Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 - 2016
1
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Samenvatting Sinds 2010 is de onderzoeksfunctie binnen het hbo verankerd en beschreven in de WHW (art 1.3 lid 3). Middels het Brancheprotocol HBO (2009) worden de drie doelstellingen van het praktijkgericht onderzoek geborgd: 1. bijdrage aan maatschappelijk relevante kennis; 2 bijdrage aan actualiteit en onderzoekscompetenties in het hbo-onderwijs; 3. vragen beantwoorden uit het werkveld. De ambitie van Van Hall Larenstein in 2013– 2016 is de verdere uitbouw en ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek binnen de onderwijsorganisatie. Een eerste stap is het ontwikkelen van de voorliggende beleidsnotitie. Als gespecialiseerde hogeschool in het groene domein draagt Van Hall Larenstein bij aan de kwaliteit van leven door uitdagend groen onderwijs te verzorgen en praktijkgericht onderzoek uit te voeren in samenwerking met het werkveld. Een breed aanbod en kwalitatief goed onderwijs en onderzoek zijn onderscheidende kenmerken van Van Hall Larenstein. Doordat VHL de verbinding legt tussen het onderwijs, praktijkgericht onderzoek en het werkveld, worden onderzoeksresultaten gebruikt in het onderwijs en verwerven studenten competenties die aansluiten bij de vraag van het werkveld. Lectoren spelen in het kader van Life Long Learning een rol in de professionalisering van docenten en het werkveld. Om deze visie te realiseren werkt VHL met vier kerndoelen voor praktijkgericht onderzoek: Kennisontwikkeling Onderwijsontwikkeling Professionalisering van docenten Kenniscirculatie. Onderzoek binnen VHL wordt getoetst en beoordeeld op basis van deze vier kerndoelen. Daarnaast moet het onderzoek bijdragen aan het rendement voor de hogeschool als geheel. De aard van het praktijkgerichte onderzoek bij Van Hall Larenstein wordt gekenmerkt door: 1. relevant en met impact voor de beroepspraktijk; 2. wetenschappelijk valide en met aandacht voor de bijdrage aan de algemene kennis ten behoeve van maatschappij en beroepspraktijk; 3. Onderwijs-gerelateerd; 4. internationale oriëntatie. De vastgelegde doelen in de Prestatieafspraken 2012 – 2015, de ontwikkelingen in de onderwijsportfolio en vragen uit het werkveld zijn leidend m.b.t. de onderzoeksthema’s. Om samenwerking tussen lectoraten te versterken wordt ingezet op het gezamenlijk vormgeven van onderzoeksprogramma’s of onderzoekslijnen binnen de domeinen van Van Hall Larenstein. Studenten voeren praktijkgericht onderzoek uit tijdens stage of voor hun afstudeeropdracht (thesis) en moeten voldoen aan geformuleerde competenties. Bachelor-opleidingen kennen één competentie toegespitst op onderzoek; de drie masters hebben elk individueel competenties inzake onderzoek geformuleerd. Van Hall Larenstein heeft een definitie voor praktijkgericht onderzoek uitgewerkt en vergeleken met de wo oriëntatie in onderzoek. Bij die definitie zijn indicatoren ontwikkeld, gekoppeld aan Dublin descriptoren, om het onderscheid tussen praktijkgericht onderzoek op bachelor- of masterniveau te duiden. Het uit te voeren onderzoek kan deel uitmaken van een project van een lectoraat of projecten binnen het
2
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
onderwijs. Masterstudenten voeren onderzoek uit dat bijdraagt aan de ontwikkeling van hun eigen organisatie. Van Hall Larenstein ziet haar vijftien lectoraten, waaraan één persoonlijk, drie reguliere en veertien bijzondere lectoren zijn verbonden, als onderzoekseenheden, die in open dialoog met samenleving en beroepenveld toegepast onderzoek uitvoeren. Elk lectoraat heeft een of meer kenniskringen waarin docenten (-onderzoekers) en externen participeren. Bij reguliere lectoren is het streven de komende jaren gericht op een aanstelling van tenminste 0,6 fte. De rollen van een lector zijn: boegbeeld (autoriteit), programmamanager, en begeleider/opleider. Over de invulling maken de lector en de opleidingsdirecteur afspraken bij aanstelling, met goedkeuring van het CvB. Lectoren en opleidingsdirecteuren werken nauw samen vanuit een gedeelde visie op het gewenste resultaat en de gemeenschappelijke belangen. De opleidings-directeur en de lector zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het inbrengen van kennis, evalueren, lering trekken uit ervaringen en incorporeren in onderwijs en in contractactiviteiten. Hiërarchisch leidinggevende van een lector is de voorzitter van het CvB. Een opleidingsdirecteur is functioneel leidinggevende alsmede budgethouder voor onderwijs en onderzoek. Onderzoek wordt veelal opgezet en uitgevoerd in projecten. Kenmerken van projecten zijn: vraaggestuurd, beantwoorden aan het doel van de opdrachtgever, per definitie een kortdurend karakter en ingebed in lectoraat, opleiding of Centre of Expertise. Ook de projecten moeten passen binnen de thema’s van het onderwijs, moeten bijdragen aan verbinding met het werkveld, de ontwikkeling van competenties van studenten en docenten. De kwaliteitszorg inzake lectoraten omvat onder andere het uitvoeren van de jaarlijkse PDCA-cyclus op het niveau van lectoraat c.q. instelling, het uitvoeren van tien peerreviews tot en met 2015, het ontwikkelen en waarborgen van adequate kennis en ervaring bij de stafdiensten inzake regelgeving en administratie van nationale en internationale subsidiemogelijkheden. Het te ontwikkelen communicatieplan Onderzoek heeft tot doel de zichtbaarheid van het onderzoek intern en extern te verbeteren. De komende twee jaar zet Van Hall Larenstein zich in voor de op te richten Centre of Expertise (CoE) Dier en CoE Natuur en Landschap. Vanuit de gezamenlijke groene hogescholen is VHL als trekker voor deze twee CoE’s aangewezen (sectorplan HAO). Daarnaast is VHL betrokken bij de oprichting van vijf andere nieuwe CoE’s; twee in het kader van sectorplan Noord en drie vanuit sectorplan HAO. De bestaande CoE’s Dairy Campus en Biobased Economy worden verder ontwikkeld.
3
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................................................... 2 1.
Inleiding ............................................................................................................................... 6 Leeswijzer ............................................................................................................................................ 6 Bijlagen ................................................................................................................................................ 7
2. De huidige situatie: een korte beschrijving ................................................................................ 8 Opleidingen ......................................................................................................................................... 8 Lectoraten ........................................................................................................................................... 9 Projecten ........................................................................................................................................... 14 Middelen onderzoek ......................................................................................................................... 15 3. Onderzoek binnen Van Hall Larenstein .................................................................................... 17 Inleiding ............................................................................................................................................. 17 Van Hall Larenstein aan zet ............................................................................................................... 17 Onderzoeksprofiel ............................................................................................................................. 19 Onderzoekthema’s ............................................................................................................................ 21 Onderzoeksagenda ............................................................................................................................ 22 4. Positie onderzoek binnen opleidingen ..................................................................................... 24 Onderzoekscompetenties bachelor en master ................................................................................. 24 Afbakening hbo en wo....................................................................................................................... 25 Werkveldadviescommissie ................................................................................................................ 27 5. Inbedding van lectoraten ........................................................................................................ 28 Kerntaken van een regulier lectoraat................................................................................................ 28 Kenniskringen en Centres of Expertise.............................................................................................. 30 Kaders ................................................................................................................................................ 31 Functie en taken van een lector ........................................................................................................ 32 Verbinding tussen lectoren onderling ............................................................................................... 34 6. Onderzoeksprojecten en subsidiestromen ............................................................................... 35 Kaders ................................................................................................................................................ 35 Regionale en nationale onderzoeksprojecten................................................................................... 35 Internationaal .................................................................................................................................... 36 7. Kwaliteitszorg ......................................................................................................................... 38 PDCA-cyclus ....................................................................................................................................... 38
4
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Peerreviews ....................................................................................................................................... 40 Projectmanagement .......................................................................................................................... 41 Stafdiensten ...................................................................................................................................... 41 8. De acties tot 2016 ................................................................................................................... 43 Wat staat er in 2016? ........................................................................................................................ 43 ‘To do list’ .......................................................................................................................................... 43 Bijlage I. Overzicht gesprekspartners .......................................................................................... 46 Bijlage II. Geraadpleegde bronnen .............................................................................................. 47 Bijlage III. Opleidingen van Hogeschool Van Hall Larenstein ........................................................ 49 Bijlage IV. SWOT-analyses lectoraten Van Hall Larenstein............................................................ 50 Bijlage V. Format Meerjarenplan lectoraten ............................................................................... 54 Bijlage VI. Dublin Descriptors ...................................................................................................... 56
5
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
1. Inleiding Praktijkgericht onderzoek van Van Hall Larenstein draagt bij aan de kwaliteit van leven en een duurzame en innovatieve samenleving. Van Hall Larenstein is een kenniscentrum dat een zichtbare en blijvende bijdrage levert aan oplossingen voor maatschappelijke problemen door actuele en innovatieve kennis te ontwikkelen. De kennis wordt ontwikkeld en verspreid in samenwerking met het werkveld, en via opleidingen en onderzoeksnetwerken. De maatschappelijke aandacht voor het domein van Van Hall Larenstein is groot. Door de groeiende wereldbevolking groeit de vraag naar voedsel en grondstoffen en nemen mobiliteit, energieverbruik en de druk op land en zee toe. Bovendien is er sprake van technologische vernieuwingen, veranderingen in het klimaat en globalisering. Al deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat typische thema’s van Van Hall Larenstein, zoals duurzaamheid, bio-based economy, energie, klimaat, dierenwelzijn, watermanagement, voedselzekerheid, - veiligheid en gezondheid, kust- en zeebeheer en inrichting en ontwerp van de buitenruimte, volop in de belangstelling staan. Ook is de hbo-sector de laatste jaren sterk in beweging. In verschillende rapporten en adviezen zijn lijnen uitgezet teneinde: profilering van (bredere) opleidingen te verbeteren evenals de herkenbaarheid naar studiekiezer; aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt te verbeteren en het opleiden van voldoende gekwalificeerd hoger personeel te borgen; doorlopende onderwijs- en onderzoeksleerlijnen te creëren en te borgen, in aansluiting op Life Long Learning en agenda van de Topsectoren; een zwaardere rol van en een meer themagerichte benadering in het praktijkgericht onderzoek te creëren en te borgen. Ter ondersteuning van de kenniseconomie, innovatie en vernieuwing van het werkveld en onderwijs. Een laatste loot is het “Gezamenlijk manifest: VNO-NCW, NWO, KNAW, HBO-raad, MKBNederland, VSNU en TNO” (september 2012). Betrokkenen zetten in “op een combinatie van vrij en ongebonden onderzoek, dat altijd tot grote wetenschappelijke doorbraken en innovaties heeft geleid en toegepast onderzoek dat ondernemingen helpt te innoveren. Door samen met Europa op te trekken kan Nederland bovendien meer rendement halen uit de in Europa geïnvesteerde euro’s”. In 2001 zijn de eerste lectoraten geïntroduceerd en daarmee is de onderzoeksfunctie aan het hbo toegevoegd, sinds 2010 verankerd en beschreven in de WHW (art 1.3 lid 3). Middels het Brancheprotocol HBO (2009) worden de drie doelstellingen van het praktijkgericht onderzoek geborgd: 1. bijdrage aan maatschappelijk relevante kennis; 2 bijdrage aan actualiteit en onderzoekscompetenties in het hbo-onderwijs; 3. vragen beantwoorden uit het werkveld. Van Hall Larenstein heeft deze kans aangegrepen om praktijkgericht onderzoek uit te voeren en te verbinden met het onderwijs en de verwante beroepspraktijk.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een beknopte beschrijving te vinden van de huidige situatie binnen Van Hall Larenstein. In hoofdstuk 3 worden missie, profiel, thema’s en agenda inzake onderzoek Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016
6
Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
verwoord. Het praktijkgerichte onderzoek, uitgevoerd binnen bachelor- en masteropleidingen, staat centraal in hoofdstuk 4. Ook wordt hier ingegaan op het onderscheid tussen onderzoek op hbo-niveau en het onderzoek in het wetenschappelijk onderwijs. Hoofdstuk 5 is gewijd aan de kerntaken van een lectoraat en zijn functie en taken van een lector uitgewerkt. Ook de rol van opleidingsdirecteur t.o.v. een lector en het CvB wordt beschreven. (Internationale) projecten en de verwachte ontwikkelingen staan centraal in hoofdstuk 6. De kwaliteitszorg rond het onderzoek wordt beschreven in hoofdstuk 7. Tot slot vormen een beschrijving van de gewenste situatie in 2016 en een inventarisatie van de te ondernemen acties, tezamen hoofdstuk 8.
Bijlagen I. II. III. IV. V. VI.
Overzicht ‘Betrokkenen bij het schrijven van de notitie’. Bronnen. Overzicht onderwijsportfolio Hogeschool Van Hall Larenstein. SWOT-analyse lectoraten. Format Meerjarenplan lectoraat. Dublin-descriptors.
7
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
2. De huidige situatie: een korte beschrijving Bij Van Hall Larenstein wordt onderzoek gedaan binnen opleidingen (bachelor en master), binnen lectoraten en middels projecten binnen een lectoraat en/of een opleiding, vanuit interesse of de wens in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.
Opleidingen Van Hall Larenstein leidt studenten op tot bachelor- of masterniveau. De afsluitende opdracht van alle opleidingen heeft de vorm van een onderzoek. Dit onderzoek wordt vaak aangeduid als praktijkgericht onderzoek (applied research). Andere aanduidingen zijn praktijk(gericht) onderzoek, toepassingsgericht onderzoek, actie-onderzoek (action research). Deze termen beogen alle de specifieke oriëntatie van dit onderzoek aan te geven in vergelijking met het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, waarop het wetenschappelijk onderwijs is gericht. De opbrengst van dit onderzoek is enerzijds leeropbrengst voor een student en het bewijs dat de student zijn hbo-onderzoekscompetenties beheerst; anderzijds een antwoord op de vraag van vaak een externe opdrachtgever. De bijdrage aan algemeen beschikbare kennis is beperkt, omdat het niet structureel wordt verspreid of ontsloten voor derden. Per opleiding wordt een overzicht en, wettelijk verplicht, een archief bijgehouden van de afsluitende thesis. Bachelors Van Hall Larenstein kent veertien voltijd en vier deeltijd bachelor-opleidingen (bijlage III). De omvang van een thesis is bij alle opleidingen gelijk: 30 EC’s. In figuur 1 is te zien hoeveel afstudeerrapporten jaarlijks worden opgeleverd. De afsluitende opdracht van een Associate degree wordt buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet aansluit op het onderzoeksprofiel zoals beschreven in hoofdstuk 3.
Studenten (totaal per 01-10) Instroom Afgestudeerden Bachelor Afgestudeerden Associate degree Afgestudeerden Master
2011
2010
2009
2008
4.001 1.130 579 25 60
3.972 1.204 680 18 52
3.861 1.115 682 7 75
3.791 1.046 702 17 55
Figuur 1. Kengetallen jaarverslag Wageningen UR 2011
Masters Van Hall Larenstein kent drie professional masters: twee voltijd op locatie Wageningen en één deeltijd in Velp. De Wageningse masters zijn Engelstalig, gericht op internationale studenten. De domeinen zijn respectievelijk ‘development’ en ‘agricultural production chain management’. De master in Velp is een kleine opleiding, gericht op Nederlandse professionals; het domein is ‘proces en projectmanagement in een groene leefomgeving’. De opleidingen zijn gericht op studenten, die al enige jaren werkervaring hebben en een hboopleiding hebben genoten, dan wel een daaraan gelijkwaardige opleiding. De focus van het Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016
8
Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
onderzoek is 1. kennisvermeerdering en –ontwikkeling; 2. vernieuwing en verbetering van de eigen (internationale) organisatie. De docent (MSc of PhD) is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek; de begeleiding van de ontvangende organisatie richt zich op het inhoudelijke gedeelte van het onderzoek.
Lectoraten In totaal zijn negentien lectoren en twee ere-lectoren werkzaam voor de hogeschool. In figuur 2 (op bladzijde 11 en 12) is een overzicht van de lectoraten verbonden aan Van Hall Larenstein te vinden. Omvang van aanstelling (fte) en aanstellingstermijn van lectoren zijn eveneens in figuur 2 op bladzijde 11 en 12 weergegeven. Vier lectoren worden bekostigd uit de Rijksbijdrage Van Hall Larenstein; vijf van de negentien zijn zgn. Groene Plus lectoren. Eén lector heeft een vaste aanstelling. Lectoraten kennen een kenniskring (bijlage IV) en/of zijn actief in Centres of Expertise (CoE). In figuur 3 een overzicht van de inzet van docenten en studenten in onderzoek en in kenniskring. Inzet van beide (omvang, de wijze waarop) kan per lectoraat verschillen. Docenten zijn betrokken vanuit hun docent-functie; een aparte functie (docent)-onderzoeker bestaat (nog) niet binnen de hogeschool. Een aantal docenten zijn aan het promoveren respectievelijk zijn gepromoveerd Een koppeling met een lectoraat is niet altijd aanwezig.
Categorie 1. Lectoren 2. Docenten en andere onderzoekers 3. Promovendi 4. Ondersteuning 5. Studenten
Totaal aantal (2011) 14 (13) 96 (100) 2 (4) 23 (12) 481 (450)
Aantal gepromoveerden (2011) 9 (7) 11 (8)
Totaal FTE’s (2011) 5,25 (4,9) 16,75 (20) 1,0 (1,5) 8,85 (6) 1
Figuur 2. Onderzoeksinzet peildatum 1 januari 2012 (01 januari 2011 ( bron: HBO-monitor)
Enkele lectoren verzorgen zelf of vanuit hun kenniskring(en) onderwijs en onderzoek, anderen leggen meer de nadruk op begeleidende activiteiten zoals stages en scripties, die gerelateerd zijn aan lectoraatsonderzoeken. Ook zijn enkele lectoren betrokken bij curriculumherziening en –ontwikkeling. Lectoraat Groene Leefomgeving van Steden en opleiding T&L …De major Management Buitenruimte schrijft het boek Participatie@groene ruimte voor aan haar studenten. De major is momenteel geïntegreerd in het Europese project LICI (Levendige steden). Studenten en docenten voeren binnen LICI in internationaal verband projecten uit en leren nieuwe competenties op het gebied van internationale samenwerking. Docenten participeren in een internationaal netwerk. Het curriculum van de major Management Buitenruimte wordt continu aangepast aan de inhoud van LICI. De docent volgt inmiddels een masteropleiding op dit gebied...
1
De definities zijn nog niet helemaal uitgekristalliseerd.
9
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
De wetenschappelijke validiteit van het praktijkgerichte onderzoek van VHL wordt op verschillende manieren geborgd. De meeste lectoren zijn direct of indirect gekoppeld aan een wetenschappelijk kennisinstituut. Een aantal lectoren werkt naast hun aanstelling bij VHL ook een aantal dagen bij kennisinstituten als Imares, Alterra, Wetsus, Animal Science Group Wageningen UR, Centre of Expertise Watertechnology and Centre of Biobased Economy. Bij het lectoraat Geïntegreerd Natuur en Landschapsbeheer zijn zogenaamde koppelhoogleraren betrokken, die instaan voor de wetenschappelijk borging van de betreffende disciplines. Sinds 2011 stelt VHL alleen lectoren aan die gepromoveerd zijn. Op 1 januari 2012 waren negen van de veertien lectoren gepromoveerd.
10
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Lectoraat
Opleiding (trekker)
Opleiding (betrokken)
Lector (fte)
Datum einde aanstelling
Bekostiging
Bedrijfskunde en Agribusiness (W) 2 Life Sciences
Plattelandsvernieuwing (W) Milieukunde
Dr. Ir. Eweg (0.5)
01/04/2013
Extern
Bijzonder
2.
Duurzame Agribusiness in Metropolitane Gebieden Watertechnologie
Bijzonder
Biobased Economy
Bedrijfskunde en Agribusiness (L)
4.
Food, Health and Safety
5.
Food Physics
6.
Melkveehouderij
Voedingsmiddelentech nologie (L,W) Voedingsmiddelentech nologie (L,W) Dier en Veehouderij (L)
Milieukunde, Tuin- en Akkerbouw (L), Dieren Veehouderij (L), Biotechnologie Biotechnologie
01/07/2013 01/07/2013 15/06/2015
Extern
3.
Ir. Bult (0.4); Dr. Ir. Nederlof (0.4) Dr. Derksen (0.4)
7.
Welzijn van Dieren
Diermanagement
8.
Marine Ecosystems Management Marine Policy
Kust- en Zeemanagement Kust- en Zeemanagement Kust- en Zeemanagement Bos- en Natuurbeheer
1.
9. 10. 11.
Duurzame Visserij en Aquacultuur Geïntegreerd Natuur- en Landschapsbeheer
Bedrijfskunde en Agribusiness (L) Dier- en Veehouderij (L, W) Diermanagement, Milieukunde
Tuin- en Akkerbouw (L) 5 Master Velp
2
4
Groene Plus
Dr. Van der Leij (0.7) 3 Vacature ( 0.5) Mw. dr. Oudhuis (0.5)
01/01/ 2015
Rijksbijdrage en extern Extern
Ing. Zijlstra (0.3)
01/10/2013
Groene Plus
Dr. Ing. Hopster (0.5)
Vast
Dr.ir. Baptist (0.2)
01/03/2016
Drs. Pastoors (0.2)
15/11/2013
Mw. dr. Walker 0.4
01/06/2013
Dr. Ir. Van der Heide (0.2) Dr. Janssen (0.2) Dr. Ir. Stobbelaar (0.2)
01/06/2014 01/06/2014 01/06/2014
11
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Regulier + Bijzonder Bijzonder
Persoonlijk Extern (IMARES) Extern (IMARES) Groene Plus Groene Plus
Met Noordelijke Hogeschool Leeuwarden De nieuwe lector wordt geheel door externe middelen gefinancierd. 4 Dhr Van der Leij heeft een functie bestaande uit 0.15 fte (einde 01/10/2013) + 0.35 fte (einde 01/01/2015) + 0.2 fte (einde 01/06/2016; regulier lectoraat). 5 Master Project en Process Management in the Domain of Land and Water 3
Status
Bijzonder Bijzonder
12.
13. 14.
15.
Integraal Waterbeheer en Klimaatbestendige Gebiedsontwikkeling Groene Leefomgeving van Steden Regionale Transitie
Land- en Watermanagement
Master Velp
Vacature (0.5)
Tuin- en Landschapsinrichting Plattelandsvernieuwin g (L, W) Bedrijfskunde en Agribusiness (L, W)
Drs. Timmermans (0.8)
Stadslandbouw als ontwerpopgave
Tuin- en Landschapsinrichting
Bos- en Natuurbeheer, Master Velp Tuin en Akkerbouw (L), Dier- en Veehouderij (L), Milieukunde, Land- en Watermanagement Plattelandsvernieuwin g (W, L)
Ere- lectoren Ir. G. Braks Drs. W. Helmer
Bos- en Natuurbeheer Bos- en Natuurbeheer
Vacature (0.5)
Vacature (0,4)
6
Benoemd in 2003 2009
Figuur 3. De lectoraten van Hogeschool van Hall Larenstein (peildatum januari 2013)
6
Benoeming medio 2013; ca. 0.1 fte wordt ingezet vanuit lectoraat Duurzame Agribusiness in Metropolitane Gebieden
12
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
01/04/2015
01/06/2013 – 31/5/2017
Rijksbijdrage
Regulier
Rijksbijdrage
Regulier
Rijksbijdrage
Regulier
Groene Plus
Van Hall Larenstein is betrokken bij het Centre of Expertise (CoE) Watertechnology waarvan Noordelijke Hogeschool Leeuwarden de penvoerder is. Twee lectoren van Van Hall Larenstein zijn verbonden aan dit CoE waarin wordt samengewerkt met Wetsus. Wetsus is het Technologisch Topinstituut watertechnologie, waarin drie universiteiten samenwerken met ruim 90 bedrijven. Van Hall Larenstein heeft samen met Wageningen UR en drie andere agrarische hogescholen het Centre voor Biobased Economy opgezet. Wageningen UR treedt op als coördinator. Het Centre for Marine Policy is onderdeel van Wageningen UR en is gehuisvest op locatie Leeuwarden. Vanuit Van Hall Larenstein zijn verschillende lectoren en medewerkers actief bij dit centrum. VHL draagt met hogeschool NHL, Stenden en de Hanzehogeschool bij aan het CoE Healthy Aging. De Hanzehogeschool is de penvoerder. Daarnaast wordt samen met de andere groene hogescholen, vanuit het sectorplan HAO, ingezet op vijf nieuwe CoE’s waarvan VHL de penvoerder zal zijn van het CoE Dier en CoE Natuur en Landschap. Binnen het Kenniscentrum Voeding en Gezondheid zijn vanuit Van Hall Larenstein twee lectoraten actief: 1. het lectoraat Food, Health en Safety met lector Health & Food en lector Food Safety; 2. het lectoraat Food Physics. Food Circle is een project van Avébé, Innexus, Hanzehogeschool Groningen en Van Hall Larenstein, met als penvoerder het Technologie Centrum Noord Nederland. Food Circle is geen formeel Centre of Expertise. Andere voorbeelden van (regionale) samenwerking zijn Dairy Campus, Food Valley, de Waddenacademie, Dutch Delta Academy, het Sectorplan Noord, de Dutch School of Landscape Architecture (DSL) en Kennislandgoed Larenstein. Internationaal Verschillende lectoraten verrichten gezamenlijk onderzoek met internationale kennisinstellingen en werkveld. Het lectoraat Groene leefomgeving van Steden is hier een voorbeeld van. In de Zelfreflectie 2012 omschrijft het lectoraat zichzelf als kennismakelaar (pg 28): “Het lectoraat fungeert als een kennismakelaar die nationaal en internationaal onderwijs, onderzoek en praktijk met elkaar verbindt. Dit komt het sterkst terug in de internationale projecten van het lectoraat……………... Daar werken onderwijs, onderzoek en praktijk met elkaar samen. Het gaat om consortia waarin naast VHL Nederlandse en Europese overheden en universiteiten met elkaar uitvoeringsgerichte projecten realiseren en aan de hand daarvan toegepast onderzoek doen. VHL participeert in die projecten met studenten, docenten en onderzoekers”. SWOT-analyse In 2011 en 2012 zijn lectorenbijeenkomsten georganiseerd met als doel onder meer uitwisseling van informatie, beter op elkaar afstemmen en het van gedachten wisselen over de toekomst. Deze SWOT analyse geeft een goed beeld van de situatie in 2012. Een
13
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
product van deze bijeenkomsten is een SWOT-analyse (bijlage V), die heeft geleid tot de volgende vragen: Hoe ontwikkel je de organisatie in brede zin in de richting van een hogeschool met een sterkere onderzoeksgerichtheid en –cultuur. Hoe creëren we een hoger omgevingsbewustzijn in de organisatie en welke rol kunnen de lectoren daarin spelen? Hoe ziet de docent van de toekomst eruit? Hoe ziet de rol van de lector (onderwijs, onderzoek, boegbeeld) eruit? Wat zijn voorwaarden voor optimaal functioneren en hoe creëer je hierin meer eenduidigheid en structuur? Hoe kom je tot een sterkere uitwisseling van werkwijzen (good practice) bijv. bij het managen van complexe projecten? Hoe institutionaliseer je de verbinding van hogeschool met de Topsectoren en sectorplannen en wat is de rol van een lector hierin? Hoe kun je lectoren binnen en buiten de organisatie een helder profiel en goede zichtbaarheid bezorgen? Wat kunnen ze zelf doen en wat kan/moet de hogeschool doen? Deze vragen zijn gebruikt bij het formuleren van het onderzoeksbeleid. In dit onderzoeksbeleid geeft VHL een antwoord op deze vijf vragen.
Projecten Binnen de hogeschool worden onderzoeksprojecten uitgevoerd vanuit interesse of de wens in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Projecten kunnen deel uitmaken van een lectoraat en/of worden uitgevoerd binnen het onderwijs. Van Hall Larenstein voert een scala van projecten uit, zoals KIGO, RAAK en uit eigen middelen (Impulsgelden). Bij projecten als KIGO en RAAK is de financier indirect de belanghebbende van het inhoudelijke projectresultaat is. Ook worden projecten uitgevoerd voor lagere overheden. De financier is direct belanghebbende (= ontvanger) van het inhoudelijke projectresultaat. Het KIGO-project SynBioSys Voortgekomen uit het WURKSprogramma werken Alterra Wageningen UR en Van Hall Larenstein aan de gezamenlijke ontwikkeling en implementatie van het kennissysteem SynBioSys in hbo- en mbo-onderwijs en het werkveld. Internationaal Steeds meer internationale projecten worden benaderd vanuit één visie en strategie met als doel een betere aansluiting op het onderwijs. Opleidingen richten zich meer dan voorheen op Zuid- en Oost-Europa en op differentiatie in landen in Zuidoost Azië. Van Hall Larenstein heeft de afgelopen jaren internationale projecten uitgevoerd met als doel ‘capacity building’ of het aangaan, ontwikkelen en/of intensiveren van samenwerking met (kennis)instellingen.
14
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Van Hall Larenstein coördineert het EU Tempus Project EDUECO in de Balkan In de Balkan groeit de vraag naar voedsel dat op basis van ecologische principes is geproduceerd. VHL en andere instituten hebben kennis in huis over deze vorm van landbouw. Om de Balkan te helpen aan de groeiden vraag te voldoen worden docenten op zes agrarische beroepsscholen getraind. De regelgeving inzake projecten van Nuffic, NICHE en TEMPUS biedt weinig ruimte tot het doen van onderzoek: de opdrachtgever wil een product of een dienst opgeleverd zien. Soms vraagt deze opdrachtgever een onderzoek, maar er is weinig geld om onderzoeksresultaten te verbreden en/of te verspreiden naar anderen.
Middelen onderzoek Onderzoek wordt binnen de hogeschool bekostigd uit: De Rijksbijdrage (GS1) In de reguliere rijksbijdrage, die middels de jaarlijkse bekostigingsbrief door het ministerie aan Van Hall Larenstein wordt toegekend, is een bedrag opgenomen voor vijf reguliere lectoraten. In figuur 4 te vinden in kolom 1. De 2e geldstroom (GS2) In de onderwijsopslag, die middels de jaarlijkse bekostigingsbrief door het ministerie aan Van Hall Larenstein wordt toegekend: lectoraatsgelden en een deel van de groene Praktijkleren-gelden (waaronder Impulsgelden voor School als Kenniscentrum) Sinds 2009 zijn aanvragen gedaan (en deels toegekend) voor de Groene Plus lectoraten. In figuur 4 vanaf 2011 opgenomen in kolom Overig. Specifieke rijkssubsidie kan worden toegekend vanuit de ministeries Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW); Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I), en Infrastructuur en Milieu (I&M) of de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI). Hiervoor kunnen via tenders projectaanvragen worden ingediend, zoals KIGO- en RAAK-gelden. De toegekende RAAK-gelden zijn benoemd in kolom RAAK in figuur 4; de overige ontvangen subsidies zijn ondergebracht in kolom Overig. Dit betreffen geoormerkte subsidies die apart verantwoord moeten worden met een accountantsverklaring dan wel via de jaarrekening. De 3e geldstroom (GS3) Onder 3e geldstroom valt contractonderzoek, advieswerk, training & cursussen, e.d. Hieronder worden ook de subsidies van de EU, Nuffic en lagere overheden opgenomen, omdat deze partijen direct de financier zijn en aparte verantwoording vragen. Enkele bijzondere lectoraten worden gefinancierd door derde partijen, zoals Food Circle en Imares. Deze zijn niet vermeld in figuur 4, bijvoorbeeld omdat het ‘in kind’ is. F&C legt financiële gegevens per project vast. F&C kan gegevens leveren m.b.t. de basisfinanciering (via kwaliteitsmiddelen rijksbijdrage of groene plus) van een lector. In de projectadministratie is echter niet vastgelegd welke overige projecten zijn verworven en onder verantwoordelijkheid van een lectoraat worden uitgevoerd. Inzicht in de 2e en 3e geldstroom kan worden verkregen na handmatig relaties te leggen tussen projecten en
15
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
lectoraat. Voor de HBO-monitor Onderzoek levert Van Hall Larenstein jaarlijks gegevens aan op basis van goedgekeurde projectvoorstellen. Zoals uit figuur 4 blijkt, worden de door de hogescholen aan te leveren gegevens gerubriceerd in de kolommen ‘rijksbijdragen’, ‘RAAK’, ‘Internationaal’ en ‘Overig’. Het bedrag in kolom Internationaal omvat de subsidies van EU, Nuffic, Tempus. In de kolom Overig zijn vanaf 2009 de opbrengsten van KIGO-projecten en vanaf 2011 de Groene Pluslectoraten ondergebracht. De Groene Pluslectoraten vielen daarvoor onder Rijksbijdrage. KIGO-projecten zijn extern gefinancierde bijzondere lectoren, projecten uit de derde geldstroom-onderzoek en projectsubsidies vanuit lagere overheden.
2011 2010 2009
Rijksbijdrage
RAAK
Internationaal
Overig
585 670 580
117 97 125
140 180 135
1.667 1.600 1.000
Figuur 4. Onderzoek/gerealiseerde inkomsten in K€ (bron: HBO-monitor Onderzoek)
7
Gebaseerd op de door VHL ingediende en geaccordeerde projectaanvragen.
16
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Totaal resultaat VHL 52.983 50.782
7
3. Onderzoek binnen Van Hall Larenstein Inleiding De komende jaren streeft Van Hall Larenstein naar verdere uitbouw en ontwikkeling van het praktijkgerichte onderzoek binnen de onderwijsorganisatie. Leidend hierbij zijn gemaakte afspraken in sectorplannen zoals het HAO-sectorplan, de omschreven doelen in de Prestatieafspraken 2012 – 2015 en de ontwikkelingen in de onderwijsportfolio. Ook wil de hogeschool haar onderzoeksprofiel verbeteren alsmede de zichtbaarheid van het onderzoek binnen en buiten de hogeschool. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de hogeschool de komende jaren richting en invulling geeft aan onderzoek binnen Van Hall Larenstein.
Van Hall Larenstein aan zet De visie en missie van VHL8 VHL heeft de missie om als gespecialiseerde hogeschool in het groene domein bij te dragen aan de kwaliteit van leven door uitdagend groen onderwijs te verzorgen en praktijkgericht onderzoek uit te voeren. Van Hall Larenstein blijft dé groene hogeschool van Nederland voor studenten die betekenisvol werk gaan doen in de sector, gericht op: o natuur en leefomgeving; o gezondheid van mens en dier; o voeding en voedselproductie. VHL onderscheidt zich door een breed en diep aanbod van opleidingen en diensten, en door het stimuleren van creativiteit en innovatie. De ontwikkelingen in de wereld vragen meer kennis over thema’s die tot het groene domein behoren. De opleidingen en het praktijkgerichte onderzoek van VHL richten zich op maatschappelijk relevante thema’s waarbij een integralen en multidisciplinaire aanpak belangrijk is. Vergeleken met andere hogescholen in het groene domein, heeft VHL een breder portfolio waarin de opleidingen en het praktijkgerichte onderzoek ook raakvlak hebben met andere HBO-sectoren9. Naast de maatschappelijke relevantie staat de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek voorop. VHL heeft zes kwaliteitsdoelstellingen10, met meetbare indicatoren, geformuleerd voor de integrale kwaliteit van de hogeschool. De doelstellingen zijn uitgewerkt in de Prestatieafspraken 2012-2015.
8
Instellingsplan VHL: Het instellingsplan bestaat uit het Strategisch Plan 2011-2014 Wageningen UR, waarvan VHL tot voor kort onderdeel was, en een aantal interne bijlagen. VHL formuleert in het voorjaar van 2013 een eigen instellingsplan waarin de visie verder wordt geoperationaliseerd. 9 Er zijn zeven HBO sectoren: economie, gezondheidszorg, kunst, landbouw, pedagogisch, sociaal-agogisch en techniek. VHL bevindt zich in de HBO-sector landbouw. 10 Deze bewoordingen zijn vooralsnog alleen te vinden in de kritische reflectie proef-instellingsaccreditatie oktober 2012. De zes kwaliteitsdoelstellingen worden in 2013 uitgewerkt in het instellingsplan en kwaliteitszorgplan.
17
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Kwaliteitsdoelen 1. Tevreden studenten 2.
Beroepsgericht onderwijs
3.
Internationale oriëntatie
4.
Verankering van praktijkgericht onderzoek
5.
Ruimte voor ontwikkeling en groei van medewerkers Operational Excellence
6.
Meetbare kwaliteitsnormen (2012- 2015) Een score van 3.8 in de Nationale Studenten Enquete op de vraag ‘Wat vind je van je studie in het algemeen’ (schaal 1-5). Tevreden alumni en een tevreden beroepspraktijk over de beroepsgerichtheid van de opleidingen 15% van alle studenten heeft een vooropleiding in het buitenland behaald. Internationalisering opnemen in de competentiebeschrijvingen. VHL heeft de ambitie om jaarlijks een beheerste groei op deze indicator te realiseren op de HAO- expertisethema’s onder andere middels Centres of Expertise. 75% van de docenten hebben een master of PhD Tevreden studenten (NSE), tevreden medewerkers (medewerkers monitor) en het huidige percentage overhead behouden.
Figuur 5. De kwaliteitsdoelstellingen van VHL
Missie met betrekking tot onderzoek De missie en visie van Hogeschool Van Hall Larenstein is vertaald naar een missie en visie voor praktijkgericht onderzoek. De missie van Van Hall Larenstein is het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek in nauwe samenwerking met het werkveld, dat actuele en innovatieve kennis ontwikkelt, en dat een bijdrage levert aan een duurzame en innovatieve samenleving. Praktijkgericht onderzoek draagt bij aan de kwaliteit van leven en aan de ontwikkeling van de hogeschool als kenniscentrum. Visie op onderzoek Onderwijs en (internationaal) onderzoek van Van Hall Larenstein is beroepsgericht en past binnen de samenhangende domeinen natuur en leefomgeving, gezondheid van mens en dier, en voeding en voedselproductie (bron: Prestatieafspraken VHL 2012 – 2015). De verbinding en de uitwisseling van kennis tussen het onderwijs, praktijkgericht onderzoek en het werkveld staat centraal in de visie van VHL op onderzoek. Op basis van dit uitgangspunt heeft VHL de volgende doelen voor praktijkgericht onderzoek vastgesteld: Kennisontwikkeling Onderwijsontwikkeling professionalisering van docenten kenniscirculatie. De kennis ontwikkelt door praktijkgericht onderzoek wordt vertaald naar het onderwijs en naar het werkveld. Bachelor en master-studenten worden opgeleid tot (startende) professionals met onderzoekscompetenties. Studenten verwerven onderzoekscompetenties door zelf onderzoek uit te voeren (stage of scriptie) en te participeren in onderzoeksprojecten. Daarnaast is het belangrijk dat studenten kennis verworven uit prakrijkgericht onderzoek opdoen in hun opleiding. De onderzoeksprojecten spelen ook een belangrijke rol in de professionalisering en de verbreding van de functie van docenten. Praktijkgericht onderzoek staat ook ten dienste van werkveld en is gebaseerd op vragen en kennis uit het werkveld. VHL voert onderzoeksprojecten uit voor het werkveld, zodat de
18
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
beroepspraktijk en de samenleving zich verder kunnen ontwikkelen. De resultaten van het onderzoek worden breed verspreidt door publicaties en informatieve activiteiten. Deze vier doelen worden ook wel de kerntaken van praktijkgericht onderzoek genoemd en zijn gebaseerd op de kwaliteitsdoelstellingen van de hogeschool (zie tabel 2). VHL realiseert vier van de zes beoogde kwaliteitsnormen onder andere door praktijkgericht onderzoek. In hoofdstuk 5 worden de kerndoelen verder uitgelegd. Kwaliteitsdoelstellingen VHL
Kerntaken praktijkgericht onderzoek VHL
1.
Tevreden studenten
2.
Beroepsgericht onderwijs
- Onderwijsontwikkeling
3.
Internationale oriëntatie
Kenmerk van praktijkgericht onderzoek VHL
4.
Verankering van praktijkgericht onderzoek
- Kennisontwikkeling - Kenniscirculatie - Onderwijsontwikkeling
5.
Ruimte voor ontwikkeling en groei van medewerkers
- Professionalisering van docenten
6. Operational Excellence Figuur 6. De kwaliteitsdoelstellingen van VHL gekoppeld aan de kerndoelen van onderzoek
Van Hall Larenstein ziet lectoraten als onderzoekseenheden, die in open dialoog met de (internationale) samenleving en het (internationale) beroepenveld, kennis ontwikkelen en circuleren. De lectoraten leggen verbinding tussen onderwijs, praktijk en samenleving, en praktijkgericht onderzoek. De lector voert samen met de kenniskring en het werkveld de vier kerntaken van het onderzoek uit. Het onderzoek is multi- en/of trans- disciplinair. Een lector is het ‘gezicht’ van de hogeschool naar buiten en spil in interne en externe (op te richten) duurzame netwerken
Onderzoeksprofiel In het Basisdocument Kwaliteitszorgstelsel Onderzoek Hogescholen 2008 wordt over de aard van het praktijkgericht onderzoek het volgende gesteld: “Excellentie van het praktijkgerichte onderzoek wordt dus vooral afgemeten aan de relevantie en impact van het onderzoek binnen de beroepspraktijk, het onderwijs en de samenleving als geheel” (pg 7). Daarnaast hecht Van Hall Larenstein bijzondere waarde aan haar internationale oriëntatie en dragen onderzoeksprojecten bij aan het rendement van de hogeschool als geheel. De aard van het onderzoek wordt daarom als volgt gekenmerkt : Relevant en met impact voor beroepspraktijk Kennis en kennisvragen wordt uitgewisseld tussen organisaties, bedrijven en VHL. Het praktijkgerichte onderzoek van VHL is daardoor geworteld in de (internationale/nationale en/of regionale) beroepspraktijk en richt zich daarbij op strategische vragen en de langere termijn. De vraagstelling wordt ingegeven door de regionale, nationale of internationale professionele praktijk (‘real life’-situaties), in zowel profit- als nonprofitsectoren. Het onderzoek genereert kennis, inzichten en producten die bijdragen aan het oplossen van de problemen in de regionale of (inter)nationale beroepspraktijk en/of aan de ontwikkeling hiervan. Wetenschappelijk onderzoek wordt vertaald naar
19
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
toepassingen en oplossingen in de praktijk. Ook de wijze waarop kennis en inzichten worden gedocumenteerd en gedeeld, het soort producten dat dit oplevert, en de vormgeving van de regionale of (inter)nationale netwerken is afgestemd op wat in de verschillende sectoren van de beroepspraktijk adequaat is.
Wetenschappelijk valide Bij beoordeling van het onderzoek spelen zowel wetenschappelijke criteria (met betrekking tot betrouwbaarheid en validiteit) als ook criteria uit de context (bijdrage aan algemene kennis ten behoeve van maatschappij en beroepspraktijk) een rol. De gegenereerde kennis en inzichten moeten niet alleen geldig en betrouwbaar zijn; ze moeten ook breed toepasbaar zijn in maatschappij en werkveld en bijdragen aan de ontwikkeling als kenniseconomie en de innovatie van het werkveld. De aanpak is vaak multi- en/of transdisciplinair van karakter; creativiteit en het kunnen leggen van nieuwe verbindingen is van belang. Naar opdrachtgevers wordt kwaliteit gegarandeerd door inbedding in lectoraat of CoE en/of samenwerking met docenten. Publicaties in vakbladen en wetenschappelijke tijdschriften zijn ook een middel om de kwaliteit van het onderzoek te borgen.
Onderwijsgerelateerd De onderzoeksresultaten van praktijkgericht onderzoek worden gebruikt in het onderwijs, daarmee staat praktijkgerichte onderzoek van Hall Larenstein ten dienste van het onderwijs. Om dit te realiseren is een goede wisselwerking tussen het onderzoek en onderwijs noodzakelijk. Onderzoek sluit aan op de thema’s binnen de opleidingen en introduceert tegelijkertijd nieuwe thema’s, onderzoeksprojecten en kennis in het onderwijscurriculum. Op deze manier draagt onderzoek bij aan onderwijsvernieuwing en competentieontwikkeling van studenten en docenten, aan doorlopende (onderzoeks)leerlijnen en aan Life Long Learning. Onderzoek vindt plaats in (lerende) netwerken van docenten, studenten en werkveld met als doel leeropbrengsten (action research) en (innovatieve) oplossingen voor werkveld en maatschappij.
Internationale oriëntatie Hogeschool Van Hall Larenstein is een hogeschool met een internationale oriëntatie, die studenten voorbereidt op het werken in een internationale context. Naast onderzoek in Nederland wordt praktijkgericht onderzoek uitgevoerd in Europese landen, in Azië en in Afrika. Van Hall Larenstein heeft de ambitie haar internationale onderzoek te versterken en verder uit te breiden, in samenwerking met internationale partners in werkveld en onderwijswereld. Het onderzoek kent daarom een internationale component, bijvoorbeeld door een buitenlandse partner in het lerend netwerk, als referent of kennisbron, door expliciet gebruik van buitenlandse literatuur en ervaringen of door de publicatie, het resultaat of product daadwerkelijk (Engelstalig) ook te richten op een internationale doelgroep.
20
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Onderzoekthema’s De onderzoeksthema’s voor Van Hall Larenstein in de komende vier jaren staan opgetekend in de Prestatieafspraken 2012 – 2015, die mede gebaseerd zijn op het HAO-sectorplan 2012 – 2015 en het Sectorplan Noord en die verbonden zijn met de ontwikkelingen in het onderwijsportfolio. Prestatieafspraken inclusief thema’s uit sectorplannen VHL heeft de ambitie om jaarlijks een beheerste groei in onderzoek te realiseren op de HAOexpertisethema’s onder andere middels Centres of Expertise. In het HAO-sectorplan is Van Hall Larenstein trekker van de thema’s: 1. Dierenwelzijn, Diergezondheidszorg, Dierhouderij; 2. Natuur, Landschap, Water; 3. Regionale Transitie en Stad- en streekontwikkeling. In figuur 5 is uitgewerkt welke Centres of Expertise in de planperiode 2012-2015 worden opgezet en wie de trekker is van het project. Van Hall Larenstein is verantwoordelijk voor het initiëren en inrichten van het CoE Dier, dat wordt aangehaakt bij de staande organisatie van de hogeschool. Van Hall Larenstein betrekt bij het CoE Dier de lectoraten Dierenwelzijn en Melkveehouderij, opleidingen en werkveld. In het Sectorplan Noord is Van Hall Larenstein betrokken bij het thema Watertechnologie en is via lectoren, docenten en studenten actief in het CoE Watertechnologie en in Technologisch Topinstituut Wetsus. De speerpunten Van Hall Larenstein inzake het in 2012 gestarte CoE Biobased Economy in Noord Nederland zijn uitgewerkt: het thema moet duidelijk herkenbaar zijn in het curriculum; een minor en een major Biobased Economy zijn ontwikkeld (aangeboden september 2014); innovatievragen vanuit het bedrijfsleven worden omgezet naar praktische onderzoeksvragen; kennisoverdracht tussen Wageningen University, HAO-instellingen en werkveld wordt ingevuld op verschillende manieren, zoals gezamenlijke onderwijsontwikkeling en uitwisseling van docenten; het vergroten van de mogelijkheden om te promoveren. Van Hall Larenstein is partner bij het op te richten CoE Food, het CoE Duurzaam produceren en ondernemen en het CoE Duurzaam Leren en Ontwikkelen (figuur 5). Het initiatief ligt bij de collega-instellingen; Van Hall Larenstein zal middels lectora(a)t(en), docenten en studenten inbreng hebben. De hogeschool ondersteunt de noordelijke hogescholen bij de ontwikkeling van op te richten CoE’s, zoals benoemd in het Sectorplan Noord: Energy (trekker Hanzehogeschool), Zorg/Healthy Ageing (trekker Hanzehogeschool) en Toerisme (trekker Stenden Hogeschool).
21
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
CoE Dier (varkens, pluimvee, melkvee) (Van Hall Larenstein, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland) DierVoeding Diergezondheid DierenWelzijn
CoE Food (HAS Den Bosch, CAH Dronten, Inholland, Van Hall Larenstein) Productontwikkeling (o.a. gericht op meer toegevoegde waarde) Procestechnologie (productie en verwerking) Voeding, gezondheid en welbevinden Voedselveiligheid en -zekerheid Samenwerkende waardeketen Logistiek
CoE Duurzaam Produceren en Ondernemen (CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland, Van Hall Larenstein) Duurzame productie (resource efficiency, meer met minder) High tech Farming / Precisie Landbouw Ondernemerschap
CoE Greenports (HAS Den Bosch, Inholland, CAH Dronten, Van Hall Larenstein) Duurzame productie Technologische innovatie Logistiek Veredeling
Centre for Biobased Economy (Inholland, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Van Hall Larenstein)5 Groene grondstoffen voor grootschalige energie- en chemieproductie Ontwikkeling (hoog toegevoegde waarde) non-food eindproducten Kringloopsluiting / energieproductie binnen de primaire productie Cascadering / reststromen benutting in de (agro)foodsector
CoE Duurzaam leren en ontwikkelen van professionals en organisaties in hun omgeving. (STOAS, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland, Van Hall Larenstein) Kennisinnnovatie ,- transfer en -circulatie Leren en ontwikkelen van professionals Leren in programma’s en organisatieontwikkeling
Figuur 7. Centres of Expertise in 2016 (Prestatieafspraken Van Hall Larenstein 2012 – 2016)
Van Hall Larenstein ziet in de komende jaren een rol voor het CoE Marine Policy: het kan onder meer een rol vervullen in het Waddenonderzoek en een rol spelen bij inzet en verdeling van middelen van het Waddenfonds. Drie lectoraten zijn betrokken bij dit CoE: Marine Policy, Duurzame visserij en Aquacultuur en Marine Ecosystems Management. Naast deze prestatieafspraken heeft Van Hall Larenstein besloten zich de komende jaren in te zetten als trekker van het op te zetten CoE Natuur en Landschap. Het CoE Natuur en Landschap wordt getrokken door het lectoraat Geïntegreerd Natuur- en Landschapsbeheer, de opleiding Bos en Natuurbeheer en het werkveld. Waar van toepassing streeft Van Hall Larenstein naar institutionalisering van de verbinding van hogeschool met de sectorplannen en aansluiting op de Human Capital Agenda’s (Topsectoren). Dit wordt de komende jaren uitgewerkt.
Onderzoeksagenda Om samenwerking tussen lectoraten te versterken wordt de komende jaren ingezet op het gezamenlijk vormgeven van onderzoeksprogramma’s of onderzoekslijnen. Opleidingsdirecteuren, lectoren en het CvB zijn gesprekspartners over de te maken keuzes; tweemaal per jaar vindt dit overleg plaats. Bij het formuleren van de onderzoeksagenda worden ook externe stakeholders betrokken: de partners uit het beroepenveld en de onderzoeks-infrastructuur (inclusief Wageningen
22
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
UR). Deze zijn deels of geheel ook vertegenwoordigd in de werkveldadviescommissies, (uitgewerkt in hoofdstuk 4) en kenniskringen (uitgewerkt in hoofdstuk 5).
23
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
4. Positie onderzoek binnen opleidingen Onderzoekscompetenties bachelor en master Conform de hbo-oriëntatie11 leidt Van Hall Larenstein studenten op tot beginnend (bachelor) of zelfstandig dan wel leidinggevend beroepsbeoefenaar (master). Om af te studeren heeft een student bewezen te voldoen aan de geformuleerde competenties. Bachelor opleidingen kennen allen een kerncompetentie toegespitst op het doen van toegepast onderzoek. In figuur 6 de beschrijving zoals opgenomen in een Onderwijs en Examenregeling (OER). Praktijkgericht onderzoek wordt uitgevoerd als onderdeel van de afsluitende opdracht. Onderzoek kan ook onderdeel uitmaken van een (internationale) stage, een minor (mogelijk in internationale samenwerkingsverbanden) of een project gekoppeld aan een major. Uit figuur 1 (pg 5) blijkt dat in januari 2011 450 studenten en 96 docenten + andere onderzoekers actief waren in het onderzoek. In januari 2012 480 studenten en 100 docenten + andere onderzoekers. De vorm waarin onderzoek binnen een opleiding wordt uitgevoerd is in ontwikkeling. Van Hall Larenstein streeft naar betrokkenheid van een (regulier) lectoraat per bachelor of master. Opleiding Bachelor
Geformuleerde onderzoekscompetentie(s) Doen van Onderzoek: Het opzetten en uitvoeren van praktisch onderzoek t.b.v. duurzame oplossingen voor vraagstukken op het gebied …………. Onderzoek omvat de competenties verzamelen, ordenen en analyseren van bijbehorende informatie (OER). Master MOD Overall competences Professional Master Programme Management of Development (OER): To explore complex problems considering stakeholders and system perspectives, To analyse the performance of rural development organizations in a dynamic context, To design processes of change form an inclusive perspective. Master APCM To conduct applied research that contributes to an efficient and sustainable value chain (Zelfreflectie 2011). Master Velp De kerncompetenties inzake onderzoek (OER): In staat zijn om trends en problemen gerelateerd aan het managen van de groene leefomgeving te identificeren en te analyseren (onderzoek en probleem oplossen), In staat zijn een integrale en strategische visie te formuleren met daarin duurzame oplossingen voor in het vakgebied relevante problemen (in zowel landelijke als stedelijke gebieden) waarbij gedegen kennis van integraal watermanagement en (groene) ruimtelijke ordening aantoonbaar ingezet wordt (probleemoplossend vermogen, innovatief en integraal denken), Het ontwikkelen, ontwerpen en toepassen van toegepaste onderzoeksstrategieën en technieken (onderzoekscapaciteit), Het interpreteren en evalueren van toegepast onderzoek in een bredere context (innovatief en probleem-georiënteerd denken), In staat zijn om heldere en leesbare rapporten te schrijven voor zowel vakgenoten als buitenstaanders over onderwerpen met betrekking tot land- en watermanagement en ruimtelijke ordening (algemene vaardigheden). Figuur 8. De omschrijving van competenties inzake onderzoek bij bachelor en master
De masters van VHL hebben eigen onderzoekscompetenties geformuleerd. 11
In de terminologie van het NVAO- accreditatie-kader: NVAO, Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs, 14 Februari 2003; zie www.nvao.net.
24
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
De komende jaren streven de masters naar gelijkluidende onderzoekscompetenties.
Afbakening hbo en wo Het onderzoek binnen het onderwijs wordt getypeerd als ‘’praktijkgericht onderzoek’’ (“applied research” of “action research” met verwijzing naar het onderwerp) met de volgende kenmerken: heeft als doel het oplossen van een daadwerkelijk bestaand probleem, en is gericht op een voorgenomen actie, interventie of verandering, en heeft een opdrachtgever uit de beroepspraktijk c.q. het relevante bedrijfsleven, de overheid of niet-gouvernementele organisatie (ngo), en benut reeds aanwezige kennis, maakt gebruik van gangbare en erkende onderzoeksmethodieken en is systematisch en weloverwogen van aard. Hbo-oriëntatie versus WO-oriëntatie Op basis van de vier kenmerken uit de definitie heeft VHL praktijkgericht onderzoek nader omschreven in vergelijking met wettenschappelijk onderzoek. Deze vergelijking geeft duidelijk aan wat de verschillen zijn en welke eisen VHL stelt aan praktijkgericht onderzoek. . In figuur 7 is het onderscheid schematisch weergegeven. Figuur 7. Het onderscheid tussen hbo (praktijkgericht) onderzoek en wetenschappelijk onderzoek. Kenmerk HBO-oriëntatie WO-oriëntatie Doel Oplossen van een bestaand probleem Vermeerderen van kennis Gericht op Actie, interventie of daadwerkelijke Verklaren en begrijpen van de verandering; publicatie in vakblad werkelijkheid en/of toetsen van deductieve hypothese; publicatie in wetenschappelijk tijdschrift Opdrachtgever Altijd, vanuit relevante beroepspraktijk: Niet altijd; evt. vanuit publiek domein bedrijfsleven, overheid of ‘ngo’ (overheid, fonds, onderzoeksinstituut) Kennis en Benutten en gebruiken, soms Zijn juist veelal zelf onderwerp van Methodieken aanpassen onderzoek
Een nuancering is hierbij op zijn plaats: Ook al is het doel van praktijkgericht onderzoek het oplossen van een probleem, het resultaat is vaak ook een bijdrage aan algemene kennis. Anderzijds kan fundamenteel onderzoek ook een vraagstelling hebben, die uiteindelijk gericht is op het oplossen van problemen (in de toekomst). Gewoonlijk resulteert het praktijkgericht onderzoek in een ingreep van de mens in de huidige werkelijkheid of juist bewust geen ingreep; dat staat van tevoren vast. Het praktijkgericht onderzoek leidt tot een advies over welke ingreep, actie of interventie en hoe die verandering het beste plaats kan vinden. Publicatie kan derhalve in een vak- of praktijkblad. Fundamenteel onderzoek bekijkt, verklaart en tracht de werkelijkheid te begrijpen en doet daartoe zo nodig experimenten om hypothesen te toetsen. Artikelen worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. De opdrachtgever voor het praktijkgericht onderzoek voor de hbo-oriëntatie komt uit de beroepspraktijk, waarvoor de hbo-er wordt opgeleid: het bedrijfsleven, overheid (rijk, provincie, gemeente, waterschap) of maatschappelijke organisatie (ngo, ontwikkelingsorganisatie).
25
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Het resultaat van onderzoek in opdracht van het bedrijfsleven is soms niet publiekelijk toegankelijk. Het met publieke middelen gefinancierd fundamenteel onderzoek bij universiteiten moet ten goede komen aan de kennis in de wereld en is in principe niet voorbehouden aan een bepaalde onderneming of aan patenten of octrooien of aan geheimhoudingsplicht onderworpen. De gebruikte methodieken moeten in alle vormen van onderzoek erkend en gedegen zijn en voldoen aan de voorwaarden van: valide, toetsbaar en betrouwbaar. Dit is een overeenkomst tussen beide oriëntaties. Bij praktijkgericht onderzoek staat een methodiek zelf meestal niet ter discussie, hooguit de manier van toepassen ervan. Bij fundamenteel onderzoek kan dit juist het onderwerp van onderzoek zijn. Het ‘’systematisch en weloverwogen’’ onderscheidt onderzoek van het puur oplossen van een probleem.
Indicatoren onderzoek in bachelor en master Van Hall Larenstein heeft op basis van literatuuronderzoek, de Dublin-descriptors (bijlage VI) en documenten inzake afstudeeropdrachten en thesis, indicatoren op het gebied van praktijkgericht onderzoek ontwikkeld, weergegeven in figuur 8. De eisen aan onderzoek in afstudeeropdracht (bachelor) en thesis (master) worden met deze indicatoren vergeleken om het niveau te duiden. Figuur 8. Indicatoren voor het niveau van praktijkgericht onderzoek binnen Van Hall Larenstein. Indicator Bachelor Master
Benodigde kennis en methoden
Uit het eigen vakgebied en enkele laatste ontwikkelingen
Methodes Conclusies van onderzoek
Vooral toepassen Voor dit probleem alleen; voor dit bedrijf.
Complexiteit
Beperkt
(Methode)-keuzes
Vaak voorgeschreven, wel begrijpen en overbrengen Bedrijf en regio, onder supervisie Vaak in team, individuele bijdrage zichtbaar, onder intensief toezicht en supervisie
Communicatie naar Manier van werken
Mogelijk ook uit verwante gebieden en alle laatste ontwikkelingen in eigen vakgebied Mogelijk aanpassen/ontwikkelen Zodanig geformuleerd dat toepassing elders mogelijk is; voor de bedrijfstak Groter, meer disciplines betrokken en integraal; creativiteit en originaliteit Zelf maken, verantwoorden en uitleggen; soms met beperkte info Bedrijfstak en landelijk (internationaal); onafhankelijk Individueel, onafhankelijk onder 12 supervisie
Verwijst naar Dublindescriptor 1, 2
1, 2 1
2
3, 4 2, 4 5 5
In Velp is een lector betrokken bij de onderzoeksopzet van afstudeerprojecten van masterstudenten. In Wageningen is dit nog niet geborgd. Aanbevelingen uit het accreditatierapport 12
Teneinde verwarring met het derde, hier verder niet besproken niveau van het Doctoraat (Dr./PhD.) te voorkomen, wordt gesteld dat het op dit laatste niveau gaat om origineel onderzoek dat individueel en onafhankelijk wordt uitgevoerd met afstandelijke begeleiding. http://www.qaa.ac.uk/academicinfrastructure/FHEQ/background/ewni/2000/default.asp
26
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
van de masters in Wageningen eind 2011 maken duidelijk dat het juiste onderscheid tussen praktijkgericht onderzoek versus fundamenteel onderzoek van belang is: “the ‘orientation’ of the thesis and the thesis process could be reconsidered, since it has a strong scientific focus at the time. For a professional Master programme a focus on application might be a better match, especially considering the professional background of the student”. Uit het accreditatierapport van de masters blijkt ook dat de leeropbrengst, in termen van reflectie op het leren, van belang is: “………that there is not always enough time for the students to reflect on what they have learned and how knowledge and skills can be integrated. …… “ De komende periode worden de aanbevelingen uitgewerkt. Bij de visitatie van bacheloropleidingen wordt gekeken of het niveau van onderzoek in de afstudeeropdrachten voldoende is. Onder andere bij de opleidingen T&L en LWM zijn verbeterpunten geformuleerd.
Werkveldadviescommissie De werkveldcommissie heeft als taak om gevraagd en ongevraagd de opleidingsdirecteur en het CvB van Van Hall Larenstein te adviseren over aangelegenheden die de opleiding of de major betreffen. De werkveldcommissie bestaat uit externe leden die afkomstig zijn uit of nauw verband hebben met het beroepen- en werkveld waarop de opleiding zich richt en enkele personeelsleden (OOR BNB 2011 – 2012; OOR T&L 2011 - 2012). Van Hall Larenstein streeft naar samenstelling van de werkveldadviescommissies waarin externe leden zijn opgenomen met ervaring op het gebied van onderzoek, op basis van professionele trackrecord/statuur/woordvoerderschap. Een werkveldadviescommissie denkt mee over keuzes binnen het onderzoek in relatie tot de vastgestelde kaders, geeft adviezen over de wijze waarop kan worden omgegaan met trends, stuurt op kwaliteit van onderzoek en op actualiteit, relevantie en robuustheid.
27
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
5. Inbedding van lectoraten Het praktijkgerichte onderzoek van Hall Larenstein is staat ten dienste van het onderwijs en het werkveld. Onderzoek sluit aan op de thema’s binnen de opleidingen, draagt structureel bij aan onderwijsvernieuwing en competentieontwikkeling van studenten en docenten, kan bijdragen aan doorlopende (onderzoeks)leerlijnen en aan Life Long Learning. Tegelijkertijd ontwikkeld het lectoraat nieuwe kennis op basis van vragen uit het werkveld om innovatieve oplossingen in het beroepenveld te faciliteren. Deze nieuwe kennis is een ook weer een verrijking voor het onderwijs. De verbinding tussen onderzoek en onderwijs maakt dat overleg tussen de opleidingsdirecteur en de lector belangrijk is. Daarmee is de opleidingsdirecteur één van de hoofdrolspelers bij het vaststellen van aandachtsgebieden in het onderzoek. Van Hall Larenstein ziet zijn lectoraten als onderzoekseenheden, met de lector als ‘gezicht’ binnen en buiten de hogeschool, die zorgt voor verankering van onderzoek in algemene kennis, via netwerk in werkveld en met onderwijs. Hij is spil in de interne en externe (op te richten) duurzame netwerken. Daarmee is een lector een vergelijkbare hoofdrolspeler bij het vaststellen van aandachtsgebieden en prioriteiten. Opleidingsdirecteuren en lectoren zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het inbrengen en evalueren van kennis, lering trekken uit ervaringen en incorporeren in onderwijs en in externe activiteiten. De komende jaren is de uitdaging het formaliseren en faciliteren van de verbinding tussen onderwijs en lectoraat en de lectoraten onderling. Hiervoor is helderheid nodig inzake kerntaken van een lectoraat en in functies respectievelijk rollen, taken en bevoegdheden binnen de organisatie. Uitgangspunt hierbij is: een functie is de benaming van de formele aanstelling (en fte), gekoppeld aan de functiebeschrijving volgens de Hay-systematiek. Bij de beschrijving van een rol wordt ingegaan op de wijze waarop wordt verwacht dat taken binnen de functie worden uitgevoerd.
Kerntaken van een regulier lectoraat De opdracht van een lectoraat is het uitvoeren van onderzoek, zoals beschreven in hoofdstuk 3: het onderzoeksprofiel. De opdracht valt uiteen in vier kerntaken. Deze vier kerntaken zijn de doelen die VHL realiseert door praktijkgericht onderzoek. De kerntaken zijn daarmee tegelijkertijd de criteria waaraan onderzoek binnen VHL moet voldoen. Daarom komen ze ook consistent terug in de lectoraatsopdracht, de plannings- en beoordelingsgesprekken, de meerjarenplannen en de jaarplannen. Lectoraten formuleren eigen indicatoren op deze vier kerndoelen van het onderzoek. Kennisontwikkeling Lectoren verheffen systematisch kennisontwikkeling door middel van eigen langjarige onderzoeksprogramma’s tot hun centrale doelstelling. De kwaliteitsdimensie van de verdieping van kennis is daarbij belangrijker dan de omvang van het onderzoek. Kennisontwikkeling staat ten dienste van de drie andere kerntaken: ze vergroot en verdiept de impact op de professionalisering van docenten, op de onderwijsontwikkeling en verrijkt de kenniscirculatie in de economie en samenleving.
28
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
De te ontwikkelen kennis voldoet aan wetenschappelijke criteria (met betrekking tot betrouwbaarheid en validiteit) en levert een bijdrage aan algemene kennis ten behoeve van maatschappij en beroepspraktijk. De gegenereerde kennis en inzichten moeten niet alleen geldig en betrouwbaar zijn; ze moeten ook breed toepasbaar zijn in maatschappij en werkveld en bijdragen aan de ontwikkeling als kenniseconomie en de innovatie van het werkveld. De aanpak is vaak multi- en/of transdisciplinair van karakter; creativiteit en het kunnen leggen van nieuwe verbindingen is van belang. Lectoren hebben een centrale rol in het aanwijzen van aandachtsvelden binnen en tussen de domeinen van de lectoraten en het vinden van raakvlakken, in het leveren van een vernieuwende bijdrage aan het onderwijs over de grenzen van de opleidingen heen en bij het integreren van projecten. Een terugkerende uitdaging voor lectoraten is het scherp krijgen van vragen uit de markt en het beroepenveld, het afbakenen van het probleem (inclusief ‘wat doen we niet’), de match met beschikbare kwaliteit en kwantiteit binnen Van Hall Larenstein en de financiële mogelijkheden. Duurzame (internationale/nationale en/of regionale) samenwerkingsverbanden rondom de onderzoeksthema’s en/of opleidingen worden aangegaan en/of verder ontwikkeld, mede gebaseerd op bestaande netwerken van lectoren, opleidingen en (individuele) docenten. Het onderzoek kent een internationale component, bijvoorbeeld door een buitenlandse partner in het lerend netwerk, als referent of kennisbron, door expliciet gebruik van buitenlandse literatuur en ervaringen of door de publicatie, het resultaat of product daadwerkelijk (Engelstalig) ook te richten op een internationale doelgroep. Professionalisering van docenten Lectoraten dragen bij aan het opleiden van onderzoekende en reflecterende professionals door deelname van docenten aan onderzoek. Ze bieden de mogelijkheid van docentstages, deelname aan projecten en afstudeerprojecten en promoties. Het doel is het ontwikkelen en/of versterken van onderzoekscompetenties, attitude en het kunnen vertalen van kennis naar innovatieve toepassingen. Het streven is gericht op koppeling van minimaal een docentpromovendus aan een lectoraat. ‘Professionalisering en competentieontwikkeling’ sluit nauw aan op de wens om de organisatie van Van Hall Larenstein te professionaliseren. Drie kernwaarden die hierbij horen: ‘professionaliteit’, ‘ruimte voor talent en groei’ en ‘ondernemerschap’. Kenniscirculatie Lectoren en kenniskring staan in open relatie met de maatschappij, werkveld en hogeschool, zijn in staat nieuwe ontwikkelingen in maatschappij en werkveld te identificeren en te vertalen naar onderzoeksvragen passend binnen het hbo. Netwerken binnen en buiten de hogeschool zijn van belang bij het formuleren van relevante onderzoeksprogramma’s op basis van kennis en de behoefte in het werkveld; omgekeerd vervullen ze een rol in het verspreiden van kennis uit onderzoek en maken hun deskundigheid zichtbaar voor de samenleving Resultaten van onderzoek worden actief in- en extern verspreid (inter)nationaal via diverse kanalen, waaronder en met hulp van Marketing & Communicatie (M&C), Bureau Trainingen
29
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
en Cursussen (T&C), alumniverenigingen en HBO-Raad (Lectoren Advies College i.o.). Lectoren zijn betrokken bij de cursussen die het Bureau T&C organiseert in het kader van Life Long Learning voor professionals uit het werkveld. Onderwijsontwikkeling Lectoraten dragen bij aan ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs door nieuwe toegepaste kennis in te brengen. Deze kennis is een resultaat van onderzoeksprojecten voor en in het werkveld. Lectoren zijn ingebed in de onderwijsorganisatie en structureel betrokken bij curriculumevaluatie en – ontwikkeling. Samen met de lector borgt de opleidingsdirecteur de inbedding van het lectoraat in de opleiding Lectoraten dragen bij aan het opleiden van onderzoekende en reflecterende professionals door deelname van studenten aan onderzoek. Ze bieden studenten de mogelijkheid van deelname aan projecten en afstudeerprojecten. Het doel is het ontwikkelen en/of versterken van onderzoekscompetenties, attitude en het kunnen vertalen van kennis naar innovatieve toepassingen voor het werkveld. Een lector kan bachelor-/master-studenten begeleiden, die onderzoek uitvoeren binnen (projecten van) het lectoraat.
Kenniskringen en Centres of Expertise Aan elk lectoraten is een kenniskring (Expertisekring) verbonden en/of zijn lectoren actief in een Centre of Expertise (CoE). Kenniskring Een kenniskring omvat docenten, docent-onderzoekers en/of docent –projectleiders of projectingenieurs, studenten en externen, die actief betrokken zijn bij het formuleren van onderzoeksopdrachten, de uitvoering van geaccordeerde opdrachten en de evaluatie van het opgeleverde product en het proces. Participatie in een kenniskring brengt het kennisniveau en de competenties van betrokkenen als professional op een hoger en actueel niveau. Docenten dragen actief de verworven kennis, inzichten en producten uit binnen opleiding en locatie. Samen met de kenniskring kan de lector verschillende onderzoeksprojecten tegelijkertijd op zich nemen en realiseren. Van Hall Larenstein ontwikkelt in 2013 richtlijnen voor de verdere ontwikkeling van kenniskringen en deelname van (externe) medewerkers. Centre of Expertise Binnen een Centre of Expertise (CoE) werken verschillende hogescholen en relevante sectoren aan de gezamenlijke innovatie van het bedrijfsleven. In een CoE werken de betrokken partijen gezamenlijk aan: - kennisontwikkeling en circulatie met betrekking tot een specifiek thema; - de omzetting van innovatievragen vanuit het bedrijfsleven naar praktische onderzoeksvragen en oplossingen kennisoverdracht tussen universiteiten, hbo-instellingen en werkveld, zoals gezamenlijke onderwijsontwikkeling en uitwisseling van docenten; - het vergroten van de mogelijkheden om te promoveren; - het herkenbaar invullen van het thema van het CoE in curricula van deelnemende hbo-instellingen.
30
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
De samenwerking en clustering van activiteiten op een bepaald onderwerp geeft dat een CoE overtreffende resultaten kan realiseren dan wanneer de betrokken partijen alleen werken. Het CoE levert daarnaast een bijdrage aan permanente herijking van het onderwijscurriculum door middel van input op actuele thema’s in de beroepspraktijk. Participatie van studenten en docenten is gericht op ontwikkeling van competenties en versterking van de beroepsgerichtheid van de opleidingen. Met relevante MBO-instellingen worden opleidingsprofielen afgestemd om ook een kwalitatief goede doorstroom te bevorderen.
Kaders Het CvB is verantwoordelijk voor het formuleren van een visie op onderzoeksdomeinen, de te maken keuzes en het toewijzen van middelen en het borgen van onderzoeksbeleid en onderzoeksagenda binnen de hogeschool. Het college is bevoegd tot het instellen van een nieuw lectoraat, en het verlengen of beëindigen van een contract, en borgt de relatie tot de gemaakte keuzes. De lector neemt een bijzondere positie in binnen de hogeschool. Hiërarchische en functionele aansturing zijn van elkaar gescheiden en worden uitgevoerd door verschillende personen binnen de organisatie. Het CvB vervult de rol van hiërarchisch leidinggevende. Eenmaal per jaar vindt een managementgesprek plaats tussen het CvB en de lector over inhoudelijke en bedrijfseconomische ontwikkelingen. Jaarlijks worden lectoren beoordeeld door de voorzitter van het CvB op basis van het jaarplan, het jaarverslag en het advies over het functioneren van betrokken opleidingsdirecteur. Rollen van een opleidingsdirecteur Een opleidingsdirecteur draagt binnen de vastgestelde beleidskaders van de hogeschool de verantwoordelijkheid voor onderwijs en onderzoek: voor de inhoud (innovatie en kwaliteit van de opleidingen, lectoraten, 1e/2e/3e geldstroomactiviteiten) van een of meer opleidingen, voor een efficiënte en rechtmatige inzet van middelen en aansturing van medewerkers. Hij is verantwoordelijk voor het realiseren van organisatorische randvoorwaarden in samenwerking met HRM, Financiën en Stafbureau. De opleidingsdirecteur is functioneel verantwoordelijk voor een of meer lectoraten. Ten opzichte van lectoren vervult hij verschillende rollen: de opleidingsdirecteur is functioneel leidinggevende Hij is het dagelijks aanspreekpunt voor de lector en docenten in de kenniskring. In het meerjarenplan (bijlage VIII) en jaarplannen leggen lectoren en opleidingsdirecteur de prioriteiten in kerntaken vast, gekoppeld aan het beschikbare aantal uren (fte) van een lector. Opleidingsdirecteur en lector dragen gezamenlijk zorg voor het ontwikkelen en verspreiden van nieuwe kennis, het bevorderen van ‘professionele nieuwsgierigheid’ bij docenten en studenten, het borgen van de inzet van docenten, de inbedding van lectoren in opleidingsteams en vorm en inhoud van onderwijsvernieuwing. De opleidingsdirecteur communiceert de toekomstplannen binnen opleiding(en), de hogeschool en naar studiekiezers en alumni.
31
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
De opleidingsdirecteur en lector voeren jaarlijks een planningsgesprek en een aantal keren per jaar voortgangsgesprekken over de verbinding ‘onderwijs en onderzoek’. In het jaarplan legt hij de actie-/speerpunten vast, in nauw overleg met de lectoren. Hij adviseert het CvB inzake de jaarlijkse beoordelingen. de opleidingsdirecteur is budgethouder voor onderwijs én onderzoek; Het jaarlijks toegekende budget voor een opleiding omvat de toegekende middelen voor projecten inclusief lectoraten. De opleidingsdirecteur legt verantwoording af aan het CvB van de ingezette middelen inclusief verantwoording van inzet van docenten en externen, uitputting van middelen en risicospreiding. De opleidingsdirecteur monitort daarvoor de financiële afspraken die zijn gemaakt met de lector in de lectoraatsopdracht en het meerjarenplan van de lector. De lector is zelf verantwoordelijk voor de realisatie van de afspraken. de opleidingsdirecteur als inhoudsdeskundige; Als counterpart van docenten en lectoren is hij soms ook inhoudelijk deskundig op het terrein van zijn opleiding(en) en is hij gesprekspartner inzake besluitvorming onderzoek. Hij heeft een visie op de toekomst van zijn opleiding(en) in relatie tot ontwikkelingen in het beroepenveld, in de maatschappij en heeft een beeld wat de belangrijkste vragen zijn naar kennis en kennisdragers. de opleidingsdirecteur als onderwijsontwikkelaar/initiator; Een opleidingsdirecteur vertaalt ambities en ontwikkelvraagstukken van de school naar onderwijs en onderzoek. Hij verkent en monitort de mogelijkheden voor nieuw onderzoek en de inbedding hiervan in onderwijs in nauw overleg met de lectoren, portefeuillehouder Onderzoek en het CvB. Hij toetst bij onafhankelijke externe partijen of de thematiek en ontwikkelrichting als relevant, actueel en toekomstbestendig worden ervaren. Hij draagt zorg voor verbinding met het instellingsbeleid. Hij stemt af met zijn collega-directeuren, lectoren en het CvB en brengt een door allen gedragen advies uit aan het CvB inzake nieuwe lectoraten of onderzoeksprojecten. In de lectoraatsopdracht worden de verwachtingen inzake onderwijsvernieuwing vastgelegd. Het onderzoek wordt vervolgens ingericht rond de functie van lector.
Functie en taken van een lector Tot nu toe zijn opleidingen leidend bij de keuze van het onderzoekthema van een (op te zetten) lectoraat. De komende jaren wil Van Hall Larenstein hierin verandering brengen en meer gestructureerd aansluiting zoeken bij de domeinen waarin de hogeschool actief is: o Natuur en leefomgeving o Gezondheid van mens en dier o Voeding en voedselproductie. De komende jaren formuleert de hogeschool een beleidsvisie per domein, met aandacht voor aspecten als samenwerking tussen opleidingen respectievelijk lectoren en de koppeling van minimaal één reguliere lector aan een opleiding.
32
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Van Hall Larenstein zet de komende jaren in op een grotere omvang van een reguliere lector: van de huidige 0.5 fte naar tenminste 0.6 fte om voldoende massa en focus te creëren. Knelpunt vormt de huidige Rijksbijdrage, die gebaseerd is op 0.5 fte. In 2013 voert Van Hall Larenstein daarom een discussie over inzet en toewijzing van benodigde onderzoeksmiddelen. Daarom gaat VHL zich richten op het verwerven van meer extern gefinancierde projecten. Bijzondere lectoraten kunnen worden gekoppeld aan een regulier lectoraat. Bij aanstelling van bijzondere lectoren worden afspraken gemaakt over prioritering van kerntaken en invulling van de hierna uitgewerkt rollen, opdat deze in verhouding staan met de beschikbare uren. Naar schatting vraagt elke rol, zoals hieronder uitgeschreven, de inzet van ca. 0.2 fte. Reguliere lectoren worden in principe voor een periode van vier jaar benoemd, die eenmaal kan worden verlengd. Vaste aanstellingen worden niet meer verleend. Hierbij zij aangetekend dat het opbouwen van een reputatie als onderzoeksgroep, het creëren van (duurzame) (internationale) netwerken alsmede inbreng en tijd kost. Continuïteit van lectoraat en het kunnen voortzetten van ingezette onderzoekslijnen vraagt zorgvuldige afweging en gerichte aandacht van opleidingsdirecteur en CvB. De te onderscheiden rollen van een lector zijn: een lector is boegbeeld (autoriteit); Een lector is de expert op zijn vakgebied. Hij is innovator en verantwoordelijk voor een goede aansluiting tussen onderzoek, onderwijs, beroepsprofiel en het werkveld. Een lector is in staat vragen uit de markt te vertalen naar onderzoeksvragen. Hij is intermediair tussen wetenschappelijk onderzoek en opdrachtgever/bedrijfsleven, spreekt de taal en is in staat de verbinding te leggen tussen beiden. Hij is wetenschapper en weet een evenwicht te creëren en in stand te houden tussen de wetenschappelijke benadering versus het praktijkgerichte karakter van het uit te voeren onderzoek. Hij weet elders ontwikkelde nieuwe kennis op waarde te schatten en draagt deze over aan opleiding, docenten, studenten en andere kenniskringleden. Hij borgt de kwaliteit van het opgedragen onderzoek conform wetenschappelijke standaard. Als expert draagt hij (pro)actief binnen en buiten de hogeschool uit wat het praktijkgericht onderzoek binnen zijn opdracht inhoudt en laat betekenis en resultaten zien voor werkveld, andere kennisinstellingen en het onderwijs van de hogeschool. Hij is het ‘gezicht’ van Van Hall Larenstein in landelijke en regionale netwerken en is (pro)actief binnen de media. Hij heeft een voorbeeldfunctie in- en extern. Als expert is hij verantwoordelijk voor het leggen, in stand houden en/of verder ontwikkelen van duurzame relaties tussen werkveld, maatschappij en het onderwijs. Als expert is de lector dé strategische partner voor de opleidingsdirecteur en het CvB inzake onderwijsvernieuwing en vervult hierin de rol van sparringpartner. een lector is programmamanager; De lector is integraal verantwoordelijk voor de realisatie van de lectoraatsopdracht en de daaruit voortkomende (meer)jaarplannen. Binnen de onderzoeksopdracht worden uiteenlopende (lange- en korte termijn) projecten uitgevoerd. De lector bezit de competenties
33
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
om als programmamanager van zijn meerjarig onderzoeksprogramma op te treden: hij ontwikkelt een visie inzake de te realiseren doelstellingen binnen zijn domein, inclusief ‘wat doen we niet’, en draagt deze actief uit. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek binnen de vastgestelde financiële kaders en voor verantwoording en evaluatie van projecten conform eisen van opdrachtgevers of subsidieverstrekkers, in nauwe samenwerking met de opleidingsdirecteur. Lector en opleidingsdirecteur stellen prioriteiten en aandachtsgebieden; de lector werkt dit uit in een meerjarenprogramma, inclusief verankering binnen het onderwijs, benodigde randvoorwaarden, invulling van kernwaarden, internationalisering (indien van toepassing) en een communicatieparagraaf. Jaarlijks levert een lector een jaarplan en een evaluatie hiervan op. Jaarplan en evaluatie bespreekt hij met de verantwoordelijke opleidingsdirecteur en binnen de kenniskring en informeert Stafbureau en andere lectoren. Samen met de opleidingsdirecteur is hij verantwoordelijk voor passende inzet van docenten, studenten en externe actoren. De lector adviseert de opleidingsdirecteur inzake beoordeling van docenten en externe deelnemers in de kenniskring. een lector is begeleider/opleider; Een lector is samen met de opleidingsdirecteur vooral verantwoordelijk voor het bevorderen van ‘professionele nieuwsgierigheid’ bij docenten en studenten op het gebied van onderzoek. Hij borgt dat studenten worden opgeleid tot beginnende professionals die in staat zijn tot analyse van (praktijkgerichte) problemen en het uitvoeren van onderzoek. Hij heeft de dagelijkse leiding over promotieonderzoek; een hoogleraar heeft het “ius promovendi”.
Verbinding tussen lectoren onderling Het in 2011 gestarte Lectorenoverleg wordt structureel ingebed in de organisatie en vindt minimaal twee keer jaar plaats. De lector benoemd voorlopig een voorzitter uit hun midden. Deelnemers zijn alle lectoren. Een secretaris van het overleg wordt geleverd door het Stafbureau CvB, dit is in principe de beleidsmedewerker belast met onderzoek binnen het stafbureau. Afhankelijk van de agenda zijn CvB en/of de opleidingsdirecteuren aanwezig. Doelstelling van het lectorenoverleg: - het leveren van een bijdrage aan de doorontwikkeling van het inhoudelijke profiel van Van Hall Larenstein op het gebied van toegepast onderzoek en de doorvertaling naar het onderwijs. Op deze manier speelt VHL met praktijkgericht onderzoek in op de belangrijkste vraagstukken in de komende jaren; het versterken van inhoudelijke dwarsverbanden tussen lectoraten en strategische partnerships, o.a. door uitwisseling van onderzoeksplannen, resultaten en evaluaties; - het methodologisch door-ontwikkelen van onderzoeksconcept en –beleid van de instelling (inclusief gedragscode): aan deze maatstaven voldoet het onderzoek aan Van Hall Larenstein; - het adviseren over uit het oogpunt van onderzoekscultuur noodzakelijke randvoorwaarden.
34
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
6. Onderzoeksprojecten en subsidiestromen Kaders Op basis van het onderzoeksprofiel zoals beschreven in hoofdstuk 3 kunnen de kenmerken van een project worden benoemd: 1. projecten zijn vraaggestuurd; De vraagstelling is afkomstig uit de beroepspraktijk of uit de eigen organisatie en wordt ‘vertaald’ naar een onderzoeksvraag. 2. projecten beantwoorden aan het doel van de opdrachtgever; 3. projecten zijn per definitie kortdurend en zijn (veelal) ingebed in lectoraat of CoE. Ook voor de projecten geldt dat zij moeten passen binnen de domeinen van het onderwijs, moeten bijdragen aan verbinding met het regionale en (inter)nationale werkveld, de ontwikkeling van professionaliteit van studenten en medewerkers en de zichtbaarheid van de hogeschool. Daarnaast kunnen projecten worden uitgevoerd om kennis op te doen over nieuwe onderwerpen/ontwikkelingen in het werkveld/maatschappij met als doel het curriculum aan te passen aan de actualiteit. Projecten moeten een positieve bijdrage leveren aan het bedrijfsresultaat van de hogeschool. De te realiseren projectresultaten maken onderdeel uit van de managementafspraken tussen het CvB enerzijds en de opleidingsdirecteuren anderzijds. In toenemende mate is ook bij subsidiegevers aandacht voor de relatie tussen onderwijs en onderzoek en de noodzaak om duurzame netwerken te creëren met overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Uit deze netwerken kunnen opdrachten voor projecten voortkomen, die passen binnen de visie op onderwijs en onderzoek. Van Hall Larenstein voert projecten uit in het binnen- en buitenland. De lectoraten werken aan regionale, nationale en internationale onderzoeksprojecten, waarbij het accent op de drie regio’s verschilt per lectoraat. Lectoraten worden aangemoedigd om naast hun werk in Nederland ook te kijken naar mogelijkheden in het buitenland. Via onderzoeksprojecten kunnen lectoraten een verbinding leggen tussen kennis en actoren op deze drie niveaus. De hogeschool heeft een ‘liaison’ (medewerker Stafbureau CvB VHL) aangesteld, die de interne organisatie van de projecten beheert en de contacten met het uitvoeringsorgaan van de regeling onderhoud. Van Hall Larenstein zet de komende jaren in op ontwikkeling van kennis over en ervaring met Nederlandse en Europese subsidiestromen.
Regionale en nationale onderzoeksprojecten In het sectorplan HAO en sectorplan Noord zijn afspraken gemaakt over de onderzoeksthema’s van de verschillende betrokken hogescholen in Nederland en over de Centres of Expertise. In het kader van deze afspraken zoeken lectoraten verschillende bronnen van financiering voor onderzoeksprojecten. In Nederland zijn een aantal subsidies vanuit de overheid beschikbaar waar Van Hall Larenstein aanspraak op maakt middels projectvoorstellen. Regionale en nationale projecten worden ook uitgevoerd op basis van rechtstreeks financiering uit het werkveld.
35
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
In de groene sector is KIGO een belangrijke subsidie. De regeling ‘ Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs’ (KIGO) ondersteunt groene onderwijsinstellingen bij het opstellen en uitvoeren van een gezamenlijke innovatieagenda. Kennisinstellingen vertalen vragen uit het werkveld in projecten, in overleg met de vragers. Docenten, leerlingen en studenten werken mee aan deze projecten en komen zo in contact met de praktijk. KIGO middelen zijn bestemd voor programma’s van de Groene Kennis Coöperatie, waar Van Hall Larenstein onderdeel van is, om de landelijke en regionale samenwerking en vernieuwing te stimuleren. Elk project kent zijn eigen spelregels: KIGO als voorbeeld Voor elk van de KIGO-projecten ieder half jaar een rapportage opgesteld waarin de inhoudelijke voortgang , de behaalde resultaten en de gerealiseerde uitputting van mensen en middelen is gerapporteerd. Inhoudelijk zijn alle KIGO-projecten beoordeeld door een onafhankelijke commissie van deskundigen (KIGO adviescie). Ter afsluiting van alle projecten wordt een eindrapportage geschreven, inclusief een financiële verantwoording met accountantsverklaring. Daarnaast maakt Van Hall Larenstein gebruik van de subsidieregeling RAAK. Deze subsidieregeling ondersteunt projecten waarbij hogescholen, ondernemers en publieke professionals samen werken aan innovatievragen waarbij nieuwe kennis voor het bedrijfsleven wordt ontwikkeld en verspreid. Kennis en innovatie helpen de ondernemers om hun concurrentiepositie te verbeteren. Netwerken tussen mkb’ers, professionals, hogescholen, kennisinstellingen, en (internationale) partners worden ondersteunt door de projecten die financiering ontvangen via deze subsidieregeling.
Internationaal Van Hall Larenstein streeft als internationale hogeschool naar een internationale component in de competenties bij alle opleidingen. Teneinde deze doelstelling te realiseren werkt de hogeschool aan uitbreiding en versterking van internationale producten en internationale samenwerking. Onder internationale producten wordt verstaan: activiteiten waarmee de hogeschool haar internationale profiel en ambitie vormgeeft en haar diensten en producten in de internationale markt zet, zoals (onderzoeks)projecten en consultancy. In 2012 heeft Nuffic een nieuw instrument, genaamd Living Lab, voor institutionele samenwerking binnen de dienstverlenging van het Netherlands Educational Support Office (NESO) geïntroduceerd (Plan van Aanpak Internationale positionering van het hbo……2012 – 2013). Het uiteindelijke doel is om op alle negen Topsectoren door consortia van Nederlandse Hogescholen gezamenlijk Living Labs te (laten) ontwikkelen waar onderzoekers, docenten, studenten en de beroepspraktijk uit Nederland en het betrokken NESO land samen werken aan innovatieve opdrachten en projecten (pg 8). Nuffic heeft vier speerpunten benoemd in vier landen (www.nuffic.nl); één daarvan is het thema ‘Agriculture’ in Brazilië. Het lectoraat Duurzame Agribusiness in Metropolitane Gebieden start in samenwerking met CAH Dronten, HAS Den Bosch en InHolland/Delft en Nuffic, een Living Lab in Brazilië. Het streven is de lectoren Melkveehouderij en Food and Health hierbij te betrekken. Naar verwachting zal onderzoek de komende jaren meer en meer afhankelijk worden van subsidies uit de EU (“Europe 2020 proof”). De EU subsidies worden samengebracht in Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016
36
Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Horizon 2020 dat het makkelijker maakt voor onderzoekers en instellingen om financiering te verkrijgen om goede ideeën op de markt te brengen. Om hier op toegerust te zijn zal Van Hall Larenstein de komende jaren kennis en ervaring in huis moeten halen om gericht en tijdig te kunnen inspelen op (de voorwaarden van) de subsidiestromen én zal de (financiële) administratie hierop ingericht worden.
37
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
7. Kwaliteitszorg PDCA-cyclus Om de beschreven visie op het onderzoek te realiseren is het noodzakelijk dat de kwaliteitszorg prioriteit heeft. De hogeschool monitort en verbetert systematisch de kwaliteit van het onderwijs, van het onderzoek en van de ondersteuning met behulp van de plan-docheck-act methode (PDCA cyclus). In figuur 9 wordt beschreven op welke wijze de PDCA-cyclus inzake onderzoek systematisch wordt doorlopen op het niveau van lectoraat en instelling.
•Plannen uitvoeren met kenniskring •Contacten met netwerken •Aanvragen en verlenging lectoraten
•Lectoraatsopdracht •Meerjarenplan •Jaarplan •Onderzoeksbeleid
Plan Act
Do
Check
•Afspraken n.a.v. gesprek uitvoeren. Waar nodig verwerken in jaarplan •VHL-brede verbeterplannen
•Functionerings- en beoordelingscyclus VHL •Managementgesprekken •Jaarverslagen •Externe visitaties
Onderwerp Verantwoordelijke Uitvoerende(n) Lectoraatopdracht CvB/OD OD Meerjarenplan OD/lector Lector/OD Jaarplan per kalenderjaar OD/lector Lector/OD Planningsgesprek per jaar OD/lector Lector/OD Beoordelingsgesprek per jaar CvB Lector/CvB Managementgesprek per CvB OD lectoraat 13 Jaarverslag per kalenderjaar OD/lector Lector/OD Lectorenbijeenkomst VHL CvB CvB/Stafbureau Afspraken n.a.v. plannings- en OD/lector Lector/OD beoordelingsgesprekken uitvoeren en verwerken in jaarplan Verbeterplannen VHL breed CvB CvB/stafbureau Figuur 9. PDCA-cyclus en verantwoordelijkheden in de PDCA cyclus 13
Deadline
01 oktober September Mei/juni Mei/juni 01 maart 2x per jaar
1x per jaar
Nieuwe maatregel aangekondigd in het onderzoeksbeleid 2013-2016. Groene Plus lectoren leveren jaarlijks voor 1 oktober een jaarrapportage aan de externe financier
38
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Plan Het onderzoeksbeleid van VHL biedt de kaders en richtlijnen voor de plannen met betrekking tot praktijkgericht onderzoek. Lectoraten voeren praktijkgericht onderzoek uit conform een door het CvB vastgestelde lectoraatsopdracht, conform de procedure ‘reguliere lectoraatsopdrachten en werving van reguliere lectoren’. Het Stafbureau toetst of de lectoraatsopdracht voldoet aan de gestelde eisen incl. een door F&C geaccordeerde financiële onderbouwing. Na goedkeuring kan het wervingsproces van start gaan. De Groene Plus-lectoraten stellen eerst een aanvraag op voor externe financiering. Na goedkeuring van de aanvraag door het CvB gaat de aanvraag naar het ministerie van EZ. Wanneer EZ heeft ingestemd wordt de lectoraatsopdracht geformuleerd en kan het wervingsproces beginnen. De lectoraatsopdracht14 wordt door de aangestelde lector vertaald in een meerjarenplan. De lector stelt zijn meerjarenplan op in nauw overleg met betreffende opleidingsdirecteur. Het meerjarenplan en jaarplan zijn gespreksonderwerpen van functionerings- en beoordelingsgesprekken. Elke lector geeft binnen een half jaar na het ingaan van de benoeming een lectorale rede waarin de lector zijn visie presenteert op het werkterrein van het lectoraat in relatie tot het onderwijs en onderzoek van de hogeschool en de plaats in de maatschappelijke context. Opleidingsdirecteuren stellen een jaarplan op voor hun opleiding(en), waarin te realiseren doelstellingen inzake onderwijs en onderzoek worden uitgewerkt. De jaarplannen worden door het CvB vastgesteld. Do De lector voert samen met lectoraatsmedewerkers, de kenniskring en externen het meerjarenplan/jaarplan uit. Het CvB stelt nieuwe lectoraatsopdrachten vast en beslist over de verlenging of beëindiging van lectoraten en lectoren. In de werkveldadviescommissies zijn externe leden opgenomen met ervaring op het gebied van onderzoek op basis van professionele trackrecors/statuur/woordvoerderschap. Check De opleidingsdirecteur heeft in het kader van het functionerings- en beoordelingscyclus15 jaarlijks plannings- en voortgangsgesprekken met de lector. De beoordelingsgesprekken worden door het CvB gevoerd, waarbij de opleidingsdirecteur een adviserende rol heeft. De uitkomsten van de onderzoeksevaluaties dienen als input voor planning- en beoordelingsgesprekken met lectoren. In de managementgesprekken tussen het CvB en de opleidingsdirecteuren worden de voortgang van de jaarplannen besproken, ook met betrekking tot het onderzoek. De 14 15
Format lectoraatsopdracht Van Hall Larenstein Cyclus Functionering en Beoordeling, 2008
39
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
opleidingsdirecteuren vullen twee keer per jaar een status update in om de voortgang te documenteren. De verbinding tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek is op instellingsniveau geborgd door centrale monitoring. Twee keer per jaar organiseert VHL lectorenbijeenkomsten om de verbinding tussen lectoren te stimuleren en om het onderzoekprofiel, de strategie en de organisatie van onderzoek door te ontwikkelen. Deze lectorenbijeenkomst voorzien het CvB onder meer van feedback over het onderzoeksbeleid en de kwaliteitszorg. Act De lector voert de gemaakte afspraken in de plannings- en beoordelingsgesprekken uit. De afspraken kunnen leiden tot mogelijke wijzigingen in het jaarplan en/of meerjarenplan. De afspraken worden gemonitord in het volgende gesprek in de plannings- en beoordelingscyclus. De lectoraatsbijeenkomsten en de planningsgesprekken verschaffen informatie over VHLbrede verbeterpunten. Het Stafbureau formuleert samen met de portefeuillehouder onderzoek op basis van deze input en de externe onderzoekevaluaties een VHLverbeterplan. Dit verbeterplan wordt voorgelegd aan het CvB.
Peerreviews In het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek 2009 – 2015 is vastgelegd dat “elke hogeschool zorg draagt voor een intern kwaliteitszorgbeleid dat in ieder geval elke zes jaar leidt tot evaluatie van zelf te kiezen lectoraten. De beoordeling van de gekozen eenheid vindt plaats door een commissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen. De samenstelling is representatief voor de beroepspraktijk, onderwijs, onderzoek en kennis en samenleving. De beoordeling van de commissie vindt plaats op basis van een zelfevaluatie van het lectoraat” (hfd 4). Van Hall Larenstein heeft in de periode 2012 – 2015 gekozen voor beoordeling van de volgende lectoraten: In 2012: 1. Groene Leefomgeving van Steden; 2. lectoraat Welzijn van Dieren In 2013: 1. Melkveehouderij; 2. Watertechnologie; 3. Marine Policy; 4. Geïntegreerd Natuur- en Landschapsbeheer. In 2014: 1. Biobased Economy; 2. Duurzame Visserij en Aquacultuur. In 2015: 1. Marine Ecosystems Management; 2. Food, Health and Safety; 3. Food Physics. Een overweging hierbij is het aflopen van benoemingstermijnen (zie figuur 2). De geplande reviews zijn onderdeel van de besluitvorming inzake verlenging van lectoraat en/of aanstelling van een lector. Een visitatierapport van een lectoraat zal naast de adviezen inzake het lectoraat mogelijk ook meer algemenere opmerkingen over de inrichting van de onderzoeksfunctie binnen de instelling bevatten. Jaarlijks maakt het Stafbureau een meta-analyse op instellingsniveau van de vastgestelde onderzoeksrapporten.
40
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Teneinde deze opmerkingen van algemenere aard af te wegen en deze om te zetten in beleid wordt van CvB en opleidingsdirecteuren gevraagd voldoende tijd hiervoor in te ruimen. Resultaten van een gewijzigd beleid zijn eerst op langere termijn zichtbaar, hetgeen een overweging zou kunnen zijn om de planning enigszins te temporiseren.
Projectmanagement In het kader van ‘Operational Excellence’ is in 2011 het project ‘Projectmatig werken’ gestart met als doel “uitwerking wijze van projectmatig werken binnen VHL, incl. uitwerking administratieve organisatie, rollen en verantwoordelijkheden, beschikbare managementinformatie, behoeftepeiling kennis en vaardigheden, opzet ontwikkelplan en communicatie- en implementatieplan (Bron: projectgroep)”. De projectgroep heeft deelnotities opgeleverd, onder meer inzake programmanagement. Onderscheid wordt onder meer gemaakt tussen programmamanager en de rol van projectleider. De rol programmamanager is verantwoordelijk voor de procesbewaking van de projecten, heeft een en coördinerende rol gericht op afstemming. De projectleider is integraal verantwoordelijk voor inhoud en bedrijfseconomische resultaten. De projectgroep is van mening dat een lectoraat een specifiek project is, met de lector als projectleider. In afwijking van bovenstaande wordt in deze notitie de rol van programmamanager gekoppeld aan het dragen van verantwoordelijkheid: de lector is verantwoordelijk voor zijn onderzoeksprogramma. Hierbij wordt hij ondersteund en begeleid door de Programmamanager Onderzoek, een coördinerende, ondersteunende en begeleidende rol binnen het Stafbureau, conform advies van de projectgroep.
Stafdiensten Financiën De komende jaren wordt ingezet op het ontwikkelen en uitbouwen van kennis en ervaring met Europese subsidiestromen (“Europe 2020 proof”) respectievelijk ondersteuning van lectoren en docenten ter zake. F&C onderzoekt de mogelijkheden van een geautomatiseerde aanlevering van financiële gegevens per lectoraat. Er wordt ook gewerkt aan verbeterde managementinformatie voor projecten, zowel op projectniveau als op opleidingsniveau. HRM In de komende jaren streeft de hogeschool naar het ontwikkeling van een Team Ontwikkelplan per opleiding, waarin als team in kaart wordt gebracht de benodigde competenties voor de komende jaren, de gemaakte afspraken over ontwikkeling van teamleden en hieraan gekoppeld de gerichte inzet in onderwijs en onderzoek. De persoonlijke ontwikkelplannen (POP) sluiten hierop aan. De afdeling HRM verzorgt alle reguliere ondersteunde processen met betrekking tot de indoor-en uitstroom van medewerkers , inclusief docent-onderzoekers en lectoren. Specifiek gericht op het onderzoek verzorgt HRM: Training op het gebied van onderzoeksmethoden voor docent-onderzoekers Scholingsmogelijkheden voor docenten die gericht zijn op het behalen van een hoger (basis) kwalificatieniveau. Het beleid is gericht op masters.
41
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Voor promoties die vanuit een lectoraat worden uitgevoerd, wordt de docentonderzoeker voor minimaal 0,4 fte vrijgesteld van onderwijstaken. Advies met betrekking tot de inrichting van een lectoraat.
Inzet projectingenieurs Bij het lectoraat Welzijn van Dieren zijn projectingenieurs actief: net afgestudeerde hbo-ers met een tijdelijke aanstelling. De projectingenieurs krijgen bewust een 50/50 invulling van hun aanstelling bij lectoraat en opleiding Diermanagement. Het doel is tweeledig: 1. verbinding te leggen tussen lectoraat en opleiding (waarborgen doorwerking van lectoraatskennis naar de opleiding en de interactie met studenten); 2. het overnemen van bepaalde taken van docenten waardoor deze meer ruimte krijgen voor samenwerking met het lectoraat. Marketing en Communicatie De hogeschool kent een communicatieplan Onderzoek, waarin het onderzoekprofiel helder is verwoord en waarin duidelijk is dat Van Hall Larenstein het zwaartepunt legt bij onderzoek gerelateerd aan onderwijs. Het doel van communicatiebeleid inzake onderzoek is de zichtbaarheid en impact van het praktijkgerichte onderzoek te versterken en een sterker (onderzoeks-)imago te creëren. Het onderzoeksprofiel is te vinden op Nederlands- en Engelstalige websites. Sites van lectoraten hebben een bij Van Hall Larenstein passende uitstraling, zijn up-to-date en snel te vinden. Op intranet is volgens een uniform format informatie te vinden over lectoraten, de onderzoeksopdracht, de mogelijkheden voor docenten en studenten. Ook wordt jaarlijks inzichtelijk gemaakt op welke wijze het onderzoek een bijdrage levert aan vernieuwing van het onderwijs. Stafbureau Vanaf september 2012 is een programmamanager Projecten werkzaam ter ondersteuning van opleidingen en lectoraten op het gebied van aanvragen en onderbouwing subsidieaanvragen bij het ministerie van EL&I (RAAK, KIGO, Impuls). De komende jaren wordt ingezet op het ontwikkelen en uitbouwen van (juridische) kennis en ervaring met Europese subsidiestromen. Bij de implementatie van het Brancheprotocol werken lectoren en Stafbureau nauw samen volgens een draaiboek. Het Stafbureau vervult een ondersteunende rol; waar nodig de rol van aanjager en is bewaker van processen, afspraken en deadlines. Het Stafbureau is verantwoordelijke voor het jaarlijks tijdig en efficiënt verstrekken van gegevens t.b.v. HBO-monitor. Bureau Trainingen en Cursussen Het doel van het Bureau Trainingen & Cursussen (T&C) is het bij elkaar brengen van onderwijs en bedrijfsleven om actuele kennisoverdracht in opleidingen en in cursussen binnen de hogeschool te garanderen. De komende jaren organiseert en faciliteert Bureau T&C trainingen, cursussen, workshops, masterclasses, evenementen en seminars gericht op werkveld, professionals, alumni en studenten. Het aanbod is open of kan vraaggericht zijn en sluit aan bij de domeinen van de hogeschool. Lectoren en docenten-onderzoeker leveren een bijdrage aan en zijn zichtbaar in het aanbod van T&C.
42
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
8. De acties tot 2016 Wat staat er in 2016? De basis is goed georganiseerd, met heldere structuren inclusief duidelijke taken, rollen en verantwoordelijkheden voor opleidingsdirecteur, lectoren en ondersteunende diensten. De kwaliteitszorg is op orde. (Internationaal) onderzoek is verankerd binnen de organisatie. Binnen en buiten de hogeschool is helder wat het onderzoek inhoudt en wat werkveld en beroepsbeoefenaren kunnen verwachten. Elk lectoraat heeft een lectoraatsopdracht zoals beschreven in de procedure ‘Aanstellingsbeleid Lectoren’ en heeft dit uitgewerkt in een vastgesteld meerjarencontract, inclusief afspraken over inbreng in/vernieuwing van onderwijs, de gewenste relatie met werkveld en/of kennisinstellingen, samenwerking met (bijzondere) lectoren, internationalisering (indien van toepassing) en een communicatieparagraaf (met de lector in een actieve rol). Jaarlijks is conform de PDCA-cyclus een werkplan vastgesteld, met aandacht voor de zes kernwaarden van Van Hall Larenstein: Opzet en doel van een kenniskring is duidelijk, het beleid inzake promovendi is vastgesteld en wordt uitgevoerd, de eerste docent-onderzoekers zijn aangesteld. Afstemming en overleg tussen lectoren vindt minimaal twee keer per jaar plaats. Jaarlijks worden twee lectoren gevisiteerd en schrijven daartoe tijdig een zelfevaluatie (inclusief kritische zelfreflectie). Van Hall Larenstein streeft naar een omzet van 2e en 3e geldstroom, die minimaal gelijk is aan het niveau van 2012. Daarbij zal uiteraard worden gelet op het rendement. De ondersteunende diensten hebben ter zake expertise en bij de taken passende capaciteit en competenties.
‘To do list’ Ontvlechting Als onderdeel van Wageningen UR onderschrijft de hogeschool de ‘Statement Positionering onderzoek Wageningen UR’ (5 december 2011). In het proces van de ontvlechting stelt de hogeschool een eigen Statement op. Als onderdeel van Wageningen UR onderschrijft de hogeschool de ‘Integriteitscode Wageningen UR (2009)’. Deze geldt voor alle medewerkers. De ethische commissie en de vertrouwenspersonen zien toe op de naleving van de uitgangspunten. In het proces van ontvlechting stelt de hogeschool een eigen Integriteitscode op. Het opstellen van een gedragscode, gebaseerd op de door de HBO-Raad opgestelde gedragscode inzake voorbereiden en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek in het hbo. De gedragscode is van toepassing op studenten en medewerkers tijdens het verrichten van praktijkonderzoek. Onder medewerkers worden zowel lectoren, docenten als stafmedewerkers begrepen. Prestatieafspraken De in de Prestatieafspraken verwoorde doelstellingen m.b.t. onderzoek zijn:
43
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Expertisethema’s en VHL als trekker bij ministens vier op te richten Centre of Expertise (pg 35/36); Verdere invulling geven aan het Centre of Expertise Biobased Economy (pg 36); De koppeling aan de Human Capital Agenda (Topsectoren) (oa pg 9/13); Meer samenhang in onderzoek(thema’s). Percentage docenten met een Master of PhD verhogen van 68% naar 75% in 2016
Aanvullende acties De te ondernemen acties voor de komende jaren: Onderwerp
Aansturing
Uitvoering
Deadline
2012 – 2013 Kwaliteitszorg Bezoek VKO
CvB
CvB/OD’s/lectoren/ Stafbureau Stafbureau/HRM/Financiën
21 maart 2013
Managementinformatie lectoren op orde
CvB
Managementinformatie van projecten verbeteren Alle lectoraatsopdrachten op orde Draaiboeken BKO en VKO
CvB CvB CvB
Stafbureau en Financiën i.s.m. lectoren+ OD OD/lector/stafbureau Stafbureau
Meta-analyse Hobeon verwerken in beleid Communicatieplan Onderzoek: eerste aanzet Fin. Overzichten per lectoraat
CvB
Stafbureau/OD/lectoren
Juli 2013 31 december 2012 15 juli 2013
CvB
Marketing & Communicatie
01 juli 2013
CvB
F&C
15 juli 2013
CvB CvB
OD + lectoren HRM/Stafbureau i.s.m. lector + OD Stafbureau en Financiën i.s.m. lectoren+ OD OD/lectoren/Stafbureau
01 juli 2013 01 april 2013
CvB
Lectoren/OD’s i.s.m. HRM/Stafbureau
31 december 2013
CvB
M&C
01 juli 2014
CvB
01 januari 2014
CvB CvB
Stafbureau en stuurgroep Internationalisering Financiën/Stafbureau Stafbureau/OD/lectoren
CvB
OD/lectoren/Stafbureau
15 juli 2014
CvB
OD/Stafbureau
15 juli 2013
Inhoudelijk Verankering lector in onderwijs Notitie kenniskring 16
Meerjarenplan lectoraten
CvB
Lectorenplan 2013 - 2015
CvB
01 juli 2013
15 juli 2013 15 juli 2013
2013 – 2014 Kwaliteitszorg Uitwerken deelnotitie kenniskring incl. promotiebeleid in TOP (teamontwikkelingsplan) Nadere uitwerking Communicatieplan Onderzoek Notitie Internationalisering incl. Onderzoek Start Europe 2020 proof Meta-analyse Hobeon verwerken in beleid Borging wetenschappelijke validiteit onderzoek Inhoudelijk Onderzoek belegd binnen werkveldadviescommissie
01 januari 2014 15 juli 2014
2014 – 2015 16
Met aandacht voor samenwerking met (bijzondere) lectoraten, samenstelling kenniskring/CoE, internationalisering, communicatie binnen en buiten VHL
44
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Kwaliteitszorg Tussentijdse evaluatie Onderzoeksbeleid Meta-analyse Hobeon verwerken in beleid
CvB
01 juli 2015
CvB
OD’s/lectoren/ Stafdiensten Stafbureau/OD/Lectoren
CvB CvB
OD’s/lectoren/Stafbureau OD’s/lectoren/Stafdiensten
juli 2016 Juli 2016
15 juli 2015
2015 – 2016 Kwaliteitszorg Nieuwe notitie Onderzoeksbeleid Nieuw lectorenplan
45
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bijlage I. Overzicht gesprekspartners Onderdeel organisatie CvB Opleidingen
Vertegenwoordigers Klaas van Mierlo Rien Komen Tjalling Huisman Gerrit Jeuring Robert Baars Hans van Rooijen Jan van der Valk Jos Wintermans Wendy Zuidema- Haans Angelique Kuiper
Bureau T&C Portefeuillehouder Internationalisering Portefeuillehouder Onderzoek M&C
Michiel Hupkes Hans van Haeren Geartsje Oosterhof Wendy Zuidema-Haans Jitske Benedictus Judith Pierik
HRM Stafbureau CvB VHL
Marga de Wild Ben Schulte Eva Verschoor-Helmus Wendela Schlebaum
Lectoren
Martin Baptist Bonnie Bult Rik Eweg Hans Hopster John Janssen Feike van der Leij Maarten Nederlof Wim Timmermans Jelle Zijlstra
46
Functie Voorzitter CvB CvB-lid Opleidingsdirecteur a.i. Opleidingsdirecteur Teamleider Wageningse opleidingen Opleidingsdirecteur Opleidingsdirecteur Opleidingsdirecteur Opleidingsdirecteur Teamleider Kust- en zeemanagement Coördinator master Velp Hoofd Voorzitter stuurgroep Internationalisering
Medewerker M&C (lectoren) Adviseur Corporate Communicatie Hoofd Beleidsmedewerker Beleidsmedewerker Directiesecretaris Marine Ecosystems Management Watertechnologie Duurzame Agribusiness in Metropolitane Gebieden Welzijn van Dieren Geintegreerd Natuur- en Landschapsbeheer Food and Health Watertechnologie Groene Leefomgeving van Steden Melkveehouderij
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bijlage II. Geraadpleegde bronnen
Artikel: Onderzoek aan hogescholen Auteur: Carola Haegeman, alg. manager a.i. Create-IT Applied Research april 2012, HO-management pg 14 t/m 16
Besluit NVAO opleidingen hbo-masters APCM en MoD d.d.30 augustus 2012
Basisdocument Kwaliteitszorgstelsel Onderzoek Hogescholen 2008 Auteur: HBO-Raad
Brancheprotocol HBO 2009 Auteur: HBO-Raad
Concept Strategienota 2010 – 2015 Hogeschool Van Hall Larenstein
Jaarverslag Wageningen UR 2011
Kadernota Onderzoeksbeleid 2010 – 2015 Hogeschool Van Hall Larenstein (November 2010; niet vastgesteld) Auteur: Hobéon Management Consult BV
Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001 – 2008 SKO december 2008
Notitie Lectorenplan 2009 - 2011 (Decos 2009-1379) Auteur: Adrienne Klunhaar (Stafbureau Directie VHL)
Notitie Hbo-onderzoek nader gedefinieerd (versie 1.2. d.d. 5 september 2005; vastgesteld door CvB.) Auteur: Jan Palte, Kleijs Oenema, Bestuurssecretariaat, Jos van Kronenburg
Notitie Planning&Controlcylcus (versie mei 2012)
Notities tbv DO inzake (kosten) evaluatiecommissie lectoraat
Prestatieafspraken Hogeschool Van Hall Larenstein 2012 – 2015 (versie mei 2012)
Procedures reguliere lectoraatsopdrachten en werving reguliere lectoren VHL (versie 20 maart 2012; vastgesteld door directie VHL)
Plan van Aanpak Internationale positionering van het hbo binnen het NESO programma via Living Labs 2012 – 2013 Versie april 2012, Nuffic
Zelfevaluatie Groene Leefomgeving van Stedelijke Gebieden 2012 Auteur: Wim Timmermans
Zelfevaluatie Welzijn van Dieren 2012 Auteur: Hans Hopster
47
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Sectorplan HAO 2011 – 2015 (maart 2011)
Scholen voor Ambities. Sectorplan HBO Noord-Nederland 2010 – 2015 (februari 2010)
48
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bijlage III. Opleidingen van Hogeschool Van Hall Larenstein 17 Van Hall Larenstein,
Van Hall Larenstein, Wageningen
Van Hall Larenstein, Leeuwarden
Velp
Bachelor
Bos- en Natuurbeheer Land- en Watermanagement Tuin- en Landschapsinrichting
Associate Degree (Ad)
Tuin & Landschapsinrichting
Master
Project and Process Management in the Domain of Land and Water
Bachelor
Master
Master Management of Development Master Agricultural Production Chain Management
Bachelor
Bedrijfskunde en Agribusiness Biotechnologie / Life Sciences18 Dier- en Veehouderij Diermanagement International Business and Management Studies19 Kust en Zee Management Milieukunde Plattelandsvernieuwing Tuinbouw en Akkerbouw Voedingsmiddelentechnologie
Associate Degree (Ad)
Melkveehouderij Ondernemerschap Integrale Handhaving Omgevingsrecht Duurzaam Bodembeheer Duurzame Watertechnologie
Bedrijfskunde en Agribusiness Dier- en Veehouderij Plattelandsvernieuwing Tropische Landbouw/ Agri-systems Management Voedingsmiddelentechnologie
17
bron: Jaarverslag Wageningen UR 2011 met Noordelijke Hogeschool Leeuwarden 19 met Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Stenden Hogeschool 18
49
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bijlage IV. SWOT-analyses lectoraten Van Hall Larenstein De lectoren van Van Hall Larenstein zijn begin september 2011 gevraagd per dimensie (onderzoek, onderwijs, HRM en Planning en Control) SWOT-analyses voor hun lectoraat te maken. Op twee momenten is gewerkt aan een gezamenlijk beeld van de kernissues per dimensie. Dit gebeurde op 14 oktober 2011 met zes lectoren en op 31 oktober met drie lectoren. De besprekingsresultaten zijn hieronder opgenomen.
DIMENSIE ONDERZOEK -
Sterktes
-
Zwaktes
-
-
Kansen
-
Bedreigingen
50
Elk lectoraat heeft grote potentie door uitgebreide netwerken en veel contacten met partijen; VHL is onderdeel van een sterk verband en merk: Wageningen UR. Wageningen UR-verband kent marktconforme tariefstelling en soms gedwongen winkelnering. Dat is niet bevorderlijk voor het zaken doen met interne partijen; De Raad van Bestuur van Wageningen UR staat voor VHL en DLO nogal op afstand. Komen de belangen van lectoren daar voldoende in beeld? Interne en externe zichtbaarheid van de lectoraten is nog niet zoals gewenst; PR beleid bevordert de zichtbaarheid niet (snelheid van bijv. webmateriaal plaatsen). Verschillen in de verwachtingen t.a.v. een lectoraat (taakgebieden en temporisering ontwikkeling daarin); Lectoraat in het HBO als ontwikkeltraject geeft ruimte voor het benutten van succesvolle concepten te benutten om bijv. zichtbaarheid en impact te vergroten; Samenwerking met bedrijven en regio’s anders dan uit opportunistische (financiële ) motieven; Het Wageningen UR-verband als uithangbord gebruiken bij contracten en samenwerking; Positionering: nog sterker bepaalde niches opzoeken bijv. in bepaalde regio’s en rondom visserij, product- en bedrijfschappen en bedrijven; De trekkersrol van VHL bij enkele sectorplannen HAO.
Er is geen massieve bedreiging, maar : - er is geen strategisch beleid waarop de lectoren kunnen aansluiten om gericht te werken aan kwaliteit, focus en massa; - de lectoren hebben last van de interne strubbelingen. Dat heeft gevolgen voor het vertrouwen van partners in de instelling; - onderzoek is nog sterk locatie-gebonden; daarin wordt niet gekozen; - er is nog geen onderzoeksklimaat;
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
-
er is versnippering.
DIMENSIE ONDERWIJS Sterktes
-
Zwaktes
-
Kansen
-
51
VHL als grootste groene opleider van Nederland; Goede internationale zichtbaarheid en naam; De regionale en landelijke zichtbaarheid van de opleidingen; Enorme drive bij VHL-medewerkers voor het onderwijs; Goede docenten, die voor binding van de studenten met de opleidingen zorgen; De kleinschaligheid in de noordelijke opleidingen zorgt voor centraal stellen van de student. Het omgevingsbewustzijn en –gevoel van de hogeschool als geheel is beperkt; Innovatiekracht richting organisatie met een breder en moderner profiel is beperkt; De organisatie niet goed toegerust op het zoeken van een goede balans tussen het varen van een eigen koers en het inspelen op snelle externe ontwikkelingen; De topsectoren zijn nog sterk eenzijdig op onderzoek gericht. Daarnaast is de relatie van Topsectoren met het MKB zwak; Onvoldoende overzicht: er worden rond onderzoek teveel deelbeslissingen genomen zonder dat er regie is; Ook is niet duidelijk wie het overzicht zou moeten bewaken; Opleidingsdirecteuren zijn sterk intern gericht; De persoon en de voorkeuren van de opleidingsdirecteur zijn sterk bepalend voor de plaats en mogelijkheden van de lector in de opleiding; Borging van het werkplekleren is niet goed geregeld; Er is beperkte tot geen betrokkenheid van de lector bij curriculumontwikkeling; Er is geen aandacht voor onderzoeksleerlijnen in curricula. Aanhaken bij de Topsectoren; Benutten stakeholders voor het voorsorteren op Topsectoren; De relatie met Topsectoren is niet institutioneel vormgegeven. De VHL lectoren kunnen aan meer institutionalisering bijdragen; De ruimte om als VHL zelf te definiëren wat onderzoek in het Groenonderwijs zou moeten betekenen en opbrengen; Verschuivingen in het aannamebeleid van afgestudeerden door
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bedreigingen -
werkgevers; De regionale uitstraling van onderwijs en lectoraat; Lectoren die bijdragen aan de versterking van het omgevingsbewustzijn van de instelling en haar medewerkers o.a. in curricula. Gebrek aan sturing en transparantie doet lectoren terugtrekken op hun eigen domein; Kwalitatief minder goede opleidingen beïnvloeden naam en faam van de verbonden lector; Het HBO als onderwijsfabriek; Opleiden voor middelmaat en te weinig voor excellentie; Middelmatige studenten niet inzetbaar projecten; Teveel werkveldsturing en trends; Verloren gaan van vakkennis en balans kennis en vaardigheden; Imago van het werkveld schrikt studenten af; Lopende onderwijsprogramma’s laten weinig ruimte voor innovatie en aanpassing (o.m. gericht op onderzoek).
DIMENSIE HRM Sterktes
-
Medewerkers hebben een sterke kennisbasis; Medewerkers met eigen bedrijf; Centraal geregelde ondersteunende diensten.
Zwaktes
-
Moeizame werving van docenten; Directeuren denken niet in termen van onderwijs én onderzoek bij werving van een nieuw type docent; Ongeschiktheid veel docenten als projectmanager; Loopbaanbeleid is sterk individueel ingericht; Norm voor de verhouding van vast en tijdelijk personeel belemmert lector in het onderbrengen van onderzoek; Omslachtige randvoorwaarden voor personele samenwerking; Centraal geregelde ondersteunende diensten.
Kansen
-
-
52
Kennisdirecteur aanstellen ter ondersteuning van de lector ; Center of Expertise-ontwikkeling (kansen voor opleiding en ontwikkeling van expertise); In selectieprocedures nagaan of nieuwe medewerkers over de juiste onderwijs-, onderzoek - en projectmanagementcompetenties beschikken; Samenwerkingsmogelijkheden met DLO op personeel vlak; Regeling “kleine samenwerking” zorgt voor personele flexibiliteit; Bij centralisatie van ondersteunende diensten goede afwegingen maken over efficiency en resultaat;
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bedreigingen -
Denk na over tijdelijke karakter van de meeste lectoraten. Slagvaardigheid van HRM afdeling in de uitvoering; Docenten die moeilijker doorgroeien naar rol van docent/onderzoeker.
DIMENSIE PLANNING & CONTROL Sterktes Zwaktes
-
Kwetsbaarheid VHL bij management van complexe projecten; Kostendekkend maken kleine projecten; Onduidelijkheid over mogelijkheden F&C ondersteuning in projecten.
Kansen
-
DLO-aanpak in het managen van complexe projecten als voorbeeld.
Bedreigingen -
53
Afdrachten.
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bijlage V. Format Meerjarenplan lectoraten Elke lector schrijft een meerjarenplan, waarin hij de resultaten op het gebied van de kerntaken van een lectoraat (pg 26 Onderzoeksbeleid 2013 – 2016)te behalen in zijn aanstellingsperiode expliciteert. Hij beschrijft op welke wijze hij invulling geeft aan de drie rollen van een lector (pg 29 Onderzoeksbeleid 2013 – 2016). Daarnaast wordt aandacht besteed aan de verankering van het lectoraat binnen het onderwijs, benodigde randvoorwaarden, internationalisering en een communicatieparagraaf (pg 30 Onderzoeksbeleid 2013 – 2016). De lector stelt zijn meerjarenplan op in nauw overleg met de bij het lectoraat de verantwoordelijke onderwijsdirecteur. Hij betrekt evt. andere, bij zijn lectoraat betrokken, onderwijsdirecteuren. Het plan wordt vastgesteld door het CvB. Het plan is een vast onderdeel van de managementgesprekken. De aanstellingsperiode is overwegend vier jaar. Is de aanstellingsperiode niet begrensd, dan wordt voor het meerjarenplan een periode van vier jaar aangehouden. Jaarlijks levert een lector een jaarplan en een evaluatie hiervan op. Jaarplan en evaluatie bespreekt hij met de verantwoordelijke opleidingsdirecteur en binnen de kenniskring. Hij informeert het Stafbureau en de andere lectoren (pg 30 Onderzoeksbeleid 2013 – 2016).
Jaar 1
Jaar 2
Bijdrage aan strategische netwerkvorming VHL Versterking van de aansluiting op andere kennisinstellingen , zowel WO als HBO Versterking van de kennisnetwerken van de opleidingen Welke duurzame allianties? Hoe participeert het lectoraat aan meerjarige programma’s binnen het kennisnetwerk. Kennisontwikkeling Omvang van onderzoeks-, ontwerp en ontwikkelingsprojecten die door het lectoraat in samenwerking met of ten behoeve van derden worden uitgevoerd. (Omvang in termen van mensen en middelen). Oordeel van de partners / klanten over de kwaliteit van de geleverde kennisdiensten. Professionalisering van docenten Aantal VHL docenten dat deel uitmaakt van de kenniskring. Aantal VHL docenten dat participeert aan de projecten van het lectoraat al of niet in de vorm van een docentstage Aantal promovendi Aangeboden scholingsmogelijkheden Kenniscirculatie (bewustwording en communicatie) Participatie aan landelijke programma’s gericht op (innovatie van) de beroepspraktijk. Participatie aan beroepsrelevante netwerken.
54
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Jaar 3
Jaar 4
-
Aantal publicaties, lezingen, seminars, workshops e.d. ten behoeve van derden.
Onderwijsontwikkeling Betrokkenheid bij curriculumevaluatie en ontwikkeling Inhoudelijke inbreng in majoren en minoren Aantal publicaties, themasessies, gastcolleges e.d. ten behoeve van het onderwijs. Aantallen studentstages, aantal begeleide afstudeeropdrachten Rollen lector Boegbeeld Programmamanager Begeleider/opleider Bijdrage Internationalisering Randvoorwaarden e
Financiële paragraaf incl beleid inzake 2 en 3 geldstromen
e
Communicatieparagraaf
55
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Bijlage VI. Dublin Descriptors Omschrijving niveau bachelors en masters Kwalificaties Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Kwalificaties Masters Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op publiek bestaande uit specialisten of nietspecialisten.
Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
Kennis en inzicht
Toepassen kennis en inzicht
56
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Shared ‘Dublin’ descriptors for Short Cycle, First Cycle, Second Cycle and Third Cycle Awards A report from a Joint Quality Initiative informal group (contributors to the document are provided in the Annex).
18 October 2004 1 INTRODUCTION This note proposes a shared ‘Dublin’ descriptor for qualifications awarded to students that signify completion of the higher education short cycle (within the first cycle). The descriptor extends the existing Dublin descriptors for Bachelor’s, Master’s and Doctoral awards that have been published i previously through the Joint Quality Initiative . In keeping with the Dublin Descriptors for the Bachelor’s, Master’s and Doctoral awards, the short cycle descriptor is a general statement of the expected attributes of a student following completion of a short cycle (within the first cycle) award that is independent of the precise nature of the educational process. The descriptor draws upon other sources some of which are associated with national frameworks of qualifications including: ii Quality Assurance Agency Framework for higher education qualifications iii Irish National Framework of Qualifications iv Danish Qualifications Framework The note also considers the sequence of three Dublin Descriptors that relate to completion of the first, second and third Bologna cycles and indicates the progression steps between the cycles.
2 BACKGROUND 2.1 The Berlin Communiqué In September 2003 the Berlin Communiqué 2003, Ministers refer to an overarching framework of qualifications for the European Higher Education Area: Ministers encourage the member States to elaborate a framework of comparable and compatible qualifications for their higher education systems, which should seek to describe qualifications in terms of workload, level, learning outcomes, competences and profile. They also undertake to elaborate an overarching framework of qualifications for the European Higher Education Area. More specifically, in relation to qualifications frameworks and the shorter higher education qualifications the Communiqué mentions: Ministers invite the Follow-up Group to explore whether and how shorter higher education may be linked to the first cycle of a qualifications framework for the European Higher Education Area.
2.2 On formulating a higher education short cycle (within the first cycle) descriptor A range of higher education awards are available to students who have undertaken a programme of study within the Bologna first cycle, but which do not represent the full extent of this cycle. Such awards may prepare the student for employment, while also providing preparation for, and access to, studies to completion of the first cycle. These awards are referred to as higher education short cycle (within the first cycle). National systems may have various qualifications within the first cycle. This descriptor is intended for a commonly found type, which approximates to 120 ECTS credits or equivalent
57
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
3 DUBLIN DESCRIPTORS FOR SHORT CYCLE, FIRST CYCLE, SECOND CYCLE AND THIRD CYCLE AWARDS20 3.1 ‘Dublin’ Descriptors The JQI Dublin descriptors for Bachelors and Masters were first proposed in March 2002 (see: www.jointquality.org ). The JQI meeting in Dublin on 23 March 2004 proposed that for a better understanding of the ‘Dublin descriptors’ in the context of the Berlin communiqué and their possible future usage, alternative headings, as indicated below, may be more appropriate. The JQI meeting on 23 March also proposed a set of shared descriptors for third cycle qualifications. The higher education short cycle (within the first cycle) descriptor was proposed following the JQI meeting in Dublin on 18 October 2004. The complete set of ‘Dublin descriptors’ is set out below: Qualifications that signify completion of the higher education short cycle (within the first cycle) are awarded to students who: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon general secondary education and is typically at a level supported by advanced textbooks; such knowledge provides an underpinning for a field of work or vocation, personal development, and further studies to complete the first cycle; can apply their knowledge and understanding in occupational contexts; have the ability to identify and use data to formulate responses to well-defined concrete and abstract problems; can communicate about their understanding, skills and activities, with peers, supervisors and clients; have the learning skills to undertake further studies with some autonomy. 21
Qualifications that signify completion of the first cycle are awarded to students who : have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon and their general secondary education, and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study; 22 can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional 2 approach to their work or vocation, and have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study; have the ability to gather and interpret relevant data (usually within their field of study) to inform judgements that include reflection on relevant social, scientific or ethical issues; can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and nonspecialist audiences; have developed those learning skills that are necessary for them to continue to undertake further study with a high degree of autonomy. Qualifications that signify completion of the second cycle are awarded to students who: have demonstrated knowledge and understanding that is founded upon and extends and/or enhances that typically associated with Bachelor’s level, and that provides a basis 3 or opportunity for originality in developing and/or applying ideas, often within a research context;
20
Previously referred to as bachelor’s, master’s and doctoral awards. Alternative title as proposed by the Joint Quality Initiative Meeting, in Dublin, on 23 March 2004 22 Defined in Glossary 1. 21
58
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
-
-
-
can apply their knowledge and understanding, and problem solving abilities in new or unfamiliar environments within broader (or multidisciplinary) contexts related to their field of study; have the ability to integrate knowledge and handle complexity, and formulate judgements with incomplete or limited information, but that include reflecting on social and ethical responsibilities linked to the application of their knowledge and judgements; can communicate their conclusions, and the knowledge and rationale underpinning these, to specialist and non-specialist audiences clearly and unambiguously; have the learning skills to allow them to continue to study in a manner that may be largely self-directed or autonomous.
Qualifications that signify completion of the third cycle are awarded to students who: have demonstrated a systematic understanding of a field of study and mastery of the skills and methods of research associated with that field; have demonstrated the ability to conceive, design, implement and adapt a substantial process of research with scholarly integrity; have made a contribution through original research that extends the frontier of knowledge by developing a substantial body of work, some of which merits national or international refereed publication; are capable of critical analysis, evaluation and synthesis of new and complex ideas; can communicate with their peers, the larger scholarly community and with society in general about their areas of expertise; can be expected to be able to promote, within academic and professional contexts, technological, social or cultural advancement in a knowledge based society; Glossary 1. The word ‘professional’ is used in the descriptors in its broadest sense, relating to those attributes relevant to undertaking work or a vocation and that involves the application of some aspects of advanced learning. It is not used with regard to those specific requirements relating to regulated professions. The latter may be identified with the profile / specification. 2. The word ‘competence’ is used in the descriptors in its broadest sense, allowing for gradation of abilities or skills. It is not used in the narrower sense identified solely on the basis of a ‘yes/no’ assessment. 3. The word ‘research’ is used to cover a wide variety of activities, with the context often related to a field of study; the term is used here to represent a careful study or investigation based on a systematic understanding and critical awareness of knowledge. The word is used in an inclusive way to accommodate the range of activities that support original and innovative work in the whole range of academic, professional and technological fields, including the humanities, and traditional, performing, and other creative arts. It is not used in any limited or restricted sense, or relating solely to a traditional 'scientific method'.
59
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Differentiating between cycles Cycle 1 (Bachelor) 2 (Master) 3 (Doctorate)
1 (Bachelor) 2 (Master) 3 (Doctorate)
1 (Bachelor) 2 (Master) 3 (Doctorate)
1 (Bachelor) 2 (Master) 3 (Doctorate)
1 (Bachelor) 2 (Master) 3 (Doctorate)
1 (Bachelor) 2 (Master) 3 (Doctorate)
60
Knowledge and understanding [Is] supported by advanced text books [with] some aspects informed by knowledge at the forefront of their field of study.. provides a basis or opportunity for originality in developing or applying ideas often in a research* context .. [includes] a systematic understanding of their field of study and mastery of the methods of research* associated with that field.. Applying knowledge and understanding: [through] devising and sustaining arguments [through] problem solving abilities [applied] in new or unfamiliar environments within broader (or multidisciplinary) contexts .. [is demonstrated by the] ability to conceive, design, implement and adapt a substantial process of research* with scholarly integrity .. Applying knowledge and understanding: [through] devising and sustaining arguments [through] problem solving abilities [applied] in new or unfamiliar environments within broader (or multidisciplinary) contexts .. [is demonstrated by the] ability to conceive, design, implement and adapt a substantial process of research* with scholarly integrity .. [is in the context of] a contribution that extends the frontier of knowledge by developing a substantial body of work some of which merits national or international refereed publication .. Making judgements: [involves] gathering and interpreting relevant data .. [demonstrates] the ability to integrate knowledge and handle complexity, and formulate judgements with incomplete data .. [requires being] capable of critical analysis, evaluation and synthesis of new and complex ideas.. Communication [of] information, ideas, problems and solutions .. [of] their conclusions and the underpinning knowledge and rationale (restricted scope) to specialist and non-specialist audiences (monologue) .. with their peers, the larger scholarly community and with society in general (dialogue) about their areas of expertise (broad scope).. Learning skills have developed those skills needed to study further with a high level of autonomy .. study in a manner that may be largely self-directed or autonomous.. expected to be able to promote, within academic and professional contexts, technological, social or cultural advancement ..
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210
Annex 1 List of Contributors in attendance at the JQI meeting in Dublin on the Short Cycle Descriptor on 18 October 2004. Country
Name
Organisation
e-mail
Belgium Belgium Belgium
Nina Arnhold Stefan Delplace Linda De Kock
[email protected] [email protected] [email protected]
Belgium Denmark Denmark Denmark France Ireland Ireland Ireland Ireland Ireland
Klara De Wilde Mogens Berg Tina Holm Anne-Katherine Mandrup Sylvie Bonichon Jim Murray Dermot Douglas Karena Maguire Orlaith McCaul Bryan Maguire
EUA EURASHE Ministry of Education VLHORA UMV EVA Um-Denmark Blois NQAI CDIT HETAC HETAC DLIADT
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Netherlands
Bert Broerse
[email protected]
Netherlands
Marlies Leegwater
Netherlands Norway
Arian Van Staa Tone Flood Strom
Ministry of Education Ministry of Education HBO-Raad Ministry Ed & Res
Norway Spain
Astri Hildrum Juan Franco
ANECA
UK UK
David Bottomley Nick Harris
QAA QAA
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
i
http://www.jointquality.org/content/ierland/Shared%20descriptors%20Ba%20Ma.doc http://www.qaa.ac.uk/crntwork/nqf/nqf.htm iii http://www.nqai.ie iv http://www.vtu.dk/fsk/div/bologna/DanishQFReport.pdf ii
61
Onderzoeksbeleid Hogeschool Van Hall Larenstein 2013 – 2016 Vastgesteld door CvB 08-02-2013, kenmerk 2013-210