NHL Hogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein HBO-bacheloropleidingen: Biotechnologie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
© Netherlands Quality Agency (NQA) December 2010
2/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) twee bestaande hbo-bacheloropleidingen heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleidingen
Variant Croho-nummer Locatie Auditdata Auditteam
NHL Hogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein Cluster Life Sciences and Technology: Biotechnologie (BT) Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BM) Voltijd 34331 (BT); 34397(BM) Leeuwarden 29 en 30 september 2010 Dr. M.A.M. Krajnc-Franken (vakdeskundige BM, voorzitter) M.E.S. van Workum (vakdeskundige BT en BM) S. van der Vliet (studentlid) P. van Achteren BLL (NQA-auditor) A.J.C. van Noort MScMC (NQA-auditor)
Door het samenwerkingsverband NHL Hogeschool en Van Hall Larenstein is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Het auditteam heeft een kernteam, bestaande uit de voorzitter, het studentlid en de auditoren. Op de visitatiedagen (29 en 30 september) stonden twee respectievelijk drie opleidingen centraal. Het kernteam werd aangevuld met vakdeskundigen. In het bijgevoegde bezoekprogramma (bijlage 3) is zichtbaar hoe de dagen passend zijn ingericht, welke generieke elementen per visitatiedag zijn behandeld en hoe voorzien is in een moment voor overdracht door het kernteam. Doelstellingen De opleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek leiden studenten op tot bachelor of Applied Science met een probleemoplossend vermogen, die nationaal en internationaal kunnen functioneren. De opleidingscompetenties hebben een herkenbare koppeling met de competenties uit het landelijke beroepsprofiel voor de Bachelor of Applied Science. De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij eisen vanuit het
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
3/75
landelijke opleidingsoverleg en bij de eisen van de regionale beroepspraktijk. De opleidingen tonen overtuigend aan dat de competenties aansluiten bij de internationaal geaccepteerde beschrijvingen van kwalificaties van een bachelor en bij het beroepsbeeld uit het landelijke profiel. Programma De kennisontwikkeling vindt op adequate wijze plaats door vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en interactie met de beroepspraktijk. Er is verbondenheid met actuele ontwikkelingen vanuit het vakgebied en de beroepspraktijk. De programma’s bieden door beroepsopdrachten, juniorstages, projectstages en een afstudeerproject voldoende mogelijkheden voor het ontwikkelen van beroepsvaardigheden. De programma’s zijn een adequate concretisering van de competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De opleidingen hebben de programma’s ontwikkeld vanuit de eindresultaten in termen van gedrag, houding en beroepsproducten, stellen daarvoor de toetsmethode vast en bieden het daarvoor benodigde onderwijs aan. De programma’s hebben een herkenbare samenhang, die door studenten wordt gewaardeerd. De opleidingen spreiden de studielast evenwichtig over de studiejaren en nemen adequate maatregelen die bijdragen aan de studeerbaarheid van het onderwijsprogramma. Toelating tot de opleidingen gebeurt volgens de wettelijke eisen. De opleidingen nemen initiatieven voor een goede aansluiting tussen de vooropleiding en de onderwijsprogramma’s. De opleidingen voldoen aan de formele eisen van de studieduur. Het didactisch concept is competentie-, praktijk- en studentgericht, dat in lijn is met de doelstellingen. Er is sprake van een systeem waarbij de gehanteerde leerlijnen goed op elkaar ingrijpen. De werkvormen sluiten aan op het didactisch concept en de leerlijnen. De opleidingen hanteren een adequate systematiek van toetsen en beoordelen. Er is een variatie in toetsvormen, passend bij het karakter van het onderwijs en de variatie in werkvormen. De kwaliteit van toetsen kan nog verder worden verbeterd door het hanteren van beoordelingsformulieren met beoordelingscriteria. Personeel Het personeel legt een verbinding tussen het onderwijs en de praktijk door werkzaamheden in de beroepspraktijk en participatie in onderzoekstrajecten. Docenten worden in toenemende mate voor een deel van hun aanstelling worden betrokken bij de uitvoering van (externe) onderzoeksopdrachten. Deze ervaringen worden meegenomen naar de onderwijspraktijk. De opleidingen zetten voldoende personeel in voor de uitvoering van het onderwijs. De docenten zijn voldoende gekwalificeerd voor de inhoudelijke, didactische en organisatorische realisatie van het programma. Docenten houden tijd vrij voor relevante professionalisering. De studenten zijn tevreden over de inhoudelijke kwalificaties en over de bereikbaarheid van docenten. Voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. De opleidingen beschikken over specifieke voorzieningen zoals technologiehallen en laboratoria met verschillende apparatuur en zorgen ervoor dat deze up to date blijven. De opleidingen hanteren een helder systeem van studiebegeleiding, dat door studenten wordt
4/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
gewaardeerd. Studenten krijgen begeleiding van tutors, stage- en afstudeerbegeleiders, bedrijfsbegeleiders en een studieloopbaanbegeleider. De informatievoorziening is grotendeels op orde, er zijn wel enkele knelpunten waardoor studenten niet op tijd over de gewenste gegevens (zoals roosters) beschikken. Kwaliteitszorg De opleidingen hanteren instrumenten om het onderwijs systematisch te evalueren en hebben hiervoor streefnormen benoemd. De opleidingen verbeteren onderwijs op basis van resultaten van evaluaties. De terugkoppeling naar studenten kan nog worden verbeterd. Belanghebbenden worden bij de kwaliteitszorg van de opleidingen betrokken. Resultaten Afgestudeerden voldoen aan het hbo-niveau. Studenten maken tijdens het afstuderen gebruik van relevante onderzoeksmethoden en laboratoriumtechnieken. De onderzoeksvaardigheden, schriftelijke verslaglegging en taalvaardigheden kunnen nog worden versterkt. Het werkveld is tevreden over de theoretische basis en de vaardigheden van afgestudeerden. De rendementen van beide opleidingen fluctueren. Belangrijke rendementen worden wel, of bij benadering, behaald. Het opleidingsmanagement stuurt op rendementen waar nodig. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie (NHL Hogeschool en Van Hall Larenstein1) en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (NHL Hogeschool) aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
1
Overal waar VHL wordt gebruikt, betekent dat de hogeschool Van Hall Instituut van instelling Van Hall Larenstein. © NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
5/75
6/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
13
2.1
Doelstellingen van de opleiding
13
2.2
Programma
19
2.3
Inzet van personeel
30
2.4
Voorzieningen
34
2.5
Interne kwaliteitszorg
38
2.6
Resultaten
41
Bijlagen
47
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
49
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
53
Bijlage 3
Bezoekprogramma
59
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
63
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
67
Bijlage 6
Leerplanschema’s
69
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
7/75
8/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie (BT) en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BM) zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. Naam instelling 2. Status instelling 3. Naam opleiding in CROHO
4. Registratienummer in CROHO 5. Oriëntatie en niveau 6. Aantal studiepunten 7. Afstudeerrichting(en)
8. 9. 10. 11.
Locatie Code of conduct Variant Inhoudelijk profiel opleiding
NHL Hogeschool en hogeschool Van Hall Larenstein. Bekostigd Biotechnologie (NHL Hogeschool en VHL) Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (NHL Hogeschool) 34331 (BT) 34397 (BM) Hbo-bachelor Biotechnologie: 240 EC Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: 240 EC Biotechnologie (BT): • Biotechnology • Forensic Sciences • Biomedical Research • Process Engineering Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BM): a. Human Diagnostics b. Biomedical Research c. Health & Food Leeuwarden Ja, door beide hogescholen Voltijd Biotechnologie: De biotechnoloog zal als beginnend beroepsbeoefenaar een of meer van de volgende beroepstaken uitvoeren: ontwerpen en uitvoeren van (bio)chemische experimenten, het ontwerpen van moleculair biologische strategieën en het ontwerpen en beheren van kweek- en productiesystemen. In de opleiding Biotechnologie komen dan ook competenties aan bod op het gebied van optimalisatie en ontwerpen van biotechnologische productieprocessen en op het gebied van ontwerpen en uitvoeren van methoden en strategieën voor biotechnologisch en forensisch onderzoek. De volgende vakspecifieke kennisgebieden komen aan de orde bij het verwerven van de competenties: microbiologie, chemie, procestechnologie, instrumentele analyse, moleculaire biologie/genetica, medische biologie/celbiologie en plantkunde. De student kan zich specialiseren in bepaalde competenties en in deelgebieden van het werkveld, zoals medische en dierlijke biotechnologie, forensistiek, bioprocestechnologie en plantenbiotechnologie. Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: De doelstelling van de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek is de studenten op te leiden tot medisch laboratoriumingenieur. Daarom is de opleiding zo ingericht dat de afgestudeerde laboratoriumingenieur zowel goed inzetbaar is in de diagnostiek als in het onderzoek.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
9/75
Tevens heeft de afgestudeerde kennis en/of vaardigheden op de volgende terreinen: a. Klinische chemie b. Biochemie c. Moleculaire biologie d. Instrumentele analyse e. Immunologie f. Hematologie g. Medische microbiologie Daarnaast biedt de opleiding de mogelijkheid Health & Food Expert te worden, waarbij de student zich kan specialiseren tot Medisch Voedingsanalist, waarbij een deel van bovenstaande vaardigheden wordt gecombineerd met die van de voedingsmiddelenexpert 12. Beoogd werkveld alumni
BM: Onderzoeker in een researchlaboratorium van bv. een universitair medisch centrum of farmaceutische industrie. Medisch analist bij ziekenhuizen, streeklaboratoria of andere instellingen. BT: De opleiding Biotechnologie leidt op voor de volgende drie verwante beroepen: de bioprocestechnoloog, de forensisch analist en de biotechnologisch researchanalist. Hieronder staan een aantal onderwerpen genoemd waarmee biotechnologen zich binnen het beoogde werkveld bezighouden: • Het ontwerpen en beheren van installaties ten behoeve van productiesystemen bij biotechnologische productiebedrijven. • Forensisch onderzoek bij een Plaats Delict omgeving, onderzoekslaboratoria, rechercheafdelingen van zowel politionele als particuliere werkgevers. • Pathologisch, immunologisch en moleculair biologisch onderzoek bij universiteiten en farmacologische bedrijven. • Ontwikkeling van gewasresistentie en plantenveredeling bij zaadveredelingsbedrijven.
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO
De opleidingen worden verzorgd binnen de Unit Life Sciences & Technology. De Unit valt onder een bestuur dat bestaat uit de directeur van Instituut Techniek van de NHL Hogeschool en directeur van Van Hall Larenstein. Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek B34397; De visitatie vond plaats op 28 mei 2004 en 17 juni 2004 Besluit NVAO, 26 juli 2005 Biotechnologie B34331; De visitatie vond plaats op 28 mei 2004 en 18 juni 2004 Besluit NVAO, 22 augustus 2005
10/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
Biotechnologie: De opleiding is indertijd zeer positief beoordeeld met onder andere voor het onderwerp programma vijf maal het oordeel goed en één maal het oordeel excellent op het facet afstemming vormgeving en inhoud, in wezen het onderwijsconcept. Het onderwijsconcept van Biotechnologie heeft als inspiratiebron gefunctioneerd voor de onderwijsvernieuwing vanaf 2004. Kritiekpunten waren de voorzieningen en de wijze van toetsen van het zogenaamde flankerend onderwijs. Voor wat betreft de voorzieningen is de laatste tijaren enorm geïnvesteerd in ICT voorzieningen, de mediatheek is compleet verbouwd en ook in de laboratoria en technologiehalen wordt jaarlijks flink geïnvesteerd. De toetsing van het flankerend onderwijs is verstevigd door schriftelijke en mondelinge toetsvormen in te zetten en meer individueel te beoordelen. Verder wordt er meer aandacht besteed aan projectvaardigheden. Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek: De opleiding is indertijd positief beoordeeld met vijf facetten goed. Punten van kritiek waren: het enigszins gedateerde beroepsprofiel, de voorbereiding op de stage en de stagehandleidingen, het nagestreefde niveau zou ambitieuzer mogen. De niet-technische competenties en de selecterende werking van de propedeuse behoefde meer aandacht. De opleiding heeft geparticipeerd in de unit -brede onderwijsontwikkeling. De doelstellingen zijn toen geactualiseerd en het programma is aangepast. Er is meer aandacht voor niet-technische competenties. De voorbereiding op de stage is verbeterd; studenten maken vooraf een StageOrientatiePlan en de handleiding is verbeterd. Voor alle opleidingen van de unit geldt een studieadviesregeling die is uitgebreid naar het tweede jaar. Leerplanschema’s zijn als bijlage 6 bij dit rapport gevoegd.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
11/75
12/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleidingen: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving - inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel BT Voldoende Goed Goed Goed Goed
Oordeel BML Voldoende Goed Goed Goed Goed
Goed Goed Goed Voldaan Goed
Goed Goed Goed Voldaan Goed
Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie (NHL Hogeschool en VHL) en Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek (NHL Hogeschool) van de unit Life Sciences & Technology aan de vereiste basiskwaliteit voldoen en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleidingen. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
De unit Life Sciences & Technology is een samenwerkingsverband van NHL Hogeschool en hogeschool Van Hall Larenstein (VHL). De laatste is onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR). De unit formuleert eigen beleid en houdt daarbij rekening met de strategische en inhoudelijke beleidskaders van beide hogescholen. De unit sluit aan bij
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
13/75
het VHL-beleid op het gebied van voorzieningen, kwaliteitszorg, de onderwijs- en examenregeling, het studentenstatuut, de onderwijsplanning en de roostering vanwege de feitelijke situering van de unit bij VHL. Voor het onderwijskundig beleid maakt de unit gebruik van notities van de NHL Hogeschool, zoals het toetsbeleid en het onderwijsconcept.
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen • De unit Life Sciences and Technology (LS&T) heeft als doelstelling studenten op te leiden die een probleemoplossend vermogen hebben en die in een nationale en internationale context kunnen functioneren. • De opleidingen formuleren hun doelstellingen als competenties, waarbij de kennis die benodigd is voor het competent handelen expliciet is gemaakt. Voor het opstellen van de eindcompetenties van de opleidingen is het profiel van de Bachelor of Applied Science richtinggevend geweest. Dit landelijk profiel is vastgelegd in Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte profielbeschrijving (2008) door Domein Applied Science (DAS). Het landelijk profiel voor de Bachelor of Applied Science (BAS) bevat een beroepsbeeld en de competenties voor de opleidingen Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek, Chemische Technologie, Chemie, Bio-Informatica en Applied Science. Een uitwerking voor de opleiding Biotechnologie ontbreekt daarin nog. De unit kiest ervoor om de competenties van Applied Science ook voor deze opleiding als referentiepunt te nemen. De unit heeft in het landelijk overleg het ontbreken van de opleiding Biotechnologie in het landelijk profiel aangekaart en streeft ernaar eind 2010 een landelijk profiel gerealiseerd te hebben. • De opleidingen schrijven in het zelfevaluatierapport dat zij in 2004 landelijk voorop liepen met de ontwikkeling van opleidingscompetenties. Iedere opleiding van de unit heeft in dat jaar de competenties gedetailleerd uitgewerkt volgens een vast format in Competentieprofiel Biotechnologie en Competentieprofiel Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Daarin wordt een uitgebreide omschrijving gegeven van het domein, het subdomein, de rol, de context, de competentie, het resultaat, de criteria en de normen. De ervaringen die de unit had met het opstellen van deze competentieprofielen zijn ingebracht in het landelijke domeinoverleg. De in 2004 opgestelde competenties zijn geïmplementeerd in de curricula van de opleidingen. • Het BAS-profiel is in 2008 vastgesteld. De competenties zijn vrij algemeen geformuleerd, zodat alle opleidingen binnen het domein ermee kunnen werken. De unit LS&T heeft daarom besloten om naast de BAS-competenties nog steeds gebruik te maken van de eerder ontwikkelde en vastgestelde opleidingscompetenties, omdat deze opleidingsspecifieker en concreter zijn. Wel zijn alle opleidingscompetenties geijkt aan de BAS-competenties. In competentiematrices voor elke opleiding maakt de unit inzichtelijk hoe opleidingscompetenties overeenkomen met de BAS-competenties.
14/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
De eindcompetenties van de opleidingen Biotechnologie (BT) en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BM) zijn als volgt, waarbij ook de specifieke competenties zijn opgenomen voor de vierjarige specialisaties Health & Food (HF) en Forensic Sciences (FS): Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Beheren en coördineren (BM1) Laboratoriumdiagnostiek klinische chemie (BM2) Laboratoriumdiagnostiek medische microbiologie (BM3) Laboratoriumresearch (BM4)
Functioneren als beroepsbeoefenaar (BM5)
Adviseren gezondheid en voeding richting productie (HF1) Adviseren gezondheid en voeding richting consument (HF2)
•
•
•
Biotechnologie Experimenteren/onderzoeken/ optimaliseren in biotechnologische productieprocessen (BIT1) Ontwerpen van biotechnologische productieprocessen (BIT2) Bedrijven van biotechnologische productieprocessen (BIT3) Ontwerpen en uitvoeren van methoden en strategieën voor biotechnologisch onderzoek (BIT4/FS2) (Her)ontwerpen en toepassen van teeltsystemen voor genetisch gemodificeerde planten (BIT5) Functioneren als beroepsbeoefenaar (BIT6/FS1) Ontwerpen en uitvoeren van methoden voor forensisch onderzoek (biologisch en chemisch sporenonderzoek) (FS3) Ontwerpen en uitvoeren van methoden voor forensische informatica (FS4) Ontwerpen en uitvoeren van methoden voor forensisch gedragsonderzoek (FS5)
De gepresenteerde eindcompetenties maken inzichtelijk dat de opleidingen majors aanbieden. Binnen de opleiding Biotechnologie zijn de majors Biotechnology, Forensic Sciences ( vierjarige specialisatie), Biomedical Research en Process Engineering toegankelijk. De opleiding Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek biedt de majors Biomedical Research, Human Diagnostics en Health & Food (vierjarige specialisatie) aan. In de eindcompetenties van de opleiding is herkenbaar dat de vierjarige specialisaties een specifieke set eindcompetenties nastreven. Iedere opleiding van de unit heeft een document (Doelstellingen Biotechnologie en Doelstellingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek 2010) opgesteld met daarin een samenvatting van de doelstellingen van de opleiding. Het bevat de opleidingscompetenties, een verantwoording richting de BAS-competenties, de kennisbasis en de verantwoording van het eindniveau op basis van de Dublin descriptoren. De opleidingscompetenties zijn besproken in de opleidingsteams, de opleidingscommissie en de werkveldadviescommissie en daarna vastgesteld. Het auditteam constateert vanuit notulen van de werkveldadviescommissie en het gesprek met vertegenwoordigers, dat de eindkwalificaties aansluiten bij eisen die zij daaraan stellen.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
15/75
•
•
De unit vindt het borgen van kennis bij studenten belangrijk. Om zichtbaar te maken om welke kennis het gaat, heeft iedere opleiding de benodigde kennis beschreven in de vorm van een kennisbasis (Body of Knowledge, BoK). De unit hanteert daarvoor drie beheersingsniveaus: 1. Kennis en Inzicht, 2. Toepassen en Analyseren en 3. Synthese en Evaluatie. Het laatste niveau wordt beschouwd als masterniveau en wordt alleen bereikt door excellente studenten van de bachelor-opleiding. Een samenvatting van de kennisbasis is opgenomen in het doelstellingendocument per opleiding. Daarnaast heeft elke opleiding een meer gedetailleerde uitwerking van de kennisbasis vastgelegd (Kennisbasis Biotechnologie en Kennisbasis Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek 2009). Deze kennisbases worden gebruikt als input voor het landelijke domeinoverleg. Zodra de landelijke kennisbasis is vastgesteld, implementeert de unit deze. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen een beeld hebben van hun positionering binnen het (intern)nationale domeinspecifieke onderwijsveld. Van een expliciete vergelijking van eindkwalificaties is nog geen sprake. Wel maken de opleidingen op verschillende andere gronden vergelijkingen met verwante opleidingen, bijvoorbeeld in Duitsland en Ierland. De opleidingen geven aan dat momenteel binnen het landelijke opleidingsoverleg gewerkt wordt aan een brede internationale vergelijking.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij eisen die vanuit het landelijk opleidingsoverleg worden gesteld. Er is een herkenbare koppeling met de BAS-competenties. De eindkwalificaties sluiten ook aan bij de eisen die vanuit de regionale beroepspraktijk gesteld worden (zie facet 1.3). Het auditteam is voorts positief over het vastleggen van de kenniscomponent in de Body of Knowledge. Het auditteam vraagt de aandacht van de opleidingen voor het uitvoeren van een (inter)nationale vergelijking. Conclusie Op basis van bovenstaande opmerkingen over een (inter)nationale vergelijking komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen tot het oordeel voldoende.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • Binnen de landelijk geformuleerde profielen voor de opleidingen is een koppeling gemaakt met de Dublin descriptoren. De BAS-competenties omvatten een omschrijving van vier competentieniveaus. De niveaus één tot en met drie worden tijdens de opleiding getoetst, niveau vier staat voor een beroepsbeoefenaar met enkele jaren werkervaring. • Binnen de documenten Doelstellingen Biotechnologie en Doelstellingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (2010) verantwoorden de opleidingen het niveau van de eindkwalificaties met behulp van de Dublin descriptoren. De opleidingen nemen daarbij de Dublin descriptoren als uitgangspunt en onderbouwen de relatie met de 16/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
eindkwalificaties. Voor de descriptor Kennis en Inzicht wordt de relatie als volgt verantwoord: De verantwoording van de Dublin descriptor Kennis en Inzicht luidt bijvoorbeeld: “De student beschikt over de kennis en inzichten genoemd in de Body of Knowledge van een van de majors. De opleidingen hanteren drie beheersingsniveaus: 1. kennis en inzicht, 2. toepassen en analyseren en 3. synthese en evaluatie. ”Het auditteam constateert dat de Body of Knowledge eerder in het document wordt geëxpliciteerd. Voor de descriptor Oordeelsvorming geldt de volgende verantwoording (voorbeeld afkomstig uit Doelstellingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek): “ Binnen alle BM-competenties is op enigerlei wijze sprake van oordeelsvorming. De eisen die aan oordeelsvorming worden gesteld, verschillen per competentieniveau. De competentiebeschrijvingen bevatten criteria en normen die dat illustreren. Op het hoogste niveau wordt van een student verwacht dat hij een, binnen zijn major passend, onderzoek uitvoert van voldoende niveau, waarbij sprake is van afwegen van wetenschappelijk, ethische en maatschappelijke aspecten”. Voor de descriptor Communicatie geldt de volgende verantwoording (voorbeeld afkomstig uit Doelstellingen Biotechnologie): “Communicatie is binnen de BIT-competenties geïntegreerd in de beroepsmatige competenties. De inkleuring van communicatie ligt daarmee heel dicht aan tegen de beroepsuitoefening. In de competenties zijn criteria en normen opgenomen voor wat betreft communicatieaspecten. Enkele voorbeelden van criteria zijn: - De opdrachtgever wordt tijdens de voortgang van het onderzoek voldoende geïnformeerd. - Er vindt een mondelinge eindpresentatie aan de opdrachtgever plaats. - Er ligt een schriftelijke eindrapportage die voldoet aan de geldende eisen.” Het auditteam herkent deze criteria in de Competentiebeschrijvingen die per opleiding zijn opgesteld. Overwegingen De opleiding toont overtuigend aan dat de competenties aansluiten bij de Dublin descriptoren, als zijnde internationaal geaccepteerde beschrijvingen van kwalificaties van een bachelor. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
17/75
Bevindingen • Zoals beschreven bij facet 1.1 hebben de opleidingen de eindcompetenties gebaseerd op het landelijk profiel van de Bachelor of Applied Science. • Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden en het zwaartepunt in de functie die de Bachelor of Applied Science uitoefent, kunnen in het werkveld voor de Bachelor of Applied Science de volgende beroepsdomeinen worden onderscheiden: Research en development (1), Commercie, service en dienstverlening (2), Toepassing en productie (3), Medische Laboratoriumdiagnostiek (4) en Engineering en fabricage (5). • De opleiding bevatten meerdere majors (uitstroomprofielen). Die majors bieden studenten de mogelijkheid om zich te specialiseren. De ontwikkeling van nieuwe majors wordt voornamelijk gestuurd vanuit actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. Zo is de major Health & Food ontwikkeld in verband met de toenemende aandacht voor voeding en gezondheid. De major Forensic Sciences is ontwikkeld vanwege de sterk toegenomen vraag naar forensisch onderzoek. De majors worden in samenwerking met het beroepenveld gedefinieerd en ontwikkeld. De beroepsprofielen zijn besproken met de werkveldadviescommissie alvorens deze zijn vastgesteld. • De opleiding Biotechnologie heeft vier majors (uitstroomprofielen). Studenten met de major Biomedical Research worden opgeleid tot researchanalist, de major Human Diagnostics leidt op tot medisch analist, de major Biotechnology tot biotechnologisch analist, de major Forensic Science tot forensisch onderzoeker en de major Process Engineering ten slotte leidt op tot procestechnoloog. • De opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek heeft drie majors. Met de major Biomedical Research kunnen afgestudeerden aan de slag als researchanalist, de major Human Diagnostics leidt op tot medisch analist en de major Health & Food leidt op tot Health & Food expert. Het beroepsbeeld dat binnen de documentatie wordt geschetst is naar oordeel van het auditteam passend bij het beroepsbeeld dat vanuit het landelijke profiel wordt geschetst. • Het auditteam heeft de verschillende majors bestudeerd en stelt vast dat de opleiding adequaat differentiaties aanbrengt in haar opleidingsaanbod om tegemoet te komen aan actuele ontwikkelingen die in en vanuit het beroepenveld worden gesignaleerd. In de documenten Doelstellingen Biotechnologie en Doelstellingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (2010) heeft de opleiding per uitstroomrichting een beroepsprofiel geformuleerd. Ook in de Studiegids Life Sciences & Technology 20102011 wordt dit onderscheid duidelijk gemaakt. Overwegingen Het auditteam is positief over de aansluiting van de opleiding bij het beroepsbeeld dat gepresenteerd wordt in het landelijke profiel (BAS). De oriëntatie op het beroepenveld is naar oordeel van het auditteam adequaat vormgegeven. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
18/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstellingen van de opleiding’ positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • Kennisontwikkeling wordt binnen de opleidingen gestuurd vanuit de Body of Knowledge (BoK), die onderdeel uitmaakt van de doelstellingen. In de documenten Doelstellingen Biotechnologie en Doelstellingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (2010) is voor het auditteam zichtbaar op welke vakterreinen de studenten kennis en inzichten aangereikt krijgen. Daarin komt tot uiting dat er verschillen zijn in aan te reiken kennis en inzichten per major en dat er accenten aangebracht zijn in het niveau waarop elementen door studenten beheerst dienen te worden (Kennis en Inzicht, Toepassen en Analyseren, en Synthese en Evaluatie). De conceptuele bagage van studenten Biotechnologie richt zich op de terreinen: microbiologie, chemie, procestechnologie, instrumentele analyse, wiskunde en statistiek, ICT, moleculaire biologie en genetica, economie, medische biologie, plantkunde, en communicatie. Voor Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek gelden de volgende terreinen: microbiologie, medische chemie, chemie, instrumentele analyse, moleculaire biologie en genetica, celbiologie, medische biologie, plantkunde, economie, wiskunde en statistiek, ICT, en communiceren. Voor de majors die vanaf het derde jaar starten herkent het auditteam passende nuanceverschillen in de beheersingsniveaus van de kenniscomponent. Voor de vierjarige specialisaties zijn die nuances ook zichtbaar maar herkent het auditteam ook aanvullingen van de kennisbasis. Forensic Science (BT) kent toevoeging van de onderdelen: criminaliteit en opsporing, digitaal rechercheren, patroonherkenning en forensische ballistiek, terwijl plantkunde geen onderdeel is. Voor Health & Food (BM) zijn de terreinen: voeding, producttechnologie, proceskunde/natuurkunde/unit operations, en kwaliteitskunde toegevoegd. Het auditteam constateert, vanuit bestudering van de (verplichte) literatuur dat de opleidingen relevante en actuele literatuur aanreiken. Passend bij het werkgebied wordt binnen de opleidingen veel gebruik gemaakt van internationale (Engelstalige) literatuur. • Studiemateriaal wordt zoveel mogelijk ontleend aan de relevante beroepspraktijk. In hun zelfevaluatierapport geven de opleidingen aan het onderwijs te kenmerken als opdrachtgestuurd. Vanaf het eerste studiejaar werken studenten aan
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
19/75
•
•
•
•
beroepsgerelateerde opdrachten. Indien mogelijk wordt gewerkt met actuele opdrachten vanuit het werkveld en met een opdrachtgever die ook een rol speelt in de (formatieve) toetsing. Eerder uitgevoerde opdrachten vormen ook een belangrijke bron van input voor het opstellen van realistische praktijkopdrachten. Vanuit bovengenoemde opdrachten is interactie met de beroepspraktijk al nadrukkelijk aanwezig binnen beide opleidingen. Daarnaast hebben de opleidingen interactie met de beroepspraktijk vormgegeven in een aantal stages die toenemen in complexiteit. Een juniorstage maakt deel uit van het tweede studiejaar. De juniorstage staat voornamelijk in het teken van het functioneren in een beroepsomgeving en het daarbij ontwikkelen van beroepsvaardigheden. Daarnaast maken in het vierde studiejaar een projectstage en een afstudeerstage onderdeel uit van beide onderwijsprogramma’s. In deze praktijkperioden gaat het om het uitvoeren van beroepstaken en het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied, afhankelijk van de gekozen major. De verwevenheid van de onderwijsprogramma’s met de beroepspraktijk, zowel door input voor opdrachten als door de stages, draagt bij aan het verband van de onderwijsprogramma met actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de beroepspraktijk. Ook vanuit overleg met de werkveldadviescommissie en de praktijkervaring van het docententeam is dit verband aanwezig. In de Studiegids Life Sciences & Technology 2010 - 2011 worden trends besproken die van belang kunnen zijn voor (toekomstige) beroepsbeoefenaars. In het onderdeel Biotechnologie van de studiegids wordt bijvoorbeeld gesignaleerd dat biotechnologen in toenemende mate op projectbasis in dienst worden genomen. De opleiding signaleert dat afgestudeerden daardoor geregeld van organisatie kunnen wisselen; elke organisatie heeft zijn eigen cultuur. De student moet daarop voorbereid worden door het bijbrengen van een inspelende, flexibele gedragshouding. Een ander voorbeeld van aansluiting bij actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de beroepspraktijk zijn de verschuivingen in de aandachtsgebieden van onderzoek: bijvoorbeeld van kloneren naar genomics, proteomics en metabolomics. Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat genetisch gemodificeerd voedsel maatschappelijk minder geaccepteerd is, anderzijds doordat productie van gezonde voeding op maat mogelijk ziekten kan voorkomen. De farmaceutische industrie wil in de toekomst graag geneesmiddelen op maat (designer drugs) aanbieden. Het auditteam constateert dat voor dergelijke actuele thema’s en ontwikkelingen aandacht is in de onderwijsprogramma’s. De verwevenheid tussen het onderwijs en de praktijk komt tot uiting in de activiteiten van de R&D-Unit en van de lectoraten. R&D-opdrachten worden, eventueel in aangepaste vorm, gebruikt in het onderwijs. De opdrachten hebben daarmee een hoog actualiteitsgehalte. Bij de uitvoering van onderzoeksopdrachten die bij de R&D-unit binnenkomen worden ook docenten en studenten betrokken. Docenten en studenten zijn eveneens betrokken bij de lectoraten Voeding en Gezondheid, Rapid Detection en Marien, Milieu en Veiligheidsmanagement. Studenten leren zich onder andere via deze samenwerkingen onderzoeksvaardigheden eigen te maken. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden maakt een significant deel uit van de programma’s. De opdrachten vanuit de modulen zijn zo opgesteld dat een kernprobleem van het beroep aan bod komt, waardoor verschillende leeraspecten tegelijkertijd aan bod komen. Het gaat daarbij om toepassing van (aangeleerde) vaardigheden, kennis en
20/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
inzichten. Parallel aan de opdracht wordt vanuit de modulen ondersteunend de benodigde kennis en vaardigheden toegevoegd. Kennis en vaardigheden worden zo direct geplaatst in de context van de beroepsuitoefening. Naast de benodigde laboratoriumvaardigheden reikt de opleiding ook vaardigheden aan op het gebied van samenwerken, communiceren en presteren. Bij de start van de opleiding volgen alle studenten de module ‘Werken in het lab’. De kern van de module is praktische laboratoriumvaardigheid. Studenten dienen zich een aantal vaardigheden eigen te maken, zoals: - het veilig, reproduceerbaar en met gebruik van de juiste technieken kunnen uitvoeren van zowel chemische als (micro)bio(techno)logische laboratoriumvaardigheden; - het op correcte wijze kunnen weergeven van resultaten van experimenten in een verslag of meetrapport; - het op een gestandaardiseerde wijze kunnen bijhouden van een labjournaal, dat ook voor anderen begrijpelijk is. Het auditteam is positief over de beroepsvaardigheden die studenten binnen de opleidingen krijgen aangereikt. Wel heeft het auditteam een kleine opmerking over de wijze waarop de labjournaals bijgehouden worden. In de bestudering ervan worden relevante elementen herkend. De opmerking richt zich op de manier waarop studenten de werkwijze beschrijven. Studenten beschrijven niet altijd expliciet de uitgevoerde handelingen, in plaats daarvan heeft het auditteam voorbeelden gezien waarbij studenten een verwijzing gaven naar een handleiding/voorschrift. Studenten zijn in het gesprek met het auditteam positief over de praktijkgerichtheid van de onderwijsprogramma’s. Die tevredenheid over de programma’s herkent het auditteam ook in resultaten van evaluaties. Studenten zijn daarin onder meer positief over ‘de inhoud van de opleiding’ en ‘de ruimte om praktijkervaring op te doen’.
Overwegingen Het auditteam is positief over de verschillende elementen behorend bij dit facet. De kennisontwikkeling van de studenten vindt op adequate wijze plaats, waarbij gebruik gemaakt wordt van zowel vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal als interactie met de beroepspraktijk. De onderwijsprogramma’s vertonen verbondenheid met actuele ontwikkelingen vanuit het vakgebied en de beroepspraktijk. Ook is het auditteam positief over de aandacht in de opleidingen voor het aanleren van beroepsvaardigheden. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
21/75
De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • De competenties van de opleidingen vormen, samen met de geformuleerde kennisbasis, het uitgangspunt voor de inrichting van het onderwijsprogramma. Bij de inrichting van het onderwijs hebben de opleidingen ervoor gekozen de modulen vanuit de toetsing te ontwikkelen. Eerst wordt vastgesteld wat het eindresultaat van de opleiding is in termen van gedrag, houding en beroepsproducten, om daarna de meest effectieve toetsmethode vast te stellen en vervolgens het hiervoor benodigde onderwijs aan te bieden. Deze uitgangspunten op het gebied van onderwijs en toetsing vormen nog steeds de basis van de opleidingen. • Vanuit de landelijke geformuleerde BAS-competenties hanteren de opleidingen een niveau-indeling bij de inrichting van de onderwijsprogramma’s. Er worden vier niveaus onderscheiden, waarbij het vierde niveau staat voor een beroepsbeoefenaar met enkele jaren werkervaring. In de propedeuse wordt gewerkt aan competenties op niveau I, waarbij het gaat om het vertonen van effectief gedrag als de omgeving daartoe directe aanleiding geeft (trefwoorden: uitvoeren, in opdracht van). In de postpropedeuse komen de competenties op niveau II en III aan de orde, voor zover vereist vanuit de gekozen major. Bij niveau II gaat het om effectief gedrag vertonen op basis van eigen initiatief (trefwoorden: oplossen, analyseren). Bij niveau III wordt van studenten verwacht dat zij in staat zijn effectief gedrag van anderen in de directe werkomgeving te versterken, in het bijzonder door voorbeeldgedrag (trefwoorden: integreren, ontwikkelen, transfer van kennis en vaardigheden). Binnen de modulehandleidingen is de vertaling van doelstellingen naar concrete leerdoelen zichtbaar. • Voor de opleidingen zijn gedetailleerde competentiematrices beschikbaar, waarin voor het auditteam zichtbaar is geworden waar in het curriculum een opleidingscompetentie en/of een (onder)deel van de kennisbasis wordt afgedekt. In de competentiematrix van de opleiding Biotechnologie is te zien dat studenten binnen de module Biochemistry werken op competentieniveau II voor de competenties BT4 (ontwikkelen en uitvoeren van methoden en strategieën voor biotechnologisch onderzoek) en BT6 (functioneren als beroepsbeoefenaar). Vanuit de kennisbasis worden onder meer moleculaire biologie & genetica en medische (cel)biologie aangeboden. Het auditteam herkent deze elementen bij de bestudering van de bijbehorende modulehandleiding. De competentiematrix van de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek laat zien dat studenten binnen de module Moleculaire bits & pieces op competentieniveau I werken aan de competenties BM2 (labdiagnostiek klinische chemie) en BM3 (labdiagnostiek medische microbiologie). Naar oordeel van het auditteam komt de informatie in de modulehandleidingen hiermee overeen. Overwegingen Het auditteam is positief over de relatie tussen doelstellingen van de opleidingen en de inhoud van de onderwijsprogramma’s. Het programma is naar oordeel van het auditteam een adequate concretisering van de competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Vanuit de competentiematrices is inzichtelijk hoe de verschillende (onderdelen van) 22/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
competenties in het programma zijn verwerkt. Het auditteam heeft deze relatie ook in het studiemateriaal gezien. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Om de samenhang binnen de curricula te bevorderen maken de opleidingen gebruik van het (Amsterdamse) leerlijnenmodel. Van dit model maken een integrale leerlijn, conceptuele leerlijn, vaardighedenleerlijn, ervaringsreflectielijn en een studieloopbaanlijn deel uit. Iedere module vormt een samenhangend geheel, welke bewaakt wordt door de modulecoördinator en de bij die module betrokken docenten. • Het leerlijnenmodel draagt bij een de horizontale samenhang in de opleidingsprogramma’s. Zo bevat elke module een opdracht die de kern vormt van de integrale leerlijn. Vanuit de conceptuele- en vaardighedenleerlijn worden kennis en vaardigheden aangereikt die studenten gebruiken bij het uitvoeren van de opdrachten. De ervaringsreflectie- en de studieloopbaanlijn zijn daarnaast vaste elementen die ondersteunend zijn aan het leerproces en studenten helpen om hun leren effectief en efficiënt te laten verlopen. • De verticale samenhang in de onderwijsprogramma’s is onder meer aangebracht door de niveauopbouw (zie facet 2.2), waarbij sprake is van toenemende complexiteit. Die toename in complexiteit uit zich onder meer in de opdrachten, de context en de mate van verantwoordelijkheid van de student. Op deze wijze laten de opleidingen de competenties meerdere malen aan bod komen en is er sprake van een cyclisch proces van competentieverwerving. Voor de kennisbasis geldt eveneens dat deze meerdere malen aan bod kan komen, waarbij beheersing op steeds hoger niveau wordt beoogd (zie facet 1.1). • De competenties worden zowel binnen- als buitenschools verworven. Studenten die de vierjarige onderwijsprogramma’s doorlopen, hebben in ieder geval twee stage-ervaringen voor de afstudeerfase. Deze buitenschoolse perioden zijn opdrachtgestuurd en studenten worden zowel in de voorbereidende als in de uitvoerende fase begeleid vanuit de opleiding. Vanuit zowel de Handleiding projectstage en afstuderen voor de opleiding Biotechnologie als de Handleiding projectstage BM is zichtbaar hoe wordt voorzien in begeleiding vanuit de opleiding. De (zogenoemde) docentbegeleiders bieden bijvoorbeeld vaktechnische ondersteuning en hebben aandacht voor de realisatie van de doelstellingen van de stage, zo blijkt uit bestudering van de handleidingen. • Studenten zijn in de Nationale Studenten Enquête 2009 (verder NSE) positief over de samenhang in het onderwijsprogramma. In de enquête zijn studenten apart bevraagd over de samenhang tussen theorie en praktijk, ook hierover zijn de studenten positief.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
23/75
Ook in het gesprek van het auditteam met de studenten zijn deze positief over de samenhang en de koppeling tussen theorie en praktijk. Overwegingen Het auditteam heeft beide onderwijsprogramma’s bestudeerd en de wijze waarop de opleidingen daarin samenhang (willen) aanbrengen. Het is hierover positief. Zowel de horizontale als de verticale samenhang is herkenbaar aanwezig. Ook de tevredenheid van studenten over de samenhang in het algemeen en tussen theorie en praktijk, weegt in het oordeel van het auditteam positief mee. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De studielast van de opleidingen is evenredig verdeeld over de vier studiejaren (60 EC/jaar) en over de vier perioden in een studiejaar (15 EC/periode). Studenten krijgen elke periode twee modulen van 7 EC aangeboden en daarnaast is er iedere periode 1 EC gereserveerd voor studieloopbaanbegeleiding. • Om de studeerbaarheid van de studieprogramma’s te bevorderen bieden de opleidingen contacturen aan. De sterke verwevenheid van de verschillende studieprogramma’s, onder meer door de verschillende majors, maakt het lastig om het aantal contacturen per opleiding te presenteren. In een tabel wordt een algemeen beeld gepresenteerd van het gemiddeld aantal contacturen/week per studiejaar (of semester), uitgesplitst in contacturen met de docent, projecturen en stage uren. In perioden waarin studenten stage lopen, zijn veertig stage uren gepland. In de overige perioden is een verdeling zichtbaar tussen contacturen en projecturen. Het aantal contacturen met de docent varieert van tien tot twaalf uren, het aantal projecturen varieert van vijftien tot twintig uren. Bij contacturen heeft de opleiding het over practica, colleges en bespreekuren. Projecturen zijn zowel geroosterde als niet-geroosterde uren, waarbij studenten aan een project werken. Daaronder vallen onder meer de uren dat studenten in de laboratoria en (technologie)hallen werken, de uren voor vergaderingen, literatuuronderzoek, onderzoek en rapportage. Studenten van beide opleidingen geven in het gesprek met het auditteam aan gemiddeld dertig tot veertig uren aan hun studie te besteden. Studenten geven aan graag veel tijd in hun studie te steken, omdat het aanbod interessant is. Vanuit het NSE 2009 blijkt dat studenten zo’n dertig uren aan hun studie besteden. • De opleidingen hebben binnen de curricula ook studiedrempels ingebouwd ter bevordering van de studeerbaarheid. Zo wordt gewerkt met ingangseisen voor modulen en is ook een bindend studieadvies van toepassing. De norm die de opleidingen
24/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
• •
•
daarvoor hanteren is 42 EC na één jaar studie en studenten dienen de propedeuse in twee jaar te hebben behaald. Voor de goede studievoortgang willen de opleidingen de studenten tijdig van de juiste informatie voorzien. Informatie over het onderwijs, de organisatie, studievoortgang en onderwijsmateriaal is toegankelijk via Eduweb en via Studentnet (zie facet 4.2). De opleiding biedt studieloopbaanbegeleiding aan om de studievoortgang te bevorderen (zie facet 4.2). De studenten met wie het auditteam sprak, ervaren afhankelijk van hun vooropleiding bepaalde vakken als lastig, maar deze vormen geen echte struikelblokken. Zo hebben de studenten met een mbo-achtergrond meer moeite met de theoretisch georiënteerde vakken en geldt dit voor studenten die van het vwo instromen bij vakken waar de praktische vaardigheden overheersen. De opleiding evalueert de studielast door onder meer gebruik te maken van studentenenquêtes. Daarin geven studenten Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek blijk van tevredenheid over de studeerbaarheid van beide onderwijsprogramma’s.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleidingen de studielast evenwichtig verspreiden over de studiejaren. Studenten geven blijk van tevredenheid over de studielast. De opleidingen nemen adequate maatregelen die bijdragen aan de studeerbaarheid van het onderwijsprogramma. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • Voor alle opleidingen binnen de unit gelden de wettelijke instroomeisen. Voor aspirantstudenten met een havo- of vwo-diploma geldt het profiel natuur & techniek of natuur & gezondheid als vereiste. Voor de mbo-instroom niveau 4 is voldoende wiskunde, natuurkunde en chemie gewenst. Ook kunnen oudere (21 jaar en ouder) studenten toegelaten worden tot het programma na het doorlopen van een intake-programma. In de studiegids is per opleiding informatie opgenomen over de instroomeisen en mogelijkheden tot het volgen van een verkort traject voor vwo- en mbo-instroom. Studenten met een buitenlands diploma zijn, na positieve waardering van het diploma, toelaatbaar.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
25/75
•
• •
•
•
•
De opleidingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek en Biotechnologie bieden verkorte trajecten voor studenten met een afgeronde mbo-opleiding die duidelijk verwant zijn aan de opleiding (bijvoorbeeld Biologie en Laboratoriumtechniek). Zij worden in staat gesteld een driejarig programma te volgen. Studenten afkomstig van het vwo hebben (afhankelijk van hun gevolgde vakkenpakket) de mogelijkheid een 3 of 3,5 jarig traject volgen. In voorkomende gevallen wordt de geaccrediteerde EVC-procedure van NHL hogeschool toegepast. De opleidingen ondernemen diverse acties die bijdragen aan een goede aansluiting qua (onderwijs)vorm en inhoud. Er wordt een lessenserie aangeboden voor de onderbouw Biologie (Sprint-project Discover Food), er is een wegwijsdag voor derde klassen havo en vwo, voor havo 4 en vwo 5 is er een oriëntatieprogramma en er bestaat proefstuderen voor havo 5, vwo 6 en mbo 4. Vanuit de unit wordt ook ondersteuning geboden bij profielwerkstukken die leerlingen binnen het voortgezet onderwijs maken. De activiteiten van de Unit Life Sciences en Technologie dragen bij aan de aansluiting en aan de mogelijkheden om aansluiting verder te bevorderen. De unit participeert onder meer in een permanent samenwerkingsverband met alle Friese vo-scholen, het aansluitingsnetwerk VO-HO Fryslân. Ook heeft de unit actief meegewerkt aan de ontwikkeling van het life sciences programma van Friesland College en AOC Friesland. Deze mbo-opleidingen zijn gehuisvest in hetzelfde gebouw en maken gebruik van dezelfde laboratoria (zie facet 4.1). Ook in het traject direct voor de start van de opleiding organiseren de opleidingen activiteiten om de aansluiting te bevorderen. Zo worden intakegesprekken gevoerd met mbo-instromers, werkende studenten en studenten met een bijzondere achtergrond. De opleidingen maken daarnaast gebruik van het deficiëntieprogramma dat wordt aangeboden vanuit het instituut Techniek. Aspirant-studenten kunnen zo deficiënties wegwerken tijdens een zomerprogramma. Studenten geven in gesprekken met het auditteam aan vooraf goed geïnformeerd te zijn over de opleidingen. Er werden ook diverse mogelijkheden geboden om die voorlichting over de opleidingen te ontvangen. In de aansluitingsmonitor 2008-2009 geven studenten blijk van tevredenheid over de aansluiting, zowel inhoudelijk als qua vorm.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat toelating tot de opleidingen volgens de wettelijke eisen is. Aan een breed publiek wordt toegang tot de opleiding geboden, onder meer via de EVCprocedure en via de intakeprocedure voor 21-plussers. De opleidingen nemen (ook in unitverband) initiatieven voor diverse voorlichtingsactiviteiten, die ook een rol hebben in de aansluiting tussen de vooropleiding en de onderwijsprogramma’s. Studenten zijn positief over de aansluiting. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
26/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen • De opleidingen beschrijven de duur, omvang en samenstelling en verdeling van de EC in de Studiegids Life Sciences & Technologie 2010-2011, waarin het opleidingsspecifieke deel van het OER is opgenomen. • De studieduur van de opleidingen is vier jaar en bedraagt 240 EC. De zestig EC die studenten per studiejaar kunnen behalen zijn verdeeld over vier perioden, vijftien EC per periode. Overwegingen Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen de omvang van de onderwijsprogramma’s adequaat inzichtelijk maakt. Er wordt voldaan aan de eisen die hieromtrent gelden. Conclusie De opleiding heeft aan de eisen van dit facet voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • De opleidingen willen aan de studenten een authentieke leeromgeving bieden, waarbinnen de studenten verantwoordelijk zijn voor het leerproces en de opleidingen de condities scheppen om effectief en efficiënt leren mogelijk te maken. De opleidingen hanteren daarvoor ‘instrumenten’ die als volgt in kernbegrippen zijn te vatten: competentie-, praktijk- en studentgericht, gevarieerd, samenhangend en studeerbaar. • De opleidingen kennen een modulaire opbouw, waarbij modulen een omvang hebben van zeven EC. Er zijn opleidingsspecifieke modulen, majorspecifieke modulen, en opleidingsoverstijgende modulen. In 2004 zijn de opleidingen gestart met de implementatie van competentiegericht onderwijs. De opleidingen zijn destijds nauw gaan samenwerken en van daar uit is een deels gemeenschappelijk moduleaanbod ingericht. In 2010 heeft de unit het onderwijsconcept geactualiseerd en beschreven in het document Visie op onderwijs en toetsing. Daarin herkent het auditteam een opzet van de programma’s volgens de hiervoor genoemde kernbegrippen. Studenten werken op een adequate manier aan beheersing van de competenties, waarbij de praktijkgerichtheid van het curriculum duidelijk herkenbaar is. • In het zelfevaluatierapport bieden de opleidingen een overzicht van de leerlijnen, waar deze op zijn gericht, de daarbij gehanteerde werkvormen en de rol(len) van de docent. Bij de integrale leerlijn zijn projecten, opdrachten en stages de gehanteerde werkvormen, binnen de conceptuele leerlijn zijn hoor- en werkcolleges en workshops bijpassende werkvormen, de vaardighedenlijn kent trainingen en practica en de ervaringsreflectielijn © NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
27/75
kent individuele en groepsgesprekken. Deze laatste worden ook ingezet binnen de studieloopbaanlijn. Het auditteam vindt de werkvormen passend voor het onderwijs. Studenten zijn daarover ook tevreden, zo blijkt uit het NSE 2009. Overwegingen Het auditteam is positief over de uitvoering van het didactisch concept. Er is sprake van een systeem waarbij de verschillende leerlijnen goed op elkaar ingrijpen. Het didactisch concept is naar oordeel van het auditteam in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten daarbij aan. Studenten zijn daarover in de evaluaties en in het gesprek met het auditteam positief. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen voor beide opleidingen op dit facet tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • Het toetsbeleid is vastgelegd in het document Visie op onderwijs en toetsing 2010. Het betreft een geactualiseerde versie van de uitgangspunten die in 2004 leidend zijn geweest bij de inrichting van de curricula. Destijds hebben de opleidingen vanuit de toetsing de modulen ontwikkeld. De uitgangspunten die destijds werden gehanteerd op het gebied van onderwijs en toetsing vormen ook in de geactualiseerde versie de basis. • De unit gaat uit van het principe dat het programma van toetsing de doelstellingen van de opleiding (incl. de gekozen major) moet waarborgen. De opleidingen gebruiken daarvoor competentiematrices, waarin is aangegeven waar welke competenties aan de orde komen en hoe deze worden getoetst. Een student die het curriculum van een opleiding en daarbinnen een major volgt, beschikt aan het eind van zijn studie over alle competenties op het voor de major vereiste niveau. • De wijze van toetsen moet passen bij de leerdynamiek binnen een bepaalde leerlijn. Passend bij de leerlijnen en de werkvormen daarin brengen de opleidingen ook variatie aan in de toetsvormen. De opleidingen onderscheiden daarbij het toetsen van competenties (integraal) en het toetsen van kennis en vaardigheden. Competenties worden indirect getoetst via het beoordelen van de uitgevoerde beroepstaken of via beroepsproducten in een binnen- of buitenschoolse setting. Toetsvormen die hierbij ingezet worden zijn: (portfolio)assessments, (poster)presentaties, jurygesprekken, rapportages, 360 graden-feedback en een functioneringsgesprek. Kennis en vaardigheden worden binnen de opleiding ook zoveel mogelijk integraal getoetst. Als blijkt dat borging van kennis of vaardigheden niet volledig in een integrale toets is afgedekt, wordt besloten tot aparte toetsing. Ten behoeve van het toetsen van kennis wordt gebruik gemaakt van schriftelijke toetsen met open en/of gesloten vragen, presentaties, jurygesprekken, refereersessies en rapportages. Vaardigheden worden op daarvoor passende wijze getoetst. Zo worden communicatieve vaardigheden onder meer 28/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
•
getoetst in rapportages en presentaties en worden laboratoriumvaardigheden getoetst in performancetoetsen, labjournaals en practicumtoetsen. Het auditteam is positief over de variatie die de opleidingen in de toetsen hebben gebracht. Het auditteam beschouwt de vormen passend bij het aangeboden onderwijs en bij de doelstellingen. Het auditteam heeft gedurende de visitatiedag verschillende vormen van toetsen bestudeerd en daarbij behorende beoordelingen. In het algemeen is het auditteam positief over het systeem van toetsen, het niveau van de toetsen en de relevantie. Het auditteam herkent actuele onderwerpen in de (uitgevoerde) opdrachten. Toetsen sluiten aan op de inhoud van modulen en studenten worden vanuit de modulehandleidingen adequaat voorbereid op wat hen te wachten staat in de toetsing. Het auditteam herkent opbouw in het niveau gedurende de opleiding. Het auditteam herkent ook toetsing van onderdelen in het Engels; dit wordt erg positief ontvangen. In de uitvoering van de beoordeling herkent het auditteam aanknopingspunten om nog verbeteringen aan te brengen. Zo is voor het auditteam in de beoordelingen (van beide opleidingen) niet altijd duidelijk hoe tot het gegeven cijfer is gekomen en worden niet altijd beoordelingslijsten met duidelijke criteria gehanteerd. Daarbij herkent het auditteam ook aspecten waarop studenten in de toetsen niet zichtbaar worden gecorrigeerd. Zo beschrijven studenten in de lab-journaals het voorschrift in plaats van de daadwerkelijke uitvoering van het practicum. De opleiding geeft in een reactie aan dat studenten wel worden gecorrigeerd, maar dat dit soms mondeling gebeurt. Ook viel het het auditteam in de toetsen op dat studenten moeite hebben met het formuleren van een goede conclusie. Deze constateringen ziet het auditteam beperkt terug in de beoordelingen. De examencommissie houdt conform het WHW toezicht op de wijze van toetsing, kent vrijstellingen toe en bepaalt welke studenten aan de voorwaarden voor diplomering voldoen. Vanuit de gesprekken met docenten concludeert het auditteam dat er geen toetscommissie is ingericht. Om de kwaliteit van toetsen te borgen zijn formulieren ontwikkeld en worden de toetsen in teams opgesteld.
Overwegingen Het auditteam is over het algemeen positief over het systeem van toetsen en beoordelen dat de opleidingen hanteren. Ook in de praktijk is voor het auditteam voldoende gebleken dat er sprake is van adequate toetsing en beoordeling. In de uitvoering herkent het auditteam nog elementen die voor verbetering vatbaar zijn, met name in de beoordeling. Het auditteam acht het hanteren van beoordelingsformulieren met beoordelingscriteria belangrijk om de kwaliteit van de toetsing blijvend adequaat te borgen. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen en specifiek de opmerkingen over de uitvoering van beoordelingen voor beide opleidingen tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
29/75
2.3
Inzet van personeel
Medewerkers en docenten zijn in dienst van NHL Hogeschool of Hogeschool Van Hall Larenstein. Beide hogescholen hebben eigen functieprofielen met een omschrijving van het takenpakket van een medewerker. Medewerkers van de unit R&D zijn in dienst van NHL Hogeschool. Nieuwe docenten krijgen een aanstelling bij Van Hall Larenstein. De unit wordt gefinancierd door beide hogescholen. De begroting wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur.
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Het personeelsbeleid van de opleidingen is beschreven in het Strategisch Personeelsplan 2010-2012. Binnen de unit wordt, ook vanuit de opbouw van de curricula en de rol van majors daarin, gewerkt met een sterk geïntegreerd docententeam. Om die reden is het niet altijd mogelijk om inzet van docenten specifiek terug te vertalen naar de individuele opleidingen van de unit. • De opleidingen ondernemen diverse activiteiten om ervoor zorg te dragen dat het onderwijs voor een belangrijk deel wordt verzorgd door personeel dat in staat is een adequate verbinding te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Dit uit zich onder meer in de volgende uitgangspunten die de opleidingen hanteren: - de onderwijsgevenden beschikken over relevante kennis en ervaring; - onderwijsgevenden beschikken over recente praktijkervaring; - docenten worden betrokken bij begeleiding van stage- en afstudeeropdrachten om feeling te houden met de beroepspraktijk; - docenten worden, waar mogelijk, ingezet bij onderzoeksopdrachten die vanuit de unit Research & Development of vanuit de lectoraten worden aangeboden. • Vanuit bestudering van het Strategisch Personeelsplan 2010-2012, de cv’s van docenten en de gesprekken met het opleidingsmanagement, docenten en studenten destilleert het auditteam een positief beeld over het team onderwijsgevenden en specifiek daarin de praktijkcomponent. Het huidige docententeam beschikt over expertise op onder meer de volgende gebieden: biologie, moleculaire biologie, (medische) microbiologie, chemie, chemische technologie, biochemie, biotechnologie, forensische opsporingstechnieken, criminologie, toxicologie, zuiveltechnologie, levensmiddelentechnologie, voedingsleer, informatica en werktuigbouwkunde. • Een aantal docenten is naast docent nog actief of was recent werkzaam in de beroepspraktijk, bijvoorbeeld als medisch analist, research analist of wetenschappelijk onderzoeker. Om de recente ervaringen vanuit de beroepspraktijk verder te organiseren binnen het onderwijs wordt ook gebruik gemaakt van gastdocenten. Zo worden gastdocenten ingezet op de onderwerpen Wapenleer en Particuliere recherche en Metabolics/Proteomics bij BT en Hematologie en Metabolics/Proteomics bij BM.
30/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
•
De unit beschikt over een eigen Research & Developmentafdeling. Deze R&D unit is een belangrijke schakel tussen het onderwijs en de praktijk. De unit kent projectingenieurs die opdrachten uitvoeren voor externe partijen. Deze ingenieurs functioneren soms ook als opdrachtgever en/of begeleider voor studenten. Ook docenten worden betrokken bij de R&D unit. In toenemende mate worden zij voor een deel van hun aanstelling betrokken bij de uitvoering van (externe) onderzoeksopdrachten. Deze ervaringen worden meegenomen naar de onderwijspraktijk. Dergelijke ervaringen doen docenten (en studenten) ook op in de samenwerking met de lectoraten: Voeding en Gezondheid, Rapid Detection, en Marien, Milieu en Veiligheid. Studenten zijn in het gesprek met het auditteam positief over de (praktijk)ervaringen die docenten in het onderwijs inbrengen.
Overwegingen Het auditteam is positief over de wijze waarop het personeel in staat is een verbinding te leggen tussen het onderwijs en de praktijk. De diverse activiteiten die de opleiding hiervoor inzet, dragen daar naar oordeel van het auditteam substantieel aan bij. Het auditteam weegt in haar oordeel de tevredenheid van de studenten positief mee. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • Medewerkers en docenten zijn in dienst van NHL Hogeschool of Hogeschool Van Hall Larenstein. Beide hogescholen hebben eigen functieprofielen met een omschrijving van het takenpakket van een medewerker. Medewerkers van de unit R&D zijn in dienst van NHL Hogeschool. Nieuwe docenten krijgen een aanstelling bij Van Hall Larenstein. De unit wordt gefinancierd door beide hogescholen. De begroting wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van de unit. • Naast het Strategisch personeelsplan (zie 3.1) dat tweejaarlijks wordt opgesteld, wordt jaarlijks een personeelsplan gemaakt waarin de feitelijke inzet van taken per medewerker is vastgelegd. Hiervoor wordt een verdeelsleutel gehanteerd, waarbij ruimte is genormeerd voor onderwijsuitvoering, scholing en ontwikkeling. Voor docenten geldt een norm van tien procent voor scholing en beheer. Voor diverse onderwijsactiviteiten zijn standaard uren afgesproken (zoals 12 uur per student per stage of 24 uur per student per afstuderen). De inzet van medewerkers en eventuele piek- of dalbelasting wordt hierdoor inzichtelijker. • De unit LS&T is groeiend in het aantal studenten en medewerkers. De formatie is 30,6 fte voor 590 studenten, hierbij gaat het om medewerkers in dienst van LS&T (excl. formatie unit R&D). Docenten voeren onderzoeksopdrachten uit binnen hun aanstelling. Voor het © NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
31/75
•
•
•
•
onderwijs is een formatie beschikbaar van 23 fte. De docent-studentratio is zodoende 1:26, daarmee voldoet de opleiding aan haar streefratio van 1:27. In een overzichtstabel heeft de unit voor het auditteam inzichtelijk gemaakt hoe de inzet van docenten verdeeld is over de opleidingen binnen de unit, waarbij ook onderwijs aan gemengde groepen en overige onderwijsactiviteiten zijn meegenomen. Vanuit het materiaal wordt duidelijk dat de opleidingen extra capaciteit aantrekken op het moment dat bijzondere onderwijstaken, zoals de ontwikkeling van een major, zich voordoen. Zo is het onderwijsteam bij de ontwikkeling en uitvoering van de major Health & Food onder andere uitgebreid van een diëtist/gezondheidspsycholoog. Het ziekteverzuimpercentage in 2010 (eerste kwartaal) was vijftien procent bij de onderwijsgevende medewerkers van NHL, twee procent van de onderwijsgevende medewerkers van VHL en drie procent bij de R&D-medewerkers. In deze percentages is het verzuim van langer dan één jaar niet meegenomen. Voor het totaal van de medewerkers van de unit komt het ziekteverzuimpercentage op 5,65 procent (eerste kwartaal 2010). Kort ziekteverzuim binnen modulen wordt intern opgevangen door het overnemen van lessen of het omwisselen ervan. Bij langdurige uitval wordt zo mogelijk en wenselijk (nieuw) personeel aangesteld. Het auditteam is van oordeel dat het percentage ziekteverzuim in de eerste periode 2010 hoog was onder onderwijsgevende medewerkers van de NHL Hogeschool. Uit de documentatie blijkt dat in 2009 (over het hele jaar) het verzuimpercentage voor het totaal van de medewerkers van de unit veel lager was: 2,55 procent waarbij verzuim langer dan een jaar niet is meegenomen. Docenten ervaren een hoge werkdruk, zo blijkt uit het bestudeerde materiaal en uit het gesprek van het auditteam met docenten. Deze werkdruk houdt al enige tijd aan. Volgens de opleidingen werd dit mede veroorzaakt door de groei van het aantal studenten en de specifieke expertise die nodig is voor de verschillende afstudeerrichtingen (majoren en minoren). In de gesprekscyclus zijn taakverdeling, tevredenheid, werkdruk en ontwikkeling een vast punt op de agenda. Docenten hebben wel de indruk dat het opleidingsmanagement oog heeft voor de hoge werkdruk. Vanaf het studiejaar 20102011 zullen de opleidingen strakker sturen op de normen voor de onderwijsuitvoering. Het gaat daarbij om docenturen voor onderwijs en begeleiding, maar ook om een minimaal aantal deelnemers per module. Studenten geven in gesprek met het auditteam docenten als betrokken te ervaren. Ze zijn goed bereikbaar voor de studenten. Studenten geven aan dat ze docenten per e-mail vragen kunnen stellen, maar ook een individuele afspraak kunnen maken.
Overwegingen De docent-studentratio die binnen de opleidingen praktijk is, is naar oordeel van het auditteam positief. Ook de tevredenheid van studenten over de bereikbaarheid van docenten weegt het auditteam positief mee in haar oordeel. Het auditteam vraagt de aandacht van het opleidingsmanagement voor het ziekteverzuim 2010. Het auditteam gaat uit van een incidentele stijging, omdat andere resultaten (bijvoorbeeld verzuimcijfers 2009) een positief resultaat laten zien.
32/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed. Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • De opleidingen worden aangestuurd door twee teamleiders en een directeur. De docenten hebben één opleiding als thuisbasis en maken deel uit van een opleidingsteam. De opleidingen verwachten van de docenten dat zij verschillende rollen kunnen vervullen, zoals die van expert, trainer, tutor, studieloopbaanbegeleider of assessor. Daarnaast kunnen docenten zich richten op coördinerende taken of onderzoek. • Vanuit de cv’s en het Strategisch personeelsplan 2010-2012 heeft het auditteam een beeld gekregen van de kwalificaties van het docententeam. De expertise- en vakgebieden die door de docenten worden vertegenwoordigd (zie facet 3.1), zijn naar oordeel van het auditteam passend voor beide opleidingen en de specialisaties daarbinnen. Zeven docenten zijn gepromoveerd, vijfentwintig docenten hebben een opleiding op masterniveau afgerond en twintig docenten zijn in het bezit van een bachelordiploma. Momenteel voeren drie docenten een promotieonderzoek uit. • Docenten dienen voldoende didactisch bekwaam te zijn en moeten een didactische scholing hebben gevolgd om een vaste aanstelling te krijgen. In de cv’s van docenten herkent het auditteam diverse voorbeelden van didactische scholing. • De opleidingen hebben naast docenten ook onderwijsassistenten in dienst die studenten ondersteunen bij het werken in het lab of de technologiehallen en toezicht houden op het naleven van de veiligheids- en kwaliteitszorgregels. Ook voeren zij soms onderwijsgerelateerde zaken uit onder verantwoordelijkheid van een docent. De medewerkers worden geschoold in het gebruik van de specifieke apparatuur en de werkwijzen daarvan. • Naast onderwijsrollen zijn er ook organisatorische rollen zoals die van modulecoördinator of stage- en afstudeercoördinator. De modulecoördinator is verantwoordelijk voor de samenhang binnen een module, onderlinge afstemming en de organisatie van een module. De module-coördinator is contactpersoon voor studenten, management en ondersteunende diensten (zoals roostering). Verder vervullen docenten bij R&Dactiviteiten en lectoraten een rol als projectleider, expert-onderzoeker of acquisiteur. • Door scholing van docenten, bijvoorbeeld door symposia, conferenties, docentstages en intervisie, werken de opleidingen aan het versterken van de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Tijdens plangesprekken worden afspraken gemaakt over scholing en ontwikkeling. Het initiatief voor deze scholing kan uitgaan van de leidinggevende of van de medewerker zelf. Voorbeelden van scholing die docenten hebben gehad is scholing voor specifieke vakkennis, op het gebied van didactische vaardigheden, EVC en assessment en op het gebied van acquisitie en projectleiding. Uit recent medewerkertevredenheidsonderzoek blijkt dat docenten minder tevreden zijn over de aandacht voor loopbaanontwikkeling. Het auditteam heeft deze geluiden niet © NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
33/75
•
•
•
•
teruggehoord in het gesprek met de docenten. Daarin werden veel concrete voorbeelden genoemd van mogelijkheden tot ontwikkeling. In het jaarlijkse plangesprek bespreekt de leidinggevende met de medewerker de aandachtspunten voor een bepaalde periode en maakt afspraken over resultaatgebieden, activiteiten, gedrag, planning en voortgang. Vervolgens worden behaalde resultaten in een beoordelingsgesprek besproken. De plan- en beoordelingsgesprekken zijn een belangrijk instrument om de kwaliteit van de medewerkers te monitoren. Andere instrumenten die worden ingezet zijn studenttevredenheidsonderzoeken, module-evaluaties en panelgesprekken. De unit wil docenten verder professionaliseren op het gebied van onderzoek, acquisitie en projectmanagement. Om te professionaliseren op het gebied van onderzoek zijn een aantal docenten bezig met een PhD- of promotietraject. Daarnaast zijn in de businessplannen van de lectoraten doelstellingen opgenomen ten aanzien van toenemende participatie van docenten (en studenten) binnen de lectoraten. Studenten zijn tevreden over de docenten, zo blijkt uit de NSE 2009. Ook in het gesprek van het auditteam met de studenten komt deze tevredenheid tot uiting. Studenten noemen de docenten deskundig.
Overwegingen Het auditteam heeft de kwalificaties van de docenten bestudeerd in het licht van het te verzorgen onderwijsprogramma. Het auditteam is positief over de vertegenwoordiging van de diverse deskundigheden in het docententeam, zowel inhoudelijk, didactisch als organisatorisch. Vanuit de gesprekken met de docenten en het management heeft het auditteam de indruk gekregen dat er tijd wordt vrijgehouden voor professionalisering en dat de invulling van deze tijd relevant is. Ook de tevredenheid van studenten over de inhoudelijke kwalificaties van docenten heeft positief bijgedragen aan het oordeel van het auditteam. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • De studenten van de opleidingen schrijven zich in bij zowel de NHL Hogeschool als Hogeschool Van Hall Larenstein, zodat studenten gebruik kunnen maken van de 34/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
•
•
•
•
voorzieningen van beide hogescholen. Aangezien de unit Life Sciences and Technology is ondergebracht bij de VHL maken de studenten het meest gebruik van de faciliteiten van deze hogeschool. De unit LS&T is gehuisvest in Leeuwarden. Op de locatie worden naast hbo-opleidingen ook mbo-opleidingen (Life Sciences and Technology) verzorgd. De locatie VHL beschikt over een auditorium, enkele grote collegezalen met beamers voor grote groepen studenten en kleinere leslokalen voor werkcolleges en workshops. Daarnaast kunnen studenten lokalen of werkruimten reserveren voor groepswerk. Voor presentaties kunnen studenten en docenten in 21 lokalen een vaste beamer gebruiken. Daarnaast is er één mobiele beamer. Voor zelfstudie beschikken de opleidingen over studienissen, verspreid over het gebouw. Verder zijn er in de mediatheek individuele werkruimtes. Docenten maken gebruik van aparte werkruimtes, die gedeeld worden met één of meer collega’s. Op deze eigen werkplek hebben docenten de beschikking over een eigen pc en kunnen zij eventueel een laptop gebruiken. De mediatheek, die in 2009 is verbouwd, is voorzien van materialen, leermiddelen en werkruimtes. Het auditteam heeft tijdens een rondleiding kennisgenomen van de mediatheek en is hierover positief. In maart 2009 is begonnen met een digitale bibliotheek van het groene hbo, de zogenoemde Green i, een gezamenlijk product van vier hogescholen, waaronder de VHL. In deze bibliotheek kunnen studenten online databanken, tijdschriften en internetbronnen raadplegen, ingedeeld per vakgebied. Verder kunnen studenten via Green i afstudeerscripties publiceren en raadplegen op de HBO-kennisbank en kunnen docenten leermiddelen zoals dictaten publiceren. De locatie beschikt over computerlokalen met in totaal 250 computers (1:8 studenten). Elke werkplek maakt deel uit van het WURnet van de Wageningen Universiteit voor toegang tot e-mail, Eduweb, Studentennet, Intranet en Internet. Studenten kunnen vrij werken in de computerlokalen, mits er geen les wordt gegeven. De hogeschool is voorzien van een draadloos netwerk zodat studenten met een eigen laptop kunnen inloggen op internet. De unit LS&T beschikt over specifieke voorzieningen voor de opleidingen zoals technologiehallen en laboratoria met verschillende apparatuur. De opleidingen hebben een jaarlijks budget voor het up to date houden van de voorzieningen. In 2009 is er geïnvesteerd in labapparatuur en in de inrichting van de technologiehallen. In een overzicht in het zelfevaluatierapport geven de opleidingen aan welke apparatuur in de technologiehallen en de laboratoria beschikbaar zijn, zoals apparatuur voor pasteuriseren, steriliseren, stremmen en homogeniseren van melk, gisttanken, bioreactoren, thermische analyseapparatuur en infrarooddrogers. Het auditteam is positief over de technologiehallen en laboratoria, waarin zij relevante, actuele apparatuur aantreffen die in het onderwijs gebruikt wordt. Studenten kunnen voor verschillende opleidingsonderdelen in de laboratoria gebruik maken van geavanceerde apparatuur en programmatuur. Binnen de laboratoria gelden veiligheids- en kwaliteitsregels. Alle studenten worden op de hoogte gebracht van deze regels in de module Werken in het lab aan het begin van de studie. Specifieke huishoudelijke regels voor het gebruik van de laboratoria zijn opgenomen in practicumhandleidingen en/of modulehandleidingen. Hogerejaars studenten mogen binnen bepaalde grenzen zelfstandig gebruik maken van bepaalde faciliteiten. Naast de
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
35/75
•
vijf opleidingen maken ook de twee mbo-scholen en kleine bedrijven gebruik van de laboratoriumfaciliteiten. Uit de NSE 2009 blijkt dat studenten tevreden zijn met de faciliteiten en de practicum- en oefenruimtes van de opleidingen.
Overwegingen Het auditteam is ervan overtuigd dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren. Het auditteam heeft tijdens een rondleiding kennis kunnen nemen van de voorzieningen. De technologiehallen en laboratoria, de mediatheek en de lokalen wegen positief mee in het oordeel van het auditteam. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen op dit facet tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • In de Visie op Onderwijs en Toetsing Life Sciences & Technology (2010) zijn de onderwijskundige en didactische uitgangspunten en het gehanteerde leerlijnenmodel beschreven waarop de studiebegeleiding is gebaseerd (zie facet 2.3). Daarbij wordt uitgegaan van steeds meer zelfsturing door de student naarmate de studie vordert. • De opleidingen geven in een overzicht in het zelfevaluatierapport aan hoe de begeleiding per leerlijn is vormgegeven. De tutor, stagebegeleider, afstudeerbegeleider en bedrijfsbegeleider ondersteunen de student in de integrale leerlijn en ervaringsreflectielijn. De tutor begeleidt de studenten bij de uitvoering van opdrachten, hij bewaakt het proces, stimuleert studenten en geeft feedback op inhoud en proces. Voor het buitenschools curriculum vervullen de stage-, afstudeer- en bedrijfsbegeleider deze rol. In de conceptuele leerlijn ondersteunt de expert de studenten bij het zich eigen maken van kennis. De trainer begeleidt en ondersteunt studenten (individueel of groepsgewijs) bij het zich eigen maken van vaardigheden in de vaardighedenleerlijn. In de studieloopbaanlijn krijgen de studenten begeleiding van een studieloopbaanbegeleider. De begeleiding is afhankelijk van de opleidingsfase. Zo is de begeleiding bij aanvang van de studie gericht op motivatie, planning en studiehouding. Later in de studie gaat het meer om keuzebegeleiding en persoonlijke ontwikkeling van de studenten. • Voor begeleiding bij persoonlijke problemen kan de student terecht bij het decanaat van VHL. De studieloopbaanbegeleider kan een student doorverwijzen naar dit decanaat. De decaan verwijst studenten eventueel door naar professionele hulpverleners. Ook voert de decaan exitgesprekken met studenten die voortijdig de studie staken. Op Studentnet en 36/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
•
•
•
•
op het prikbord naast de decanenkamer vindt de student informatie over het decanaat. Alle eerstejaarsstudenten krijgen aan het begin van het studiejaar een folder waarin staat voor welke zaken ze bij het decanaat terecht kunnen. De unit LS&T heeft sinds het voorjaar van 2010 een talentontwikkelingsprogramma Talent in zicht om studieloopbaanbegeleiders (en op termijn studenten) te ondersteunen bij de ontwikkeling tot excellente professional. In het schooljaar 2010-2011 is een pilot gestart met enkele groepen studenten. De begeleiding wordt geëvalueerd via module-evaluaties en stage-evaluaties. In een SLB-overleg dat vier keer per jaar plaatsvindt, bespreken de studieloopbaanbegeleiders actuele zaken en worden bijeenkomsten voor docenten georganiseerd over een bepaald thema. Tijdens dit SLB-overleg wordt ook besproken hoe de begeleiding nog verbeterd kan worden. Voor de informatievoorziening maken studenten gebruik van Eduweb, waarmee zij digitaal toegang hebben tot informatie over het onderwijs. Het is een toegangspoort tot alle onderliggende systemen. Studenten kunnen bijvoorbeeld rechtstreeks vanuit Eduweb hun cijfers in Progress raadplegen of Blackboard-modulen inzien. Daarnaast is er Studentnet waarmee studenten op de hoogte blijven van niet-persoonlijke onderwijsgerelateerde informatie zoals roosterinformatie, onderwijsprogramma’s, modulebeschrijvingen, begeleiding en advies, voorzieningen, studentenstatuut en informatie over stages en afstudeeropdrachten. Het personeel ziet op Intranet de algemene informatie over WUR. In de studiegids, op papier of digitaal op Eduweb zijn de organisatie, de voorzieningen en de belangrijkste onderwijs- en examenregelingen opgenomen. Actuele roosterwijzigingen en oproepen worden gepubliceerd op monitoren in de gangen. Resource is een krant voor nieuws en actualiteiten die spelen binnen de WUR en binnen de hogeschool. In het NSE 2009 geven de studenten blijk van redelijke tevredenheid over de begeleiding die zij gedurende het studietraject krijgen aangereikt. Zij geven in het gesprek met het auditteam aan de individuele component binnen de studieloopbaanbegeleiding specifiek te waarderen. Vanuit het gesprek met studenten wordt een minder positief beeld geschetst over de informatievoorziening. Roosters worden kort voor de start van nieuwe perioden bekend gemaakt. En ook de invoering van nieuwe (digitale)systemen is in het verleden niet voor iedereen helder gecommuniceerd, zodat de studenten moeite hadden om de juiste gegevens te vinden.
Overwegingen Het auditteam is positief over het systeem van studiebegeleiding dat door de opleidingen wordt gehanteerd. In de praktijk blijkt het systeem ook gewaardeerd te worden door de studenten. Het auditteam vraagt de aandacht van de opleidingen voor de informatievoorziening. Er is een duidelijk systeem omschreven voor de informatievoorziening richting de verschillende betrokkenen. In de hantering daarvan blijken zich enkele knelpunten voor te doen, waardoor studenten niet of in ieder geval niet op tijd over de gewenste gegevens (zoals roosters) beschikken.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
37/75
Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen en specifiek de opmerkingen over informatievoorziening komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • De opleidingen hanteren het EFQM-model als basis voor het kwaliteitszorgsysteem. Uitgangspunt voor de kwaliteitszorg vormt de PDCA-cyclus. Het kwaliteitshandboek van de opleidingen, Op weg naar een kwaliteitszorgsysteem voor Van Hall Larenstein (2005), is opgebouwd volgens de negen aandachtsgebieden van het EFQM-model. Per aandachtsgebied worden onder andere instrumenten, verantwoordelijkheden, frequentie en prestatie-indicatoren vermeld. De unit wil bovengemiddeld presteren op alle negen aandachtsgebieden. In het kwaliteitshandboek heeft de unit het kwaliteitszorgsysteem uitgewerkt voor de opleidingen. • Een kwaliteitscoördinator van de opleidingen heeft periodiek overleg met de centrale afdeling kwaliteitszorg van de hogeschool. Deze kwaliteitscoördinator zorgt voor de organisatie van evaluaties, rapportages en het begeleiden van verbeteracties. De opleidingen stellen jaarlijks een jaarplan op met daarin de doelen voor een volgend kalenderjaar. Het jaarplan is eveneens opgebouwd volgens het EFQM-model. In het jaarverslag worden de doelen aangeduid volgens het stoplichtmodel rood-oranje-groen (onvoldoende - inbeperkte mate - wel gerealiseerd). Het jaarplan en jaarverslag worden besproken met het bestuur van de unit. De directeur is eindverantwoordelijk. • Alle modulen worden jaarlijks geëvalueerd waarbij gebruik gemaakt wordt van een standaard vragenlijst. De opleidingen hebben ervoor gekozen om deze enquêtes weer op papier uit te zetten in plaats van digitaal, vanwege een te lage respons op de digitale enquêtes. Het auditteam is van oordeel dat de handelswijze om de participatie te verhogen terecht is, gezien de lage respons. • Het streefdoel van de opleidingen is een gemiddelde tevredenheid van studenten van een score 7 (op een tienpuntsschaal) over diverse aspecten van de opleidingen. Daarnaast streven de opleidingen naar een voldoende of goed op alle facetten bij de interne audit en bij de externe audit naar een goed op alle facetten. • In het Jaarplan unit Life Sciences and Technology 2009 is per thema een aantal doelen beschreven. Enkele doelen uit 2009 waren: - Instroom van 190 studenten. - Verhoging van de internationale mobiliteit. - Participatie van alle studenten in een R&D-project. - Betrokkenheid van veertig procent van de docenten bij R&D- of contractactiviteiten. 38/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
In een overzicht in het zelfevaluatierapport geven de opleidingen aan welke kwaliteitsinstrumenten worden ingezet. Daarbij wordt de frequentie aangegeven, de prestatie-indicatoren van het instrument en de resultaatverantwoordelijke. Instrumenten die de opleidingen hanteren zijn: module-evaluaties, stage- en afstudeerevaluaties, medewerkertevredenheidsonderzoek, studenttevredenheidsonderzoek, alumnionderzoek en een interne audit. Daarnaast zijn er managementafspraken, diverse vormen van overleg en plan- en beoordelingsgesprekken.
Overwegingen Het auditteam heeft kennisgenomen van het systeem van kwaliteitszorg en is hierover positief. De uitwerkingen die de opleidingen in het Kwaliteitshandboek en in het Jaarplan presenteren, bieden instrumenten om het onderwijs systematisch te evalueren. Het auditteam heeft uitwerkingen gezien van het kwaliteitszorgsysteem (resultaten van diverse evaluatie-instrumenten) en herkent daarin relevante onderwerpen. De opleidingen hebben streefnormen benoemd. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen tot het oordeel goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • In het jaarplan worden de doelen voor een volgend kalenderjaar beschreven. Aan het einde van het jaar worden de resultaten van de doelen weergegeven via de stoplichtmethode. Op basis van de resultaten van een vorig kalenderjaar en nieuwe ontwikkelingen wordt een nieuw jaarplan opgesteld. Niet (of ten dele) gerealiseerde doelen worden eventueel opnieuw opgenomen in het nieuwe jaarplan. • Uit de module-evaluaties volgt de stoplichtmethode. Wanneer er ernstige problemen worden geconstateerd of het cijfer van een module onvoldoende is (code rood), bespreekt de teamleider met een studentenpanel het probleem. Daarnaast heeft de teamleider een gesprek met de modulecoördinator. Als het cijfer voor de module ernstig daalt of in de gevarenzone komt (cijfer 6) of als de problemen uit de enquête uit het jaar ervoor niet zijn verbeterd (code oranje) heeft de teamleider een gesprek met de modulecoördinator over de geconstateerde problemen, het verbeterproces van het afgelopen jaar en de verbetervoorstellen. In 2009 is dat bij enkele modulen gebeurd. Zo is de groepsopzet aangepast voor de module Chromatografie en is het aantal docenturen voor begeleiding bij een computerpracticum (Gene hunting) vergroot. Bij code groen worden er geen extra acties ondernomen, behalve de gebruikelijke verbeterplannen. • Alle overlegsituaties dragen bij aan het formuleren van ontwikkelpunten. Evaluaties worden besproken met betrokken docenten, met studenten in de vorm van panelgesprekken en in de opleidingscommissie. Daarna worden concrete © NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
39/75
•
•
•
ontwikkelpunten afgesproken in deze overleggen. De resultaten en verbetervoorstellen worden besproken in de opleidingscommissie. Via de reguliere evaluatieprocedure wordt gemeten of deze ook het gewenste resultaat hebben gehad. De modulecoördinator en stage- en afstudeercoördinator zijn verantwoordelijk voor de implementatie van de ontwikkelpunten. In de werkveldadviescommissie komen onder andere nieuwe ontwikkelingen aan de orde en er worden specifieke modulen besproken. De adviezen van deze commissie worden meegenomen in de curriculumontwikkeling. De vorige visitatie van de opleidingen vond plaats in 2004. Voor de opleiding Biotechnologie waren kritiekpunten bij de vorige visitatie de voorzieningen en de wijze van toetsen van het flankerend onderwijs. De opleiding heeft dit verbeterd door te investeren in ict-voorzieningen, de mediatheek en de laboratoria en technologiehallen. De toetsing van het flankerend onderwijs is verstevigd door schriftelijke en mondelinge toetsvormen in te zetten en meer individueel te beoordelen. Verder wordt er meer aandacht besteed aan projectvaardigheden. Voor de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek waren punten van kritiek het gedateerde beroepsprofiel, de voorbereiding op de stage en de stagehandleidingen, het nagestreefde niveau, de niet-technische competenties en de selecterende werking van de propedeuse. De opleiding heeft deelgenomen aan de unit-brede onderwijsontwikkeling. De doelstellingen zijn toen geactualiseerd, inclusief de niettechnische competenties en het eindniveau is explicieter gemaakt. De voorbereiding op de stage is verbeterd door een nieuwe handleiding en doordat studenten nu vooraf een stageoriëntatieplan maken. Studenten geven in het gesprek met het auditteam aan dat zij een heldere terugkoppeling van wat er met resultaten van evaluaties gedaan wordt, missen. In de ogen van het auditteam is dit een gemis, zeker gezien de stimulans die hier vanuit kan gaan. Naar het oordeel van het auditteam is dit extra van belang, daar de respons bij een aantal evaluatie-instrumenten laag is. Hiervoor wordt de aandacht van de opleidingen gevraagd. De opleidingen geven in een reactie aan dat te nemen maatregelen altijd worden besproken met de opleidingscommissie. De agenda’s en notulen van de opleidingscommissie zijn voor alle studenten toegankelijk.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleidingen hun onderwijs verbeteren op basis van resultaten van evaluaties. Bij het opstellen van verbetermaatregelen worden belanghebbenden betrokken. Het auditteam is positief over de verbeteractiviteiten van de opleidingen. Vanuit het gesprek met studenten blijkt dat de terugkoppeling nog niet optimaal is ingericht. Het auditteam raadt de opleidingen aan de mogelijkheid om de notulen van de opleidingscommissie in te zien bij de studenten extra onder de aandacht te brengen. Het auditteam geeft in haar beoordeling gewicht aan de constatering dat het onderwijs aantoonbaar wordt verbeterd naar aanleiding van evaluaties. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor beide opleidingen op dit facet tot het oordeel goed. 40/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Medewerkers worden bij de interne kwaliteitszorg betrokken door deelname aan verschillende overleggen zoals het voorzittersoverleg (4 keer per jaar), overleg in opleidingsteams (vier keer per jaar), overleg in moduleteams, overleg van studieloopbaanbegeleiders (vier keer per jaar), collegiaal overleg en door overleg in deelraad en MR. Daarnaast is er een medewerkertevredenheidsonderzoek (eens per twee jaar). • Door module-, stage- en afstudeerevaluaties en het studenttevredenheidsonderzoek worden studenten betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Daarnaast kunnen studenten zitting nemen in de opleidingscommissie en in studentenpanels. • Alumni worden betrokken door het alumni-onderzoek dat één keer per jaar wordt uitgevoerd (HBO-Monitor). De respons op het alumni-onderzoek is laag. De unit wil het alumnibeleid verbeteren. Daarvoor wordt aangehaakt bij de initiatieven van Van Hall Larenstein. Het ontwikkelde plan wordt vanaf studiejaar 2010-2011 ingevoerd. • Door deelname aan de werkveldadviescommissie (twee keer per jaar), overleg met de stagebegeleider en overleg bij ontwikkeling van een major is het beroepenveld betrokken bij de kwaliteitszorg. Het auditteam is positief over de betrokkenheid van het werkveld. Vanuit de verslagen van de bijeenkomsten blijkt dat er een zeer brede betrokken raad actief is, bestaande uit ruim veertig leden. Na gezamenlijke agendapunten, worden in subgroepen doorgesproken over opleidingsspecifieke onderwerpen. Overwegingen Het auditteam is positief over de betrokkenheid van de diverse betrokkenen. Zij neemt in haar oordeel mee dat de vertegenwoordigers zelf ook positief zijn over de mate waarin zij betrokken worden bij het onderwijs. Het auditteam heeft dat in de verschillende gesprekken teruggekregen. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet voor beide opleidingen tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. © NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
41/75
Bevindingen • Per opleiding zijn gedetailleerde matrices beschikbaar (zie facet 2.2) waarin is aangegeven waar in het programma een opleidingscompetentie of een onderdeel van de kennisbasis wordt afgedekt. In de handleidingen zijn de doelstellingen opgenomen en wordt verder toegelicht hoe de doelstellingen worden getoetst. Iedere opleiding kan op die wijze aantonen dat de opleidingsdoelstellingen worden afgedekt en dat wordt voldaan aan de eisen vanuit het opleidingsprofiel. • De studie wordt afgesloten met een afstudeeropdracht die over het algemeen individueel wordt uitgevoerd. De student dient aan te tonen dat hij in staat is een opdracht van een externe opdrachtgever op een degelijke en effectieve manier aan te pakken. De kwaliteit van de onderzoeksvaardigheden, de toepassing van concepten, het functioneren in de praktijk en het rapporteren en presenteren worden beoordeeld door het werkveld en twee docenten. De opleiding is verantwoordelijk voor de eindbeoordeling. • De handleidingen stage en afstuderen (per opleiding) bevatten de eisen die aan de stage en/of het afstuderen worden gesteld en een procedure voor het toetsen van het eindniveau. Bij het afstuderen zijn altijd een docentbegeleider en een bedrijfsbegeleider betrokken. De eindpresentatie wordt ook bijgewoond door (een deel van) het opleidingsteam. Het werkveld geeft een adviesbeoordeling, het opleidingsteam bepaalt de eindbeoordeling. • Het auditteam heeft de handleidingen voor stage en afstuderen voor de individuele opleidingen bestudeerd (Handleiding projectstage en afstuderen BT en Handleiding afstuderen BM) en stelt vast dat volgens bovengenoemde kaders wordt gewerkt in de laatste fase van de opleidingen. De handleidingen bieden aan studenten informatie over doelstellingen, organisatie, rapportage en de beoordeling. In de bijlagen zijn de beoordelingsformulieren opgenomen. Van studenten wordt in de afstudeerfase een hoge mate van zelfstandigheid verwacht. De coördinator vraagt een afstudeeropdracht aan bij een bedrijf of instelling; een student neemt contact op met het bedrijf of de instelling na overleg met de coördinator. Uit de lijst van afstudeerprojecten en bestudeerde werken (circa tien per opleiding, inclusief beoordelingen) blijkt voor het auditteam dat studenten BM bijvoorbeeld afstuderen bij Izore (centrum infectieziekten Friesland), UMCG Groningen (onder andere de afdelingen neurologie, medische microbiologie, pathologie en immunologie), Rijksuniversiteit Groningen en de Stichting Klinisch Chemisch Laboratorium Leeuwarden. Voorbeelden van bedrijven/instellingen waar studenten BT afstuderen zijn: Enza Zaden Enkhuizen, IQ Corporation Groningen, DSM Food Specialties Delft, UMCG Groningen (onder andere afdelingen cell biology en medische biologie), Universiteit van Edinburgh. De onderzoeken die de studenten uitvoeren of waarin zij participeren zijn naar het oordeel van het auditteam relevant, actueel en van voldoende niveau. Studenten maken tijdens het afstuderen gebruik van relevante onderzoeksmethoden en laboratoriumtechnieken, de keuzes voor de gekozen methoden en technieken worden over het algemeen verantwoord en in de stukken wordt gebruik gemaakt van relevante (literatuur)bronnen, waar Engelstalige literatuur ook een substantieel onderdeel van uitmaakt. De werken van studenten (beide opleidingen) getuigen nog niet van optimale onderzoeksvaardigheden, waarbij het auditteam ook heeft gelet op de schriftelijke verslaglegging. De vraagstellingen die studenten formuleren zijn beperkt afgebakend en studenten zijn beperkt in staat om tot goed onderbouwde 42/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
conclusies te komen. Een verband tussen deze opmerkingen is niet uit te sluiten. Ook merkt het auditteam op dat de taalvaardigheid van studenten niet duidelijk uit de afstudeerproducten blijkt. Over de beoordelingen bij de eindwerken merkt het auditteam op dat het zich daarin over het algemeen herkent. Het auditteam is het met de beoordelaars eens dat de doelstellingen worden gehaald, maar herkent ook mogelijkheden tot verbetering. Het auditteam is positief over het feit dat meerdere onderdelen apart beoordeeld worden. Wel is het auditteam van oordeel dat in de praktijk de beoordelingen hoger zijn dan het verwacht op basis van de bestudeerde producten. Daarbij merkt het auditteam dat zij ervan overtuigd is dat de ondergrens hierin wel adequaat bewaakt wordt. Het auditteam heeft in de gesprekken met alumni en werkveldvertegenwoordigers stilgestaan bij het niveau dat studenten van de opleidingen bereiken. Zij zijn daarover positief. De opleiding biedt een zeer volledige basis om in de praktijk aan de slag te gaan. Dat blijkt ook uit evaluaties die de opleidingen hierover organiseren. Zo blijkt tevredenheid over de stelling die betrekking heeft op de ‘voorbereiding op de loopbaan’. Uit het gesprek blijkt waardering voor de theoretische basis die vanuit de opleidingen wordt aangereikt en is er tevredenheid als het gaat om de vaardigheden van de studenten. De aandacht voor Engels (waaronder literatuur) blijkt in de praktijk waardevol.
Overwegingen Voor het auditteam is het niveau dat het heeft aangetroffen in de bestudeerde eindwerken (van beide opleidingen) een belangrijke indicator voor het oordeel bij dit facet. Daarover is het auditteam in de basis positief, hoewel opmerkingen gemaakt worden over de getoonde onderzoeksvaardigheden, de verslaglegging en de beoordelingen. Het auditteam weegt voorts positief mee het oordeel van de beroepspraktijk en alumni over het afstudeerniveau. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen en specifiek de opmerkingen over de onderzoeksvaardigheden en de beoordelingen voor beide opleidingen tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • In de strategische agenda ‘Het hoogste goed’ formuleerde de minister van OCW de ambitie om het studiesucces in de bachelorfase te vergroten. De unit LS&T wil in dat kader de uitval beperken en streeft naar een hoog afstudeerrendement. Voor zover de omvang van de opleiding het toelaat, kent iedere opleiding streefcijfers wat betreft het propedeuserendement en het afstudeerrendement.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
43/75
•
In een tabel in het zelfevaluatierapport presenteert de opleiding de streefrendementen in een tabel. Deze zijn als volgt: Unit Life Sciences & Technology Instroom in aantallen Uitval in % Propedeuserendement na 1 jaar Propedeuserendement na 2 jaar Afstudeerrendement na 5 jaar
• •
•
Streefcijfers 190 Max 30% 50% 70% 70%
Het auditteam is positief over de geformuleerde streefrendementen, waarin voldoende ambitie wordt herkend. Voorts presenteren de opleidingen in het zelfevaluatierapport de behaalde rendementen in de afgelopen periode. Voor de opleiding Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek worden de volgende rendementen gepresenteerd: - Uitval: 17% (2008), 44% (2007) en 29% (2006); - Propedeuserendement na 1 jaar: 17% (2008), 31% (2007), 33% (2006); - Propedeuserendement na 2 jaar: 44% (2007), 54% (2006), 77% (2005); - Afstudeerrendement na 5 jaar: 87% (2004) en 52% (2003). Het oordeel van het auditteam over de behaalde rendementen wisselt. De uitval fluctueert van laag in 2008 tot hoog in 2007. In de periode daarvoor schommelt de uitval rond het streefgetal. Het propedeuserendement na één jaar wordt structureel niet gehaald: de opleiding behaalt rendementen rond dertig procent, met een dieptepunt in 2008 (17%). Alleen voor cohort 2005 wordt het streven van vijftig procent gehaald. Voor het propedeuserendement na twee jaar geldt dat de laatste twee (meetbaar) cohorten het streven niet is gehaald. Voor de drie cohorten daarvoor (periode 2003-2005) werd wel voldaan aan het streefrendement. Het afstudeerrendement werd behaald voor cohort 2004. In 2003 zat de opleiding onder het streefrendement. De hoge uitval in dat jaar wordt als reden daarvoor aangevoerd. Voor de opleiding Biotechnologie worden de volgende behaalde rendementen gepresenteerd: - Uitval: 21% (2008), 26% (2007) en 32% (2006); - Propedeuserendement na 1 jaar: 39% (2008), 46% (2007), 41% (2006); - Propedeuserendement na 2 jaar: 62% (2007), 46% (2006), 70% (2005); - Afstudeerrendement na 5 jaar: 68% (2004) en 71% (2003). Ook hier zijn wisselende resultaten oorzaak voor een wisselende indruk van het auditteam. De uitval blijft voor de opleiding hoofdzakelijk binnen het gestelde streefrendement. Ook in de periode voor de hierboven gepresenteerde cijfers blijft de opleiding onder het maximaal gestelde uitvalpercentage. Het propedeuserendement na één jaar maakt weinig indruk op het auditteam. Voor het propedeuserendement na twee jaar geldt dat cohort 2005 aan het eigen streefrendement voldoet. In 2007 wordt het streven benaderd, maar in 2006 ligt het behaalde resultaat er substantieel onder. Het afstudeerrendement roept een positief beeld op bij het auditteam.
44/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
•
Om de rendementen te verhogen zet de unit voornamelijk in op studiebegeleiding en specifieke daarbinnen studieadvisering. De unit wil op die manier de uitval beperken binnen de opleidingen om zo betere rendementen te behalen.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de rendementen die door beide opleidingen behaald zijn, sterk fluctueren. Belangrijke rendementen worden wel, of bij benadering behaald. Voor substantiële afwijkingen ten opzichte van streefrendementen heeft de opleiding een heldere verklaring. Het auditteam constateert voorts dat het opleidingsmanagement stuurt op rendementen waar nodig. Conclusie Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen en specifiek de opmerkingen over behaalde rendementen tot het oordeel voldoende voor beide opleidingen. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
45/75
46/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
3
Bijlagen
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
47/75
48/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw A.J.C. van Noort MScMC
X
Lid auditteam NQA: De heer P. van Achteren BLL
Lid auditteam: Mevrouw M.E.S. van Workum
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: De heer S. van der Vliet Bsc.
Lid auditteam: Mevrouw M.A.M. Krajnc-Franken
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam:
Mevrouw M.A.M. Krajnc-Franken Mevrouw Krajnc-Franken is ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van biologie en medisch laboratoriumonderzoek en vanwege haar inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit gebied. Zij volgt internationale workshops en neemt deel aan internationale vergaderingen en conferenties. Zij is lid van de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie en de Nederlandse Vereniging voor Pathologie en was 5 jaar lid van de Société Française des Anatomo-Pathologistes Toxicologues. Zij heeft tientallen publicaties op haar naam staan. Voor deze visitatie heeft mevrouw Krajnc-Franken onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
49/75
Opleiding: 1963 – 1969 1969 – 1976 1973 1976 – 1980 1981 – 1991
Gymnasium-ß – St. Gertrudislyceum – Roosendaal Katholieke Universiteit Nijmegen – Biologie (B4) Cursus Deskundigheid Stralingshygiëne voor een C-laboratorium – Nijmegen Voortdurende training gedurende werkzaamheden voor Universiteit Utrecht Voortdurende training gedurende werkzaamheden voor Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) – Bilthoven 1991 – heden Voortdurende training gedurende werkzaamheden voor MSD / Schering-Plough / N.V. Organon
Werkervaring: 1976 Katholieke Universiteit Nijmegen – post-doc positie 1976 – 1980 Universiteit Utrecht – Ph.D. Thesis 1981 – 1991 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) – Bilthoven – als senior patholoog 1991 – heden MSD / Schering-Plough / N.V. Organon – Oss, Schaijk – Nederland en Riom – Frankrijk als senior patholoog
Mevrouw ing. M.E.S. van Workum Mevrouw Van Workum is ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van biotechnologie, en biologie en medisch laboratoriumonderzoek. Haar werkzaamheden op het laboratorium zijn onder te verdelen in wetenschappelijk onderzoek waarbij zij eerst als assistent van de professor, later middels een eigen onderzoeksproject bezig is geweest met het ontwikkelen van nieuwe onderzoekslijnen en literatuuronderzoek; beheer, waarbij zij de dagelijkse leiding en het beheer had over het DNA diagnostiek lab (UMC) en het VMT en CI lab voor het gehele labcentrum (NKI en UMC) en beheerder van de radioactieve stoffen alsmede verantwoordelijk was voor het RA lab (NKI, ITAL en Hubrecht lab); daarnaast heeft zij hier vele studenten en stagiaires begeleid. Bovendien heeft mevrouw Van Workum onderwijservaring als docente biologie en ANW aan het Christelijk Gymnasium te Utrecht. Voor deze visitatie heeft mevrouw Van Workum onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1973 1974 1975-1978 1980 1981 1983 1984 1988 1995 2001 2001 2001-2002 2002-2003
50/75
mavo - Nijmegen havo - Nijmegen hbo-B-Biochemie – Hogere en Middelbare Laboratoriumschool – Oss Opleiding autotechniek, monteur personenauto’s, Beroepsopleiding VAM Aantekening Microbiële Veiligheid bij recombinant DNA werkzaamheden, KUN Nijmegen Pedagogisch Didactisch Diploma, Nederlands Genootschap tot opleiding van Leraren voor het Beroepsonderwijs Diploma Stralingsdeskundigheid niveau CIII, KUN Nijmegen HPLC diploma, High Pressure Liquid Chromatography, Waters, Etten Leur Getuigschrift Immunologie, Stichting Post HLO Amsterdam Cursus Communicatie, FNV Cursus Management voor Direct Leidinggevenden bij het IBO, Zeist 2e graads Biologie, Lerarenopleiding Hogeschool Utrecht 1e graads Biologie, Lerarenopleiding Hogeschool Utrecht
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Werkervaring: 2003 - heden Docent Biologie en sinds 2009 ook docent ANW en ANW coördinator - Christelijk Gymnasium Utrecht 1999 - 2002 Medewerker op de afdeling Pathologie van het UMC, Utrecht 1989 - 1999 Promovendus en medewerker op het Nederlands Kanker Instituut / Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis te Amsterdam, in de vakgroep Moleculaire Biologie o.l.v. Prof dr. Piet Borst, Prof. dr. R. Plasterk en Prof dr. H.V. Westerhoff. 1986 - 1989 Senior analist en onderzoeksmedewerker op het Hubrecht-lab (Instituut voor Ontwikkelings Biologie) te Utrecht 1983 - 1986 Onderzoeksmedewerker vakgroep Moleculaire Biologie op het ITAL, te Wageningen 1982 - 1983 Onderzoeksmedewerker op het IOB (Instituut voor Onderzoek aan Bestrijdingsmiddelen) te Wageningen 1978 - 1982 Analist A op de afdeling Biochemie, KUN te Nijmegen bij Prof dr. Hans Bloemendal 1977 - 1978 Stage als analist op de afdeling Biochemie, KUN te Nijmegen Publicaties: o.a. [1] M. van Workum, H.V. Westerhoff et al, DNA supercoiling depends on the phosphorylation potential in Escherichia Coli, Molecular MicroBiology, 19(0), 1996 [2] J.E. Wijker, M. van Workum, H.V. Westerhoff et al, Energy, control and DNA structure in the living cell, Biophysical Chemistry, 55, 1995 [3] P.R.Jensen, M. van Workum, H.V. Westerhoff et al, Hierarchies in Control, Journal of Biological Systems, 3 (1), 1995 [4] H.V. Westerhoff and M. van Workum, Control of DNA structure and gene expression, Biomed Biochem Acta, 49, 1990 [5] H.V. Westerhoff and M. van Workum et al, Dynamical and hierarchical coupling, Biochimica and Biophysica Acta, 1018, 1990
De heer ing. S. van der Vliet De heer Van der Vliet is ingezet als studentlid. Hij volgde de opleiding Chemie / Life Sciences bij Hogeschool Zeeland waar hij voorzitter is geweest van het promotieteam van de opleiding Chemie. De heer Van der Vliet is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is de heer Van der Vliet aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2001 - 2006 2006 - 2010 mei 2009 2009 - 2010
Havo; Goese Lyceum te Goes Chemie, Life Sciences; Hogeschool Zeeland te Vlissingen Stralingshygiëne niveau 5B Afstudeerstage Erasmus MC; afdeling Virology
Werkervaring: 2003 - 2010 Fietsenmaker Fietspoint Goes te Goes 2010 - heden Research analist Erasmus MC; afdeling Virology
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
51/75
De heer P. van Achteren BLL De heer Van Achteren is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft in 2006 de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Utrecht afgerond. Daarna heeft hij onderwijskunde en politicologie gestudeerd. Sinds 2008 is de heer Van Achteren werkzaam als auditor bij NQA. Hij heeft ervaring met verschillende visitaties in uiteenlopende sectoren van het hbo. Opleiding: 1999 - 2001 2001 - 2002 2002 - 2006 2006 - 2007 2006 - 2009
Havo, profiel Economie en Maatschappij, RSG Stad en Esch, Meppel Management, Economie en Recht, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle Sociaal Juridische Dienstverlening, Hogeschool Utrecht, Utrecht Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Politicologie, Politieke structuren en Processen, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
Werkervaring: 2004 - 2005 2005 - 2007 2006 - 2007 2006 - 2007 2008 - heden 2008 - heden
Stagiair beleidsmedewerker/publieksvoorlichter Tweede Kamerfractie D66 Voorzitter opleidingscommissie SJD Studentpanellid NQA, visitaties 3 SJD-opleidingen Docentenauditor ISBW opleidingen NQA, auditor/adviseur Raeflex, secretaris
Mevrouw A.J.C. van Noort MScMC Mevrouw Van Noort is ingezet als NQA-auditor. Mevrouw Van Noort heeft als onderwijsmanager, projectleider en portefeuillehouder hoger onderwijs ruim tien jaar ervaring met visitaties van hbo bachelor- en masteropleidingen en heeft op grond van deze werkervaring auditdeskundigheid. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Opleiding: 1991 - 1995 1995 - 1997 2003 - 2005 2006 2006 2006 - 2008
HBO Personeel & Arbeid, Rijkshogeschool IJsselland, Deventer (tegenwoordig: Saxion) Propedeuse Nederlandse taal- en letterkunde, Universiteit Leiden Diverse Management Development-trainingen Training voor Investors in People – assessor Post-bachelor Personeelsmanagement en organisatieverandering, Avans+ Management Consultancy – Erasmus Universiteit
Werkervaring: 1998 1998 - 2005 2005 - 2008 2008 - 2009 2009 - heden
Projectleider bij LOI Businessunitmanager bij LOI Zelfstandig onderwijsadviseur Interim businessunitmanager bij Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Mede-oprichter en partner van Visscher & Van Noort Educational Services
52/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
53/75
54/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
55/75
56/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
57/75
58/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Programma 29 september 2010 (generiek en specifiek opleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek) Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 -11.00
Ontvangst en materiaalstudie BT/B&M en generiek
Auditteam
11.00 - 11.30 Gesprek met bestuur unit NHL/Van Hall Larenstein
Ellen Marks, algemeen directeur VHL Jan Steenmeijer directeur instituut Techniek NHL hogeschool Gerrit Jeuring directeur Life Sciences and Technology
11.30 - 12.15 Gesprek opleidingsmanagement BT/B&M en CT/C/VT
Gerrit Jeuring directeur Life Sciences and Technology Jan Heijenga Teamleider CH, CT en VT Piet Grin Teamleider BT en BM
12.15 - 13.00 Lunchpauze
Auditteam
13.00 - 13.45 Gesprek met docenten BT/BM
Feike van der Leij: docent BT BM en voorzitter opleidingscommissie. Gerrit van der Steege: docent BT BM en voorzitter en stagecoördinator BT, Ton Spekreijse: docent CT BT en stagecoördinator CT BT Marije Strikwold: docent BT en stagecoördinator BT Karin van der Borght: Docent BM BT en stagecoördinator BM Erik de Groot: docent BT Anita Wiersema: docent BT en BM Marco Bosmans: docent BT en stagecoördinator BT
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
59/75
Tijdstip Programmaonderdeel 13.45 - 14.30 Gesprek met studenten BT/BM
Deelnemers BT: Cynthia Zwart (4e jaars, havo) Beerd-Jan Eibrink e (1 jaars, vwo), Julian Halmai (3e jaars, Hochfachreife) Erwin Venema e (4 jaars, mbo) BM: Danielle Brouwer e (1 jaars, havo en drogist) Lisanne ten Have (2e jaars, vwo) Akkelyn Bouma e (2 jaars, mbo) Renee Seinstra (3e jaars, vwo)
14.30 - 15.00 Rondleiding faciliteiten BT/B&M en deel generiek
Anita Wiersema en Xavier Gallego y van Seijen
15.00 - 15.45 Gesprek met alumni en werkveld BT/B&M
BT Alumni: Goffe Elsinga (IQ Therapeutics) Evert-Jan Theunis (Kerry Ingredients Almere), BT Werkveld: Dhr. H. Groen (IQ Therapeutics), Dhr. P. Vandermeiren (directeur Investicon) Dhr. A. Veenstra (teamchef afdeling informatie politie Fryslân) BM Alumni: Ymkje Algra (Izore) Bojana Mikus (UMCG) Hylke Visserman (Izore) BM Werkveld: Mevr. H. Renting (stagecoördinator KCL) Dhr. dr. A.B. Mulder (UMCG) Mevr. dr. Westra (UMCG)
15.45 - 17.00 Overleg auditteam (voorlopige conclusies BT/B&M) 17.00 - 17.30 Tweede gesprek opleidingsmanagement BT/B&M
60/75
Gerrit Jeuring, Jan Heijenga, Piet Grin
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Programma 30 september 2010 (generiek en specifiek opleidingen Chemie, Chemische Technologie en Voedingsmiddelentechnologie) Tijdstip 08.30 - 9.30
Programmaonderdeel Deelnemers Overleg auditteam: overdracht uitkomsten generieke onderdelen voor twee nieuwe auditteamleden (ter vervanging van 1)
09.30 - 11.30 Materiaalbestudering CT/CH/VT en generiek
11.30 - 12.15 Gesprek lectoren
Dhr. W. Koops: Lector Maritiem Marien Milieu Veiligheidsmanagement Dhr.F. van der Leij: Lector Voeding en Gezondheid Dhr. G. Jansen: Lector Snelle Detectie
12.15 - 13.00 Lunch
Auditteam
13.00 - 13.45 Gesprek met docenten CT/CH/VT
Ina de Jonge: docent CH, voorzitter CH/CT en stagecoördinator CH Egbert Oosterloo: docent VT en secretaris examencommissie Ton Spekreijse: docent en stagecoördinator CT en BT Hendrik Goos: docent CT en stagecoördinator CT Linda Weitering: docent CH Jappie de Jong: docent VT en voorzitter Europel Margje van der Velde: docent VT en stagecoördinator VT Luuk Knobbe: docent VT en stagecoördinator VT
13.45 - 14.30 Gesprek met studenten CT/CH
CT: e Guido Postmus (4 jaars, havo) e Arjen bok (2 jaars, havo) Patrick Grevink (3e mbo) CH: Lisa Hoogendijk (2e jaars, havo) e Jonas Albada (3 jaars, havo) Rade Matic (2-2010 ingestroomd, mbo)
14.30 - 14.35 Korte pauze
Auditteam
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
61/75
Tijdstip Programmaonderdeel 14.35 - 15.15 Gesprek met studenten VT
Deelnemers Johannes Veenstra (4e jaars, havo) Sjoerd van der Wal e (3 jaars, havo) Eelco van der Meulen (2e jaars, mbo) Ype de Jong (2e jaars vwo stroom, havo) Peter Stoffelsma (2e jaars, havo)
15.15 - 15.45 Rondleiding 2
Linda Weitering en Jappie de Jong
15.45 - 16.15 Alumni CT/CH/VT
CT: Bauke de Vries Sieger Pruiksma CH: Theo Woudstra Sikke Koopmans VT: Jdith Voet Afke Bosma
16.15 - 16.45 Werkveld CT/CH/VT
CT: Dhr. C.Karman CH: Dhr. H. Cruijsen(Campina Friesland), Dhr. G.A.J. Besselink(Capilix), Dhr. M. van den Brink(BASF). VT: Mevr. D. Wansink(Royal Smilde) Dhr. A. Drenthen (Suikerunie)
16.45 - 18.00 Overleg auditteam (voorlopige conclusies CT/CH/VT) 18.00 - 18.30 Afsluitend gesprek opleidingsmanagement CT/CH/VT en generieke afsluiting]
62/75
Gerrit Jeuring, Jan Heijenga en Piet Grin
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
63/75
64/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
65/75
66/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl.
De opleidingscompetenties zijn opgenomen bij facet 1.1.
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
67/75
68/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Bijlage 6
Leerplanschema’s
Zie de nu volgende pagina’s voor de leerplanschema’s van de opleidingen Biotechnologie en Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
69/75
Leerplanschema’s Biotechnologie
70/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
71/75
72/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
Leerplanschema Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
73/75
74/75
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
© NQA - audit cluster bestaande hbo-bacheloropleidingen Biotechnologie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek: NHL Hogeschool / Van Hall Larenstein
75/75