspraktijk, zoals communicatieve en praktische vaardigheden. De reflectievaardigheden worden getoetst middels de opdrachten in het studieloopbaanprogramma en in de stageverslagen. Daarnaast worden de competenties van de propedeuse individueel getoetst door middel van een assessment. De student maakt individueel een beroepsproduct voor een specifieke doelgroep, presenteert het aan twee docentassessoren en voert hierover een verdiepend gesprek. De opleiding heeft de gang van zaken rondom stages vastgelegd in draaiboeken voor de stages. In iedere stage (dierverzorgingsstage, oriëntatiestage en majorstage) heeft de student goedkeuring nodig voor het persoonlijke stageplan. De stages lopen op in complexiteit. Bij de oriëntatiestage ligt het accent op meewerken in de organisatie in het toekomstige werkveld, een assistent-achtige functie om alle aspecten van de bedrijfsvoering mee te maken. Bij de majorstage gaat het om het uitvoeren van een opdracht op hbo-niveau. De opleiding bewaakt de kwaliteit van de stages door middel van de stageplannen, de contacten met het stageverlenende bedrijf en de stagebezoeken van de docentbegeleider. Toetsing van de stage gebeurt door beoordeling van de vaktechnische verslagen door de docent-begeleider en door medebeoordeling door de stagebieder. Daarnaast speelt de SLB’er vooral een belangrijke rol bij de voorbereiding op de stage en de evaluatie ervan. De afstudeeropdracht vormt de eindtoets van de opleiding. In de meeste gevallen wordt deze opdracht verstrekt door een externe opdrachtgever en uitgevoerd door twee studenten. Zij worden begeleid door twee docenten van de opleiding, waarvan in iedere geval de hoofdbegeleider een deskundige is op het gebied van het onderwerp van de afstudeeropdracht. De afstudeerbegeleiders onderhouden frequent contact (wekelijks of tweewekelijks) zodat zij waar nodig kunnen bijsturen. De toetscriteria voor de afstudeerwerkstukken en de mondelinge examens zijn uitgewerkt in een beoordelingsformulier. Bij de beoordeling telt de aanpak van de vraag van de opdrachtgever en de manier waarop de studenten de opdrachtgever benaderen en over het onderzoek communiceren, (het afstudeerproces) mee voor 50%. Het verslag telt mee voor 30% en de daarbij horende presentatie voor 20%.
Pagina 24 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
• •
Naar aanleiding van de onderwijsvernieuwing heeft opleiding een nieuw Onderwijs- en Examenreglement (OER) gemaakt waarin de toetsing geregeld is. Elk tentamen wordt ten minste drie keer per jaar aangeboden in de propedeuse, en minstens twee keer per jaar in de hoofdfase. Desgevraagd vertellen de studenten Diermanagement dat zij voldoende herkansingen krijgen en dat zij hun beoordeling doorgaans binnen de afgesproken termijn krijgen. Uit het VOC rapport blijkt dat ongeveer twee derde van de studenten bij VHL vindt dat de toetsresultaten niet op tijd bekend zijn. Ongeveer de helft van de studenten geeft aan dat de inhoudelijke terugkoppeling niet voldoende is. In de onderwijsevaluaties zijn vragen over de toetsing opgenomen. De opleiding is van plan het toetskader en de kwaliteitsborging van de toetsing strakker vorm te geven, door een toetsplan te ontwikkelen waarin onder andere ‘peer review’ van alle tentamens ingevoerd wordt. Als voorbereiding daarop heeft het gehele team van de opleiding Diermanagement twee themadagen toetsing gevolgd.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat het toetsbeleid van de opleiding goed is uitgewerkt. Er is een uitgewerkt OER. De diversiteit aan toetsvormen sluit aan bij het didactisch model en doet recht aan de doelstelling om competentiegericht op te leiden. De ontwikkeling, afname en evaluatie van de toetsen is ingericht. De opzet van de stages en afstuderen, de begeleiding daarvan en de beoordeling heeft de opleiding uitgewerkt in duidelijke draaiboeken. Het visitatieteam is van mening dat de opleiding over het geheel genomen voldoende breed en diep toetst. De studenten hebben voldoende mogelijkheden om aan diverse toetsvormen en herkansingen deel te nemen. Het visitatieteam heeft steekproefsgewijs toetsen, verslagen ingezien en constateert dat de beoordeling daarvan overeenkomstig de zelfopgestelde normen zijn. Het visitatieteam heeft ook steekproefsgewijs afstudeerverslagen ingezien en besproken met de betrokken docenten. Daarbij valt het op dat het afstudeerproces relatief zwaar meetelt in het eindcijfer (50%). Van één afstudeerproject is ook het hele dossier (tussenproducten en gespreksverslagen) bezien, om een beeld te krijgen van het afstudeerproces. Het visitatieteam is van oordeel dat door de gewoonte van de docenten om in gezamenlijk overleg de afstudeerverslagen beoordelen, het 4-ogen principe niet tot haar recht komt. Zij beveelt aan om eerst ieder apart een cijfer te geven en dan in overleg te middelen. Verder vindt het visitatieteam het opvallend dat de criteria om het afstudeerproces te beoordelen tamelijk impliciet blijven. De docenten hanteren geen algemeen gedeelde toelichting of handleiding bij het beoordelingsformulier. Dat maakt de beoordelingsprocedure voor een externe instantie tamelijk ondoorzichtig. Het visitatieteam onderschrijft het beleid van de opleiding om de kwaliteitsborging van de toetsing strakker vorm te geven. Zij geeft de opleiding in overweging daar ook de beoordeling van het afstuderen bij te betrekken. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Beoordeling en toetsing’ daarom als voldoende.
Beoordeling van het onderwerp ‘Programma’ Het programma van de opleiding, waarin de eindkwalificaties adequaat verwerkt zijn, is samenhangend en van hbo-niveau. Werkvormen sluiten aan bij de didactische uitgangspunten. De toetsen zijn van voldoende zwaarte en complexiteit. Alle facetten zijn goed of voldoende beoordeeld. Daarom is de beoordeling voor het onderwerp ‘Programma’ positief.
Pagina 25 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
3. Onderwerp: inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • •
• • • •
De opleiding onderhoudt de binding met het beroepsdomein op diverse manieren, waarbij vooral de contacten via stage, afstudeeropdrachten en moduleprojecten een belangrijke rol spelen. Daarnaast is het curriculum onderwerp van gesprek bij de Externe Adviescommissie Diermanagement. Een groot aantal medewerkers is actief betrokken bij een of meer van onderstaande activiteiten waardoor de band met het beroepsdomein versterkt wordt: o KIGO-projecten o Samenwerkingsverband met (buitenlandse) universiteiten en hogescholen o Natuurbeschermings- en dierbeschermingsorganisaties Van de medewerkers die bij de opleiding zijn aangesteld is 38% tijdelijk in dienst. Ongeveer driekwart van het personeelbestand werkt in deeltijd. Sommige docenten werken tevens in het werkveld. Er worden lezingen georganiseerd en gastsprekers uitgenodigd om de praktijkkennis in het onderwijs te brengen. De opleiding maakt binnen de taakbelasting ruimte om de contacten met de beroepspraktijk daadwerkelijk te onderhouden, bijvoorbeeld door bestuurswerk voor Natuurmonumenten of Platform Verantwoord Huisdierenbezit. Desgevraagd waarderen de studenten de vakinhoudelijke kennis en de praktijkgerichtheid van de docenten. Het beeld uit de module-evaluaties ondersteunt dit beeld.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is op basis van wat zij heeft gezien en gehoord van oordeel dat de docenten in de lessen een goede verbinding weten te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. De inzet van gastdocenten en de lezingen dragen daar ook aan bij. De docenten onderhouden op verschillende wijzen contacten met het werkveld: via de onderwijsactiviteiten, de samenwerkingsprojecten, en ook met natuurbeschermingsorganisaties (bestuur, vrijwilliger). Veel docenten hebben actuele praktijkervaring in het betreffende werkveld. Het beleid van de opleiding om een gedeelte van de medewerkers in tijdelijke dienst te hebben, biedt mogelijkheden om de verbinding met de beroepspraktijk te onderhouden. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Eisen hbo’ als goed.
Pagina 26 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
3.2 Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • • •
•
•
•
De opleiding geeft in haar Strategisch Personeelsplan in een tweejaarlijkse periode aan waar de prioriteiten in personeelbeleid liggen en hoe zij haar doelstellingen gaat bereiken. In het plan staan ook de kwantitatieve overzichten en beleidsdoelstellingen geformuleerd. De opleiding heeft het afgelopen jaar twee ervaren (praktijk-)docenten aangetrokken met expertise in respectievelijk Wildlife Management en juridische kwesties. Daarnaast heeft de opleiding vier projectmedewerkers aangetrokken. De opleiding maakt jaarlijks een planning voor de inzet van personeel, waarin de feitelijke inzet van taken per medewerker is vastgelegd. Daarin is ruimte genormeerd voor onderwijsuitvoering, scholing en ontwikkeling. Tussen 2003 – 2008 telde de opleiding tussen de 621 – 738 studenten, met een gemiddelde van 682. Uitgaande van ± 35 FTE beschikbaar voor onderwijs en begeleiding betekent dit een docent/student ratio van 1:19. De opleiding doet mee aan de tweejaarlijkse medewerkerstevredenheidsonderzoeken in WURverband. Uit de medewerkersmonitor 2008 komt naar voren dat voor de gezamenlijke opleidingen Landbouw, Diermanagement en Bedrijfskunde & Agribusiness de ervaren werkdruk een punt van aandacht is. De opleiding is zich hiervan bewust en besteedt hier aandacht aan in de jaarlijkse gesprekscyclus over planning, voortgang en beoordeling. Het ziekteverzuim korter dan een jaar is 3,86%, waarvan ongeveer driekwart zwangerschapsgerelateerd. Kort ziekteverzuim wordt binnen de modulen opgevangen door het overnemen dan wel omwisselen van lessen. Bij het ontbreken van beschikbare capaciteit of expertise, dan wel bij “dreigende’ uitval, heeft de opleiding de afgelopen tijd regelmatig tijdelijk extern personeel aangetrokken. In de gesprekken met het visitatieteam merken de studenten de studenten op dat de bereikbaarheid van enkele docenten soms lastig is. Dit beeld komt overeen met de uitkomst van de VOC onderzoek, waarin de VHL-studenten aangeven dat docenten soms lastig bereikbaar zijn. De studenten waren tevreden over de omvang van de groepen en de frequentie van de lessen.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de kwantitatieve bezetting van de opleiding voldoende is. De opleiding heeft een Strategisch personeelplan en een jaarplanning met inzet van de docenten. Het ziekteverzuim is laag. De opleiding is zich bewust dat de ervaren werkbelasting van de docenten een aandachtspunt is. De studenten zijn over het algemeen positief over de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de docenten en het aantal contacturen en begeleiding . Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
Pagina 27 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
3.3 Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• •
• •
De opleiding heeft de inhoudelijke, didactische en organisatorische eisen geformuleerd waarmee zij invulling wil geven aan het onderwijsprogramma uitgewerkt in het Strategisch Personeelplan. Daarin is vooral veel aandacht voor de mogelijke inzet van de docenten, een lange termijn ontwikkelingsvisie (opleidingsvisie) staat er niet in. De opleiding is zich hiervan bewust en gaat dit nader uitwerken in het volgende Strategische Ontwikkelplan. In het kader van de onderwijsvernieuwing zijn er verschillende rollen gedefinieerd die docenten kunnen vervullen: de expert met vakkennis die inhoudelijk commentaar geeft, de procesbegeleider / tutor is ook een expert, maar dan meer gericht op niet-specifieke beroepscompetenties, assessor bij assessments, studieloopbaanbegeleider. De docenten zijn bijgeschoold in het uitoefenen van deze rollen, zij werken nu samen in multidisciplinaire moduleteams. De opleiding besteedt aandacht aan bijscholing van het docententeam. Afgelopen jaar was het onderwerp toetsen en beoordeling. Het personeelbeleid met de RGB (resultaatgericht beoordelen/begeleiden)-systematiek voorziet in een aantal jaarlijkse gesprekken. Daarbij wordt de cyclus gehanteerd van vooruitblik (planning), voortgang en terugblik (beoordeling). Daarbij komt ook de vakinhoudelijke (bij)scholing aan de orde. De aard van de scholing/ontwikkeling is op het individu afgestemd en varieert van het lopen van een aantal praktijkstages tot een tweejarige cursus coaching. Het initiatief van deze scholing/ontwikkeling kan zowel van de medewerkers als van de leidinggevende uitgaan. De module-evaluaties schenken aandacht aan de kwaliteit van de docent, zowel didactisch als vakinhoudelijk. Tekortkomingen en ook positieve feedback is onderwerp in de RGB-gesprekken. Het VOC-onderzoek concludeert dat studenten tevreden zijn over het enthousiasme en de vakdidactische kwaliteiten van de docenten. Ook vinden ze dat de docenten voldoende op de hoogte zijn van de huidige beroepspraktijk. Dit beeld wordt bevestigd in gesprekken met de studenten. Ook de alumni geven aan dat zij de docenten goed vinden en dat zij goed begeleid werden door de docenten.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de docenten goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen in het vakgebied. De docenten kunnen op grond van hun ervaring die ontwikkelingen in perspectief plaatsen. De docenten zijn enthousiast over het nieuwe onderwijsmodel, met de mogelijkheden om rekening te houden met de verschillende leerstijlen van de studenten en de gerichtheid op een actieve participatie van de studenten. De docenten brengen het model met verve in de praktijk en zetten zich in om het tot een succes te maken, ook al kost dat extra inzet. Het visitatieteam is getroffen door de betrokkenheid van de docenten met het thema dierenwelzijn en de mens-dier relatie, en het vermogen van de docenten om hun betrokkenheid over te dragen op de studenten. Er bestaat een goede sfeer in het docentencorps van solidariteit en onderlinge bijstand. De opleiding is zich bewust van het belang van een goed opgeleid docentencorps en besteedt daar aandacht aan. Het visitatieteam beoordeelt dit alles overziende het facet ‘Kwaliteit personeel’ als goed.
Pagina 28 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling van het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Het visitatieteam heeft geconstateerd dat de opleiding werkt met een deskundig docentencorps en gastsprekers dat goed in staat is om in het nieuwe, competentiegerichte curriculum de verbinding met de beroepspraktijk te leggen. De formatie is van voldoende omvang. De docenten stralen enthousiasme en betrokkenheid bij het werkveld uit, dat heeft een positieve uitwerking op de betrokkenheid van de studenten. De facetten van het onderwerp ‘Inzet van personeel’ zijn door het visitatieteam als goed respectievelijk voldoende beoordeeld. Daarom beoordeelt zij dit onderwerp ‘Inzet van personeel’ ook als geheel positief.
Pagina 29 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
4. Onderwerp: voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
•
•
•
De opleiding Diermanagement huist in het gebouw van de VHL in Leeuwarden aan de Agora, samen met 8 andere opleidingen. Het gebouw beschikt over leslokalen met beamer, spreekkamers voor projectgroepen en werkruimten voor docenten. Het gebouw kent ook vele studienissen, waar groepjes studenten kunnen vergaderen. Tevens zijn er ook stilte-plekken ingericht zodat studenten ook in alle rust kunnen studeren op de school. Voor de opleiding Diermanagement is buiten het hoofdgebouw een stal ingericht waarin dieren worden gehuisvest. In practica bij een aantal modules leren studenten verschillende vaardigheden met deze dieren. Ook worden practica uitgevoerd op de locaties van PTC+ en Aqua Zoo Friesland. Bij elk laboratorium op de school zijn veiligheidsinstructies opgenomen in practicumdictaten. Een veiligheidsfunctionaris bewaakt de naleving van wet- en regelgeving. Voor zover ze uitgevoerd worden in de stal of laboratoria van school, zijn dit dierproeven in het kader van de Wet op de dierproeven (Wod). Om deze te mogen uitvoeren is het Van Hall Instituut vergunninghouder (ex Wod). Alle dierproeven zijn ter goedkeuring voorgelegd aan de DEC BON (dierexperimentencommissie beroepsonderwijs Nederland) en zijn van een positief advies van deze commissie voorzien. Voor studenten met ethische bezwaren tegen dierproeven of snijpractica heeft de opleiding een regeling getroffen. Zij kunnen een vervangende opdracht vervullen. De mediatheek biedt studenten toegang tot recente vakliteratuur, naslagwerken en ook directe toegang tot de bibliotheken van andere instituten van de WUR. In de mediatheek zijn vrije werkplekken met en zonder computer beschikbaar, overlegplekken, faciliteiten voor nieuwe media en laptopondersteuning. Er staan op diverse plekken in het gebouw printers annex kopieerapparaten ter beschikking aan studenten en personeelsleden. Voor studenten zijn er computerlokalen met in totaal 250 computers beschikbaar (1:8 studenten). Elke werkplek maakt deel uit van WURnet en geeft daarmee toegang tot een groot aantal programma’s, zoals e-mail, Eduweb, Studentnet, Intranet en Internet. Tevens beschikt het gebouw over een draadloos netwerk, zodat studenten ook met hun eigen laptops overal over Internet en e-mail kunnen beschikken. De opleiding maakt gebruik van Blackboard, een elektronische leeromgeving, voor de communicatie over de modulen. ProgRESS is het programma dat de studenten gebruiken voor het intekenen op modulen, het raadplegen van resultaten en het intekenen op inhaal-/herkansingstentamens. Op EDUweb krijgen studenten beschikking over een gepersonaliseerde portal, waarin ook Blackboard en het Digitaal portfolio zijn opgenomen.
Pagina 30 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de algemene opleidingsruimten in het gebouw Agora toegesneden zijn op een breed scala aan onderwijsvormen waarin studenten niet alleen hoorcolleges krijgen, maar ook werkcolleges, in werkgroepen werken en toegang hebben tot een uitgebreide mediatheek. De faciliteiten voor praktijkonderwijs zijn geborgd met de laboratoria, de stal en de laboratoria en via de leerbedrijven, en PTC+ Barneveld en Oenkerk. De studenten en docenten zijn tevreden over de faciliteiten. De opleiding heeft de procedures om de tevredenheid met de faciliteiten te monitoren ingericht en kan desgewenst maatregelen te nemen. Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als goed.
4.2 Studiebegeleiding en informatievoorziening De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• •
•
•
In de visie van de opleiding is de student zelf verantwoordelijk voor het leerproces. Daarbij krijgt de student begeleiding en instrumenten aangereikt om zelf de studeerbaarheid te optimaliseren. In de studiebegeleiding hebben de docent, studieloopbaanbegeleider (SLB’er) en decaan specifieke taken en verantwoordelijkheden. In de verschillende modules krijgen de studenten inhoudelijke feedback en ondersteuning door de docent/expert en de tutor. In de stages krijgen de studenten begeleiding vanuit de opleiding door de docentstagebegeleider en vanuit het bedrijf door de externe stagebegeleider. In gesprek met het visitatieteam vertellen studenten dat ze niet al te veel last hebben van meelifters in de opdrachten. De alumni in de HBO-monitor 2007 vinden echter dat het meeliften bij groepsopdrachten te makkelijk gaat, namelijk 81% (landelijk 65%). In gesprek met het visitatieteam bevestigen de alumni dit beeld. Bij de begeleiding van de studenten besteden de docenten ook aandacht aan voorlichting over het werkveld. De alumni vertellen hoe belangrijk het is om met reële verwachtingen het werkveld te betreden. De opleiding heeft een systeem voor studieloopbaanbegeleiding (SLB) ingericht om de student te leren aan de hand van zelf gestelde leerdoelen zich te oriënteren op het toekomstig beroep, daarvoor praktijkervaring op te doen en bewust vaardigheden te ontwikkelen. De SLB is gericht op afnemende sturing door de docent en een toenemende zelfstandigheid van de student. Zo is de SLB in het eerste jaar sturender en gestructureerder van opzet dan in de jaren erna. In de propedeuse vindt SLB plaats in groepen van 16 studenten, daarnaast krijg de student ook individuele gesprekken met de SLB-er. De nadruk ligt op (zelf)reflectie, het POP en de keuze voor de major. Tevens begeleidt een SLB-er de studenten bij de majorstage en de afstudeeropdracht. Voor andere achterblijvende studenten (vijfdejaars en ouder) onderhoudt één docent regelmatig contact. Het SLB-programma wordt gewaardeerd met 4 EC’s per studiejaar. Van de 16 punten besteedt de student er zes aan projecten buiten het curriculum, om zich te verdiepen, of te oriënteren. Dit zijn zogenaamde Vrij Inzetbare Punten (VIP). Voor studietrajecten anders dan het vierjarige worden de activiteiten aangepast aan eerder verworven competenties van de student.
Pagina 31 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
• •
•
•
Desgevraagd vertellen de studenten dat zij de studieloopbaanbegeleiding de eerste twee jaar tamelijk uniform en strak vinden als het gaat om het maken van Persoonlijke Ontwikkelplannen. Daarin zien zij liever meer flexibiliteit. Wat betreft de ondersteuning bij de major en minor keuzes zijn de studenten tevreden. De conclusies uit het VOC-onderzoek over SLB weerspiegelen dit beeld. In gesprek met het visitatieteam noemen studenten spontaan als sterk punt dat zij in hun persoonlijke ontwikkeling begeleid worden, niet alleen bij de keuze van minoren en majoren. Bij de doorstroom van de propedeuse naar de hoofdfase zijn drempels ingebouwd (bindend studieadvies, propedeuse in twee jaar halen, assessment). Ook mag een student pas bij een voldoende aantal studiepunten beginnen met de projectstage en het afstudeerproject. Voor begeleiding bij persoonlijke problemen kan de student terecht bij het decanaat van Van Hall Larenstein. De decaan is een vertrouwenspersoon en helpt de student bij het zoeken naar oplossingen bij studieproblemen, persoonlijke problemen of mogelijke financiële hulp bij studievertraging, ziekte of andere bijzondere omstandigheden. De opleiding heeft drie verschillende digitale omgevingen voor docenten en studenten. Dat is historisch zo gegroeid. Intranet is niet primair op onderwijs gericht, is alleen voor personeel toegankelijk met algemene informatie over de WUR. Personeel start op met Intranet waarin een link is naar Eduweb. Eduweb is in 2007 geïntroduceerd voor studenten als toegangspoort voor de overige systemen, zoals Blackboard en Progress waarin de cijfers bijgehouden worden. In 2008 is ook Studentnet ingevoerd, dat toegang geeft tot alle niet-persoonlijke onderwijsgerelateerde informatie, zoals roosterinformatie, onderwijsprogramma’s, modulebeschrijvingen, begeleiding en advies. De (proces)begeleiding maakt deel uit van de module-evaluatie. Daarnaast worden alle modules geëvalueerd in zogenaamde panelevaluaties.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: De informatievoorziening qua studiehandleidingen en studieboeken is in het algemeen redelijk op orde. Vooral in de beginfase van de studie rapporteren studenten dat zij soms moeite hebben om de juiste informatie (bijvoorbeeld de roosters) op tijd te kunnen vinden. Het is begrijpelijk dat de invoering van het vernieuwde curriculum gepaard gaat met kinderziekten, dan is de informatievoorziening soms wat provisorisch. De ‘kleine kwaliteit’ is wat dat betreft een aandachtspunt. De uitwerking van de verschillende rollen van de studenten vormt met de invoering van het VOC een integraal onderdeel van het didactisch concept van de opleiding. De opleiding heeft hier aandacht aan besteed, de studiebegeleiding leeft bij de docenten. Het visitatieteam merkt op dat de opleiding eigen accenten heeft gegeven aan het VHL-brede SLB concept, bijvoorbeeld de VIP, de cv-gerichte benadering bij SLB. Het visitatieteam is getroffen door aandacht van docenten en praktijkbegeleiders voor voorlichting en begeleiding van studenten bij de visieontwikkeling op hun toekomstige werkveld. De docenten en praktijkbegeleiders slagen erin de gedrevenheid van de studenten te kanaliseren, zonder dat hun enthousiasme afkoelt. “Ze komen hier met een droom, ze studeren af met een ideaal” verwoordt de opleidingsdirecteur. Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het het facet Studiebegeleiding en informatievoorziening als goed.
Pagina 32 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling van het onderwerp ‘Voorzieningen’ Het visitatieteam is van oordeel dat de voorzieningen in het gebouw, de laboratoria en de stal goed op orde zijn. De samenwerking met PTC+ en de leerbedrijven zorgt voor een adequate omgeving waarin studenten praktijkkennis kunnen opdoen. De studiebegeleiding is adequaat opgezet en wordt met verve uitgevoerd. De studenten krijgen voldoende informatie over relevante zaken betreffende de opleiding. De facetten van het onderwerp ‘Voorzieningen’ zijn als goed beoordeeld. Daarom is het oordeel voor het onderwerp als geheel positief.
Pagina 33 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
5. Onderwerp: interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
•
• •
Van Hall Larenstein heeft een gezamenlijk kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld op basis van het evaluatiemodel van de European Foundation for Quality Management, EFQM. De opleiding Diermanagement heeft haar werkplan in hoofdlijnen opgebouwd rond de aandachtsgebieden van EFQM. De opleiding evalueert alle modulen na afloop met behulp van de VHL digitale vragenlijst HBOspiegel. In deze enquête komen de verschillende aspecten van het onderwijs (zoals de inhoud, de informatievoorziening, de manier van lesgeven en toetsing) aan de orde. Verder evalueren de externe stagebegeleiders de stagiaires. In de HBO-monitor evalueren alumni de opleiding, zij het dat deze evaluaties over het oude programma gaan. De opleiding evalueert de doelstellingen en de resultaten van de opleiding op verschillende manieren op basis van de input uit de evaluaties. De opleiding beschouwt intercollegiaal overleg als een belangrijke basis voor de kwaliteit van het onderwijs. Naast informeel overleg, kent de opleiding de volgende formele overlegorganen: o Panel: Na de module bespreken studenten en docenten de ervaringen in de module aan de hand van de HBO-spiegel. Op basis van dit gesprek wordt een aandachts- en verbeterpuntenformulier ingevuld. o StudieVoortgangsOverleg: studievoortgangoverleg met studenten uit de propedeutische fase en de hoofdfase. Op- en aanmerkingen uit deze overleggen worden direct met de betrokkenen gecommuniceerd en zijn ook input voor de beoordelingsgesprekken. o Opleidingscommissie: conform het reglement VHL bestaat de opleidingscommissie uit studenten en docenten. De opleidingscommissie vergadert minstens één keer per periode, over alle zaken betreffende het onderwijs. De opleidingscommissie geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het management. o Moduleteam overleg o Majorteam overleg o Propedeuseteam overleg o Projectteam overleg o Internationaliseringsplatform o Examencommissie o Externe adviescommissie (EAC) De opleiding heeft per evaluatie-instrument uitgewerkt hoe vaak het instrument wordt afgenomen, welke vragen er gesteld worden en in welke vergadercircuits de resultaten besproken worden. Dit is vastgelegd in het Handboek Kwaliteitszorg. De opleiding heeft twee studenten van de Rijksuniversiteit Groningen gelegenheid geboden hun master theses te doen over de evaluatie van het VOC, met respectievelijk de docenttevredenheid en de studenttevredenheid als onderwerp. Op basis van deze rapporten heeft de opleiding verbeterpunten geïnventariseerd.
Pagina 34 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam heeft geconstateerd dat de opleiding Diermanagement haar doelstellingen en resultaten evalueert volgens het VHL-brede kwaliteitszorgsysteem. Het systeem is uitgewerkt in gestandaardiseerde evaluaties die besproken worden in formele overleggen. Het management en de docenten van de opleiding zijn bekend met het systeem, in die zin is het evalueren van resultaten een levend systeem in de dagelijkse praktijk van het onderwijs. De studenten geven input in de vorm van module-evaluaties en participeren in diverse overleggen. De opleiding is zich er van bewust dat zij geen streefdoelen heeft opgesteld voor de kwaliteit van het onderwijs in brede zin. Het visitatieteam is het met de opleiding eens dat dit punt aandacht verdient. De managementdoelen voor kwaliteit zijn geformaliseerd in de reguliere managementcyclus. Dit alles overziende beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Evaluatie van resultaten’ als ‘voldoende’.
5.2 Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
•
• • • •
•
Sinds 2004 is een door het College van Bestuur ingesteld en aan hem verantwoordelijk kwaliteitsmanagementteam actief, onder de naam “Q-platform”. Dit team, bestaande uit twee personen van Larenstein en twee van Van Hall, is verantwoordelijk voor het uniformeren van de bovengenoemde kwaliteitsprocessen binnen Van Hall Larenstein. Op het niveau van de opleidingen en de modulen zijn de opleidingsdirecteuren verantwoordelijk voor de uitvoering van de kwaliteitscycli. Zij worden daarbij ondersteund door Kwaliteitscoördinatoren; deze zijn belast met het vergaren van de informatie en de kengetallen. Eén en ander wordt gemonitord door het Q-platform. De uitkomsten van de evaluaties worden in de verschillende overleggen besproken. Op moduleniveau voeren moduleteams na elke uitvoering overleg om de module voor een volgende uitvoering te actualiseren, mede op basis van het aandachts- en verbeterpunten-formulier. Kleinere veranderingen kunnen desgewenst tussentijds doorgevoerd worden. Grotere veranderingen of veranderingen op programmaniveau lopen via het projectteam. De opleiding heeft in 2008 voor de tweede keer een ronde gesprekken tussen de opleidingsdirectie en de modulecoördinatoren georganiseerd, de moducogesprekken. In de Resultaatgerichte Beoordelingscyclus heeft de opleiding vanaf 2008 – 2009 de kleine kwaliteit als onderdeel opgenomen, zoals op tijd les beginnen en eindigen, op tijd toetsen, taken, verslagen e.d. nakijken en van heldere feedback voorzien. De opleiding heeft naar aanleiding van kritiekpunten uit de visitatie van 2003 verbeteringen doorgevoerd. De kritiek was dat kwaliteit van sommige modulen laag was, met name de onderwerpen voeding en gezondheid. Bij het ontwerp van het nieuwe curriculum is hier aandacht aan besteed. Verder heeft de opleiding sinds de vorige visitatie de eisen aangescherpt om te voorkomen dat studenten te vroeg aan hun afstudeerfase kunnen beginnen. De studenten mogen pas met het afstuderen beginnen wanneer de verplichte (jaar 1+2) modulen zijn gehaald. Het is wel mogelijk om afstuderen te beginnen als nog niet alle majormodulen zijn gehaald. De alumni-enquête (HBO-monitor) inventariseert de mening van de alumni. HBO-monitor uit 2007 geeft de mening van de alumni die in 2005-2006 zijn afgestudeerd, dus met het oude programma. De
Pagina 35 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
meest duidelijke kritiek betreft de inbedding in beroepspraktijk (93%vindt de opleiding theoretisch tegen 84% van de referentiegroep) en de aansluiting bij arbeidsmarkt (42% is van mening dat de opleiding helemaal niet of niet een goede basis is om te starten op de arbeidsmark). Het vernieuwde curriculum is juist met het oog op deze opmerkingen veranderd. Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de opleiding actief inspeelt op de uitkomsten uit de verschillende evaluaties. De opleiding heeft verschillende overlegcircuits waarin de resultaten besproken worden en verbeterplannen worden uitgewerkt, waarbij sinds studiejaar 2008 ook de RGB—cyclus betrokken wordt. De studenten vertellen dat hun inbreng serieus wordt genomen, dat eigen inbreng wordt verwelkomd. De opleiding erkent dat nog steeds niet alle modulen hetzelfde constante niveau hebben. Het visitatieteam onderschrijft dat, met name de voor Diermanagement cruciale modulen Animal Welfare Quality Management en Animal Welfare aandacht behoeven. Het visitatieteam heeft vertrouwen in het zelfkritisch vermogen van de opleiding en is verheugd dat reeds maatregelen getroffen zijn om de nodige verbeteringen in deze modules te realiseren. Het visitatieteam beoordeelt derhalve het facet ‘Maatregelen ter verbetering’ als voldoende.
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten alumni en beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• • •
•
De opleiding vindt het belangrijk op systematische wijze de studenten, docenten, alumni en het werkveld te betrekken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding. Daartoe heeft zij verschillende overlegcircuits en evaluatieonderzoeken georganiseerd waarin de stakeholders gelegenheid krijgen hun stem te laten horen, zie ook facet 5.1 en facet 5.2. De inbreng van de studenten heeft de opleiding georganiseerd via de HBO-spiegel, de VHL-brede onderzoeken, en de opleidingscommissie, de panelgesprekken en het studievoortgangsoverleg. De docenten participeren in de overlegcircuits en in de kwaliteitszorg middels de panels, de AVformulieren en in de hogeschoolbrede Medewerkersmonitor. Verder kunnen zij in de jaarlijkse gesprekscyclus voor beoordelings- en functioneringsgesprekken hun ideeën en mening geven. De alumni worden bij de opleiding betrokken via de alumni-enquête (de HBO-monitor). Er is een alumnivereniging Aristaeus. In de alumni-enquête 2007 geeft 38% aan contact met de hogeschool op prijs te stellen, en 47% (tegenover landelijk 34%) heeft belangstelling voor een vorm van bijscholing. De opleiding onderkent dat er qua alumnibeleid een slag te winnen valt. De Externe beroepenveldcommissie (EAC) vergadert één à twee keer per jaar, zie ook facet 1.1 Domeinspecifieke eisen. De opleiding erkent dat zij de EAC wat betreft agenda en samenstelling iets meer uitdaging kan bieden.
Pagina 36 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
•
De opleiding onderhoudt via stages, opdrachten in de modules en afstudeerprojecten, en gastdocenten ook contacten met het werkveld. Bij nieuwe activiteiten, als het opzetten van de major Dieren in de zorg of de minor Artikel 12 WM is het beroepenveld vanaf het begin betrokken. De opleiding erkent dat zij het werkveld meer kan betrekken bij een systematische evaluatie.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van mening dat de opleiding voldoende circuits heeft ingericht om periodiek input te verzamelen van studenten en docenten met betrekking tot het eigen functioneren. De opleiding onderhoudt veel contact met het werkveld, het visitatieteam onderschrijft het voornemen van de opleiding om de EAC meer uitdaging te bieden. De relatie met de alumni is niet zo goed ontwikkeld. Het visitatieteam is het met de opleiding eens dat versterking van de contacten met de alumni verstandig is. Dit alles overziende het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende.
Beoordeling van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ De opleiding heeft de kwaliteitszorg ingericht volgens het hogeschoolbrede model. De opleiding staat open voor verbetering en vraagt de stakeholders systematisch op input. De vele informele contacten en de terugkoppeling van de uitkomsten uit de metingen naar de besluitvormingsstructuur maakt het mogelijk adequaat te reageren op verbetervoorstellen. De facetten van het onderwerp ‘Kwaliteitszorg’ zijn als voldoende beoordeeld. Daarom beoordeelt het visitatieteam het onderwerp als geheel als positief.
Pagina 37 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
6. Onderwerp: resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: •
• •
•
•
•
Het curriculum is zo ontworpen dat de studenten aan het eind van het tweede jaar de competenties op niveau 2 hebben bereikt. In het derde jaar verwerft de student voor een belangrijk deel nog op “theoretisch niveau” de competenties van niveau 3 in de richting van de gekozen major. Met de keuze van zijn minoren kan de student die major naar eigen inzicht verdiepen of verbreden. De student mag aan de majorstage beginnen als hij heeft voldaan aan een drempel van 45 behaalde EC’s. De student mag aan de afstudeeropdracht beginnen na het behalen van 105 EC’s in de hoofdfase. Met de projectstage en het afstudeerproject behaalt de student aan het eind van het vierde jaar het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De majorstage in het vierde jaar verricht de student geheel zelfstandig. De stageprocedure is vergelijkbaar met de procedure van de oriëntatiestage, met stageplan en dubbele begeleiding/ beoordeling (zowel door de docent/begeleider als door de externe stagebegeleider). De afstudeeropdracht en de projectstage betreffen vrijwel altijd onderwerpen voor opdrachtgevers uit de beroepspraktijk. De opleiding heeft de vereisten voor een afstudeerproject onder woorden gebracht. Dit draaiboek vormt een handvat voor de studenten, de docenten en ook voor de opdrachtgever. In het afstudeerproject werkt de student doorgaans in een duo. De beoordeling gebeurt individueel. Bij het afstuderen krijgen studenten twee docenten toegewezen die hen begeleiden en adviseren tijdens het gehele proces, van onderzoeksvoorstel tot eindpresentatie. Deze procesbegeleiding is gedegen, de begeleiders besteden eveneens aandacht aan het adviesproces en het belang van de opdrachtgever bij de uitkomst. De beschikbare informatie uit de HBO-monitor is niet goed hanteerbaar om te beoordelen of gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties, omdat de respondenten het oude programma gevolgd hebben. De opleiding Diermanagement heeft als voornemen om de aansluiting met de beroepspraktijk actief te monitoren. Daartoe breidt zij het stagebeoordelingsformulier uit met een aantal categorieën om te toetsen in hoeverre de opleiding de student heeft voorbereid op de beroepspraktijk. De opleiding is er trots op dat twee ex-studenten van de opleiding behoorden bij de twaalf genomineerden voor de Future for Nature Award en dat één van de drie prijzen door D. Attenborough aan een ex-student DM is uitgereikt.
Pagina 38 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Beoordeling door het Certiked visitatieteam: Het visitatieteam is van oordeel dat de eisen en resultaten waaraan de majorstages en de afstudeeropdrachten moeten voldoen, zeer zeker de Dublin Descriptoren weerspiegelen. De opdrachten uit de werkpraktijk borgen de hbo-oriëntatie van de eindproducten. Het visitatieteam heeft steekproefsgewijs een aantal afstudeerscripties en de beoordeling daarvan gedetailleerd bekeken. Het visitatieteam is van oordeel dat de beoordeling van de bestudeerde afstudeerwerkstukken de criteria van de opleiding weerspiegelen. Het visitatieteam geeft de opleiding in overweging om bij het beoordelen van het afstudeerproces ook de ervaring van de opdrachtgever expliciet mee te laten wegen. Alles overwegend beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Gerealiseerd niveau’ als goed. Daarbij heeft het visitatieteam de initiatieven van de opleiding meegenomen om de aansluiting met de beroepspraktijk actief te monitoren.
6.2 Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen: Het visitatieteam heeft op grond van de gevoerde gesprekken en de bestudering van de verstrekte informatie het navolgende kunnen vaststellen: • • •
• •
• • •
De opleiding Diermanagement hanteert als beleidsrichting het realiseren van een lichte groei in studentenaantallen en het vasthouden van de huidige onderwijsvraagfactor (OVF) van 0,92. De opleiding heeft de in-, door- en uitstroomcijfers tussen 2002 en 2008 geanalyseerd. De instroom over de afgelopen 7 jaar is gemiddeld 193 studenten, met een kleine piek in de jaren 2005 en 2006 (boven de 200 studenten) en een kleine dip in 2008 met 185 studenten. Tussen 25 en 30% van de instroom valt in de eerste twee jaar van de studie uit. De exitinterviews geven een grote diversiteit aan redenen van uitval. De opleiding constateert dat belangrijk deel van de studenten de opleiding begint in een fase waarin hij of zij nog zoekt naar een balans in het leven. De definitieve keuze voor een opleiding komt voor hen te vroeg: ze houden van dieren, maar denken nog niet aan een beroep. Het beleid van de opleiding is om de studenten zo goed en zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. De daling van de gemiddelde verblijfsduur is, gezien de visie, de realisatie van de strategie. De opleiding realiseert zich dat een de huidige OVF niet optimaal is, maar wel redelijk constant. De opleiding stelt dat de combinatie van het relatief grote aantal uitvallers en een gering percentage studenten dat door een vrijstelling een verkorte route kan volgen, een onderwijsvraagfactor van veel meer dan 0,925 vrijwel onmogelijk maakt. De gemiddelde studieduur is min of meer constant, rond de 4,7 jaar. Het aantal Duitse studenten is toegenomen tot bijna 25% van de nieuwe instromers, maar heeft geen effect op de verblijfsduur. De opleiding is voornemens om over twee jaar de effecten van het huidige bindend studieadvies te evalueren. Tevens stelt de opleiding met ingang van het studiejaar 2009-2010 een zogenaamd DUmentoraat (Diermanagament Uitloop) in om de vertraagde studenten in het 3e jaar extra te begeleiden. De opleiding vergelijkt haar cijfers standaard met de cijfers van vergelijkbare opleidingen binnen en buiten VHL. Zij merkt op dat de vergelijking altijd enigszins mank zal lopen, vanwege het unieke karakter van de opleiding.
Beoordeling door het Certiked visitatieteam:
Pagina 39 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Het visitatieteam is van oordeel dat de opleiding haar beleid heeft geconcretiseerd in na te streven doelstellingen. De OVF is redelijk constant, het visitatieteam begrijpt de verklaring van de opleiding dat deze de komende tijd niet veel hoger kan worden. De opleiding heeft de huidige situatie geanalyseerd qua instroom en doorstroom en maatregelen getroffen tot verbetering. Het visitatieteam is het eens met het beleid van de opleiding om veel aandacht te geven aan voorlichting aan en begeleiding van studenten zodat zij hun visie op hun toekomst kunnen ontwikkelen, zie ook facet 4.2 Studiebegeleiding. Op basis van het bovenstaande beoordeelt het visitatieteam het facet ‘Onderwijsrendement’ als ‘voldoende’.
Beoordeling van het onderwerp ‘Resultaten’ Het visitatieteam heeft kunnen constateren dat de gerealiseerde eindkwalificaties, aantoonbaar via de majorstages en de afstudeerprojecten, corresponderen met de beoogde kwalificaties, qua niveau (minimaal bachelor), qua oriëntatie en domeinspecifieke eisen (aard van de opdrachten). De opleiding heeft concrete beleidsdoelen geformuleerd. De opleiding monitort de instroom, doorstroom en uitstroom van studenten en neemt maatregelen indien daar aanleiding toe is. De facetten van het onderwerp ‘Resultaten’ zijn als goed respectievelijk voldoende beoordeeld. Daarom beoordeelt het visitatieteam het onderwerp als geheel ook positief.
Pagina 40 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Bijlage 1: Programma Programma visitatiedag 2 oktober 2009 9.00- 9.30
Aankomst en ontvangst visitatiepanel door de opleiding Diermanagement.
9.30- 10.00
Algemeen directeur (Ellen Marks), Opleidingsdirecteur (Hans Hardus) Voorstellen, doornemen van het programma van de visitatiedag; historie en organisatie van de opleiding.
10.00- 12.00
Adjunct-directeur, lector en projectteam, Jos Vaas (adjunct directeur), Hans Hopster (lector), Hetty van Dijk; Tjalling Huisman; Maaike Miedema; Gerrit de Jong; Monique den Heijer; Berend van Wijk (leden projectteam) Domeinspecifieke eisen, bachelor niveau, hbo-oriëntatie, programma van de opleiding. Kern: opzet van de opleiding.
12.00- 14.30
Documentenonderzoek en luch
Splitsing in twee ruimtes: 14.30- 16.00
Werkveldvertegenwoordigers en Werkveldadviescommissie Diermanagement Erwin Virginia; Sita Mik; Harry Blom; Doede van der Meer; Nienke Osinga; Warner Jens Domeinspecifieke eisen, hbo-oriëntatie, samenwerking, betrokkenheid.
14.30- 15.00
Studentleden opleidingscommissie Diermanagement (ca. 3 personen). Joke Verheijen; Esther Veldhoen; Marc Luijten Studeerbaarheid, medezeggenschap, programma en onderwijs
16.00- 17.00
Aanvullend onderzoek, intern beraad visitatiepanel.
17.00- 17.30
Opleidingsdirecteur, Adjunct-directeur. Terugkoppeling van de bevindingen van het visitatiepanel, maken van vervolgafspraken.
Pagina 41 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Programma visitatiedag 27 oktober 9.00- 10.15
Docenten (ca. 6 personen), docerend in de hoofdvakken van jaar 1-2 en 3. Andre Feenstra; Marije de Jong; Bernard Dijkstra; Theo Meijer; Hilde Wierenga; Vakinhoud, beroepsoriëntatie en didactiek.
10.15- 11.15
Afstudeerbegeleiders en stagebegeleiders, Stagecoördinator, afstudeercoördinator en coördinator SLB Sabine Schraffordt Koops; Hans Bezuijen; Tjalling Huisman; Ans Meiners; Martijn Weterings; Marije Nieuwenhuizen Afstudeeropdrachten, stages en SLB-activiteiten.
11.15- 12.30
Studenten voltijd, verdeeld over de studiejaren 1-2 en 3 Svenja Grün; Nick van Doormaal; Yvette van Dijk; Elwin Kraaij; Lisa Kramer; Chantal van der Kaa; Tina Siebel Studiebegeleiding, informatievoorzieningen, studielast, faciliteiten.
2.30- 14.30
Rondleiding, aanvullend documentenonderzoek, luch.
14.30- 15.30
Afstudeerders per major Anna van Hout; Nienke Bosma; Geertje Ruiten; Gerjanne Zijlstra; Jop Hermans; Flora Rosebrand Resultaten van de opleiding, studeerbaarheid, studiebegeleiding, programma
15.30- 16.30
Alumni per major (afgestudeerd) breed werkzaam. Paula van der Reijd; Marco Halff; Marlou Meeren; Gerdine Draaijer; Karin Karlas; Sharon Boekhout; Danny de Man Aansluiting opleiding op beroepspraktijk, voorbereiding werkveld.
16.30- 17.30
Aanvullend onderzoek, intern beraad van het visitatiepanel.
17.30- 18.00
Alle betrokkenen. Terugkoppeling van de bevindingen van het visitatiepanel, maken van vervolgafspraken.
Pagina 42 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Bijlage 2: Documenten Documenten die zijn bestudeerd Hoofdstuk 1 Doelstelling – Blauwe mappen 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14
Beleidsplan DM Kern en profiel Competentiehandboek DM Teamdagen DM Competentiekaarten 2009 Notulen opleidingscommissie Onderwijs en examenreglement Contacten en samenwerkingsverbanden Notulen externe adviescommissie Overzicht majoren en minoren Onderwijsbudget en indeling perioden VOC Onderwijskader VOC Communicatieplan VOC Notulen platform internationalisering
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16 2.17 2.18 2.19 2.20 2.21 2.22 2.23
Engelse en Nederlandse vakliteratuur Stagedraaiboek dierverzorgingsstage Stagedraaiboek oriënterende stage Stagedraaiboek majorstage Evaluatieformulier stage Stagebeoordeling door stagebieder Afstudeerdraaiboek en aanvulling Voorlichting/Werving Toetsbeleid Werkgroep assessments Overzicht excursies en gastcolleges Internationalisering Overzicht stagebieders en stage/afstudeeropdrachten Documenten SLB Overzicht internationale studenten Jaarrooster Evaluatieformulier afstudeeronderzoek Notulen projectteam Notulen majoroverleggen Notulen examencommissie Major Dieren in de Zorg Lectoraat W.v.D. RIGO/KIGO Leerbedrijven
2 Programma - Grijze mappen
Pagina 43 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
3 Inzet personeel - Gele mappen
2.24 2.25 2.26
PTC + Barneveld en Oenkerk Animoso Trainingsmateriaal studiedagen
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Instellingsplan WUR Instellingsplan VHL Strategisch personeelsplan CV’s personeel Cyclus beoordelingsgesprekken Medewerkermonitor Animan’s News (light)
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Decanaat ICT voorzieningen Rapportage KAT/ICT Practicumruimten Mediatheek
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
HBO-spiegel en panelevaluaties Ambitie kwaliteitszorg Studievoortgangsoverleggen Notulen moduco-gesprekken VOC evaluatierapport HOBEON onderzoek
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10
Jaarverslag WUR Rendementcijfers Alumni onderzoek HBO–Monitor 2007 Aansluitingsmonitor IOWO onderzoek Resultaten propedeuse Competenties Diermanagement onder de loep Stageverslagen + beoordelingen Afstudeerscripties + beoordelingen
4 Voorzieningen- Witte mappen
5 Interne Kwaliteitszorg – Groene mappen
6 Resultaten – Rode mappen
Pagina 44 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Bijlage 3: Domeinspecifiek referentiekader In het jaar 2001 is in het kader van het project Kern en Profiel een start gemaakt met het vernieuwen van de beschrijvingen voor de opleidingen in het domein Dierenhouderij en Veehouderij. De opleiding Diermanagement behoort, met de aantekening ‘uniek’, tot dit domein. De opleiding Diermanagement heeft in het kader van het project Kern en Profiel het beroepsopleidingsprofiel beschreven. Vanuit de eisen die het werkveld in de betreffende sectoren aan de afgestudeerden stelt en vanuit de missie van de opleiding zijn de ‘kerntaken’ die alle afgestudeerden moeten kunnen uitvoeren beschreven. Iedere kerntaak is in overleg met het werkveld (externe commissie) afgestemd met de actuele werkveldsituatie. Daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met het werkveld door de teamleden (docenten van het team Diermanagement) die de contacten met het werkveld onderhouden en op het betreffende terrein deskundig zijn. Een tweede controle op de kerntaken heeft plaatsgevonden door een selectie van vertegenwoordigers uit het werkveld (Diverse vertegenwoordigers uit het werkveld en de Externe Opleidingsadviescommissie Diermanagement) in 2003. De externe commissie heeft regelmatig overleg gehad over aanpassingen van het curriculum en conceptversies van opleidingskwalificaties. Beroepsprofiel Het werkveld van de opleiding Diermanagement is de sector van de non-productiedieren. Diermanagement is het beheer van dierpopulaties met kennis en inzicht in de fysiologische en ethologische behoeften van het dier, met gebruik van recht en regelgeving op het gebied van dieren. De sector beslaat een breed terrein van bedrijven en organisaties die zich bezig houden met de voeding en verzorging, het beleid en de voorlichting, de regelgeving, het management van dieren (Prof. H.C. van Hall Instituut, Eindrapportage projectgroep Diermanagement, Groningen 1991, Werkveldonderzoek Drs. P. Gielen, 1996). Daarnaast is er het specifieke terrein van het proefdierbeheer. Met uitzondering van de sector Proefdierbeheer wordt de sector gekenmerkt door een internationaal werkveld en de kennis en informatie worden geplaatst in een breed kader. De maatschappelijke en politieke belangstelling voor de mens-dierrelatie in al zijn aspecten is groot (Eerste congres “Trends in Diermanagement”, oktober 2001) en heeft in de sector een toenemende vraag naar HBO-afgestudeerden gestimuleerd. In de afgelopen jaren is gebleken dat in het werkveld op enkele terreinen zich een andere vraag heeft ontwikkeld dan voorzien. Het betreft de vraag vanuit onderwijs, voorlichting, educatie en de Hippische sector (HBOmonitor). In het onderwijs is een toenemende vraag naar onderwijsgevenden op het vakgebied van non-productiedieren in brede zin (Diermanagers op de arbeidsmarkt, A. Dummer, Leeuwarden, 1999). Met name kennis van het houden, het verzorgen, de regelgeving, het gedrag en het welzijn van non-productiedieren wordt hierbij gevraagd. Daarnaast is gebleken dat in de Hippische sector professionalisering en groei van de sector heeft geleid tot een grotere vraag naar afgestudeerden op HBO-niveau. In de sector Paardenhouderij wordt aangegeven dat de aspecten management, beheer en kennis van het paard in toenemende mate belangrijk zijn (Schroor en Blumers, Van Hall Instituut, Leeuwarden, 2001). De opleiding Diermanagement richt zich op HBO-functies in het werkveld van: Kinderboerderijen, maneges en stoeterijen, centra voor natuur- en milieueducatie, asielen, pensions, kennels, cattery's, fokbedrijven en opvangcentra, dierenspeciaalzaken, transport, im- en export van dieren, petfood- en petcare-industrie, diergeneesmiddelen- en dierbestrijdingsmiddelenindustrie, dierenartsenpraktijken en klinieken, dierentuinen, safariparken en recreatie, controlerende instanties, organisaties en verenigingen die zich richten op het welzijn van dieren en mens-dierrelaties, proefdierbedrijven, onderwijs, overheid en uitgeverijen.
Pagina 45 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Op basis van de ontwikkelingen in het werkveld zijn de onderstaande kerntaken vastgesteld. Hierbij is, naast documenten vanuit het werkveld over productontwikkeling, beleid en toekomstvisie, gebruik gemaakt van vacaturedocumentatie, werkveldcontacten vanuit de opleiding Diermanagement en werkveldonderzoek (A. Dummer, 1999, en Bras en de Jong, 2002). Naast direct aan het werkveld gerelateerde functiegroepen bestaat er een toenemende vraag in het diergerelateerde werkveld. De functiegroepen in de periferie van het werkveld zijn niet opgenomen in de functiegroepen en de kerntaken en worden in de tabel niet vermeld. In tabel 1 (paragraaf 1.3) wordt ‘Periferie’ wel beschreven.Voor de volledigheid is wel aangeven op welk vlak de functiegroepen in de periferie liggen. In de periferie kunnen trends in het werkveld herkend worden. Kerntaken voor de Dierkundig Ingenieur: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Mede gestalte geven aan interne en externe communicatie Ontwikkelen van communicatief en/of educatief materiaal Inventariseren en vertalen van diergerelateerde wetten, regels en richtlijnen naar consequenties voor de eigen organisatie. Het vertalen van wensen van groepen in de samenleving ten aanzien van de omgang met of de behandeling van dieren naar beleidsplannen van overheden of andere organisaties. Planmatig organiseren van activiteiten/evenementen/campagnes of delen daarvan Mede gestalte geven aan de ontwikkeling van een marketingstrategie. Beheren van eenheden non-productie dieren en proefdieren Het verzorgen van de technische en financiële dieradministratie Signaleren van de welzijns- en gezondheidsstatus van dieren Uitvoeren of meewerken aan onderzoek en vertalen van resultaten Vertalen van belangenconflicten naar houdingen Adviseren bij ethische besluitvorming en het hanteren van een ethische code Zelfstandig communiceren van ethische besluiten
De kerntaken heeft de opleiding vertaald naar competenties. Van iedere kerntaak en bijhorende competenties is beschreven in welke context de betreffende competenties worden ingezet. Met de in dit deel beschreven kerntaken is de afgestudeerde in staat om op het basisniveau te functioneren in het werkveld van Diermanagement. De opleiding heeft onderstaande 9 kerncompetenties geformuleerd op basis van het bovenstaande: 1. Formuleren van dier- en natuurbeleid 2. Inventariseren en vertalen van diergerelateerde wetten, regels en richtlijnen; 3. Het planmatig organiseren van activiteiten/evenementen/campagnes of delen daarvan 4. Opstellen van een product- en marktbeschrijving voor de sector non-productiedieren. Met ‘product’ wordt hier niet alleen stoffelijke goederen bedoeld, maar ook een nieuwe activiteite of een dienst. ‘Markt’ kan hier ook ‘doelgroep’ betekenen. 5. Kiezen / implementeren / beheren van kwaliteitszorgsystemen ten behoeve van dierbeheer; 6. Opzetten van of meewerken aan onderzoek en vertalen van resultaten naar praktische toepassingen; 7. Resultaatgericht samenwerken in multidisciplinair teamverband; 8. Vertalen van belangenconflicten naar houdingen binnen de mens-dierrelatie; 9. Adviseren bij dier-ethsiche besluitvorming. De kerncompetenties zijn nader gedetailleerd en ingevuld met zogenaamde competentiekaarten. Op basis van de competentiekaarten is het curriculum verder ontwikkeld, zie onderstaand schema.
Pagina 46 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Competenties en niveaus verdeeld over de modulen Per 3
Per 4
PDM13
PDM12
PDM14
a
Oriëntatie op opleiding en
Bewust Adviseren
Klantgericht Denken
Beleid en
a
werkveld
r
(nivo 1)
(nivo 1)
(nivo 1)
1
Comp 31,71 61
Comp 61,91, 41
Comp 41
(nivo 2)
PDM01
PDM02
PDM03
Comp 12, 82
Dier en Beheer
Dier en Samenleving
Natuurbeleid en -beheer
(nivo 1)
(nivo 1)
(nivo 1)
Comp 51
Comp 21,81
Comp 11, 51
J
HDM15
HDM16
a
Research Management
Planet, People, Profit
a
(nivo 2)
(nivo 2)
r
Comp 62
Comp 22,72,82
2
HDM21
HDM22
Reproduction Management
Dier en Markt
(nivo 2)
(nivo 2)
Comp 52
Comp 32, 42,12
Communicatie
Dierverzorgingstage
Per 2
PDM11
(nivo 1-2)
Per 1 J
Voorbereiding
Orientate Stage (nivo 2) Comp 91
HDM60 Van Concours tot Olympiade (nivo 2) Comp 33a J
Major module 1
Major module 2
Major module 3
Major module 4
a
HDM30 Natuur in de etalage
HDM31 Wijs in het onderwijs
HDM32 Gemeentelijk Dierbeleid
HDM80 Conservation and
r
Comp 13,62, 33
Comp 1b3,92
Policies
a
3
2
Comp 3 ,7 , 8
3
2
HDM40 Petfood met
Comp 223,33,73, 83,93 HHG36 Animal Welfare Quality
marktpotentieel
HHG35 Klanten winnen en
Man
HHG37 Leidinggeven in
Comp23,4bc3
behouden
Comp 53 3382
dierbedrijven (prakman.)
3
3
Comp 13, 23, 73
Comp 1 ,4a HDM52 Proefdier en maatschappij
HDM50 De Biotechnicus aan HDM53 Animal Welfare
Comp 2pb3, 3
Comp 6 ,9
Comp 43a
HDM51 Proefdier-beheer in
Comp art 12
de praktijk
3
HDM61 Van Huifkarverhuur tot hippisch centrum
het werk
Comp 5pb3 HDM62 Van wormspuit tot
HDM60 Van Concours tot
aqua-therapie
HDM63 De paardenfluis-
Olympiade
Comp 53a
teraar als wetenschapper Comp 63
Al in jaar 2 HDM72 De collectiebeheerder
HDM70 De ecologische adviseur
HDM71 De natuurbeheerder
Comp 1353,623,83,92
Comp 1, 5, 6, 8, 9
Comp 32, 53,13,32,83
HDM80 Conservation and Policies Comp 223,33,73, 83,93
4
Majorstage
Afstudeeropdracht
Pagina 47 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Bijlage 4: Visitatieteam Dr. M.S. Leloux, teamleider Mevrouw Leloux (1961) is na haar studie en promotie (1991) farmacie aan de Rijksuniversiteit Utrecht bij verschillende organisaties (AKZO Nobel, RIKILT, NIZO food research) in verschillende researchfuncties (onderzoeker, projectleider, programmaleider, onderzoeksdirecteur en business development manager) werkzaam geweest. Daarnaast voert zij sedert 2003 voor Certiked regelmatig visitaties uit, onder meer als teamleider, secretaris en extern deskundige. Momenteel is zij zelfstandig adviseur op het gebied van kennisexploitatie (www.scienceandbusiness.nl) en werkt zij als zodanig onder andere bij Radboud Universiteit Medisch Centrum. Daarnaast ontwikkelt en geeft zij (internationale) workshops op het gebied van kennisexploitatie. Zij is tevens lid van een schoolbestuur van een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. Drs Y.M.H. Kleintjes, extern deskundige Yvonne Kleintjes (1964) studeerde biologie/aardrijkskunde aan de Lerarenopleiding in Nijmegen en Milieugeografie aan de Universiteit Nijmegen. Zij werkte in verschillende functies in het onderwijs: als docent biologie in het Lager Agrarisch Onderwijs, als onderzoeker aan de Universiteit Nijmegen en als opleidingscoördinator bij het Centrum voor Milieu en Klimaatstudies van Wageningen Universiteit. Daar ontwikkelde en coördineerde ze samen met collega’s van milieukundecentra in Amsterdam en Leiden de European Postgraduate Cours in Environmental Management. Na een aantal jaren als adviseur bij SOM onderwijs- en milieuadvies werkt ze sinds 2001 als senior beleidsmedewerker bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; de laatste twee jaar bij het cluster dierenwelzijn en diergezondheid van de Directie Agroketens en Visserij. Zij is tevens secretaris van een schoolbestuur voor primair onderwijs. Drs. H.J. de Vries, extern deskundige Henk de Vries (1958) studeerde biologie, met als specialisatie landschapsecologie, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na zijn afstuderen werkte hij als specialist bij de Provincie Fryslân, het Rijksinstituut voor Natuurbeheer en ecologisch adviesbureau LB&P, om vervolgens als projectleider Landelijk Gebied in dienst te treden bij Heidemij Advies, later Arcadis. Vanaf 1997 is hij hoofd van de afdeling Natuurkwaliteit en adjunctdirecteur van It Fryske Gea. In die hoedanigheid heeft hij veel ervaring met natuurbescherming en –beheer, natuurherstelprojecten in binnen- en buitenland en met het natuurbeleid. S.M.A Wierckx MSc, student lid Suzanne Wierckx haalde haar Bachelor in Dier-en Veehouderij aan the HAS Den Bosch, gevolgd door een Master of Science in Animal Biology and Welfare op Writtle college (Essex University). Haar afstudeerscriptie heeft als onderwerp ‘Management and welfare aspects of loose housing systems with compost, for dairy cattle’. Sinds September 2009 werkt zij aan de HAS Den Bosch als project assistent en studieloopbaanbegeleider en heeft daarnaast nog een aantal onderwijstaken betreffende de opleiding Dier- & Veehouderij. Drs. C.J. de Monchy, secretaris Mevrouw de Monchy studeerde arbeids- en organisatiepsychologie (UvA, 1981). Na haar studie werkte zij tien jaar bij verschillende verzekeraars: als beleidsadviseur en later als lijnmanager. Begin 1991 maakte zij de overstap naar extern advies, in een netwerk van geestverwante organisatieadviseurs. Zij legt zich vooral toe op ontwikkeltrajecten voor professionals om de kwaliteit van hun werk te verbeteren. (www.kennisfabriek.nl) In 2008 verscheen haar boek: ‘Floreren als professional. Werken vanuit een dynamisch perspectief’. Sinds 1992 is zij als gastdocent verbonden aan de Haagse Hogeschool deeltijdonderwijs, sinds 1997 aan de Open Universiteit. Zij doceert verschillende vakken op het gebied van management & organisatie. Carolien de Monchy is vanaf 2006 betrokken bij Certiked-VBI als secretaris.
Pagina 48 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
X
X
X
X
X
X
drs C.J. de Monchy, Secretaris
S.M.A. Wierckx MSc, Studentlid
Panelleden
drs H.J. de Vries, Deskundige
dr M.S. Leloux, Voorzitter
drs Y.M.H. Kleintjes, Deskundige
Bijlage 5: Deskundigheid
Werkvelddeskundigheid
Vakdeskundigheid
X Internationale deskundigheid
X
X
X
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid Visitatie-of auditdeskundigheid, inclusief kwaliteitszorg- deskundigheid
Pagina 49 van 50 Diermanagement
Van Hall Larenstein © Certiked-vbi
Bijlage 6: Onafhankelijkheidsverklaringen
Pagina 50 van 50 Diermanagement